Frankrijk en de hugenoten

Page 1

Frankrijk en de hugenoten:Frankrijk en de hugenoten hardcover

24-04-2009

11:52

Pagina 1

p i e r r e De strijd tussen de hugenoten en hun katholieke tegenstanders in Frankrijk was ingewikkelder van aard dan vaak wordt beweerd. Pierre van Enk vertelt het complete verhaal van de tragische gebeurtenissen die het land in de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw hebben verscheurd. Acht godsdienstoorlogen zetten Frankrijk in vuur en vlam. Na decennia van verwoesting en geweld bracht het edict van Nantes een korte adempauze, maar onder Lodewijk XIV volgde weer een meedogenloze vervolging. Inzet van al deze strijd die hugenoten massaal naar het buitenland (en o.a. naar Nederland) deed vluchten, was de vrijheid van godsdienst en geweten.

v a n

e n k

pierre van enk Frankrijk en de hugenoten

Frankrijk en de hugenoten Drie eeuwen onderdrukking en ver≼et

Pierre Louis van Enk (1936) was van 1957 tot 1977 journalist bij Trouw en van 1978 tot 1999 ambtenaar in Brussel. Daarna heeft hij zich verdiept in de geschiedenis van het Franse protestantisme. Sindsdien zijn van zijn hand over dit thema artikelen verschenen in dagbladen en tijdschriften. Hij publiceerde eerder De aftocht van de ARP (Kampen 1986) en De opstand kwam van de bergen. De oorlog van de Cevennen. Een episode in de strijd van de hugenoten (Soesterberg 2002). www.uitgeverijboekencentrum.nl

NUR 685 ISBN 978 90 239 2345 9

9 7 8 9 0 2 3 9 23 4 5 9

boekencentrum


Frankrijk en de hugenoten binnenwerk:Opmaak 1

p i e r r e

21-04-2009

v a n

18:46

Pagina 3

e n k

Frankrijk en de hugenoten Drie eeuwen onderdrukking en ver≼et

Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer


Frankrijk en de hugenoten binnenwerk:Opmaak 1

21-04-2009

18:46

Pagina 4

www.uitgeverijboekencentrum.nl

Bij de afbeelding op pagina 1: Het hugenotenkruis is het beeldmerk van de Franse protestanten. Het achtkantige kruis sluit vier lelies in. Aan de onderkant hangt een duif die de heilige Geest symboliseert.

Boekverzorging: Studio Anton Sinke, Nieuwerkerk a/d IJssel Omslagillustratie: taferelen tijdens de Bartholomeüsnacht; schilderij van ooggetuige François Dubois. Illustraties: SHPF (Société de l’Histoire du Protestantisme Français), Parijs: pag. 146, 168, 175, 181, 203, 214, 259, 312, 332, 352, 391, 426, 448, 456, 469, 487, 524, 553, 581 Ned. Hugenotenstichting: omslagillustratie, pag. 35, 169, 230 Eigen opnames/collectie: pag. 1, 18, 28, 141, 433, 451, 459, 470, 491, 505, 546, 570 Collectie uitgever: pag. 80

ISBN 978 90 239 2345 9 NUR 685 © 2009 Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

4


Frankrijk en de hugenoten binnenwerk:Opmaak 1

21-04-2009

18:46

Pagina 5

Inhoud 9

Woord vooraf

11 Hoofdstuk 1. Een ellendig tijdsgewricht.

Frankrijk in de dertiende en veertiende eeuw 11 Pest en oorlog 19 Kerkelijk verval 25 Het concordaat van Bologna 31 31 43 51

Hoofdstuk 2. Een poging tot restauratie 1517-1546 Het experiment van Meaux Donkere wolken Een plakkaat tegen de eucharistie

57 57 66 73

Hoofdstuk 3. De jacht op de Waldenzen 1532-1545 Een nijver volkje Groeiende onlust De afrekening

79 Hoofdstuk 4. De deugd, eerder dan het geluk.

Jan Calvijn 1509-1564 79 92 104 108 112 117

Pastor Zedenmeester Profeet De overheid Psalmist Miguel Servet

121 Hoofdstuk 5. Groei en verdrukking 1547-1559 121 Loeiende brandstapels 132 Samenzweringen

5


Frankrijk en de hugenoten binnenwerk:Opmaak 1

149 149 154 173 186

21-04-2009

18:46

Pagina 6

Hoofdstuk 6. De eerste godsdienstoorlogen 1560-1571 Begeesterde massa’s Twee rivalen De tragedie van Wassy Groeiend wantrouwen

199 Hoofdstuk 7. De taal van het geweld 199 De beeldenstorm 215 De katholieke riposte 227 227 228 238 248 258 269 272

Hoofdstuk 8. De Bartholomeüsnacht 24 augustus 1572 Een brandende herinnering Simultaanschaak Het katholieke Parijs Extreme maatregelen Volksgericht Het seizoen van St-Bartholomeüs Nineve

275 275 286 299 307

Hoofdstuk 9. Het einde van een dynastie 1572-1589 Verenigde Provincies van het Zuiden Een nationale statuur De Liga Een protestants vorst?

317 317 330 342 347

Hoofdstuk 10. Het edict van Nantes 1590-1610 Bekeerd Een koppig front Zuinige toegevingen Een tijd van voorspoed

351 351 361 375 385

Hoofdstuk 11. De val van een bastion 1610-1629 Na de dood van Hendrik IV Oorlogen in het zuiden Richelieu Buckingham

6


Frankrijk en de hugenoten binnenwerk:Opmaak 1

21-04-2009

18:46

Pagina 7

390 Het beleg van La Rochelle 402 De instorting 411 Ontwapend 420 420 431 440 453 462 467

Hoofdstuk 12. Hellevaart 1661-1715 Dissonant De Zonnekoning Verstikking Een vergeefse demonstratie De missie der dragonders Onwillige bekeerlingen

477 477 490 503 520

Hoofdstuk 13. In de woestijn 1715-1760 De profeten en het juk van Basville Op de vlucht De oorlog in de Cevennen De galeien

535 535 552 559 573

Hoofdstuk 14. Wederopstanding 1761-1801 Ondergedoken Jean Calas De filosofen Legaal

586 Conclusies

Bijlagen 589 595 600 604

De Institutie van Jan Calvijn – enige hoofdpunten Het concilie van Trente Musea en herdenkingsplaatsen Vereenvoudigde genealogie van Franse koningen

605 607 613 623

Noten Geraadpleegde literatuur Register van personen Register van plaatsnamen

7


Frankrijk en de hugenoten binnenwerk:Opmaak 1

21-04-2009

18:46

Pagina 9

Woord vooraf

P

as na vele jaren van harde strijd heeft de Reformatie in Frankrijk erkenning gekregen. Voorlopers van wat de godsdienst van Calvijn zou worden, begonnen zich in de jaren twintig van de zestiende eeuw te manifesteren. Hun navolgers kregen pas een kleine drie eeuwen later, dankzij de Franse Revolutie van 1789, officieel hun rechten en hun vrijheid. De tussenliggende eeuwen hadden zich gekenmerkt door oorlog, geweld en onderdrukking. Het Ancien R辿gime bestreed de dissidentie onverzoenlijk en bloedig; de hugenoten betaalden menigmaal met gelijke munt terug. Een oceaan van onrecht en leed heeft het land overspoeld. Af en toe hebben de Nederlanden met deze troebelen rechtstreeks te maken gehad. In de zestiende eeuw hebben Gaspard de Coligny en zijn (postume) schoonzoon Willem van Oranje een (overigens vergeefs gebleven) poging gedaan Frankrijk en de Nederlanden in een bondgenootschap tegen de Spanjaarden te verenigen. In de achttiende eeuw heeft ons land een groot en in menig opzicht voorbeeldig aandeel gehad in de opvang van hugenoten die voor de repressie van hun regeerders op de vlucht waren geslagen. Van duurzame betekenis is de doctrine van Calvijn geweest die in onze streken wortel heeft geschoten. De geloofsbelijdenis en de richtlijnen voor de kerkelijke organisatie, door de Geneefse hervormer ge誰nspireerd, zijn via de zestiende-eeuwse Franse protestanten en hun Waalse geloofsgenoten hier ge誰mporteerd en vrijwel gekopieerd door de gereformeerde kerk van destijds. Omdat die kerk hier lange tijd de draagster van de dominante godsdienst is geweest, mag de geestelijke nalatenschap van Calvijn worden gerekend tot de identiteitsbepalende invloeden die de Nederlandse samenleving hebben gevormd en gestempeld. Zonder het koppige gevecht dat de hugenoten hebben geleverd voor hun erkenning was dat niet gebeurd. Des te vreemder is het dat die strijd er in de Nederlandse geschiedschrijving bekaaid vanaf komt. Over episoden zijn geschriften gepubliceerd: de Bartholome端snacht bijvoorbeeld, de herroeping van het edict van Nantes en de vlucht van verdrukte hugenoten. Maar men zoekt vergeefs naar een geschrift dat het geheel van hun lotgevallen vertelt. De beeldvorming is bovendien aan de partijdige kant. In de episodes die hier min of meer bekend

9


Frankrijk en de hugenoten binnenwerk:Opmaak 1

21-04-2009

18:46

Pagina 10

zijn geworden, figureren de hugenoten als slachtoffers wie groot onrecht is aangedaan. Andere periodes waarin zij zelf een aandeel in geweld en agressie hebben gehad, lijken onderbelicht te zijn gebleven. Dit boek wil het geheel overzien van de tragische geschiedenis die katholieken en protestanten in Frankrijk hebben moeten doormaken om met elkaar in het reine te komen. Het was mijn ambitie, de gebeurtenissen en achtergronden van deze drie eeuwen durende worsteling in haar samenhang te vertellen. Het materiaal hiervoor heb ik geput uit werk van voornamelijk Franse specialisten. Een overzicht van de geraadpleegde literatuur vindt men achterin. Eén bron verdient speciale vermelding: het driemaandelijkse Bulletin van de Société de l’Histoire du Protestantisme Français dat nooit genoeg kan worden geprezen. Een woord van grote dank komt toe aan Beppie de Vries, Koos van Noppen en Jan Kuijk die mij als meelezers hebben bijgestaan en behoed voor menige uitglijer. De illustraties zijn voor een deel afkomstig uit de bestanden van de SHPF en voor een ander deel uit het onuitputtelijke archief van Hans du Corbier, voorzitter van de Nederlandse Hugenotenstichting. Ook hun zeg ik dank. Mijn echtgenote, Margaretha van den Berg, heeft menigmaal de afzijdigheid geduld die ik heb moeten zoeken om dit werk te volbrengen. Haar draag ik het op.

P.L. van Enk

10


Frankrijk en de hugenoten binnenwerk:Opmaak 1

21-04-2009

18:46

Pagina 11

hoofdstuk 1.

Een ellendig tijdsgewricht. Frankrijk in de dertiende en veertiende eeuw Pest en oorlog

H

et was alsof infernale krachten de taken hadden verdeeld om het Franse koninkrijk te vernietigen. In 1338 barstte een oorlog los die een eeuw lang zou duren en het platteland zou verwoesten, en een tiental jaren later kwam de pest de steden decimeren. In amper een jaar tijd zouden een miljoen mensen het leven laten – de helft van de Franse bevolking. Er is misschien geen tijdsspanne geweest met zoveel onheil als die rampzalige veertiende en vijftiende eeuw. De oorlog was het gevolg van een conflict met de Engelse koning Edward III die aanspraak maakte op de Franse troon en in Noord-Frankrijk militaire operaties begon waarop de houder van de betwiste titel, Philippe VI, geen antwoord had. Ongehinderd gingen de Engelse troepen zich rondom Laon en Noyon te buiten aan moordpartijen, plundering en brandstichting. Tegelijkertijd kwam het in de zuidelijke provincie Guyenne, waar het Engelse hof vaak resideerde, tot botsingen. De rest van het land zat in de tang. De gewelddadigheden breidden zich eerst uit tot Bretagne en Normandië en daarna tot het hele koninkrijk. Geen regio bleef gespaard. Soms werd in de loop van deze honderdjarige oorlog een wapenstilstand gesloten, maar voor de bewoners van het platteland maakte dit geen verschil. Bestand of niet, onveranderlijk stroopten krijgslieden dorpen en boerderijen af om hun soldij bijeen te stelen. De bewoners hadden geen verweer; zij leefden als in een jungle, in totale onveiligheid zonder de minste bescherming van wie ook, meer dan een eeuw lang. De zwarte dood sloeg toe op 1 november 1347 via de haven van Marseille. Binnen enkele weken stierf de helft van zijn bevolking. De epidemie breidde zich rap uit via de handelsroutes: over de zee naar Bordeaux en over de Rhône naar het noorden. Aix-en-Provence, Avignon en Narbonne zagen honderden

11


Frankrijk en de hugenoten binnenwerk:Opmaak 1

21-04-2009

18:46

Pagina 12

stadgenoten creperen. In de voorzomer van 1348 werd Parijs bereikt; van zijn driehonderdduizend bewoners lieten er tachtigduizend het leven. De ontstelde mensen hadden er geen idee van waar deze verschrikking vandaan kwam en hoe ze zich daartegen teweer konden stellen. Heeft de pest in Frankrijk erger huisgehouden dan in noordelijker landen? Het is waar dat men er aan elementaire hygiÍne nog niet de minste aandacht besteedde. Noorderlingen op bezoek in Parijs deinsden terug voor de smoezeligheid van Franse huishoudens. De mensen schoolden samen in een beperkte openbare ruimte, temidden van een nooit ophoudende stank, zich een weg zoekend langs donkere, ongeplaveide steegjes, modderpaden eigenlijk, waar ieder achteloos zijn vuil en excrementen stortte. Slagers brachten hun slachtvee om op straat, voor hun negotie, en lieten daar bloed en ingewanden achter. Het krioelde er van de ratten die – maar dat zou pas later blijken – pestoverbrengende vlooien verspreidden. Pest en oorlog werden trouwe bondgenoten. De rondtrekkende bendes soldaten en milities met hun aanhang van vagebonden en hoeren droegen vlooien rond. Besmette krijgslieden sleepten zich mee zolang ze konden om na enkele dagen uitgeput achter te blijven en te creperen. Ze werden aas voor de wolven die, nu de jagers aan het front vochten, in de bossen snel in aantal toenamen. Rondzwervend in grote troepen vraten ze wat ze te pakken konden krijgen. Dit massale sterven leidde tot ontwrichting van de samenleving, ook in morele zin. Omdat men dacht dat de pest via de adem werd overgebracht, probeerden de mensen uit alle macht uit elkaars buurt te blijven. Vriendschappen, zelfs familieverbanden hielden op te bestaan. Ouderen en zieken waren de eersten die verkommerden. Het stadsleven als organisatie viel uit elkaar. Degenen die zich konden veroorloven op het veiliger geachte platteland te gaan leven, verlieten de stad, hun huizen en wijken overlatend aan dieven en paupers die, zelf te arm om de wijk te nemen, een comfortabele plek zochten om te sterven. Overal slingerden lijken rond. Nu in en bij de kerken de stank van slecht begraven doden niet meer te harden was, werden massagraven geopend. De lijkbezorging leek op de ophaaldienst van vuilnis. Huisgenoten legden hun gestorven en soms zelfs nog stervende verwanten buiten, erop rekenend dat ze door een openbare dienst zouden worden afgevoerd. Ophalers passeerden twee keer per dag, vroeg in de ochtend en in de avond. Op den duur werden

12


Frankrijk en de hugenoten binnenwerk:Opmaak 1

21-04-2009

18:46

Pagina 13

lijken door de vensters naar buiten geworpen. De ophalers ontwierpen tangen en grijpers om ze niet zelf te hoeven aanraken. Artsen waren alleen nog tegen betaling van exorbitante bedragen bereid hulp te bieden. Ze gingen gekleed in pakken waarvan men dacht dat ze pestwerend waren en ademden via een met kruiden gevulde slurf, een masker voor het gezicht. Aldus uitgedoste, sinistere gestalten waarden rond in de verder verlaten straten waar alleen nog het geweeklaag of gerochel van stervenden te horen was. Overlevenden raakten in shock. Sommigen lieten elke remming varen en leefden zich uit in furieuze feesten, drinkend, dansend, co誰terend zolang het nog kon. Minder nog dan stedelingen waren de plattelanders voorbereid op het onheil. Zij leefden ge誰soleerd; hun dorpen en gehuchten waren verscholen in dichte bossen. Ook zonder pest en oorlog leidden deze boeren en landarbeiders al een erbarmelijk bestaan. De stedelingen zagen hen min of meer als een hogere diersoort. Hun werk op het land was zwaar, het voedsel karig. Amper een derde van de plattelandsbevolking kon zich een dagelijks maal (in knollensoep gedoopt zwart brood) veroorloven. Zij wisten hun kleine wereld omringd door onzichtbare demonen, onophoudelijk op de loer liggend om hen te kwellen. Zij probeerden die op een afstand te houden met heidense gebruiken uit de vroegste tijden. De komst van pest en oorlogsgeweld bevestigde hun bange bijgeloof. Tal van dorpen en gehuchten moeten zijn uitgestorven zonder dat iemand ernaar omkeek. Wat overbleef: hopen van stenen en vermolmd hout, overwoekerd door struikgewas. Of het in de steden was dan wel op het platteland, het lot trof de mensen in hun totale verlatenheid. Van niets of niemand was bijstand te verwachten. Het koninkrijk, een samenraapsel van stedelijke en regionale belangen, had nog geen overheid die iets voor haar onderdanen had kunnen betekenen. De seigneur die geacht werd het plaatselijke feodale gezag uit te oefenen was doorgaans absent om slag te leveren aan een of ander front. Om de bewoners van zijn ressort zou hij zich toch niet hebben bekommerd, want mensen die niet op grond van afkomst een gekwalificeerde plek in de samenleving konden opeisen, hadden stem noch recht. Ook de in de late Middeleeuwen nog alom tegenwoordige godsdienst bood geen vertroosting. De rooms-katholieke kerk miste mankracht. Er werd zo massaal gestorven dat het onmogelijk werd de laatste sacramenten te administreren. Veel priesters behoorden tot de eerste slachtoffers. Zij gingen im-

13


Frankrijk en de hugenoten binnenwerk:Opmaak 1

21-04-2009

18:46

Pagina 14

mers rond in alle milieus en liepen makkelijk een dodelijke vlooienbeet op. Velen die besmetting vreesden door de adem van pestlijders, gingen desondanks met doodsverachting door met het vervullen van hun plicht, anderen wendden zich angstig af. Kloosters leden enorme verliezen. Eeuwenoude stervensrituelen raakten in onbruik. In normale tijden placht bij een sterfgeval de priester aan het hoofd van een plechtige optocht langs te komen, het miserere zingend, in gezelschap van assistenten die een bel luidden en een liturgische lamp, wijwater en heilige oliĂŤn meevoerden. Nadat de poort van het sterfhuis was besprenkeld, ging de priester binnen om de patiĂŤnt voor zijn laatste reis klaar te maken. Hem werd de biecht afgenomen, waarna hij het sacrament van de eucharistie ontving, een zalving en een handoplegging. Aldus verkreeg hij absolutie van zijn zonden. Men plaatste nog een kruis en een brandende kaars bij zijn sponde als een symbolische verdediging tegen de laatste verleidingen. Zodra hij was gestorven, kwamen naaste verwanten en buren het lijk wassen, scheren en exposeren. Aanzeggers gingen rond en de klokken luidden. Nu elke dag mensen bij duizenden tegelijk de geest gaven, viel dit ritueel niet te handhaven. Verreweg de meeste slachtoffers stierven zonder de geruststelling en vertroosting van de geestelijke bijstand. Dat was de male mort: de kwade dood, die u de eeuwigheid instuurde zonder uit handen van de priester in de naam van God vergeving van zonden te hebben gekregen. Voeren degenen die zo gestorven waren nu niet rechtstreeks ter helle? Hoe konden nabestaanden leven als zij moesten aannemen dat hun gestorven geliefden brandden in het eeuwige vuur? Paus Clemens VI verlichtte deze paniek door totale absolutie af te kondigen voor de gelovigen die aan de pest in berouw over hun zonden waren omgekomen. Toch kon de heilige vader niet voorkomen dat in deze even onwetende als bijgelovige, weerloze en doodsbange wereld treurnis en consternatie de overhand kregen. Overstelpt door rampspoed, probeerden de overlevenden de oorzaak ervan op te sporen. Er werd gedacht aan verrotting of bederf van lucht, misschien bewerkt door het verschijnen van kometen of door conjuncties van planeten. Waarschijnlijker evenwel was dat misdadigers een middel hadden uitgevonden om de mensheid uit te roeien. Men zocht naar zondebokken en die werden gevonden in heksen, marginalen, melaatsen en vooral joden die als in een bloedige liturgie werden geofferd voor het heil van het volk. De pest heeft geleid tot verschrikkelijke pogroms. In 1349

14


Frankrijk en de hugenoten binnenwerk:Opmaak 1

21-04-2009

18:46

Pagina 15

trachtte het stadsbestuur van Straatsburg de paniek te bezweren door in één keer tweeduizend joden levend te verbranden. De dood werd ieders obsessie. Huizinga heeft indringend beschreven hoezeer vooral in de vijftiende eeuw de doodsgedachte zich aan allen opdrong. In de kerkelijke en volkskunst van die dagen komt men magere Hein altijd tegen, liefst in de gedaante van een lijk in verregaande staat van ontbinding, voorgaand in een danse macabre. Plechtige processies en passiespelen bepaalden de angstige menigten bij het tragisch lot dat dreigde. Boeteprocessies dienden om Gods erbarmen af te smeken; bij het ronddragen van relieken en de heilige hostie werd een atmosfeer van doem en rouw opgeroepen die op de naïeve omstanders een diepe indruk maakte. In de passietijd verdrongen de mensen zich voor voorstellingen waarin het lijden van Christus realistisch, smartelijk en bloedig werd verbeeld. Spelers lieten zich geselen of zelfs kruisigen. Geen moeite werd gespaard om de toeschouwers van een besef van zonde en schuld te doordringen en te bewegen tot het schreien van hete tranen. Rond 1460 verscheen Ars moriendi, een werk waarin de auteur – het moet een dominicaan uit Constanz zijn geweest – met beklemmende gravures aanschouwelijk maakt hoe men zijn laatste uren moest zien: de stervende was tot de laatste seconde omgeven door Satan en een menigte van demonen die zich uitsloofden om zijn ziel aan Christus te ontrukken. De alarmerende waarschuwing luidde dat, zelfs na een leven van vroomheid en gebed, de gelovige in zijn ultieme ogenblikken nog verloren kon gaan. Dit werk appelleerde aan een reële bezorgdheid: over het hele continent vond het gretig aftrek. In Parijs verschenen tussen 1460 en 1510 zeventien drukken. Wat stond zondaars na de dood te wachten? Bange verwachtingen spookten rond in ieders gemoed. Voorstellingen van creperende verdoemden in het hellevuur waren populair. De hel werd voorgesteld als een enorme martelruimte die via een zwavelput in verbinding stond met de bovenwereld. Wie Gode ontrouw was geweest, verdween in die put om te boeten. Overspelige vrouwen werd een gloeiende vork in het geslachtsdeel geplant. De trotse werd op een troon geplaatst waar hij gloeiend lood moest slikken. Vraatzuchtigen kregen slangen te eten, afgunstigen zaten vast in een ijsrivier en de luien werden gebeten door padden en slangen. De gelovigen hadden allemaal wel eens op een openbare executieplaats het laaiend vuur gezien waarin een heks of een ketter kronkelend aan haar of zijn einde was gekomen. Dat kon het eeuwig lot worden van ieder die zou

15


Frankrijk en de hugenoten binnenwerk:Opmaak 1

21-04-2009

18:46

Pagina 16

sterven zonder vergeving van zonden te hebben ontvangen! In de tweede helft van de vijftiende eeuw leek het ergste voorbij. De vrede keerde weer, met de pest leerde men min of meer te leven. Na haar helse rondgang door het koninkrijk, nam de epidemie tegen 1540 af, al zou zij tot 1670 plaatselijk nog geregeld toeslaan. Het inwonertal nam in rap tempo toe naar zestien miljoen, ook de economie begon weer te groeien. Maar de natie bleef onveranderd pessimistisch. Het leek alsof men er pas nu toe kwam, zich vragen te stellen over de betekenis van de calamiteiten die het koninkrijk had ondergaan. En aangezien God het al bestierde, konden die alleen worden toegeschreven aan Zijn wil. Waarom had Hij Frankrijk met pest en oorlog geslagen? De verklaring moest schuilen in de zonden der mensen. Wat had Frankrijk gedaan of gelaten om Hem zo te vertoornen? En wie kon weten of de bestraffing genoeg was geweest? Was zijn gramschap nu gestild of kon zijn kastijding elk moment weer beginnen? Astrologen en piskijkers waren het erover eens dat het onheil nog niet voorbij was, ja zelfs dat het eind der tijden in zicht was. Men wist dat het Laatste Oordeel zou worden aangekondigd door acht tekenen die vervuld schenen te zijn: verdeeldheid onder de gelovigen, oorlogen en opstanden, stormen en onweders, aardbevingen, epidemieën, hongersnoden en, ten slotte, de komst van de Antichrist. Profeten en sterrenwichelaars die in geschrifte of redevoeringen waarschuwden dat de Apocalyps aanstaande was, trokken massa’s sidderende lezers en toehoorders. In het zuiden van Frankrijk trok rond 1520 een boeteprediker duizenden mensen. De bedelmonnik Thomas Illyricus had in zijn geboorteland, het huidige Kroatië, als varkenshoeder zijn roeping ontvangen en was bij de Franciscanen ingetreden. Na pelgrimstochten naar het heilige land en Santiago-de-Compostela had hij zijn gaven als prediker ontdekt en was hij een zendingsreis begonnen, eerst door Italië en daarna door Frankrijk, langs steden als Grenoble, Montauban, Nérac, Agen, Casteljaloux, Toulouse, Cahors, Villefranche de Rouergue en Bordeaux. Zijn optreden moet een verpletterende indruk hebben gemaakt. Duizenden liepen uit wanneer de monnik, rijdend op een ezel zijn entree in een stad maakte, gelijk de Verlosser destijds in Jeruzalem. Telkens was de aanloop zo groot dat hij buiten de stadsmuren moest preken, staande op een kar in een weiland. Van heinde en verre, uit de meest afgelegen gehuchten stroomden toehoorders toe. Onveranderlijk waarschuwde Thomas dat de eindtijd stond aan te breken

16


Frankrijk en de hugenoten binnenwerk:Opmaak 1

21-04-2009

18:46

Pagina 17

en dat Gods toorn zich over een verdorven christenheid zou ontladen, iedereen verterend die zich niet zou bekeren en penitentie zou doen. In wat er van zijn prediking is overgeleverd komen we echo’s tegen van de angstige verwarring die een heel continent in haar greep hield. Zo ventileerde de Franciscaan ongezouten kritiek op de zorgeloosheid en pronkzucht van de paus van Rome. Het optreden van Luther duidde hij als dat van een demonische verleider, gestuurd als straf voor de zonden der mensheid. De kerk stond een vreselijke kastijding te wachten en God zou een engel als paus sturen om haar hervormen. Het zwaard van Zijn woede zou over de mensen komen; moeders zouden de bergen smeken hen en hun kinderen te bedelven. Heel samenhangend lijken Thomas’ profetieÍn niet te zijn geweest. Wel is duidelijk dat zijn apocalyptische waarschuwingen stem gaven aan een verborgen ongerustheid die sinds lang bij de mensen moet hebben geleefd en die trouwens scheen te worden bevestigd door kwade geruchten en onheilspellende faits divers. Slecht nieuws maakte de mensen bang. Droogte bedreigde de oogsten, hongersnood lag op de loer. De straten in Parijs krioelden van de bedelaars, schobbejakken stalen als raven. Vergeefs probeerde men hen te verjagen. In Troyes legde een enorme brand de stad in de as: vijfhonderd houten huizen en zes kerken. Er werd druk gespeculeerd over de oorzaak van deze calamiteit. Geruchten maakten melding van wel vierhonderd brandhaarden. In de hoofdstad werd de wacht verdubbeld en men stopte er de keldervensters dicht. Astrologen voorspelden aardbevingen en zondvloeden. De zee zou zich openen en hele steden opslokken, Marseille als eerste. Een tijdperk vol gevaar en paniek stond voor de deur. De stand der planeten duidde op groot onheil; de duivel zou proberen de eenheid der christenen te ondermijnen. En inderdaad begon het in 1524 hevig te regenen. In Bordeaux liet een magistraat zich een heuse ark bouwen die verankerd op een grote hoogte gereed lag om hem en de zijnen te redden. Uit Metz werd gemeld dat de regenval door strenge vorst was voorafgegaan. Men had druppels gezien zo groot als een manshoofd die beesten en mensen konden doden en grote gebouwen doen instorten. Om deze dreiging te bezweren gingen processies rond; bewoners moesten meelopen op straffe van een boete van tien sols. Bange burgers speurden zelf ijverig naar tekenen van onheil en nakende ondergang. Aan paniekerige geruchten ontbrak het niet. In Valence werd verteld dat een normale vrouw een schrikwekkend monster had gebaard: een

17


Frankrijk en de hugenoten binnenwerk:Opmaak 1

21-04-2009

18:46

Pagina 18

De verbeelding van Jeroen Bosch van die van zijn epoque

gedrocht met een hoorn op het hoofd, zonder ogen in het hoofd, maar wel met een oog in een knie. De tijdgenoten wisten deze tekenen aanstonds te duiden: de hoorn was het bewijs van duivelse trots, de afwezigheid van ogen in het hoofd wees naar het komend oordeel Gods, het oog in de knie op gehechtheid aan aardse goederen. Het andere been van de boreling was overdekt met schubben; zijn geslachtsdeel was brutaal en buitenproportioneel en dat behoefde geen nadere uitleg. In de Anjou was de geboorte van een eenogige baby gesignaleerd, behaard als een beer en uitgerust met twee hoornen op het hoofdje. Bij het zien van dit monster had een getuige de wieg met wijwater besprenkeld en op slag was de baby verdwenen. Uit een ver oord werd nog vernomen dat in de buik van een dode koe een afzichtelijk kalf-varken

18


Frankrijk en de hugenoten binnenwerk:Opmaak 1

21-04-2009

18:46

Pagina 19

was aangetroffen, met het hoofd van een volwassen man. De verbeelding van Jeroen Bosch was die van heel een epoque. De kerk kreeg al gauw te horen wat de stentorstem van broeder Thomas uitbazuinde en het was haar duidelijk dat dit niet voor orthodox kon doorgaan. De clerus betichtte de profeet van kerkscheuring en legde hem het zwijgen op. Deze trok zich terug als kluizenaar op een duin langs de Atlantische kust ter hoogte van de plek waar nu Arcachon ligt en wijdde er zijn leven aan contemplatie en gebed. Nu de boeteprediker de benarde gelovigen niet de weg naar het heil had gewezen, was de vraag wat de officiĂŤle kerk daarvoor dan wel in petto had.

Kerkelijk verval Sinds honderden jaren was de roomse apostolische kerk veruit de machtigste instelling van het Franse koninkrijk. Alomtegenwoordig toezichthouder op het dagelijks bestaan en regisseur bij gebeurtenissen van enige betekenis, woog zij op het bestaan van elke inwoner, arm en rijk, jong en oud. Haar rol was onmisbaar bij geboorte, huwelijk en dood, want de plaatselijke pastoor hield de burgerlijke stand bij, registreerde de testamenten. Ze organiseerde onderwijs, ziekenzorg en liefdadigheid. Het was de kerkklok die van alles de tijd aangaf, de zondagse mis bracht alle klassen en standen bijeen; gebeurtenissen die voor de gemeenschap van betekenis waren, werden bij die gelegenheid aangekondigd. Niemand ontsnapte aan de greep van de kerk. Maar dit instituut had ook een ontzagwekkende economische, politieke en bestuurlijke macht opgebouwd. Ze had om te beginnen in de loop der tijden in duizelingwekkende mate bezittingen vergaard die haar een grote plaats gaven in het hart van het vigerende feodale systeem en haar in staat stelden tal van wereldlijke rechten uit te oefenen. Ze was grootgrondeigenaar, bezat vooral in het noorden van het land de beste domeinen die enorme sommen aan pacht opbrachten. Ook had ze recht op een vast deel van de belastingopbrengst dat haar verzekerde van een inkomen even groot als dat van de staat. De kerk wendde haar grondbezit aan voor het levensonderhoud van de leden van de clerus. Een pastoor kreeg een stuk land in bruikleen waarvan hij kon leven. Dit materiĂŤle voordeel vloeide uit zijn ambt voort. Maar nu ging het omgekeerde gelden: het ambt werd begeerd omdat het kon worden geĂŤx-

19


Frankrijk en de hugenoten binnenwerk:Opmaak 1

21-04-2009

18:46

Pagina 20

ploiteerd. Tot in de hoogste functies viel het meer en meer toe aan lieden wie het alleen maar daarom begonnen was. Bisschoppen en abten werden grote seigneurs met dezelfde status en financiële rechten als de wereldlijke hoge heren. De clerus telde ook intellectuelen en voorzag het koninkrijk en zijn organen van ambtenaren en raadgevers. De adviseurs van de koning werden in deze kring gerekruteerd. Voor de burgerstand was het kerkelijk ambt een toegangspoort tot aanzienlijke posities en op de duur zelfs de adelstand. De kerk raakte in de ban van een geaccumuleerde seculiere macht die haar eigenlijke roeping verduisterde en oorzaak werd van misbruik en bederf. Deze ontwikkeling werd met vertoon van heiligheid gecamoufleerd. De Franse kerk cultiveerde de mythe van haar apostolische afkomst en mat zich de positie van ‘oudste dochter’ van de universele kerk aan. Het koningschap dat in rechtstreekse opdracht van God heette te regeren, sierde zich met de kwalificatie ‘allerchristelijkst’ en trok geleidelijk aan de leiding van de kerk binnen de sfeer van zijn bevoegdheden. Dat leidde tot conflicten met het pauselijke Rome. Hoogtepunt van de spanningen was het grote schisma van de veertiende eeuw, toen doorgeschoten Franse invloed in het college van kardinalen leidde tot een omstreden pauskeuze (1378). In bizarre omstandigheden, onder fysieke pressie van het gepeupel, werd de Italiaan Urbanus VI benoemd maar hij kreeg concurrentie van een Franse tegenpaus, Clemens VII. Beiden bestreden elkaar heftig, installeerden zich ieder met een eigen curie, een eigen peloton aan heiligen, eigen kandidaten voor bisschopszetels en deden de aanhangers van de ander in de ban. Deze toestand heeft jarenlang gelovigen in bange onzekerheid gestort. Hoe moesten zij weten wie van de twee concurrenten de echte plaatsvervanger van Christus was? Een derde paus heeft de geschillen ten slotte beslecht. Beide ruziënde vaders werden afgezet en een nieuw conclaaf benoemde Martinus V (1417). In de marge van deze verwikkelingen won de opvatting veld dat een vergadering van bisschoppen en doctoren in de theologie en het kerkelijk recht de kerk moest gaan leiden. Sommigen wilden daar ook de pastoors een stem in geven. Dit sloot nauw aan bij de sterke neiging tot autonomie die de Franse, gallicaanse kerk traditoneel kenmerkte. Zij eiste het recht op de eigen bisschoppen, abten en priors te mogen benoemen. Wettelijke basis hiervoor werd de ‘pragmatische sanctie’, uitgevaardigd door koning Karel VII in 1438, waarin werd vastgelegd dat in de belangrijkste benoemingen werd voorzien

20


Frankrijk en de hugenoten binnenwerk:Opmaak 1

21-04-2009

18:46

Pagina 21

door verkiezingen volgens het canonieke recht. De kanunniken van het kathedrale kapittel kozen hun superieur, net als de vergadering der monniken en nonnen de hunne. Ook dit benoemingsrecht werd oorzaak van misbruiken en schandalen. Er werd gevochten om de ambten. Stemmen werden gekocht, mededingers met geweld uitgeschakeld, kanunniken en monniken raakten slaags – de wet van de jungle regeerde. De kerkelijke gezagsdragers raakten geobsedeerd door de schermutselingen om de beste betrekkingen en het beheer van hun bezittingen. De pastorale zorg voor de gelovigen werd bijzaak. De gewoonte dat bisschoppen en parochiepriesters resideerden – verbleven op de plaats waar zij geacht werden hun ambt uit te oefenen – raakte uit de tijd. De prelaten verdrongen zich aan het hof en andere centra van de macht en lieten het bestuur van hun diocees over aan medewerkers die de routine aan de gang hielden. Het hof telde op een gegeven moment tweeëntwintig kardinalen. Het werd niet ongewoon dat verscheiden ambten zich verenigden in één persoon die op die manier fabelachtige rijkdommen kon verwerven. Recordhouder was Jean de Lorraine, op de leeftijd van drie jaar al coadjutor van Metz. Toen hij volwassen genoeg was om in persoon bij het hof zijn intree te maken, had hij twaalf aartsbisdommen en bisdommen verzameld. Men zei van Jean dat hij op zijn eentje een concilie had kunnen houden. De bisschoppen staakten de inspectiebezoeken aan hun parochies. Tussen 1500 en 1510 is een tiental van zulke visites geteld, op honderd bisdommen! De plaatselijke priesters volgden het voorbeeld van hogerhand. Het priesterschap in een parochie werd een beloning, door hoger geplaatsten uitgedeeld aan cliënten. Priesters stelden lager geplaatste ambtsbroeders aan om voor een mager loontje het pastorale werk te doen en de sacramenten te bedienen. Deze hulppastoors probeerden een extra inkomen te genereren door toegangsprijzen te heffen voor de mis of door kerkelijk vaatwerk te verhuren bij trouwerijen en partijen. Ze oefenden nevenberoepen uit: apotheker, tuinman, visser, kapper of kleermaker. Zij verwekten bastaarden bij hun huishoudsters. Op de hogere niveaus haalde men hierover de schouders op. Rijke burgers profiteerden van de veranderende zeden door zodra zij weduwnaar waren geworden, alsnog in te treden om – zonder door het kuisheidsvoorschrift gebonden te zijn – belangrijke kerkelijke betrekkingen te kunnen nastreven. Een voorbeeld was de kanselier van Lodewijk XII Antoine Duprat die zich tot

21


Frankrijk en de hugenoten binnenwerk:Opmaak 1

21-04-2009

18:46

Pagina 22

aartsbisschop van Sens liet benoemen en weldra de kardinaalshoed verwierf. Zijn ambitie om paus te worden was weinigen onbekend. De hulppastoors in de dorpen, doorgaans niet minder primitief en rauw dan hun parochianen, waren meestal onbekwaam de zondagse preek te houden, die dan ook door anderen moest worden verzorgd. Het waren monniken van de bedelorden, de cordeliers vooral, aan wie deze taak toeviel. Zij ontwikkelden een vulgaire preekstijl. Van de kansels af, hoog boven de gelovigen die in het op de vloer uitgespreide stro hun plaats moesten vinden, plachten deze religieuzen hun gehoor nu eens te verschrikken met donderpreken waarin het lijden in hel en vagevuur zo realistisch mogelijk werd getekend, en dan weer tot schreien te brengen met smartlappen over het lijden van Jezus en de heiligen. Nooit vergaten de predikheren het collectezakje te doen rondgaan. De prinsen en prelaten der kerk ontmoedigden deze geldinzamelingen geenszins. Integendeel, zij hadden zelf een bron van inkomsten ontdekt die rijk zou vloeien: de exploitatie van de aflaat en de angst voor het vagevuur. Beide, aflaat en vagevuur, behoren tot de oudste voorzieningen waarover de traditionele kerk beschikte ter bestraffing en vertroosting van haar gelovigen. De aflaat was afkomstig van de juridisch praktijk van het Romeinse Rijk en werd in de derde eeuw door de kerk gebruikt om christenen die onder druk van de vervolgingen hun geloof hadden afgezworen, snel vergiffenis te schenken. Zij behelsde de kwijtschelding van de tijdelijke straf voor een bepaalde zonde die buiten de biecht om werd verstrekt, op voorwaarde dat de zondaar een of ander goed werk zou verrichten. Dat kon bestaan uit gebed, vasten of het geven van aalmoezen of schenkingen aan kloosters of kerken. Later werd de van de zondaar verlangde bijdrage veelsoortiger: het kon ook gaan om deelneming aan een kruistocht of een pelgrimage. Aanvankelijk was er geen verband geweest tussen die goede werken en de zwaarte van het begane kwaad. De kerk – beheerster van de goddelijke genade – verleende de vergeving voor het grootste deel en liet een niet gekwantificeerd restant ter voldoening aan de zondaar. Nu sloop er in de praktijk van de aflaat een element van schadevergoeding in die de boeteling in staat moest stellen, zijn schuld geheel of gedeeltelijk af te kopen. Er kwamen lijsten van tarieven waarop men kon nagaan met welke tegenprestaties men zijn zonden kon uitwissen. Weldra werd het zelfs het mogelijk door boetedoening kwijtschelding te krijgen voor zonden die waren begaan door anderen, verwanten bijvoorbeeld, ook als zij al waren overleden. Ging het inderdaad om dode zie-

22


Frankrijk en de hugenoten binnenwerk:Opmaak 1

21-04-2009

18:46

Pagina 23

len, dan moest je aannemen dat die in het vagevuur zuchtten alvorens op een misschien zeer laat tijdstip tot de hemel te worden toegelaten. Ook het vagevuur was een zeer oude uitvinding van de kerk; deze ‘plaats van reiniging’ heeft de eeuwen door in de voorstellingswereld van de gelovigen zowel een beangstigend als een geruststellend effect gehad. Beangstigend omdat men vreesde na het overlijden jaren, misschien wel eeuwen lang in deze voorlopige hel te worden beproefd; geruststellend omdat men zich kon inbeelden slechts een gewone zondaar te zijn voor wie alleen het lijden in het vagevuur was weggelegd maar niet de eeuwige straf in de hel. Het perspectief van de eeuwige, hemelse zaligheid bleef dan in tact. Een concilie had nu, in 1274, bepaald dat de tijdelijke straf die zondaars in het vagevuur moesten ondergaan, kon worden verlicht door middel van diensten – missen, gebeden, aalmoezen en andere daden van vroomheid – verricht of besteld door levende nabestaanden. Tussen levenden en doden werd als het ware een zekere solidariteit mogelijk. Betaling van een som – daad die werd gelijk gesteld met het opzenden van een gebed – kon gunsten voor gestorvenen opleveren. Deze bron van inkomsten werd duchtig uitgebuit, onder andere voor de bouw van de Sint Pieter in Rome. In het heersende klimaat van paniek wendden de gelovigen zich ook tot de heiligen. Zij zochten vooral heil bij de Moeder Gods en ook bij haar moeder Anna. Men wijdde haar kerken en kapellen, vermenigvuldigde het aantal processies te harer ere om haar bescherming af te smeken tegen slecht weer, ziekte, oorlog en de invasie van muizen en ratten. Op tal van straathoeken stond een madonna in een nis. Relieken werden op grote schaal verhandeld. Nadat de gelovigen hadden begrepen dat zij het heil voor zichzelf en verwanten konden kopen, breidden de missen en gebeden voor gestorvenen zich onstuitbaar uit. Kapellen en altaren gewijd aan zielen die zuchtten in het vagevuur werden bij duizenden ingericht. In bijvoorbeeld Avignon werden er tientallen geteld. In Bretagne werd een ‘beurs voor gestorvenen’ uitgevonden ter ordening van de handel in aflaten. Elders werden heffingen ingevoerd ter bekostiging van missen ten gunste van overledenen. De bisschoppen van Nantes, Quimper en Rennes deden rond middernacht wekkers rondgaan om de gelovigen eraan te herinneren dat het bidden voor de zielenrust van de gestorvenen moest beginnen. Per testament werden missen voor na het overlijden besteld. De gelovigen wendden zich af van de traditionele liturgie. De mis placht

23


Frankrijk en de hugenoten binnenwerk:Opmaak 1

21-04-2009

18:46

Pagina 24

te worden gehoord: de priesters celebreerden, in het Latijn, onzichtbaar voor de kerkgangers achter de jubé, een galerij die tussen koor en schip van de kerk het mysterie afschermde van de ogen van de gelovigen. Die begrepen niet wat daar gebeurde en gaven in hun behoefte aan aanschouwelijke manifestaties van het gewijde de voorkeur aan processies, optochten van flagellanten en passiespelen. De gewone hiërarchische en liturgische kanalen die de gelovigen eeuwenlang tot God hadden gevoerd, raakten in onbruik. De gewoonte om te biechten en ter communie te gaan sleet. De clerus boette aan gezag in tegenover een opkomende bourgeoisie en een zelfbewustere ambachtsstand in een verstedelijkende samenleing. Op gebieden die tevoren aan de kerk voorbehouden waren geweest, zag men nu de invloed van leken groeien. Profane instellingen richtten ziekenhuizen op en begonnen aan caritas te doen – dat was altijd het domein van geestelijken geweest. De officiële theologie had bij dit alles weinig te bieden om de gelovigen te bemoedigen en gerust te stellen. De scholastiek was in de mode geraakt. Haar theologen gingen met rationele middelen de goddelijke openbaring te lijf om de inhoud van het geloof zo scherp mogelijk in beeld te brengen en af te bakenen. De beoefening van deze theologie was een introvert en loodzwaar spel van spitsvondigheden over onbenulligheden geworden. Kon God de gedaante van een ezel aannemen? Van een cirkel een vierkant maken? Een hoer veranderen in een maagd? Eruitzien als een komkommer in plaats van als een mens? Thema’s die buiten de kring der scholastici niemand interesseerden. De gelovigen moeten zich slecht door de clerus bediend hebben gevoeld. Prelaten en pastoors waren dan wel absent, hun welgedaanheid werd toch door ieder, van hoog tot laag, opgemerkt en gaf aanstoot. De afkeer van ‘de man die niet vechten mocht en kuis moest leven’ (Huizinga) was nooit verdwenen geweest; nu groeide temeer de haat tegen ‘de figuur van de onkuise monnik en de smullende, vette paap’. Werden in de kloosters de regels van vroomheid en tucht nog wel nageleefd? Het werd niet meer geloofd en dat was een kwaad teken voor de samenleving ‘want het welzijn van het koninkrijk hing meer af van de clerus dan van werken en zweten van de krijgsmacht’. Het diskrediet trof in de eerste plaats de pausen wier prestige door het grote Schisma geleden had, maar die nu bovendien ook nog kinderen maakten, zich gedroegen als commandanten in oorlog en zich wentelden in wereldse genoegens. Veel bisschoppen volgden dat voorbeeld; op lager niveau

24


Frankrijk en de hugenoten binnenwerk:Opmaak 1

21-04-2009

18:46

Pagina 25

dreven religieuzen handel in hun kerk of leefden van diefstal en heling. Hoe kon men deze lieden nog wijsheid en gezag toedichten? Ze hadden een heilige als Jeanne d’Arc levend doen verbranden. Deze martelares had trouwens achteraf gelijk gekregen. Veroordeeld tot ketterij, scheurmakerij, afgodendienst en aanroeping van de duivel, was ze enkele decennia later al gerehabiliteerd. Een eenvoudig meisje, de geringste leek die men zich kon voorstellen, had over de kerkelijke hiÍrarchie getriomfeerd! De hoogste leiding van de kerk was er zich zeer van bewust dat de dingen niet goed gingen; al sinds de veertiende eeuw werd over mogelijkheden van hervorming en vernieuwing nagedacht. Rome deed enkele pogingen maar die mislukten; het pausschap was nog te zeer verwikkeld in profane belangen; de pausen en kardinalen te gecompromitteerd door persoonlijk wangedrag. Leo X riep het concilie van Lateranen bijeen dat langdurig delibereerde (1512-1517) en ten slotte alleen de praktijk van de opstapeling van ambten veroordeelde. Maar aan die veroordeling werd geen gevolg gegeven. Welke prelaat trok immers geen persoonlijk voordeel uit een cumulatie van verdiensten? De gallicaanse kerk had zelfstandig schoon schip kunnen maken maar het episcopaat was het onderling oneens. De belangrijkste Franse kardinaal, de aartsbisschop d’Amboise zat zelf tot over zijn oren in het systeem: hij was tegelijkertijd aartsbisschop van Rouaan, abt van een rijk klooster en eerste minister van Lodewijk XII. Aan zijn broers had hij de bisdommen van Albi, Clermont en Poitiers toebedeeld. Zijn kasteel had hij in tien jaar tijd voor drie miljoen pond laten verbouwen. Hoe had deze prins der kerk leiding kunnen geven aan een onderneming die tot doel had, een eind te maken aan praktijken waarvan hijzelf profiteerde? Nu dus de kerkelijke instituties faalden, ging de seculiere overheid een poging doen de kudde van bange, verwarde schapen de veilige kooi binnen te leiden.

Het concordaat van Bologna Leefde bijna iedereen in de schaduw van de kerk in zijn dorp of stad, de (nog rudimentaire) staat was voor de massa der Fransen in geen velden of wegen te bekennen. De mensen waren sterk op hun woonplaats aangewezen, hun horizon beperkte zich tot een straal van enkele kilometers. Een ruiter kon

25


Frankrijk en de hugenoten binnenwerk:Opmaak 1

21-04-2009

18:46

Pagina 26

per dag veertig kilometer afleggen, een voetganger een kwart van die afstand. Binnen dat bereik spraken de bewoners hun eigen patois. Wie twee dagreizen maakte, kwam bij landgenoten terecht die men niet kon verstaan. Van dit milieu uit gezien, vertegenwoordigden de koning en zijn hof hof een verre, mythische wereld met een onbekende leefwijze en een vreemde taal. De belastingontvanger vormde de enige overheidsinstelling die de Fransen met elkaar verbond. Maar hij werd gehaat en was zijn leven niet zeker als hij bij zijn contribuanten langs kwam. De massa van Fransen had niets in te brengen. In de feodale opbouw van het koninkrijk, zaten zij opgesloten in de derde stand, de laagste, en vormden de basis van een piramidale organisatie waarin iedereen ondergeschikt was aan een hoger geplaatste en allen waren verenigd in een hiërarchie waarvan de top schuil ging in een wolk van prinsen en prelaten. De prelaten behoorden tot de eerste stand, die van de clerus, en de adel tot de tweede. Van deze stand maakten de aanzienlijken deel uit, chefs van grote clans die het grondgebied onderling hadden verdeeld. De koning kwam voort uit een dynastie die ooit uit hun midden was verkozen. Hij arbitreerde hun onderlinge geschillen en probeerde de vrede te handhaven. Ieders lot was door zijn afkomst bepaald. God zelf had de plek vastgesteld die men door geboorte in de hiërarchie had gekregen en die het ganse leven door dezelfde zou blijven. Alleen via een kerkelijke loopbaan konden mannen uit de derde stand in een hogere terechtkomen. De koning werd geacht de bestaande sociale hiërarchie te respecteren. De adel in het bijzonder rekende op hem als zijn beschermheer en stond van zijn kant paraat om hem van dienst te zijn bij het bestuur en de verdediging van het land. In de kring der edelen werden legercommandanten gerekruteerd. Zodra van buitenaf gevaar dreigde, draafden zij op, ieder met een eigen legertje, geworven uit hun ban en achterban. Hogere edelen deden ook dienst als gouverneurs van de provincies, waar zij werden bijgestaan door provinciale staten. Een enkele keer riep de koning vertegenwoordigers van de drie standen bijeen in Generale Staten, meestal om een of andere fiscale maatregel te kunnen doordrukken. De gewoonte was ontstaan om de staatskas aan te vullen door het verpachten of zelfs verkopen van betrekkingen bij de overheid en de rechterlijke macht. Deze ambten werden eigendom van de titularissen en later, door vererving, van hun families. Deze ‘privatisering’ beroofde de koning van het recht eigen kandi-

26


Frankrijk en de hugenoten binnenwerk:Opmaak 1

21-04-2009

18:46

Pagina 27

daten te selecteren en te benoemen; zijn macht liep hierdoor averij op. Een belangrijke ontwikkeling die de starheid van de bestuurlijke, sociale en economische structuren in zekere mate doorbrak was, sinds de dertiende eeuw, de opkomst van de steden. Kooplui en vaklieden organiseerden zich en vormden een elite die markthallen bouwde, wegen, bruggen en verdedigingswerken aanlegde en het bestuur van de urbane gemeenschap op zich nam. Ze eisten en kregen privileges en vrijheden, vastgelegd in charters, en verwierven een zekere autonomie die vorm kreeg in een grote variëteit van bestuursvormen. Uit onderlinge competitie binnen deze elite ontstond een nieuwe klasse van burgers met een groot zelfbewustzijn: internationaal opererende kooplieden en financiers, die onderhandelingspartner van de koning werden. In het zuiden volgden deze gemeenschappen het voorbeeld van de bloeiende Italiaanse steden: in hun voetspoor voorzagen zij zich veelal van consulaire bestuursorganen. In de hier te verhalen geschiedenis valt aan deze steden een gewichtige rol toe. De Franse koning was als opperarbiter de suprême rechter, bron van alle wet en recht. Onder zijn gezag werden de hoogste justitiële bevoegdheden uitgeoefend door ‘parlementen’, een aanduiding die niet moet worden verward met hetgeen er tegenwoordig onder wordt verstaan (namelijk een volksvertegenwoordiging met controlerende macht). De parlementen in Frankrijk waren gerechtshoven die tot taak hadden koninklijke edicten te verifiëren en registreren (wat nodig was om er wettelijke status aan te geven). Behalve het parlement van Parijs waren er zes in de provincie: Toulouse, Bordeaux, Dijon, Grenoble, Aix-en-Provence en Rouaan. (In de loop van deze historie zou hun aantal groeien tot tien.) Sinds de gallicaanse kerk zich enigszins aan de pauselijke macht had onttrokken, had de Franse koning zijn invloedssfeer over kerkelijk zaken aanzienlijk uitgebreid. Hij schiep of verdeelde ambten, arbitreerde bij conflicten over kerkelijke verkiezingen, verordineerde de publicatie van conciliebesluiten. Ook deze bevoegdheden werden meestal aan de zes gerechtshoven gedelegeerd: zij beslisten over de verdeling van sommige kerkelijke goederen, controleerden de stemmingen binnen de kapittels, konden de bisschoppen beboeten, relieken echten, ingrijpen in de redactie van brevieren. De ambtenaren van de parlementen konden niet worden getroffen door excommunicatie. De druk van vreemde mogendheden op Frankrijks grenzen noopte van het

27


Frankrijk en de hugenoten binnenwerk:Opmaak 1

21-04-2009

18:46

Pagina 28

Koning Frans I begin van de zestiende eeuw af tot centralisatie van het koninklijk gezag. Boden aan de zuidkant van het koninkrijk de PyreneeĂŤn een natuurlijke bescherming tegen de Spaanse Habsburgers, aan de noordkant lag de grens

28


Frankrijk en de hugenoten binnenwerk:Opmaak 1

21-04-2009

18:46

Pagina 29

naar de Nederlanden – eveneens Spaans gebied – open, net als de oostgrens naar de Oostenrijkse Habsburgers. Deze ‘omsingeling’ bleef eeuwenlang de belangrijkste preoccupatie van de Franse buitenlandse politiek. Haar hoofddoel was en bleef: het losser maken van die omknelling door verbreding van het eigen territorium, alsmede verzekering van de toegang tot belangrijke havens aan de Middellandse Zee (Napels vooral). Deze thema’s hadden zich al doen gelden onder de bescheiden Lodewijk XII maar werden dringender onder diens opvolger en neef Frans I met wiens aantreden in 1515 de dynastie van de Valois aan het bewind kwam. Het was rond die tijd dat met het oog op de veiligheid de behoefte werd gevoeld aan directere bevelslijnen en een belastingstelsel dat sneller geld kon oppompen. Deze ontwikkeling naar een meer centralistisch bestuur beantwoordde aan de ambities van de nieuwe vorst, Frans I, een flamboyante persoonlijkheid die poseerde als een echte prins der Renaissance. Hij lokte grote Italiaanse artiesten naar zijn hof – Leonardo da Vinci bracht zijn Joconda mee – bouwde schitterende paleizen (Chambord en Fontainebleau) en paste de organisatie van het koninkrijk in snel tempo aan. Een legertje koninklijke ambtenaren streek neer in de provinciale hoofdsteden om er de greep van het centrale gezag op administratie te versterken. Anderzijds werd ’s konings bewegingsvrijheid gehinderd zowel door toenemend gebrek aan geld, als door de manier waarop hij zijn tekorten probeerde aan te vullen, namelijk door het verpachten en verkopen van nieuwe overheidsfuncties. Toen de keizerskroon over het heilige Duitse roomse rijk vacant kwam, stelde Frans zich kandidaat bij de Duitse keurvorsten. Was hij verkozen, dan zou het machtsevenwicht op het continent definitief in het voordeel van Frankrijk zijn gekanteld. Frans besteedde aanzienlijke sommen om de keurvorsten gunstig te stemmen maar legde het af tegen de Spaanse Karel I die met enorme leningen van het Duitse bankiershuis Fugger zijn Franse mededinger kon overtroeven. De Spaanse monarch werd Karel V en een groot rivaal van Frans I met wie hij voortdurend gewapende conflicten zou uitvechten – tot uitputting van beider staatskassen toe. Een militaire overwinning aan het Italiaanse front leverde Frans intussen in het binnenland een grote machtsuitbreiding op. Tijdens zijn eerste veldtocht in Noord-Italië zegevierde hij bij de stad Marignan over de troepen van paus Leo X. De Franse koning verzilverde deze victorie door van de paus het concordaat van Bologna af te dwingen waarbij hij het benoemingsrecht van

29


Frankrijk en de hugenoten binnenwerk:Opmaak 1

21-04-2009

18:46

Pagina 30

de belangrijke kerkelijke ambten in de Franse kerk verwierf: een tiental aartsbisschoppen, meer dan tachtig bisschoppen, 527 abten en duizend priors. In één klap werd Frans I onbetwiste heerser over de gallicaanse kerk. Geschiedschrijvers hebben in dit concordaat een meesterzet van een machtsbelust potentaat gezien. Recentelijk heeft de dieper borende Denis Crouzet geopperd dat Frans waarschijnlijk toch vooral door oprechte wil tot hervorming van de traditionele kerk gemotiveerd is geweest. De koning werd omringd en in deze dingen zwaar beïnvloed door zijn innig vrome moeder, Louise de Savoye en vooral door zijn zuster, de even gelovige en mystieke dichteres Marguerite d’Angoulème die haar broer in feite als minister voor de eredienst bijstond. De koning, zijn moeder en zuster vormden een troïka die zeker in de eerste jaren van Frans’ bewind meende geroepen te zijn de kerk van de ondergang te redden. Frans zou zich hebben gezien als koningpriester, vicaris van Christus, belast met de missie zijn volk in menselijkheid en gerechtigheid te leiden naar het hiernamaals. De nieuw veroverde bevoegdheden dacht hij nodig te hebben om te bouwen aan een nieuwe, in verdienste en vroomheid excellerende kerkelijke organisatie Maar het leven zou sterker blijken dan de leer. Frans’ kerkelijke benoemingsrecht werd vooral een instrument van zeer wereldse machtsambities. Niet de herders die de kerk nodig had zouden het voortaan tot prelaat brengen, maar vrienden, bondgenoten en cliënten van de koning: diplomaten, administrateurs en zelfs krijgsheren. Zij zijn niet in staat gebleken de Franse traditionele kerk toe te rusten om de storm van de reformatie te doorstaan die zou opsteken. Een oceaan van menselijke ellende zou bovendien voortvloeien uit de verstrengeling van kerkelijke en wereldlijke macht die uit het concordaat van Bologna voortvloeide. Een verbintenis die niet minder funest zou blijken te zijn dan het verbond tussen pest en oorlog dat in vroeger tijden het Franse koninkrijk had uitgeput.

30


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.