De Jezusverzen in de Koran

Page 1

50336_Jezusverzen 02-02-2006 11:34 Pagina 3

Karel Steenbrink

De Jezusverzen in de Koran

Uitgeverij Meinema, Zoetermeer


50336_Jezusverzen 02-02-2006 11:34 Pagina 4

www.uitgeverijmeinema.nl Ontwerp omslag: Oblong, Jet Frenken Illustratie omslag: Maria grijpt de palmboom na de geboorte van Jezus die ‘gewikkeld in doeken’ in een stralenkrans op de grond ligt. Waarschijnlijk van de Perzische schilder Qazvini, ca. 1560. ISBN-10: 90 211 4102 7 ISBN-13: 978 90 211 4102 2 NUR 717 © 2006 Uitgeverij Meinema, Zoetermeer Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.


50336_Jezusverzen 02-02-2006 11:34 Pagina 5

Inhoud De historische context: christenen in de omgeving van Mohammed

7

Gesterkt met de heilige Geest Soera 2:87, 136 en 253

27

Kleinzoon van Imraan Soera 3:35-63 en 84

34

Gered van het kruis; geen drie-eenheid Soera 4:153-162; 171-172

61

Dienaar Gods die het Evangelie kreeg Soera 5:17-18, 46, 72-79, 110-120

71

Rechtvaardig als Elia Soera 6:85

86

Ezra en Jezus zijn niet Gods Zoon Soera 9:30-31

90

Geen kind voor God! [1] Soera 10:68

96

Geen kind voor God! [2] Soera 18:4

98

Zoon van Maria Soera 19:16-40 en 88-96

100

Een teken van God Soera 21:89-91

125

Een onderkomen op een heuvel Soera 23:50 en 91

128

Een oprecht verbond Soera 33:7

132

5


50336_Jezusverzen 02-02-2006 11:34 Pagina 6

Eén in religie Soera 42:13

135

Een knecht als voorbeeld Soera 43:57-65

138

Het kloosterleven is geen navolging van Jezus Soera 57:27

146

Corrector van de Torah en voorspeller van Ahmad Soera 61:6 en 14

148

Maria, die haar eerbaarheid bewaarde Soera 66:12

152

God is één Soera 112

159

Bij wijze van conclusie: Een Koranisch Jezusbeeld naast dat van Nicea, unitariërs en evangelicalen?

160

Bibliografie

177

Register

182

6


50336_Jezusverzen 02-02-2006 11:34 Pagina 7

De historische context: christenen in de omgeving van Mohammed Moeten we de historische context kennen voor een goed begrip van de Jezusverzen in de Koran? Er zijn twee redenen om het niet te doen en dus deze inleiding maar over te slaan! Allereerst is er de opvatting van een aantal moslims, dat de Koran van eeuwigheid bestaat en door de engel GabriĂŤl rechtstreeks aan Mohammed is geopenbaard. Waarom zou de historische context hierbij een rol spelen? Dan is er de stijl van de Koran zelf. Daarin staan heel weinig verwijzingen naar concrete omstandigheden uit het leven van Mohammed. Er zijn daarin geen christenen die met name genoemd of preciezer aangeduid worden. Er zijn ook geen rechtstreekse citaten uit bijbelboeken. Het lijkt dus op het eerste gezicht een beetje om de Korantekst heen praten als we in dit hoofdstuk ter inleiding toch aandacht geven aan die gevarieerde groepen christenen in een brede cirkel om het ArabiĂŤ van Mohammed heen. Anderzijds moet een inleiding die ook recht doet aan de moderne tradities van godsdienstwetenschappelijk onderzoek toch aan deze historische omgeving aandacht geven. De Koran reageert immers duidelijk op bepaalde vormen van christendom, stemt er mee in of wijst ze af. Waarom? Wat wordt precies in de Koran gecorrigeerd? Voor een goed begrip van de Jezusverzen van de Koran is het nodig dat ze in de juiste context van het ontstaan van de islamitische beweging geplaatst worden. Die reageerde duidelijk op joden en christenen in de omgeving van Mohammed. Voor ons doel zijn daar twee verschillende invalshoeken voor nodig. Allereerst moeten we de Koran plaatsen tegen de interne ontwikkeling van de Arabische maatschappij en van de speciale positie van Mohammed daarbinnen. In de tweede plaats moeten we 7


50336_Jezusverzen 02-02-2006 11:34 Pagina 8

kennis nemen van de godsdienstige ontwikkelingen in de naaste en verdere omgeving van het Mekka van Mohammed. Daarbij zullen we uiteraard ook wat aandacht geven aan de joden, de manichaeërs, het Perzische mazdeïsme en eventuele Johannes-volgelingen, maar vooral zullen we in dit inleidende hoofdstuk kijken naar de christenen in Arabië zelf en in de naaste omgeving, hun diversiteit en naar de mogelijkheid dat Mohammed met meerdere van deze groepen contact heeft gehad. Religie in zesde-eeuws Arabië: het verhaal van (af)goden en godinnen De Arabische cultuur en religie, voorafgaande aan de komst van Mohammed, wordt ‘tijd van onwetendheid’ of djahilija genoemd. In de klassieke beschrijvingen was het een tijd waarin geen respect was voor het leven, waarin meisjes niet meetelden en vaak zelfs levend werden begraven. Het was vooral ook de tijd van de cultus van de afgoden. Volgens sommige verhalen waren er 360 afgoden in de Ka’ba, één voor iedere dag van het jaar. Er werden godinnen vereerd, Al-Laat, Al-Oezza, Al-Manaat, die ook in soera 53 worden genoemd. De mannelijke godheid Hoebal wordt genoemd als speciaal met de Ka’ba van Mekka verbonden. Volgens de overlevering kwam de Hoebalverering oorspronkelijk uit het gebied van Mesopotamië, Irak, of uit het huidige Jordanië. In het begin van de derde eeuw zou hij naar Mekka gebracht zijn door een vooraanstaand lid van de Choezai-stam, die bij warmwaterbronnen genezing had gevonden en daarom een afbeelding van die godheid meegenomen had. Oorspronkelijk was Hoebal een godheid, verbonden met een sterrenbeeld. In Mekka functioneerde hij vooral als voorspellende godheid aan wie orakels werden voorgelegd en voor wie het lot werd geworpen. Er wordt ook wel gedacht dat deze Hoebal een soort voorbeeldfiguur is geweest, die later weer met de profeet Abraham is geïdentificeerd, en die een belangrijke rol heeft gespeeld in de wordingsgeschiedenis van de islam. Populaire of eerder afschrikwekkende, bovennatuurlijke figuren waren Asaf en Naila, een man en vrouw die binnen de Ka’ba van Mekka seksuele omgang zouden hebben gehad en als straf daarvoor in stenen beelden waren veranderd door Allah, 8


50336_Jezusverzen 02-02-2006 11:34 Pagina 9

de hoogste godheid. Zij stonden boven de bron Zemzem, een krachtige waterbron die van groot economisch belang was omdat veel karavanen hierom Mekka aandeden. De Zemzembron is in de islamitische tijd geïdentificeerd met de bron waar Hagar water vond voor zichzelf en haar zoon Ismaël nadat zij door Abraham waren weggestuurd. Volgens Ibn Ishaq was er ook een geschilderde afbeelding (een ikoon?) van Maria met Jezus in de Ka’ba. Bij de zuivering van de Ka’ba op het einde van Mohammeds leven was er een vrouw uit de christen-Arabische stam Ghassan van Noord-Arabië aanwezig. Zij zou bij het zien van de ikoon gezegd hebben: ‘Mijn vader en moeder mogen als onderpand genomen worden: jij bent echt een Arabische vrouw.’ Daarop liet de profeet Mohammed alle afgodsbeelden uit de Ka’ba weghalen, maar de ikoon van Jezus en Maria mocht blijven. Dat versterkt de speculatie van sommige latere christenen, dat de Ka’ba een plaats voor een christelijke cultus was. Daar zijn evenwel geen harde gegevens voor. De Koran zelf roept de gelovigen vaak op om af te zien van de verering van de vele goden, de éne God te aanbidden en de afgodsbeelden te vernietigen. Dit wordt vaak verbonden met de profeet Abraham. In minstens drie passages (6:74-90; 19:41-50 en 21:51-70) vertelt Abraham hoe hij de afgoden van zijn volk op één na vernietigde. Toen zei hij tegen zijn vader: die godheid is de machtigste, want hij heeft de andere overwonnen. Waarop zijn vader, handelaar in beelden, zei dat godenbeelden toch helemaal niets kunnen en dat Abraham alleen zijn handelswaar had kapot gemaakt. Dit is een verhaal dat ook al in de Talmoed voorkomt. We mogen dus veronderstellen dat de Arabische cultuur in het algemeen al neigde naar ééngodendom, en daarvoor mede argumenten aan het jodendom en het christendom ontleende. In de formulering van de Koran is deze afkeer van de onwetendheid van het veelgodendom en de toewending naar de verering van de éne godheid een van de belangrijkste punten van de boodschap van de islam.1 1.

Voor de afbeelding van Maria en Jezus in de Ka’ba: A. Guillaume, The Life of Muhammad. Lahore: Oxford University Press, 1955, p. 552. Verdere referenties in de Encyclopaedia of the Qur’an, III, p. 475-483 (Hawting over Idolatry).

9


50336_Jezusverzen 02-02-2006 11:34 Pagina 10

Religie in zesde-eeuws Arabië: de sociaal-politieke ontwikkelingen Het Arabische woord djahilija wordt ook nog in een heel andere betekenis dan ‘onwetendheid’ gebruikt. Het betekent dan fierheid, dapperheid, tot de negatieve betekenis van doldriest en vooral macho: een overmatig trots-zijn op de eer van familie en vooral clan. Mannelijkheid en trots worden in de pre-islamitische gedichten vaak als de hoge deugden bij uitstek beschouwd. Tegenover deze fierheid of stoerheid staat dan als andere deugd de lieftalligheid, zachtheid (djahil tegenover halim). In de jaren tussen 1950 en 1960 hebben meerdere westerse onderzoekers benadrukt dat de ethiek van de Koran een reactie was op veranderende sociaal-economische omstandigheden. Mekka was een handelsstad, waar de elite deelnam aan de groeiende handel met de omringende landen. In die stad ging het oude stamverband gedeeltelijk verloren. Het waren niet meer de clanleiders die de verantwoordelijkheid op zich namen voor de weduwen en wezen, voor de sociaal zwakkeren. De handelselite ging zich individualistisch gedragen, onttrok zich aan sociale verplichtingen en ging winsten investeren in meer handelskaravanen. Hiertegen ontstond de ethiek van de Koran als een verdediging van de zwakkeren in een steeds meer individualistisch wordende stedelijke maatschappij. De handel zou immers de echte motor van de groei van de stad zijn geweest, die leidde tot een geestelijke en morele crisis. De nieuwe stad had een nieuw sociaal en geestelijk evenwicht nodig. De taal van de Koran is daarom doorspekt met financiële termen. Mohammed gaf een nieuwe ethiek ter vervanging van de oude solidariteit van de stam. Hij bood een morele richtlijn voor de individuele rijken (en armen). Niet het stamverband, niet de eer van de clan of van de familie is de basis voor solidariteit met de zwakken, armen, weduwen en wezen. Het geloof in God als schepper en als rechter op de oordeelsdag werd de basis voor dat nieuwe morele élan. Ieder mens heeft de rijkdom slechts tijdelijk van de schepper in beheer gekregen en moet later verantwoording afleggen. Vanwege zijn profetisch optreden werd Mohammed de stad uitgezet, moest hij uitwijken naar de verdeelde landbouw10


50336_Jezusverzen 02-02-2006 11:34 Pagina 11

oase Medina, op zo’n 400 kilometer afstand, waar hij tussen twee grote Arabische en drie joodse stammen vrede moest stichten. Deze bijna-marxistische reconstructie van Rodinson en Watt ziet weinig in de erfenis van het traditionele Arabische veelgodendom. Dat was volgens hen nauwelijks meer van existentiële betekenis. De belangrijkste levensfilosofie was een soort ‘Arabisch humanisme’, gebouwd op stameer, familietrots en vooral de mannelijkheid (djahil) van de grote individuele leiders. De nieuwe economie had die tribale tradities verder uitgehold en daarvoor was nu dus een nieuwe levensbeschouwing gekomen. Het sociaal-profetische vinden we vooral in de vroegere Mekkaperiode, kort na 610. Mohammed was toen in de leeftijd van 40 tot 52 jaar. Rodinson en Watt doen weinig met de vele ontleningen aan jodendom en christendom die in de latere Mekkaanse, maar vooral in de Medina-openbaringen te vinden zijn. In de debatten met Mekkanen komen verwijzingen naar de joodse en enkele Arabische profeten vooral voor ter verdediging van Mohammeds optreden. In de Medinaperiode (622-632) was Mohammed volgens Watts beroemdste boek niet meer de Mekkaanse profeet, maar was hij vooral staatsman geworden.2 In die periode zijn de verwijzingen naar jodendom en christendom en de bewerkingen ervan wel veel talrijker.

Vijf niet-Arabische kerken Over het christendom in de wijde omgeving van Mohammeds Mekka en Medina is veel bekend. Hoe dichter we bij dat deel van Arabië komen, des te zeldzamer de gegevens evenwel worden. We moeten ons ook steeds in gedachte houden dat het geen twintigste-eeuws westers christendom is geweest in de omgeving waarvan Mohammed opgroeide. Zelfs geen modern oostersorthodox christendom. De precieze gestalte ervan kan slechts bij benadering worden vermoed.

2.

W. Montgomery Watt, Muhammad, Prophet and Statesman. London: Oxford University Press, 1960.

11


50336_Jezusverzen 02-02-2006 11:34 Pagina 12

De ruimste cirkel rondom het Arabië van Mohammed toonde, wat betreft het christendom, vijf grote stromingen: drie in het noorden (Byzantijnen, Syrische monofysieten en Perzische nestorianen) en twee in het westen (Kopten van Egypte en de Abessijnse christenen in wat nu Ethiopië is). 1° Byzantijnen. Vanuit het Oost-Romeinse keizerrijk van Constantinopel (nu Byzantium) was er het staatschristendom dat de grote concilies accepteerde van Nicea (325, erkenning van de triniteitsleer, één God in drie personen) tot en met Chalcedon (451, Jezus als zoon van God én volledig mens, twee naturen in één persoon). De aanhangers hiervan waren oorspronkelijk vooral Grieken of gehelleniseerden uit de bovenlaag in deze streken. Dit was een Griekssprekend en door de keizer gedomineerd christendom, dat vanaf de tiende eeuw, toen veel gelovigen Arabisch waren gaan spreken, ook de naam melkieten (letterlijk ‘koninklijken’) heeft gekregen. Het gebied ten noorden van het Arabisch schiereiland lag in de invloedssfeer van dit keizerrijk. In 614 werden de Byzantijnen door de Perzen uit Jeruzalem verdreven, maar nog tijdens Mohammeds leven, tussen 626 en 629, kwamen zij er weer terug. De Koran heeft daar een verwijzing naar in soera 30, vers 2-6 (waar Roem of Romein duidt op wat wij nu de Byzantijnen zouden noemen): Overwonnen is de Romein In een land dichtbij, en zij: Na de nederlaag zal hun de overwinning zijn! Wacht slechts een korte termijn, Aan God is de beslissing vroeger en later, Dan zullen de gelovigen lachen, blij In Gods hulp. Hij helpt wie Hij wil, En Hij is machtig en barmhartig. Belofte Gods. God breekt zijn belofte niet! Maar bijna niemand die het weet of ziet! Als vaker in de Koran is de verwijzing naar de historische gebeurtenis niet met absolute zekerheid te duiden, maar hier mo12


50336_Jezusverzen 02-02-2006 11:34 Pagina 13

gen we toch wel concluderen tot een verwijzing naar de nederlaag van de Byzantijnen tegen de Perzen in 614, dus enkele jaren na de eerste openbaringen die Mohammed in Mekka ontving. De gelovigen die zullen lachen, mogen we wel opvatten als de revanche van de Byzantijnse legers op de Perzen in de jaren 626 tot 629, dus in een periode waarin Mohammed succesvol leider was geworden van de nieuwe moslimgemeenschap in Medina. Het belangrijkste centrum van de Byzantijnse kerk in de gebieden die nu Turkije, Syrië, Jordanië en Arabië uitmaken was Antiochië. 2° Nestorianen. De tegenstanders van de Byzantijnen, de Perzen, waren in die tijd een religieus gemengd volk. In het in 247 na Chr. ontstane Sassanidenrijk was het mazdeïsme, de latere ontwikkeling van de leer van Zoroaster (ca. 600 voor Chr.), de staatsgodsdienst. De Sassaniden waren toleranter dan de Byzantijnen, die nauwelijks andere godsdiensten tolereerden en het zelfs de joden in Palestina erg lastig maakten. De drie belangrijkste minderheidsreligies in het rijk waren jodendom, christendom en manicheïsme. De eerste twee waren vooral te vinden in de steden van Mesopotamië, het huidige Irak. Zij vormden er kleine gemeenten, meestal van migranten uit delen van het Byzantijnse rijk als Palestina, Turkije of West-Syrië. Zij spraken in hun liturgie geen Perzisch, maar het Aramees, ook wel Syrisch genoemd, dus een Semitische taal, duidelijk verschillend van het Grieks der Byzantijnen of van de Perzische rijkstaal. Hun Syrisch-Aramees was wel verwant aan het Arabisch. De dominerende vorm van christendom was het nestorianisme, genoemd naar de priester Nestorius die de besluiten van het concilie van Efese (431) afwees. Hij vond dat in de uitspraak dat Maria Moeder Gods genoemd mocht worden de menselijke persoon Jezus te zeer was verenigd met de goddelijke natuur. De menselijkheid en de goddelijkheid binnen de persoon van Jezus moesten volgens hem blijvend onderscheiden worden. De nestoriaanse kerk kreeg in 315 een eerste hoogste leider, Katholikos genoemd. Deze resideerde in Seleukia-Ktesifon, aan de oever van de Tigris, dicht bij het huidige Bagdad. Deze plaats was ook de winterhoofdstad van het Sassanidenrijk. 13


50336_Jezusverzen 02-02-2006 11:34 Pagina 14

Er wordt wel gedacht dat de Jezusleer van de Koran verwantschap vertoont met die van de nestorianen. De persoon van Jezus wordt als menselijke persoon duidelijk onderscheiden van de godheid, die niet geleden heeft bij het lijden dat het lichaam van de menselijke persoon onderging. 3° Monofysieten. De derde niet-Arabische kerk in de omgeving van Arabië was de West-Syrische, Arameessprekende christenheid van het huidige Jordanië en delen van Syrië. Zij wezen de compromisformule van het concilie van Chalcedon af, waarin de eenheid van Jezus als Christus werd beleden, zij het in de vorm van twee te onderscheiden ‘naturen’, de menselijke en de goddelijke. Zij erkenden slechts één natuur in Jezus Christus, alleen de goddelijke, en werden daarom monofysieten genoemd. Er was een lange periode van grote wisselingen, waarbij zelfs af en toe een patriarch van Constantinopel de Chalcedonformule afwees. Ook was er de eigenaardige situatie dat keizer Justinianus (527-565) pro-Chalcedon was, maar zijn vrouw Theodora, zelf afkomstig uit Syrië, steun en bescherming gaf aan de monofysieten. Zij ondersteunde de wijding van Jakob Baradeus, die bisschop van Edessa werd en vanuit deze plaats tegen de Byzantijnse kerk van Antiochië in een aparte Syrische monofysitische kerk organiseerde. Deze Syrisch-Arameessprekende kerk werd later daarom wel de Jakobitische kerk genoemd, ook al wordt die naam tegenwoordig niet vaak meer gebruikt. In de latere islamitische geschiedschrijving worden de christenen algemeen verdeeld in melkieten, nestorianen en jakobieten. Jakob Baradeus stierf in 578 (dus toen Mohammed een jaar of 8 was) als leider van een sterke en zelfbewuste, wat anti-Byzantijns gerichte kerk, die zijn basis had in de zuidoostelijke gebieden van het Byzantijnse rijk. Deze kerk had ook enkele vestigingen in het Perzische rijk, met name in de hoofdstad Seleukia-Ktesifon. 4° Kopten. Een vierde christelijke kerk in het Midden-Oosten was de Egyptische, gegroeid rond het patriarchaat van Alexandrië in de Nijldelta. In dit gebied werd oud-Egyptisch gesproken, algemeen Koptisch genoemd. Dat was echter niet de officiële taal van 14


50336_Jezusverzen 02-02-2006 11:34 Pagina 15

land en kerk onder de Byzantijnse overheersing die duurde tot de snelle Arabische overwinning in 641, nog geen tien jaar na de dood van Mohammed. Tot die islamitische verovering was de officiële taal het Grieks van de Byzantijnen. Na het concilie van Chalcedon (451) ontstonden ook hier problemen. Het compromis van ‘één persoon, twee naturen’ in de Christus werd niet aanvaard door patriarch Dioscurus. Daar was ook een kerk-politieke reden voor. Het concilie van Chalcedon (gehouden in een voorstadje van Constantinopel) had bepaald dat de patriarch van Constinopel tweede in rang zou worden na de patriarch van Rome en zo een hogere status zou krijgen dan de andere oosterse patriarchen die gedeeltelijk onder het gezag van Constantinopel zouden komen. Dit was teveel voor de Egyptische patriarch, die zijn kerk als de grootste van de toenmalige wereld beschouwde, tevens een kerk van vele martelaren, geloofshelden, grote theologen en asceten. Dioscurus werd afgezet, maar zijn achterban accepteerde dit niet. Het resultaat was een splitsing, waardoor er twee patriarchen in Alexandrië kwamen, één Griekstalige gesteund door de overheersende Byzantijnen van Constantinopel, één Koptischtalige die in geloofszaken de dogmatische besluiten van Chalcedon afwees en als monofysitisch wordt gezien. 5° Abessijnse christenen. De vijfde christenheid in de omgeving van Arabië was die van Aksum of Abessynië, het tegenwoordige Ethiopië. Over de oorsprong van deze christelijke presentie zal hieronder meer gesproken worden, omdat zij rond 350 ontstond in nauwe samenhang met die in het zuiden van Arabië zelf, in het huidige Jemen. Ook dit christendom is wel grotendeels monofysitisch geweest en heeft de concilies van Efese noch Chalcedon aanvaard. De twee concilies van Efese en Chalcedon (431 en 451) zijn voor de christenen van het Midden-Oosten dus uitgesproken rampconcilies te noemen. Zij brachten scheuring teweeg tussen de Byzantijnse Grieken van Constantinopel en de christenen in de uitgestrekte gebieden die zij controleerden. De Griekssprekende Byzantijnen werden in die gebieden beschouwd als de vertegenwoordigers van een koloniale kerk, terwijl de nestorianen, 15


50336_Jezusverzen 02-02-2006 11:34 Pagina 16

jakobieten en kopten zich verbonden voelden met de lokale bevolking. Over de christenen zegt de Koran meermalen dat zij het onderling oneens zijn. De grote tegenstelling tussen de Byzantijnse Grieken en de door hen overheerste volkeren in het MiddenOosten wordt wel als een van de verklaringen gezien waarom de islamitische beweging na de dood van Mohammed in 632 binnen tien jaar de grote gebieden van Egypte, Syrië, Jordanië en Mesopotamië tot Perzië toe kon veroveren. Concilies (hier slechts drie van de zeven algemeen aanvaarde)

Godsleer

Jezusleer

Afgewezen door

Nicea 325

Triniteit

Homoousios: Zoon is één in wezen met de Vader

Arianen: Arius maakte scheiding tussen goddelijkheid en Jezus; hij werd vooral door veel Spaanse christenen gevolgd

Efese 431

Maria: Theotokos (Moeder van de éne Jezus Christus)

Nestorius’ ‘extreme tweenaturenleer’ (IrakPerzië of rijk der Sassaniden)

Chalcedon 451

Een persoon in twee naturen

Monofysieten van Alexandrië, Egypte, Abessynië en veel WestSyriërs; ook door het Arabisch Nadjraan

Arabische christenen zonder een Arabische heilige schrift De wijdere cirkel van christelijke gemeenschappen rond Mekka en Medina die wij in de vorige paragraaf hebben besproken was al redelijk ingewikkeld. Religieus en politiek verdeeld, geeft het gebied in ieder geval niet een beeld van een homogene en eens16


50336_Jezusverzen 02-02-2006 11:34 Pagina 17

gezinde religieuze christelijke beweging. Het wordt nog ingewikkelder als we in de Arabischsprekende wereld komen. Hier zijn drie belangrijke geografische groepen te onderscheiden. De eerste en belangrijkste zijn die van de christenen van ZuidwestArabië en die van Abessynië, beter bekend onder de moderne naam Ethiopië. De oorsprong van deze christenen is punt van discussie. In het algemeen gaat men ervan uit dat er tussen deze twee gebieden samenhang bestond. Het christendom is vanuit Zuidwest-Arabië (nu Jemen) naar Aksum, de hoofdstad van het vroeg-Abessijnse christelijke rijk, gekomen. Daarnaast hebben beide gebieden hun eigen geschiedenis van het beginnende christendom gehad. Er was in Ethiopië ook Egyptische invloed en in Jemen waren er naast jakobieten uit West-Syrië vooral nestorianen uit het Perzische rijk. Immers, niet alleen in Syrië en Palestina, ook in Jemen woedde de strijd tussen het Byzantijnse en het Perzische rijk. In 520 stak een Ethiopisch leger nog de zuidelijke tak van de Rode Zee over, in een alliantie met de Byzantijnen. Uit wraak daarop en om zelfstandigheid tegenover Ethiopië te bewijzen, zou een lokale sympathisant met het jodendom, Joesoef Zoenoewaas, zijn religie verspreid hebben en in de stad Nadjraan een slachting onder de christenen hebben aangericht. De verering van de christelijke martelaren van Nadjraan is in niet-islamitische bronnen uitvoerig gedocumenteerd. Men vermoedt ook dat de eerste verzen van soera 85 op deze vervolging duiden, waarbij de martelaren in een kuil werden gegooid en verbrand. Bij de hemel, met zijn sterrenwacht En de dag, zo lang verwacht. Bij de getuige en wat is bedacht. Dood aan de makers van het gat van het vuur, de brand, terwijl iedereen erbij zat. Zij waren getuigen van wie zijn omgebracht. Zij [de joodse aanvallers?] koesterden alleen maar wrok tegen hen [de christenen van Nadjraan?] omdat zij geloofden in God, 17


50336_Jezusverzen 02-02-2006 11:34 Pagina 18

de machtige, de lofwaardige, die de heerschappij over de hemel en de aarde heeft. En God is van alles getuige. In deze tekst komt het woord getuige driemaal voor: eenmaal in de inleidende eedformule, het conventionele deel van een sacrale tekst. De tweede maal wordt het verbonden met de slechte partij, diegenen die martelen, terwijl het de derde keer op God wordt toegepast. Het Arabisch woord sjahied heeft de dubbele betekenis van ‘getuige’ en ‘iemand die sterft voor het geloof’, zoals ook het Griekse martyr.3 Een volgend fragment van de geschiedenis van het christendom van Jemen, in die tijd Himjaar genoemd, is verbonden met soera 105 van de Koran. In een aan het Arabisch rijm aangepaste vertaling luidt deze korte tekst: Zag jij niet hoe jouw Heer die van de olifant heeft aangepakt? Heeft Hij hun plan niet kundig verlakt? En troepen gestuurd, een compagnie compact En zo harde stenen op hen neergesmakt! En hen zo tot kaalgevreten stro gemaakt! De historische context van deze op het eerste gezicht nogal duistere tekst wordt gegeven in de oudste overgeleverde beschrijving van Mohammeds leven, die van Ibn Ishaq. Een christelijke vorst van Jemen, Abraha, zou in de hoofdstad Sana’a een kolossale kathedraal hebben laten bouwen, die geacht werd de grootste ter wereld te zijn. Abraha wilde de bedevaart daarnaar bevorderen en zag in het West-Arabische heiligdom van Mekka een grote rivaal, die hij wilde aanpakken. Een legermacht, waarin een olifant meeging als grootste militair voertuig, zou op weg zijn gegaan naar Mekka. Op korte afstand van de stad weigerde de olifant verder te gaan. De troepen van Abraha hadden intussen 3.

18

Zie voor de exegese van deze soera: Steenbrink, De korte hoofdstukken van de Koran, p. 63-67. De christelijke documenten zijn uitgegeven door Irfan Shahid, The Martyrs of Najran. New Documents. Bruxelles: Société des Bollandistes, 1971.


50336_Jezusverzen 02-02-2006 11:34 Pagina 19

tweehonderd kamelen van Abdoel Moettalib, Mohammeds grootvader, buitgemaakt. Deze kwam bij Abraha om te onderhandelen over teruggave. Abraha zei dat hij alleen de Ka’ba als religieus heiligdom wilde vernietigen. Laconiek gaf Abdoel Moettalib ten antwoord dat hij zelf alleen belang had bij de kamelen, want dat was zijn bezit. Als de goden van de Ka’ba het niet met de aanval eens zouden zijn, moesten zij zelf maar optreden. Op hem wordt het volgende tweeregelige gedicht teruggevoerd: O God, een gewone man verdedigt zijn huis. Verdedig jij dus het jouwe. Laat niet hun kruis en kundigheid de macht over jou behouden. De volgende morgen zou de olifant terug naar het zuiden, richting Jemen gelopen zijn. Hij was niet tegen te houden. Daarop kwam er een dramatische aanval van vogels. In het verhaal van Ibn Ishaq: ‘Daarop zond God vogels vanuit de zee, als zwaluwen en spreeuwen. Iedere vogel droeg drie stenen, zo groot als erwten of linzen, een in de bek en twee in de pootjes. Iedereen die getroffen werd, stierf, maar niet iedereen werd getroffen. De mannen van Abraha vluchtten daarop in de richting vanwaar zij gekomen waren en zij dwongen Noefail [een Arabische gids] weer om hen de weg te leiden. Tijdens hun terugtocht viel de een na de ander getroffen neer. Ook Abraha werd getroffen. Toen men zijn lichaam oppakte, vielen zijn vingers van de handen af en een stank als van etter en bloed was te ruiken waar die vingers waren gevallen. Het onttakelde lijk werd wel teruggebracht naar Sana’a. Abraha’s zoon Jaksoem volgde hem op. Dit was volgens sommige bronnen ook het eerste jaar dat mazelen en pokken in Arabië werden waargenomen en dat men bittere kruiden als wijnruit en kolokwint zag.’4 Deze wonderbaarlijke verdediging van Mekka en zijn heiligdom wordt geplaatst in 570, het jaar waarin Mohammed werd geboren.

4.

Uitvoeriger bespreking en referenties in Steenbrink, De korte hoofdstukken, p. 143-149.

19


50336_Jezusverzen 02-02-2006 11:34 Pagina 20

Hoe men ook over het rijkelijk met wonderen en bovennatuurlijke verschijnselen versierde verhaal moge denken: Abraha is in ieder geval een historische figuur, die ook in Byzantijnse bronnen bekendstaat als een krachtige persoon, wellicht een Afrikaanse slaaf of huursoldaat, die zich tegen de Ethiopiërs in tot koning van een onafhankelijk Jemen-Himjaar heeft kunnen ontwikkelen. Dat duurde evenwel niet lang. In 575 veroverden de Perzen Zuid-Arabië op wat werd beschouwd als een vazal van de Byzantijnen. Na die tijd waren er pro-Perzische vorsten of stadhouders in Jemen. In de steden waren aanzienlijke groepen christenen, naast gemeenschappen van joden en aanhangers van traditionele godsdiensten. Van maart 630 tot maart 631 ging een delegatie van de meest christelijke stad, Nadjraan, naar Medina om met Mohammed over speciale privileges te onderhandelen, zoals uitvoeriger besproken zal worden in het commentaar op de Jezusverzen van soera 3. Kort na de dood van Mohammed in 632 kwam ook Jemen onder islamitisch-Arabische invloed. Een tweede kern van Arabisch christendom vinden we in het noordwesten van Arabië, waar de grotendeels nog niet sedentaire stam van de Banoe Ghassan allianties had met de Byzantijnen. Hun gebied was veel beperkter dan het oude Arabische rijk der Nabataeërs, dat tot de derde eeuw delen van Jordanië maar ook de Sinaï omvatte. De Banoe Ghassan moeten we vooral zoeken in het huidige Jordanië en Zuidwest-Syrië (rond het huidige Damascus). Hun leider al-H¯arith (in het Grieks tot Aretas omgevormd) werd door de Byzantijnen van de zesde eeuw erkend en zelfs ‘patriarch’ genoemd. Tegen de patriarch van Alexandrië in, maar met hulp van de bovengenoemde keizerin Theodora, kon hij de bisschopswijding van Jakob Baradaeus voorschrijven. Politiek en religie waren in het Byzantijnse rijk immers zeer nauw met elkaar verweven en de Arabische stammen hadden aan de grenzen van het rijk enige politieke én geestelijke vrijheid. Die wijding had plaats in 542. In datzelfde jaar werd nog een bisschop gewijd bij de Banoe Ghassan, een Theodosius die ‘Bisschop van de Kampementen’ werd genoemd. Kampementen waren plaatsen waar de nomaden zich tijdelijk vestigden, vaak in de 20


50336_Jezusverzen 02-02-2006 11:34 Pagina 21

buurt van kloosters of heilige graven. Al-H¯arith, die soms ook wel koning werd genoemd, heeft veel moeite gedaan om binnen de Byzantijnse kerk ruimte te krijgen voor priesters en bisschoppen die Chalcedon afwezen en dus monofysieten waren. Dankzij goede relaties met Theodora lukte dat ook. Hij had daarnaast net als zijn opvolger Moenzir V (569-582) veel te maken met de onderlinge debatten onder christenen. Bij een bezoek aan Constantinopel in 563, dus zeven jaar voor Mohammeds geboorte, bracht hij een document van Jakob Baradaeus mee waarin de ketterij van tritheïsme, drie-godendom, werd veroordeeld. Dit doet denken aan het verwijt van de Koran (4:171 en 5:73) dat sommigen zeggen dat God drie is.5 Een derde min of meer christelijk Arabisch gebied was dat van de Lakhmiden, in het huidige Zuid-Irak. Zij waren meer sedentair en de stad Hiera, ter hoogte van Ktesifon (nabij het huidige Baghdad) aan de Eufraat gelegen, was hun urbane centrum. Hun vorsten waren bijna geen van allen christen, maar wel zeer tolerant, zoals gewoonlijk binnen de invloedssfeer van het Perzische rijk. In 410 was bisschop Hosea van Hiera aanwezig bij de synode van Ktesifon, waar de nestoriaanse kerk zichzelf een organisatorische vorm gaf. De synode van Markabta in 420, waarbij de nestoriaanse kerkorganisatie zich formeel van die van het Byzantijnse rijk en de patriarchen van Antiochië afscheidde, vond plaats in het gebied van de Lakhmiden. In de stad Hiera en omgeving was een groot aantal kerken en kloosters. De eerste vorst die zelf ook tot het nieuwe geloof overging was Noe’man IV, die rond 592 openlijk het christendom ging belijden. De Lakhmiden waren bekend om hun dichters en er zijn vele herinneringen aan christelijke dichters bewaard gebleven door latere moslimgeschiedschrijvers. Het gebied der Lakhmiden lag aan de grens van de Byzantijnse invloed en het gebied is dan ook meermalen tussen het Perzische en Byzantijnse rijk gewisseld. Bij deze machtswisselingen

5.

J.S. Trimingham, Christianity among the Arabs in Pre-Islamic Times. London: Longman, 1979, p. 182-184.

21


50336_Jezusverzen 02-02-2006 11:34 Pagina 22

hoorden ook bekeringspogingen, met name van de kant der Byzantijnen. De laatsten hebben het verhaal overgeleverd dat in een periode van Byzantijnse voorspoed een gezantschap werd gestuurd door patriarch Severus van Antiochie naar Moenzir III (506-554). Toen de twee monofysitische bisschoppen bij de vorst aankwamen speelde die alsof hij in grote verwarring en droefheid was. Na enige tijd wilde de vorst de bisschoppen toch te woord staan en hij vertelde dat hij zo geschokt was omdat hij zojuist had gehoord dat de aartsengel Gabriël was gestorven. De bisschoppen verklaarden daarop, dat engelen onlichamelijk zijn en helemaal niet kunnen sterven. Daarop zei Moenzir dat hij toch gemakkelijker kon geloven dat engelen zouden sterven dan dat de goddelijkheid, in vereniging met de menselijkheid in Christus in één enkele natuur, zou kunnen sterven aan het kruis. Het verhaal lijkt onwaarschijnlijk, maar geeft wellicht toch weer hoe de vorst aarzelend was om zelf christen te worden en ook hoe de debatten tussen de diverse vormen van christenen liepen. De twijfel aan de goddelijkheid stervend aan het kruis zullen we ook tegenkomen in de bespreking van Koran 4:157.6

Contextualisering van de joods-christelijke boodschap? Was er ook een Arabische bijbelvertaling? Of minstens een vertaling van een van de evangelies? Algemeen wordt aangenomen dat er geen echte Arabische vertaling was, niet mondeling en niet schriftelijk. De Palestijnse theoloog Mitri Raheb heeft het ontbreken van het Arabisch in de liturgie, dus ook in hymnen, gebeden en bijbellezingen, onlangs zelfs centraal gesteld in zijn interpretatie van het ontstaan van de islam. Volgens Raheb hebben de Banoe Ghassan én de christenen van Hiera de Syrische liturgie van hun respectievelijke moederkerken gevolgd, omdat ze daarmee nu eenmaal verbonden bleven. Ze hebben nooit een eigen synode of andersoortige organisatievorm gekregen. Zij bleven als Arabische minderheden onderdeel van de Syrisch-Ara-

6.

22

Trimingham, Christianity among the Arabs, p. 188-201.


50336_Jezusverzen 02-02-2006 11:34 Pagina 23

meessprekende monofysitische en nestoriaanse kerken. De christenen van Abessynië hadden al vanaf het einde van de vijfde eeuw een vertaling in het Ge’ez.7 Over Nadjraan wordt ook gesproken als een Syrisch-monofysitische enclave in Arabisch gebied.8 Raheb ziet de kern van Mohammeds optreden dan ook als het creëren van een eigen Arabische openbaring. Nadat God aan de joden een Hebreeuwse, aan de Byzantijnen een Griekse, aan de monofysitische en nestoriaanse christenen een Syrische en aan de Egyptenaren een Koptische openbaring had gegeven, gaf hij nu aan de Arabieren een openbaring in hun eigen taal (zie Koran 12:2 ‘Wij hebben het als een Arabische Koran neergezonden’). Volgens Raheb was het Mohammeds basisidee om parallel aan de Ethiopische, Koptisch-Egyptische, Griekse en Syrische kerken een echte Arabische nationale kerk, een onafhankelijke maatschappij en staat te stichten, niet via een vertaling van teksten maar via een nieuwe openbaring van God door een profeet uit het eigen en echte Arabische volk. Dit idee zou vooral in de middelperiode van Mohammeds optreden, in de late Mekkatijd en in de vroege Medinatijd, de openbaringen hebben gedomineerd. De Koran is immers niet alleen heilsgeschiedenis en onderwijzing, het is tegelijk ook gebedenboek en wetboek. Raheb noemt de islam dan ook een project tot Arabische contextualisering van de christelijke boodschap.9 Hoe aantrekkelijk de positie van Mitri Raheb ook is, er blijft toch ook nog heel wat op aan te merken. Hij kijkt wel erg naar de christelijke kant en veel minder naar de joodse. Er is wel gezegd dat de joodse wortels van de Koran nogal zwak zijn, dat er weinig rabbijns materiaal in is verwerkt en dat het joodse materiaal ook wel via de christelijke bronnen zou kunnen zijn binnengekomen. Dat valt te betwijfelen, omdat de Jezusverzen in

7. 8. 9.

Trimingham, Christianity among the Arabs, p. 289. Syney Griffith s.v. Narj¯an in Encyclopaedia of the Qur’an. Mitri Raheb, ‘Der Islam: Ein gescheitertes oder gelungenes Projekt christlich-arabischer Kontextualisierung?’, in: Ulrich Dehn & Klaus Hock (red.), Jenseits der Festungsmauern. Verstehen und Begegnen. Festschrift Olaf Schumann. Neuendettelsau: Erlanger Verlag für Mission und Ökumene, 2003, p. 281-318.

23


50336_Jezusverzen 02-02-2006 11:34 Pagina 24

vergelijking met de grote hoeveelheid materiaal over Mozes, Abraham en andere profeten toch maar gering zijn. Daarnaast was er in Mekka nauwelijks een joodse aanwezigheid, maar deze was zeer significant in Medina, waar drie joodse stammen woonden, deel van een grote joodse streek in Noordwest-Arabië, ten noorden van Medina. Noch in Mekka, noch in Medina zijn ooit in groter aantal christenen aanwezig geweest. De ‘bekendste christen uit Mohammeds omgeving’, Waraqah bin Naufal, een neef van zijn vrouw Chadidjah, was al overleden kort nadat Mohammed zijn eerste openbaring kreeg. Twee van de groep van vier ‘godzoekers’ of hanief rond Mohammed bekeerden zich tijdens Mohammeds leven tot het christendom in Abessynië of in Constantinopel. De laatste was al overleden voor de eerste openbaring.10 We mogen de oorsprong van de islam dus niet al te zeer vanuit het christendom bekijken.

Joden-christenen? Over de aard van de christenen in Centraal-Arabië en in de onmiddellijke omgeving van Mekka en Medina kunnen we maar moeilijk precieze omschrijvingen geven die passen op de huidige hoofdstromingen van jodendom of christendom. Arend van Leeuwen, radicaal voorstander van een secularisatietheologie in de jaren 1960, schreef een eigenaardig oordeel in zijn grote boek Het Christendom in de wereldgeschiedenis: Eigenlijk was er in de eerste periode van de opkomende islam geen enkele dwingende reden de beweging niet als een wat eigenaardige vorm van christendom te beschouwen. De wijze waarop sommige abessijnse stammen het christendom hebben aangepast aan hun oude tradities wijkt in sommige opzichten veel verder af van wat wij christendom zouden noemen dan de islam.11

10. Trimingham, Christianity among the Arabs, p. 263. 11. Arend Th. van Leeuwen, Het Christendom in de wereldgeschiedenis. Hilversum: Paul Brand, 1966, p. 184 (eerste Engelse editie uit 1964).

24


50336_Jezusverzen 02-02-2006 11:34 Pagina 25

Julius Wellhausen, bij bijbelkenners vooral bekend als ‘uitvinder’ van de vier-bronnen theorie over de eerste bijbelboeken (Jahwist, Elohist, Deuteronomist, Priestercodex), heeft in 1887 een LatijnsGriekse omschrijving gebruikt voor de Arabische christenen: Arabia ferax haereseon. Arabië dat zo wild is van ketterijen en scheuringen! Daar moest je de officiële leer van de Byzantijnse rijkskerken niet verwachten en ook nog niet de leer van de verschillende nationale kerken van het oosten. Nee. Het land zat vol met ‘obscure sekten die allemaal op een primitief niveau waren blijven steken en nauw verwant waren aan de joden.’12 Afgezien van de nogal sterk negatieve bewoordingen, moeten we hier toch een stuk historische waarheid in zien. Allereerst moeten we dan kijken naar de term waarmee de christenen in de Koran worden aangeduid. Zij heten daar Nasara, dat wel kan duiden op het joodse Nazareeër voor iemand die een gelofte als Simson had afgelegd, maar toch vooral verbonden moet worden met Jezus, de man uit Nazareth. Nasara wordt voor christenen vooral gebruikt door joden (in de Talmoed), maar rond 400 ook wel voor Jezusbelijdende joden (zogenaamde joodse christenen) in Syrië. In dit geval zouden we dus in de Koran en in het leven van Mohammed niet hoeven te kiezen tussen joden óf christenen, maar zou er een tussenvorm tussen beide grotere tradities aanvaard moeten worden. Probleem van deze oplossing is evenwel dat er geen concrete tradities van deze waarschijnlijk kleine groeperingen zijn overgebleven die dicht bij Mohammed te plaatsen zijn.13

12. Geciteerd in Wilhelm Rudolph, Die Abhängigkeit des Qorans von Judentum und Christentum. Stuttgart: Kohlhammer, 1922, p. 6. 13. Karel Steenbrink, ‘Muslims and the Christian Other: Nasara in Qur’anic Readings’, in: Frans Wijsen & Peter Nissen (eds.), Mission is a Must: Intercultural Theology and The Mission of the Church (Festschrift Rogier van Rossum. Amsterdam & New York: Ropodi, 2002, p. 200-222. Recentelijk heeft Hans Küng (in samenwerking met Joseph van Ess) sterk gepleit voor het plaatsen van de islam tegen de achtergrond van de kleine joods-christelijke sekten, daarin begrepen de joods-christelijke wortels van het manicheïsme. Hans Küng, Der Islam. Geschichte, Gegenwart, Zukunft. München: Piper, 2004, p. 62-78.

25


50336_Jezusverzen 02-02-2006 11:35 Pagina 26

Wat moet onze conclusie zijn na deze historische wirwar, om niet te spreken van een doolhof? Allereerst dat er veel gegevens zijn over joden, maar ook veel over christenen in de wijde omgeving van Mekka. Syrische, Egyptische, Ethiopische, ook wel Arabische christenen. Maar hoe dichter we bij West-ArabiĂŤ, de hidjaaz en de stad Mekka komen, des te minder gegevens zijn er. Het is goed om een besef te hebben van de rijke en gevarieerde geschiedenis van het christendom in deze streken. Mohammed heeft op velerlei manieren daarvan gehoord en heeft er zelf ook rechtstreeks contact mee gehad. Daarbij moet er steeds wel rekening mee gehouden worden dat er in de Arabische streken nergens een absoluut en dominerend meerderheidschristendom was. Het was vaak ook niet veel meer dan een politieke alliantie met de Byzantijnen of de EthiopiĂŤrs. Uiteindelijk moeten we het Jezusbeeld van de Koran toch vooral opbouwen uit de teksten van de Koran zelf.

Het gebied waar de islam ontstond (naar J. Waardenburg (red.), Islam, Norm, ideaal en werkelijkheid. Fibula 2000:32).

26


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.