en ‘ solo-religiositeit ’. De hedendaagse individualist maakt het zelf wel uit en zoekt iets van zijn of
haar gading in de ruif van de religieuze tradities. Maakt de bijbelse God nog een kans om van betekenis te zijn in het leven van alledag ?
Kune Biezeveld houdt vast aan de unieke betekenis van de bijbelse traditie, maar probeert een nieuwe invalshoek uit . De scherven uit de titel staan
voor letterlijke scherven : overblijfsels van wat
ooit in profetische woede kapot is gemaakt . Is er misschien te rigoureus geslagen ? Van onder de
kalklagen in oude kerken komen de mooiste schilderingen te voorschijn; hoe zou het zijn als de
geloofstraditie zelf ontkalkt wordt ? Welke beelden houden het dan wel en welke niet ?
Als scher ven spreken is een aanzet om op een nieu-
we manier naar oude tradities te kijken : op zoek
naar de betekenis van God in het leven van alledag. Kune Biezeveld was als docent systematische
theologie en hoogleraar vrouwenstudies theologie verbonden aan de Protestantse Theologische
Universiteit ( Leiden). Tot kort voor haar overlijden
Kune Biezeveld Als scherven spreken
We leven in een tijd van ‘ religieuze ruis’, ‘ ietsisme’
Kune Biezeveld
Als scherven spreken Over God in het leven van alledag
in september 2008 heeft zij aan dit postuum gepubliceerde boek gewerkt .
ISBN 90-211-4215-5
N U R 700
I S B N 978 90 211 4215 9
9 789021 142159
Meinema
www . uitgeverijmeinema . nl
Meinema
Kune Biezeveld
ALS SCHERVEN SPREKEN
OVER GOD IN HET LEVEN VAN ALLEDAG
Uitgeverij Meinema, Zoetermeer
www.uitgeverijmeinema.nl Ontwerp omslag: Steven van der Gaauw Auteursfoto: Reinier Beltman ISBN 978 90 211 4215 9 NUR 700 Š 2008 Uitgeverij Meinema, Zoetermeer Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieÍn, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor mijn kleinkinderen Job, Lieve, Jasmijn en Flore, wier prille levensbegin ik nog mocht meemaken.
Woord vooraf
Kune Biezeveld werkte sinds haar oratie over het beeldverbod in klassieke en feministische theologie aan een ambitieus project over God in het alledaagse leven. In die oratie vertelde zij hoe archeologen via een paar oude inscripties op het spoor waren gekomen van een praktijk waarin JHWH en de vrouwelijke godin Asjera als partners optraden in het oude Israël. Dat vond zij intrigerend. Hoe komt het, dat we van deze praktijk in de bijbel niets tegenkomen? Is er in de joods-christelijke traditie meer verloren gegaan dat wij nu wellicht als waardevol zouden kunnen beschouwen? Dat bracht haar ten slotte op de vraag of de moderne kritische theologie niet ten onrechte argwanend staat ten opzichte van de betekenis van het gewone, alledaagse leven. Is dat niet net zo weggedrukt uit de theologische belangstelling als eertijds Asjera? En is het niet de taak van een feministisch theoloog dat voor het voetlicht te brengen? In het voorjaar van 2007 werd zij overvallen door een levensbedreigende ziekte. Zij vocht zich door een loodzware operatie heen naar herstel. Vanaf 1 januari van dit jaar was zij weer volledig aan het werk. Twee maanden later bleek er ongeneeslijke recidive te zijn: haar levensverwachting werd daardoor zeer beperkt. Die grens ‘werkte’: zij besloot haar doel bij te stellen en zo puntig mogelijk haar ‘boodschap’ te brengen. Daaraan heeft ze enkele maanden gedreven gewerkt, totdat haar ziekte ook dat onmogelijk maakte. Ze was bezig met haar laatste hoofdstuk. Ze heeft Gerrit de Kruijf gevraagd dat laatste hoofdstuk af te ronden 7
en het boek voor uitgave gereed te maken. Akke van der Kooi en Maarten den Dulk hadden in een eerder stadium commentaar geleverd. Dit boek is dus een dubbele Unvollendete: de stof kon niet breed ontvouwd worden en ook de kleine aanpak bleef schetsmatig. Het is kwetsbaar en geeft veel te raden. Maar het is mede daardoor indringend. Zij brengt iets in beeld dat een vraag inhoudt bij de vanzelfsprekendheid waarmee grote woorden in de christelijke gemeente worden gebruikt. Het is daar vaak alles of niets rond die grote woorden. Zij vraagt om ruimte rond die grote woorden. Kune Biezeveld is overleden op 7 september 2008 in de leeftijd van 60 jaar. Zij was hoogleraar vrouwenstudies theologie van de Protestantse Theologische Universiteit, vestiging Leiden, vanaf 2001. Vanaf 1996 was zij daar universitair docent systematische theologie. In 1996 promoveerde zij op Spreken over God als vader. Hoe kan het anders? Zij was hervormd predikant in Zandvoort en Voorthuizen van 1976 tot 1984 en in het ziekenhuis Gooi Noord te Blaricum van 1991 tot 1996. Kune Biezeveld was getrouwd met Reinier Beltman, predikant van de Protestantse Gemeente te Hilversum. Moge dit boek het werk doen dat Kune Biezeveld zo graag deed: iets ‘inbrengen’ in het theologisch debat. Reinier Beltman Gerrit de Kruijf Met dank voor bibliografische werkzaamheden aan Wietske de Jong (aio), Henk Boter en Shosannah van Hattem (student-assistenten)
8
Inhoud
Inleiding
11
Proloog
15
1. God in het leven van alledag
19
2. Wat heet heidendom?
43
3. Over vruchtbaarheid gesproken
61
4. Het beeldverbod nader bekeken
79
5. Over breuklijnen heen
96
6. Pasen als kwetsbare belofte
115
Epiloog
124
Bibliografie
127
Werk van de auteur
134
9
Inleiding
We leven in een tijd van religieuze ruis, ‘ietsisme’ en ‘soloreligiositeit’. De hedendaagse individualist zoekt het zelf wel uit en vindt iets van zijn of haar gading in de ruif van de vele religieuze tradities. Zelf wil ik vasthouden aan de unieke betekenis van de bijbelse traditie, maar heb daarbij wel een nieuwe invalshoek nodig. Ik wil proberen ermee om te gaan vanuit dingen die zoek zijn geraakt maar opnieuw in beeld komen. De scherven uit de titel van dit boek staan voor echte scherven: overblijfsels van wat ooit in profetische woede kapot is geslagen. Is men misschien al te rigoureus te werk gegaan? Van onder de kalklagen in oude kerken komen soms de mooiste schilderingen tevoorschijn; hoe zou het zijn als de christelijke geloofstraditie zelf ontkalkt werd? Welke beelden houden het dan wel en welke niet? Met de keuze voor deze invalshoek probeer ik te schrijven in het spanningsveld van individualisme en traditie. Beide krachten dagen mij uit. Laat me dit meteen iets meer voelbaar maken. Eerst iets over dat religieuze shoppen vanuit een ongericht religieus besef. De Groningse studentenpastor Tiemo Meijlink beschrijft hoe hij zelf in de jaren zeventig leerde met minachting te kijken naar het algemene godsbesef dat er bij veel mensen in en buiten de kerk zou zijn. Het ging immers om de God van de exodus, niet om een god als garant voor de bestaande verhoudingen (Meijlink 2005). Dit is een voor mij herkenbare reactie: die aarzeling, die minachting waarmee je leerde kijken naar het algemene godsbesef. Je 11
leerde van de God van Israël, de God van de bevrijding uit het angstland Egypte. Je vertaalde het allemaal naar de politiek. Meijlink merkt dat studenten hem bevreemd aankijken, als hij hiervan vertelt. Studenten van nu, dertig jaar later, zoeken het meer in aandacht voor stilte, bezinning, mystiek, sfeer en beleving. En in plaats van dit als ‘heidens’ te veroordelen, verstaat Meijlink dit als een oprecht verlangen om te ontkomen aan wat hij noemt de rat race van het leven, de moordende competitie en genadeloze concurrentie waarin we elkaar gevangen houden. En hij zoekt naar onderdelen van de traditie waarin dit in te passen is. Die houding spreekt mij aan. Dan over de vitaliteit van de protestantse traditie. ‘Protestantisme is voorbij’, kopte Trouw (24 september 2004) boven een bespreking van een boek van Alister McGrath (2004), een vermaarde hoogleraar theologie uit Oxford. Het protestantisme, geboren uit de overtuiging dat God alleen indirect, via het Woord, te ontmoeten is, kan geen overtuigingskracht behouden. Immers, als je in het leven van alledag geen directe relatie met God kunt ervaren, is het een kleine stap om te leven alsof God er in je leven niet toe doet. In het verlengde hiervan ziet McGrath alleen een toekomst weggelegd voor die vormen van christendom die het rechtstreekse contact met het heilige in het gewone leven wel hebben weten vast te houden: het rooms-katholicisme en de oosterse orthodoxie, met hun besef van sacramentele presentie, en vooral het evangelicalisme met zijn persoonlijke godservaring. Wereldwijd zullen zij groeien, terwijl het protestantisme ten dode is opgeschreven. Deze woorden troffen mij, niet alleen omdat het mij als westers protestants theoloog – en als gelovige – uiteraard ter harte gaat dat God ertoe doet in het dagelijks leven van mensen, maar ook omdat ik zelf vragen was gaan stellen bij de kritische positie die door de protestantse theologie wordt ingenomen inzake de relatie tussen God en 12
de leefwereld van mensen. Het woord kritisch gebruik ik hier in de letterlijke betekenis van ‘onderscheidend’. Een belangrijk deel van de protestantse theologie is gebouwd op onderscheidingen als ‘natuur en genade’, of ‘natuur en geschiedenis’, of ‘religie en geloof’. Nieuwe ontwikkelingen binnen de theologie hebben mij ertoe gebracht vragen te stellen bij bepaalde vooronderstellingen achter deze onderscheidingen. En in dit proces werd ik getroffen door de inbreng van McGrath. Wordt hier iets verwoord dat mij in mijn denken verder kan helpen? Lezing van het boek van McGrath riep vervolgens overigens de nodige vragen op. Hier worden wel heel grote stappen gezet. Het protestantisme is met zijn rationele, afstandelijke vorm van geloof verantwoordelijk voor het atheïsme, zo wordt gesteld, maar gelukkig kwam er van binnenuit een dynamische tegenbeweging op in de vorm van de evangelicale beweging en de Pinksterbeweging, waardoor het christelijk geloof in de vorm van een persoonlijke relatie met God nieuwe kansen kreeg. Dat gaat mij wat te snel. Gaat het alleen om de mogelijkheid van een relatie en niet ook om de aard van de relatie? Klopt het eigenlijk wel dat er via het Woord geen relatie tussen God en de enkele mens tot stand wordt gebracht? Is die persoonlijke focus nu juist niet het eigene van de Reformatie? Toch wil ik vasthouden aan een kwestie die door McGrath op tafel wordt gelegd. Het protestantisme was een kritische tegenbeweging tegen een vorm van geloof waarin God heel direct met het dagelijks leven van mensen verbonden werd gezien. Tussen heilig en profaan werd niet scherp onderscheiden; God en de wereld verkeerden als het ware in harmonie. Zou het kunnen zijn dat de kritische beweging die de Reformatie in gang zette in ieder geval de secularisatie sterk bevorderd heeft? Ik besef dat dit laatste niet door iedereen als negatief wordt beschouwd en dat hier geen simpele conclusies kunnen worden getrokken. Wel is 13
er ruimte om tegenvragen te stellen. Zou het kunnen zijn dat het protestantisme in zijn kritische dynamiek de relatie tussen God en de leefwereld van mensen te rigoureus heeft doorgesneden? Aangetrokken door deze beide krachten van individualisme en traditie stel ik in dit boek de volgende vragen: – Wat is ten onrechte verloren gegaan? (de scherven) – Hoe werken mechanismen van beeldvorming? – Welke theologische beslissingsmomenten spelen een rol als het gaat om de betekenis van God in het leven van alledag? Bij de bespreking ervan streef ik er onder andere naar, de systematische theologie te verrijken met de resultaten van nieuw onderzoek op het terrein van de bijbel- en godsdienstwetenschappen.
14
Proloog
De bekroonde World Press Photo van 2006 heeft een opmerkelijk verhaal te vertellen. Als winnaar is ze de wereld over gegaan: jonge mensen in een mooie auto in een tot puin gebombardeerde wijk van Beiroet. De jury die de foto bekroonde, prees haar vanwege het in beeld brengen van ‘de complexiteit en de tegenstellingen van het echte leven te midden van de chaos’. In verdere commentaren werd gewezen op het contrast tussen de ‘voyeurs’ in de auto en de oorlogsschade om hen heen. Een onderschrift bij de foto in Paris Match luidde: ‘Rijke Libanezen toeren door de verwoeste zuidelijke buitenwijken van Beiroet’. In alle commentaren stonden steeds de woorden ‘rijk’ en ‘verwoest’ naast elkaar. Zo ging deze foto de wereld in. En bij ons zette zich als vanzelf het beeld vast van jonge mensen die zich een ritje in hun dure auto veroorloofden om als ramptoerist eens te gaan kijken hoe erg het allemaal wel niet was. Om daarna weer snel terug te keren naar hun luxe appartementen elders in de stad. We werden hooguit wat in verwarring gebracht door de gedachte dat het leven van deze modieus geklede jongeren blijkbaar ook bij Libanon hoort. Zo verging het mij althans. Het was voor mij een nieuw beeld van Beiroet. Tot mij in de Volkskrant van 19 februari 2007 een verhaal onder ogen kwam met als titel: ‘Vertekend beeld’. Het vertelt over deze vijf gefotografeerde jongeren; ze krijgen namen en ze verklaren zich belaagd, beledigd en onbegrepen 15
te voelen. Wat blijkt: ze wonen zelf in deze wijk; drie van de vijf mensen in de auto wonen in de verwoeste wijk. Het was de eerste dag dat ze terug konden om te kijken wat er van hun flat over was. Twee van hun vrienden gingen mee ter ondersteuning. Dan verandert het beeld. Dan zie je opeens verbijstering en wanhoop op hun gezichten. Dan begrijp je dat de zakdoek voor het gezicht van de vrouw, die Liliane blijkt te heten, bedoeld was tegen de stank en het vele stof. Ze zijn niet rijk, de auto blijkt geleend van een hulporganisatie waar één van hen werkt. En ze zijn boos omdat ze zo de wereld in zijn gegaan. ‘Het was niet leuk, het had geen glamour’, zeggen ze. ‘Overal was bloed, overal waren lichaamsdelen.’ Zo gaat dat met beeldvorming. In dit geval: een fotograaf legt een situatie vast, waarschijnlijk vanuit een reeds gevormd beeld; dit beeld wordt uitvergroot doordat het de wereld over gaat en – juist vanwege dat beeld – met een prijs bekroond wordt; dat beeld zet zich vervolgens weer bij ons vast. Gelukkig kon hier het beeld worden bijgesteld door nieuwe informatie. Althans, zo gold dat voor mij, doordat ik toevallig een exemplaar van de Volkskrant vond in de trein. In Trouw verscheen namelijk ruim een jaar later (1 april 2008) een artikel onder de titel ‘Filosofisch kijken’, waarin opnieuw deze foto werd opgenomen. Opnieuw werd het beeld bevestigd: ‘vanuit een open cabrio bekijken mooie, jonge, schoongewassen, rijke Libanese vrouwen de vernielingen in een wijk die door Israël is gebombardeerd. Wat moet je van zo’n beeld denken? Zijn het ramptoeristen? Tonen ze op een perverse manier hun betrokkenheid? Zou het voor hun emoties eigenlijk uitmaken of ze vanuit die auto naar een spannende paardenrace kijken of naar het leed dat je achter deze ravage kunt vermoeden?’ Pas in een vervolgartikel, een week later, werd het beeld bijgesteld. Inmiddels was blijkbaar de juiste 16
informatie binnengekomen. Maar ondertussen is het beeld wel weer bevestigd. Beeldvorming blijkt een hardnekkig en verre van onschuldig proces. De Joodse filosoof Levinas heeft zijn denkkracht tot het uiterste ingezet om ons bewust te maken van het gewelddadige karakter van elke beeldvorming. We doen mensen groot onrecht door hen te benaderen vanuit het beeld waarin we hen eerst hebben vastgelegd. Tegelijk blijkt het heel moeilijk om dat laatste niet te doen. We willen de ander graag inpassen in ons systeem, om zo zelf de regie over ons leven te behouden. Of, in het geval van deze foto, we willen wat we zien graag benaderen vanuit de morele kaders waar we vertrouwd mee zijn, om van daaruit tot een oordeel te komen. Meer dan om het maken van foto’s en het elkaar daarin vastleggen, gaat het dus om het beeld dat we al bij voorbaat met ons meedragen en dat maar moeilijk te doorbreken is. Deze mijmeringen rond een foto zet ik in als een proloog voor mijn boek. Ik houd me in dit boek bezig met een aantal van de beelden die ons in of via de theologie zijn aangereikt en die wij verder met ons hebben meegedragen. Het zijn de kaders die ons denken op gang hebben gebracht en gehouden, vaak op heel creatieve wijze. Nieuwe informatie namen we op door deze een plaats te geven in de reeds gevormde kaders. Maar er was ook nieuwe informatie die niet in de vertrouwde kaders paste. Wat daar dan mee te doen? In dit boek wil ik u laten delen in de wijze waarop ik met mijn eigen kaders en de nieuwe informatie ben omgegaan. Het was soms een verwarrend en ook moeizaam proces. Maar tegelijkertijd voelde ik dat het de moeite waard kon zijn. Soms kwamen de Libanese jongeren in de auto mij letterlijk voor ogen. Wat als niemand had doorgegeven dat het eigenlijk anders was? Behalve dat zij de gevangenen 17
zouden zijn gebleven van het eenmaal gecreĂŤerde beeld, zouden we ook onszelf en onze eigen denkkaders tekort hebben gedaan.
18