utrechtse cahiers Jezus opgestaan: hoe weet je dat? Een God die voor ons zorgt: toch gewoon een wensdroom? Gesprekken tussen gelovigen en niet-gelovigen, op kringen of in familieverband, lopen nogal eens uit op dit soort vragen – en lopen dan vaak ook vast. In de wetenschap gaat het immers om ‘harde’ feiten en controleerbare gegevens. De kerk daarentegen spreekt over een andere werkelijkheid, zij spreekt vanuit geloof. Dan gaat het om een heel andere zekerheid, iets dat je nooit kunt weten, alleen maar geloven.
voor vorming en toerusting
3
In de klassiek christelijke traditie bestond deze tegenstelling niet. Het sprak vanzelf dat het geloof haar eigen overredingskracht exploreerde. In de lange, indrukwekkende traditie die daaruit ontstond ontwikkelde zich een algemeen inzichtelijke rationaliteit, die zich organiseerde in de eerste westerse universiteiten. Daarbij werd ook kritisch gekeken naar het denken over God, zowel naar de grenzen als de goede gronden daarvan. Deze bundel wil iets laten zien van de actuele waarde van deze klassieke traditie. We hoeven ons niet tevreden te stellen met een ongelovig weten en een onwetend geloof. De (post)moderne criteria waaraan geloven of menen moeten voldoen om de eretitel ‘weten’ te krijgen, moeten worden bijgesteld! Daardoor verliest niet alleen de scepsis (vroom of rebels), maar tegelijk ook het dogmatisme (orthodox of evangelicaal) veel van zijn houvast. Uitgave van de Stichting Utrechtse Studiedagen, onder redactie van dr. Guus Labooy, Arend Roos MA en dr. Nico den Bok. In de serie Utrechtse Cahiers verschijnen toegankelijke brochures rond actuele en boeiende geloofsthema’s, bedoeld voor gebruik op kringen en in gespreksgroepen. ∙ www.utrechtsestudiedagen.nl ∙ www.boekencentrum.nl ∙
Die alle verstand te boven gaat? Verantwoord geloof tussen dogmatisme en scepsis
Boekencentrum US brochure.indd 1
12-5-2009 14:00:03
Utrechtse Cahiers – voor vorming en toerusting, voor gebruik op kringwerk in de kerk Gespreksvragen en -suggesties voor het bespreken van dit cahier in een kring kunt u downloaden van de volgende websites: www.utrechtsestudiedagen.nl www.uitgeverijboekencentrum.nl. Zoek naar de titel van dit cahier. In deze serie zijn reeds verschenen: Om een persoonlijke God. Aanzet tot bezinning in de gemeenten (2e druk, 2006) Wie het zwaard opneemt. Klassiek theologisch licht over een vreeswekkend thema (2007)
Utrechtse Cahiers 3
Die alle verstand te boven gaat? Verantwoord geloof tussen dogmatisme en scepsis
Onder redactie van Dr Guus Labooy Dr Nico den Bok Arend Roos MA
Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer
www.uitgeverijboekencentrum.nl
Ontwerp omslag: Sjoerd Mulder Illustratie omslag: Dominicaner kardinaal Hugo van Provence, geschilderd door Tomaso da Modena, midden 14e eeuw (fresco in de kapittelzaal van San Nicolò bij Treviso, Italië)
ISBN 978 90 239 2396 1 NUR 700 © 2009 Stichting Utrechtse Studiedagen, Utrecht en Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Inhoud 1. Geloven en weten: een tijdsbeeld Nico den Bok 2. Het hart als basis voor het verstand. Pascal in gesprek met sceptici en dogmatisten Klaas Bom 3. Natuurwetenschap onder de boedelscheiding Guus Labooy 4. Op zoek naar wetenschappelijk inzicht in de natuur Guus Labooy
7
13 19
24
5. Historische kennis Guus Labooy
29
6. Historische kennis in de bijbel Guus Labooy
35
7. Historische kennis van Gods handelen in de geschiedenis Guus Labooy
40
8. Is er iets van God zelf te weten? Nico den Bok
45
9. Van God weten met hart en ziel en zinnen Nico den Bok
50
10. God kennen vanuit de ervaring Nico den Bok
56
Personalia
62
5
1. Geloven en weten: een tijdsbeeld We hebben het op een kring of in een persoonlijke ontmoeting allemaal wel meegemaakt, misschien wel meerdere malen. Een boeiend en inspirerend gesprek valt helemaal stil als iemand opmerkt: ‘allemaal mooi en goed, maar weten doen we dit natuurlijk niet’. Ineens komt de hele discussie in de lucht te hangen. Blijft het tenslotte niet allemaal giswerk? Als dit een retorische vraag is, eindigt het spel van zoeken en vinden steevast in een remise, en daarmee ook de serieuze inzet van waarachtige overreding. Dit besef kan verkoeling en ontspanning geven als de discussie verhit geraakt was. Maar ook dan zal na enige tijd doordringen welke prijs betaald is: wat waar is, is niet te zeggen. Als het om weten gaat, is er juist in geloofszaken een diepe hulpeloosheid. Sommigen maken van deze nood een deugd: daar is het toch ook geloof voor! Anderen vinden die ‘nood’ dé zekering tegen betweterigheid. Niemand kan stellen het te weten! Zij merken echter niet, dat precies deze claim een nieuwe reden tot betweterigheid wordt. Want als waarheid niet te vinden is, kunnen we die alleen zelf bepalen. Ieder mens of iedere groep kan dan zijn eigen waarheid neerzetten! En zo duiken twee types op die, hoe extremer ze worden, hoe meer ze aan elkaar gaan raken: de scepticus en de dogmatist. Dogmatisme en scepsis in boedelscheiding Nu zijn velen van hen die menen dat we in geloofszaken niets kunnen weten, wel degelijk van mening dat wij mensen iets kunnen weten. Wij kunnen zelfs heel wat weten. Met name de moderne natuurwetenschappen en hun technische toepassingen hebben dit bewustzijn een krachtige impuls gegeven. Kijk eens welke vooruitgang de wetenschap geboekt heeft, bijvoorbeeld op het vlak van ziektediagnose, of van kennis van het heelal! Onder veel mensen is er een groot geloof in ‘de moderne wetenschap’, in wat zij al gevonden heeft en nog vinden zal. Daartoe behoren ook gelovigen – zoekende én gevestigde, spiritueel ‘vrije’ én kerkelijk betrokken gelovigen. Deze gelovigen moeten dus in ‘twee werelden’ leven: in een wereld van weten, en in een wereld van geloven. Vaak loopt deze waterscheiding in hun leven ook nog langs andere lijnen, zoals die tussen het publieke domein (werk) en de privésfeer (gezin). Het is niet te weinig gezegd dat velen in onze westerse cultuur inmiddels leven met een nieuwe discrepantie tussen lichaam 7
en geest: tussen de materiële, waarneembare en openbare dimensie van ons bestaan, en de spirituele, persoonlijke. Geloven en weten, ze hebben de boedels gescheiden. Scepsis over de hele linie Ondertussen is er nog een ontwikkeling geweest. Die heeft het hoge beeld van ‘de wetenschap’ bij velen van zijn voetstuk gestoten. In de geschiedenis van Europa was er wel vaker een tegenbeweging tegen de pretentie van wetenschap, kennis en waarheid; en met wisselend succes. In de vorige eeuw heeft ze, in een nieuwe outfit, opnieuw haar duizenden verslagen. Zij is geleidelijk bekend geraakt onder de naam ‘postmodernisme’, en haar belangrijkste gedachten zijn inmiddels gemeengoed geworden. Zoals de gedachte dat wetenschap in wezen een zaak van modellen, van werkelijkheidsbenaderingen is. En dat die modellen zelf historisch bepaald zijn. Dit zou zelfs voor de exacte wetenschappen gelden. Anders gezegd: wij kunnen niet tot kennis van de werkelijkheid zelf komen, maar alleen tot perspectieven op de werkelijkheid. En elke periode heeft zo zijn eigen favoriete of dominante perspectief. Wat we sieren met de eretitel weten(schap) is dan eigenlijk een mening, een benadering, een – geloof. Wie een visie voor de waarheid houdt, is in feite dogmatist, aldus de postmoderne mens. Wat tegenpolen gemeen hebben Zo zijn er in onze samenleving met betrekking tot weten en geloven twee tegenovergestelde basisovertuigingen gegroeid. Aan de ene kant zijn geloven en weten van tafel en bed gescheiden. ‘Moderne’ wetenschap zet God immers principieel tussen haken. Kennis wordt systematisch zonder een beroep op God verworven. Dit wordt wel ‘methodisch naturalisme’ genoemd, daar zullen we in de komende hoofdstukken nog op terugkomen. Velen, ook christenen, willen hier niet achter terug omdat juist dit naturalisme ons in kennis van de werkelijkheid vooruit gebracht heeft. Door bijvoorbeeld te veronderstellen dat planeten en sterren niet tot de hemel in religieuze zin behoren, maar tot het heelal, ontdekte men dat hun banen volgens dezelfde wetmatigheden verlopen als kogels op aarde. Aan de andere kant is er een ‘postmoderne’ grondovertuiging gegroeid. Die luidt: geloven en weten zijn in principe niet te onderscheiden, ze staan in wezen op één lijn. Ook de wetenschap levert slechts modellen en perspectieven, ook de wetenschap moet haar waarheidspretentie laten vallen. Nu is het opmerkelijk dat beide zienswijzen, de moderne en de postmoderne, twee dingen gemeen hebben. Beide hanteren voor we8
ten een heel hoog criterium (wat alleen door de natuurwetenschappen gehaald wordt – of door geen enkele wetenschap). Daar zullen we in de volgende hoofdstukjes bij stilstaan. En, wat nu al de aandacht verdient: als het gaat om geloofsvragen zijn beide overtuigingen in wezen sceptisch. In beide zienswijzen kan er immers van God – van ‘de dingen van mijn Vader’ zoals Jezus ze noemt – geen kennis zijn. Zekerheid hebben we over andere dingen, zegt de moderne mens – over geen enkel ding, zegt de postmoderne mens. Dit heeft voor gesprekken over God en godsdienst een ingrijpende consequentie. Beide zienswijzen maken onmogelijk, dat de zoektocht van geloof naar inzicht zijn vleugels kan uitslaan. In geloofszaken is er geen weg van menen naar weten. Er zijn wel allerlei wegen van mening naar mening, van geloof naar geloof, maar die voeren nergens omhoog naar kennis. We kunnen wel zoeken naar ‘hoe het nu zit’, maar zullen het nooit vinden. Velen zien hierin een welkome wal tegen arrogantie en indoctrinatie, die juist in religieuze zaken van het ergste soort kan zijn. Maar ze zien vaak niet, dat precies hiermee mensen ook een vitale groeimogelijkheid ontnomen wordt. Onze meningen over God kunnen wel veranderen, maar niet verbeteren. Heeft de (post)moderne mens gelijk, dan kunnen we, als het gaat om zien en inzien, God niet nader komen. En Hij ons dus ook niet. Nieuw dogmatisme Geen wonder dat er juist in onze tijd nog een derde beweging merkbaar is, een beweging die nog aan kracht wint. Zij wijst zowel de moderne als de postmoderne basisovertuiging af precies omdat die mensen de meest belangrijke zekerheid in het leven ontneemt: weten van God. We zien dit gebeuren in een deel van de orthodoxie, die krachtig vasthoudt aan een overgeleverde dogmatiek waar velen in onze kerken nu juist mét het (post)moderne denken mee braken (vooral in de 60- en 70er jaren van de vorige eeuw). We zien het nog sterker in de ‘evangelicale’ beweging, die niet zelden een zeker dogmatisme in geloofsvisie koppelt aan biblicisme. Het sterkst zien we het in fundamentalistische stromingen (die opvallend genoeg vóór de moderne tijd niet voorkomen). In deze come back van de behoefte aan zekerheid, vooral in geloofszaken, wordt veel ontleend aan een letterlijke uitleg van de heilige Schrift als de door God zelf geopenbaarde waarheid over onze werkelijkheid. Deze uitleg wordt vaak ondersteund vanuit een traditie van denken, die zich gehard heeft in een lange oppositie tegen moderne en postmoderne gedachten.
9
Klassiek christelijk denken Hoe kunnen we ons het beste in dit krachtenveld bewegen? In dit cahier willen we putten uit de bron van de klassiek christelijke traditie. Als het gaat om de verhouding van geloven en weten geeft deze traditie ons ruimschoots reden om kritisch te staan niet alleen tegenover de hedendaagse scepsis in zijn dominante versies, maar ook tegenover het dogmatisme van onze tijd. We hoeven niet mee te gaan met de huidige scepsis, die zich vaak als weldenkendheid beschouwt en niet zelden met een bepaalde vroomheid verbonden wordt. Vanuit klassiek denkgoed gezien, blijkt deze scepsis zowel in zijn moderne variant als in de postmoderne tegenpool daarvan behoorlijk onredelijk. We hoeven ook niet mee te gaan in de reactie op dit duo, zoals we die vinden in verschillende vormen van hernieuwd dogmatisme, hoe doorleefd en gedreven dat soms ook mag zijn. Het moderne weten moet een toontje lager zingen. Maar voor scepsis is ten diepste geen reden. En het geloof mag een trede hoger op de kennisladder komen te staan. Bijbel tussen dogmatisme en scepsis Hoe komen we dan vanuit het klassiek christelijke denken in het spanningsveld van geloof en weten te staan? Om een eerste typering te geven: klassiek theologisch denken is ontvlamd als na-denken over wat ons voor-gegeven is, bovenal door God. Het is een denken van liefdevolle erkenning. Concreet is het steeds weer ontvlamd aan reflectie over de heilige Schrift. Voor de Reformatoren zal dit gemakkelijk beaamd worden; maar het geldt ook voor de kerkvaders en de middeleeuwers. De scholastieke theologie is in de twaalfde eeuw geboren uit vragen, die opkwamen in een geregelde liturgische en meditatieve omgang met bijbelteksten. Het enige verschil met de kerkvaders is, dat het stellen van vragen en zoeken naar antwoorden systematischer werd aangepakt. Daardoor ontstond een liefdevolle, maar ook zelfstandige omgang met de bijbel. Die is mooi te illustreren bij Augustinus, op het breukvlak van christelijke oudheid en middeleeuwen. ‘En mét dat ik U leerde kennen, hebt gij mij tot u genomen om mij te laten zien dat er iets was te zien’. Dat schrijft Augustinus bij één van zijn bekeringen in zijn spirituele autobiografie, De Belijdenissen (VII,10,16), onlangs opnieuw verschenen als één van de vele recente modern-Nederlandse vertalingen van zijn werken.
Augustinus kwam op een lange weg met stappen en sprongen tot geloof doordat hij bij stukjes en beetjes ging begrijpen wat christenen 10
geloven. Zo kon hij zich jarenlang geen begrip vormen van een persoonlijk wezen dat zuiver geestelijk was, dus niet-materieel. Zonder een materieel aspect had God geen realiteitsgehalte, meende de zintuiglijk ingestelde Augustinus. Dat klinkt haast modern! Tegelijk kon hij het zijn verstand óók niet verkopen om een persoonlijke God al te materieel voor te stellen – zoals veel bijbelverhalen doen, die spreken van bijvoorbeeld Gods adem of rechterhand. Het is alsof we een postmoderne stem horen als Augustinus zegt: ‘Zelfs alles in de heilige Schrift wat volgens haar op passende wijze over God wordt gezegd, is eerder afgemeten aan het menselijke bevattingsvermogen dan aan de verhevenheid van God!’ Zo zien we de kerkvader naar een middenweg zoeken: omschrijvingen van God in de Schrift kunnen we niet dogmatisch letterlijk nemen (dat wil de Schrift zelf al niet), maar we kunnen er ook niet sceptisch bovenuit zweven door God elk persoonlijk karakter te ontzeggen. Het betere godsbeeld is als een kind: we moeten het niet in haar badwater laten zitten (ook als we dat een tijdlang nodig hebben), maar het ook niet met het badwater wegspoelen. In Stellig maar onzeker. Augustinus’ benadering van God (Budel 2007) voert Paul van Geest een pleidooi voor een niet-dogmatische lezing van de kerkvader, waarbij de onkenbaarheid van God een laatste woord krijgt. Wij mensen kunnen over God uiteindelijk niets weten. – Maar dan is er ook niets over hem te geloven, want elk geloof hangt dan niet minder in de lucht. Een mening heeft alleen betekenis in relatie tot een waarheid, hoe moeilijk die praktisch ook te vinden is. Van Geests conclusies zijn regelmatig te sterk. Als Augustinus bijvoorbeeld schrijft dat Gods gestalte bij zijn verschijningen aan de aartsvaders ‘latent’ blijft, vertaalt Van Geest: ‘volledig verborgen en onkenbaar’ (120). Hij meent met recht, dat Augustinus bij alle terughoudendheid twee dingen als eigenlijk voor God laat staan: zijn persoonlijk karakter en liefde. Maar hoeveel is daarmee niet al gegeven! Dan kun je beslist niet meer veronderstellen dat God geheel onkenbaar is.
Augustijnse middenweg In Augustinus’ omgang met de bijbel zien we een kritisch midden, dat richtinggevend werd voor de middeleeuwen en dat we in de moderne tijd bij iemand als Pascal terugzien. ‘Onderwerping én gebruik van verstand, daarin bestaat het ware christendom’, zegt Pascal (Gedachte 167). Pascal deelde met de door hem zeer hooggeschatte Augustinus een geest die zich niet zomaar gewonnen gaf. ‘Het verstand zou zich nooit onderwerpen als het niet meende dat er gevallen zijn waarin het zich onderwerpen moet’ (Gedachte 174). Erkennen, het op de knieën 11
gaan van ons verstand, maakt ons denken niet klein en onzelfstandig, maar nederig en sterk. Een ‘niet-onderworpen’ verstand, een rede die eigen baas blijft, redeneert óók, maar in het wilde weg (meestal in zijn eigen belang). Hier gaat het dan niet alleen om erkenning van wat ‘er geschreven staat’, maar van alles wat erkenning verdient. Zo kan, volgens Anselmus, onze geest inzichten krijgen, waarvoor het geloof, gesteund door de Schriften, de ogen geopend heeft. Inzichten die dan tegelijk op eigen benen staan, in het zien van wat evident, mogelijk of noodzakelijk is. En die dus ook door niet-gelovigen erkend moeten kunnen worden. Al is voor hun bekering meer of nog iets anders dan deze inzichten nodig! Opzet van het cahier Om de contouren van de klassieke positie inzake geloven en weten aan te geven, biedt dit Cahier eerst, als warming up, een portret van een klassiek theoloog die ook onder modernen en postmodernen én hun opponenten groot gezag heeft: Blaise Pascal (hoofdstuk 2). Hoe staat hij in het spanningsveld van geloof en weten(schap)? Vervolgens concentreert het Cahier zich op belangrijke geloofsvragen in relatie tot drie vormen van weten: het natuurkundige weten (hoofdstuk 3 en 4), het geschiedkundige weten (hoofdstuk 5, 6 en 7) en het theologische weten (hoofdstuk 8, 9 en 10). We hebben voor deze thema’s gekozen omdat de meeste vragen van gelovigen over wat we ‘niet kunnen weten’ – en dus ‘moeten geloven’ – op één van deze drie terreinen liggen. Om enkele van die vragen te noemen: Kunnen we fysisch of biologisch weten, dat wonderen niet kunnen? Is de opstanding iets dat historisch geweten kan worden, of komt het hier helemaal op geloven aan? Is er van God zelf wel iets te weten? Gaat Hij niet alle verstand te boven? Overstijgt Hij niet alles wat mensen ervaren kunnen? Dit zijn niet alleen maar wetenswaardige vragen, maar ook zeer existentiële. Vragen die soms theoretisch kunnen klinken, maar voor gelovigen èn niet gelovigen steeds ook van zeer praktische betekenis zijn.
12