‘Luisterend leven’ is een reeks bijbelstudieboeken voor zowel persoonlijke stille tijd als voor gebruik in de bijbelkring en staat onder redactie van drs. A. Romkes en ds.ir. N.M. Tramper.
NUR 707
www.boekencentrum.nl
leven
Hetty Lalleman-de Winkel
Dr. H. Lalleman-de Winkel is gepromoveerd op het bijbelboek Jeremia. Van haar hand verscheen in 2004 een commentaar op dit bijbelboek in de serie De Brug. Ook schreef zij Van levensbelang. De relevantie van de oudtestamentische ethiek, een deel uit de reeks ‘Evangelicale theologie’, over het belang van de oudtestamentische ethiek. Sinds 2000 doceert zij Oude Testament aan Spurgeon’s College in Londen.
luisterend
Ezechiël
Ezechiël – profeet van toen, profeet voor nu. Vanuit de diepte van de ellende van de ballingschap stijgt hij met zijn boodschap tot ongekende hoogte. Van duisternis naar licht, van dood naar opstanding. De priester Ezechiël wordt door God aangesproken in zijn eigen taal. Op zijn eigen unieke wijze is hij spreekbuis van wat christenen volmondig beamen: Gods genade overwint. Zonde, dood en oordeel hebben niet het laatste woord, want de levende God maakt een nieuw begin. Toen en nu. De studies in dit boek laten zien hoe Gods heerlijkheid langzaam verdwijnt uit Jeruzalem, hoe de val van Jeruzalem steeds dichterbij komt, maar ook hoe Gods heerlijkheid weer zal terugkeren. Ezechiël confronteert zijn hoorders met hun verleden en wijst hen op de consequenties van hun eigen gedrag. Aan de hand van de behandelde hoofdstukken uit Ezechiël wordt lezers van vandaag een spiegel voorgehouden – als individuele gelovigen, maar ook samen als groep en als christelijke gemeente. Wat betekent het om geroepen te zijn? Waarin verschillen christenen van niet-christenen? Kan God wel bij ons wonen? In hoeverre dragen kinderen de gevolgen van wat hun ouders deden? Wat betekent het voor ons dat Ezechiël visioenen ontvangt over een nieuwe tempel en levendmakend water? Het boek Ezechiël inspireert om vandaag de dag mee aan de slag te gaan.
E zechiël Van dood naar opstanding Hetty Lalleman-de Winkel
Luisterend leven De reeks ‘Luisterend leven’ brengt mediteren over en bestuderen van de Schrift bij elkaar. De serie begeeft zich in het spoor van het belijden van de kerk-der-eeuwen; in de gekozen opzet is aansluiting gezocht bij de Apostolische Geloofsbelijdenis. Zo komen de hoofdthema’s aan de orde, waarin het hart van het christelijk geloof klopt. De studies zijn eerst toegesneden op de persoonlijke overdenking en vervolgens op het gebruik in bijbelkringen. Ook bij de voorbereiding van preken bieden deze studies veel aanknopingspunten. ‘Luisterend leven’ staat onder redactie van drs. A. Romkes en ds.ir. N.M. Tramper. Reeds verschenen: Niek Tramper, Psalmen. Dicht bij God wonen (3e druk) Age Romkes, Matteüs. Thuiskomen in het Rijk van God (2e druk) Bernhard Reitsma, Romeinen. De kracht van Gods genade (2e druk) Drs. Pieter L. de Jong, Genesis. Het begin van alles Harald Overeem, Kolossenzen. Met Christus geborgen in God
Hetty Lalleman-de Winkel
EzechiĂŤl Van dood naar opstanding
Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer
www.boekencentrum.nl
Ontwerp omslag: Oblong, Jet Frenken ISBN-13: 978 90 239 1894 3 ISBN-10: 90 239 1894 0 NUR 707 Š 2006 Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieÍn, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Inhoud
Woord vooraf
7
I
9
Aanwijzingen voor het luisterende leven
II Inleiding op het boek Ezechiël
14
Ezechiël 2:1-3:15
19
Ezechiël 8
28
Ezechiël 11
37
Ezechiël 18
45
Ezechiël 20:1-44
52
Ezechiël 34
61
Ezechiël 36
69
Ezechiël 37
77
Ezechiël 43:1-11 en 47:1-12
85
Literatuur
94
5
Ik geloof in God de Vader, de Almachtige, Schepper van hemel en aarde; En in Jezus Christus, Zijn eniggeboren Zoon, onze Here, die ontvangen is van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria, die geleden heeft, onder Pontius Pilatus is gekruisigd, gestorven en begraven, nedergedaald ter helle, die op de derde dag is opgestaan van de doden, die is opgevaren naar de hemel en zit aan de rechterhand van God, de almachtige Vader, vanwaar Hij komen zal om te oordelen de levenden en de doden. Ik geloof in de Heilige Geest; ik geloof de heilige, algemene kerk, de gemeenschap der heiligen, de vergeving van de zonden, de wederopstanding van het vlees en het eeuwige leven.
Woord vooraf Bijbelstudie doen is graafwerk. Meer dan eens heb ik ervaren dat het heel waardevol is om dat samen met anderen te doen. Daarbij heb je wel hulpmiddelen nodig, want de Bijbel is geen gemakkelijk boek. Dat komt onder andere doordat de tijd waarin de oudtestamentische profeten leefden ver achter ons ligt. Bovendien leefden zij in het Midden-Oosten. En toch… bij het bestuderen van Ezechiël, een profeet die mij in eerste instantie minder bekend was dan sommige andere, bleek me opnieuw hoe relevant de Bijbel is. Ezechiëls analyses van de samenleving waarin hij leefde, kunnen zo in de krant van vandaag. En wat een genade is er ook in dit boek te vinden! Daar wordt je hart warm van. Spurgeon schreef ooit een boek dat veel voor mij betekend heeft: Alles uit genade. Dezelfde titel kun je ook als ondertitel aan het boek Ezechiël geven. Terwijl ik dit schrijf, realiseer ik me dat ik ditzelfde ook vaak zeg over het boek Jeremia. Hieruit blijkt maar weer dat het Oude Testament toch echt veel dichter bij het Nieuwe staat dan veel christenen denken. De continuïteit zit vooral in het feit dat God dezelfde was, is en blijft! Ezechiël – een schitterend boek. Ook na mijn graafwerk voor deze uitgave ben ik er nog lang niet op uitgekeken! Wie graaft, vindt steeds meer. Ik had een paar medegravers, een soort archeologen dus, die met mij meekeken naar mijn vondsten. Age Romkes voorzag mij van waardevolle opmerkingen en mijn echtgenoot keek zoals altijd mijn tekst na. Beiden bedank ik hiervoor! De ‘Aanwijzingen voor het luisterende leven’ zijn te vinden in elk deel van de reeks Luisterend Leven; ik heb ze in dit deel toegespitst op het boek Ezechiël. Mijn gebed is dat lezers (opnieuw) de genade van God zullen ontdekken en zich erover zullen verwonderen. Samen graafwerk verrichten is helemaal mooi en ik hoop dan ook dat dit boek zowel 7
individueel als in groepen gebruikt gaat worden. Waar gelovigen bij elkaar zijn, wordt werkelijkheid waarmee Ezechiël eindigt: ‘de HERE is aldaar.’ Hetty Lalleman-de Winkel, Spurgeon’s College, Londen
8
I AANWIJZINGEN VOOR HET LUISTERENDE LEVEN
God kennen God is hoorbaar en zichtbaar in de wereld om ons heen. In de natuur heeft Hij zijn handtekening gezet (zie Psalm 8). Het kleine insect onthult de ragfijne precisie van de instrumentmaker. Sneeuwtoppen reflecteren zijn grootheid en zuiverheid. Storm en bliksem herinneren aan zijn verwoestende kracht. In de natuur zien we God als in een gebroken spiegel. We weten nog niet wie Hij werkelijk is. Is Hij een mystieke gloed die door alles heen gloeit, door de hemel, de aarde, de mensen en de bomen? Of is Hij de oneindig verre en ondoorgrondelijke, die op afstand zijn wil aan mensen oplegt? Niet alleen de natuur, ook de geschiedenis laat ons iets van God zien. Maar wat in de geschiedenisboekjes staat, is lang niet altijd het spoor dat Gods vinger door de tijd trekt. De geschiedenis onthult niet alleen G贸ds daden, maar ook de hoogte en diepte van de mens en de afgronden van demonische machten. In wat wij persoonlijk ervaren mogen we dikwijls de hand van God zien. Maar er is geen isgelijkteken tussen onze levensgeschiedenis, onze ervaringen en gevoelens aan de ene en Gods hand aan de andere kant. God spreekt God laat zich vooral kennen in wat Hij zegt. Hij spreekt nog steeds tot ons in wat Hij vroeger heeft gesproken. Hij heeft zich in de loop van de geschiedenis geopenbaard aan mensen, tot hun verbazing en soms verbijstering. Hij kwam het leven van mensen binnen, mensen als Abraham, Mozes, David, Jeremia, Ezechi毛l, Paulus en veel andere profeten en apostelen. Zij zijn getuige geweest van Gods stem en werden er diep door aangeraakt. Onder de leiding van de Heilige Geest is de openbaring van God door de eeuwen heen opgeschreven. De verzameling boeken die zo is ontstaan noemen wij de Bijbel. 9
In de Bijbel ontmoeten we God zoals Hij werkelijk is, hoewel we Hem ten diepste niet kunnen begrijpen. We kunnen Hem loven en tot Hem bidden of over Hem nadenken, maar God is veel groter dan wij met ons verstand of gevoel kunnen bevatten. Naarmate Hij zich meer laat kennen, zal ons ontzag voor Hem groeien. Dit boekje is een handreiking voor luisterend leven: leven met een open oor voor wat God tot ons te zeggen heeft. Dit wordt in elk hoofdstuk telkens op twee manieren uitgewerkt: eerst voor persoonlijke overdenking en daarna voor gebruik op een bijbelkring. Deze twee delen vullen elkaar aan. Het persoonlijk luisteren vormt een goede voorbereiding op de bijbelkring. Omgekeerd zal bij de kringstudie ieders persoonlijke voorbereiding meeklinken, zonder dat alles wat ieder in zijn of haar ‘stille tijd’ ontdekt heeft uitvoerig besproken hoeft te worden. Persoonlijk luisteren Elk hoofdstuk begint met een paar gedeelten voor persoonlijke stille tijd. Dat is een afgezonderde tijd op een stille plek om God te laten spreken door zijn Woord, om te bidden en na te denken. Het is niet altijd eenvoudig om los te komen van de dagelijkse beslommeringen, om de stroom van gedachten in te dammen. Gebedshouding Het gebed is niet het gemakkelijkste onderdeel van de stille tijd. Vaak worden onze gedachten afgeleid. Een goede lichaamshouding bevordert de concentratie: rustig zitten of staan, eventueel de handen gevouwen. Open handen, met de handpalmen naar boven zijn een teken van afhankelijkheid en verwachting. Het is goed om van te voren kort over ons gebed na te denken. Waarvoor willen we danken of bidden? Een goed middel om geconcentreerd te bidden, is het gebed opschrijven. De eeuwen door hebben mensen dit gedaan. We kunnen nog steeds veel van hen leren.
10
Elk stil moment van Woord en gebed is een stukje rust in de drukte van de week, een oase in de wildernis van verantwoordelijkheden die soms zwaar op ons drukken. Er wordt tijd uitgetrokken om na te denken over het leven, om te horen wat God van ons vraagt, om te belijden wat scheefgetrokken is in ons bestaan. Het is goed om iets van wat we beluisteren en belijden op te schrijven. Augustinus, die leefde rond het jaar 400, heeft al schrijvend zijn omgang met God onder worden gebracht. Daaruit zijn de Belijdenissen voortgekomen, die tot op de dag van vandaag voor veel mensen een bron van troost zijn. Voor elk meditatief moment worden enkele aanwijzingen gegeven. Voor elke aangegeven ‘dag’ van het eerste deel van een bijbelstudie kun je een half uur of drie kwartier uittrekken, en dat bijvoorbeeld driemaal per week. Of je kunt gedurende een week dagelijks aandacht geven aan één van de vragen of gebedspunten behorende bij één dag. Het is belangrijk om een goed plan te ontwikkelen met vaste momenten in de week en je er dan ook aan te houden. De meditatieve momenten vormen de stille, persoonlijke voorbereiding op het samen luisteren in de kring. Overdenking en studie sluiten op elkaar aan. Persoonlijke overdenking effent de weg naar meer intensieve studie. In beide wil God zijn stem laten horen. De gezamenlijke studie hóeft niet te volgen op de persoonlijke meditatie, maar dit is wel aan te bevelen. Leren mediteren Mediteren, overdenken, betekent dat we onze gedachten laten gaan over een woord of een stukje tekst. Associaties worden opgeroepen; beelden, gevoelens, situaties in ons leven. Hebben we er moeite mee? Worden we er blij van? Hoe klinkt Gods stem erin door? * mediteren over een woord of een stukje tekst Het kan zijn dat je bij het lezen bijzonder wordt aangesproken door een woord of een stukje tekst. Bij een boek als Ezechiël moet je daarbij wel oppassen een tekst niet uit z’n 11
verband te rukken. Dat geldt trouwens voor de hele Bijbel, maar zoals in de rest van dit boek blijkt hebben we bij een profetisch boek als dit, vaker achtergrondinformatie nodig om een beetje te begrijpen waarover het gaat. Een voorbeeld van een tekst om een poosje over na te denken en te bidden is Ezechiël 36:26. Daar staat ‘… een nieuw hart zal Ik u geven en een nieuwe geest in uw binnenste; het hart van steen zal Ik uit uw lichaam verwijderen en Ik zal u een hart van vlees geven.’ We kunnen daarbij de volgende vragen stellen: waarom hebben wij een nieuw hart nodig? Wat is een hart van steen en wat is er zo anders aan dat nieuwe hart? Hoe spreekt het Nieuwe Testament over deze dingen? Kan ik God vandaag vragen mij zo’n nieuw hart te geven? Wat zou de uitwerking zijn in mijn leven als ik zo nieuw word? Het kan helpen om je gedachten op te schrijven. * mediteren door vragen te stellen over een groter gedeelte We kunnen ook mediteren door onszelf vragen te stellen bij een bijbelgedeelte. Bijvoorbeeld: hoe komt God in dit gedeelte naar voren? Of: welke gedachten en gevoelens van de schrijver kan ik ook op mezelf toepassen? In elk bijbelgedeelte kunnen we als het ware God ontmoeten en twee dingen aan Hem vragen: ‘Wie bent U?’ en ‘Wat wilt U dat ik doen zal?’ (vergelijk Handelingen 9:3-6). * schrijvenderwijs bidden of zingen Een andere vorm van mediteren is een stukje tekst in eigen woorden opschrijven. Zo kunnen we een gedeelte uit de Bijbel gebruiken om onze gedachten en gevoelens voor God neer te leggen. Door te schrijven kunnen we ook bidden of zingen! Samen luisteren In het tweede deel van elke studie wordt een handvat gegeven voor het samen luisteren naar het Woord van God, in het verband 12
van een bijbelstudiekring. Een verhaal of een stukje bezinning vormt de introductie. De aantekeningen bij de verzen helpen bij de voorbereiding van de kringstudie en de vragen dienen om het gesprek op gang te brengen. In het luisteren naar de Bijbel en naar elkaars inzichten ontdekken we de stem van God. De vragen zijn telkens in twee groepen ingedeeld onder de kopjes luisteren naar de tekst en luisteren en horen. Bij de eerste reeks van vragen gaat het vooral om een grondig lezen van de tekst. Begrijpen we wat er gezegd wordt? Wat is de boodschap van het gedeelte? Wat heeft de schrijver, en daarachter, wat heeft de Heilige Geest er in díe omstandigheden mee willen zeggen? Bij de tweede groep vragen maken we de vertaalslag naar vandaag. Wat is de blijvende betekenis van dit gedeelte? Wat is de relevantie voor ons leven? Wat zou het effect van deze bijbelstudie kunnen zijn op mijn beleving, denken, spreken en handelen? Het zal duidelijk zijn dat er op veel vragen meer dan één antwoord mogelijk is, afhankelijk van de persoonlijke omstandigheden. Het gaat – zeker bij de tweede reeks van vragen – dan ook niet om het vinden van het ‘juiste’ antwoord, maar om het uitwisselen van gedachten om elkaar te helpen groeien in geloof en gehoorzaamheid. De vragen willen stimuleren tot zelfstandig bijbelonderzoek en tot een goed gesprek rondom de Bijbel. Zie voor meer aanwijzingen bij het lezen en bestuderen van de Bijbel in kringverband: Niek Tramper, Het Woord in ons Midden. Handreiking voor het luisterende leven (Zoetermeer 2005). In de werkplaats van de Heilige Geest De studies zijn ook geschikt als voorbereiding op een preek, een meditatie of een bijbelstudie voor een grote groep. Al mediterend en studerend komt de voorganger de werkplaats van de Heilige Geest binnen en vindt er het nodige gereedschap om zich voor te bereiden op de verkondiging. Want zelf intens luisteren gaat vooraf aan het spreken.
13
II INLEIDING OP HET BOEK EZECHIËL
Ezechiël en zijn tijd De naam Ezechiël betekent ‘moge God sterk maken’ of ‘God maakt sterk’. Dat is iets wat Ezechiël in zijn leven hard nodig had: dat God hem sterk maakte tegenover alle oppositie die hij kreeg van zijn broeders in ballingschap. Zijn boodschap landde op harde grond (3:7). Ezechiël had zich zijn leven totaal anders voorgesteld. Hij kwam uit een familie van priesters en was dus opgeleid om priester te zijn in de tempel in Jeruzalem. Maar toen hij daarvoor de leeftijd had bereikt, bevond hij zich in ballingschap in Babel, waar geen tempel en geen priesterdienst voor de God van Israël waren. Daar riep God hem, zoals we in het eerste hoofdstuk van het boek lezen, ‘in het dertigste jaar, in de vierde maand, op de vijfde dag’, dat was op 31 juli 593 v. Chr. Verschillende uitleggers nemen aan dat ‘het dertigste jaar’ het jaar was waarin hij als priester in actieve dienst zou zijn getreden. Het ‘vijfde jaar der ballingschap van koning Jojakin’ dat in 1:2 wordt genoemd, is het jaar 593. Ezechiël hoorde dus bij de mensen die samen met koning Jojakin vanuit Jeruzalem in ballingschap waren gevoerd in 597 v. Chr. De vorige koning, Jojakim, was in opstand gekomen tegen de machtige koning Nebukadnessar van Babel. Die viel Jeruzalem daarom aan, en Jojakim stierf tijdens het beleg. Nebukadnessar voerde de bovenlaag van de bevolking in ballingschap, inclusief de nieuwe koning Jojakin en zijn moeder. Dat lezen we in 2 Koningen 24:1016 en ook in Jeremia 29, waar de profeet vanuit Juda een brief laat overbrengen naar deze ballingen. Ook de priesters worden daar genoemd onder de ballingen. Jeremia was dus een tijdgenoot van Ezechiël, maar hij hoorde bij degenen die waren achtergelaten in Juda. Het is goed mogelijk dat de jonge Ezechiël de profeet Jeremia heeft horen spreken, bijvoorbeeld toen deze een redevoering hield in de tempel in Jeruzalem (Jer. 7).
14
Balling onder de ballingen In ballingschap zat Ezechiël niet achter de tralies. De ballingen woonden in huizen en vormden hun eigen leefgemeenschap. Zo is er sprake van leiders, de oudsten, die regelmatig bij Ezechiël op bezoek komen. In Ezechiël 1:3 ontvangt Ezechiël zijn eerste visioen aan de rivier de Kebar, een kanaal dat onderdeel was van een uitgebreid irrigatiesysteem bij de rivier de Eufraat. Dat is in het huidige Irak. De ballingen waren niet erg berouwvol. De waarschuwingen van de profeten vóór Ezechiël hadden weinig indruk gemaakt. Er waren ballingen die nog steeds dachten dat ze spoedig zouden terugkeren naar Jeruzalem. Anderen meenden onterecht gestraft te worden voor de zonden van voorouders. Ook lezen we over gevoelens van hopeloosheid (Ez. 33:10 en 37:11). Voor al deze mensen had Ezechiël een duidelijke boodschap. Hij confronteerde zijn volksgenoten met hun zonden tegenover God en tegenover elkaar (Ez. 18 en 20). Het gericht daarover zou rechtvaardig en onontkoombaar zijn. Dat betekende dat de situatie nog erger zou worden dan die al was: Jeruzalem zou verwoest worden. Het bericht daarover lezen we in Ezechiël 33:21-22. Daar lezen we ook dat de profeet ‘niet meer stom’ was. Dit vers is een vervolg op wat aan het begin van het boek wordt gezegd in 3:26-27: ‘En uw tong zal Ik aan uw verhemelte doen kleven: gij zult stom zijn (…) Maar als Ik tot u spreken zal, dan zal Ik uw mond openen, en gij zult tot hen zeggen: Zo zegt de Here HERE.’ Er bestaan verschillende visies op wat hier precies aan de hand is, maar de meest aannemelijke lijkt te zijn dat Ezechiël in het gewone sociale verkeer niet kon spreken, alleen als hij profeteerde. Daarmee was hij een geïsoleerde persoon geworden die in zijn eigen leven de ernst van de situatie van het volk liet zien. Toen Jeruzalem gevallen was, kwam er ruimte voor nieuwe, hoopvolle aankondigingen voor de toekomst. Voor wie geen hoop meer had, kondigde Ezechiël een nieuwe toekomst aan. En alleen al het feit dat God toch een profeet naar de ballingen stuurde, betekende dat Hij hen niet was vergeten.
15
Boek van priester en profeet Profeten waren boodschappers van God. Het kader van hun boodschap wordt gevormd door de leefregels die God via Mozes aan zijn volk had gegeven in de boeken Exodus tot en met Deuteronomium. Ezechiël was van deze wetten zeer goed op de hoogte. Een van de taken van priesters was om het volk te onderwijzen in de Tora, de wet van God. In de manier waarop Ezechiël over de overtredingen van Gods wet spreekt, herken je regelmatig de priester. Zonde maakt onrein en de belofte van een nieuw begin gaat gepaard met reiniging en het ‘sprengen van rein water’ over het volk (Ez. 36:17-18 en 25). Een belangrijke passage is ook die over het visioen in de tempel van Jeruzalem, je zou kunnen zeggen Ezechiëls oorspronkelijke werkplek (Ez. 8-11). Priesterlijke thema’s zoals ‘offers’ en ‘de tempel’ komen terug in de heilsaankondigingen aan het slot van het boek (Ez. 40-48). Ook wordt in het boek veel nadruk gelegd op de heiligheid en de glorie van God, zoals we zullen zien bij de behandeling van verschillende hoofdstukken. God gebruikt twee specifieke benamingen voor de profeet: hij wordt aangesproken als ‘mensenkind’ en aangesteld als ‘wachter’. De benaming ‘mensenkind’ betekent: mens, menselijk wezen in zijn kleinheid tegenover de Allerhoogste. De benaming ‘wachter’ houdt een taakomschrijving in: de profeet moet als een wachter op de muren van een stad waarschuwen als de vijand er aankomt. Hij moet alert zijn en van zijn oplettendheid en actie hangen levens af. Zo moet Ezechiël mensen wijzen op hun zonden en ze waarschuwen dat God het oordeel daarover zal brengen. Als ze zich dan bekeren, wordt hun leven gered (Ez. 3:16-21; 33:1-9). Een vreemde profeet? Ezechiël maakt bijzondere dingen mee. Hij ontvangt grootse en overweldigende visioenen waarbij de Geest van God hem optilt en ergens anders heenbrengt. Aan het eind van één zo’n gebeurtenis blijft hij zeven dagen verbijsterd zitten (Ez. 2:15). De Geest heft hem op en brengt hem in visioenen naar Jeruzalem. De slot16
hoofdstukken van het boek hebben bovendien een bovennatuurlijk karakter. Het gaat daar niet alleen om de aardse tempel in Jeruzalem, er zitten elementen in die niet van deze aarde zijn (zie het hoofdstuk over Ez. 43 en 47). Uitleggers hebben voor deze, in onze ogen vaak vreemde, verschijnselen allerlei verklaringen geprobeerd te vinden. Onder invloed van de psychologie zijn er zelfs studies verschenen over psychopathologische ziektebeelden die men bij de profeet meende te ontdekken. Toch is Ezechiël niet uniek in wat hij meemaakt, zij het dat er in zijn leven wel erg veel van dit soort bijzondere dingen plaatsvinden en zijn taalgebruik bovendien uitzonderlijk beeldend en symbolisch is. Elia voer ten hemel met een vurige wagen en paarden, Daniël ontving ‘dromen en gezichten’, Filippus werd door de Geest weggenomen na zijn ontmoeting met de kamerling uit Ethiopië (Hand. 8:39) en Johannes’ ervaring in Openbaring 1:10 lijkt sterk op die van Ezechiël. Boodschap in een notendop Waar het in Ezechiël uiteraard om gaat, is de inhoud van wat hij ziet en meemaakt. Steeds wordt benadrukt dat God de Heilige is, dat Hij het is die bepaalt wat er in de geschiedenis en op aarde gebeurt. Het gaat om zijn glorie, zijn heerlijkheid, zijn eer. God is de totaal Andere. Tegelijk wordt in Ezechiëls leven en boodschap duidelijk dat de heilige God bij mensen wil wonen. Hij kan dat echter niet als zij zich van Hem afkeren en alles doen wat Hij verboden heeft. De glorie verlaat de tempel (Ez. 8-11). Dat is wel het dieptepunt in Israëls geschiedenis. Toch betekent dit niet het einde! Dat is het wonder dat we telkens tegenkomen bij de profeten: God maakt een nieuw begin. Israël lijkt dood te zijn, maar God zal het opwekken (Ez. 37). Het boek Ezechiël lijkt daarmee op een zwart-witfoto. De contrasten zijn groot: Gods glorie verlaat de tempel – Gods glorie keert terug, Gods oordeel over de zonde lijkt het einde van Israël te zijn, maar God geeft het een nieuw hart en een nieuwe geest (Ez. 36). Met deze boodschap staat het boek Ezechiël dicht bij wat christenen belijden: Gods oordeel op de zonde heeft niet het laat17
ste woord. Wij geloven zelfs dat Hij dit oordeel op Christus heeft laten neerkomen – zodat er voor ons nieuw leven is in Hem. En de ideale toekomst die Ezechiël in de tweede helft van zijn boek schildert is de toekomst waarnaar wij ook uitkijken. Het gaat over de tijd dat Gods glorie zichtbaar zal zijn op de hele aarde; vergelijk het eens met de slothoofdstukken van het boek Openbaring. Ezechiël – een boek over dood en opstanding. Een boodschap voor toen en een boodschap voor nu van de levende God, die de Eeuwige is. Indeling Het boek Ezechiël is zeer systematisch opgebouwd en regelmatig voorzien van nauwkeurige tijdsaanduidingen. Ook in die precisie herkennen we de priester. De eerste profetie wordt gedateerd in 593 v. Chr., de laatste in 571 v. Chr. (Ez. 29:17). We kunnen het boek als volgt indelen: 1. Hoofdstuk 1-24 – voornamelijk oordeelsaankondigingen voorafgaand aan de val van Jeruzalem in 587 v. Chr. 2. Hoofdstuk 25-32 – profetieën tegen andere volken. 3. Hoofdstuk 33-48 – profetieën vol hoop voor Israël, na de val van Jeruzalem. Hiervan vormt Ezechiël 40-48 een apart onderdeel over het herstel van de eredienst in Jeruzalem, inclusief aanwijzingen voor een nieuwe tempel.
18
Ezechiël 2:1-3:15 I PERSOONLIJK LUISTEREN Vooraf – Een profeet geroepen Voorafgaand aan de verzen die we in dit hoofdstuk overdenken staat een geweldig indrukwekkend visioen dat de profeet ontvangt terwijl hij in ballingschap in Babel is. Zó indrukwekkend is het, dat Ezechiël er, letterlijk en figuurlijk, ondersteboven van is. Wat Ezechiël ziet, is verwoord in beelden die doen denken aan het boek Openbaring. Het is te groots om er woorden voor te vinden. Aan het slot van Ezechiël 1 staat in vers 28 dat het om het ‘voorkomen der verschijning van de heerlijkheid des HEREN’ ging. Een zeer voorzichtige omschrijving. Er wordt niet gezegd dat Ezechiël God Zelf nu van aangezicht tot aangezicht heeft gezien. Mozes zag dat evenmin (Ex. 33:20-23). Maar wát Ezechiël van Gods heerlijkheid ziet, is voldoende om hem met zijn gezicht op de grond te laten vallen. ‘... en ik hoorde de stem van Een, die sprak.’ De eerste dag – Een roepende in de woestijn (2:1-8) Informatief Vanuit het laatste vers van het vorige hoofdstuk moeten we Ezechiël 2:1 lezen: ‘sta weer op’. Dat is de houding die Ezechiël moet hebben voordat God met hem wil spreken. ‘Mensenkind’ – mens, menselijk wezen in al je kleinheid tegenover de Allerhoogste. Dat God de Allerhoogste is, is Ezechiël meteen al duidelijk geworden (zie Ez. 1). Maar het wonder is dat Hij niet de grote Afwezige is, die van veraf naar zijn schepping en zijn schepselen kijkt. Hij is de Aanwezige. Dat is juist ook in Ezechiëls tijd een wonder omdat de ballingschap het eind leek te zijn van de relatie met God. Ezechiël en zijn volk leefden ver van de tempel, ver van het beloofde land, ver van de priesterlijke dienst in de tempel. Het volk van God was in een vreemd land beland waar andere goden werden gediend. God heeft hen dus verlaten?! Nee, God komt in de persoon van Ezechiël Zelf naar hen toe in hun ballingschap. In 19
hem spreekt God zijn volk opnieuw aan. Om hen te waarschuwen, om hen naar zich toe te trekken, om hen dringend op het hart te drukken dat ze moeten leren van hun ballingschap. Ze moeten die zien als mogelijkheid om zich te bekeren van een leven dat afleidt van God. Telkens terugkerende woorden in dit gedeelte zijn ‘weerspannig’ en ‘opstandig’. Dat zijn de Israëlieten al hun hele geschiedenis lang. Maar laten we niet te snel denken dat zij de enigen zijn! Hun geschiedenis staat model voor de aard van alle mensen, toen en nu, zij en wij. Ezechiël is in deze situatie een eenzaam figuur, een ‘roepende in de woestijn’. Met nadruk wordt hem op het hart gedrukt dat hij niet bang moet zijn om te zeggen wat God wil dat hij zegt. Overdenken a. Wat zou het belang zijn van Gods openbaring van zijn heerlijkheid voor Ezechiëls roeping? Hoe kan het weet hebben van Gods majesteit ons helpen in onze taak in de wereld? Lees Matteüs 28:18-19 eens. b. Mensen zijn vaak bang voor de reacties van anderen als ze Gods boodschap doorgeven. Dat zien we bij Mozes, bij Jona en ook bij Ezechiël, al wordt dat niet met zoveel woorden gezegd. Herken je dat? In hoeverre is je angst voor weerstand reëel, met andere woorden: wanneer je het evangelie met anderen deelt, gebeurt dan datgene waarvoor je bang bent? c. ‘Wij zijn zondige mensen.’ Dat is een juiste uitspraak, maar misschien hebben we die al zo vaak gehoord dat hij ons nauwelijks meer raakt. Waarin zijn mensen nu concreet opstandig? Waarin ben jij herhaaldelijk opstandig? Gebed ✓ Belijd concreet waarin je Gods zaak in de steek gelaten hebt. ✓ Dank Hem voor de altijd aanwezige mogelijkheid om terug te komen. ✓ Vraag Hem je sterk te maken om een boodschapper van Hem te zijn.
20
De tweede dag – Op pad, doortrokken van Gods Woord (2:93:9) Informatief De opdracht van God voor Ezechiël is om een boekrol te eten met Gods woorden. Die rol is al beschreven, dus het zijn niet Ezechiëls eigen woorden. De handeling is symbolisch: hij illustreert levendig hoe de profeet de woorden van God ontvangt, ze aanneemt, ze laat doorwerken in zijn binnenste, en op die manier een betrouwbare boodschapper van God wordt. De inhoud van de rol is negatief: hij staat vol met oordeelsaankondigingen. Als Ezechiël hem echter gehoorzaam opeet, is dat een positieve ervaring. Dan is de rol ‘zoet als honig’, net als de geboden van God in Psalm 19:11. We kunnen hierbij denken dat het een positieve ervaring was voor de profeet om zo met God in contact te zijn, maar ook dat er door alle oordelen heen toch iets goeds tot stand gebracht zal worden. Ezechiël mocht door alles heen toch ook schitterende dingen verkondigen over Gods nieuwe toekomst voor zijn volk. De verzen 4-9 laten zien hoe moeilijk het kan zijn om een ‘profeet te zijn in je eigen vaderstad’, iets wat ook duidelijk is in het leven van Jezus Christus (Luc. 4:24). Zelfs Hij, of juist Hij, ondervond veel tegenstand onder zijn eigen volk. Het moet ons niet verwonderen als dat ons ook overkomt. We hebben de aanmoediging ‘vrees niet’ hard nodig! Overdenken a. Iemand zei eens: ‘De wereld valt vaak mee en de kerk tegen.’ Herken je dat? Lees ook Matteüs 11:20-24. b. Wat herken je in je eigen kerkelijk bezig zijn of in dat van anderen aan onwil om te veranderen? Waarom zouden mensen niet willen veranderen? c. Wat is de betekenis van Gods Woord in je leven? In welk opzicht leeft het voor je? In het leven van elke gelovige zijn er wel momenten waarop Gods Woord minder voor hen leeft. Waar zou dat aan liggen en wat kun je eraan doen? Gebed ✓ Bid dat Gods Woord een steeds belangrijkere plaats in gaat nemen in je leven. 21
✓ Vraag om Gods hulp bij het begrijpen en toepassen van wat je leest. ✓ Dank Hem dat Hij zich geopenbaard heeft aan ons, in de Bijbel en in het bijzonder in Jezus Christus. De derde dag – ‘Wil ik dit eigenlijk wel?’ (3:10-15) Informatief De verzen 10-15 vormen deels een samenvatting van de opdracht aan Ezechiël om Gods woorden te spreken tot zijn volksgenoten; deels geven ze de reactie van de profeet weer op de roeping die hij zojuist gekregen heeft. In de NBG-vertaling (1951) lijkt zijn reactie er een van ontroering te zijn, maar het Hebreeuwse woord drukt iets veel sterkers uit. Dat komt in de Statenvertaling beter naar voren: ‘bitterlijk bedroefd door de hitte mijns geestes’ (vs. 14). Het Hebreeuwse woord voor hitte kan ook ‘woede’ betekenen. Ezechiël voelt grote weerstand tegen zijn roeping. We mogen aannemen dat hij er enorm tegenop zag om aan zijn eigen volk zo’n harde boodschap te moeten brengen. Dat de weerstand van de mensen tegen hem groot zal zijn, is hem nu duidelijk verteld. Een mooie, rustige toekomst als priester zit er voor hem niet in. Overdenken a. Welke elementen die troost voor Ezechiël kunnen betekenen staan er in de gedeelten die we deze dagen lezen? Waar vind je in je eigen leven momenten van troost als je ontmoedigd raakt? b. Heeft God Ezechiël niet veel te zware dingen opgelegd? Leg Paulus’ ervaringen (2 Kor. 11:23-12:10) er eens naast. Hoe kijkt Paulus tegen zijn leven aan? Hoe ervaar je dat zelf? Gebed ✓ Bid voor degenen die vervolgd worden om Christus’ wil. ✓ Bid om kracht om een duidelijke getuige van Christus te zijn. ✓ Dank God voor zijn aanwezigheid in je leven en voor zijn liefde en genade, ondanks al onze weerstand.
22
II SAMEN LUISTEREN Een harde boodschap? Bij het lezen van bepaalde stukken uit het Oude Testament moeten we soms emotioneel over een barrière heenstappen. Psalm 23 ligt ons gemakkelijker in het gehoor, terwijl een gedeelte als Ezechiël 2 en 3 veel verder van ons afstaat. Een oordeelsboodschap, een profeet die hard moet zijn, bovennatuurlijke verschijnselen als visioenen en wezens en raderen, de hand des HEREN op een mens... Een gedeelte als dit vraagt wat van je, namelijk dat je je er echt in verdiept en bij jezelf nagaat of je je eigen vooroordelen niet te snel laat meeklinken. Het is goed een aantal hoofdlijnen in het oog te houden. In de eerste plaats is de verschijning aan Ezechiël wel overweldigend – voor hem en voor ons – maar er zit ook een grote troost in. God blijkt aanwezig te zijn, zelfs in de ballingschap. De goden van Babel hebben dus niet gewonnen, zoals werd aangenomen in de toenmalige wereld. Vaak werden godenbeelden van overwonnen volken in processie meegedragen, samen met de gevangenen, om te laten zien dat zowel volk als god verslagen was. Maar de God van Israël is niet overwonnen. Van Hem is er geen beeld en Hij is niet beperkt tot één land. Ook in Babel, in de ballingschap die een oordeel op de zonde van zijn volk is, zoekt Hij zijn kinderen weer op. Ten tweede wil ik wijzen op de moeilijke zaak – voor Ezechiël net zo goed als voor ons – dat zijn missie negatief zal uitpakken. De mensen luisteren niet. Het lijkt alsof dat nog sterker naar voren komt naarmate ze meer boodschap van God horen. Dat is iets om over na te denken in de groep. Soms maakt de aanwezigheid van een positief gelovig gemeentelid, een predikant, een zendeling, het ongeloof van anderen duidelijker. De aanwezigheid en de woorden van zo’n persoon werken dan als het ware katalyserend, ze brengen de waarheid boven tafel. Leg naast dit gedeelte ook eens de gelijkenis van de Here Jezus uit Matteüs 21:33-46. ‘Ten laatste zond hij zijn zoon.’ Door de eeuwen heen heeft God zijn profeten gestuurd en zij hebben weerstand en vervolging ervaren. In navolging van Christus, die ook verworpen is geweest, kunnen wij niet verwachten dat mensen Gods boodschap altijd met open armen zullen ontvangen. 23
Laten we overigens vooral niet denken dat Israël altijd zo onwillig was en dat wij uiteraard anders zijn. Ook binnen de kerk kunnen we soms op buitengewoon ‘onwillige’ elementen stuiten, waardoor de open relatie met God wordt belemmerd. Laten we eerlijk zijn tegenover God en elkaar, en onze zonden belijden. Dat was uiteindelijk ook het doel van Ezechiëls missie – dat mensen tot inkeer zouden komen. Niemand in zijn tijd kon ooit zeggen: ik heb niet geweten dat ik op het verkeerde pad zat. Aantekeningen 2:1 ‘Mensenkind’ is een term die de nederige positie van Ezechiël aangeeft. Van Gods kant bekeken wordt hij aangesproken als menselijk wezen. In het Engels zou je zeggen ‘human being’. Er ligt dus geen verband met ‘zoon des mensen’ of iets dergelijks. In het boek Ezechiël is het de term waarmee de profeet wordt aangesproken. Voordat God tot Ezechiël gaat spreken, wordt hem eerst verteld dat hij moet gaan staan. Voor een koning op de troon buig je, maar om zijn opdrachten te kunnen uitvoeren moet je gaan staan. 2 ‘Kwam de geest in mij’. De Statenvertaling gebruikt hier een hoofdletter: de Geest van God. Dat kan vanuit het Hebreeuws. Net als in 3:12 en 14 en verder ook herhaaldelijk in het boek Ezechiël is het de Geest van God die de profeet dingen laat doen. ‘Hem, die tot mij sprak’. Ezechiël hoort hier dus de stem van God. 3-4 De afval van God is niet recent begonnen. Reeds in Deuteronomium roept Mozes het volk voortdurend op trouw te blijven aan Gods regels. Alleen zo zullen ze de zegen ervaren van het wonen in het beloofde land. Ze zijn volk van God, maar moeten dat dan ook laten zien. Veel profeten hadden die boodschap op allerlei manieren herhaald. De opdracht aan Ezechiël komt niet plotseling en de ballingschap is niet het oordeel over een kleine groep mensen die ooit iets fout heeft gedaan. Het gaat om een voortdurende afval van God door het dienen van andere goden, het doen van onrecht, kortom het overtreden van de regels van het verbond. Aan het oordeel van God is een lange geschiedenis van rebellie tegenover de Heer van het verbond voorafgegaan, uitgedrukt met woorden als ‘opstandig’, ‘afgevallen’, ‘weerspannig’. In z’n algemeenheid weigert het volk bewust tot God terug te keren. 24
‘De Israëlieten, de opstandige volken’. Het meervoud ‘volken’ doet vreemd aan. Het kan zijn dat de twee rijken Israël en Juda ermee worden aangeduid. In Genesis 35:11 wordt echter aan Jakob beloofd dat er een ‘menigte van volken’ uit hem zal ontstaan; het kan dus ook een aanduiding zijn van alle Israëlieten samen. Een andere mogelijkheid is dat er in het gebruikte Hebreeuwse woord gojiem iets negatiefs meeklinkt. Meestal duidt dat woord namelijk de ‘heidenen’ aan, de andere volken zonder God. Israël leeft alsof het niet het volk van God is. ‘Zo zegt de Here HERE’. Dit is de formulering die bij uitstek wordt gebruikt als ware profeten van God spreken. Een profeet is een boodschapper van God en verkondigt niet zijn eigen bedenksels. Zie het tweede deel van Deuteronomium 18:18 en Jeremia 1:7 en 9 en ook Jeremia 23:21-22 over valse profeten die God niet gezonden heeft. 6 Netels, doornen, schorpioenen – beelden voor de mensen die de profeet het leven zuur zullen maken. 8 De profeet moet ten opzichte van God het tegenovergestelde van het volk zijn, namelijk naar Hem luisteren en Hem gehoorzamen. 9-10 Normaal werd een boekrol aan één kant beschreven, maar deze is van ‘top tot teen’ gevuld met aankondigingen van oordeel. ‘Zoet als honig’, zie de uitleg bij de tweede dag en lees ook Jeremia 15:16. 3:1-3 At Ezechiël echt een boekrol op? De taal doet eerder denken aan een visioen. Maar de ervaring van de profeet is er niet minder reëel door. 8-9 Vergelijk Jeremia 1:18 voor een dergelijke beeldspraak voor de onoverwinnelijkheid van de profeet omdat God achter hem staat. 12-13 ‘Toen hief de Geest mij op’. Zie bij 2:2. De verdere inhoud van deze verzen, de wezens, de raderen, de heerlijkheid van God, vormt de afsluiting van het visioen dat in hoofdstuk 1 begon. 14-15 Voor de betekenis van Ezechiëls gemoedstoestand, zie de uitleg bij de derde dag. Tel-Abib is de naam van de plaats aan de rivier de Kebar in Babylonië waar de ballingen zich gevestigd hadden. De plek is dus niet identiek aan het moderne Tel-Aviv. 25
Ezechiël was blijkbaar een eindje verderop aan de rivier geweest toen hij het visioen in hoofdstuk 1 ontving (zie 1:3). Vragen voor bespreking in de kring Luisteren naar de tekst 1. Volgens Ezechiël 1:1 was Ezechiël dertig jaar toen hij aan de rivier de Kebar zat. Misschien zat hij wel na te denken over het feit dat hij op deze leeftijd normaal gesproken zijn dienst als priester zou zijn begonnen. Wat mist hij allemaal nu hij in Babel zit en hoe gaat zijn leven er uitzien volgens het gedeelte dat we in dit hoofdstuk bespreken? 2. In het boek Ezechiël komen vaak symbolische handelingen voor. Wat zou de functie van de handeling in 3:1-3 zijn? 3. Welke tegenstelling wordt er gemaakt in de verzen 5 en 6 en wat is de bedoeling daarvan? Luisteren en horen 4. Voelen we ons wel eens een ‘roepende in de woestijn’? Hoe kan dit gedeelte ons verder helpen om moedig te zijn in die taak? Welke functie kan de christelijke gemeente daarbij voor ons vervullen? 5. Ezechiël kreeg reëel weerstand, zoals ook andere profeten in het Oude Testament. Hoe is dat voor ons? Misschien zijn er in de groep mensen voor wie de situatie als christen werkelijk moeilijk is. Hoe kun je elkaar bemoedigen? 6. Is roeping altijd iets zwaars? Wissel met elkaar van gedachten over wat je je voorstelt bij het woord roeping. Hoe weet je bijvoorbeeld of God je roept om iets bijzonders voor Hem te doen? 7. Ezechiëls leven lijkt vechten tegen de bierkaai. Wij zouden hem misschien een niet zo geslaagd prediker noemen, want zijn ‘kerk’ was nu niet bepaald het voorbeeld van een groeiende, bloeiende gemeente. Hoe gaan we om met menselijk succes in het werken in de kerk? 8. Praat eens met elkaar door over de opmerking hierboven dat de aanwezigheid van bepaalde mensen katalyserend kan werken; zie het algemene gedeelte onder ‘samen luisteren’. 26
‘En Jona sloop naar zijn plekje in de schaduw en wachtte tot God zich zou aansluiten bij zijn manier van denken. En God wacht nog steeds op een leger Jona’s in hun comfortabele huizen die zich gaan aansluiten bij zijn manier van liefhebben.’ (Thomas Carlisle, You! Jonah!; vert. HL) ‘De Heiland is door zijn Geest nog steeds aanwezig op aarde. Laten we ons daarover verheugen! Hij bevindt zich altijd in het midden van de strijd en daarom staat de uitkomst ervan vast. Wat een zoete troost is het om te weten dat, terwijl de strijd raast, de Here Jezus in zijn ambt van voorbidder krachtig voor zijn volk pleit.’ (C.H. Spurgeon, Morning and Evening. Daily Readings, 20 april; vert. HL) ‘Het antwoord dat mensen geven op de boodschap van God kan niet van tevoren worden voorspeld… Het uiteindelijke, werkelijke resultaat van iemands roeping zal vaak onbekend blijven, zelfs voor degene die geroepen is.’ (Peter C. Craigie, Ezekiel, 16; vert. HL) ‘Juist omdat de bijbellezer geneigd is alleen maar datgene te aanvaarden wat behaaglijk is en opbouwt, is het nodig dat hij zich door de Schrift aangevallen weet. Want alleen zo zal Gods Woord in staat zijn zijn corrigerende en vernieuwende werk te doen.’ ‘Gods Evangelie wil de mens veranderen tot een nieuwe schepping. Het roept op tot gehoorzaamheid aan de wil van God (iets wat niet natuurlijk of vanzelf komt!). Om die reden ontmoet het Evangelie vaak tegenstand, verzet en afkeer; niet alleen bij de man of vrouw die voor de eerste keer wordt geconfronteerd met het Goede Nieuws, maar ook bij de trouwe kerkganger die reeds jaren vertrouwd is met Gods Woord.’ (Paul Rosseneu, ‘Gods Woord als onze tegenstander’, in Dicht bij de Bijbel, 37)
27