Denkbeelden

Page 1

DENKBEELDEN



DENKBEELDEN

Denkbeelden Van film naar filosofie Onder redactie van Pieter d’Hoine en Bart Engelen

Uitgeverij pelckmans – kapellen Uitgeverij klement – kampen


Voor meer info: www.pelckmans.be Š 2009, Uitgeverij Pelckmans, Kapelsestraat 222, 2950 Kapellen Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, op welke wijze ook, zonder de uitdrukkelijke voorafgaande en schriftelijke toestemming van de uitgever. Informatie over kopieerrechten en de wetgeving met betrekking tot de reproductie vindt u op www.reprobel.be. All rights reserved. No part of this book may be reproduced, stored or made public by any means whatsoever, whether electronic or mechanical, without prior permission in writing from the publisher. D/2009/0055/64 ISBN 978 90 289 5125 9 (Belgie) ISBN 978 ???? (Nederland) NUR 730


Inhoudstafel

Voorwoord Van film naar filosofie

xx

Pieter d’Hoine en Bart Engelen

Een hoofdstuk vooraff

xx

Hoofdstuk 1 Wat is filosofische verwondering? Over zijn en schijn

xx

Pieter d’Hoine Deel I

Bewustzijn en identiteit

xx

Hoofdstuk 2 Wat is de mens?? Over subjectiviteit, psychopathologie en het onbewuste

xx

Jens De Vleminck

Hoofdstuk 3 Wie ben ik?? Over persoonlijke identiteit en zelfbewustzijn

xx

Arnold Burms

Hoofdstuk 4 Wanneer ben ik mezelf?? Over bewustzijn, authenticiteit en existentiefi losofie

xx

Gregory De Vleeschouwer

5


Deel II

(Mede)mens en maatschappij

xx

Hoofdstuk 5 Hoe vrij ben ik?? Over determinisme, vrije wil en verantwoordelijkheid Katrien Schaubroeck

Hoofdstuk 6 Hoe kwetsbaar zijn onze morele opvattingen? Over de grondslagen van de ethiek

xx

Herman De Dijn

Hoofdstuk 7 Hoe moet ik leven?? Over de moraal van vergeving en vergelding

xx

Antoon Vandevelde en Bart Engelen

Hoofdstuk 8 Hoe moeten we samenleven? Over vrijheid, gelijkheid en broederschap

xx

Thomas Nys Deel III

Kennis en ervaring

xx

Hoofdstuk 9 Wat kan ik kennen?? Over dromen, waarheid en kennis

xx

Bart Engelen

Hoofdstuk 10 Hoe universeel is rationaliteit?? Over taal, cultuur en hermeneutiek

xx

Paul Van Tongeren en Wout Van Tongeren

Hoofdstuk 11 Wat is schoonheid?? Over de esthetische ervaring Margherita Tonon en StĂŠphane Symons

6

xx


Deel IV

Geluk en zingeving

xx

Hoofdstuk 12 Moet mijn leven waarachtig zijn? Over geluk en leugen

xx

Gerd Van Riel

Hoofdstuk 13 Heeft de dood het laatste woord? Over dood, eindigheid en angst

xx

Filips Defoort

Hoofdstuk 14 Kunnen rituelen redden? Over de volle leegte van symbolen

xx

Paul Cortois

Nawoord Over de relatie tussen film en filosofie

xx

Hans Maes

Literatuursuggesties Filmregister Noten Filosofen- en schrijversregister Over de auteurs

xx xx xx xx xx

7



Voorwoord Van film naar filosofie Pieter d’Hoine en Bart Engelen

‘De bioscoop is een toevluchtsoord, een kroeg zonder drank waar ook een dokter komen kan zonder opspraak te verwekken. Een middel om twee uur van die nevelperiode onder narcose door te zeilen.’ De uitspraak is van Alfons De Ridder, beter bekend onder zijn pseudoniem Willem Elsschot. Elsschot verwoordt een wijd verbreide opvatting over cinema – een oordeel dat tot op onze dagen voortleeft: fi lm bedwelmt. Het witte doek voert ons weg van ‘het leven zoals het is’. Film zou tegemoetkomen aan een diepgewortelde drang van de mens om het hier en nu van de alledaagse sleur af en toe te ontvluchten. In de fi lmzaal zet je het verstand op nul en haal je opgelucht adem. Meer dan om het even welk ander medium weet fi lm een droomwereld te creëren. De paradox is nochtans dat de regisseur daar maar in slaagt door uitgesproken realistische technieken te hanteren. Net als de fotograaf registreert de cameraman wat er voor de lens verschijnt; anders dan de foto, legt de pellicule ook de beweging vast. Voor fi losofen, die bedacht zijn op de waarheid, moet dit alles het medium fi lm wel des te meer verdacht maken. Alsof het niet volstaat dat de regisseur de realiteit vertekent, tooit hij zijn product bovendien met de attributen van de werkelijkheid. Film schept een illusie waaraan je niet makkelijk ontkomt. In de duisternis van de bioscoopzaal, waar je overdonderd wordt door de reusachtige gedaanten op het witte doek en de alles overstemmende muziek, lijkt alles erop gericht om het denken tot stilstand te laten komen. De beelden denken wel voor jou. Zo bekeken is de relatie tussen film en filosofie allerminst evident. De filmmaker doet een beroep op onze verbeelding om de wereld te transformeren tot het object van ultieme hoop (romantiek) of angst (horror). Hij toont ons de werkelijkheid niet ‘zoals ze is’, maar hij verdraait, verkleurt, vergroot of vervaagt ze. De filosofie daarentegen streeft er sinds haar ontstaan naar om de werkelijkheid op een strikt rationele manier te doorgronden. Ze wil geen mythe (verhaal) zijn, maar logos (discours). 9


Toch is ook de fi losoof niet immuun voor de irrationele macht van het beeld. Van Plato tot Wittgenstein hebben wijsgeren hun ideeën ingang laten vinden door te appelleren aan onze verbeeldingskracht, en van Descartes tot Nozick werden ingewikkelde argumenten aannemelijk gemaakt door een beroep op gedachte-experimenten allerhande. Vaak ontleenden vroegere denkers hun inspiratie aan de literatuur en de beeldende kunsten van hun tijd. Ook de grootste metafysici uit het verleden waren zich bij nader inzien maar al te goed bewust van de macht die de verbeelding op het denken uitoefent. ‘On ne pense que par image. Si tu veux être philosophe, écris des romans,’ luidde trouwens het devies dat fi losoof én latere Nobelprijswinnaar voor de literatuur Albert Camus optekende in zijn dagboek. Omgekeerd is het natuurlijk larie om de kunst of literatuur een zekere aanspraak op waarheid te ontzeggen. In de concrete anekdote zit iets vervat van het universele en de poëtische metafoor reveleert iets over het prozaïsche leven van alledag. Bovendien is de fi losofie als vanouds een schatkamer van inzichten en motieven waarmee kunstenaars van diverse pluimage zich dankbaar hebben verrijkt. Sommige kunstwerken of romans lijken haast opgezet als experimenten om wijsgerige beschouwingen tot leven te wekken. Deze alliantie tussen feit en fictie, tussen rede en verbeelding loopt als een rode draad doorheen de geschiedenis van zowel fi losofie als kunst. Met de opkomst van het medium fi lm als een populaire en toegankelijke kunstvorm zijn de mogelijkheden om fi losofische problemen voor een ruim publiek te ensceneren enorm toegenomen. Deze mogelijkheid is ook de huidige generatie fi losofen niet ontgaan. De voorbije decennia is de interesse voor fi lm vanuit fi losofische hoek alleen maar gegroeid. Met de regelmaat van de klok ontstaan initiatieven om de relatie tussen fi losofie en fi lm te duiden. Vaak gaat het om fi lmvertoningen, ingeleid door geschoolde fi losofen, of om al dan niet academische publicaties waarin een of andere fi lm aan een fi losofische analyse wordt onderworpen. Doorgaans vormen de besproken fi lms daarbij het uitgangspunt: de fi losofische problematiek komt slechts ter sprake voor zover een beter begrip van de fi lm dat vereist, of voor zover de fi lm een aanleiding kan zijn om bepaalde filosofische stokpaardjes nog eens van stal te halen. Het kan nochtans ook omgekeerd. Men zou kunnen vertrekken vanuit de wijsgerige thematiek en nagaan hoe men het zogenaamde ‘verhaal van de fi losofie’ op een consistente wijze kan vertellen aan de hand van fi lms. De uitdaging bestaat er dan in om, door middel van een aantal daartoe geselecteerde films, een overzicht te bieden van de grote thema’s uit de fi losofie. Enerzijds kan men op die manier een 10


breed publiek van geïnteresseerden laten kennismaken met de fi losofische problematiek. Anderzijds biedt men filmliefhebbers de kans om de fi losofische relevantie van hun geliefde fi lmklassiekers te leren appreciëren. Hoewel in de Angelsaksische literatuur al enkele initiatieven in deze richting zijn ondernomen, is een dergelijke ‘inleiding tot de fi losofie aan de hand van fi lms’ tot op heden nog niet verschenen in het Nederlandse taalgebied. Met dit boek willen we deze lacune opvullen. Een aantal fi losofen met academische expertise in verschillende domeinen van de fi losofie slaan hier de handen in elkaar om de diverse aspecten en disciplines van de fi losofie te presenteren met behulp van een aantal fi lms die daarbij als leidraad of illustratie fungeren. Het boek heeft een thematische indeling, die recht wil doen aan de grote verscheidenheid aan stijlen en disciplines die de fi losofie vandaag de dag kenmerkt. Zo is er niet alleen aandacht voor traditionele fi losofische disciplines zoals ontologie, wijsgerige antropologie, ethiek, politieke fi losofie, kenleer, esthetica, enzovoort, maar ook voor uiteenlopende stijlen van onderzoek, zoals geschiedenis van de fi losofie, continentale en analytische wijsbegeerte. Aangezien de fi losofische vraagstelling zich in principe kan betrekken op al wat is, is elke aanspraak op exhaustiviteit uiteraard uit den boze. Ook wie in dit boek een systematische inleiding in de traditionele disciplines van de fi losofie zoekt, zal bedrogen uitkomen. Niet elk fi losofisch probleem kan immers even makkelijk op het witte doek worden geprojecteerd. Eerst en vooral probeert dit een min of meer representatief staal te bieden van het fi losofische onderzoek van vandaag. Het uitgangspunt is steeds een fi losofisch thema, dat wordt voorgesteld met verwijzingen naar personages, beelden, situaties of verhaallijnen uit fi lms. In elk hoofdstuk wordt de lezer vertrouwd gemaakt met enkele belangrijke posities, redeneringen, argumenten, stromingen, theorieën en fi losofen die relevant zijn voor het besproken thema. Hierbij worden fi lm en fi losofie steeds op elkaar betrokken. De inhoudelijke en stilistische variatie die de lezer zal aantreffen in dit boek is slechts één gevolg van de vrijheid die we de auteurs van de verschillende hoofdstukken hebben gegund. Deze werkvorm maakt ook dat de mate waarin de fi losofische thematiek en de fi lms op elkaar betrokken worden nogal kan verschillen van hoofdstuk tot hoofdstuk, en dat hier en daar enige inhoudelijke overlapping voorkomt. Het is aan de lezer om deze eenheid in verscheidenheid te ontdekken en – hopelijk – te appreciëren. In een eerste, inleidend hoofdstuk nodigt Pieter d’Hoine de lezer uit om na te denken over de rol die de verwondering speelt als moge11


lijkheidsvoorwaarde voor elke fi losofische vraagstelling. Samen met Plato gaat hij in op het onderscheid tussen zijn en schijn, en op de overtuiging van de fi losoof dat achter onze alledaagse ervaringen van de werkelijkheid een diepere dimensie schuilgaat. De moeilijkheden die we ondervinden om los te komen van onze collectieve vooroordelen komen prachtig tot uitdrukking in Bernardo Bertolucci’s Il Conformista (1970). De fi lm stelt de auteur ook in staat om de innige relatie tussen zelfkennis en inzicht in de werkelijkheid bloot te leggen. Het thema van de zelfkennis staat ook centraal in het eerste deel van dit boek, waarin dieper wordt ingegaan op de vraag wie of wat de mens precies is. Jens De Vleminck illustreert aan de hand van Alfred Hitchcocks Psycho (1960) enkele belangrijke inzichten van de psychoanalyse. Hij argumenteert dat de mens helemaal niet het zelfbewuste, redelijke en kritische subject is dat sinds Descartes en Kant centraal staat in de moderne filosofie. Met Freud toont de auteur aan hoe onze onbewuste driften en het gewicht van ons geweten mee bepalen wie we zijn. Hierop pikt Arnold Burms in met zijn hoofdstuk over identiteit en zelfbewustzijn. Hij gebruikt de plot van Hitchcocks Vertigo (1958) om na te gaan wat ons precies aantrekt in de ander wanneer we een betekenisvolle relatie met hem of haar aanknopen. Waarop is ons verlangen tot die bepaalde persoon precies gericht? En hoeveel verandering mag die persoon ondergaan alvorens we onze interesse in hem of haar verliezen? Indirect werpt deze zoektocht een licht op de criteria die we hanteren om de identiteit van een persoon te bepalen en op de manier waarop we ons bewust zijn van onze eigen identiteit. Gregory De Vleeschouwer ten slotte sluit dit deel over identiteit af door zich te richten op de notie van authenticiteit. Hij laat zien hoe mensen een eigen identiteit construeren op basis van de sociale rollen en modellen waarmee ze in contact komen. Film is daarin een exemplarisch geval. Net zoals het hoofdpersonage uit Play it Again, Sam (Herbert Ross, 1972), spiegelt ieder van ons zich aan de helden van het witte doek. De vraag die zich opdringt is wat de populaire slogan om toch maar eerst en vooral ‘jezelf te zijn’ dan nog kan betekenen. Met dit laatste hoofdstuk hebben we de relatie van onszelf tot de ander geïntroduceerd. Deze relatie staat ook centraal in het tweede deel van het boek, waarin enkele belangrijke vragen uit de ethiek en de politieke fi losofie aan bod komen. Alvorens we ons echt kunnen afvragen hoe we moeten (samen)leven, dienen we echter, met Katrien Schaubroeck, na te gaan in welke mate de mens verantwoordelijk is voor zijn daden. Met behulp van fi lms als Minority Reportt (Steven Spielberg, 2002) en A Clockwork Orange (Stanley Kubrick, 1971) gaat de auteur dieper in op de algemene gedachte dat mensen pas moreel 12


verantwoordelijk zijn als ze vrij kunnen kiezen wat ze doen, en dus niet volledig gedetermineerd zijn in hun handelen. De auteur toont aan dat vrijheid en determinisme elkaar nochtans niet noodzakelijk uitsluiten. Hoewel ons handelen wellicht grotendeels bepaald is door externe factoren, hangt vrijheid vooral samen met de mate waarin we ons identificeren met de handelingen die we stellen. Op het fundament van de menselijke vrijheid en verantwoordelijkheid kunnen we een ethiek uitbouwen. Herman De Dijn stelt zich in zijn hoofdstuk bovendien de vraag in hoeverre de ethiek ook nood heeft aan een objectief en onafhankelijk fundament buiten onszelf. Uitgangspunt van zijn argumentatie is de manier waarop verschillende personages in Woody Allens Crimes and Misdemeanors (1989) omgaan met de schuldvraag. De Dijn houdt een warm pleidooi voor een zogenaamde ‘ethiek van het hart’, die is ingebed in menselijke samenlevingsvormen. De vraag is in welke mate een dergelijke ethiek werkelijk houvast geeft op het hellend vlak dat leidt van kleine vergrijpen naar zware misdaden. Antoon Vandevelde en Bart Engelen gaan aan de hand van de film Dogville (Lars von Trier, 2003) na waarin het goede leven precies bestaat. In eerste instantie stellen ze de vraag in welke mate mensen in staat zijn tot het goede. Daarnaast laten ze verschillende ethische systemen de revue passeren – ze bespreken onder andere het utilitarisme, de plichtsethiek en de deugdenethiek – en verwijzen naar de verschillende personages in Dogville om deze uiteenlopende theorieën begrijpelijk te maken. Van de besloten gemeenschap in Dogville komen we met het hoofdstuk van Thomas Nys terecht op het meer omvattende niveau van de staat. Met een mix van klassiekers als Metropolis (Fritz Lang, 1927) en recentere fi lms als The Beach (Danny Boyle, 2000) in het achterhoofd bespreekt hij de problemen die onvermijdelijk gepaard gaan met de organisatie van een maatschappij. Aan de hand van de waarden van vrijheid, gelijkheid en broederschap, biedt de auteur een boeiend perspectief op enkele cruciale thema’s uit de politieke fi losofie. Mensen leven niet alleen samen met anderen, ze leven ook samen in een wereld. Hoe we deze wereld kunnen kennen en ervaren, is een probleem dat in het derde deel van dit boek wordt aangesneden. Vooreerst gaat Bart Engelen dieper in op de vragen of en hoe we kennis van de werkelijkheid verwerven. Deze vragen behoren traditioneel tot de wijsgerige discipline van de epistemologie of kenleer. Met behulp van Rashômon (Akira Kurosawa, 1950) wordt duidelijk dat onze waarneming altijd gebonden is aan een particulier standpunt of perspectief. Aan de hand van The Matrixx (Andy en Larry Wachowski, 1999) problematiseert de auteur verder een al te naïef geloof in de mogelijkheid van puur objectieve kennis. 13


Paul en Wout Van Tongeren gaan vervolgens na welke rol taal en cultuur spelen in onze beleving van de werkelijkheid. Aan de hand van Babell (Alejandro González Iñárritu, 2006) schetsen ze een beeld van de fi losofische problemen die de interculturele communicatie en het contact tussen leden van verschillende culturen stellen. Ze verbinden deze gegevens met het fi losofische inzicht dat ieders denken cruciaal gevormd is door zijn of haar culturele achtergrond, die als zodanig nooit volledig toegankelijk of transparant wordt. In hun hoofdstuk belichten Stéphane Symons en Margherita Tonon een bijzondere manier waarop we de werkelijkheid kunnen beleven, namelijk die van de esthetische ervaring. Aan de hand van films als Pantserkruiser Potemkin (Sergei Eisenstein, 1925) en Andrei Rublev (Andrei Tarkovski, 1969), die zelf als kunstwerken kunnen gelden, gaan de auteurs dieper in op de relatie tussen het schone, het ware en het goede (of tussen kunst, wetenschap en ethiek). Ze vragen zich bovendien af in welke mate de esthetische ervaring gegrond is in aanwijsbare kwaliteiten van het kunstwerk waarop ze is gericht, dan wel in een subjectieve respons daarop. Deze vraag neemt een belangrijke plaats in de fi losofische esthetica in. Van oudsher streeft de fi losoof niet alleen naar inzicht in zichzelf en de werkelijkheid die hem omringt, maar geldt hij ook als iemand die naar dat inzicht tracht te leven en zich inlaat met de betekenis en zin van leven en dood. Een vierde en laatste deel van dit boek is gewijd aan de relatie tussen fi losofie en levenswijsheid en aan de meer existentiële dimensie van de wijsbegeerte. Zo gaat Gerd Van Riel na welk verband er precies bestaat tussen kennis en geluk. Aan de hand van Good Bye Lenin (Wolfgang Becker, 2003) en Big Fish (Tim Burton, 2003) schetst hij verschillende opvattingen over geluk, om zich vervolgens af te vragen of mensen ook gelukkig kunnen zijn in het volle besef dat hun leven uiteindelijk gebaseerd is op een regelrechte leugen of illusie. Filips Defoort denkt van zijn kant na over de fi losofische betekenis van de dood. Filosofen vragen zich niet alleen af wat de dood precies is of hoe we haar in concepten kunnen vatten, maar staan ook stil bij de betekenis die de dood als ultieme grens verleent aan het menselijke leven. Aan de hand van uitgesproken filosofische fi lms als Ingmar Bergmans Het Zevende Zegell (1957) en Peter Greenaway’s A Zed & Two Noughts (1985), analyseert de auteur hoe de dood als onervaarbaar einde van alle menselijke mogelijkheden en als fysiek of moreel kwaad een blijvende uitdaging vormt voor de fi losofie. In een laatste hoofdstuk bespreekt Paul Cortois de rol van symbolen en rituelen in de pogingen van de mens om de dood te verschalken en om betekenisvolle relaties te onderhouden met onze lotgenoten aan 14


de overkant. Uitgangspunt hierbij is de fi lm Dood van een theemeester (Kei Kumai, 1989), waarin de Japanse theeceremonie centraal staat. Aan de hand van deze fi lm werpt de auteur een cultuurfi losofische blik op de betekenis en functie van symbolen en rituelen in het fundamentele zingevingsproces dat onze relatie tot het leven en de dood kenmerkt. Filosofen zouden geen fi losofen zijn indien ze ook hun eigen handelen niet aan reflectie zouden onderwerpen. Daarom tracht Hans Maes ten slotte in een nawoord de opzet van dit boek nader te situeren binnen de hedendaagse literatuur over fi lm en fi losofie. Hij gaat in op de fi losofische relevantie van fi lm als medium en behandelt de vraag in welke mate de filmkunst echte kunst kan heten – een problematiek die tot de competentie behoort van de zich nog volop ontwikkelende ‘fi losofie van de fi lm’. Met deze slotbeschouwing wil het boek opnieuw aansluiting vinden bij de bestaande fi losofische literatuur over fi lm. Om de nieuwsgierige lezer verder wegwijs te maken in de fi losofische thema’s die in dit boek worden behandeld, hebben we achteraan voor elk hoofdstuk enkele literatuursuggesties bijeengebracht. Ze bevatten verwijzingen naar toegankelijke teksten waarin de gedachtegang van elk hoofdstuk meer uitvoerig wordt uitgewerkt, of naar algemenere boeken die verder inleiden op het betreffende thema. Schrijven over film is voor de medewerkers aan dit boek een delicate evenwichtsoefening gebleken. Vooral omdat voor elke specifieke scène in elke film telkens opnieuw naar de juiste dosering tussen suggestie en duiding moest worden gezocht. Veronderstellen we dat de lezer de besproken films al heeft gezien, of willen we hem of haar precies uitnodigen om de films te ontdekken? De vraag diende zich telkens opnieuw weer aan. Echt ideaal zou het natuurlijk zijn indien de lezer vertrouwd is met de films in kwestie en zich door de auteurs laat uitdagen tot een nieuwe, revelerende visie. Maar deze wereld is wellicht niet de best mogelijke van alle werelden (en niet alle besproken films zijn even makkelijk beschikbaar). Daarom drong een tussenoplossing zich op. We hebben geprobeerd te schrijven op een manier die de ervaren filmliefhebber weet te boeien, zonder aan begrijpelijkheid in te boeten voor wie de films in kwestie niet heeft gezien. Hoewel we trachten om nooit méér te verraden dan strikt noodzakelijk is om de filosofische pointe te maken, gaan heel wat hoofdstukken onvermijdelijk toch nader in op onverwachte plotwendingen, karakterontwikkelingen van personages en ontknopingen van verhaallijnen. Wie allergisch is voor dergelijke spoilers raden we aan om het filmregister op het einde van dit boek te raadplegen. Daar kan de lezer terugvinden welke films allemaal ter sprake komen. Pieter d’Hoine en Bart Engelen 15


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.