Sta op en wandel

Page 1

Sta op en wandel


‘Indien er geen opstanding der doden is, dan is ook Christus niet opgewekt. En indien Christus niet is opgewekt, dan is immers onze prediking zonder inhoud, en zonder inhoud is ook uw geloof.’ (1 Kor. 15:13-14)


STA OP EN WANDEL Over de onmogelijkheid van het bijbels geloof

Wouter Klouwen

Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer


www.uitgeverijboekencentrum.nl

Bijbelcitaten zijn afkomstig uit de NBG-vertaling 1951, tenzij anders aangegeven. Ontwerp omslag: Marion Rosendahl Ontwerp binnenwerk: Grafische Vormgeving Kanters ISBN 978 90 239 2615 3 NUR 700, 707 Š 2011 Uitgeverij Boekencentrum Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieÍn, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.


Inhoudsopgave

Woord vooraf

7

1. Het kan niet

11

2. Onmogelijk geloof

27

Intermezzo Bijbels geloof en religie

42

3. Rond de geopende Schrift De gemeente

51

4. De praat van een doofstomme De preek

67

5. Staan in de spanning Het gebed

81

6. Omsingeling van de werkelijkheid Het lied

94

7. In de beslissing gesteld De doop

104

8. Zaaien in hope De begrafenis

122

9. In de wereld voor de wereld De tafel

138

5


10. Het Verbond De bruiloft

158

Epiloog

171

Dankwoord

178

Literatuur

179

6


Woord vooraf

Dit boek gaat over de bijbel en over de onmogelijkheid van wat daarin verteld wordt. De roep van Jezus tot de lamme mag daarvoor exemplarisch zijn: ‘Sta op, neem uw bed op, en wandel’ (o.a. Joh. 5:8). Dat is een onmogelijkheid. Woorden van dezelfde strekking worden door Jezus gesproken tot Lazarus, die nota bene al gestorven is en in het graf gelegd: ‘Lazarus, kom naar buiten!’ – en hij kwam naar buiten (Joh. 11:43-44). Ook dat is een onmogelijkheid. En zo staan er in de bijbel tal van zaken die niet kunnen. Dat de bijbel die zaken bevat, is eigenlijk altijd wel als een kleiner of groter probleem ervaren, en al helemaal toen door de historische tekstkritiek (van de 18e en 19e eeuw) duidelijk werd dat de bijbel niet uit de hemel is komen vallen, maar geschreven is door mensen, geworden in de tijd. Toen was het alleen nog maar een heel groot probleem: hoe de bijbel te lezen? Op tal van manieren heeft men geprobeerd het zo te wenden en te keren, zo te verklaren en te duiden dat men er toch mee uitkomt: de ‘onmogelijke’ zaken waarvan de bijbel spreekt, moeten op de een of andere manier toch verklaard worden. Dat kan men doen door de bijbel figuurlijk te lezen, of door het bijbelverhaal letterlijk als een verslag van historisch echt gebeurde zaken op te vatten, of door het verhaalde als een verkondiging, een boodschap te begrijpen, of als een religieus zelfverstaan van mensen. Zo wordt het feit dat het in de bijbel gaat over dingen die niet kunnen op de een of andere manier telkens weer gerelativeerd en verzacht. Maar, en dat is de vraag van dit boek, zou het ook zo kunnen zijn dat het in de bijbel werkelijk, consequent, ja principieel gaat over dingen die niet kunnen? Dat het dus, om zo te zeggen, in de bijbel niet gaat om voor ons toevallig onwelgevallige ongerijmdheden, die we op de een of andere manier moeten zien op te lossen, maar 7


dat de totale onmogelijkheid van het verhaalde het principiële uitgangspunt én de specifieke spits is van heel zijn verkondiging? Ik wil proberen duidelijk te maken dat het in de bijbel gaat om wat op geen enkele wijze kan, historisch noch godsdienstig of hoe ook, en dat dat niet een tekortkoming is van de bijbel, en dat het niet zijn ongeloofwaardigheid betekent, maar juist zijn ‘tegoed’, de onvervreemdbare, unieke en oorspronkelijke kern van zijn verkondiging. En vervolgens wil ik ook proberen duidelijk te maken dat dit onmogelijke desalniettemin werkelijkheid is, ook hier en nu, onder ons. In het eerste hoofdstuk begin ik heel direct met de bijbel. Daarna ga ik in het tweede hoofdstuk in op het uit de verkondiging van die onmogelijke bijbel voortkomende even onmogelijke geloof. Wat is dat voor een geloof? De verhandeling onderbreek ik vervolgens met een intermezzo dat een iets meer beschouwend karakter zal hebben. Het is een terzijde om dat bijbelse geloof nog iets nader uit te werken en het kritisch af te grenzen tegen wat we algemeen religie noemen. Na dit intermezzo volgen de hoofdstukken waarin ik inga op de vraag waar dat onmogelijke van de bijbel nu werkelijk is onder ons, waar in de tijd het onmogelijke van de bijbel gebeurt en gevonden kan worden. Nog een enkele opmerking vooraf. De Hebreeuwse Godsnaam geef ik weer met het tetragrammaton: Jhwh. Dit, omdat we niet met een traditionele ‘God’ te maken hebben, wat we al gauw zouden kunnen denken door aanduidingen als Here, noch met een vanzelfsprekende ‘God’, die we herkennen in het woord Heer, waarmee ook ík word aangesproken in het burgerlijk verkeer. We hebben echter te maken met de Onkenbare, de Vreemde, de bijzondere Naam, de God van Israël. Om redenen van dezelfde aard plaats ik het woord ‘God’ ook steeds tussen aanhalingstekens als ik daarmee deze bijzondere bedoel. De bijbelcitaten zijn in de regel genomen uit de nbg-vertaling van 1951. Soms citeer ik echter ook uit de Statenvertaling. Dat vermeld ik dan met de afkorting ‘sv’. En een heel enkele keer wijzig ik binnen de nbg-vertaling 1951 een enkel woord, waar dat inhoudelijk evident van belang is. Ook dat geef ik dan aan, namelijk met mijn initialen ‘wk’. De nbg-vertaling 1951, evenals de Statenvertaling overigens, geeft de Hebreeuwse Godsnaam 8


consequent met HERE (de Statenvertaling met HEERE) weer. In de citaten geef ik de Godsnaam dan, om de bovengenoemde reden, ook in deze gebruikte vertalingen met het tetragrammaton ‘Jhwh’ weer. Verwijzingen naar literatuur heb ik zo veel mogelijk beperkt. Het is me er niet om gegaan een academische verhandeling te schrijven, maar het genoemde punt zo helder en toegankelijk als mogelijk te ontvouwen. De paar keer dat ik citeer uit secundaire literatuur, verwijs ik daarnaar in de voetnoten. Meer literatuur vindt men in de literatuurlijst, die ik ook bewust beknopt gehouden heb. Men zal al gauw bemerken dat ik in de verhandeling nauw aansluit bij de theoloog K.H. Miskotte. Met name zijn Bijbels ABC uit 1941 en zijn studie Als de goden zwijgen. Over de zin van het Oude Testament (1956) worden relatief veelvuldig geciteerd. Wat daar door Miskotte op originele wijze naar voren is gebracht, wil ik opnieuw belichten, en wel vanuit de boven kort aangeduide inzet. Het gaat om wat niet kan. Daarom kent Israël en kent de gemeente verwachting: ‘De troost welt uit ons zelf niet op, zij kómt. De hulp wordt niet aangeworven, zij komt. De verzoening is niet een ontdekking aangaande een wáán van vervreemding, waarin wij leefden, zij moet worden aangebracht. De belofte is niet onze wens, zij moet worden gezónden.’1 Dit boek zou niet tot stand hebben kunnen komen zonder de kritische betrokkenheid van een heel aantal mensen die hebben meegelezen en meegedacht, die mij hebben gestimuleerd en bemoedigd. Hun namen staan in het Dankwoord achterin dit boek. Hier noem ik, in alle genegenheid, Nico T. Bakker, die mij vol liefde en met vurig enthousiasme en scherpte heeft ingeleid in het evangelie van de onmogelijke ‘God’. Van hem kwam eens de extatische verzuchting: ‘Het kan niet!’ Het was niet de verzuchting van een gedesillusioneerd mens, die er ineens achter gekomen was dat de zekerheden die hij altijd geloofd had niet bestaan, maar het was de uitroep van de oprecht verraste, van een mens die in zijn ouderdom zich als een kind er nog over verwonderen kan dat het in de bijbel niet gaat om wat binnen onze mogelijkheden ligt, binnen ons bereik, al dan niet godsdienstig, maar dat het in de bijbel gaat om een Woord van gene zijde, niet van een God, door 1

K.H. Miskotte, Bijbels ABC, Baarn 1966 (2e druk), 154.

9


een mens algemeen aan te nemen, maar van een voor ons wezenlijk vreemde, niet te kennen, niet te vermoeden, niet te geloven Ander, die in zijn vreemdheid, onkenbaarheid en ongelooflijkheid de mens nabij is gekomen, tot op het lijf, hem verwant en solidair, en die zo de mens het ongelooflijke doet geloven en het vreemde als het eigenlijke doet inzien. Nee, het kan niet, maar juist daarom! Wouter Klouwen Willemstad, 2011

10


1. Het kan niet

In de bijbel staan allemaal dingen die niet kunnen. Daardoor heeft de bijbel voor ons een groot geloofwaardigheidsprobleem. Want waarom zou je een boek serieus nemen waarin dingen staan die op bijna elk vlak evident onjuist, onmogelijk of absurd zijn? Of het nu gaat om het bekende scheppingsverhaal in zeven dagen of de geschiedenis in het paradijs, om het verhaal van Kaïn en Abel of de zondvloed ten tijde van Noach, om de reuzen op de aarde of de torenbouw van Babel – alleen al deze eerste verhalen uit de bijbel roepen duizend vragen op. En wat te denken van Abraham en Sara die op hoge leeftijd nog een zoon krijgen, de wonderbaarlijke uittocht van Israël uit Egypte, de muren van Jericho die vallen, Simson met zijn ongekende kracht, David de herdersjongen tegenover de reus Goliat, de wonderen van de profeten Elia en Elisa, of Daniël in de leeuwenkuil? En dan noemen we alleen nog maar een enkel bekend voorbeeld uit het zogenaamde Oude Testament. In wat het Nieuwe Testament heet, gaat het er niet minder wonderlijk en onwaarschijnlijk aan toe: de geboorte van Jezus uit de maagd Maria, zijn wonderdaden, de vele genezingen, zijn wandelen over de zee, met als klapstuk zijn opstanding uit de dood. Of dan de apostelen met vreemde bevrijdingen uit gevangenissen, opwekkingen van doden, en de curieuze prediking van een gekruisigde man die als Kurios, als Heer wordt beleden. Nee, in de bijbel is bijna geen geschiedenis te vinden die niet op de een of andere manier onwaarschijnlijk, ongelooflijk en onmogelijk is. Het kan niet! Dat maakt de bijbel natuurlijk tot een vreemd boek. Wat moet je met al die onwaarschijnlijkheden en onmogelijkheden? Dat is altijd al een vraag geweest. Je kunt natuurlijk zeggen dat het voor mensen allemaal weliswaar onbegrijpelijk is, maar dat de bijbelse geschiedenissen desalniettemin als historische waarheden 11


aangenomen moeten worden, of tenminste tot op zekere hoogte. Op de berg Ararat in Turkije wordt dan gezocht naar restanten van de ark van Noach, het splijten van de zee bij de uittocht uit Egypte wordt aan een bepaalde woestijnwind toegeschreven en het optreden van Jezus historisch aannemelijk geacht op grond van de vermelding van Jezus in het werk van de bekende Romeinse geschiedschrijver Flavius Josephus. Toch maken deze historische ‘verklaringen’ de bijbel niet per se geloofwaardiger. Niet alleen omdat de verklaringen zelf vaak ongeloofwaardig zijn, of in ieder geval gezocht en halfslachtig, maar vooral omdat de gebeurtenissen onverminderd vreemd blijven. Het kan niet! Zou je dan in de bijbel op zoek moeten gaan naar de moraal van het verhaal? De bijbel als een handreiking om goed te leven? De weg van Jezus spreekt tot onze verbeelding: zijn liefde en onbaatzuchtigheid zijn navolgenswaardig. Het geloof van geloofshelden als Abraham en Mozes dwingt bewondering af bij wie daar gevoelig voor is. Zou de bijbel ons misschien willen bewegen tot een deugdzaam, betrouwbaar en gelovig leven? De bijbel als boek van waarden en normen, bekend van de Tien Geboden, en als we ons daar nou maar aan houden... Maar wie de bijbel leest, stuit ook hier op het vreemde en onmogelijke van de bijbel. Hier wordt het onmogelijke geëist, niet alleen in de in onze ogen vaak bizarre voorschriften van de Tora, maar ook door de toch zo vriendelijke Jezus: ‘Ga heen, verkoop al wat gij hebt en geef het aan de armen’ (Marc. 10:21), zegt Hij. En: ‘Hebt uw vijanden lief’ (Luc. 6:35). Dat zijn onmogelijke opdrachten. Dat is niet van deze wereld. Dus ook hier: het kan niet! Misschien zou je de bijbelse verhalen dan moeten verstaan als een uiting van religieus beleven? Dan zou het gaan om religieuze verbeelding, om wat tegenwoordig spiritualiteit heet. De bijbel is dan de neerslag van de ervaringen van mensen (het volk Israël) met iets wat groter is dan zijzelf, wat hen vervult met kracht en vertrouwen, iets wat bij hen is en hen draagt. Maar ook met zo’n spirituele ‘verklaring’ van de bijbel kom je er niet uit. Zeker, het lijkt wel over religie en zo te gaan, maar dan blijft het wel vreemd dat het bijbelse verhaal de menselijke spiritualiteit en religiositeit tegelijk zo vaak problematiseert en doorkruist. Zo blijkt steeds weer dat wie het ‘heeft’ (zijn godsovertuiging of vrome 12


zelfverzekerdheid) het níet heeft, maar dat goddelozen (die het niet ‘hebben’) worden gerechtvaardigd. Het is steeds weer als in die gelijkenis die Jezus vertelt over een farizeeër en een tollenaar (Luc. 18:9-14). De farizeeër dankt God dat hij niet zo is ‘als de andere mensen: rovers, onrechtvaardigen echtbrekers, of ook als deze tollenaar’ (Luc. 18:11). De tollenaar daarentegen bidt tot God: ‘O God, wees mij, zondaar, genadig’ (Luc. 18:13). Van deze laatste zegt Jezus: ‘Ik zeg u: Deze keerde, in tegenstelling met de ander, gerechtvaardigd naar huis terug’ (Luc. 18:14). Dus nee, ook de spirituele ‘verklaring’ kan aan het vreemde van de bijbel geen plaats geven. Want gek is het dat juist mensen die niets ervaren, die er niets mee hebben, met God noch gebod, erbij geroepen worden, zoals elders in hetzelfde evangelie de tollenaar Levi, die bij zijn tolhuis vandaan geroepen wordt (Luc. 5:27). Dat is de voortdurende omkering die in de bijbel aan de orde is. Daarom: het kan niet! Dus hoezeer we de bijbel ook proberen te verklaren en te verstaan, hetzij historisch, hetzij vanuit de godsdienstige beleving van mensen of als boek met een moraal, de bijbel blijft onverminderd een vreemd boek. En al probeer je de bijbel toegankelijk te maken door hem te vertalen in omgangstaal, zodat in ieder geval de drempel van het vreemde taaleigen van de bijbel geslecht lijkt te zijn, hij blijft vreemd. Al ben je op de hoogte van de voorstellingswereld van het oude Oosten, al ben je bekend met de Griekse mythen en sagen, vertrouwd met de Egyptische en Babylonische scheppingsverhalen en weet je van de oude wetten en zeden van de Meden en de Perzen: wat in de bijbel verteld wordt, kan niet! Geen cursus spiritualiteit, geen boek De wonderen verklaard, geen bijbelvertaling, geen Alpha-cursus kan daar iets aan veranderen. Het lijkt wel tot het eigene van de bijbel te horen: niet te kunnen, onmogelijk te zijn, onwaarschijnlijk en ongelooflijk. Tegenlicht Heeft de bijbel zo zelf bewezen niet serieus genomen te kunnen worden? Heeft de bijbel zichzelf buiten de orde geplaatst? Zichzelf als een te negeren geluid gediskwalificeerd? Dat zou inderdaad onze conclusie moeten zijn, tenzij – en daar gaat het hier om – we juist in dit voor ons onmogelijke van de bijbel geconfronteerd worden 13


met waar het in de hele bijbel ten diepste om gaat, namelijk met dat wat voor mensen inderdaad onmogelijk is (steeds weer en over de hele linie), maar ons toch ten deel valt en overkomt. Voor ons is het vreemd en ontoegankelijk, van ons uit gezien stuiten we keer op keer, hoe we ook tegen de bijbel aankijken, tegen de grens: het kan niet! Steeds weer lopen we tegen de muur van de onmogelijkheid. Maar het zou kunnen dat wat voor ons vreemd en ontoegankelijk is, is als een tegenlicht, als een gebeuren van de andere zijde, een werkelijkheid die niet door mensen bedacht is, niet door mensen nagestreefd of door mensen in stand gehouden wordt, maar die ons als het ons volstrekt vreemde, ongedachte, in onze ogen keer op keer bizarre, tegemoet komt, ons verhaald wordt en ons in beweging zet. Het zou betekenen dat in de bijbel een nieuwe werkelijkheid aan het licht treedt, een andere stand van zaken, een nieuwe wereld, een koninkrijk dat niet van deze wereld is, maar, zoals de bijbel het zegt, het koninkrijk van ‘God’. In dat geval is de ongeloofwaardigheid van de bijbel niet het probleem van de bijbel, maar van ons. Het onmogelijke en ongelooflijke van het bijbelse bericht is dus niet toevallig. Aan het onmogelijke ervan valt niet te ontkomen. Het vormt het hart, de kern van zijn verkondiging. Ook al zou je proberen de bijbel af te doen als diepere symboliek en beeldtaal, onmogelijk blijft hij. Al zou je menen dat we in de bijbel met mythische restanten te maken hebben, waarachter een voor ons, moderne mensen, alleszins redelijke, mogelijke en begrijpelijke wereld zou schuilgaan, als je hoort wat de bijbel zegt, hoor je wat onmogelijk is: ‘wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en wat in geen mensenhart is opgekomen’ (1 Kor. 2:9). De bijbel wil vertellen wat voor ons per definitie onmogelijk is, wat ons per definitie vreemd is, wat ons per definitie verborgen en ontoegankelijk is. ‘De genade Gods is verschenen, heilbrengend voor alle mensen’ (Tit. 2:11), een andere stand van zaken, een nieuwe wereld (Karl Barth), de vreemde ‘God’. Nieuwe wereld Wat is dat voor een wereld? Wie is die vreemde ‘God’? Hoe kan het, dat wat niet kan, toch bij machte is beslag te leggen op het leven van mensen, effect te hebben, vertrouwen te wekken en werkelijk te zijn? Het kan, ook al kan het niet, omdat het tot ons komt als een 14


tot ons gesproken Woord, als een gebeuren. We hebben in de bijbel dus niet te maken met een statisch gegeven, alsof de bijbel eens uit de hemel is komen vallen om ons nu voor altijd te zeggen hoe het is en hoe het zit, wat dan ook maar blind aangenomen en geslikt moet worden. De bijbel is echter ook niet het product van menselijke idealen en verlangens. Hoe ‘menselijk’ de bijbel ook is, hij vertelt van iets wat menselijkerwijs niet kan: een nieuwe wereld. Een nieuwe wereld dus, maar de bijbel vertelt ons niet van een nieuwe wereld die verborgen zou liggen achter onze werkelijkheid, als de diepere zin en betekenis van alles wat is, of van een nieuwe wereld die als een hemelse werkelijkheid boven ons zou liggen te wachten, totdat wij daar eens deel aan zullen krijgen in de toekomst. Nee, het gaat in de bijbel om een gebeuren, een verhaal, een nieuwe wereld die doorbreekt, zich present stelt, werkelijkheid is, waar de mens metterdaad wordt aangesproken en toegesproken. Het ongelooflijke gebeurt: dat de mens in ‘die nieuwe eeuw’ stáát, in een nieuwe samenhang, in een ander licht. Dat is het bijzondere, dat de aangesproken mens hier méns wordt, doordat hij hoort van een Bondgenoot, een Heer, een nabijheid, waardoor alles in een nieuw licht staat. Daarmee komt dus niet alleen de mens aan het licht, maar hier treedt ook en wel allereerst de vreemde ‘God’ aan het licht. Wie of wat is ‘God’? Nu, de ‘God’ van de bijbel is geen algemeen aan te nemen hogere macht of een God waar mensen redelijkerwijs en vanuit zichzelf rekening mee zouden kunnen houden, maar de ‘God’ van de bijbel is de voor mensen altijd onmogelijke God! Deze ‘God’ kan niet! Maar daarin schuilt nu juist zijn geheim. Want als deze voor mensen onmogelijke God maakt Hij zichzelf bekend, en wel als ‘Bevrijder’ die de mens aan het licht brengt, op de benen zet, aanspreekt en vrijmaakt. Zó is deze God ook werkelijk ‘God’: onmogelijk voor mensen. Juist door zijn onmogelijkheid te erkennen, erkent men paradoxaal genoeg zijn bijzondere ‘God’-zijn. Menselijkerwijs kan Hij niet bestaan. Hij woont, bijbels gesproken, in de hemel, het verborgene. Er is voor de mens geen weg naar Hem toe. Geen mens kan Hem aanwijzen, postuleren, vermoeden. Maar door zijn Woord, in dit verhaal, maakt Hij zichzelf bekend, laat Hij zien wie Hij is: een ‘God’ die bevrijdt. De ‘God’ van de bijbel is dus niet een theologische 15


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.