herfst 2013 - jaargang 36
4
de eerste dag handreiking bij de jaarorde
het najaar door met Elia en Elisa
Liedboek
Aan de slag met het Liedboek Op 25 mei is het Liedboek – zingen en bidden in huis en kerk aan de kerken gepresenteerd. Veel gemeenten zijn al overgestapt op dit liedboek, andere gemeenten overwegen dat. Ten opzichte van het Liedboek voor de kerken is een van de grote verschillen dat naast strofische liederen ook andere zangvormen voorkomen. Voor deze herfsttijd worden elf liederen en zangvormen gepresenteerd, om met de veelvoud aan zangvormen in het Liedboek nader kennis te maken. Voor elke zondag wordt een suggestie aangeboden, maar men is natuurlijk vrij om de betreffende keuze op een andere zondag te gebruiken of voor de betreffende zangvorm een andere keuze te maken.
Strofische en ‘open’ zangvormen De kerken op het protestantse erf kennen vooral en vaak uitsluitend het strofelied als zangvorm. Daar is veel goeds voor en over te zeggen en dat het Liedboek voor het grootste deel met strofeliederen gevuld is, biedt dan ook veel mogelijkheden voor alle gemeenten. De dynamiek van de liturgie is gebaat bij een afwisseling van strofische en, wat wordt genoemd, ‘open’ zangvormen. Het is een oud principe: het moment in de liturgie bepaalt de vorm. Als suggesties komt een aantal keren een niet-strofische vorm voor. Toepassing daarvan vraagt om een goede voorbereiding en een goed overleg tussen voorganger en kerkmusicus. Maak samen een plan! Er zijn allerlei manieren om in de eerste periode de gemeente kennis te laten maken met de verscheidenheid die het Liedboek biedt. Deze serie is een van die vormen. Dit ter aanvulling op de liedsuggesties die meer bij de lezingen zijn gekozen (zie het schema achter in dit nummer van De Eerste Dag). Mogelijk wordt in de toekomst nader ingegaan op de verschillende momenten van de liturgie en de daarbij denkbare zangvormen. De zangvormen die aan de orde komen, zijn: 22 september – het eerste lied: LB 212 29 september – de introïtusantifoon: LB 711a of LB 711b 6 oktober – het ordinarium: LB 301k 13 oktober – de antwoordpsalm: LB 113a 20 oktober – de reciteerpsalm: LB 121b 27 oktober – het kernvers: LB 62a of 62b of 62c 1 november – het gezongen gebed: LB 199 3 november – het lied bij de preek: LB 377 10 november – het zondagslied: LB 744 17 november – de canon: LB 98a 24 november – de acclamatie: LB 368j
Het ‘lied van de week’ en het ‘lied van de maand’ Velen hebben goede herinneringen aan de serie ‘lied van de week’ waarmee men veertig jaar geleden kennismaakte met de nieuwe liederen in het Liedboek voor de kerken. Veelvuldig werd in de afgelopen jaren gevraagd: ‘Komt er weer zoiets?’ De redactie van De Eerste Dag en van Kind op Zondag hebben het voornemen om met ingang van Advent 2013 met een lied-van-de-week-serie te beginnen, om zo meer en meer thuis te raken in Liedboek – zingen en bidden in huis en kerk. Maandelijks zal dan één van deze liederen tevens ‘lied van de maand’ zijn. Dit lied is dan in het bijzonder geschikt om met kinderen te zingen en zal dan ook aan scholen worden aangeboden. In de komende maanden zal dit plan nader worden uitgewerkt. U leest er meer over in de volgende aflevering van dit tijdschrift. Pieter Endedijk
2
de eerste dag – herfst 2013
Van de redactie
Inhoud
De Eerste Dag, opnieuw
Aan de slag met het Liedboek
2
Bij de zondagen
3
‘Meer spirit, meer diversiteit, doorgaan met die goede exegese, help ons aan de gegevens voor de dagen.’ Daarnaast, soms ook: ‘Help ons aan een opzet voor een gesprek met de kinderen, ideeën, oriëntatie in tijd en cultuur.’ Met die opmerkingen uit een enquête kwam De Eerste Dag nu geheel herzien en tegelijk als vanouds van de persen.
Allerheiligen 33 Dankdag 43
Zes nieuwe bijdragen per dag De vraag naar meer spirit, meer geestelijke lezing, hebben we vertaald door enkele nieuwe schrijvers aan te trekken, of door schrijvers van vroeger opnieuw te vragen. Lex Boot, bekend van Handboek Spiritualiteit, Mariska van Beusichem, kerkhervormer en Thomas a Kempiskenner, en zuster Scholastica, trappistin, bieden per zondag een invalshoek en kansen voor gebed. In aandachtspunt legt Annette Melzer de vinger op een woord of gedachte die deze zondag aandacht vraagt. Ko Joosse speurde kalenders af om data te bieden die kunnen helpen. Nee, niet iedere voorganger zit te wachten op Surinaamse feesten of Assyrische gedenkdagen. Maar voor wie in veelkleurig Nederland samen kerkt met anderen, of in een wijk woont waar vele groepen samenleven, kan blij zijn op tijd de tip te krijgen. En dan: gedichten. Een oude wens konden we vervullen doordat de jonge dichter Maarten Das bereid was voor ons zowel de Bijbel te lezen als te zoeken naar gedichten waarin die teksten resoneren. Hij zocht her en der, bij oud en nieuw, maar zeker ook bij die grote groep jongere dichters die met een zeker gemak bijbelse thema’s en levensthema’s op elkaar betrekt. Niet altijd gedichten om zo in de kerkdienst voor te lezen. Maar vaak wél zo dat je er als voorbereider door op een idee komt. Cultuur, dan ook nog, wordt apart aangegeven. In de oude opzet gaven twee schrijvers – Jaap Doolaard en Geertien Morsink – al vaak tips over films of boeken door. In deze opzet bieden we daar wat extra ruimte voor. U zult merken dat niet elk van deze rubrieken op elke zondag voorkomt. We zijn in ontwikkeling. Ieder nummer bouwt voort op het vorige. In ieder geval denken we u nieuwsgierig te maken, in deze eerste proeve!
Toelichting bij de liedsuggesties
61
Liedsuggesties 62 Leesrooster volgens het Oud-Katholiek Kerkboek
64
Wat blijft Beknopter, veel beknopter dan voorheen vindt u schetsen bij het rooster. Een korte liturgische plaatsing in de tijd, tips en waarschuwingen, lijnen en beelden. Daarnaast natuurlijk de gegevens, per zondag allereerst de meest belangrijke: het Gemeenschappelijk Leesrooster en het Alternatieve rooster. Daarnaast is de kerkmuziek een verhaal apart. Pieter Endedijk, als geen ander bekend met het nieuwe Liedboek, geeft op de volgende pagina meer informatie. De stukjes met de kinderen worden vanaf nu sterker naar het ene doel toegeschreven: stof voor een gesprek of moment met de kinderen in de dienst. Daarbij toegevend aan het feit dat kinderen zelden week na week in de kerk zitten. Dat stelt wel flinke eisen aan de schrijvers; gelukkig is Lieke van Duin als ervaren schrijver en redacteur erop gericht dit goed te begeleiden. De exegese blijft ongewijzigd in opzet. Lidwien van Buren slaagt er steeds weer in om schrijvers te vinden die voorwerk doen. Het schrijven van preek, overweging of homilie moet daarna nog beginnen; maar het eerste begin ligt voor u klaar!
Tot slot We danken de velen die aan deze uitgave een bijdrage leverden. We rekenen op een goede voortzetting. Op 7 juni zullen we, op een medewerkersdag, dit blad evalueren en nieuwe lijnen trekken. Heeft u suggesties of opmerkingen, stuur deze dan gerust ruim voor die datum naar het redactieadres of één van de redacteuren. Liefst per email; zie colofon. We wensen u vele goede zondagen! Namens de redactie, Roel A. Bosch de eerste dag – herfst 2013
1
29 september 2013 xxxxx
Géén sprookje Bij Lucas 16,19-31 ‘Een mens was rijk’, zo begint deze parabel. Er begint hier géén sprookje, zoals de NBV suggereert door te vertalen: ‘Er was eens...’, maar onderricht, catechese. Een mens was rijk. Kan dat maar zo? Als je dat leest in de heilige Schrift, gaan er meteen alarmbellen rinkelen: die van de zaligsprekingen (Luc. 6,24), de rijke dwaas (Luc. 12,13vv.), het oog van de naald (Luc. 18,18vv.) en natuurlijk Deuteronomium 15,11.
Lucas 16,19-31
2e van de herfst
■ Bij het rooster
kleur: groen
Nog maar net verzekerd van ‘dagelijks brood’ wordt de gastvrouw van Elia bijna opnieuw van haar toekomst beroofd als haar zoon sterft. Wat er ook aan de hand was, het ingrijpen van de profeet brengt de jongen tot leven. God is trouw en verlaat niet wat zijn hand begon. Psalm 146: ‘Wees en weduw en ontheemde… God behoedt de weg der vreemden’, ook die van de niet-joodse weduwe in Sidon waar Elia zich schuilhoudt. De stem van de profeet zal niet zwijgen. Ook die van Amos niet. Diens profetenwoorden kunnen we zo over de gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus in Lucas 16 heen leggen: een beroep op grote namen als David (bij Amos) en Abraham (bij Lucas) zal niet werken. God helpt de armen. Zijn rijken dan asocialer dan armen? Mozes (Tora) en de profeten hebben nooit iets anders op het oog gehad dan de bescherming van de arme. Identificatie met (een van de) vijf broers biedt hoorders van nu een mogelijkheid het verhaal verder te vertellen… Een mooi parallelverhaal bij de rolverwisseling van de rijke man en Lazarus is het boek De prins en de bedelaar van Mark Twain. (JD)
ot: Amos 6,1-10 ap: Psalm 146 (ep: 1 Timoteüs 6,11b-19) ev: Lucas 16,19-31 Alternatief ot: 1 Koningen 17,17-24 Romeins Missaal 26e zondag door het jaar int: Daniël 3,31.29-30.43.42 ot: Amos 6,1a.4-7 ap: Psalm 146,7-10 ep: 1 Timoteüs 6,11-16 hv: Johannes 6,64b.69b ev: Lucas 16,19-31 Luthers Dienstboek 18e zondag na Trinitatis int: ant: Jezus Sirach 36,16 ps: Psalm 122,1.2.6.7 LB 122:1,(2),3 ot: Ezechiël 34,20-31 gr: LB 135:1,3,7,10 ep: 1 Korintiërs 1,4-9 hv: Psalm 135,3 ev: Matteüs 22,34-46 zl: LB 320
8
de eerste dag – herfst 2013
Rijkdom en armoede zijn een hoofdthematiek in de Bijbel. De God van Abraham, Isaak en Jakob is de God van de uittocht, van de bevrijding uit slavernij, uitzichtloze armoede en onderdrukking. Het gaat in de Bijbel niet om de hemel, maar om de aarde en het goede leven daarop voor alle mensen. Om recht dus en om vrede. En op die aarde een rijk mens, gekleed in purper en fijn linnen, die de hele dag feestvierde, schitterend! Zulke mensen zijn er dus, en zijn er altijd geweest. Waar zou zijn rijkdom vandaan komen? Lucas vertelt het niet, maar wij weten: rijkdom is diefstal. In onze tijd zijn er mensen in het bankwezen en bij grote bedrijven met jaarsalarissen van tonnen of miljoenen euro’s met nog eens een veelvoud daarvan aan bonussen. Roof en diefstal, een moreel schandaal. Purper en fijn linnen, alle dagen feest. Voorwaar, onze gelijkenis is van een brandende actualiteit.
Lazarus Een arme was neergelegd bij de poort van zijn huis. ‘Was neergelegd’: hij kon kennelijk niet meer op zijn benen staan en gedienstige handen hebben hem daar neergelegd. Immers: ‘gij zult uw hand wijd openen voor uw broeder, de ellendige, de arme in uw land’ (Deut. 15,11). Er was gegronde verwachting dat naar de arme zou worden omgezien, als hulp van Godswege. De arme heeft dan ook een naam: Lazarus (= God helpt). De rijke is naamloos. Rijken maken zichzelf wel een naam. Zij wonen in huizen als kastelen, hebben privévliegtuigen, luxe plezierjachten, dure auto’s, kostbare juwelen. Zij hebben hun loon reeds. Van Godswege wordt deze rijke niet gekend, hij is een rover, mag geen naam hebben. De arme wel, God kent hem bij name. Zijn naam is kostbaar in zijn ogen. De arme Lazarus is er niet op uit rijk te worden, hij misgunt de rijke zijn rijkdom niet. Hij is geen revolutionair die uit is op een omkering van de verhoudingen. Daar heeft hij de moed en de kracht niet voor. Hij is verder heen dan het lompenproletariaat dat nog een paar cent per dag verdient. Lazarus verlangt slechts een kruimel van de tafel van de rijke. Maar er komen slechts honden die zijn zweren likken. Zo ziet de tafel van de rijke er dus uit: hoge tolmuren en handelsbelemmeringen eromheen. Derdewereldlanden worden leeggeroofd, grondstoffen en agrarische producten voor dumpprijzen weggehaald, arbeidskracht gestolen, en daarbij worden gezins- en familieverbanden verscheurd, vrouwen en kinderen in sekstoerisme geprostitueerd. Alles ter wille van de tafel van de rijke. En waar Lazarus nog behulpzame handen had die hem daaronder
■ Met de kinderen
brachten, lopen de vluchtelingen van vandaag, op zoek naar die kruimels, tegen hoge hekken aan als ze daarvóór al niet de dood gevonden hebben in de golven. Het is er sinds Lucas niet beter op geworden; en voor zover wij dat niet doorhebben, komt dat omdat wij bij de rijke aan tafel zitten en ook de andere kant op kijken.
‘En het geschiedde...’ Helaas heeft de NBV geen oog voor het geschieden Gods. In het daar vertelde sprookje sterft de bedelaar ‘op zekere dag’. Niets daarvan in de heilige Schrift! Daar geschiedt iets. Het strategisch gebruik van het Griekse woordje egeneto is een attentiesein in de tekst: Let op! Nu zul je wat beleven! Het Woord geschiedt! De bedelaar stierf en engelen kwamen. God had Lazarus niet uit het oog verloren. De engelen dragen hem in Abrahams schoot, een schoot van ontferming. De rijke sterft ook, maar voor hem geen engelen, zijn dood zal in de hemel niet worden opgemerkt, hij was bij leven reeds quantité négligable, naamloos. De rijke slaat zijn ogen op in het dodenrijk en ziet Abraham in de verte en Lazarus in zijn schoot. Nu verlangt hij niet een kruimel, maar een druppel. De rollen zijn omgedraaid en dorst is erger dan honger.
Hiernamaals? Moet ik nog uitweiden over het feit dat wij hier met een gelijkenis te doen hebben, dat het beeldtaal is: ‘schoot van Abraham’ en ‘dodenrijk’? Bestaat de hel echt? En is er echt een gene zijde waar Abraham en de zijnen te vinden zijn? Zo heeft men zich wel van deze gelijkenis afgemaakt: hier en nu is het wel vreselijk voor Lazarus, maar in het hiernamaals komt het goed. Geen zorgen dus, laat die tafels van de rijken maar met rust, God trekt het later wel weer recht. Maar zo’n Jenseits kent de Bijbel niet. Dat is een aangelegenheid van Plato, niet van de heilige Schrift. Dáárin gaat het over opstanding en dat is iets anders. ‘Das Reich der Himmel is das Reich dessen, der im Himmel ist, nicht ein Reich das im Himmel ist oder vom Himmel kommt. Die populäre Vorstellung vom Himmelreich als einer himmlischen Welt über dem Firmament, in die die Frommen nach dem Tod eingehen, findet sich nicht in NT, sondern in den jüdischen Apocalypsen und in anderer Gestalt in der Gnosis.’1 De gelijkenis is hard: wie zijn hand niet opent voor de arme valt buiten de genade van God. Niet straks, na de dood, maar hier en nu: hij is naamloos. Voor hem rest slechts de buitenste duisternis waar geween is en knarsing der tanden. Aldus de catechese van wet en profeten. (JG) 1. L. Goppelt, Theologie des Neuen Testaments, 1976, 95.
Hé, doe ’s open! In de kerk – fantasiespel Zet twee tafels voor in de kerk, ver van elkaar verwijderd. Op de ene tafel staat allemaal lekkers, op de andere tafel niets. Ga met de kinderen bij de lege tafel staan en probeer bij de andere tafel te komen. Dat kan echter niet, want er zit een denkbeeldige kloof tussen: een zee of rivier. Schuif nu de tafels dicht bij elkaar. Maar nog steeds is die kloof ertussen: een dichte deur, heg of muurtje. Dus je ziet al dat lekkers wel, maar je kunt er niet bij. Hoe voelt dat?
Verhaal Vanuit zijn grote leunstoel hoort meneer Voller een hard gebonk op zijn deur. Langzaam staat hij op en nog langzamer loopt hij naar de deur. Meneer Voller is superdik. Dat komt omdat hij veel taartjes eet. Bij de deur gekomen, kijkt hij eerst door het kijkgat. ‘Dacht ik het niet, het is weer diezelfde man als gisteren. Waarom stoort de hele wereld mij ook. Waarom kunnen ze me niet lekker in mijn stoel laten zitten. Altijd vragen ze hetzelfde: geld en eten. Weg met die zielepieten en bedelaars.’ Hij loopt weer terug naar zijn stoel. Meneer Abrahamse heeft het vanaf de overkant allemaal gezien. Hij zucht. Waarom doet meneer Voller niets? Hij is rijk genoeg! ‘Lars,’ roept meneer Abrahamse vanuit zijn raam, ‘Lars, wacht, ik kom naar je toe.’ Hèhè, eindelijk iemand die me hoort, denkt Lars. Meneer Abrahamse neemt Lars mee naar binnen. ‘We zitten met het hele gezin aan tafel, kom erbij.’ Meneer Voller, die stiekem door het kijkgat heeft gekeken, doet nu zijn deur wel open. Hij loopt naar de overkant, naar het huis van meneer Abrahamse en belt aan. ‘Ik zie dat jullie een feestje hebben, mag ik ook komen?’ Wat vind jij: mag meneer Voller mee-eten? (AH)
■ Cultuur De parabel van Lazarus en de rijke man staat afgebeeld in reliëf op het Lazaruspoortje in het Museum Gouda. Dat reliëf is van de hand van de bekende Goudse beeldhouwer Gregorius Cool (ca. 1570-1629). Lazarus is de schutspatroon van de leprozen. Lazaret als oud woord voor een veldhospitaal is van zijn naam afgeleid. Ook heeft hij een ‘eeuwige’ plaats in de tekst van het Libera me van de Requiemmis: In paradisum deducant te angeli… Chorus Angelorum te suspiciat, et cum Lazaro quondam paupere aetermam habeas requiem (Moge het koor der engelen u ontvangen om met Lazarus, ooit een arme, de eeuwige rust te hebben). (JD) de eerste dag – herfst 2013
9
xxxxxx 29 september 2013 ■ Kansen voor gebed
■ Aan de slag met het Liedboek
Danken dat we de rijkdom van ons mens-zijn durven delen met elkaar. Danken voor mensen die hun rijkdom aan talenten en economische mogelijkheden inzetten voor kansarmen, dichtbij en veraf. Dat we onze ware rijkdom en armoede ontdekken, in het spoor van Jezus, uw Zoon. Voor hen die bezeten zijn door hun rijkdom, dat hun hart geraakt wordt door de ontmoeting met de eenvoud en het geduld van de armen. Heer, schenk ons kracht tot ommekeer van onze egoïstische hartstocht naar een levenshouding waarin ‘liefde zonder waarom’ centraal staat. (ZS)
De introïtusantifoon (LB 711a / LB 711b)
■ Gedicht Sjemà Jullie die veilig leven In je behaaglijke huizen, Jullie die bij thuiskomst ’s avonds Warm eten en bevriende gezichten vinden: Bedenk of dit een man is, Die zwoegt in het slijk Die geen vrede kent Die om een half brood vecht Die sterft door een ja of een nee. Bedenk of dit een vrouw is, Zonder haren en zonder naam Zonder nog kracht om te herinneren De ogen leeg en haar schoot koud Als een kikker in de winter. Overdenk dat dit geweest is: Ik gebied jullie deze woorden. Beitel ze in je hart Als je thuis bent als je over straat gaat, Bij het slapengaan bij het opstaan: Herhaal ze tot je kinderen. Of je huis moge vergaan, Ziekte je kwellen, Je eigen nageslacht zich van je afkeren. Primo Levi 10 januari 1946 Uit: Op een onzeker uur. Meulenhoff, Amsterdam, 1988. Vertaling Maarten Asscher en Reinier Speelman. (MD)
10
de eerste dag – herfst 2013
De liturgie kan ook met de introïtuspsalm beginnen. De keuze voor een Geneefse psalm ligt dan voor de hand. In de Latijnse liturgie heeft de introïtus de vorm: antifoon – psalmverzen – het ‘Gloria Patri’ – antifoon. Daarbij was de antifoon bestemd voor allen en de psalmverzen en de doxologie voor het koor. Waar men de klassieke introïtus gebruikt, moet juist aandacht zijn voor de antifoon, want díe tekst (vaak uit een ander bijbelboek dan de Psalmen) was juist gezichtsbepalend voor de liturgie, en fungeerde voor de kerkgangers als de ‘herkenningstune’ van de betreffende zondag. Om de praktijk van de introïtusantifoon, geschikt voor gemeentezang, mogelijk te maken, heeft de redactie van het Liedboek de meeste klassieke antifoonteksten opnieuw kernachtig verwoord en van een eenvoudige melodie laten voorzien. De combinatie met strofen uit de Geneefse psalm is mogelijk, maar is niet dwingend. Daarom wordt qua toonsoort wel aangesloten bij die melodie, maar melodische motieven uit die psalmmelodie komen niet voor. De introïtusantifoon is dan ook zelfstandig te gebruiken of in combinatie met een gesproken tekst, of op een ander moment in de liturgie (bijvoorbeeld als acclamatie). Het doet een beroep op de creativiteit van degenen die de liturgie voorbereiden. Voor 29 september worden er twee mogelijkheden aangereikt. Deze datum is niet alleen de tweede zondag van de herfst, maar op de lutherse traditie ook de dag van Michaël en alle engelen (zie Dienstboek I, blz. 514). ‘Zegen de Levende, jullie engelen’, Liedboek 711a, is de introïtusantifoon voor Michaëlsdag, en laat zich combineren met strofen uit Psalm 103. Voor de perioden van de zomer en de herfst wordt niet aangesloten bij het klassieke rooster, maar per groep van drie of vier zondagen een introïtustekst gekozen. Voor de eerste drie zondagen van de herfst wordt Psalm 121 als suggestie gegeven. ‘De Levende waakt over je gaan en je komen’, Liedboek 711b, is daarbij de mogelijk antifoon om voor en na de strofen te zingen of als refrein bij de gesproken psalmtekst. (PE)
■ Epistel Naar 1 Timoteüs 6,17-18 Naar het woord van de apostelbrief is het beter om niet hoogmoedig te zijn en niet op rijkdom te vertrouwen; maar om vooral wel van het leven te genieten, goed te doen, vrijgevig te zijn en bereid om te delen. Daartoe zegene u… (JD)
■ Kalender 29 september • Gedenkdag aartsengelen Michaël, Gabriël en Rafaël 1 oktober • Gedenkdag heilige Teresia van Lisieux (1873-1897) 2 oktober • Internationale Dag van de Geweldloosheid 3 oktober • Dag van de Duitse Eenheid 4 oktober • Gedachtenis van de heilige Franciscus van Assisi (1182-1226) 4 oktober • Werelddierendag (KJ)
29 xxxxx september 2013
alternatief
De zoon blijft leven! Bij 1 Koningen 17,17-24 Naast dit verhaal van de opwekking van de zoon van de weduwe van Sarefat, kent de Schrift nog een aantal van dergelijke verhalen: een parallel verhaal van Elia’s opvolger Elisa (2 Kon. 4,18-37) en het verhaal van de jongeling van Naïn (Luc. 7,11-17), ook de zoon van een weduwe. Het voert te ver om al deze verhalen hier met elkaar op overeenkomsten en verschillen te vergelijken.
■ Invalshoek Ware arme, ware rijke Geef mij je zoon, zegt de profeet die is zoals zij in Gods naam. Zijn gebed om leven voor dit kind toekomst voor deze vrouw verhoord. De rijkdom van zijn hart trouw aan het Verbond tussen God en zijn volk voor wie hij zijn leven in de waagschaal legt geeft aan de arme levensmoe geslagen vrouw zonder hoop op toekomst leven van Godswege. Zij blijft tegen alles in hem vertrouwen die als een bedelaar haar leven binnenbreekt, en deelt wat ze heeft toekomst ontvangen de Heer doet recht aan verdrukten. Deze ware arme vrouw is werkelijk rijk haar hart niet tot steen gemaakt een gastvrij huis dat verlangt naar goedheid ontvangen en geven. Hier ontspringt de Levensbron! Jij mens die leeft van en voor pracht en praal tot en met je uitvaart toe jouw wereld zó klein tot pakpapier ineengeschrompeld inhoud nergens je hart een steen, God uitgesloten zonder blikken of blozen de arme voor de poort toegesloten minder dan een hond. Kiezen voor zo’n leven armoe Gods rijkdom ontkracht de ongeziene wordt gezien Gods rijkdom zijn kracht. (ZS)
De vrouw des huizes ‘Het geschiedde na deze debarim…’ (17,17). De meeste vertalingen hebben: ‘het geschiedde na deze dingen’, alleen de NBV maakt er ‘enige tijd later’ van. Maar het gaat natuurlijk om de woorden die gebeuren, de woorden die daden worden. De woorden waarover het vorige bijbelgedeelte ging: ‘naar het woord des Heren’ dat Elia tot haar gesproken had (17,16, vert. NBG ’51). De woorden van de Eeuwige die Elia spreekt, en de woorden die de vrouw doet. Zij wordt ‘de vrouw van het huis’ (Hebr.: ba‘alat habajit) genoemd, dat klinkt als tegenstelling van ‘de heer van het huis’ (ba‘al habajit). Ze krijgt daarmee een eretitel van de bijbelschrijver. Opvallend, deze benaming en deze rol, want weduwen tellen niet mee. Zij hebben haast niets, dat blijkt al uit het eerste deel van dit hoofdstuk. Haar enige toekomst is haar zoon, die ziek wordt en nog zieker, tot er geen adem meer in hem is. Heel haar toekomst de grond in geboord. Niemand meer om van te houden en niemand die later voor haar kan zorgen. Dan zegt de vrouw van het huis tegen de man Gods: ‘Wat is er tussen jou en mij?’ (17,18); precies hetzelfde als wat Jezus zegt tegen zijn moeder bij de bruiloft van Kana (Joh. 2,4). Zoekt ze, zoals zo vele ouders van overleden kinderen, naar de schuldvraag? Of is het een vraag van iemand van buiten Israël aan een profeet van Israël? Was het fout om die vreemde ziener in huis te nemen, die haar (haar) ongerechtigheid in herinnering brengt? Die vraag naar de in herinnering gebrachte ongerechtigheid kan aan de ene kant een noodkreet van de moeder zijn, maar zou ook kunnen slaan op vers 16,34, waar wordt beschreven hoe het volk onder Achab is afgeweken van de Eeuwige en Chiël Jericho grondvestte ten koste van Abiram, zijn eerstgeborene, en haar poortdeuren plaatste ten koste van de eerste dag – herfst 2013
11
▼
1 Koningen 17,17-24
Het dochtertje van Jaïrus zou in zo’n vergelijking ook meegenomen kunnen worden. Hier blijft dan een dochter van Israël leven. Er zijn ook lijnen te trekken naar Hagar in de woestijn (Gen. 21,14 vv.), waar een moeder alleen is komen te staan en haar zoon, volgens bijbelse begrippen haar toekomst, ziet sterven. Of beter: ze kan het niet aanzien en laat hem achter onder een struik. Als je zo door blijft associëren over zonen die lijken niet te mogen blijven leven, komt ook de binding van Isaak bij je op. En in een dode die in de armen wordt genomen en omhelsd waardoor hij tot leven komt, klinkt ook Paulus mee, die de jongeling omarmt die uit het raam gevallen is (Hand. 20,10). Als we het bijbelverhaal vers voor vers bekijken, klinkt er nog meer Schrift mee.
alternatief
xxxxx 29 september 2013
Stank voor dank? Verhaal Loes is in de pauze bezig potloden te slijpen voor de meester. Haar eigen gloednieuwe doos kleurpotloden ligt er ook bij. Die heeft ze voor haar verjaardag gekregen: een geweldig cadeau, want bij Loes thuis is het pure armoe; haar moeder haalt eten bij de voedselbank. Ben legt zijn etui met kleurpotloden naast Loes’ doos. ‘Wil je deze ook doen?’ Dan stormen de andere kinderen terug van het schoolplein de klas binnen. Meester Theo is nog buiten en dus... Ahmed trekt Chira aan haar haren. Tom geeft Ahmed een duw. ‘Boing!’ klinkt het, gevolgd door gekletter. ‘Kijk toch uit, stommerd!’ roept Loes. Maar het is al te laat. En het is nu net háár nieuwe doos met kleurpotloden die van tafel gemaaid wordt. Álles rolt over de vloer. ‘Kom op. Helpen!’ zegt Ben tegen de kinderen. En terwijl Loes controleert of ze haar spullen weer heeft, slijpt hij haar potloden waarvan de punten afgebroken zijn.
Vraag Uit de Bijbel wordt het verhaal gelezen over Elia en de arme weduwe van Sarefat, wier zoontje sterft. Is het verhaal over Ben en Loes totaal anders, of lijkt het er toch een beetje op? (KvdB)
Segub, zijn jongste (vert. NBG ’51). Er is inderdaad iets in herinnering te brengen.
▼
■ Met de kinderen
Gebedspastoraat Het valt op dat Elia helemaal niet met deze vrouw des huizes in discussie gaat. Hij gaat Gods woorden en daden niet tegenover haar verdedigen. Hij zegt niets. Hij doet. Hij neemt het kind mee uit haar schoot en gaat naar zijn eigen kamer: de plek waar je kunt bidden (zie Dan. 6,11). Hij heeft net zo veel vragen als de vrouw des huizes. Hij bestormt de Eeuwige met zijn vragen. Hoe is het mogelijk dat de Eeuwige de vrouw, die Hij heeft aangewezen om Elia in leven te houden, op deze manier beloont? Zij is immers het voorbeeld dat Jezus later in de synagoge in Nazaret gebruikt om duidelijk te maken dat God de mensen buiten Israël gebruikt om de profetie te laten klinken (Luc. 4,25-26). Het gebed van Elia lijkt een gedicht, een klaagpsalm. ‘Eeuwige, mijn God!’ roept hij tot vier keer toe. Elia kan niet anders dan bidden en aanraken. Het lijkt of hij aan mond-op-mondbeademing doet. Ook bij Elisa zien we dit uitstrekken op het kind terug, evenals bij Paulus, die op de uit het raam gevallen jongen gaat liggen en roept dat er nog ‘leven’ (nèfèsj) in hem is (Hand. 20,10). Ook dit kind krijgt zijn leven, zijn nèfèsj van de Eeuwige terug. Hij is een nieuwe schepping: de levensadem wordt in hem geblazen, zoals de mens bij de schepping tot een levend wezen werd (Gen. 2,7). Zolang hij dood is of lijkt, spreekt de verteller van ‘het kind’; als hij weer leeft, is het: ‘de zoon’.
Het woord van de Eeuwige Er is weer toekomst voor deze weduwe. Haar zoon wordt haar teruggegeven (1 Kon. 17,23), net als in het verhaal van de jongeling van Naïn (Luc. 7,15). Zij blijkt dan in dit verhaal de leading lady, doordat ze de profeet bevestigt in zijn rol als profeet: ‘Thans weet ik, dat gij een man Gods zijt, en dat het woord des HEREN in uw mond waarheid is’ (17,24 – NBG ’51). Zijn mond spreekt het woord (dabar) van de Eeuwige zelf. Want dat is de grote vraag bij alle profeten. Spreekt en doet de profeet de woorden die daden van God zijn? Hier blijkt weer dat de woorden van de Eeuwige leven brengende woorden zijn, en als Israël (Achab) ze niet wil horen, zullen de volken ze horen en weten dat de Eeuwige God is. Dat zal Jezus later in de synagoge in Nazaret beamen. (DvL)
12
de eerste dag – herfst 2013
3 november 2013
Jezus gekomen om zonda Bij Lucas 19,1-10 Terwijl de actie wordt ingeleid door het de lezer activerende ‘zie’, krijgt de daaropvolgende introductie van Zacheüs relatief veel plaats. Niet alleen heeft hij een naam – Zacheüs – wat niet altijd het geval is bij protagonisten in de evangeliën, maar deze perikoop uit het Lucasevangelie legt er grote nadruk op dat hij een (of de) hoofdtollenaar is en dat hij rijk is. Wie al enigszins vertrouwd is met het Lucasevangelie, zal gelijk aanvoelen dat deze introductie de zaak op scherp zet: Jezus, bij Lucas met bijzondere nadruk een vertegenwoordiger van Gods optie voor de armen, komt hier een hoofdtollenaar tegen, een rijke en machtige vertegenwoordiger van het Romeinse imperiale systeem. Tollenaars pachtten immers het recht tol te heffen van de bezettende macht en precies dat maakt Zacheüs tot een zondaar in de ogen van zijn volksgenoten: hij is een verrader.
Zacheüs en de blinde bedelaar Lucas 19,1-10
7e van de herfst
■ Bij het rooster
kleur: groen
Viert u op deze dag de gedachtenis van gestorvenen, dan kunt u beter naar 1 november kijken. Want de lezingen vandaag gaan meer over uittocht: uit het tolhuis of uit Ur van de Chaldeeën. Mooi, om zo in de herfst, wanneer alles donkerder en kouder gaat worden, nieuwe wegen te ontdekken. Redden wat verloren gaat houdt wat God betreft nooit op. Overigens is het, met alle waardering voor het Abrahamitisch avontuur, toch goed om te lezen hoeveel reserve Abraham mee kon nemen. Geen arme zwerver, zoals later Jakob, maar een bemiddeld stamhoofd. Alleen, het kind ontbrak. Een vervolg kondigde zich niet aan. Net zo min als bij Zacheüs, de ‘hoofdtollenaar’. De vrouw uit 2 Koningen staat er diametraal tegenover. Een weduwe van een van de profeten met alleen haar kinderen en haar schulden. En met dat ene wat ze nog in huis heeft, een kruikje olie. Psalm 32, de antwoordpsalm, is hier minder antwoord dan voorbereiding op het verhaal van Zacheüs. (RB)
ot: Genesis 12,1-8 ap: Psalm 32 (ep: 2 Tessalonicenzen 1,1-12) ev: Lucas 19,1-10 Alternatief ot: 2 Koningen 4,1-7 Romeins Missaal 31e zondag door het jaar int: Psalm 38,22-23 ot: Wijsheid 11,22-12,2 ap: Psalm 145,1-2.8-11.13b-14 ep: 2 Tessalonicenzen 1,11-2,2 hv: Lucas 21,36 ev: Lucas 19,1-10 Luthers Dienstboek 23e zondag na Trinitatis int: ant: Psalm 138,7 ps: Psalm 138,2-3.6 LB 138 ot: Jesaja 66,5-14 gr: LB 133 ep: Filippenzen 3,17-4,3 hv: Psalm 145,10-11a ev: Matteüs 22,15-22 zl: LB 914
38
de eerste dag – herfst 2013
Het Lucasevangelie bouwt deze spanning narratief op door vóór deze tekst een perikoop te plaatsen over gebeurtenissen in de buurt van Jericho, die gaat over de genezing van een blinde bedelaar – volledig volgens Jezus’ programma in Lucas 4,18-19. Een groter contrast tussen deze blinde bedelaar en Zacheüs is nauwelijks denkbaar. Ze hebben echter één overeenkomst: beide staan aan de rand van de samenleving en zouden niet zonder meer toegang tot Jezus moeten hebben, tenminste in de ogen van zijn volgelingen (zie 18,39) of van de onmiddellijke maatschappelijke context (zie 19,7). Op de achtergrond staat natuurlijk verder nog de opmerking van Jezus over rijke mensen in het algemeen: het is gemakkelijker dat een kameel door het oog van een naald gaat, dan dat een rijke het Koninkrijk Gods binnengaat (18,25).
Een man van niets Zacheüs wordt dus in vers 19,2 vanuit maatschappelijk perspectief en gezien zijn beroep allesbehalve positief neergezet, waarbij hij de vooroordelen die zijn tollenaarschap oproept, zelf bevestigt in vers 19,8, waarin hij impliceert dat hij mensen heeft afgeperst. Vers 19,3 voegt hier weinig positiefs aan toe: Zacheüs wil weliswaar Jezus zien – waarom precies blijft open –, maar hij wordt ook beschreven als klein van stuk. Dit is geen reden om medelijden met hem te hebben of om er een minderwaardigheidscomplex bij hem op te baseren, zoals in sommige populariserende exegeses gebeurt. Hier wordt door gebruik te maken van het fysiognomische vocabulaire van de eerste eeuw een verdere schaduw op Zacheüs’ persoonlijkheid geworpen. Iemands uiterlijk was, op een manier die tot op de dag van vandaag doorwerkt, bepalend voor de inschatting van iemands persoonlijkheid, inclusief geslacht en deugdzaamheid. Een man die die naam waard was, had daarom ook een fysiek voorkomen dat de moeite waard was en dat zeker niet zó iel was, dat hij in een boom moest klimmen om te zien wie er langs kwam (19,4). Ondanks zijn – dubieuze – macht en
aars te redden rijkdom is Zacheüs letterlijk een man van niets. Wanneer Jezus juist déze man, in z’n boom, bij zijn naam noemt – een opvallend gegeven, waar deze perikoop niet nader op ingaat – gaat Hij, een gevierd rabbi die in de stad welkom wordt geheten, op een dubbele manier in tegen sociaal-culturele scripts van zijn tijd. Niet alleen associeert Hij zich publiekelijk met een volksvijand, maar ook nog met een minder dan mannelijke figuur.
Een heilig moeten De manier waarop Jezus Zacheüs aanspreekt, is ook om een andere reden opvallend: Jezus zegt namelijk dat Hij in het huis van Zacheüs verblijven ‘moet’ (Gr.: dei – 19,5). Wie dit woordje hoorde – tenminste in de eerste eeuw en met enige klassieke scholing tussen de oren, zoals van Lucas verwacht mag worden – wist dat er een soort goddelijke of noodlottige noodzaak was voor hetgeen er te gebeuren stond. Wie met een concordantie kijkt waar in het Lucasevangelie dit ‘heilige moeten’ (dei) nog meer voorkomt, zal deze aanname bevestigd vinden. Ook Lucas gebruikt het in het kader van verplichtingen van de wet of andere vormen van goddelijke noodzakelijkheid, bijvoorbeeld gerelateerd aan Jezus’ optreden. De regel die deze noodzakelijkheid hier bepaalt, citeert Jezus aan het einde van deze perikoop: ‘De Zoon des mensen is gekomen om het verlorene te zoeken en te redden.’
Zacheüs en Levi Dit, samen met Jezus’ ontmoeting met Zacheüs de tollenaar, herinnert aan een eerdere scène uit het Lucasevangelie. Lucas 19,1-10 is namelijk tot op zekere hoogte een narratieve verdieping van het verwijt dat Jezus treft in Lucas 5,30-31, waar het gaat om een andere tollenaar, Levi, die Jezus eveneens roept en die tot Jezus’ navolging overgaat. Op de vraag waarom Jezus (en zijn leerlingen) met tollenaars en zondaars eet, antwoordt Jezus dat Hij gekomen is niet om rechtvaardigen, maar om zondaars tot bekering te roepen (5,32). Ook tussen Levi’s en Zacheüs’ reactie op Jezus’ roep bestaat een parallel: ze geven er vol vreugde – en radicaal – gehoor aan en veranderen hun leven. Ze bekeren zich en volgen Jezus na. Hun bekering heeft voor hen grote sociaal-economische gevolgen: enerzijds het verlies van hun rijkdom en macht, maar anderzijds (her)integratie in het volk van God zoals Jezus dat opnieuw verzamelt, met name uit alle randfiguren van de maatschappij, onreinen van allerlei slag; of ze nu door ziekte of beroep onrein of zondig geworden zijn, is daarbij niet van doorslaggevend belang. De uitdaging voor de prediking die in deze perikoop schuilt is precies die, waar Lucas door het citeren van zowel de omstanders (19,7) als ook Jezus’ regel (19,10) op wijst: de zondige rijken zijn er niet als een soort negatief voor de heilsboodschap voor armen en onderdrukten, maar ze verschijnen als mensen die eveneens, en met name, door Jezus aangesproken worden om deel te gaan uitmaken van het Godsvolk. Lukt dat de kerk van vandaag ook – zonder tegelijkertijd een moraliserend vingertje op te steken? (PBS)
■ Met de kinderen
Kinderpsalm 32 Om voor te lezen, samen te lezen, om en om. Probeer expressief, uitbeeldend te lezen. Sssst sssst sssst Ik heb iets fout gedaan Sssst sssst sssst Ik ben gauw weggegaan Sssst sssst sssst Ik ben het toen vergeten Sssst sssst sssst Ik wil er niks van weten Au au au Mijn maag doet steeds zo’n pijn Au au au Mijn ogen voelen klein Au au au Mijn voeten lopen zwaar Au au au Waarom ben ik de sigaar? Okee okee okee Ontkennen maakt me moe Okee okee okee Nu geef ik het maar toe Okee okee okee Ja, ík heb het gedaan Okee okee okee En mag ik nu dan gaan? Dank dank dank Dit is een nieuwe tijd Dank dank dank Voorbij is deze strijd Dank dank dank Ik ben weer licht en blij Dank dank dank Jouw liefde maakt me vrij. (AMs)
de eerste dag – herfst 2013
39
3 november 2013 ■ Aan de slag met het Liedboek
■ Invalshoek
Het lied bij de preek (LB 377) Het lied bij lezingen en preek hoeft geen herhaling te zijn van wat reeds gezegd is. Dat maakt het lied eerder zwakker dan sterker. Het lied dat de gemeente na de preek zingt, mag ook een tegenstem laten horen, of een bepaald accent nader uitwerken. Het is eerder reflectie dan beaming van de woorden van de prediker. Het lied ‘Zoals ik ben’, Liedboek 377, kan heel goed op deze zondag gezongen worden als in het evangelie over Zacheüs wordt verteld. Zie in het bijzonder strofe 4. (PE)
■ Aandachtspunt ‘Voor kleine mensen is Hij bereikbaar’… zo’n liedtitel zullen de meesten direct figuurlijk opvatten. Maar wie op zijn of haar lichaamsmaat wordt aangekeken, hoort direct een bel afgaan. Voor *** mensen: dik, dom, zwaar, nerd, klein, kreupel, oud, nukkig. Op de ene plaats is het de stud die het leuk vindt een boek te lezen, op de andere degene die liever met z’n handen werkt en doodmoe wordt van alle gedebatteer: overal zijn er die buiten de boot vallen. En waar is het de eigen keuze, waar de manier waarop je het leven ingroeit? En hoe reageert de omgeving? ‘Wie leeft aan de uiteinden van de lijn van wat normaal is moet zich voortdurend aanpassen, in het sociaal verkeer,’ schreef een moeder. Steeds als ze met haar zoon met het syndroom van Down op straat liep, had ze het gevoel een rol te moeten spelen. Oordelen zijn hard. ‘Mensen die er voor kiezen om…’ en vul dan maar verder in. Op de ene site lees je dan: ‘die er voor kiezen om homo te zijn’, op de andere ‘die er voor kiezen om dik te zijn’, of kritisch, of intellectueel, of niet na te denken. Deze rubriek gaat niet over de juiste exegese, hier willen we opmerkzaam maken hoe sommige kerkgangers horen. Wie blijft haken in dit ene woord, en de rest van de dienst aan de eigen biografie denkt, is geholpen als ze merkt dat ze gezien is, daar hoog in de boom! (RB)
‘Tot aan de eik van More’. Hoe weet een mens waar de plaats om te rusten gekomen is? Abram hoort een stem die hem op weg laat gaan; en dan komt er weer een boodschap door op een plaats die al heilig moet zijn geweest. Een eik, een terebint, plaats die stilte en ontzag oproept. De God van Israël spreekt soms tegen, soms mee met dat wat op aarde heilig is. Het gaat erom het onderscheid te proeven. ‘Wat heb je in huis?’ Die vraag aan de vrouw blijft alle eeuwen door klinken. Niet: ‘Wat is je probleem?’, maar: ‘Welke kansen heb je?’ Ze noemt het, hoe weinig het ook is. Het wonder begint met dat wat is. Waar dat wat is niet erkend wordt, gebeuren geen wonderen. (RB)
■ Kalender 3 november • Gedachtenis van de heilige Hubertus 5 november • Islamitisch nieuwjaar (Muharram) 6 november • Dankdag voor gewas en arbeid 6 november • F eest van alle heilige verkondigers van het geloof in onze streken (RK) 7 november • G edenkdag van de heilige Willibrord, de apostel der Nederlanden (KJ)
■ Epistel Moge God u door zijn kracht de vaste wil geven het goede te doen. Dan zal door de genade van onze God en van de Heer Jezus Christus de naam van onze Heer Jezus door u geprezen worden, en u door Hem. (RB)
■ Kansen voor gebed Voor wie het aandurft om los te laten wat haar bond aan vroeger. Voor wie wel los móet laten, niet langer kan blijven waar hij was, door ziekte, zorg, ontslag. Voor wie zwerven met de zwervers, pastoraat op straat. (RB)
40
de eerste dag – herfst 2013
3 november 2013
alternatief
Laat de olie stromen! Bij 2 Koningen 4,1-7 Totaal ontredderd komt een weduwe bij Elisa. En wie zou niet ontredderd zijn? Net je man verloren en dan dreigen ook je kinderen bij je weggenomen te worden. Gelukkig niet een situatie die in Nederland alledaags is, maar er zijn helaas genoeg landen waar dit wel realiteit is. Door armoede gedwongen worden je kinderen af te staan aan kinderhandelaren of kinderprostitutie.
2 Koningen 4,1-7
Het is dan ook niet voor niets dat deze vrouw Elisa’s hulp inroept. Of zoals de Naardense Bijbel het sterker laat klinken: ‘Een vrouw (…) heeft Elisja toegeschreeuwd’. Elisa antwoordt op zijn beurt: ‘Wat kan ik voor u doen?’ Een vraag waarop hij het antwoord niet afwacht. Onmiddellijk daarna komt hij al met een vervolgvraag: ‘Vertelt u me eens, wat hebt u nog in huis?’ Beide vragen worden in één adem genoemd. Het lijkt erop dat wat Elisa voor de vrouw kan doen, afhankelijk is van wat de vrouw zélf nog in huis heeft. Datgene wat zij in huis heeft, is uitgangspunt van Elisa’s hulp. Elisa boort de eigen bronnen van de vrouw aan: dat is het startkapitaal.
Doe de deur dicht
Een merel Er is iets in de zang van een merel het is voorjaar, je wordt wakker je ligt te denken in de nacht het raam staat open – er is iets waarvan de vogel zingt en je denkt aan wat je moet opgeven er is iets in je dat leeg is en het stroomt vol met het zingen van die merel Rutger Kopland Uit: Toen ik dit zag. Van Oorschot, Amsterdam, 2008. Toelichting: Kopland beschrijft het gevoel van iets op moeten geven en tegelijk een volstromen. De overgang van het oude naar een nieuw begin. Dit beeld verwijst naar de schuldeiser en de vaten olie uit het Koningen-verhaal. (MD)
De weduwe gaat terug naar Elisa en krijgt van hem de opdracht de olie te verkopen. Met het geld kan zij haar schulden afbetalen en van wat er overblijft kunnen zij en haar kinderen leven. De bron die in de binnenkamer aangeboord is, is genoeg om van uit te delen en te leven. Niet alleen kan de vrouw nu haar schulden afbetalen, zij betekent op deze manier ook iets voor haar omgeving, wat haar status ongetwijfeld ten goede komt. Daarnaast is er niet alleen voor haar zelf, maar ook voor haar kinderen genoeg om van te leven. Ook de volgende generatie is (in elk geval voor dit moment) veiliggesteld. Het de eerste dag – herfst 2013
41
▼
■ Gedicht
Alleen een kruikje olie heeft de vrouw nog in huis, meer niet. Toch is het genoeg voor Elisa om een proces in gang te zetten. Hij geeft de vrouw de opdracht om bij haar buren zo veel mogelijk lege kruiken te lenen, ze mee naar huis te nemen en vervolgens de deur achter zich dicht de doen. Blijkbaar is het nodig dat hier een afgesloten ruimte ontstaat om het wonder te laten plaatsvinden. Ook later creëert Elisa een afgesloten ruimte om een wonder te laten gebeuren: hij sluit de kamer van de gestorven zoon van een andere weduwe en wekt de zoon weer tot leven (2 Kon. 4,33). Dit afsluiten van een kamer doet ook denken aan de oproep van Jezus om het gebed niet te laten plaatsvinden op de straathoek, maar in huis achter een gesloten deur (Mat. 6,6). Juist dáár kunnen in het gebed bronnen worden aangeboord, die anders onaangeroerd blijven. Ook bij ‘onze’ weduwe gaat het zo: afgesloten van de buitenwereld, in de stilte van het huis, waar enkel de kinderen als intimi aanwezig zijn, dáár gebeurt het. De vrouw giet de olie in de kruiken over en de olie blijft stromen, totdat ook de laatste kruik gevuld is. In de binnenruimte van het huis is een bron aangeboord die onuitputtelijk is.
■ Met de kinderen
Hoe moet het? Verhaal Tobias baalt. Weer een één voor dictee. Hij kán het gewoon niet. Hij vindt er niks meer aan op school. Altijd die ellendige cijfers. Thuis is het veel fijner. Na schooltijd kun je voetballen en tafeltennissen. En thuis op de computer zitten leuke spelletjes. Op school is het zo belachelijk saai. En altijd maar weer moet je er dingen doen die je niet kunt. ‘Zo, jij kijkt ook niet erg vrolijk,’ zegt Joshua tegen Tobias in de gang. ‘Zou jij ook niet zijn als je een weer een één voor dictee had,’ moppert Tobias, terwijl hij zijn jas aantrekt. ‘Een één? Hoe kan dat nou?’ vraagt Joshua. ‘Je bent niet dyslectisch. Had je wel geleerd?’ ‘Nee, als ik thuiskom, wil ik toch niet meer aan school denken!’ zegt Tobias. ‘Waarom niet? Zo erg is dat nou toch ook weer niet? Zullen we vanmiddag samen huiswerk maken?’ vraagt Joshua. Als ze die middag samen dicteewoorden voor de volgende dag oefenen, moet Tobias toegeven dat dat inderdaad niet zo erg is. En zijn vader heeft een grappige manier bedacht om tussendoor te kunnen tafeltennissen: telkens na tien woorden zonder fouten een game-tot-de-elf. Vreemd, opeens maakt Tobias bijna geen fouten meer. Zo is leren voor school nog best leuk!
Toelichting De link met de inhoud van 2 Koningen 4,1-7 loopt hier over de zin: ‘Wat hebt u nog in huis?’ Het wonder van de profeet is als wonder niet gemakkelijk naar een kinderverhaal te vertalen, maar naar mijn idee schuilt dat wonder in de wijze waarop Elisa de weduwe weer op gang krijgt. Zo krijgt Joshua Tobias weer aan het werk. (KvdB)
42
de eerste dag – herfst 2013
alternatief beetje olie dat de vrouw in huis had, blijkt genoeg te zijn voor haarzelf, haar omgeving en de volgende generatie.
▼
3 november 2013
Onuitputtelijke bronnen Dit optreden van Elisa staat in de lijn van zijn voorganger Elia. Ook Elia zorgt ervoor dat een weduwe toegang krijgt tot een onuitputtelijke bron van olie en zelfs ook van meel (1 Kon. 17,14). Elia spreekt daarbij de woorden van de HEER: ‘Tot op de dag dat Ik weer regen op de aarde zal laten vallen, zal er meel in de pot zijn en zal de oliekruik niet leeg raken.’ Het aanboren van voedingsbronnen is een terugkerend thema in het werk van Elisa. Zo zorgt hij ervoor dat een bron gezuiverd wordt (2 Kon. 2,21), dat er water in een wadi komt te staan (2 Kon. 3,17) en dat een bittere maaltijd eetbaar wordt gemaakt (2 Kon. 4,41). Elisa hoort net als Elia bij de vroege profeten, die werkzaam zijn in het land Kanaän, dat door het volk Israël ingenomen is. Nu zij zijn aangekomen in het land ‘overstromende van melk en honing’, wijst hij het volk een weg om ook in dit land trouw te blijven aan de wet van Mozes. Elisa en zijn profeten laten zien dat alleen met Gods hulp de bronnen onuitputtelijk blijven stromen.
Genoeg om van te leven! Het is God die de olie laat stromen: genoeg om van te leven! Hij maakt daarbij gebruik van het beetje olie dat de vrouw nog in huis heeft. In de afgeslotenheid van het huis gebeurt het wonder: de olie begint over te stromen in de kruiken van anderen. Dit verhaal laat zien hoe belangrijk het is om af en toe de deur achter je te sluiten, je in je eigen huis terug te trekken en te zien wat je in huis hebt. Om je door gebed of meditatie te richten op die onuitputtelijke bron en van daaruit je gaven uit te schenken aan de wereld. Zo houdt dat wat je in huis hebt je, met de hulp van God, in leven! Dat klinkt mooi, maar hoe werkt dat als je in een arm land leeft, waar het moeten afstaan van kinderen een reële bedreiging is? Hoe graag zou je dan willen dat er een Elisa langskomt die de bronnen voor je aanboort? Toch gebeuren gelukkig ook hier op kleine schaal wonderen, waar ontwikkelingssamenwerkers aansluiten bij het beetje dat de mensen zelf in huis hebben, zodat zij dit kunnen ontwikkelen en zelf kunnen uitschenken aan hun omgeving. Op die manier kan ontwikkelingshulp bijdragen aan het tot stand brengen van een land van melk en honing. (MvT)