De weg van de groep

Page 1

Welke verschillende groepen zijn er in gemeente en parochie? Wat is leidinggeven? Wat is het in de kerk? Wat zijn de verschillende functies van leiderschap in de verschillende soorten kerkelijke groepen? Welke invloed heeft de persoonlijke biografie? Welke stijl van leiderschap is op welk moment nodig? Op al deze en andere vragen geeft De weg van de groep een antwoord. Er wordt onderzocht hoe er bijbels-theologisch over leidinggeven wordt gesproken. Maar ook komt aan de orde wat leidinggeven aan een groep in gemeente of parochie vaak zo lastig maakt.

Drs. J. D. van Ark is als docente agogiek verbonden aan het Theologisch Seminarium Hydepark van de Protestantse Kerken in Nederland; dr. H.P. de Roest is als hoogleraar praktische theologie verbonden aan de Universiteit Leiden. Aan De weg van de groep werken vijftien deskundigen mee. Zij komen uit de protestantse en rooms-katholieke wereld. NUR 700; 808

www.uitgeverijmeinema.nl

De weg van de groep

Uitgebreid worden verschillende groepsfenomenen besproken: besluitvorming, emoties, conflicten, groepjes in de groep, zondebokken, weerstanden, verborgen agenda’s, etc. Ook komen groepsrituelen bij het begin, bij overgangen en afscheid ter sprake. Leidinggeven aan groepen is oog hebben voor spanningsvelden. Het boek biedt vele voorbeelden, mogelijkheden voor praktische toepassing en biedt instrumenten voor zelfonderzoek. Mede dankzij literatuurverwijzingen is het een echt handboek voor het werken in en met groepen.

Jodien van Ark & Henk de Roest (red.)

In gemeente en parochie komen mensen in allerlei soorten bijeen. Er zijn gesprekskringen, groeigroepen, catechesegroepen, maaltijdgroepen, geloofscursussen, meditatiegroepen, pastorale groepen, etc. Daarnaast zijn er groepen die leiding geven aan het geheel van de gemeente of de parochie: de kerkenraad en de parochieraad. Elk van deze groepen heeft een eigen doel en functie, kent eigen manieren van werving en samenstelling en vraagt om een specifieke vorm van leidinggeven. Het maakt groot verschil of iemand leiding geeft aan een missionaire catechesegroep, een rouwgroep, een werkgroep of aan een toerustingsgroep van vrijwilligers.

Onder redactie van Jodien van Ark & Henk de Roest

De weg van de groep Leidinggeven aan groepen in gemeente en parochie



De weg van de groep Leidinggeven aan groepen in gemeente en parochie onder redactie van Jodien van Ark en Henk de Roest

Tweede druk

Uitgeverij Meinema, Zoetermeer


Meer informatie over dit boek en over andere uitgaven van uitgeverij Meinema vindt u op www.uitgeverijmeinema.nl Ontwerp omslag: Oblong, Jet Frenken Tweede druk 2007 ISBN 978 90 211 3962 3 NUR 700; 808 © 2004 Uitgeverij Meinema, Zoetermeer Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voorzover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 20 juni 1974 St.b. 351, zoals gewijzigd bij Besluit van 23 augustus 1985, St.b. 471 artikel 17 Auteurswet, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 882, 1180 AW Amstelveen). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.


Inhoud

Woord vooraf Deel 1 Groepen in soorten en maten

9

13

Inleiding: Groepen in gemeente en parochie Henk de Roest

15

A. Ontmoetings- en pastorale groepen

31

1. Geloofsgesprek in groepen Nico Derksen

33

2. Ontmoetingsgroepen, gemeentegroeigroepen Nynke Dijkstra

44

3. Pastorale groepen Roel van Oosten

51

4. Diaconale groepen Hilda Algra

62

B. Beleidsgroepen

77

5. De groep die leiding geeft aan een protestantse gemeente: de kerkenraad Henk de Roest

79

6. De groepen die leidinggeven aan een katholieke parochie: pastoor, parochiebestuur en parochievergadering RenĂŠ Hornikx

110

7. Taakgroepen: commissie, werkgroep Evert Jan Hazeleger

131


Inhoud

C. Leer- en toerustingsgroepen

143

8. Leergroepen: catechese Ingrid de Zwart

145

9. Missionaire groepen Wim Verboom

169

10. Trainings- en toerustingsgroepen Maddy Blokland en Jandirk Pronk

183

D. Collegiale groepen

195

11. Inleiding Kees Waardenburg en Gerard Groener

197

12. Collegiale groepen die samenkomen in kerkordelijk verband Gerard Groener en Kees Waardenburg

199

13. Collegiale groepen die op vrijwillige basis samenkomen Gerard Groener en Kees Waardenburg

210

Deel 2 Leiding in gemeente en parochie

221

14. Wat is leiderschap? Wat is leiderschap in de kerk? Evert Jan Hazeleger

223

15. Functies van leiderschap in een groep Jodien van Ark

233

16. Stijlen van leiderschap Jodien van Ark

242

17. Kenmerkende spanningen van leiderschap in de kerk Jodien van Ark

254

18. Niveaus van leidinggeven Harm Dane

260

19. Bijbels-theologische notities aangaande leiderschap Henk de Roest

271


Inhoud

20. Leiderschap in systemisch-contextueel perspectief: Friedman en Nagy over leiderschap Rein Brouwer Deel 3 Groepen in de kerk aan het werk

283

293

21. Fasen in een groepsproces Maddy Blokland en Jandirk Pronk

295

22. Groepsrollen Maddy Blokland en Jandirk Pronk

307

23. Verscheidenheid in en tussen groepen in de kerk Maddy Blokland en Jandirk Pronk

315

24. Rituelen Maddy Blokland en Jandirk Pronk

322

25. Non-verbaal gedrag Maddy Blokland en Jandirk Pronk

329

26. Besluitvorming in groepen Henk de Roest en Jodien van Ark

340

27. Conflicten en spanningen in de groep Maddy Blokland en Jandirk Pronk

346

28. Weerstanden in groepen Jodien van Ark

361

Over de auteurs

369



Woord vooraf Jodien van Ark en Henk de Roest Een driedelig handboek ligt voor u. Een handboek met voorbeelden, met achtergronden, met mogelijkheden voor toepassing in de praktijk. Geschreven ten dienste van allen die leiding geven aan groepen in de gemeente en in de parochie. Maar ook geschreven voor degenen die lid zijn van deze groepen en behoefte voelen aan enig nadenken over wat er in de groepen waar zij lid van zijn aan de hand is, waar het in deze groepen om gaat, wat het doel is en hoe de werkwijze verbeterd kan worden. In groepen doet zich van alles voor: er wordt voortdurend gecommuniceerd en zelfs het bewuste niet-deelnemen aan de communicatie is in zichzelf een vorm van communicatie. Opheldering ten aanzien van groepsprocessen en typische groepsverschijnselen kan dan helpen om kritische vragen te stellen, om degenen, die leiding geven feedback te kunnen geven en vooral: om de groep beter te laten functioneren. Welke verschillende groepen zijn er in gemeente en parochie? Wat is leidinggeven? Wat is leidinggeven in de kerk? Wat zijn de verschillende functies van leiderschap in de verschillende soorten kerkelijke groepen? Welke invloed heeft de persoonlijke biografie? Welke stijl van leiderschap is op welk moment nodig? Op al deze en andere vragen geeft De weg van de groep een antwoord. Er wordt onderzocht hoe er bijbels-theologisch over leidinggeven wordt gesproken. Maar ook komt aan de orde wat leidinggeven aan een groep in gemeente of parochie vaak zo lastig maakt. Er is immers in alle groepen een pastorale en soms ook spirituele dimensie aanwezig. Ook de gemeenschapsdimensie speelt een rol. De leden van kerkelijke groepen hebben met betrekking tot deze dimensies vaak specifieke, normatieve, verwachtingen. De aanleiding tot het samenstellen van dit boek is het feit dat we op de theologische opleidingen behoefte hebben aan bruikbare literatuur voor de studenten die zich voorbereiden op het werken in een kerkelijke cultuur. Natuurlijk is er in de sociaal wetenschappelijke en psychologische richtingen veel materiaal ontwikkeld over het werken met groepen. U zult merken dat er in dit boek ruimschoots naar verwezen wordt en dat het gebruikt wordt als basis van de theorieontwikkeling. Dat we daarnaast behoefte hebben aan een boek dat de algemene theorieĂŤn toepast op de kerkelijke cultuur heeft te maken met het feit dat de kerk een zeer eigensoortige organisatie is en ook eigensoortige groepen onder haar dak verenigd. De kerk is niet alleen de grootste vrijwilligersorganisatie, maar heeft ook een zeer eigen organisatieprincipe: ieder die zich aangeraakt weet door het Evangelie en de kerk ziet als een huis waarin het christelijk geloof bewaard en uitgedragen wordt, is opgenomen in die rijke traditie waarin de verhalen van Oude en Nieuwe


10

Woord vooraf

Testament worden overgedragen en uitgedragen; en kan dus desgewenst lid zijn van een kerkgenootschap. Dat geeft een zeer grote verscheidenheid van mensen en van groepen onder een dak: oud en jong, arm en rijk, wit en zwart, man en vrouw: ieder is uitgenodigd deel te nemen aan de geschiedenis die God met mensen gaat. Een zeer breed scala aan mensen en aan verwachtingen. Dat geeft ook een veelheid aan groepen. In dit boek ligt het ordeningsprincipe bij de functie die een groep vervult: ontmoeten, leren, beleid maken, toerusten, taken vervullen of samenwerken, leidt tot verschillende groepen met verschillende vragen. Dat neemt niet weg dat juist een van de bijzonderheden van de kerk is dat in een beleidsgroep ook gebeden en geleerd wordt en dat in een leergroep ook samengewerkt en getroost wordt. Altijd zijn in kerkelijke groepen existentiële en religieuze vragen aan de orde. Bijvoorbeeld: bij de lastige besluitvorming over een kerksluiting gaat het nooit alleen om het gebouw, om het afstoten van een stapel stenen, maar om het feit dat er mensen in gedoopt, getrouwd en begraven zijn, dat het loflied er is gaande gehouden. In iedere taakgroep, ook als het gaat om het organiseren van een bazaar, delen mensen elkaars leven, geven pastorale zorg en bespreken hun zorgen over de kerkverlating van hun (klein)kinderen. Er zijn nog meer redenen om een boek specifiek over kerkelijke groepen te schrijven. De kerkelijke cultuur heeft een eigen taalveld, eigen bronnen en daarmee veel eigensoortige voorbeelden die we in dit boek als kruidige pepernoten door de teksten strooien. De verscheidenheid aan kerkelijke achtergrond van de schrijvers brengt met zich mee dat de lezer sommige pepernoten meteen zal eten en verteren, een andere veel meer een nieuwe wereld opent en weer andere afstand zullen oproepen. Eigen aan de kerk is dat verreweg de meeste groepen door vrijwilligers worden bevolkt: als deelnemers en als leiders. Het betekent dus dat er geen formele ‘contracten’ zijn, mensen doen niet mee omdat ze er hun brood mee verdienen. Dat geeft een eigen dynamiek, want intrinsieke motivatie speelt een belangrijke rol. Nu de kerken leger worden en ook het aantal beroepskrachten vermindert, wordt het alleen maar belangrijker om in groepen veel aandacht te besteden aan het motiveren en stimuleren van de vrijwilligers. Daarnaast verandert ook de rol van degenen die in deze vrijwilligersorganisatie de vrijgestelden zijn: predikanten en kerkelijk werkers. Vergeleken met ruim twintig jaar geleden, toen er ook een aantal boeken over kerkelijk groepswerk verscheen1, is de situatie van de kerk grondig veranderd. 1

Veelgebruikte boeken uit die tijd zijn: C.H. Lindijer en J. Lindijer-Banning, Groepsgewijs, ’s Gravenhage-Amsterdam 1977; G.L. Goedhart, Het groepsgesprek besproken, Kampen 1979; R. Houtsma, De groep als pastorale weg, ’s Gravenhage 1981; J. Hendriks, E.J.P. Jansen, A.L. Rijken-Hoeven, K.A. Schippers, Kleine groepen in de gemeente, vier deelrapporten, Amsterdam 1978 – 1986.


Woord vooraf

11

Er is niet alleen veel meer nagedacht buiten en in de kerk over leiderschap2, er wordt ook een ander beroep gedaan op de pastores. Bezielend leiderschap, geestelijke begeleiding en inspirerende voorgangers lijken de teruggang in de kerk te moeten gaan keren. Om eraan bij te dragen dat die verwachting niet leidt tot overspannen en afgeknapte pastores, maar tot uitgeruste en toegeruste begeleiders, hopen wij met dit boek handreikingen en ondersteuning aan te bieden aan allen die zich, vrijgesteld of vrijwillig, inzetten om groepen in de kerk te leiden. Het is een boek geworden waar zestien auteurs aan hebben meegewerkt. Ze zijn afkomstig uit de katholieke en protestantse kerken en hebben hun sporen verdiend in het uitvoeren en bereflecteren van groepswerk op specifieke terreinen. Tezamen is het een kleurrijk geheel met verschillende stijlen en voorbeelden uit diverse tradities binnen het eenduidige concept van het boek: een handboek voor groepen in de kerk. Een aantal hoofdstukken is gebruiksklaar en direct gericht op de toepassing. Andere hoofdstukken hebben een sterk beschouwend karakter. Je moet ze op je laten inwerken, sommige paragrafen nog eens herlezen en dan doet de tekst geleidelijk zijn werk. Deze hoofdstukken geven een theoretisch kader, een ‘kijkvenster’ op de werkelijkheid. De teksten willen inzicht geven, nieuwe perspectieven bieden, helpen bij het doordenken van lastige momenten in groepen en verlangen wekken naar een beter functioneren van de groep waarvan je deel uitmaakt of die je leidt. Ook zal een tekst soms persoonlijk raken. In het eerste deel, Groepen in soorten en maten, passeren de diverse soorten groepen de revue, die een gemeente of parochie de voor haar zo kenmerkende structuur van een ‘netwerk’ geven. In gemeenten en parochies komen mensen in allerlei soorten groepen bijeen. Er zijn gesprekskringen, groeigroepen, catechesegroepen, maaltijdgroepen, geloofscursussen, meditatiegroepen, pastorale groepen, etc. Daarnaast zijn er groepen die leiding geven aan het geheel van de gemeente of de parochie: de kerkenraad, de parochievergadering en het parochiebestuur. Er zijn taakgroepen en commissies, toerustingsgroepen en – voor pastores en kerkelijke werkers – vormen van pastoraal overleg, supervisiegroepen, intervisiegroepen en collegiale teams. Elk van deze groepen heeft een eigen doel en functie, kent eigen manieren van werving en samenstelling en vraagt om een specifieke vorm van leidinggeven. Het maakt groot verschil of iemand leiding geeft aan een catechesegroep, een rouwgroep, een werkgroep of aan een toerustingsgroep van vrijwilligers. In het tweede deel, Leiding in gemeente en parochie, wordt ingezoomd op de rol van de leiding in de kerk. Daarbij gaat het zowel om de uitvoerende taak van een begeleider van een groep, als ook over de strategische vraag: welke vorm van lei2

Zie de literatuurverwijzingen bij deel 2.


12

Woord vooraf

derschap is er nodig in de kerk en welke stijlen zijn er te onderscheiden. Daarnaast wordt er ingegaan op bijbels-theologische noties die het spreken over leiderschap in de kerk basis en kleur geven. In een apart hoofdstuk komt de systemisch-contextuele benadering van leiderschap naar voren. In het derde deel, Groepen in de kerk aan het werk, worden groepsprocessen en -fenomenen besproken. Er wordt beschreven welke fasen er te onderscheiden zijn in de groepsontwikkeling, en wat de effecten zijn van de context van een groep op het verloop van het groepsproces. Aandacht wordt besteed aan groepsrollen, waarbij het gaat om effectief en lastig gedrag en hoe een leider daar mee om kan gaan zonder zelf ten onder te gaan of mensen uit te stoten. Het hoofdstuk Verscheidenheid in en tussen groepen ontwikkelt een methodiek om optimaal gebruik te maken van verschillen in de groep zonder dat de eenheid en de samenhang verloren gaan. Non-verbaal gedrag verdient aparte aandacht, omdat nog altijd overschat wordt wat woorden teweegbrengen en daarmee welke rol oogcontact, feitelijke afstand en lichaamstaal speelt. Rituelen zijn in elke groep onontbeerlijk, maar juist in kerkelijke groepen hebben we een rijk scala aan symbolen en handelingen, die overgangen markeren en bij spanningen een eigen waarde vertegenwoordigen. Besluiten blijken in de kerk een zeer rijk, maar niet altijd effectieve praktijk te weerspiegelen. Inzicht in het proces van besluitvorming en de methodes om tot een besluit te komen, dragen bij aan heldere procedures en doorzichtige processen in de kerkelijke vergadercultuur. In de hoofdstukken over conflicten en weerstanden komen de schaduwkanten van groepen aan bod en wordt materiaal gepresenteerd dat eraan kan bijdragen die schaduw te benoemen en daarmee een plek te geven in het streven naar gezamenlijkheid, in plaats van het te zien als mislukking van alle goede bedoelingen. We hopen dat dit boek zijn weg vindt naar pastores, kerkelijk werkers, studenten en vrijwilligers, kortom: naar het kerkelijk kader dat met elkaar de rijkdom van de groepen in de kerken koestert en uitdraagt. Jodien van Ark Henk de Roest


Deel 1 Groepen in soorten en maten



Inleiding Groepen in gemeente en parochie Henk de Roest

Inleiding Welke plaats nemen groepen in binnen een gemeente of parochie? Wat is hun betekenis? Welke indelingen zijn mogelijk? Op deze vragen geeft dit inleidende hoofdstuk een antwoord. Daarbij wordt ook een historisch overzicht geboden van groepen in de kerk en geven we een aanzet voor een theologische reflectie.

Groepen in soorten en maten Een mens is gemiddeld van vijf of zes groepen lid op elk moment van zijn leven.1 Iemand kan behoren tot een vriendengroep, actief zijn in een team van een sportvereniging, lid zijn van een commissie op het werk, meedoen aan de organisatie van een manifestatie, zitting hebben in een bestuur, werken in groepsverband op kantoor, een opleiding of een cursus volgen, etc. In dit boek gaan we ervan uit, dat de lezer – meer of minder – vertrouwd is met minimaal één groep in een gemeente of parochie. Dat kan een werkgroep zijn of een commissie. Het kan gaan om een groep die leiding geeft aan de gemeente of parochie als geheel, zoals de kerkenraad of de parochievergadering of het parochiebestuur. Vaak zullen het meerdere groepen zijn waaraan iemand deelneemt. Er zijn pastorale groepen, waarin mensen ervaringen uitwisselen en elkaar tot steun zijn. Een geloofsgemeenschap kent leidinggevende groepen, beleidscommissies en uitvoerende werkgroepen. Er wordt ook geleerd, in leer- en toerustingsgroepen. Soms heeft een groep een uitgesproken gelegenheidskarakter. Mensen komen samen voor een maaltijd of voor de voorbereiding van een speciale gebeurtenis. Geloofsgemeenschappen kunnen we beschouwen als een netwerk van allerlei groepen, commissies en werkgroepen.2 We geven vier voorbeelden. Willekeurig van het internet gehaald: Allereerst de parochie Odiliapeel (nb). De website vermeldt in totaal drieëntwintig verschillende werkgroepen en commissies: begrafeniscommissie, bouwcommissie, 1 2

T.M. Mills, The Sociology of Small Groups. Englewood Cliffs, N.J., 1967. Zie hiervoor: N.J.M. Derksen, Eigenlijk wisten we het wel, maar we waren het vergeten. Een onderzoek naar parochie-ontwikkeling en geloofscommunicatie in de parochies van het aartsbisdom Utrecht (diss. Heerlen). Kampen 1989, 55-111. We tekenen hierbij overigens aan, dat lang niet alle leden van een geloofsgemeenschap lid zijn van één van de groepen die een geloofsgemeenschap rijk is.


16

Deel 1. Groepen in soorten en maten collectantengroep, comité openluchtmis, communiewerkgroep, kerkbijdragegroep, kind-kerk-commissie, koor, kosters, lectorengroep, misdienaars en acolieten, parochieraad, parochiebestuur, parochieel missiecomité, verwelkomingsgroep, vormselwerkgroep, werkgroep altaargewaden, werkgroep avondwake, werkgroep bloemversiering, werkgroep kerkinterieurverzorging, werkgroep koperpoetsen, werkgroep misintenties, en ten slotte, de ziekenbezoekgroep. In de Protestantse Kerk van Egmond (nh) vinden we vijf zgn. ambtelijke werkgroepen, te weten: kerkenraad, diaconie, pastoraal overleg, zwo-groep (Zending, Werelddiaconaat, Ontwikkelingssamenwerking) en beheersraad. Er zijn zes werkgroepen, te weten: kerkbladredactie, liturgiegroep, zanggroep, oecumenische werkgroep, hervormde vrouwendienst, public relations groep. Daarnaast wordt melding gemaakt van catechese-groepen, zondagsschool, gespreksgroep levensoriëntatie, gespreksgroep bijbeluitleg, ouderenochtend en maaltijdbijeenkomsten. Ook is er een inloophuis. De Protestantse Kerk van Houten (u) heeft de groepen ingedeeld in clusters. Het cluster ‘organisatie’ bestaat uit: kerkenraad, werkgroep communicatie, werkgroep jeugdouderlingen en jeugddiakenen, en een jeugdjournalist. Het cluster ‘pastoraat’ bestaat uit: taakgroep wijkwerk, taakgroep zorginstellingenpastoraat, taakgroep jongerenpastoraat, taakgroep bijzonder pastoraat en taakgroep verwelkomingswerk. In het cluster ‘eredienst’ vinden we: taakgroep vorming en toerusting, die zondagse themadiensten invult, werkgroep diensten voor mensen met een verstandelijke handicap, crècheleiding, taakgroep gebedsdiensten, werkgroep jeugd- en jongerendiensten, werkgroep jeugdkerk 12+, werkgroep jeugdkerk nieuwe stijl (15+), lectorengroep, werkgroep jongerenkoor, werkgroep kinderkoor, werkgroep kindernevendienst, werkgroep koffie, werkgroep lofprijsdiensten, werkgroep avondgebed, twee muziekgroepen, werkgroep stilteviering. Het cluster ‘diaconaat’ kent als groepen: diaconie, bloemenfonds, werkgroep diaconaal wijkwerk, interkerkelijke werkgroep meldpunt kerk en minima, werkgroep jeugddiaconaat, oppascentrale, werkgroep ouderenbijeenkomst, werkgroep ouderensoos, werkgroep verjaardagsfonds, werkgroep vervoer naar de kerk. Het cluster ‘vorming en toerusting’ bestaat uit: 22+ gespreksgroep,werkgroep basiscatechese, werkgroep bijzondere zondagavonden in café de Ruimte, commissie kerk en Israël, werkgroep donderdagavondbijeenkomsten, werkgroep doopcatechese, de familiekringen, gebedskringen, gemeentegroeigroep, gemeentekring, huiscatechese, kindercatechese, mannencafé, oecumenische cursus levenslessen en levenskunst, oecumenische kringen, provider, seniorenkring, vrouwengesprekskring, youth alpha, werkgroep zevenweken-cursus ‘ruimte voor de Geest’. Het cluster ‘missionair werk & oecumene’ kent, behalve de clustercommissie: werkgroep ace (andere concerten en evenementen), werkgroep Bichis-Bükkos, werkgroep ‘goed werk’, werkgroep interkerkelijk gebed, interkerkelijk jongerenberaad, interkerkelijke milieubeweging Houten, jeugdclub ‘de Schakel’, werkgroep kampwerk, oecumenische werkgroep Houten, werkgroep ‘Step dance, So Double U’, werkgroep ‘Time Out Junior’, werkgroep ‘Opbouwviering’, werkgroep missionair gemeentezijn, werkgroep ‘Marco & Alma’, werkgroep zwo, werkgroep nbg, werkgroep Vredesweek. Het cluster ‘beheer en financiën’ ten slotte kent: werkgroep ‘Aktie Kerkbalans’, werkgroep ‘aktief’, kerkbladredactie, werkgroep internet, werkgroep voorzieningen mindervaliden, kerkelijk bureau, werkgroep onderhoud kerkgebouw en inventaris, werkgroep kosters/beheerder. Op een zeer overzichtelijke website is alles te vinden. De parochie van Strijp (nb) kent ten aanzien van de ‘catechese’ een werkgroep communievoorbereiding, werkgroep vormselvoorbereiding en een oecumenische bijbel-


Inleiding

17

en catechesegroep. Onder ‘liturgie’ vallen de centrale werkgroep liturgie (cwl), werkgroep gezinsviering, werkgroep avondwake, werkgroep lectoren, werkgroep acolieten, werkgroep collectanten, werkgroep kosters en werkgroep koren. Onder ‘diaconie’ vallen de werkgroepen publiciteit, verjaardagsactie, contact-en begroetingsdienst, rouwverwerking, Zonnebloem, Amnesty, en de werkgroep buurtwerk Strijp. Onder ‘beheer en onderhoud’ vallen de werkgroepen interieurverzorging kerkgebouw, schoonhouden kerkhoven, financiën-kerkbijdrage en de werkgroep kleine karweitjes. Daarnaast is er de parochievergadering, het parochiebestuur en het pastorale team.

Bewust hebben we een enigszins duizelingwekkende opsomming van groepen in gemeente en parochie gegeven. Een gemiddelde geloofsgemeenschap kent alras minimaal vijfentwintig groepen. Goed bijgehouden websites, maar ook kerkbladen vermelden regelmatig dat groepen bijeenkomen, dat er voor sommige groepen weer nieuwe leiding nodig is, dat nieuwe leden welkom zijn, etc. Naast de zondagse samenkomst in eredienst of eucharistieviering komen door de week tientallen, in sommige grote gemeenten honderden mensen bijeen in groepsverband. Groepen zijn er in allerlei soorten en maten. Groepen zijn – zoals in dit boek – in te delen naar doelstelling en functie, maar ook op andere manieren: – sommige groepen komen wekelijks samen, andere maandelijks, slechts enkele malen per jaar of één keer met het oog op een jaarlijkse gebeurtenis; – groepen kunnen nieuw zijn: de leden kennen elkaar niet of nauwelijks of hebben elkaar nog niet in deze groep meegemaakt, waardoor misschien veel tijd nodig is voor kennismaking en het creëren van een klimaat van veiligheid en vertrouwen; – groepen kunnen bestaand zijn: de leden zijn reeds met elkaar vertrouwd, hetgeen de communicatie kan vergemakkelijken, maar ook bemoeilijken vanwege de reeds gevormde beelden en bijbehorende verwachtingen van elkaar; – groepen kunnen gesloten zijn of open (en daar kunnen afspraken over worden gemaakt); – groepen kunnen homogeen zijn of heterogeen. Een structuurtekening kan helpen om de groepen van een geloofsgemeenschap in beeld te brengen. De verschillende groepen waaruit een gemeente of parochie bestaat kunnen immers in één oogopslag worden beschouwd als een ‘netwerk’.3 Daarbij kan gelet worden op de dichtheid en op de sterkte van het netwerk dat door deze groepen wordt gevormd. Bij de dichtheid van een netwerk gaat het om het aantal groepen (in Houten: meer dan vijfentachtig!), evenals om het aantal relaties tussen de groepen. Het maakt de mate van verbondenheid of geïsoleerdheid van groepen zichtbaar. Bij de sterkte van een netwerk gaat het om het aantal enkelvoudige en meervoudige relaties. In een schets van alle groepen binnen de gemeente of parochie worden dus niet alleen de groepen ingetekend, maar ook de verschillende lijnen die er tussen de 3

Zie hiervoor: J.A. van der Ven, Ecclesiologie in context. Kampen 1993, 216.


18

Deel 1. Groepen in soorten en maten

groepen te trekken zijn. Regelmatig zien we in de ledenlijsten van de verschillende groepen dat dezelfde personen aan verschillende groepen deelnemen. Er zijn vaak overlappingen, al zijn er ook groepen die helemaal los van andere staan. Volgens Van der Ven kunnen we veronderstellen dat een sociaal verband als de kerk vitaler is naarmate het netwerk van groepen dichter en sterker is.4

Betekenis van groepen in gemeente en parochie Lindijer noemt in zijn boek Groepsgewijs zeven betekenissen die een groep binnen een geloofsgemeenschap kan hebben. We bespreken deze zeven punten en voegen er enkele overwegingen aan toe: Gemeenschap Veel mensen zoeken in een gemeente of parochie gemeenschap. Niettemin kent men elkaar binnen een geloofsgemeenschap vaak slechts ten dele. Bij gelegenheid wordt de onderlinge verbondenheid manifest, maar zij blijft vaak latent (hetgeen overigens ook een vorm van verbondenheid inhoudt). Groepen bieden gelegenheid voor ontmoeting. Zij kunnen de gemeenschapsbeleving versterken: ‘Door groepen wordt de gemeente van een gebouw tot een huis, van een instelling tot een bezield verband.’5 Leren In een groep kunnen mensen leren en aan het denken worden gezet door elkaars vragen en opmerkingen, evenals door aangereikte leerinhouden. Een geloofsgemeenschap heeft, om te kunnen voortbestaan, plekken nodig waar geleerd wordt. De thuisgemeenschap (gezin of woongroep) kan zo’n plek vormen, in de eredienst of mis wordt geleerd, maar ook kerkelijke groepen kunnen plaatsen zijn voor geloofsoverdracht, voor het uitwisselen van geloofservaringen en voor het op het spoor komen van de aanwezigheid van God in leven en wereld. Groei Mensen kunnen opengaan en uitgroeien, door ontdekkingen veranderen en blokkades in zichzelf overwinnen. Het deelnemen aan een groep kan groeibevorderend zijn. Volgens vele sociologen heeft geloof sociale ondersteuning nodig om enige duurzaamheid en stabiliteit te verkrijgen. Een groepje of een groep gelovigen biedt deze ondersteuning. Het maakt ‘spirituele verdieping’ mogelijk. Vooral leergroepen, maar ook missionaire groepen, ontmoetings- en pastorale groepen beogen mensen te openen voor de spirituele dimensie van het kerk-zijn. Daarnaast vervult het geloofsgesprek zoals dat een onderdeel kan zijn van beleids- en toerustingsgroepen deze functie. 4 5

Ibid., 218. C.H. Lindijer & J. Lindijer-Banning, Groepsgewijs. Een boek over groepen in de kerk. ’s-Gravenhage – Amsterdam 1977, 36.


Inleiding

19

Groepen in de geloofsgemeenschap kunnen behalve tot kwalitatieve groei, ook leiden tot groei van de gemeente in kwantitatieve zin. Mensen kunnen aanhaken, doordat ze zich uitgenodigd en aangesproken weten. Pastoraat Vanouds kent de kerk de praktijk van de wederzijdse zusterlijke en broederlijke vertroosting.6 Groepen in de kerk, vooral wanneer ze niet groot zijn, kunnen daartoe ruimte bieden. Pastorale groepen, zoals deze in dit boek besproken worden, zijn daar uitdrukkelijk op gericht. Daarnaast stellen we vast dat de pastorale dimensie in alle kerkelijke groepen zomaar aanwezig kan zijn wanneer iemand de vrijmoedigheid neemt om persoonlijke ervaringen in te brengen of anderen daartoe uit te nodigen. Werkplaatsen De opsomming van groepen in de gemeente en parochie aan het begin van dit hoofdstuk laat zien, dat er zeer veel in een geloofsgemeenschap wordt gedaan. Er worden activiteiten bedacht, voorbereid en uitgevoerd. Van kerkblad tot bloemenfonds, van kindernevendienst tot jeugdkerk. Overleg In bepaalde groepen wordt doorgepraat over vragen als ‘Wat kunnen we geloven?’, ‘Hoe moeten we handelen?’, ‘Wat kan ik doen?’. Het zijn morele vragen, die hier besproken kunnen worden, vragen die betrekking hebben op de inrichting van de samenleving of de vormgeving van de geloofsgemeenschap, vragen betreffende het persoonlijke leven. Te denken is hier bijvoorbeeld aan categoriale groepsvorming en dus aan, ‘mensen die min of meer in dezelfde situatie bevinden en dezelfde of gelijksoortige vragen hebben.’7 Het kan dan gaan om sociaal-ethische vragen, medisch-ethische vragen, vragen die betrekking hebben op het beroep, et cetera. Het kan ook om een uitwisseling gaan tussen mensen die ‘zich afvragen hoe ze in de huidige samenleving met hun rijkdom of hun armoede moeten of kunnen omgaan.’8 Actie Er zijn groepen die zich bezighouden met een concreet project, binnen of buiten de gemeente of de parochie. Een groep houdt zich bijvoorbeeld bezig met de concrete nood in een bepaald land. Een andere groep richt zich op bezoekwerk in een zorg­ instelling, een penitentiaire instelling of een asielzoekerscentrum. 6

Luther telt in de Schmalkaldische artikelen (1537) III, IV: ‘De Evangelio’ vijf overdrachtsmedia: preek, doop, altaarsacrament, sleutelmacht, atque etiam per mutuum colloquium et consolationem fratrum en verwijst daarbij naar Matth. 18:20. 7 Vgl. G. Dekker, Zodat de wereld verandert. Over de toekomst van de kerk. Baarn 2000, 210. 8 Ibid., 239. Zie ook A.W. Kist, Antwoord aan de machten. Het vormingswerk voor volwassenen theo-sociologisch bezien. Alphen a/d Rijn 1971. In hoofdstuk XII spreekt hij over het ‘samenlevingsberaad’.


20

Deel 1. Groepen in soorten en maten

Kanttekeningen Groepen nemen een zeer belangrijke plaats in in het leven van de geloofsgemeenschap. Zij zijn essentieel voor de opbouw van de geloofsgemeenschap, voor haar continuering en vernieuwing.9 Toch zijn enkele kanttekeningen nodig. Deze kanttekeningen komen op wanneer we het proces van de individualisering verdisconteren.10 Ten eerste, niet alle leden zullen lid (willen) zijn van een groep. Velen kiezen er voor hun relatie tot de gemeente of parochie vorm te geven, hetzij door in het geheel niet deel te nemen en enkel door het lidmaatschap verbonden te blijven, dan wel door alleen te participeren aan één of enkele samenkomsten per jaar. Veelal zijn het momenten of gebeurtenissen in de levensloop, van henzelf of van anderen, die mensen aanleiding geven om zich te wenden tot de geloofsgemeenschap waar zij lid van zijn. Velen staan wat hun betrokkenheid betreft op standby. Ze hebben een lat-relatie met hun kerk. Ten tweede, velen stellen zich met de nodige reserves en met een zekere terughoudendheid op tegen het aanbod aan groepen in de kerk. Mensen hebben veel relaties en een beperkt budget aan tijd. Er valt veel te kiezen, op cultureel en recreatief vlak, en bij elke keuze voelt men de vraag opkomen: ‘Waar heb ik meer aan?’. Ten derde, mensen gaan naar een cantatedienst in de ene kerk, zingen in een cantorij in de andere, nemen deel aan een pastorale groep in een volgende gemeente en zijn als vrijwilliger bijvoorbeeld actief bij de kerkdiensten van een zorginstelling. Mensen nemen voor zichzelf in toenemende mate de vrijheid om zelf te kiezen aan welke activiteiten ze waar willen deelnemen en wie ze daar willen ontmoeten.11 Ze willen vrij zijn om uit te maken hoe vaak ze willen participeren en eveneens of ze dat intens of minder intens willen doen. Ten vierde, groepen zijn niet alles. Ze zijn op zijn minst ambivalent. Waar iemand ook voor kiest, men wint iets en verliest iets. Het missen van samenkomsten kan inhouden dat iemand gemeenschap mist, maar het voluit deelnemen kan er uiteindelijk toe leiden dat iemand vrijheid mist. Er is een spanning tussen individualiteit en gemeenschappelijkheid, die niet kan worden opgelost en telkens opnieuw oploopt. Dit dilemma is niet te ontlopen.

De plaats van groepen in de kerk: een historisch overzicht Welke plaats nemen groepen in de kerk in wanneer we kijken naar de kerkgeschiedenis? We geven een korte historische schets.

9

J. Hendriks, e.a., Kleine groepen in de gemeente. Deelrapport(en) van het onderzoek. Amsterdam, Instituut voor Praktische Theologie aan de Vrije Universiteit; J. Hendriks e.a., De kleine groep en de opbouw van de gemeente. Kampen 1987. 10 J.A. van der Ven, Ecclesiologie in context, 202vv. 11 Dekker, Zodat de wereld verandert, 68.


Inleiding

21

De kerk is als groep begonnen. Dat is het eerste dat we moeten vaststellen. Christenen vormden vanaf het ontstaan van de prilste gemeente een nieuw sociaal verband, dat uit hooguit enkele tientallen leden bestond. 12 Kleine groepen volgelingen van Jezus bestonden reeds in Galilea voor Jezus’ dood13 en in de jaren veertig vond de geboorte plaats van een christelijke gemeente in Antiochië. Er vormde zich een nieuwe groep in de samenleving, die zich open opstelde. Vrijwel van meet af aan lieten de eerste christenen ook niet-joden tot hun groep toe. Na ongeveer 45 werden door de apostel Paulus gemeenten gesticht in Filippi, Tessalonica, Athene en Korinthe. Er ontstonden groepen van gelijkgezinden, die elkaar met een bepaalde frequentie begonnen op te zoeken. Wat al deze groepen met elkaar gemeen hadden was een vurig verlangen naar het Koninkrijk van God en ‘wachten op Jezus’ (1), een overtuiging dat de heerschappij van God in het optreden van Jezus was begonnen (2), een inwijdingsritueel (3), en een traditie om op periodieke tijden samen te komen voor de avondmaaltijd (4). De kernactiviteit van de gemeente was de maaltijd, waar brood werd gebroken en gegeten, wijn werd gedronken, gebeden, gesproken en gezongen. Door deze maaltijd in groepsverband te gebruiken volgden zij de gewoonte van de vrijwillige verenigingen in de Grieks-Romeinse wereld.14 In het gebruik om dit wekelijks te doen volgde men echter de joodse traditie. Als voorbeeld voor de gemeente diende het verband van de oikos, het huisgezin, dat ouders, zusters, broers, kinderen, slaven, vrijgelaten betaald personeel en soms ook nog huisvrienden omvatte. De huiselijke gemeenschap nam in de organisatie van de gemeenten een belangrijke plek in. Niet alleen kwam men samen in het huis, een villa, het huis van een gegoede burger, maar ook de opbouw van de gemeente weerspiegelde op zeker moment de opbouw van de oikos. Naarmate de gemeenten groeiden, de kerk het maatschappelijk leven begon te domineren en men niet meer in huizen samenkwam, maar in grote basilica’s en in kerkgebouwen, werd het gemeenschapsbesef kleiner. Het directe face to facecontact verminderde. In latere eeuwen zijn er echter steeds christenen geweest die de gemeenschap zochten in kleinere groepen. Te denken valt aan de kloosters (vanaf de 4e eeuw)15, aan de bedelorden en aan de bewegingen van leken (begij12

Ter inleiding, in: J. Delobel, H.J. de Jonge, M. Menken en H. van de Sandt (red.), Vroegchristelijke gemeenten tussen werkelijkheid en ideaal. Opstellen van de Studiosorum Novi Testamenti Conventus. Kampen 2001, 10. 13 Zie H.J. de Jonge, ‘De markaanse gemeente’, in: J. Delobel, H.J. de Jonge, M. Menken en H. van de Sandt (red.), Vroegchristelijke gemeenten tussen werkelijkheid en ideaal. Kampen 2001, 90. 14 Ibid., 92. 15 Rond het jaar 323 verenigde Pachomius vlakbij Thebe, aan de Nijl, een aantal kluizenaars tot ‘koinonia’ (gemeenschappelijk leven). Zijn zuster Maria deed iets dergelijks voor vrouwen. Zie: O. J. de Jong, Geschiedenis der kerk. Nijkerk 1980, 60. In de zesde eeuw waren het Ierse monniken, die gingen zwerven, ver van het eigen land. In groepen van twaalf trokken zij er als getuigen van de Heer op uit. In 690 landde de Angelsaks Willibrord, die was gevormd in een Iers klooster, met elf monniken aan de Rijnmond. Ibid., 89v.


22

Deel 1. Groepen in soorten en maten

nen, begarden). Kloosters zijn door de geschiedenis heen belangrijke plekken van groepsontmoetingen gebleven. Ook in sommige zgn. ketterse bewegingen was de religiositeit sterk sociaal gericht, waarbij men uitgaande van bepaalde bijbelplaatsen zocht naar een christelijke societas, waarin men wilde uitgaan van het gebod van broederlijkheid en zusterlijkheid en gemeenschapszin.16 In de Nederlanden groeide een kring rond Geert Groote uit tot een vereniging van geestelijken en leken, waarbij men zich verbond tot gemeenschappelijk leven, de ‘moderne devotie’. In het begin van de Reformatie is het Maarten Luther, die onderscheid maakt tussen drie vormen van eredienst. De Duitse reformator noemt de Latijnse mis en de Duitse mis en voegt daar nadrukkelijk aan toe: de ‘huissamenkomst’, waarin plaats is voor gebed, bijbelstudie, doop, avondmaal en, schrijft Luther, ‘wederzijdse vertroosting’.17 In de vluchtelingengemeente in Londen schreef Maarten Micron voor dat elke week een gesprek over de preek (‘profetie’ geheten) moest worden georganiseerd, waar de gemeenteleden met hun reactie op de preek terecht konden en recht hadden op nadere uitleg.18 Het belette de predikant om na het houden van de preek achterover te kunnen leunen: ‘so werdt den Dienaren der ghemeinten alle traecheit wt gedreven.’ Enkele jaren na introductie van deze vorm werd ze door het convent van Wezel (1568) alweer afgewezen, omdat het aanleiding gaf tot ‘veten en twist’. Latere voormannen van het piëtisme grepen op Luther terug, in hun verlangen om ‘kerkjes in de kerk’ te realiseren. Spener organiseerde bijeenkomsten bij hem thuis, om boeken te lezen en aan bijbelstudie te doen. Hij wilde hen die het serieus menen met de praktijk van het geloof, de ‘ernstige christenen’, met elkaar verbin16

Zie J. Lindeboom, Stiefkinderen van het christendom. Arnhem 1973 (eerste druk in 1929), 10v. 17 ‘Aber die dritte weyse die rechte art der Euangelischen ordnunge haben sollte muste nicht so offentlich auff dem platz geschehen unter allerley volck sondern die ienigen, so mit ernst Christen seyn und das Euangelion mit hand und munde bekenê musten mit namen sich eyn zeychen und etwo (irgendwo) yn eym hause alleyne sich versamlen zum gebet zu lesen, zu teuffen, das sacrament zu empfahen und andere Christliche werck zu uben (...).’ Deze huisbijeenkomst maakt het mogelijk een gemeenschappelijke aalmoes in te zamelen, om deze naar het voorbeeld van Paulus (2 Kor. 9) uit te delen. Er kan worden gezongen en alles kan worden gericht op Woord en gebed en de liefde. Er vindt onderricht plaats, over de geloofsbelijdenis, de tien geboden en het Onze Vader. De gemeenteleden die hiernaar verlangen komt Luther op het moment waarop hij dit schrijft echter nog niet tegen: ‘Kurtzlich, wenn man die leute und personen hette, die mit ernst Christen zu seyn begerten die ordnunge und weysen weren balde gemacht. Aber ich kann und mag noch nicht eyne solche gemeeyne odder versamlunge orden odder anrichten. Denn ich habe noch nicht leute und personen dazu, so sehe ich auch nicht viel die dazu dringen. Kompts aber das ichs thun mus und dazu gedrungen werde das ich’s aus gutem gewissen nicht lassen kann, so will ich das meyne gerne dazu thun und das beste so ich vermag helffen.’ M. Luther, Vorrede zur deutschen Messe (1526), Weimarer Ausgabe. 18 Zie M. den Dulk, Een huis naast de synagoge. Herlezing van de brief aan Timoteüs met het oog op de gemeente. Zoetermeer 2000, 150. Den Dulk schrijft scherp: ‘Het was een zwarte dag in de Reformatie toen deze praktijk van tafel werd geveegd (...). Vanaf die dag moest het leerproces in de reformatorische beweging wel geblokkeerd raken.’


Inleiding

23

den en hen tot de kern van de gemeente maken. Hij nodigde de gemeenteleden uit tot het vormen van collegia pietatis, vroomheidsgezelschappen.19 Zinzendorf, op wiens landgoed de kolonie ‘Hernhut’ (onder de hoede van de Heer) werd gevormd, verdeelde de leden van de ‘broedergemeenten’ in zgn. ‘koren’ van gehuwden, ongehuwden, weduwen en weduwnaars. Deze ‘koren’ hadden een muzikale taak, maar ook vond het pastoraat via deze groepen plaats.20 Het groepswerk breidde zich in deze tijd uit buiten Duitsland. In Engeland leerden de gebroeders John en Charles Wesley de visie en de structuur van de Hernhutters kennen. Als studenten namen ze in Oxford reeds deel aan een kleine groep, de ‘heilige club’, die drie keer in de week gedurende drie uur bij elkaar kwam om uit de bijbel te lezen, avondmaal te vieren en elkaar te versterken. Toen zij later tot kerkvorming overgingen kenden zij aan de zgn. classes een grote betekenis toe voor de opbouw van de gemeente. Wat begon als een kleine collectegroep groeide als ‘class’ uit tot een pastorale groep, die wekelijks bijeen kwam. Ook kende het methodisme de zgn. bands, kleine biechtgroepen. In Nederland waren in de zeventiende eeuw in de protestantse gemeenten groepen gevormd, conventikels genoemd. In deze wereld van de Nadere Reformatie beoefende men de vroomheid in groepen, door catechismus-onderricht, door preken te lezen en gezamenlijk te zingen. Ook het latere Réveil kende, vanwege de beïnvloeding door piëtisme en methodisme, groepssamenkomsten.21 Veelal kwam men samen aan huis, waar aan bijbelstudie werd gedaan, waar werd gezongen en gebeden. In de negentiende eeuw kreeg het groepsgesprek vorm in vele christelijke verenigingen voor mannen, vrouwen, jongeren, studenten, et cetera. In de twintigste eeuw functioneerden groepen vooral tijdens de oorlog. Na 1945 ontstonden in veel gemeenten bijbelkringen, maar ook in talloze parochies bloeiden gesprekskringen. Aandacht was er ook voor het verschijnsel ‘huisgemeente’, waarin men opnieuw teruggreep op de woorden van Luther, die de huisgemeente een eigen plaats toekende.

Theologische betekenis ‘Ubi Christus, ibi ekklesia.’22 Het is deze uitspraak van Luther, die het uitgangspunt kan vormen voor een theologische bezinning op groepen in de kerk. ‘Waar twee of drie in Mijn naam bijeen zijn, ben Ik in hun midden.’ Een ‘kerk’ wordt reeds gevormd bij twee mensen. Goedbeschouwd vindt de geboorte van een gemeente 19 20

O.J. de Jong, Geschiedenis der kerk, 246. O.J. de Jong, Geschiedenis der kerk, 248. Ook beschreven in: C.H. Lindijer & J. LindijerBanning, Groepsgewijs, 20v. 21 C.H. Lindijer & J. Lindijer-Banning, Groepsgewijs, 23. 22 M. Luther, WA 40/II, 54, 3. 23 Zie H.P. de Roest, Van de aanspraak naar de anderen. Over geloofscommunicatie en gemeenschapsvorming. Oratie Leiden 2002, 11.


24

Deel 1. Groepen in soorten en maten

plaats in de ontmoeting tussen twee mensen die Christus ter sprake brengen.23 Het kan zijn dat twee mensen in de verwoording van hun ervaringen impliciet dan wel expliciet naar Hem verwijzen en al doende van Hem getuigen. Zij kunnen de herinnering aan Hem activeren. Er kan een besef zijn te verkeren in de aanwezigheid van de Levende. Telkens wanneer twee mensen onder de belofte van deze ‘aanspraak’ samen komen, kan het geschieden dat een kerkje, een ‘klein kuddeke’ (Statenvertaling) ontstaat. Christus vormt daarbij de ‘onherleidbare inspiratie’ van de christelijke geloofsgemeenschap. Het bijzondere van de christelijke geloofsgemeenschap, hoe klein ook (!), is deze Jezus zelf, die steeds weer opnieuw wordt herkend en erkend als Christus.24 De vraag is nu op welke manier de presentie van God, het bespeuren van zijn aanwezigheid, wordt beschreven. We kiezen voor vier auteurs om ons in de bezinning op de theologische betekenis van groepen in gemeente en parochie terzijde te staan: Berkhof, Firet, Jonker en Hornikx. In zijn boek Christelijk geloof. Een inleiding tot de geloofsleer heeft Berkhof aangegeven, dat het christelijk geloofsleven zich ‘normalerwijze’ in gemeenschapsverbanden voltrekt.25 Hij noemt de zondagse viering, het hulpbetoon, de onderlinge zielzorg en het groepsgesprek. Geloof wordt, stelt hij, geboren uit contacten met anderen, in opvoeding, verkondiging, zending, lectuur of gesprek, ‘zodat het van meet af naar een geloofsgemeenschap verwezen is.’ Kritisch schrijft hij dat de protestantse geloofsleer er veelal voor koos om de enkele persoon vóór de kerk te behandelen ‘met als gevolg dat het gemeenschapsbewustzijn in de protestantse kerken in verhouding tot het Nieuwe Testament onderontwikkeld is.’ Vooral wanneer we volgens Berkhof de gemeenschap tussen Christus en de enkeling plaatsen zien wij echter hoe sterk het bemiddelende karakter is van de kerk. Het geeft mogelijkheden tot participatie aan het verbondsgebeuren. Mensen worden in de geloofsgemeenschap in relatie tot God en Christus gebracht en zo tot een nieuwe verhouding tot elkaar, tot het leven en de wereld. In een volgende paragraaf trekt Berkhof de consequenties uit deze gedachtegang, door te zoeken naar institutionele, d.w.z. aan het instituut kerk gebonden ‘overdrachtselementen’, die ‘geleidend’ kunnen werken.26 Het gaat in de kerk om ‘participatie’, maar met welke activiteiten is de mogelijkheid tot participatie verbonden? Klassiek worden drie overdrachtsmedia onderscheiden: de preek, op te vatten als vertolking van de Schrift, de doop, vooral op te vatten als opneming in de gemeenschap met Christus en zijn gemeente, en de maaltijd van de Heer. Daarnaast noemt Berkhof de catechese, bij voorkeur op te vatten als inwijding, de eredienst als een ‘veld van geleiding’, als een ‘ontmoetingsgebeuren’ en de diaconie. Nadrukkelijk noemt hij in deze opsomming ook het gesprek. Daarbij doelt Berkhof op het pastorale tweegesprek, maar ook op gesprekskringen en groepssamenkomsten. Hij onderstreept het grote belang van het gesprek binnen de gemeente: ‘Het 24 25

Zie hierover zeer uitgesproken en helder: H. Küng, Christen zijn. Hilversum 1975. H. Berkhof, Christelijk geloof. Een inleiding tot de geloofsleer. Nijkerk 1979, 4e druk, 358. 26 Ibid., 363vv.


Inleiding

25

is algemene ervaring dat velen het geloof en de groei ervan veel meer te danken hebben aan gesprekken en gesprekskringen over het geloof dan aan de officieel herkende heilsmiddelen van de kerken. De Geest gebruikt dit middel eenvoudigweg, en met het voortschrijden van de moderne tijd in toenemende mate.’27 Volgens Berkhof zijn het de charismata van de leden, die de grondslag vormen voor het geleidend karakter van het gesprek, ‘waarin elk de ander dient met wat hem of haar aan inzicht in het heil en zijn praxis geschonken is.’28 Het kan komen tot een dieper verstaan. Het kan ook komen tot onderlinge ondersteuning, om te zien tot welke houding dit heil ons dringt, in de zorgen en uitdagingen waarvoor de geloofsgemeenschap en haar leden zich gesteld zien. Het groepsgesprek, schrijft Berkhof, kan een ‘machtig middel zijn tot bemoediging, steun, verrijking en correctie; zeker in een tijd waarin het moeilijker lijkt dan ooit om zonder steun van die gemeenschap het geloof te bewaren.’ In zijn boek Het agogisch moment in het pastorale optreden komt Firet tot een vergelijkbare analyse van gesprekskringen en groepssamenkomsten. Hij beschrijft vooral leergroepen en stelt dat het in deze groepen gaat om inwijding in het discipelleven, om het leven in de navolging en het ‘geleiden op de weg’.29 Firet benadrukt vervolgens dat men in deze groepen niet alleen met aandacht bezig is met de Schrift, maar dat ‘het komen van God in zijn woord’ daarin daadwerkelijk kan geschieden.30 In de werkelijkheid zijn er dynamische momenten.31 Er kan een kracht worden ervaren, waarin het komt tot verheldering en tot een nieuw verstaan en er is een kracht werkzaam die tot verandering, tot vernieuwing leidt. God geeft zichzelf te verstaan en de mens wordt er een ander mens van. Firet spreekt van een ‘veld van evenmenselijke aanspraak’, waarin God en mens op elkaar betrokken worden en een mens tot het besef kan komen te worden aangesproken. Bij Evert Jonker vinden we een nieuw accent. In zijn Kamper oratie Heil aan bod. Leren hopen in praktisch-theologisch perspectief bespreekt hij de vraag hoe mensen in kerkelijke leergroepen ‘leren hopen’.32 Het bespreken van situaties van pijn en verlangen en het vertellen van alledaagse ervaringen van hoop zijn volgens hem voor een leerproces wezenlijk om hoop te kunnen ervaren.33 Jonker stelt vervolgens dat de christelijke geloofstraditie toekomstgericht is en dat in woorden, gebaren of symbolen goede hoop kan worden gewekt. Vanuit de traditie wordt in een kerkelijke leergroep een gebed, een verhaal, een lied, muziek of een symbool aangereikt en worden mensen uitgenodigd tot een respons op de vraag ‘is dit getuigenis van hoop iets voor jou?’. Zowel in het vertellen van eigen ervaringen, in het 27 28 29 30 31 32

Ibid., 376. Ibid., 377. J. Firet, Het agogisch moment in het pastorale optreden. Kampen 1982, 5e druk, 68vv. Ibid., 117. Ibid., 123. E.R. Jonker, Heil aan bod. Leren hopen in praktisch-theologisch perspectief. Oratie Kampen 2003, 4. 33 Ibid., 7, 10.


26

Deel 1. Groepen in soorten en maten

luisteren naar de ervaringen van hoop van anderen, alsook in het reageren op het aanbod vanuit de Schrift en de christelijke traditie kunnen mensen het ‘heilzame komen van God’ gewaar worden.34 René Hornikx ten slotte spreekt over geloof als ‘tussenmenselijke ervaring’, die toegankelijk wordt in kleine groepen.35 Hij bespreekt het belang van het vertellen van verhalen en persoonlijke getuigenissen, die mensen blijken te inspireren. Luisteren naar verhalen versterkt de onderlinge verhoudingen en een persoonlijk getuigenis, verhalend gebracht, blijkt mensen te boeien: ‘Wat we nodig hebben is mensen die vertellen.’ Zo ontstaat gemeenschap en het is deze minimale gemeenschap die helpt bij het tot stand komen van ‘spirituele vernieuwing’. Door gezamenlijke lezing van Schriftverhalen, hetgeen ook in beleids- en toerustingsgroepen nodig is, komt geloofsverdieping tot stand. Geloof en leven raken met elkaar verweven. De vier besproken auteurs laten zien hoezeer groepen betekenisvol zijn voor het opdoen van spirituele ervaringen. Hier ligt de theologische betekenis van groepen.

Meerdere dimensies Het spannende (en inspannende) van groepen in een gemeente of parochie is dat meerdere dimensies in de communicatie meespelen. We zagen al dat groepen een gemeenschapsvormende en een pastorale betekenis kunnen hebben en nu is daar door de reflectie op de theologische betekenis van het groepsgesprek ook de spirituele of geloofsdimensie bijgekomen. Elk van deze dimensies doet mee en kan opeens de centrale dimensie gaan vormen doordat iemand iets inbrengt. Van belang is echter wel om de primaire doelstelling van de afzonderlijke groepen helder waar te nemen en onder woorden te brengen. In veel groepen in de gemeente of de parochie moet gewerkt worden aan een taak, een concrete doelstelling, een agenda. In beleidsgroepen wordt beleid voorbereid, gemaakt, en uitgevoerd. In andere groepen, zoals in toerustingsgroepen gaat het om het mogelijk maken van leerprocessen en het aanbieden van trainingsmogelijkheden. En een heldere visie op de functie van een collegiaal team voorkomt dat men van collegialiteit onderling pastoraat gaat maken.36 Focussen we op de pastorale dimensie, dan zien we dat deze op de achtergrond altijd aanwezig is en dat telkens de noodzaak gevoeld kan worden om onderlinge pastorale zorg te bieden. Veel groepen in de gemeente of de parochie zijn er echter 34

‘In elk van de drie genoemde bewegingen, naar binnen, van binnen naar buiten en van buiten naar binnen is een kerygmatisch moment mogelijk, een heilzaam komen van God in de pastorale dienst, die mensen aan elkaar verrichten: troost, vreemde vrijspraak, onvermoede kritiek, uitgaande van de Stem van de Roepende.’ Ibid., 11. 35 R. Hornikx, Spiritualiteit als motor van vernieuwing. Een model voor parochie en gemeente. Kampen 2002. 36 Zie in dit boek het hoofdstuk van Gerard Groener en Kees Waardenburg ‘Collegiale groepen die samenkomen in kerkordelijk verband’.


Inleiding

27

uiteindelijk niet voor bedoeld en degenen die lid zijn van deze groepen zullen dat op een zeker moment ook naar voren brengen. Het is een weldaad wanneer aan mensen pastorale aandacht wordt geschonken, maar het is ook goed wanneer in deze groepen nader wordt verwezen naar de mogelijkheid van het pastorale tweegesprek en naar de mogelijkheid tot deelname aan ontmoetingsgroepen en pastorale groepen. Richten we ons op de spirituele dimensie, dan is het uitermate belangrijk dat zowel in beleidsgroepen (leidinggevende groepen en taakgroepen zoals commissies en werkgroepen) als in leer- en toerustingsgroepen tijd en ruimte wordt geschapen voor het geloofsgesprek.37 Tijd, omdat er tijd voor moet worden vrijgemaakt. Ruimte, omdat het vraagt om een andere wijze van communiceren dan van achter een tafel. Er is in beleidsgroepen altijd één agendapunt, een praktisch punt, dat zich leent voor een bezinning, waarbij er gelegenheid is om de diepere persoonlijke overtuigingen en vragen van de leden van de groep naar voren te brengen. Er is altijd één punt dat zich leent voor een liturgische vormgeving (zang, gebed, bijbelstudie). Ook is het zo dat de bespreking van een agendapunt in zichzelf voor sommigen of voor alle leden een spiritueel element kan krijgen. Dat kan met de inhoud, maar ook met de wijze van bespreken samenhangen. Er kan een ervaring zijn van gemeenschap, waarin iets oplicht van het geheim van het evangelie. Het wederzijdse engagement kan een gebeuren constitueren, waarin het gesprek ‘soms, zomaar’ voertuig wordt van het heil. Een gebeurtenis van verzoening of vernieuwing. In gesprekken kan het gebeuren, dat mensen voor elkaar het zicht op de naam van God openen en zij hun werkelijkheid (hun leven, hun gemeente of parochie, hun wereld) door de werking van die naam nieuw leren beschouwen. Niettemin vormt het geloofsgesprek niet het primaire doel van beleidsgroepen. In missionaire groepen en in leergroepen ligt dit anders. In de catechese gaat het om ‘bewust opgezette doelgerichte leeractiviteiten voor jong en oud in de gemeente, die zich richten op bijbel, traditie, gemeente en samenleving in relatie tot het geloof en leven van de deelnemers’.38 Mensen kunnen erdoor in aanraking worden gebracht met Christus en het kan bij mensen geloof in de communio met God opwekken of verdiepen. Doel van leergroepen is om mensen in te leiden en in te wijden in de bijbel, de traditie en het geloof en leven van de gemeente. Jonker stelt dat een leerproces in de gemeente niet uitsluitend uit is op kennis en overtuigingen, maar dat het op zichzelf een vorm van religieuze praktijk behoort te zijn, ‘een communicatief en performatief gebeuren, waarin ieders spiritualiteit aan zijn trekken komt en waarin God aanwezig kan komen.39 Er kan ‘een vleugje heil’ worden aangeboden, dat ‘goede hoop’ weet te wekken.40 Er kan iets overkomen van een confrontatie, die van Gods Geest blijkt uit te gaan. 37

Zie in dit boek het hoofdstuk van Nico Derksen, ‘Geloofsgesprek in groepen.’ We denken hierbij ook aan het materiaal dat is ontwikkeld door Marius Noorloos en René Hornikx. 38 Zie in dit boek het hoofdstuk van Ingrid de Zwart, ‘Leergroepen: catechetische groepen’. 39 E. Jonker, Heil aan bod, 4v. 40 Ibid., 7.


28

Deel 1. Groepen in soorten en maten

Missionaire groepen bieden een mogelijkheid ‘om in de veilige sfeer van een kleine kring ervaringen ten aanzien van het geloof en de geloofsbeleving te delen’ en te komen tot ‘verdieping van en inzicht in het persoonlijk geloof.’ 41 In gemeentegroei-groepen gaat het o.a. om ‘groei in getuige zijn’. Men wil elkaar helpen om in het dagelijkse leven iets te laten zien van het geloof, in de hoop dat anderen hierdoor worden aangetrokken en dat de geloofsgemeenschap groeit. In al deze groepen is niet alleen de pastorale dimensie, maar ook de spirituele dimensie volop aanwezig. Althans, het schenken van pastorale aandacht en het aanbieden van werkvormen om te komen tot een geloofsgesprek behoren tot de inhoud van waar het in missionaire groepen om gaat. Eén dimensie hebben we hier nog niet genoemd. We denken aan de dimensie van de gemeenschapsvorming, de koinonia. Ook van deze dimensie geldt, dat zij altijd aanwezig is en dat mensen ten aanzien van het in meerdere of mindere mate aanwezig zijn van deze dimensie in een bepaalde groep hun eigen (verschillende) verwachtingen hebben. Het kan goed zijn deze verwachtingen bij het begin van een groep, of bij het begin van een bijeenkomst, uit te spreken en te thematiseren. Het maakt ook hier immers groot verschil aan welke groep iemand deelneemt. Ontmoetings- en pastorale groepen, maar ook missionaire groepen en leergroepen zullen naar hun gemeenschapsvormende betekenis anders worden ervaren dan een bijeenkomst van het parochiebestuur, de kerkenraad, of de werkgroep vieringen.

Groepsdynamica Geloofsgemeenschappen vormen een eigen vlechtwerk van groepen. Deze hebben een eigen dynamiek, met sterke gevoelsgeladen relaties. Er spelen normen mee en waardeoordelen ten aanzien van wat mensen wenselijk en belangrijk vinden. Groepsprocessen worden kritisch beoordeeld, vooral wanneer mensen een discrepantie (beginnen te) ervaren tussen het feitelijk functioneren van de groep en datgene wat zij er van verlangen. Het gaat om groepen in een christelijke geloofsgemeenschap, waarin mensen hun eigen gedrag en dat van anderen ijken aan de Schrift, evenals aan algemene normen. Het gevaar is dat er in de kerk alleen normatief over groepen gesproken wordt; daarnaast is het ook nodig inzicht te krijgen in de processen zoals die in iedere groep, in ieder sociaal verband spelen. We maken daarom in dit boek dankbaar gebruik van de inzichten uit de groepsdynamica en passen dat toe op de speciale context en het eigen taalveld van de kerk. Het scherpt de aandacht voor: – de negatieve effecten van het ontbreken van een open en directe communicatie binnen de gemeente; 41

Zie in dit boek de hoofdstukken van Wim Verboom ‘Missionaire groepen’ en Nynke Dijkstra ‘Gemeentegroeigroepen’.


Inleiding

29

– het belang van het verminderen van weerstanden als eerste en onmisbare stap in leer- en veranderingsprocessen; – gedragsvormen die defensiviteit oproepen (beoordeling, dwang, manipulatie, onverschilligheid, superioriteit, overtuigd zijn van eigen gelijk); – het belang van aanvaarding, bevestiging en erkenning; – het belang van feedback als bron van informatie over het functioneren van (groepen in) de gemeente; – groepsrollen; – fasen in het groepsproces; – de manier waarop de gemeente besluiten neemt en omgaat met minderheidsposities en minderheidsvisies; – stappen in de besluitvorming (beeldvorming, brainstormen om voorstellen voor oplossingen te verkrijgen, bekijken en toetsen van de voorstellen, kiezen van een oplossing, planning en uitvoering); – omgang met conflicten en spanningen; – verborgen agenda’s, onzichtbare achterbannen; – het situationele karakter van leiderschapsstijlen; – functies van leiderschap; – et cetera. Kritisch kijken naar het functioneren van groepen in de gemeente en de parochie is nodig. Het kan immers altijd beter.

Literatuur Berkhof, H., Christelijk geloof. Een inleiding tot de geloofsleer. Nijkerk 1979, 5e druk. Dekker, G., Zodat de wereld verandert. Over de toekomst van de kerk. Baarn 2000. Delobel, J., H.J. de Jonge, M. Menken, H. van de Sandt, (red.), Vroegchristelijke gemeenten tussen werkelijkheid en ideaal. Opstellen van de Studiosorum Novi Testamenti Conventus. Kampen 2001. Derksen, N.J.M., Eigenlijk wisten we het wel, maar we waren het vergeten. Een onderzoek naar parochie-ontwikkeling en geloofscommunicatie in de parochies van het aartsbisdom Utrecht (diss. Heerlen). Kampen 1989. Firet, J., Het agogisch moment in het pastorale optreden. Kampen 1982, 5e druk. Hendriks, J. e.a., De kleine groep en de opbouw van de gemeente. Kampen 1987. Hendriks, J. e.a., Kleine groepen in de gemeente. Deelrapport(en) van het onderzoek. Amsterdam, Instituut voor Praktische Theologie aan de Vrije Universiteit. Hornikx, R., Spiritualiteit als motor van vernieuwing. Een model voor parochie en gemeente. Kampen 2002. Jong, O.J. de, Geschiedenis der kerk. Nijkerk 1980.


30

Deel 1. Groepen in soorten en maten

Jonker, E.R., Heil aan bod. Leren hopen in praktisch-theologisch perspectief. Oratie Kampen 2003. Lindijer, C.H., & Lindijer-Banning, J., Groepsgewijs. Een boek over groepen in de kerk. ’s-Gravenhage – Amsterdam 1977. Monden, L.H., De kleine groepen in de kerk. Nijmegen 1973. Remmerswaal, J., Begeleiden van groepen. Groepsdynamica in praktijk. Houten/ Diegem, 1997. Remmerswaal, J., Handboek groepsdynamica. Een nieuwe inleiding op theorie en praktijk. Baarn, 2003, 6e herziene druk. Roest, H.P. de, Van de aanspraak naar de anderen. Over geloofscommunicatie en gemeenschapsvorming. Oratie Leiden 2002. Ven, J.A. van der, Ecclesiologie in context. Kampen 1993.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.