De aard van de theologie | Verzameld werk deel 1

Page 1

omslag Ruler:Ruler deel I

16-08-2007

16:55

Pagina 1

Arnold Albert van Ruler (1908-1970) behoort tot de meest invloedrijke protestantse Nederlandse theologen van de vorige eeuw. Vaak wordt zijn naam in ĂŠĂŠn adem genoemd met die van K.H. Miskotte en O. Noordmans. In tegenstelling tot die van de laatste twee is de schriftelijke nalatenschap van Van Ruler echter nog niet grondig ontsloten. In het voorjaar van 2005 is de beslissing genomen dit omvangrijke project ter hand te nemen. Niet alles wat Van Ruler ooit geschreven heeft kan in deze nieuwe editie meegenomen worden, maar de bedoeling is wel dat al met al ettelijke duizenden bladzijden tekst verspreid over een aantal forse banden zullen gaan verschijnen. De teksten worden per thema chronologisch geordend, zodat duidelijk kan worden op welke manier Van Rulers denken over allerlei onderwerpen zich door de jaren heen ontwikkeld heeft. De ontsluiting van de schriftelijke nalatenschap van Van Ruler is een initiatief van de Protestantse Theologische Universiteit (PThU) en wordt verzorgd door dr. D. van Keulen, wetenschappelijk medewerker. Hij wordt begeleid door een commissie onder voorzitterschap van prof.dr. G. van den Brink.

Deel 1 ontsluit een aantal bijdragen van Van Ruler over de aard van de theologie.

NUR 700 ISBN 978 90 239 2146 2

www.uitgeverijboekencentrum.nl

9 7 8 9 0 2 3 9 21 4 6 2

dr. A.A. van Ruler

verzameld werk deel i

dr. A.A. van Ruler verzameld werk deel i

De aard van de theologie


BEGELEIDINGSCOMMISSIE Dr. W.J. van Asselt Prof. dr. G. van den Brink (voorzitter) Dr. P. van den Heuvel Drs. Ir. T. Jacobs Prof. dr. G.G. de Kruijf Dr. A.J. Plaisier Drs. J. Stelwagen


Dr. A.A. van Ruler

Verzameld Werk Deel 1 De aard van de theologie

bezorgd door Dr. D. van Keulen

Tweede druk Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer


Deze uitgave is mede tot stand gekomen dankzij bijdragen van: Maatschappij van Welstand Stichting Aanpakken Stichting Dr. Hendrik Muller’s Vaderlandsch Fonds Stichting Van Eijkfonds Studiefonds Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk in Nederland

Tweede druk 2008 www.uitgeverijboekencentrum.nl www.pthu.nl www.aavanruler.nl Vormgeving omslag: Studio Anton Sinke, Nieuwerkerk a/d IJssel Vormgeving binnenwerk: Dirk van Keulen ISBN 978 90 239 2146 2 NUR 700 © 2007 Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.


INHOUD Woord vooraf Inleiding

9 13

1. UNIVERSITEIT EN WETENSCHAP De waarheid is nog niet af

68

De ernst van het betrekkelijke

71

Kan een opvatting verouderd zijn?

73

De waardering van de rede

75

Der Wissenschaftler in dieser Zeit

99

De openbare universiteit

106

De verhouding van de mens en de wetenschap in het licht van de theologie

115

2. DE THEOLOGISCHE WETENSCHAP Geloof en wetenschap

150

Filosofie en theologie

155

Woord en werkelijkheid

180

De theologische wetenschap een functie van de kerk?

195

Methode en mogelijkheden van de dogmatiek, vergeleken met die van de exegese

199

Dogmatisch en kritisch – een tegenstelling?

253

De noodzakelijkheid van een trinitarische theologie

262

De evolutie van het dogma

281

Het geloof komt ook nĂĄ de rede

294


6 Geloofssymbolen en wetenschappelijke begrippen

297

Menselijkheid in de theologie

329

Evangelie en ideologie

341

Christocentriciteit en wetenschappelijkheid in de systematische theologie

366

3. DE STUDIE VAN DE THEOLOGIE Wat is toch theologie?

382

Achtergrond en problemen van de theologische staatsfaculteit

385

De duplex ordo

390

De gestalte van de kerk in de universiteit

398

De theologische faculteit aan de Rijksuniversiteit Utrecht

409

Wat doen we eigenlijk als theologische faculteit

412

Losse indrukken over twintig jaar

416

De kerkelijke vakken in de theologische opleiding

424

De theoloog en zijn studie (1931)

429

De theoloog en zijn studie (1939)

434

De roeping tot het ambt

443

Geloofsovertuiging en theologische studie

447

Overleggingen omtrent uw toekomst

451

De opleiding van de predikant

457

Vruchtbaar theologie studeren

459

Studenten, ga uit preken!

465


7 4. THEOLOGIE 1930-1970 De theologische wetenschap in de Nederlandse cultuur sinds 1930

472

Nieuwe vragen na vijftien jaren

486

Afkortingen

538

Register van namen

543


A.A. van Ruler (omstreeks 1942) (foto: Archief familie Van Ruler)


WOORD VOORAF Het idee om zo mogelijk te komen tot een editio maior van het theologisch werk van Arnold Albert van Ruler dateert van kort na de eeuwwisseling. Dat zal niet geheel toevallig zijn. Wie bij de overgang naar het tweede millennium nog eens terugkeek op de Nederlandse theologie van de twintigste eeuw, kon uiteraard tal van interessante observaties doen. Een daarvan was dat rond twee van de meest geniale hervormde theologen, K.H. Miskotte en O. Noordmans, gedurende het laatste kwart van de eeuw omvangrijke uitgaveprojecten waren gestart met als doel hun schriftelijke nalatenschap zo goed mogelijk te ontsluiten voor komende generaties belangstellenden. Van Ruler wordt als derde grote hervormde theoloog uit de 20e eeuw vaak in één adem genoemd met Noordmans en Miskotte – en niet ten onrechte. Qua theologische denkkracht, breedte, originaliteit, invloed en (last but not least) qua intense betrokkenheid op het leven van de kerk deed Van Ruler immers niet of nauwelijks voor hen onder. Dr. Dirk van Keulen geeft in de hierna volgende Inleiding een uitvoerig overzicht van Van Rulers leven en werk en van de brede receptie daarvan. Met de ontsluiting van Van Rulers oeuvre was het echter merkwaardig gesteld. Tussen 1969 en 1973 waren zes lichtgroene delen verschenen met daarin in totaal 72 van zijn opstellen. Die opstellen waren echter (afgezien van de eerste, door Van Ruler zelf bezorgde band) slechts beperkt thematisch geordend, bestreken niet de totale bandbreedte van zijn arbeid en waren niet geannoteerd. De criteria aan de hand waarvan de artikelen geselecteerd zijn, waren ook niet erg duidelijk. En de boeken waarmee Van Ruler naam gemaakt had – te beginnen met zijn nog altijd belangwekkende dissertatie De vervulling van de wet – waren er niet in opgenomen. Toch gingen deze artikelen lange tijd door voor hét Theologisch werk van Van Ruler. Naar de inzichten van nu vormen ze echter meer een soort homepage waarachter een wereld van allerlei ander materiaal schuilgaat. Het is de bedoeling van de met de huidige band startende nieuwe reeks om deze wereld te ontsluiten. Dat gebeurt door veel meer teksten beschikbaar te maken dan voorheen (waaronder ook vele niet eerder gepubliceerde) en door dwarsverbanden daartussen te laten zien. Het gebeurt ook door ontwikkelingen in Van Rulers denken over bepaalde thema’s inzichtelijk te maken en door de lezer te informeren over de (vaak niet of slechts fragmentarisch aangeduide) bronnen waarnaar Van Ruler verwijst, alsook over historische achtergronden die behulpzaam zijn voor een goed begrip van zijn redebeleid. De eerste aanzet tot deze theologie-historische mega-operatie werd rond de eeuwwisseling gegeven door prof. dr. A. van de Beek. Het feit dat Van de Beek zijn aanstelling aan het Hervormd Theologisch Wetenschappelijk Instituut even daarvoor verwisseld had voor een leerstoel aan de Vrije Universiteit weerhield hem er niet van zijn voormalige collegae te attenderen op wat hij zag als hun verantwoordelijkheid inzake de nadere ontsluiting van het theologische oeuvre van Van Ruler. Evenmin weerhield het die collegae ervan Van de Beeks suggestie heel serieus te onderzoeken. Was er inderdaad geen aanleiding om te komen tot een veel omvattender en wetenschappelijk verantwoorde uitgave van het Verzameld Werk van Van Ruler? En was het nu niet bij uitstek de kairos daarvoor?


10 Bij de beantwoording van deze vragen is het HTWI – na 1 mei 2004, de datum van de vereniging van drie protestantse kerken tot de Protestantse Kerk in Nederland, omgedoopt tot Theologisch Wetenschappelijk Instituut (ThWI) – niet over een nacht ijs gegaan. Allereerst werd dankzij een archiefonderzoek van drs. ir. T. Jacobs (nu predikant te Broek op Langedijk) al spoedig duidelijk dat er alle aanleiding was om de bezorging van Van Rulers intellectuele nalatenschap inderdaad veel grondiger dan tot dusver gebeurd was ter hand te nemen. Al bij de uitgave van de Inventaris van het archief in 1997 was duidelijk geworden dat het in de Universiteitsbibliotheek Utrecht bewaarde Archief Van Ruler een ware Fundgrube was van de meest uiteenlopende tekstuele artefacten: uitvoerige collegedictaten, typoscripten en manuscripten van artikelen en (soms nooit verschenen) boeken, kaartenbakken vol met aantekeningen, correspondentie, preken en zelfs een door Van Ruler en zijn vrouw nauwkeurig bijgehouden ‘journaal’ van Van Rulers werkzame leven. Toen dit alles geordend was, was ook reeds de wens uitgesproken dat het Van Ruler Archief zou gaan ‘fungeren als stimulans voor en vertrekpunt van veel toekomstig onderzoek’ (Inventaris van het archief van prof.dr. Arnold Albert van Ruler, Utrecht 1997, pag. viii). In de tweede plaats werd dus contact gezocht met de bibliothecaris van de Utrechtse bibliotheek en werden afspraken gemaakt voor een vruchtbaar gebruik van het in het Archief opgeslagen materiaal. Doorslaggevend was intussen de beslissing van het toenmalige rectorium van het ThWI om financiën vrij te maken voor het aanstellen van een onderzoeker op postdoctoraal niveau die op basis van een goedgekeurd onderzoeks- en begeleidingsplan het project zou kunnen gaan uitvoeren. Helemaal vanzelfsprekend was die beslissing niet, er waren immers kosten mee gemoeid. Zag het rectorium in april 2004 nog geen wegen om op het betreffende voorstel van de ‘Werkgroep Verzameld Werk A.A. van Ruler’ in te gaan, in maart 2005 bleken de benodigde gelden toch te kunnen worden vrijgemaakt en kwam er alsnog groen licht. Het onderzoek kon toen namelijk worden ingebed in het bestaande onderzoeksprogramma van de sectie systematische theologie, getiteld ‘Openbaring en werkelijkheid’. Toen Dirk van Keulen vervolgens bereid werd gevonden de bezorging van Van Rulers Verzameld Werk ter hand te nemen, kwamen de voorbereidingen in een stroomversnelling. De Werkgroep werd omgevormd tot een Begeleidingscommissie en daarbij met enkele personen uitgebreid: dr. W.J. van Asselt, dr. P. van den Heuvel en drs. J. Stelwagen traden toe. Daarnaast konden enkele digitaliseringsmedewerkers worden aangetrokken, en startte per 1 september 2005 Van Keulen met zijn werk. De nu verschijnende band is het eerste tastbare resultaat van het vele (monniken)werk dat hij de afgelopen twee jaar heeft verricht. De Begeleidingscommissie ervaart de verschijning van deze band als een bijzonder momentum. Aan de hand van de hiermee ingezette ontsluiting van diens oeuvre komen we de intrigerende theologische persoonlijkheid die Van Ruler was dichter op de huid dan tevoren mogelijk was. Echt in de vingers krijgen we hem natuurlijk nooit – degenen die indertijd college bij hem liepen weten dat nog het best, zij beschrijven die colleges veelal als een onnavolgbare sensatie. Maar meer inzicht in de contouren van zijn theologisch denken biedt deze nieuwe uitgave wel. Omgekeerd komt Van Ruler ons zodoende misschien ook wel dichter op de huid dan ooit. Zo vergaat het schrijver dezes in elk geval wanneer hij zich aan de hand van de onder-


11 havige uitgave opnieuw in Van Rulers werk verdiept, en daarbij verbanden en perspectieven ziet oplichten die tot dusver hooguit werden vermoed. Nog altijd is de Begeleidingscommissie dan ook dankbaar voor het in 2005 genomen besluit om dit werk ter hand te nemen. Misschien was het ook wel nu of nooit. De voortgaande secularisatie, de fusies en schaalverkleiningen in het landschap van theologische instellingen en de postmoderne desinteresse in systematische theologie maken het niet ondenkbaar dat zich voorlopig geen vergelijkbare gelegenheid meer voordoet. Juist in zo’n tijdsgewricht is het echter van groot belang voor de theologie én de hele cultuur om de toegang tot de bronnen van de eigen traditie open te houden. Onder dat positieve voorteken staat deze uitgave. Trouwens, Van Ruler is ondanks de genoemde ontwikkelingen zowel internationaal als nationaal nog altijd invloedrijk (vergelijk de passage daarover in de hierna volgende ‘Inleiding’). In zijn geval beperkt de doorwerking zich niet tot een selecte kring van toegewijde leerlingen die de meester op handen dragen. Van Ruler behoort veeleer tot het type denkers wier invloed zich wijd uitzaait in de onderling zeer diverse hoofden en harten van velen. Juist dan komt het er echter op aan, dat sommigen van die velen het initiatief nemen om het werk van zo’n fascinerend denker niet aan de vergetelheid prijs te geven maar blijvend toegankelijk te maken. Dat is wat ons met deze uitgave voor ogen staat. Natuurlijk is het daarbij niet de bedoeling slechts een eremomument voor Van Ruler op te richten of diens werk sacrosanct te verklaren. Er zal niemand gevonden worden (ook niet onder de leden van de Begeleidingscommissie) die al Van Rulers opvattingen en gedachtegangen zonder meer voor zijn rekening neemt. Voor een deel (bijv. als het gaat om de voormalige Nederlandse koloniën) zijn die opvattingen ook gedateerd. Dat neemt echter niet weg dat zeker Van Rulers meer genuïentheologische werk, geworteld als het is in de traditie van de catholica en in de gereformeerde Reformatie, bij vlagen nog niets blijkt te hebben ingeboet aan inspirerende en motiverende kracht. Van Ruler dwingt je om telkens ook zélf na te denken over de grote vragen waar de christelijke theologie de eeuwen door hartstochtelijk mee bezig is geweest: de vragen over God en mens, schepping en zonde, openbaring en existentie, het heil en het zijn, Christus en de Geest, kerk en staat, cultuur en politiek, Reformatie en oecumene, Koninkrijk en eschaton. We zijn ervan overtuigd dat Van Ruler met zijn diepborende en sprankelende bezinning op al deze thema’s ook nieuwe generaties gelovigen kan helpen zich te blijven bewegen in het spoor van de kerk der eeuwen. In die verwachting geven wij deze editio maior van zijn werk met veel genoegen aan de openbaarheid prijs. Namens de begeleidingscommissie, G. van den Brink

Leiden/Woerden, juli 2007


A.A. van Ruler (omstreeks 1965) (foto: Archief familie Van Ruler)


INLEIDING STOER ZELFSTANDIG DENKEN Aan het slot van een bespreking en een analyse (uit 1967) van een reeks publicaties van de gereformeerde theoloog H.M. Kuitert schrijft Van Ruler over het onderscheid tussen ‘het kerkelijke belijden’ en ‘het theologische denken’: ‘Het kerkelijke belijden is ook echt een theoretisch kennen, maar toch vooral in de toonaard van het verliefde spreken. Het theologische doordenken is veel gedistantieerder en abstracter. Maar dat is wezenlijk voor de aard van alle theologische arbeid, ook voor de arbeid in de systematische theologie. Men is in deze arbeid geen uitnodigend getuige, maar stoer zelfstandig denker, in de grond der zaak zonder bekommernis om de mensen, alleen met bekommernis om de waarheid’.1 Met de woorden ‘stoer zelfstandig denker’ heeft Van Ruler zelf een treffende karakterisering van zijn theologie gegeven. Deze kan worden getypeerd als: stoer zelfstandig denken. Het komt er alleen wel op aan die woorden goed te verstaan. In ons huidige Nederlandse taalgebruik staat het woord ‘stoer’ vooral voor een houding waarbij men zich flink voordoet. Niet zelden heeft het ook een ironische klank. Dat is echter niet de betekenis die Van Ruler hier voor ogen staat. Hij gebruikt het woord ‘stoer’ in een andere betekenis.2 Zelf omschrijft hij het elders als: 1. 2.

A.A. van Ruler, ‘Wat is theologische arbeid?’, in: TW1, 120 (op te nemen in VW, deel 7; cursivering DvK). Voor zover ik weet, is Van Ruler de enige theoloog die door de jaren heen telkens opnieuw het woord ‘stoer’ in zijn werk gebruikt. Zie bijvoorbeeld: id., ‘De leer van de uitverkiezing’, in: Archief Van Ruler, inventarisnummer I,161, pag. I,19 (VW, deel 3): ‘[…] onze stoere gereformeerde vaderen […]’; ibid, pag. II,13: ‘Daarom leidt een recht verstane predestinatieleer ook allerminst tot lijdelijkheid en laksheid, maar zij zet ons juist stoer en krachtig in de wereld, met zeer nuchter de ogen open en de voeten op de grond en wij leven, denken, voelen, willen en doen alles alleen maar ter ere Gods’; id., ‘Heroriëntering’, in: TW5, 94 (VW, deel 6): ‘Maar dàt is dan ook een zaak, die over zijn en niet-zijn van ons continent en van onze cultuur en van onze natie beslist: of het volk weer zal leren, stoer en nuchter te leven en te werken in het licht van Gods Woord’; id., ‘God heeft een plan met de wereld’, in: Archief Van Ruler, inventarisnummer I,183, pag. 2: ‘Wij kennen Gód; wij weten wie Hij is en wat Hij doet; […]. Hij rédt de mens uit het verderf. […] het hele leven deelt daar in. Het leven van een volk en van een werelddeel en van een cultuur. Het krijgt een middelpunt: het kruis van Golgotha komt midden in onze cultuur te staan. En van daaruit lopen de lijnen naar alle kanten. Er wordt iets zichtbaar van het plan van God met de wereld. Dat geeft een gevoel van vastheid en stoerheid; we beleven in alle dingen de zin van ons leven – en daarom vertwijfelen we niet’; id., ‘De neutraliteit en de radio’, in: VV, 24 (VW, deel 6): ‘Het móét: de ééne nationale cultuur, de eene nationale radio, waarin de God der openbaring nieuw en stoer gediend wordt’; id., ‘De kerk spreekt over de politiek’, in: VV, 34 (VW, deel 6): ‘We moeten den moed hebben tot een mannelijk en stoer belijden van de waarheid en tot een even mannelijk en stoer verwerpen van den leugen’; id., ‘De Reformatie en het volksleven’, in: VV, 11 (VW, deel 7): ‘Het Woord Gods is vrij; het gaat z’n eigen gang. Daarom kan de bijbel ook aan de leeken in handen gegeven worden; en dát is de vrijheid en de zelfstandigheid van den mensch: dat hij de waarheid zèlf in handen krijgt, omdat de waarheid in zichzelf duidelijk is en gezag heeft. Zoo werd de bijbel ook aan de overheid in handen gegeven; en de staat werd ook vrij en zelfstandig. En zoo de heele cultuur en het heele leven. Dit is een onvergelijkelijk moedige, mannelijke, stoere houding geweest’; id., ‘Vreugde in bijbels perspectief’, in: Archief Van


14 ‘de dingen precies zien, zoals ze zijn en ze dan aandurven’.3 Deze omschrijving kan men verbinden met de bekommernis om de waarheid, waarop hij aan het slot van de eerder aangehaalde woorden zoveel nadruk legt. Hoewel hij in die woorden het zoeken naar de waarheid onderscheidt van de bekommernis om mensen, is het zeker niet zijn bedoeling om over de hoofden van mensen heen abstract te theoretiseren. Van Ruler is te lang als predikant werkzaam geweest in het pastoraat om harteloos of hoogmoedig aan de zorgen en bekommernissen van mensen voorbij te gaan. Vele plaatsen in zijn werk getuigen er juist van hoe diep hij van de barsten en de breuken in mensenlevens doordrongen is geweest. Hoe zou men anders ook kunnen verklaren dat zijn tweewekelijkse meditaties voor de AVRO-radio grote aantallen luisteraars trokken?4 De dingen precies zien, zoals ze zijn, wil zeggen: ze zien in het licht van de waarheid die over ons en onze wereld is opgegaan. Het licht dat die waarheid uitstraalt, is van onschatbare betekenis in de dagelijkse beslommeringen en kan mensen helpen hun leven aan te durven. Dat wil zeggen: hun leven ter hand te nemen, te aanvaarden en het te beamen. In een groot aantal teksten (zijn bibliografie omvat achthonderd titels)5 heeft Van Ruler rekenschap afgelegd van zijn zoektocht – de waarheid is nog niet af!6 – naar wat die waarheid is. Alle loci uit de dogmatiek passeren daarbij de revue in verbinding met uiteenlopende aspecten van het persoonlijk menselijk leven en de maatschappelijke en culturele uitdrukking daarvan.

3. 4. 5.

6.

Ruler, inventarisnummer I,296, pag. 8 (VW, deel 3): ‘Ons blijft dan de arbeid, nuchter, noest en stoer’; id., ‘De mens in de spiegel van het Nederlandse geestesleven’, in: Archief Van Ruler, inventarisnummer I,489, pag. 6 (VW, deel 3): ‘De stoere en complete mens’ (één van de tien typen mens, die Van Ruler in deze tekst onderscheidt); id., ‘De reformatorische visie op de mens’, in: Archief Van Ruler, inventarisnummer I,568, pag. 24: ‘Pas Luther heeft deze verschrikkelijke ernst [van een tot in alle eeuwigheid verloren bestaan; DvK] in alle diepte doorleefd. Van hem uit is het in de reformatorische christenheid ingegaan. Daar kan veel pessimisme, hypochondrie, waanzin zich omheen klonteren. Het geeft ook een kolossaal stoer gehalte, stáál in het menszijn, als men zichzelf in deze categorieën verstaat en beleeft’; id., ‘Een potpourri’, in: De kerkvoogdij. Maandblad van de Vereniging van Kerkvoogdijen in de Nederlandse Hervormde Kerk, nummer 404 (juni 1961), 410 (VW, deel 5): ‘Ik heb de indruk, dat de psychiaters – door de bank genomen – stoerder arbeiden dan de dominees’; id., ‘Eschatologische notities’, in: TW1, 220 (VW, deel 5): ‘De bijbel roept ons temidden van deze turbulente kakofonie op tot die stoere keuze van het geloof: we deprojecteren niet, storten ons niet in de afgrond, verlangen niet terug, draaien niet als maar rond; we doen maar één ding: we aanvaarden onszelf, het heden, de wereld, de daad en we vertrouwen, dat alles goed is’; id., ‘Heeft het Calvinisme ons materialistisch gemaakt?’, in: BZAK, 29 (VW, deel 7): ‘De mens moet in stoere, niet aflatende energie alles uit de wereld halen, wat er in zit’; zie ook: R&P, 240, 288, 293, 302, 339, 406; VV, 173. ‘In het algemeen past ons een stoere levenshouding. Stoer leven betekent: de dingen precies zien, zoals ze zijn en ze dan aandurven’ (A.A. van Ruler, ongetitelde bijdrage, in: Leger en volk, voorjaar 1948, 32 [VW, deel 6]). ‘[Van Ruler] had een groot gehoor. Gemiddeld zo’n 450.000 luisteraars per keer’ (J.J. van Herpen, ‘Een woord vooraf’, in: Geloven met blijdschap. 17 morgenwijdingen van prof. dr. A.A. van Ruler uitgesproken voor de A.V.R.O.-microfoon, s.l. [Hilversum, A.V.R.O.] s.a., 3). Van Ruler heeft zelf een met de hand geschreven bibliografie van zijn werk bijgehouden. Na zijn dood is deze aangevuld door zijn vrouw. De bibliografie wordt bewaard in het Archief Van Ruler (dat wordt beheerd door de afdeling bijzondere collecties van de bibliotheek van de Rijksuniversiteit te Utrecht) en vormt de basis van de door Ellen M.L. Kempers samengestelde Inventaris van het archief van prof. dr. Arnold Albert van Ruler (1908-1970), Utrecht 1970 (verder afgekort als: Archiefinventaris). De titel van de eerste tekst in deze band.


15 De verbinding van het woord ‘stoer’ met ‘zelfstandig’ brengt naast de nadruk op de waarheidsvraag nog een tweede aspect tot uitdrukking. Van Ruler was een zelfstandig en origineel denker. Welke tekst men ook van hem leest, altijd getuigt deze van een eigen stijl en een onafhankelijk oordeel. Omdat het hem ten diepste altijd om de waarheidsvraag ging, heeft hij ook nooit geaarzeld een tegendraadse positie in te nemen of aanvechtbare standpunten te verdedigen.7 Stoer zelfstandig denken heeft daarom de kleur van vastberadenheid, nuchterheid en een zekere onverzettelijkheid. Een zelfstandig denker als Van Ruler theologiseert niet in het luchtledige. Hij maakt deel uit van een maatschappelijk, kerkelijk en theologisch milieu. Uiteraard is het in deze inleiding niet mogelijk om zijn plaats daarin tot in detail uit te werken. Ik volsta daarom met enkele typeringen, gebeurtenissen, plaatsen en namen als markeringspunten. Het maatschappelijk milieu is dat van de jaren dertig tot en met zestig van de twintigste eeuw. Vier bewogen decennia waarin de wereld ingrijpend is veranderd: de economische crisis van de jaren dertig, gevolgd door de Tweede Wereldoorlog en de vernietiging van zes miljoen Joden; na de oorlog de opbouw van de jaren vijftig en de hang naar vrijheid van de jaren zestig. De beurskrach in New York, de concentratiekampen van Auschwitz-Birkenau en Dachau, de atoombommen op Hirosjima en Nagasaki, de Berlijnse muur en de Koude Oorlog, studentenprotesten in Parijs. Stalin, Hitler, Churchill en Roosevelt; ‘I have a dream’ van Martin Luther King, de moord op John F. Kennedy, Christiaan Barnard en de eerste harttransplantatie,8 Neil Armstrong en de eerste stap van een mens op de maan.9 Ook in de verzuild geraakte Nederlandse samenleving verandert veel. Het gaat van Colijn via Drees naar Cals en De Jong. De ‘gouden standaard’, de Duitse inval en de bezetting,10 de onafhankelijkheid van Indonesië,11 de watersnoodramp,12 de ontdekking van de 7.

Voorbeelden hiervan zijn zijn betoog over koloniën en zijn uiteenzetting over de doodstraf (respectievelijk in: VV, 128-199 en 200-396; beide in VW, deel 6). 8. Van Ruler reageert op de eerste harttransplantatie in zijn opstel ‘Zedelijke en godsdienstige vragen rondom de harttransplantatie’ (in: Archief Van Ruler, inventarisnummer I,720; VW, deel 3), dat gedeeltelijk werd opgenomen in het artikel ‘Toch leven met een ander hart?’, in: Elseviers Weekblad, 13 januari 1968, 35-50. 9. Van Ruler reageert op de eerste maanlanding in een ongetitelde tekst (in: Archief Van Ruler, inventarisnummer I,748; VW, deel 3), die werd opgenomen in een reeks van reacties op de eerste maanlanding in: Elseviers Weekblad, 19 juli 1969, 33. 10. Een echo van de Duitse inval klinkt in: A.A. van Ruler, ‘De betekenis van het christelijk geloof in deze tijd’, in: Archief Van Ruler, inventarisnummer I,148 (VW, deel 3). In verschillende teksten klinken de gevolgen van de bezetting door. Zie bijvoorbeeld: A.A. van Ruler, ‘De dwaasheid gekroond’, in: Archief Van Ruler, inventarisnummer I,172 (VW, deel 3). 11. Van Ruler heeft zich na de Tweede Wereldoorlog nadrukkelijk gemengd in het debat over de onafhankelijkheid van Indonesië. In november 1945 vraagt de Minister voor Overzeese Gebiedsdelen op dit punt advies aan de generale synode van de Nederlandse Hervormde Kerk. De synode stelt een commissie in, die zich op de vraag bezint. Van Ruler maakt deel uit van deze commissie. De commissie slaagt er niet in overeenstemming te bereiken. De meerderheid van de commissie is van oordeel ‘dat de Kerk, krachtens haar aard en opdracht “niet anders kan doen, dan haar stem verheffen voor een algehele liquidatie der koloniale verhoudingen”’. Van Ruler kan zich als enig commissielid niet vinden in dit standpunt en dient een minderheidsrapport in: ‘Naar zijn inzicht in de bijbelse leer werkt het Woord Gods in zijn optreden in de wereld historisch. In de Nederlandse natie woont de “naam” Gods. De Kerk mag de Overheid niet te kennen geven, dat in het huidig tijdsgewricht de koloniale status volledig en regelrecht dient opgeheven te worden’ (Documenten NHK, 16). Vgl. Hans


16 aardgasbel bij Slochteren, de Mammoetwet, de bezetting van het Maagdenhuis, doorzettende secularisatie13 – dat alles zijn gebeurtenissen die het aanzien van deze era hebben bepaald. Het kerkelijk milieu is dat van de Nederlandse Hervormde Kerk, gekenmerkt door ‘richtingen’, die hun achtergrond hebben in de negentiende eeuw en het niet altijd even goed met elkaar kunnen vinden: ethischen, vrijzinnigen, confessionelen en de Gereformeerde Bond. Te midden van deze modaliteiten neemt Van Ruler een geheel eigen positie in, waarbij hij door geen enkele zijde kan worden geclaimd.14 Predikantsopleidingen, gestructureerd volgens de ‘duplex ordo’,15 bevinden zich in Utrecht, Leiden, Groningen en Amsterdam. In 1946 vindt er een fusie plaats tussen de Nederlandse Hervormde Kerk en de in 1926 ontstane Gereformeerde Kerken in Hersteld Verband.16 Van groot belang is ook de worsteling om de bestuursstructuur van de Hervormde Kerk. Deze culmineert in de nieuwe kerkorde van 1951. Drie theologen worden in die jaren dikwijls in één adem genoemd: Miskotte,17 Noordmans18 en Van Ruler. Zij zijn gezichtsbepalend en hebben veel invloed op de kerkelijke koers. Ook ontstaan in dit tijdperk de eerste, voorzichtige contacten tussen hervormden, gereformeerden,19 rooms-katholieken20 en humanisten.21 Het theologisch milieu ten slotte wordt bevolkt door bekende namen: Karl Barth en Emil Brunner, Rudolf Otto, Rudolf Bultmann, Dietrich Bonhoeffer, Dorothee Sölle, Jürgen Moltmann, Wolfhart Pannenberg, Paul Tillich, Paul van Buren, Har-

12. 13. 14. 15. 16. 17.

18. 19.

20.

21.

van de Wal, Een aanvechtbare en onzekere situatie. De Hervormde Kerk en Nieuw-Guinea 19491962, Hilversum 2006, 64v., 69; J. van der Graaf, De Nederlandse Hervormde Kerk. Belijdend onderweg 1951 – 1981 – 2001, Kampen 2003, 102-103. Zie: A.A. van Ruler, ‘De ramp van 1953’, in: Archief Van Ruler, inventarisnummer I,377 (VW, deel 3). De secularisatie klinkt door in de titel van Van Rulers boek Waarom zou ik naar de kerk gaan?, Nijkerk 1970. Verhelderend op dit punt is het hoofdstuk over Van Ruler in: E.P. Meijering, Een eeuw denken over christelijk geloven. Van Roessingh via Schilder tot Kuitert, Kampen 1999, 118-133. Zie over de ‘duplex ordo’ later in deze band, pag. 388, noot 2. Van Rulers mening over de duplex ordo verschuift in de loop der jaren. Ik kom daar later in deze inleiding op terug. Van Ruler wijdt daaraan een artikel ‘De hereeniging van twee kerken’, in: Hervormd Gooi, 20 april 1946 (te vinden in: Archief Van Ruler, inventarisnummer I,201; VW, deel 7). Kornelis Heiko Miskotte (1894-1976), hervormd predikant te Kortgene (1921), Meppel (1925), Haarlem (1930), Amsterdam (1938); hoogleraar vanwege de Nederlandse Hervormde Kerk te Leiden (1945-1959; dogmatiek, christelijke ethiek, kerkrecht en zendingswetenschap). Zie over hem: BLGNP, deel 6, 191-196. Zijn belangrijkste werk wordt heruitgegeven in: K.H. Miskotte, Verzameld Werk, deel 1-11, Kampen 1982vv. Oepke Noordmans (1871-1956), hervormd predikant te Idsegahuizen en Piaam (1903), Suameer (1910) en Laren Gld. (1923-1943). Zie over hem: BLGNP, deel 1, 220-223. Zijn geschriften zijn verzameld in: O. Noordmans, Verzamelde Werken, Band 1-10, Kampen 1978-2004. Van Ruler zou bekend worden door de these dat de scheiding tussen hervormden en gereformeerden niet meer is dan een ‘huishoudelijke twist’ (A.A. van Ruler, ‘Het einde van een huishoudelijke twist’, in: TW2, 209-219; VW, deel 7). Zie ook: J. van der Graaf, De Nederlandse Hervormde Kerk, 223vv.; ‘Interview met Puchinger’, 378vv. Van Ruler heeft zich nadrukkelijk gemengd in het oecumenisch gesprek met Rome. Zijn bekendste publicaties op dat punt zijn: Na 100 jaar kromstaf. Onze houding tegenover Rome, Den Haag s.a. [1953] (heruitgegeven in: TW3, 178-190); en Reformatorische opmerkingen in de ontmoeting met Rome, Hilversum/Antwerpen 1965 (beide in VW, deel 7). Van Ruler heeft ook meerdere keren gesproken en geschreven over het humanisme en zijn plaats in de Nederlandse samenleving. Zie de titels genoemd in noot 15 op pag. 113 van deze band.


17 vey Cox, Pierre Teilhard de Chardin en Martin Buber. Men mag Van Ruler echter niet ‘in een te kort perspectief’ bezien – de foto moet niet van te dichtbij worden genomen, schreef hij ooit aan W.H. Velema.22 Zijn hele loopbaan door is hij in gesprek met grote denkers uit de traditie van de wijsbegeerte en de theologie: Plato en Aristoteles, Augustinus, Thomas, Anselmus, Luther en Calvijn, Descartes, Kant, Hegel, Schleiermacher, Kierkegaard, Troeltsch, Bergson, Heidegger en Sartre. Daarnaast kunnen Nederlandse gesprekspartners uit de negentiende en het begin van de twintigste eeuw worden genoemd: J.H. Gunning Jr., Ph.J. Hoedemaker, Is. van Dijk, H.F. Kohlbrugge, A. Kuyper en H. Bavinck. In talloze teksten verhoudt Van Ruler zich tot hen en verwerkt hij hun inzichten in zijn eigen werk. Kenmerkend voor Van Ruler is ook dat diverse theologen uit de gereformeerde orthodoxie tot zijn gesprekspartners behoren, zoals G. Voetius, J. Coccejus, L. Danaeus, J.H. Heidegger, S. Maresius, G. Amesius, L. van Rijssen, G. Bucanus en J. Wollebius. Zijn dogmatiekcolleges gaf hij jarenlang – zij het niet zonder kritiek – aan de hand van Heinrich Heppe’s Reformierte Dogmatik. Zo staat hij welbewust in de calvinistische traditie. ARNOLD ALBERT VAN RULER (1908-1970): EEN BIOGRAFISCHE SCHETS Jeugd en studiejaren (1908-1933) Arnold Albert van Ruler wordt op 10 december 1908 geboren te Apeldoorn, waar zijn vader werkt als broodbezorger.23 Hij groeit op in een orthodox-hervormd milieu met bevindelijke inslag. Hij volgt catechisatie bij Th.L. Haitjema,24 die hij later tijdens zijn studie opnieuw zal tegenkomen, maar dan als hoogleraar. Bijna een halve eeuw later herinnert Haitjema zich Van Ruler als catechisant: ‘Toen ik in 1918 predikant werd in Apeldoorn en het Loo, was Arnold van Ruler een jongen van tien jaar. Een paar jaren later werd hij een van mijn leerlingen op een van mijn catechisatie-uren voor kleinere jongens. Ik kon toen al merken, niet alleen, dat hij intellectueel bijzonder begaafd was maar ook, dat zijn belangstelling voor het bijbels onderwijs ongewoon groot was. Vooral de “ruige” stof uit de historische boeken van het Oude Testament als deel van de Heilige Schrift der christelijke kerk trok hem aan. Spontaan en geheel op eigen initiatief schreef hij soms uitvoerige opstellen over bijbelse

22 In reactie op diens Confrontatie met Van Ruler, Kampen 1962 verwijt Van Ruler de christelijk-gereformeerde theoloog W.H. Velema ‘… dat hij mij […] te weinig stelde in de grote samenhang van de gereformeerde theologie vanaf de 16e eeuw en dat hij die gereformeerde theologie tezeer isoleerde en te weinig opvatte als een vorm van katholieke theologie. Ik heb het toen zo samengevat in een brief aan collega Velema: de foto is van te dichtbij genomen’. G.C. Berkouwer en A.S. van der Woude, In gesprek met Van Ruler, Nijkerk 1969, 52 (het citaat in de hoofdtekst op 51). 23. Vgl. Aart de Groot, ‘Levensschets van Prof. Dr. A.A. van Ruler’, in: Archiefinventaris, ix-xvi; L.J. van den Brom, ‘Ruler, Arnold Albert van’, in: BLGNP, deel 6, 262-264. 24. Theodorus Lambertus Haitjema (1888-1972), hervormd predikant te De Meern (1914), Hoogmade en Rijpwetering (1916) en Apeldoorn (1918-1923); hoogleraar vanwege de Nederlandse Hervormde Kerk aan de Rijksuniversiteit te Groningen (1923-1959; geschiedenis van de Nederlandse Hervormde Kerk, dogmatiek en kerkrecht). Zie over hem: BLGNP, deel 6, 107-110.


18 figuren in het Oude Testament’.25 Na het onderwijs op een openbare lagere school mag Van Ruler doorleren. Eerst (1921-1923) anderhalf jaar op de Rijks-h.b.s. te Apeldoorn. Daarna vier en een half jaar (1923-1927) op het gemeentelijk gymnasium in dezelfde plaats.26 De reden voor de overstap is gelegen in het verlangen om theologie te studeren. Dit komt aan de orde in een interview (1969) met George Puchinger. Op diens vraag ‘Hoe en waarom bent u theoloog geworden?’, merkt Van Ruler op: ‘Daarop zou ik een dubbel antwoord willen geven, dat nogal tegenstrijdig lijkt, omdat het enerzijds volmaakt toevallig is gegaan en anderzijds volmaakt vanzelfsprekend. Ik zat in de tweede klas van de H.B.S. M’n vader kwam een keer bij de directeur. Die vroeg: “Wat zou uw zoon eigenlijk willen worden?” Toen zei mijn vader, zonder dat we er ooit over gepraat hadden (tussen twee haakjes, de financiën waren er ook niet): “Hij zou wel dominee willen worden.” Ik was het daar volmaakt mee eens en ben overgepoot naar de eerste klas van het gymnasium. Waarom wilde ik het? Ik geef weer een tweeledig antwoord, maar nu met identieke inhoud: enerzijds was er de druk van de eeuwigheid als accent op de tijd,27 anderzijds de metafysische dorst als besef van de diepte van het bestaan. Wie deze dingen niet kent moet geen theoloog worden. Zelf zou ik altijd weer theoloog willen worden én dominee’.28 Al in zijn jaren op het gymnasium begint hij met het lezen van wijsgerige en theologische literatuur. In hetzelfde interview met Puchinger vertelt hij daarover: ‘[…] in mijn gymnasiumtijd [ben ik] al begonnen met permanente studie van de geschiedenis van de wijsbegeerte.29 Merkwaardigerwijs heb ik jarenlang de studie van de dogmengeschiedenis verwaarloosd. Dat heb ik later met veel zweet en tranen moeten inhalen. Maar mijn aandacht was eerder wijsgerig dan dogmatisch gericht. Verder ben ik ik mijn gymnasiumtijd ook al begonnen met de lectuur van Plato, Kant30 – samen met S.U. Zuidema31 – en van Karl Barth, Emil Brunner en Kohlbrugge’.32 25. Th.L. Haitjema, ‘In memoriam prof. dr. A.A. van Ruler’, in: HWGK 82 (1970-1971), nr. 4067 (7 januari 1971), 106. 26. Van Ruler blikt terug op zijn gymnasiumtijd in: ‘Wat ik te danken heb aan het gymnasium te Apeldoorn’, in: Gedenkboek samengesteld ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van het gemeentelijk gymnasium te Apeldoorn, z.p. z.j. [1963], 65-67. 27. Dit is een zinspeling op een gedachte van Kierkegaard. Zie: S. Kierkegaard, Gesammelte Werke, Band 7. Abschließende unwissenschaftliche Nachschrift/Zweiter Teil, übersetzt von H. Gottsched, Jena 1910, 250vv. 28. Van Ruler in een interview afgenomen door G. Puchinger, in: id., Hervormd-gereformeerd, één of gescheiden?, Delft 1969, 353-354 (verder geciteerd als: ‘Interview met Puchinger’). 29. Hij bestudeerde: G. Simmel, Hauptprobleme der Philosophie, Leipzig 1911 (Aart de Groot, ‘Levensschets’, x). 30. Samen met Zuidema las hij Kants Kritik der reinen Vernunft (Aart de Groot, ‘Levensschets’, x). 31. Sytse Ulbe Zuidema (1906-1975), gereformeerd predikant te Anna Paulowna (1931), Delft, voor de zending te Solo (1936) en – na Japanse gevangenschap – te Leeuwarden (1946-1948); bijzonder hoogleraar Calvinistische wijsbegeerte aan de Rijksuniversiteit te Utrecht (1948); gewoon hoogleraar wijsbegeerte aan de Vrije Universiteit te Amsterdam (1954-1971). Zie over hem: BLGNP, deel 5, 583-584. 32. Van Ruler in ‘Interview met Puchinger’, 354.


19 In de zomer van 1927 gaat de jonge Van Ruler (met lof) over van de vijfde naar de zesde klas gymnasium. Zijn gymnasiumleraren raden hem op dat moment aan vanuit de vijfde klas een staatsexamen te doen. Hij aarzelt en vraagt raad aan zijn vroegere predikant Haitjema, die inmiddels hoogleraar dogmatiek te Groningen is. Ook dit kan Haitjema zich later goed voor de geest halen: ‘Ik moest antwoorden, dat ik mijn oordeel over dit plan, dat mijn vriend één jaar eerder naar de universiteit en de academische sfeer van studeren brengen zou, pas kon geven na een rustig onderhoud over de werken op wijsgerig gebied die hij al naar eigen keuze bestudeerd had. Wij maakten een afspraak en op een mooie voorjaarsavond maakten wij samen een wandeling, welke ons rustige gelegenheid gaf om over de nieuwere wijsbegeerte vanaf Kant en ook over theologie en wetenschappelijke methodiek te praten. En vóórdat hij bij mijn vertrek met een der toenmalige avondtreinen in de richting Apeldoorn afscheid van mij nam, kon ik hem met beslistheid raden zich stellig voor te bereiden op het eerstvolgend staatsexamen tot toelating tot de universitaire studie aan een der A-faculteiten in ons vaderland’.33 Op 6 augustus 1927 legt hij het staatsexamen gymnasium alpha af en slaagt met uitstekende cijfers.34 Zo kan hij een jaar eerder beginnen met de studie theologie. Hij kiest ervoor dit te doen aan de Rijksuniversiteit te Groningen, niet toevallig de plaats waar Haitjema hoogleraar is.35 Behalve van Haitjema, ontvangt hij in Groningen een grondige scholing van leermeesters als de godsdiensthistoricus en fenomenoloog G. van der Leeuw,36 de godsdienstfilosoof W.J. Aalders,37 de kerkhistoricus J. Lindeboom,38 de nieuwtestamenticus J. de Zwaan,39 de oudtestamenticus L.H.K. Bleeker40 en de kerkelijk hoogleraar A. van Veldhuizen.41 33. 34. 35. 36.

37.

38.

39.

40.

41.

Th.L. Haitjema, ‘In memoriam prof. dr. A.A. van Ruler’, 106. Mededeling kinderen Van Ruler. Vgl. Aart de Groot, ‘Levensschets’, x. Gerardus van der Leeuw (1890-1950), hervormd predikant te ’s-Heerenberg (1916-1918); hoogleraar in de godsdienstgeschiedenis, de fenomenologie en het Egyptisch aan de Rijksuniversiteit te Groningen (1918-1950); minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen (1945-1946). Zie over hem: BLGNP, deel 1, 114-120. Willem Jan Aalders (1870-1945), hervormd predikant te Buiksloot (1894), Beesd (1901); hoogleraar vanwege de Nederlandse Hervormde Kerk aan de Rijksuniversiteit te Groningen (1915-1923; dogmatiek, geschiedenis van de Nederlandse Hervormde Kerk, kerkrecht); gewoon hoogleraar aan dezelfde universiteit (1923-1940; ethiek, godsdienstwijsbegeerte). Zie over hem BLGNP, deel 1, 23-26. Johannes Lindeboom (1882-1958), hervormd predikant te Oudorp (1908), Berkhout (1911), Veendam (1913-1914); hoogleraar aan de Rijksuniversiteit te Groningen (1914-1952; geschiedenis van het christendom en van de leerstellingen van de christelijke godsdienst). Zie over hem: BLGNP, deel 1, 120-123. Johannes de Zwaan (1883-1957), hervormd predikant te Heemse (1907), Baambrugge (1911-1912); buitengewoon hoogleraar te Leiden (1912-1914; de geschiedenis van het Grieks-Oosters christendom); hoogleraar te Groningen (1914-1929; Nieuwe Testament en oud-christelijke letterkunde) en te Leiden (1929-1953; Nieuwe Testament en oud-christelijke letterkunde). Zie over hem: BLGNP, deel 4, 471-474. Louis Hendrik Karel Bleeker (1868-1943), hervormd predikant te Nederhemert (1894), Uithuizen (1904-1907); hoogleraar te Groningen (1907-1939; Israëlitische letterkunde, de uitlegging van het Oude Testament en de geschiedenis van de Israëlitische godsdienst). Zie over hem: BLGNP, deel 5, 68-69. Adrianus van Veldhuizen (1871-1937), hervormd predikant te Molkwerum (1898), Almelo (1902);


20 Aan de eerste vijf bewaart Van Ruler dankbare herinneringen. ‘Aan Haitjema’, vertelt hij later aan Puchinger, ‘heb ik een grondleggende dogmatische kennis én inzichten te danken’. Van der Leeuw blijft hij zijn leven lang ‘dankbaar voor de fenomenologische openheid en fijngevoeligheid voor structuren’. Lindeboom ‘was briljant in z’n college dogmengeschiedenis. Met hegeliaanse ruimhartigheid opende hij mij de verbanden en de perspectieven’. En over De Zwaan: ‘[…] tja, als De Zwaan z’n stof maar vergat en hij ging een vlucht maken, dan was het altijd geweldig briljant!’.42 Van Rulers waardering voor Aalders is pas later gegroeid: ‘Op college was de hoogleraar vrijwel niet uit te houden. Wij hadden ook weinig waardering voor zijn critisch realisme. Maar als persoon heeft hij een diepe indruk op mij gemaakt. Mij ook sterk gestimuleerd en gepousseerd. Pas veel later ben ik in hem de universeelchristelijke denker en mysticus gaan waarderen en bewonderen’.43 Bij Aalders volgt Van Ruler ook vier jaar privatissima. Ten minste tweemaal, in 1929, schrijft hij daarvoor ook een tekst, namelijk ‘Over: Schleiermacher, Reden IV’ (een betoog over een gedeelte van Schleiermachers Über die Religion: Reden an die Gebildeten unter ihren Verächtern) en ‘Over: N. Hartmann, Metaphysik der Erkenntnis’ (een betoog over Hartmanns Grundzüge einer Metaphysik der Erkenntnis). Beide teksten ontbreken in het Archief Van Ruler en zijn vermoedelijk verloren gegaan.44 Over het volgen van de privatissima merkt hij later op: ‘Aan dit privatissimum heb ik ontzaglijk veel te danken. Het werd om de 14 dagen op Maandagmorgen gehouden. Men werd er voor gevraagd. Ik heb het vier jaar gelopen. De hoogleraar liet ons geheel uitspreken’.45 Als student wordt Van Ruler lid van het dispuut Taph,46 waarvan hij in het studiejaar 1930-1931 ook praeses is. In datzelfde jaar is hij ook voorzitter van de afdeling Groningen van de NCSV (en in die hoedanigheid heeft hij ook zitting in het algemeen bestuur van deze vereniging).47 Inhoudelijk wordt zijn studietijd in Groningen vooral gestempeld door de theologie van Barth en de kritische filosofie van het Marburgse neokantianisme.48 Naast ‘ingetogen en diepgravende studie’ geniet hij met volle teugen van het studentenleven.49

42. 43. 44. 45. 46. 47.

48. 49.

rector van de zendingsschool te Rotterdam (1907); hoogleraar vanwege de Nederlandse Hervormde Kerk te Groningen (1910-1937; bijbelse theologie, praktische theologie, zendingsgeschiedenis en christelijke zedekunde). Zie over hem: BLGNP, deel 5, 523-525. Alle citaten: ‘Interview met Puchinger’, 354. Handgeschreven bibliografie, s.v. [I,]24; vgl. ‘Aalders heeft in de studententijd een diepe vormende indruk op me gemaakt, als persoon en als geleerde. Zijn opvattingen ben ik pas ná mijn studietijd positief gaan waarderen’ (‘Interview met Puchinger’, 355). Handgeschreven bibliografie, s.v. [I,]21 en [I,]24. Handgeschreven bibliografie, s.v. [I,]21. Taph: To auto phonete (letterlijk: ‘spreekt hetzelfde’; spreekt eensgezind). Handgeschreven bibliografie, s.v. [I,]46. Op 14 februari 1931 houdt hij een toespraak getiteld ‘Van Christus getuigen’ op de federatiedag van de NCSV, afdeling Groningen. Op 11 mei 1932 houdt hij een meditatie over Kolossenzen 3:3b op de sluitingsvergadering van dat jaar. Beide teksten worden bewaard in het Archief, respectievelijk onder nummer I,46 en I,52. De afdelingen Delft en Rotterdam van de NCSV nodigen hem uit op 17 oktober 1931 te spreken over ‘Gods wet’ op een bijeenkomst te Hardenbroek. Ook deze tekst wordt bewaard in het Archief onder nummer I,54. Vgl. later in deze inleiding pag. 60, noot 280. A.R. Hulst, ‘Arnold van Ruler, student in Groningen’, in: Trans-script, extra nummer december 1970, 6.


21 Reeds in zijn studententijd begint Van Ruler met publiceren. Een belangrijke stimulans daartoe gaat uit van het feit dat hij betrokken is bij de oprichting van het tijdschrift Vox Theologica en benoemd wordt tot de eerste redactiesecretaris van dit blad. In het eerste nummer, dat in februari 1930 verschijnt, is een samenvatting opgenomen van de lezing ‘Het trinitarisch denken in de theologische kenleer’, die hij diezelfde maand had gehouden voor het dispuut Taph.50 Voor hetzelfde blad schrijft hij voorts een reeks recensies.51 In hetzelfde jaar 1930 schrijft Haitjema in het blad Nieuwe Theologische Studiën een artikel als reactie op wat de (dan nog) gereformeerde predikant Klaas Schilder over Haitjema had geschreven in diens opstellenbundel Tusschen “Ja” en “Neen” (Kampen 1929). De discussie spitst zich toe op de interpretatie van Calvijn. Haitjema schakelt daarbij zijn student Van Ruler in: ‘Omdat ik [Haitjema] er nu heel vast van overtuigd was, dat het onmogelijk is, Calvijn in het licht van deze tegenstelling tusschen natuurlijken en wedergeboren menschen te lezen en verklaren, zonder zijn uiteenzettingen te verminken, heb ik een mijner flinkste en meest kritische theologische studenten, den heer A.A. van R., verzocht, alle Calvijn-citaten van Ds. Schilder eens zorgvuldig in hun verband na te gaan, en mij de resultaten van zijn onderzoek, op schrift gesteld, te willen mededeelen’.52 Van Rulers onderzoek is naar het oordeel van Haitjema dermate overtuigend, dat hij een gedeelte ervan integraal in zijn eigen artikel opneemt. In feite laat hij zo de discussie met Schilder voor een groot gedeelte door Van Ruler voeren.53 Een jaar later, in 1931, publiceert de kerkelijk hoogleraar A. van Veldhuizen – onder toevoeging van de opmerking: ‘Nu en dan is er een schets van het schetscollege, die den druk verdient. De naam van den student wordt met initialen aangeduid’ – een preekschets van Van Ruler in het blad Nieuwe Theologische Studiën.54

50. A.A. van Ruler, ‘Het trinitarisch denken in de theologische kenleer’, in: VTh 1/1 (februari 1930), 1-6 (deze tekst zal worden opgenomen in VW, deel 2). 51. Zie: Archiefinventaris, pag. 6-12. 52. Th.L. Haitjema, ‘Bedenkelijke Calvijn-interpretatie’, in: Nieuwe Theologische Studiën. Praktisch maandschrift voor godgeleerdheid 13 (1930), 108-109. 53. Th.L. Haitjema, ‘Bedenkelijke Calvijn-interpretatie’, 105-118. De tekst van Van Ruler staat afgedrukt op de pag. 109-117 en vormt dus verreweg het grootste deel van het artikel. Schilder reageerde met twee artikelen in het blad De Reformatie (2 en 9 mei 1930). Daarin steekt hij niet onder stoelen of banken dat Haitjema een ‘eigenaardige methode’ hanteert: ‘Hij heeft van mijn breede reeks citaten uit Calvijn zich op vreemdsoortige wijze ontdaan. Een zijner studenten heeft hij de door mij aangehaalde plaatsen eens laten nazien. Deze student heeft toen een rapport opgesteld. De hoogleeraar heeft dat zoo eens doorgelezen, heeft het maar voor goed geteekend, en laat dan cursief enkele conclusies drukken, waaruit dan – op grond van een rapport, dat niet van prof. H. zélf is – blijken moet, dat ds. Schilder Calvijn niet recht heeft gedaan: stukken uit hun verband gerukt, gewichtige passages weggelaten, over tusschenzinnen heengeloopen, en meer van dat fraais. Men kan dus niet zeggen, dat prof. Haitjema den last der verantwoordelijkheid zichzelf alleen laat dragen’ (K. Schilder, ‘De Jongste Probleemverschuiving van Prof. Haitjema I’, in: De Reformatie 10/31 [2 mei 1930], 242). 54. A.A. van Ruler, ‘Preekschets [over Lukas 12:36a]’, in: Nieuwe Theologische Studiën 14 (1931), 1-2. De preek zelf is door Van Ruler gehouden op 9 februari 1930 te Groningen en wordt bewaard in het Archief Van Ruler, inventarisnummer IV,6. In het Archief wordt nog één andere preekschets van zijn hand uit zijn studententijd bewaard, namelijk over Hosea 7:13 (inventarisnummer I,22). Van Veldhuizen was eindredacteur van het blad Nieuwe Theologische Studiën.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.