herfst 2014 - jaargang 37
4
de eerste dag handreiking bij de jaarorde
Herfsttijd: Abraham en Koninkrijk
Toelichting alternatief spoor
Abraham, vader tussen de volken In het alternatief spoor staat de komende periode Abraham centraal. Zeven zondagen lang – de eerste tot en met de zevende zondag van de herfst – wordt er gelezen uit Genesis. Volgens Genesis begint de eigenheid van Israël met Abrams tocht op weg naar het land dat de Heer hem wijzen zou. Hij is weggeroepen uit de volken. Vandaag is Abraham als vader van alle gelovigen de verbindende kracht tussen drie wereldreligies. Dat plaatst hem weer tussen de volken, midden in de schroeiplekken en brandhaarden van het land van belofte en omstreken. Alleen dat al geeft – ook in de Vredesweek en op Israëlzondag – de Abrahamverhalen een heel eigen relevantie.
Zelfstandige positie Lezingen over Abraham hebben in het Gemeenschappelijk Leesrooster een bescheiden aandeel. Zij fungeren daar slechts als ‘aangever’ van wat het evangelie te berde brengt. De roeping van Abraham komt aan bod naast de ommekeer van Zacheüs, die door Jezus wordt bejegend als ‘ook een zoon van Abraham’ (Luc. 19,9); Abrahams voorbede voor Sodom wordt gelezen naast Lucas 11,1-13, waar Jezus zijn leerlingen leert bidden. Kerygmatisch vallen de lezingen daarmee mooi op hun plek, maar de vraag kan wel gesteld worden of het verhaal van Abraham zelf daarmee voldoende tot zijn recht komt. Om daaraan tegemoet te komen is nu voor deze zeven zondagen een alternatief spoor van lezingen uit de Abraham-cyclus ontworpen.
Lectio currens Er is echter niet tot doorgaande lezing (lectio continua) van deze hoofdstukken besloten. Dat zou de cyclus langer maken dan onze liturgische adem momenteel reikt. Er is gekozen voor een lectio currens: dat is de hink-stap-sprong van een voortgaande lezing bestaande uit losse hoofdstukken die – ook zonder veel voorkennis – op zichzelf kunnen staan. Niet enkel narratieve samenhang maar kerygmatische relevantie is daarbij bepalend, zodat van zondag tot zondag inhoudelijk voldoende verschil kan worden gemaakt. Het is niet vruchtbaar terug te verwijzen naar ‘waar we het verleden week over hebben gehad’, want daarmee wordt de helft van de aanwezige gemeenteleden het bos ingestuurd. In tijden van onregelmatige kerkgang is het belangrijk dat iedere zondag een eigen afgerond profiel krijgt met helder afgebakende perikopen (van perikopto = rondom afhakken). In een enkel geval kan het dienstig zijn als de lector ter inleiding de lezing kort situeert. De lezingen zijn niet gekozen in bedoeld verband met het evangelie van deze zondagen. Bron: Oecumenisch Leesrooster 2013-2022
2
de eerste dag – herfst 2014
Noties bij Dankdag
Dank, oogst, gerechtigheid 5 november 2014: Dankdag voor gewas en arbeid. Lang niet alle kerkgenootschappen die bij de Raad van Kerken zijn aangesloten kennen deze dag. En waar deze Dankdag wel wordt gehouden, verschillen de accenten die gegeven worden en de manier waarop deze dag wordt ingevuld van streek tot streek en van denominatie tot denominatie. Op pagina 62-64 van dit nummer treft u een handreiking aan bij de lezingen die door het Oecumenisch Leesrooster zijn aangewezen. Daarmee is echter nog niets gezegd over de grondtoon, het karakter, van de liturgie. Op deze pagina bieden we u hiertoe beknopt drie mogelijke trefwoorden. Deze trefwoorden, die elkaar overigens niet uitsluiten, kunnen behulpzaam zijn bij een oriëntatie op de concrete invulling van de Dankdag voor gewas en arbeid. We gaan hier uit van een viering op woensdag. Het zal duidelijk zijn dat de ene notie zich makkelijker ‘mee laat nemen’ naar de eerstvolgende zondag dan de andere. (NvA)
Dank
Oogst
‘Dank de Allerhoogste’ (LB 716). Een grondhouding van (dank)gebed. De Dankdag voor gewas en arbeid in het verlengde van allerlei bijzondere gebeurtenissen die om een gebedsbijeenkomst vragen, zoals een zoveeljarig huwelijk. Deze dankdag is de enige waarvoor met jaarlijkse regelmaat een datum is vastgesteld, maar dat sluit het bestaan van andere dankdagen niet uit.
Nadruk op hetgeen waarvoor gedankt wordt: de oogst, de ‘garven van het land’ (LB 365). Heel letterlijk: de opbrengst van het land, of het nu een rijke oogst of een slecht jaar is. De 20e-eeuwse uitbreiding tot ‘gewas en arbeid’ lijkt aansluiting te zoeken bij een veranderende economie en samenleving. Het verband met het najaar wordt daarin wel losgelaten: voor wie in de zorg of in de bankensector werkt spelen seizoenen geen (of ten minste een andere) rol. Het begrip oogst krijgt meer lagen als ook de oogst van de graankorrel die in de aarde valt en sterft betrokken wordt: ‘een koning als een korenaar staat op in majesteit’ (LB 767).
Gerechtigheid Verlegt de kijkrichting naar ‘het horizontale’: ‘Of aan ’t gemis der naasten wij niet schuldig zijn’ (LB 712). Kan verbonden worden met actie: eigenhandig delen en het gemis van die naaste zien te verzachten. Maar gerechtigheid als notie heeft ook een reflectieve kant, het bewust-zijn van onrecht. Niet toevallig dat, vanaf het moment waarop in Nederland de gewoonte van een vaste jaarlijkse dankdag aan te wijzen valt (17e eeuw), op deze dag zowel vasten als doneren aan de collecte samen een plek hadden.
de eerste dag – herfst 2014
3
19 oktober 2014
Een strikvraag over het b Bij Jesaja 45,1-7, Psalm 96 en Matteüs 22,15-22 Over de vraag hoe het joodse religieuze leven al of niet kon samengaan met het aanvaarden van het Romeinse gezag, bestonden onder joodse groeperingen in de eerste eeuw zeer uiteenlopende visies. In priesterlijke kringen, bijvoorbeeld in de sadduceese beweging, werd een vergelijk gezocht met de Romeinse overheid: cultische autonomie voor de joden in ruil voor aanvaarding van het Romeinse gezag.
Matteüs 22,15-22
5e van de herfst
■ Bij het rooster
kleur: groen
In de herfsttijd gaat het over de verwachting van Gods Koninkrijk. Daarmee komt het leven in een ander licht te staan. Voortaan kijken wij als het ware met Gods ogen de wereld in en beoordelen het leven naar zijn maatstaven. Veelzeggend is het twistgesprek dat farizeeën en herodianen met Jezus voeren (Mat. 22,15-22). Het gaat over het gezag van de keizer en dus over de plaats van gelovige mensen in de maatschappij. De keizer het zijne geven is een waarde, maar God geven wat Hem toebehoort gaat daar bovenuit. De keuze uit de profetische boeken voor een gedeelte over koning Kores ligt voor de hand (Jes. 45,1-7). De Perzische vorst, gewoonlijk Cyrus genoemd, heeft immers een speciale plaats in de geschiedenis van God en het volk Israël. Voor de profeet is hij een messiaanse gestalte en zo het beste bewijs dat God de loop van de geschiedenis stuurt. Maar op een andere wijze is het verhaal van Abraham op deze zondag ook zinvol (Gen. 18,1-15). Het bezoek van drie hemelse gasten overtuigt Abraham ervan dat God bij het leven in de wereld betrokken is. Voor oostersorthodoxen heeft deze scène centrale betekenis; zie de vele ikonen die het verhaal uitbeelden! (JPS)
ot: Jesaja 45,1-7 ap: Psalm 96 ep: (1 Tessalonicenzen 1,1-10) ev: Matteüs 22,15-22 Alternatief ot: Genesis 18,1-15 Uit het Liedboek int: 711c + 130 ot: 82, 96 ap: 96a, 96b, 513 ep: 704, 713 ev: 320 alt: 164, 738, 827 lvdw: 279
44
de eerste dag – herfst 2014
Die aanvaarding had ook zijn religieuze expressie: in de tempel te Jeruzalem werd tot aan de verwoesting in het jaar 70 elke dag een lam geofferd voor het welzijn van de keizer. Dit was, zo weten we via Flavius Josephus, een doorn in het oog van andere joodse groeperingen zoals die van de zeloten – maar ook de farizeeën zullen met dat dagelijkse offer niet blij zijn geweest. De delegatie die in Matteüs 22,15-22 de strikvraag over belastingbetaling aan de Romeinse keizer aan Jezus voorlegt, bestaat uit leerlingen van de farizeeën samen met herodianen. Over de herodianen weten we nauwelijks iets, maar het moet een groepering geweest zijn die het bewind van de dynastie van Herodes steunde, mogelijk omdat ze liever door het Idumese vorstenhuis geregeerd werden dan direct door de Romeinen. De Jewish Encyclopedia zoekt hen in priesterlijke kringen.1 Over de Romeinse belasting zullen ze minder strikt-religieus gedacht hebben dan de farizeeën, en meer in termen van wat politiek opportuun was. Farizeeën en herodianen zullen elkaar bepaald niet gunstig gezind zijn geweest. Misschien dat daarom volgens Matteüs, in afwijking van Marcus, de farizeeën niet zelf met de herodianen naar Jezus kwamen, maar hun leerlingen stuurden?
Een heikele vraag in een joodse stroming De verhouding met de Romeinse overheid was ook een heikele kwestie in de ontstaansfase van de Jezusbeweging als joodse stroming die ook onder niet-joden aanhangers ging werven. De Romeinen erkenden de religieuze autonomie van de joden in het hele rijk: hun ‘atheïsme’, dus hun weigering om aan allerlei publieke ceremonies deel te nemen, was wettelijk toegestaan, zolang zij als joden herkenbaar waren en geen niet-joden zouden bewegen om hen hierin te volgen. Door welbewust de grens tussen joods en niet-joods leven te doorbreken en bovendien openlijk wervend op te treden, bracht de jonge christelijke beweging de beschermde status van de joden in heel het Romeinse rijk in gevaar. Zowel voor de christenen zelf als voor hun joodse omgeving werd het vraagstuk van de trouw aan de keizer hierdoor uiterst gecompliceerd. Iedereen had op dit terrein dubbele agenda’s en alle uitspraken hadden dubbele bodems. De vraag aan Jezus had, in de ogen van de evangelisten, een heldere agenda: de bedoeling was dat het antwoord belastend materiaal zou opleveren, zo niet in de ogen van de farizeeën, dan wel in die van de herodianen, of andersom. Het ging erom dat Jezus zo gauw mogelijk uitgeschakeld zou worden, na zijn optreden in de tempel dat wij een ‘reiniging’ noemen, maar dat door vertegenwoordigers van alle joodse stromingen als schen-
betalen van belasting
■ Met de kinderen
Eerlijk gevonden nis werd ervaren. Hij moest weg voordat Hij te populair werd in de stad die volstroomde met pelgrims. Matteüs telt de dagen niet, maar in het schema van Marcus gebeurt het allemaal, van intocht tot kruisiging, in vijf dagen. De ‘tempelreiniging’ valt op dag twee, de strikvraag op dag drie, de gevangenneming op de avond van dag vier.
Jezus’ antwoord multi-interpretabel Jezus zou vreemd gezag naast de Eeuwige erkennen, of Hij zou aanstichten tot belastingweigering. Voor het eerste kon Hij door de joodse religieuze rechtbank worden veroordeeld, voor het tweede kon Hij aan de Romeinen worden uitgeleverd. Dat moet ongeveer het idee zijn geweest van degenen die de delegatie naar Jezus zonden. Maar Jezus maakt hun explosief onklaar met het roemruchte antwoord: ‘Geef aan de keizer wat van de keizer is en aan God wat van God is.’ De grap is dat dit antwoord op veel manieren kan worden opgevat. Zodoende hebben ook christenen de vraag naar de verhouding tussen geloof en burgerlijke gehoorzaamheid altijd weer verschillend beantwoord. Drie mogelijke opvattingen van de uitspraak van Jezus: (a) complementair – er zijn gebieden, zoals de publieke sector met de belastingdienst en de openbare orde, die onder de keizer vallen, en gebieden zoals de cultus, die onder God vallen; (b) antithetisch – wat bij de keizer hoort is verwerpelijk, inclusief zijn stinkgeld, dat je dus helemaal niet moet willen hebben als je je wilt voegen in de geheel andere wereld van God; (c) telescopisch – de orde van de keizer maakt deel uit van de wijdere orde van God, en de keizer verdient om die reden respect en gehoorzaamheid, zij het dat zijn gezag om diezelfde reden betrekkelijk is.
Jesaja De profetenlezing uit Jesaja 45 suggereert een ‘telescopische’ opvatting van de verhouding tussen keizerlijk en goddelijk gezag. Daar wordt de grote Perzische heerser Cyrus gezien als Gods geroepene. De Eeuwige zelf gaat voor hem uit om de weg te effenen (vergelijk de bewoordingen met die van Jesaja 40,3-4!). Maar mét dat Cyrus wordt verheerlijkt, wordt hij ook gerelativeerd, want het is niet zijn eigen bestel maar Gods bestel waarin hij zijn plek krijgt – en waaraan zijn daden dus ook mogen worden getoetst. Dat is ook zo ongeveer hoe Calvijn de uitspraken van Paulus over het gezag van de overheid in de Romeinenbrief heeft opgevat.
Psalm 96 Psalm 96 is een mooi lied ter adstructie van Jezus’ uitspraak ‘geef aan God wat van God is’. Niets valt volgens deze psalm buiten wat van de Eeuwige is. Als ook de keizer van God is, staat het betalen van belasting in het kader van de dienst aan God. Daarmee wordt de zending bevestigd waaraan de keizer zich maar te houden heeft. (PvV)
Bij Matteüs 22,15-22 Ferdy en Harry gaan naar supermarkt De Keyser om een zakje chips en een blikje cola te kopen. Ferdy gaat altijd even bij de winkelwagentjes kijken of iemand zijn muntje vergeten is. Hij had er eens eentje gevonden van 50 cent en dat was mooi meegenomen, vond hij. Vandaag zitten er geen muntjes meer in. Als ze voorbij de kassa zijn, zien ze een briefje van tien euro op de grond liggen. ‘Ik zag het het eerst,’ zegt Harry en hij pakt het geld vlug op. Niemand kijkt, iedereen loopt gewoon door met een kar vol boodschappen. ‘We moeten het terugbrengen naar de kassa,’ vindt Harry. ‘Ben jij gek?’ roept Ferdy. ‘We hebben het eerlijk gevonden.’ Buiten op een bankje gaan ze eerst hun cola opdrinken. ‘Misschien is het wel van iemand die arm is,’ bedenkt Harry. ‘Misschien is het wel van iemand die te veel geld heeft,’ vindt Ferdy. ‘Als je het naar de kassa brengt, legt de juffrouw het in de la en dan heeft niemand er wat aan.’ Dat is ook weer waar. Ze bedenken een oplossing en lopen terug naar de kassa: ‘We hebben tien euro gevonden.’ ‘Geef maar hier,’ zegt de juffrouw. ‘Nee,’ zegt Harry, ‘hier is mijn telefoonnummer. Als er iemand komt moet-ie mij maar bellen, dan breng ik het terug.’ ‘Oké,’ zegt de juffrouw en legt het briefje met het telefoonnummer in de kassa. ‘We delen het,’ zegt Ferdy. ‘Goed,’ antwoordt Harry. Hij denkt: van wie is dat geld nou eigenlijk? Van wie het verloren heeft of van wie het gevonden heeft? Hij vertelt het thuis. ‘Goed gedaan,’ zegt zijn moeder. ‘Het is voor jou.’ Als hij weer eens in de supermarkt is, kijkt hij rond of er iemand aan het zoeken is. Onzin natuurlijk. Er staat een stalletje van Unicef, dat is een goed doel voor kinderen. Hij koopt een pakje mooie kaarten. Precies vijf euro. Hij weet niet wat hij ermee moet doen, maar het lijkt hem het beste zo. Wat moet je doen als je een portemonnee vindt? Wie heeft gelijk, Ferdy of Harry? Waarom vindt Harry het zo moeilijk om het geld te houden? (JDr)
▼
1. Zie ook het lemma ‘Herodians’ op www.jewishencyclopedia.com.
de eerste dag – herfst 2014
45
19 oktober 2014 ■ Invalshoek
■ Lied van de week
Belofte Niet vruchtbaar meer, dor en verwelkt, je kerk, je leven, je man of vrouw. De goede tijden liggen ver achter je. Maar hoor: een belofte jou toegesproken, daar waar jij – zoals Abraham – ruimte maakt voor gastvrijheid en in echte ontmoeting God opnieuw verschijnen kan. Sara lacht, en velen om je heen zullen het belachelijk vinden. Maar ook zij zullen het zien: de toekomst gaat open en wij zullen lachen en juichen. Zing voor de Heer een nieuw lied! (LB)
LB 279 – Met koning David zingen wij De titel van dit lied, ‘Intochtslied’, geeft de functie aan: een lied om te zingen bij het begin van de kerkdienst. Het is een lied dat goed met kinderen is te zingen. Joke Ribbers schreef een morgenlied en liet zich inspireren door Psalm 108,1-7. Die psalm draagt als opschrift: ‘Een lied, een psalm van David.’ Zo zingen wij met David mee een psalm (str. 1). Het is een loflied voor God wiens trouw tot in de hemel reikt (Ps. 108,5; str. 3) en die volken bevrijdt (Ps. 108,7; str. 2). De dichteres wist zo met eenvoudige taal een bijbels en functioneel lied te schrijven. Cees van Walsum schreef een goed passende melodie bij deze tekst. Oorspronkelijk waren de notenwaarden twee keer zo lang, maar voor het Liedboek is gekozen voor een tweekwartsmaat met een ritme in kwarten en achtsten, om zo de suggestie te wekken het lied niet te langzaam te zingen. (PE)
■ Kansen voor gebed We bidden dat wij gastvrijheid mogen bieden aan hen die onderweg zijn in dit leven. Dat in die gastvrijheid ruimte mag ontstaan waarin God zich laat zien. Voor alle mensen die zich onvruchtbaar voelen en hopen op een nieuwe belofte. We bidden voor hen die sceptisch zijn geworden en het moeilijk vinden om te geloven in de toekomst. Dat partners en vrienden hen behoeden en bewaren. (LB)
■ Kalender 19 oktober • Wereldmissiedag (rooms-katholiek) 24 oktober • Dag van de Verenigde Naties 25 oktober • Muharram (Islamitisch nieuwjaar) 25 oktober • Nacht van de nacht (KJ)
46
de eerste dag – herfst 2014
■ Epistel Naar 1 Tessalonicenzen 1,1-10 De apostel drukt ons op het hart: ‘God heeft u lief, broeders en zusters. Wij weten dat Hij u heeft uitgekozen: onze verkondiging aan u overtuigde immers niet alleen door onze woorden, maar ook door de overweldigende kracht van de heilige Geest.’ Laten wij dan van hier gaan, vertrouwend op de kracht van die Geest, onder Gods zegen. (JPS)
■ Gedicht Herfst Nooit ben ik meer in mijn gedachten groot, steeds zeldner denk ik dat mijn werkelijk wezen zich tonen zal en durven te genezen van de steeds naderende duidelijker dood. Vandaag zag ik de hemel door het weemlend lover verbleken tot een dodelijk zuivere helderheid. Ik heb mezelf nog van geen ding bevrijd en er is haast geen tijd meer voor mij over. Er ruist een hoge ruime wind door de recht opgerezen bomen; aan het zwarte water is een hert gekomen, en door het oevergras schijnt laag de zon… Dit is het enig antwoord, dat ik vind, dat mij bevrijden zou, zo ik ’t vertalen kon. M. Vasalis Uit: Verzamelde gedichten. Van Oorschot, Amsterdam, 2006. (MD)
19 oktober 2014
alternatief
Het lachen van Sara Bij Genesis 18,1-15 De traagheid van lezen vanuit het Hebreeuws trekt mij naar de lippen van de verteller. Ik waan mij in de kring om het kampvuur. Ik ken het verhaal: drie mannen komen bij Abraham. Abraham geeft hun te eten en te drinken. Hem wordt gezegd dat Sara over een jaar een zoon zal hebben. Sara hoort het en lacht. En de man vraagt: ‘Waarom lacht Sara?’ Ze ontkent te hebben gelachen. ‘Jawel,’ zegt de man, ‘je lachte wel’ (18,14-15). Ik ken het verhaal, maar toch wacht ik vol spanning op wat er komen gaat. In mij haakt dezelfde vraag: ‘Sara, waarom lachte je eigenlijk? Wat betekent je lach?’ Ik heb die lach altijd als iets negatiefs uitgelegd gehoord. Maar is die dat ook?
Geweldige bomen
Van buiten naar binnen Nu Abraham zich ontvankelijk voor God heeft getoond, begint het concrete gesprek met de drie mannen. Abraham wijst hun, in de beschutting van Gods aanwezigheid, een plek onder de bomen aan. Het stof wordt van de voeten gewassen, het lekkerste eten klaargemaakt. Iedereen komt haastig in beweging om de drie onbekende gasten te verkwikken en te verzadigen. Abraham is buiten bij de gasten. Sara is binnen. Ook het gesprek gaat van buiten naar binnen. De mannen vragen Abraham naar Sara: ‘Abraham, waar is je vrouw?’ ‘Binnen,’ antwoordt hij. Dan wordt aan hen beiden opnieuw een zoon beloofd. Dit gebeurde voor het eerst in Genesis 17,4. Nu weer. Dit keer is het geen algemene belofte op nageslacht, maar een heel concrete: over een jaar heeft Sara een zoon. Het is bijna overbodig dat nu gezegd wordt dat Sara van achter de dunne tentdoek heeft meegeluisterd. Natuurlijk heeft zij alles gehoord. Zou niet alle aandacht uitgaan naar de gasten? Met ingehouden adem afwachten of het eten smaakt? Waar zouden ze het over hebben? Wat zou de bestemming van de mannen zijn? Als Sara dan hoort dat zij over een jaar een zoon gebaard zal hebben – Sara, inmiddels een oude vrouw en ook Abraham een oude man, beide hoogbejaard – dan lacht zij. Bij de eerste dag – herfst 2014
47
▼
Genesis 18,1-15
Het verhaal begint met de schets van een landschap. In het dorre, onherbergzame woestijnlandschap staan enkele machtige, altijdgroene loofbomen, ’elonim (= terebinten, grote bomen). Ondanks de droogte en de hitte groeien deze bomen hier onverbiddelijk. Met hun laaghangende takken als beschermende armen bieden ze beschutting aan voorbijtrekkende bedoeïenen. In de stam van het woord ’elon bevindt zich ’el, dat ‘God’ betekent. Bij deze geweldige, als aan God verwante bomen laat God zich zien aan Abraham. Abraham zit voor zijn tent, op het heetst van de dag: de zon schijnt fel en verblindend. De toehoorder van dit verhaal zal meteen gedacht hebben aan het verblindende van Gods aangezicht. Bij deze bomengroep laat God zich zien en Abraham ziet.
■ Met de kinderen
Mail Bij Genesis 18,1-15 Zana en haar broertje wonen zonder hun ouders in een vluchtelingenkamp in Frankrijk. Thuis, in Syrië, is het oorlog, dus daar konden ze niet blijven wonen. Haar moeder heeft beloofd dat het goed zou komen, dat ze een nieuw land zouden vinden waar het goed zou zijn. Daar zouden ze elkaar ook weerzien, met de hele familie. Maar Zana gelooft het niet zo erg. Want ze moeten steeds verhuizen naar een ander land en dat wil ze niet meer. Ze wordt er boos van. Dan komt er een begeleidster aan. Het is een aardige mevrouw, die Zana helpt haar spullen in haar koffer te doen. Dan geeft ze Zana een printje van een mail. Een mail van haar moeder!!! Dat is nog eens mooi. Haar moeder had weleens gebeld, maar dat was heel duur en de verbinding was slecht. Nu heeft haar moeder natuurlijk gemaild dat ze niet weer hoeven te verhuizen. Of nee, ze heeft natuurlijk gemaild dat ze eraan komt. Of... Wat denk jij dat er in de mail staat? Dit staat er... Lieve kinderen, Ik mis jullie en ik hou van jullie. We kunnen elkaar niet zien nu, maar onthou wat ik beloofd heb: we gaan naar een land waar alles goed zal zijn. En daar zien we elkaar weer, met de hele familie. Zorgen jullie goed voor elkaar? Liefs van mama Zana leest de mail en wordt dan kwaad. Zo kwaad dat de tranen in haar ogen springen. Zo kwaad, dat ze moet lachen... Soms heb je dat, dat je moet lachen van kwaadheid. ‘Haha,’ roept ze bitter. ‘Mooie belofte hoor, maar het kan helemaal niet. Het is gewoon raar, het is niet waar.’ Eigenlijk wil ze de brief verscheuren, maar de begeleidster pakt hem snel uit haar handen en stopt hem in haar koffer. ‘Voor later,’ zegt ze, ‘als je weer een beetje hoop hebt.’ Zana is op weg naar een nieuw land, want in Syrië kon ze niet blijven. Maar of het gaat zoals haar moeder beloofd heeft, dat weet ze niet... (MM)
alternatief de eerste aankondiging was het overigens Abraham die lachte (Gen.17,17).
▼
19 oktober 2014
Lachen uit ongeloof? Twee lijnen zijn in dit lachen zichtbaar: 1) een lachen waarin de worsteling tussen hoop en ongeloof weerklinkt, en 2) een lachen dat ontvankelijk maakt. Het Hebreeuwse woord voor lachen, tsachaq, wordt veelal vertaald als een uiting van verbazing of ongeloof. Volgens Ellen van Wolde zijn Abraham en Sara met hun ongelovige lachen menselijke aartsouders geworden.1 Zij zijn geen voorbeelden van onwrikbaar geloof, ook zij twijfelen en zoeken, ook zij worden heen en weer geslingerd tussen hoop en ongeloof. Want hoe lacht Sara? In de tekst staat: ‘Sara lachte in zichzelf’ (18,12). De stam van dit ‘in zichzelf’ (Hebr.: beqarbah) is qrb. Als werkwoord draagt het de betekenis ‘naderen’, ‘dichterbij komen’. Als qerab betekent het ‘strijd’ of ‘oorlog’, terwijl qèrèb ‘binnenste’ betekent. De verwantschap tussen deze woorden laat zien dat het van binnen lachen een innerlijk gebeuren is. Het is de strijd tussen geloof en ongeloof, maar ook komt er iets dichterbij.
Lachen als teken van ontvankelijkheid Volgens Catherine Chalier lacht Sara niet alleen uit ongeloof, maar vooral ook uit ontvankelijkheid, opdat de belofte dichterbij kan komen.2 Na de vraag ‘Dat kan toch niet?’ breekt een glimp hoop door, die leidt tot vragen als: ‘Wat als misschien toch..?’ ‘Maar hoe dan?’ Het ongelovige lachen slaat als het ware een barst in wat al jaren gewoon was: een leven van onvruchtbaarheid en kinderloosheid. Ze hadden zich er nu wel bij neergelegd. Ze geloofden er niet meer in. Hoe kan deze onmogelijke belofte in Godsnaam bewaarheid worden? Als dan de man via Abraham vraagt ‘Waarom lacht Sara?’ hoor je Sara schrikken. En zij antwoordt: ‘Ik lachte niet!’ Maar de barst in wat zij gewend was – onvruchtbaar zijn, kinderloos – is al geslagen. Chalier merkt nog op dat de bode van God haar haar lachen niet verwijt. Hij constateert: ‘Je hebt wel gelachen.’ In de hele tekst is een beweging van buiten naar binnen te zien. Het begon buiten, onder een paar geweldige bomen. Eerst moest Abraham zich openstellen voor God. Pas dan is hij ontvankelijk voor de ongelooflijke belofte die hun gedaan wordt: een zoon via Sara. Binnen in de tent is Sara. Als het al lang niet meer verwacht wordt, wordt er alsnog een barst in hun dagelijks leven geslagen. In Sara groeit de hoop. In het dorre landschap van een oude vrouw groeit de hoop op het onmogelijke. Zal eens de lach, die eerst van binnen is, hardop en onbekommerd zijn? Hoewel ik weet hoe dit verhaal verdergaat, hoop ik met Sara op die zoon, die Isaak heten zal, jitschaq, ‘hij lacht’. (AvdV) 1. E. van Wolde, Gaandeweg. Het levensverhaal van Sara(i), in: B. Siertsema (red.), Aartsmoeders, Kampen 1994, 9-20. 2. C. Chalier, De aartsmoeders. Sara, Rebekka, Rachel en Lea, Hilversum 1987; oorspr.: C. Chalier, Les Matriarches, Sarah, Rebecca, Rachel et Léa, Paris 1985.
48
de eerste dag – herfst 2014
23 november 2014
Het doet ertoe: gruwen en volharden, beiden Bij Daniël 12,1-4 en Matteüs 24,14-35 Wanneer op deze zondag de ontslapen gemeenteleden bij name worden geroepen, dan kan een zekere pastorale visie zich nog weleens verlegen voelen bij deze sprekende lezingen uit de Schriften. Maar bedenk dan wel, dat we ook op deze zondag horen uit hetzelfde Evangelie als waaruit de Bergrede begin dit jaar klonk.
10e van de herfst
■ Bij het rooster
kleur: groen
De laatste zondag van het kerkelijk jaar: in de rooms-katholieke kerk sinds zo’n honderd jaar het feest van Christus Koning, in de Lutherse traditie Dodenzondag of Eeuwigheidszondag genoemd, in andere liturgische kringen juist eerder een voor-advent. In dat laatste kader staan ook de lezingen in het rooster: de verwachting gaat al opspelen, maar de dreiging, verdrukking en zorg schuilen in de hoeken van onze lezingen. Geen set om te gebruiken als in uw gemeente de doden herdacht worden. Wanneer het ‘eigenlijk’ moet, dat herdenken? In veel gemeenten zullen mensen nog weten dat dit verschoven werd van Oudejaarsavond naar de Laatste Zondag, als het summum van liturgisch gelijk. Maar de scherpe kantjes zijn er ook vaak af, nu, en wellicht verschuift het moment van gedenken binnen de gemeente nu geleidelijk naar de zondag van Allerheiligen. De verlichten zullen stralen als het fonkelend hemelgewelf: die stralende tekst uit Daniël 12 verdient een lichtend gezongen antwoord. Wat te denken van LB 761? Maar ook Taizé, La ténèbre n’est point ténèbre (139d), kan een bijzondere plaats krijgen! (RB)
ot: Daniël 12,1-4 ap: Psalm 97 ep: 1 Tessalonicenzen 5,1-11 ev: Matteüs 24,14-35 Uit het Liedboek int: 711d + 98 ot: 97, 748, 759, 1009 ap: 93a, 96a, 96b ep: 460, 751, 759, 769 ev: 451, 460, 462, 749, 761, 769 ov: 725, 732, 758, 760, 767, 775 lvdw: 732 Als deze zondag gevierd wordt als ‘Eeuwigheidszondag’, zie de gegevens van Allerheiligen (1 november).
Hoopvolle gedachten De toekomst is al gaande, inderdaad. Wij maken er deel van uit. Door ons handelen, vandaag. En morgen. Dat is wat Daniël ons in zijn profetisch kritisch visioen voorhoudt. Laten we ook zijn naam niet vergeten: Dani-’el, ‘God spreekt recht’ of ‘God is mijn rechter’. Het is een opschrift dat een ons onbekende auteur aan dit geschrift gegeven heeft. En zeker in het tweede deel van dit geschrift (hoofdstuk 7-12) hanteert hij het toentertijd opkomende literaire genre van de apocalyptiek, waarvan de grondtoon luidt: God oordeelt. Er komt een einde aan al deze gruwelijkheden die wij moeten ondergaan of die we om ons heen zien. Deze tijd gaat voorbij. Definitief. Een einde aan de tijd. De gerechtigheid straalt dan van ons af, of van de wijzen, de verstandigen (12,3). De gelijkenis van de wijze en dwaze maagden vindt ook hier haar literaire wortels. Alle tegenstellingen die dit apocalyptische genre kenmerkt worden uit de kast gehaald: licht/donker, goed/kwaad, wijs/dwaas, grote benauwdheid/opluchting, slapen/ontwaken, geheimschrift (verzegeld boek)/openbaring, de volken/Israël. En de ultieme hulp: Mi-cha-’el, ‘wie is als God?’.
Opstanding Ons gedeelte eindigt met de opmerking dat de kennis zal vermeerderen. Maar ja, wie kennis vermeerdert, vermeerdert smart, zegt de alwijze prediker, een beetje smalend en wereldwijs natuurlijk. Want kennis kan ook verrijken. Zeker kennis van de Eeuwige. Of is die onkenbaar? Wie het aandurft leze natuurlijk dit hele hoofdstuk 12 uit. Zodat we ook de gruwel der verwoesting (Dan. 12,11) op zijn plaats horen, waar Matteüs op terugkomt (24,15). Het boek Daniël is het eerste voorbeeld van een apocalyps, die in het jodende eerste dag – herfst 2014
71
▼
Matteüs 24,14-35
Ook vandaag doen de zachtmoedigen, de treurenden, zij die hongeren en dorsten naar gerechtigheid voluit mee. Vergeet niet: de vervolgden worden zalig gesproken. Tot hen die allerlei smaad, laster en kwaadsprekerij over zich uitgestort krijgen spreekt Jezus: ‘Verblijdt u en verheugt u, want uw loon is groot in de hemelen!’ (Mat. 5,12). Tot die tijd zullen we het moeten volhouden te midden van de gruwel der verwoesting. Het Koninkrijk zoekend en de gerechtigheid die daarbij hoort. Dat zal ertoe doen. In hemel en op aarde.
23 november 2014
Hoogste punt Bij Matteüs 24,31-46 Jesse en Irene staan met hun moeder op de uitkijktoren van de Vaalserberg, het hoogste punt van Nederland. ‘Stel je voor dat Nederland helemaal onder water zou lopen, dan zouden wij hier nog droog staan,’ zegt Jesse. Irene vindt dat geen leuk idee: ‘Dan zouden de buren verdrinken en de cavia’s en het huis zou wegspoelen en ons hele dorp.’ ‘Ja,’ zegt Jesse, ‘maar er zou ook niemand meer ziek worden, er zouden geen ongelukken meer gebeuren, niemand zou nog verdriet hebben, want iedereen was dan al dood.’ ‘Maar dan kunnen we nergens meer wonen en dan hebben we geen school. En wie moeten onze vrienden dan zijn? En wie zorgt voor eten in de winkels en waar vinden we een dokter?’ vraagt Irene. ‘Je hebt gelijk,’ zegt Jesse. ‘Misschien is het beter dat we een heel machtige president krijgen. Die zorgt ervoor dat niemand meer ziek wordt of een ongeluk krijgt en dat niemand verdriet heeft of dood gaat.’ ‘Zulke presidenten bestaan niet eens,’ vindt Irene. ‘Als ze president worden, stelen ze vaak alle geld uit de schatkist en gaan ermee vandoor naar een mooi eiland met palmenstranden. Wat heb je daaraan!’ ‘Oké, dat is waar,’ zegt Jesse. ‘Aan een president heb je niks. Ook niet als de aarde uit de baan vliegt, of als de zon met de maan gaat botsen, of als sterren echt vallen en precies hier op de Vaalserberg terechtkomen. Dan is alles voorbij, toch, mama?’ De moeder van Irene en Jesse moet lachen. ‘Dat gebeurt heus niet zomaar, Jesse. Daar hoef je niet bang voor te zijn. Maar ik denk wel dat er altijd weer iemand ziek wordt en dat er ongelukken zullen gebeuren of dat mensen verdrietig worden omdat iemand sterft. Daar doe je niks aan. Want alles gaat nu eenmaal voorbij. Maar dat is vandaag niet belangrijk. Nu zijn wij met ons drieën hier op de Vaalserberg. Kijk eens wat een mooi uitzicht, die kant op! En morgen zien we wel weer. In elk geval hebben we morgen elkaar nog. Misschien doen we weer iets fijns!’ ‘Aan alles komt een eind.’ Wat vind je van dat gezegde? Moet je er bang voor zijn? Moet je er rekening mee houden? Of mag je zonder zorgen genieten van fijne en mooie dingen, zoals de moeder van Jesse en Irene zegt? (TH)
72
de eerste dag – herfst 2014
dom van na de ballingschap en in het oudste christendom veelvuldig voorkwamen. Hoewel het, zeker in het eerste deel, de verhalen antedateert, zal de eindredactie rond 160 voor Christus vastgelegd zijn. Als er binnen het jodendom sprake is van de gedachte aan een persoonlijke opstanding uit de doden – en die is er, want de sadduceeën geloofden er namelijk niet in – dan vindt die gedachte bij Daniël (12,2-3) zijn oorsprong. Het beeld van een opstanding van Israël, als volk, was al eerder verwoord in Ezechiël 37.
▼
■ Met de kinderen
Een veelzeggende plek De Olijfberg. Nu eens iets minder aandacht voor wat Jezus zegt, maar voor wáár Hij wat zegt: de Olijfberg. Van oudsher beschouwd als een heilige berg. Staan de voetstappen van de HEER niet op de Olijfberg? Op zijn dag die komt? Wanneer Hij zelf komt (Zach. 14,1-21)? Is deze berg niet de plek waar de nieuwe wereld begint, en de wezenlijke dingen, de ‘ten leste’ dingen, ertoe doen? Waar alles samenkomt? Matteüs gebruikt deze aanwijzing (24,3), dat Jezus juist daar komt te spreken over ‘het einde der tijden’, niet voor niets. Hij plaatst Jezus hier, en doet Hem zitten, zoals Hij op ‘de berg ging zitten’ (begin van de Bergrede – 5,1). De Olijfberg komt nog een keer voor in de Schriften van Israël, namelijk in 2 Samuel 15,30.32. Daar wordt de weg aan de Olijfberg genoemd waarover David vluchtte. Matteüs herneemt die plek, om de weg van de Messias aan te duiden, de Zoon van David die niet vlucht, maar opgaat naar Jeruzalem (Mat. 21,1). En nog een keer: met de lofzang van de bevrijding op de lippen vertrekt Hij naar de Olijfberg (26,30). Om ten leste te worden overgeleverd. Voor de toekomende wereld.
Vergaan Het onvoorstelbare heeft zich voorgedaan: de ontwijding van de tempel. Het is een rovershol geworden, met een afgodsbeeld centraal op de plek van het offeraltaar. Een gruwel. Nog erger is dat je helemaal niet meer weet waar je heen moet, dat je niemand meer kunt vertrouwen. En het meest onvoorstelbare: dat hemel en aarde zullen vergaan. Het is de overdrijvingstruc in het mondelinge debat – de hemel en de aarde zullen voorbijgaan, ja, ja. Dat gaat natuurlijk niet gebeuren, tenzij hemel en aarde het besterven wanneer zij tot getuigen worden opgeroepen – wat Mozes een aantal malen heeft gedaan in zijn groot gericht met Israël en de volken (Deut. 4,26; 31,28). Jezus heeft dit alles niet meegemaakt, de verwoesting van Jeruzalem, de ontvolking van het land. Matteüs wel. Zijn Evangelie dateert, zo menen velen, van rond de jaren 75-85, al zal het oudere bronnen verwerkt hebben. Het zijn de dagen van ontreddering en heroriëntatie. Hoe moet het verder met ons? Kun je nog wel iemand vertrouwen, je bent je leven niet zeker. Eén ding is zeker: de stem van degene die ‘alle gerechtigheid’ heeft vervuld zal niet verstommen. Te midden van de gruwelen die stem willen blijven horen, daarop vertrouwen, volharden, dat is de geloofsweg van de gemeente. Gerechtigheid, barmhartigheid, de kracht der liefde. Sterker dan de dood. Inderdaad: Gods spraak is beeldspraak. Hij kan niet anders. En wij ook niet. (NV)
■ Invalshoek De Heer, de rechtvaardige Koning is ‘in wolk en duisternis gehuld’ (Ps. 97,2). Met andere woorden: de Heer is ongrijpbaar, ondoorgrondelijk. Op Hem loopt onze menselijke logica stuk. Dit in tegenstelling tot beeld-goden (7). Zij zijn altijd projecties van onszelf. Zij verbeelden onze wensen en meningen. Wij willen van hen de garantie dat er gebeurt wat wij willen. Als wij die goden aanbidden, cirkelen wij in feite om onszelf. De Heer onttrekt zich aan ons beperkte perspectief. Hij is ontzagwekkend en ver boven ons verheven. Als wij Hem naderen, ontneemt de wolk ons het zicht. Als wij ‘in God getrokken worden’, verliezen wij onze oriëntatie. De ijkpunten die wij voor onszelf hadden bepaald, verdwijnen dan uit het zicht. Dat kan bijzonder verwarrend zijn. Misschien zelf beangstigend. Maar hoe langer wij in de wolk durven vertoeven, hoe meer wij leren kijken zoals God kijkt. Daardoor krijgt Gods rechtvaardigheid vat op ons. In God voelen wij ons zo veilig, dat wij ons in vrijheid aan onze nieuwe manier van kijken durven toevertrouwen. In het duister licht er een weg voor ons op die wij met vreugde kunnen gaan. Gods heiligheid begint in ons te zingen. (MvB)
■ Gedicht
■ Lied van de week LB 732 – Voor de toegewijden Op de laatste zondag voor Advent worden in de ene gemeente de namen van de overledenen genoemd; in de andere gemeente is dat al gedaan op de zondag rond Allerheiligen (1 november) en is deze zondag de Voleindingszondag. Lied 732 kan in beide gevallen dan gezongen worden. Als wij de namen noemen van hen die ons in geloven zijn voorgegaan, dan gaat het allereerst niet om de grote namen, maar om hen die voor ons persoonlijk van betekenis waren: de ‘toegewijden, / stillen in den lande / die van binnen brandden / met een heilig vuur’ (str. 1). Het zijn ‘vaders die ons leidden, / moeders die ons droegen’ (str. 2). Dan gaat het niet alleen en in de eerste plaats om onze biologische ouders, maar de voorgangers die ons het woord van God hebben verkondigd (Hebr. 13,7), vanaf de aartsvaders en aartsmoeders. De weg van God met mensen begon bij hen en zal zijn voltooiing vinden op de nieuwe aarde, de stad waar mensen van alle zijden samenstromen (str. 4). De eenheid in de tekst wordt ook benadrukt door dezelfde rijmklank waarmee de eerste regel van elke strofe eindigt: toegewijden – leidden – weidden – zijden. Ignace de Sutter heeft met weinig middelen een aansprekende melodie geschreven, waarin de stijlkenmerken van het gregoriaans hoorbaar zijn: de nagenoeg trapsgewijs verlopende melodie, en een aan de tekst dienstbaar ritme waarin eenheden van twee en drie tellen elkaar afwisselen. (PE)
■ Kansen voor gebed
■ Epistel
Om recht en gerechtigheid. Om te leren kijken met de ogen van God. Om de ontmaskering van valse goden, die ons gevangen houden in ons beperkte perspectief. (MvB)
Uit 1 Tessalonicenzen 5,1-11
Het huis Op akkerland, met duinen in ’t verschiet, staat, in de schaduw van nabij geboomt, het huis dat ik ontruimde en achterliet, en dat thans door de vijand wordt bewoond. De bomen zijn, naar ik verneem, geveld; ’t huis werd een kazemat, en het terrein – indien het waar is wat mij wordt gemeld – moet in een mijnenveld herschapen zijn. Zo zegt men. Maar het huis zelf deelt mij mee wanneer het in mijn dromen tot mij spreekt: ik heb bericht ontvangen van de zee, dat straks een reinigende storm opsteekt. Martinus Nijhoff Uit: Verzamelde gedichten. Prometheus, Amsterdam, 2008. (MD)
■ Cultuur Beroemde verbeeldingen van het laatste oordeel vinden we o.a. bij Michelangelo (Sixtijnse Kapel) en Hans Memling. Daar wordt de mens gewogen: mag hij naar rechts, naar de eeuwige vreugde? Of moet hij naar links, naar de eeuwige verdoemenis? Traditioneel overheerst duidelijk de angst voor de toornige verschrikking. Niet voor niets bevat de klassieke requiemtekst het Dies Irae, dag van woede. Bij Verdi horen we in rake paukenklappen de dreiging van geweld. Mozart laat in Tuba mirum Michaëls sonore bazuin horen. En Fauré doet een verrassende uitspraak door in zijn Requiem totaal géén oordeelsdag op te nemen. (AV)
Leef dan als kinderen, niet van de duisternis, maar van het licht en van de dag. Laten wij, die toebehoren aan de dag, op onze hoede zijn, omgord met het harnas van geloof en liefde, en getooid met de helm van de hoop op redding. Zo gaan we, gezegend om tot zegen te zijn: … (RB)
■ Kalender 23 november • Christus, Koning van het heelal (rooms-katholiek) 25 november • Internationale Dag van de Uitbanning van Geweld tegen Vrouwen (KJ)
de eerste dag – herfst 2014
73
Oecumenisch Leesrooster
•
herfst 2014
10 augustus 2014 8e zondag van de zomer
21 september 2014 1e zondag van de herfst
1 november 2014 Allerheiligen
Jona 3,10-4,11 Psalm 145,1-12 (Filippenzen 1,21-27) Matteüs 20,1-16 Alternatief Genesis 11,27-12,9
17 augustus 2014 9e zondag van de zomer
28 september 2014 2e zondag van de herfst
2 november 2014 7e zondag van de herfst
Jona 2,2-11 (NBG: Jona 2,1-10) Psalm 29 (Romeinen 9,1-5) Matteüs 14,22-33
Jesaja 56,1-7 Psalm 67 (Romeinen 11,13-24) Matteüs 15,21-28
Alternatief
Ezechiël 18,1-4.25-32 Psalm 25,1-10 (Filippenzen 2,1-13) Matteüs 21,23-32 Genesis 12,10-13,1
Alternatief
Jesaja 60,1-11.17-22 Psalm 138 of Psalm 34,1-10.22 Openbaring 7,2-4.9-17 Matteüs 5,1-12
Spreuken 9 Psalm 43 (1 Tessalonicenzen 2,9-13) Matteüs 25,1-13 Genesis 21,1-21
24 augustus 2014 10e zondag van de zomer
5 oktober 2014 3e zondag van de herfst
5 november 2014 Dankdag
Jesaja 51,1-6 Psalm 138 (Romeinen 11,25-36) Matteüs 16,21-27
Alternatief
Jesaja 5,1-7 Psalm 80,9-20 (Filippenzen 2,14-18) Matteüs 21,33-43 Genesis 13,2-18
Deuteronomium 24,14-15 Psalm 65 Matteüs 20,1-16
31 augustus 2014 11e zondag van de zomer
12 oktober 2014 4e zondag van de herfst
9 november 2014 8e zondag van de herfst
Jeremia 7,23-28 Psalm 105,1-7 (Romeinen 12,1-8) Matteüs 17,14-20
Alternatief
Jesaja 25,1-9 Psalm 23 (Filippenzen 3,17-21) Matteüs 22,1-14 Genesis 16
Jesaja 48,17-21 Psalm 70 (1 Tessalonicenzen 4,1-8) Matteüs 25,14-30
7 september 2014 12e zondag van de zomer
19 oktober 2014 5e zondag van de herfst
16 november 2014 9e zondag van de herfst
Ezechiël 33,7-11 Psalm 119,33-40 (Romeinen 12,9-21) Matteüs 18,(1)15-20
Alternatief
Jesaja 45,1-7 Psalm 96 (1 Tessalonicenzen 1,1-10) Matteüs 22,15-22 Genesis 18,1-15
14 september 2014 13e zondag van de zomer
26 oktober 2014 6e zondag van de herfst
Exodus 32,7-14 Psalm 103,8-12 (Romeinen 14,5b-12) Matteüs 18,21-35
Alternatief
Deuteronomium 6,1-9 Psalm 1 (1 Tessalonicenzen 2,1-8) Matteüs 22,34-46 Genesis 18,16-23
Ezechiël 34,11-17 Psalm 90 (1 Tessalonicenzen 4,9-12) Matteüs 25,31-46
23 november 2014 10e zondag van de herfst
Daniël 12,1-4 Psalm 97 1 Tessalonicenzen 5,1-11 Matteüs 24,14-3