Heilig Nijkerk
Heilig Nijkerk RELIGIEGESCHIEDENIS VAN EEN LANDSTAD
Fred van Lieburg
Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer Stichting Kerken in de Schijnwerper, Nijkerk 2013
Inhoud
Deze uitgave verschijnt onder auspiciën van de Stichting Kerken in de Schijnwerper www.sksnijkerk.nl www.uitgeverijboekencentrum.nl Auteur: Fred van Lieburg Vormgeving omslag en binnenwerk: Gedesign, Gerda Spee Eindredactie: Niek Sterk en Marie Verheij ISBN 978 90 239 2720 4 NUR 704 © 2013 Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Bij de productie van dit boek is gebruikgemaakt van papier dat het keurmerk Forest Stewardship Council (FSC) draagt. Bij dit papier is het zeker dat de productie niet tot bosvernietiging heeft geleid. Ook is het papier 100% chloor- en zwavelvrij gebleekt. De Stichting Kerken in de Schijnwerper bedankt de volgende sponsors: Accountantskantoor Van Middelkoop te Nijkerk, Boekhandel Roodbeen te Nijkerk, BONI supermarkten te Nijkerk, Bouwbedrijf Alfrink te Nijkerk, Bouw en Ontwikkeling Evert de Lange te Hoevelaken, Catharinaparochie te Nijkerk, Covebo te Nijkerk, Diaconie Gereformeerde
Proloog
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Intermezzo: Bezonnen terugblik
11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19.
Epiloog
157
Voorgangers Heilige plaatsen Noten Bibliografie
164 171 175 186
Parochiale ordening Opbloeiende vroomheid Betoverde buren Omstreden reformatie Onstuitbare reformatie Calvinistische confessionalisering Katholieke consolidatie Andersdenkende arbeidsmigranten Schadelijke nieuwigheden Beroerde beweging
Sluimerende verlichting Veluwse dweepzucht Afgewende afscheiding Overgereformeerde onrust Sociale evangelisatie Roomse emancipatie Neogereformeerde revolutie Georganiseerde orthodoxie Ontzuilde burgerlijkheid
7 15 23 29 35 43 49 55 63 69 75 83 89 95 103 109 115 125 133 141 149
Kerk van Nijkerk, Groothandel Dasselaar te Nijkerk, Hervormde gemeente De Fontein te Nijkerk, Hervormde gemeente te Hoevelaken, Hervormde gemeente te Nijkerk, Landgoed Balkenschoten te Nijkerk, Ontwerpbureau Gedesign te Nijkerk, PJ Milieu BV te Nijkerk, Protestantse gemeente De Eshof te Hoevelaken, Protestantse Kerk in Nederland te Utrecht, Rukra Elevator te Nijkerk, Schreuder Adviseurs te Putten, Stichting Nijkerk 600 jaar te Nijkerk, Taal- en Tekstbureau Majora te Nijkerk, Vallerie Bakkerij BV te Putten, Van den Tweel Groep te Nijkerk, Verhoog Muziek te Nijkerk.
Proloog
Titelblad van het in 1751 in Boston verschenen pamflet over de opwekkingen in Nijkerk en Aalten (foto Google Books).
Opeens kwam Nijkerk in het wereldnieuws. Begin 1751 viel de naam van het Gelderse stadje in een pamflet, gedrukt bij Samuel Kneeland in Boston. Good news from the Netherlands, luidde de titel, en er volgden zestien bladzijden over the revival of religion in Gelderland. Boston was een van de belangrijkste centra van het toenmalige Nieuw-Engeland, een poort van de Nieuwe Wereld. De uitgever had een omvangrijk fonds en onderhield contacten met politieke en religieuze leiders in de Britse kolonie. Op hun beurt wisselden vooraanstaande gelovigen berichten uit over de toestand van het christendom in de Oude Wereld, Europa. Groot was de blijdschap toen vernomen werd van een opwekking in Nederland, in het bijzonder in Gelderland en wel heel specifiek in ‘Nieuwkerk’. Boekhandelaar Kneeland in de Queenstreet in Boston North East zag er brood in.1 ‘Nieuwkerk’ – wie had daar vóór 1751 buiten Europa ooit van gehoord? Geheel onbekend was Nijkerk nu ook weer niet, juist niet in Noord-Amerika. Behalve Britse kolonisten waren er al in de zeventiende eeuw ook Nederlanders neergestreken in de kuststreken van het grote continent. We mogen zelfs zeggen dat een heel circuit van Nijkerkers via de WestIndische Compagnie meewerkte aan de bloei van Nieuw-Nederland of de huidige staat New York. De Amsterdamse koopman Kiliaen van Rensselaer stichtte in 1632 een kolonie bij het tegenwoordige Albany. Zelf stak hij de oceaan nooit over, maar zijn zonen wel, evenals zijn oomzegger Wouter van Twiller en achterneef Arent van Curler, beiden afkomstig van Nijkerk. Van Twiller was zelfs directeur-generaal van Nieuw-Nederland, benoemde Nijkerker Brant Peelen tot preeklezer en bemiddelde in de komst van (joodse) tabakstelers naar het Lange Eiland (Long Island). Van Curler stichtte de latere stad Schenectady. Zou de naam van Nijkerk onder de nakomelingen van al deze pioniers niet bekend zijn gebleven als bakermat van vooraanstaande families?2
7
8
Hoewel Nieuw-Nederland in 1662 overging in Engelse handen, bleven de ‘Nederduits-gereformeerde gemeenten’ in de kolonie nog lang verbonden met het moederland. Via de classis Amsterdam (een van de kerkelijke organen die de relatie met de koloniale kerken onderhielden) werden predikanten uitgezonden naar Noord-Amerika. Tot hen behoorde in 1719 Theodorus Jacobus Frelinghuysen, die ruim twintig jaar op Long Island zou werken. Met zijn emotionele preekstijl ontketende hij onder de Nederlandstalige gereformeerden een opwekking, waarvan de Engelse tegenhanger bekend werd als de (First) Great Awakening. Grote namen als Jonathan Edwards, John Wesley en George Whitefield zijn verbonden aan deze invloedrijke beweging, hoewel Whitefield zelf Frelinghuysen eerde als ‘the beginner of the great work’.3 De geestelijke opleving in de Amerikaanse koloniën raakte ook in Europa bekend. Een door Edwards gepubliceerd verslag over de opwekking in zijn eigen gemeente werd vertaald in het Duits en het Nederlands. In 1740 verscheen in Amsterdam een uitgave van het Geloofwaardig historisch bericht van het heerlyke werk Godts, geopenbaart in de bekeeringe van veele honderden van zielen te Northampton, en op andere plaatzen in NieuwEngelandt. De vertaler was Hugh Kennedy, predikant van de Schotse gemeente in Rotterdam. Hij volgde de gebeurtenissen in de Angelsaksische wereld op de voet. In 1742 vernam hij van een grote opwekking in zijn eigen vaderland. In het stadje Cambuslang werd een intensieve gebedscampagne gevolgd door collectieve bekeringsverschijnselen. Kennedy vertaalde de verslagen hiervan in het Nederlands.4 Enkele jaren later raakte ook Nederland betrokken in deze internationale beweging. Schotland was een belangrijk doorgeefluik van informatie. Er waren ook rechtstreekse transatlantische contacten. Zo studeerde in de jaren 1747-1750 een zoon van Frelinghuysen in Utrecht om in de voetsporen van zijn intussen overleden vader te treden. Hij deelde het nieuws over de Nijkerkse beweging met zijn vriend James Davenport, reizend prediker in Nieuw-Engeland. Die stond in nauw contact met Edwards en die op zijn beurt met boekverkoper Kneeland in Boston. Edwards zelf schreef echter in juni 1751 aan een vriend in Edinburgh dat hij gedrukte verslagen van de Gelderse opwekking had ontvangen van de predikant John Maclaurin in Glasgow. Diens schoonzoon, John Gillies, zou ze hebben laten drukken. In elk geval was de Bostonse uitgave gebaseerd op brieven die twee predikanten in ‘Holland’ op 2 oktober 1750 en 15 januari 1751 aan een ‘Dear Brother’ in Schotland geschreven hadden.5
De internationale berichtgeving over de gebeurtenissen in Nijkerk hield niet op. De Londense boekhandelaar John Lewis publiceerde in 1752 A Short Account of the Rise and Continuing Progress of a Remarkable Work of Grace in the United Netherlands, aangeleverd door de eerdergenoemde Kennedy. Intussen werkte Gillies aan een groot overzichtswerk van de vele opwekkingsberichten uit de recente geschiedenis van het christendom. Niemand anders dan Gerardus Kuypers, de Nijkerkse predikant die als wegbereider van het Nederlandse ontwaken werd gezien, kreeg lucht van dit voornemen. Op 10 juli 1754 schreef hij aan Gillies een lange brief waarin hij terugblikte op wat zich vanaf 1749 in zijn Gelderse gemeente en elders had afgespeeld. De brief kwam net te laat om nog te worden opgenomen in de Historical collections relating to remarkable periods of the success of the Gospel, waarvan de twee delen in 1754 in Glasgow van de persen rolden. In 1761 verscheen de tekst alsnog in een aanvullend deel.6 Nijkerk kwam dus in het ‘wereldnieuws’. Het was wel een bijzonder soort wereldnieuws – een Christian History, om de titel van een tijdschrift te noemen dat in 1743 in Boston door sympathisanten van de Great Awakening werd gelanceerd. In een tijd van ontluikend scepticisme, rationalisme en atheïsme – zeg maar de Enlightenment of Verlichting – probeerden zij zichtbaar te maken hoe Gods werk in de wereld voortgang vond en het Koninkrijk van Christus uiteindelijk de overwinning zou behalen. Om zulke gelovige of theologische geschiedbeschouwingen kan het ons niet begonnen zijn als we ons willen verdiepen in de religieuze geschiedenis van Nijkerk. Zeker is wel dat deze kleine stad door de godsdienstige actualiteit van de achttiende eeuw een plaats in de ‘grote geschiedenis’ heeft gekregen. Dat geldt op nationaal niveau natuurlijk veel sterker dan op internationaal niveau. De reputatie van Nijkerk als plaats van roemruchte religieuze gebeurtenissen werd al vroeg gevestigd. De toon werd gezet door de gezaghebbende Amsterdamse geschiedschrijver Jan Wagenaar of de bewerker van diens serie tot een Beknopte Historie van ’t Vaderland, van de vroegste tijden af tot aan het jaar 1767. Nadat hij was ingegaan op de politieke woelingen van 1747, toen een volksopstand een einde maakte aan het tweede stadhouderloze tijdperk en prins Willem IV verheven werd tot de aanvoerder van de Verenigde Nederlanden, vervolgde hij zijn verhaal over de uitbarsting van onvrede op religieus gebied.
9
Maar terwijl de beroeringen in ’t wereldlyke begonden op te houden, wierd’er eene in ’t kerkelyke verwekt te Nieuwkerk op de Veluwe, onder het preeken van Gerardus Kuypers, toen predikant aldaar, nu professor te Groningen; welke, als een loopend vuur, ook ander dorpen van de Veluwe, het Sticht en Gooiland aandeed, en welke bestond in een openbaar handgewring, getier, geklop, geschreeuw, en benaauwd zugten en kermen, zo men zeide, over zyne zonden; vallende veelen in zwym, terwyl anderen stuiptrekkingen kreegen, of openlijk begonden te zingen. Al ’t welk sommigen aanzagen voor werkingen van Gods Geest, waar van Kuypers, in ’t eerst, zelfs niet vreemd scheen. Anderen schreeven het aan de preekwijze van den leeraar, en sommigen zelfs aan een boozen geest toe. Dat’er gemaaktheid en bedrog onder liep, ontdekte men dra in Zuidholland, daar deeze beroerte zich, te Dordrecht en in den omstrek dier stad, door eene waarschouwing van de wethouderschap liet te keer gaan: zo dat niemant sedert aldaar ondernam, eenige ongewoone beweeging in de kerken te veroorzaaken. In andere steden belette de bloote tegenwoordigheid van den schout de gevreesde en voorspelde beweegingen. Dus zyn deeze opschuddingen, toen ze verbooden, en veragt wierden, ten eenemaal opgehouden.7
Opmerkelijk veel Nijkerkers – in totaal 51 – tekenden in 1819 in op een in meerdere delen te verschijnen Geschiedenis van de Nederlandsche Hervormde Kerk van de hand van de vooraanstaande theologen Annaeus Ypeij en Isaac Johannes Dermout. Stadsbestuurders en ambtenaren, predikanten en onderwijzers, tabaksplanters en kooplieden, broodbakkers en andere winkeliers en zelfs een ‘logementshoudster’ hadden kennelijk interesse in dit kerkhistorisch overzicht. Waren ze nieuwsgierig naar de weergave van ‘het Nieuwkerkse werk’? In dat geval moesten ze wachten tot de verschijning van het vierde deel in 1827. Dat deel behandelde het tijdperk vanaf 1748 en begon al gauw over ‘eene vrij algemeene godsdienstberoering’ die de kop opstak ‘onder de klasse van weinig geoefende nederlandsche hervormden’ en derhalve ‘bij verstandigen de schromelijkste uitzigten baarde’. Deze formuleringen verraden de tegenzin waarmee Ypeij en Dermout zich verplicht voelden de lezer ‘een naauwkeurig historisch verslag’ te geven van deze episode.
10
Hoezeer dit vreemde werk eener zoo algemeene beroering in de hervormde gemeente van Nijkerk, zoodra hetzelve ontstaan was, de verbazing wekte van alle nederlanders, laat zich gemakkelijk begrijpen. Allerwegen liepen de gesprekken over hetzelve. En het oordeel er over moest natuurlijk zeer verschillend zijn. Van roomschgezinde nederlanders spreken wij hier niet. Deze
hielden alles voor eene plaag des duivels. De Nijkerkers waren in hun oog bezeten door booze geesten. Maar wij bedoelen protestantsche nederlanders. De verstandigsten onder deze wilden liefst hun oordeel opschorten, en gaven de zaak over aan het hooge bestuur eener wijze Voorzienigheid, wier gangen nog onnaspeurlijk waren, doch met den tijd wel zigtbaar zouden worden. De overige beoordeelaars lieten zich afleiden tot onderscheidene uitersten.8
We blijven nog even bij Ypeij en Dermout. Verderop in hun laatste deel, toen ze bij hun eigen tijd waren beland, schetsten ze een nieuwe beweging op de Veluwe, die ‘van eenen gansch anderen aard’ was dan die van een halve eeuw eerder. ‘Aldaar openbaarde zich in zeer vele gemeenten, als die van Barneveld, Eede, Lunteren, Voorthuizen, Scherpenzeel, Woudenberg en andere, onder ouden en jongen, een buitengewoon belang stellen in de verkondiging van het evangelie.’9 Nijkerk wordt in dit rijtje niet genoemd, ten onrechte, want de tweede auteur, Dermout, had dat in 1821 in een gesprek met een ambtenaar van het toenmalige ministerie van Eredienst nog wel gedaan.10 En hij kon het weten, want hij was van 1800 tot 1803 predikant geweest in het naburige Amersfoort. Opvallend is dat de hoge hervormde heren zo positief oordeelden over deze ‘opwekking’ in de Bataafs-Franse tijd, zeker in vergelijking met hun negatieve kijk op de ‘beroering’ in de voorafgaande periode. Even opvallend is dat Ypeij en Dermout in 1827 met geen woord repten over nog recentere gebeurtenissen in hervormd Nijkerk. Ook daarvan was Dermout, nu als hofprediker in Den Haag en secretaris van de algemene synode, goed op de hoogte. In 1821 was er opnieuw sprake van een opzienbarende respons op de prediking in het Veluwse stadje, al heeft die niet de openbare en landelijke aandacht getrokken zoals de beweging van 1749. Pas in 1968 wijdde de kerkhistoricus Jan van den Berg er een grondig artikel aan.11 Sindsdien staat dit gebeuren te boek als de ‘tweede opwekking’ in de kerkgeschiedenis van Nijkerk. Die opleving had dus ook de ‘derde opwekking’ kunnen heten, maar het belangrijkste is dat we ons realiseren hoe verschillend we de dingen uit het verleden kunnen taxeren en etiketteren. We behoeven hier geen opsomming te geven van de vele literatuur die inmiddels over de ‘Nijkerkse beroeringen’ verschenen is. In de epiloog van dit boek komen we terug op de nogal uiteenlopende verklaringen die theologen, antropologen en andere soorten van wetenschappers voor de ongewone verschijnselen van bezetenheid – al dan niet door
11
boze geesten – naar voren hebben gebracht. We hebben het dan nog niet eens over een – andere? – soort van Nijkerkse beroering, precies twee eeuwen eerder dan ‘de’ bekende. Dat was een uitbarsting van ‘toverij’ waarin geloof en lichamelijkheid ook al een flinke rol speelden. Historicus Hans de Waardt publiceerde er in 1986 artikel over, dat ook in het Engels is verschenen en verwerkt is in een standaardwerk over hekserij van de Engelse historicus Robin Briggs. Internationale toverijdeskundigen hebben tegenwoordig van het Gelderse Nijkerk gehoord en denken dan niet aan Gerardus Kuypers uit 1749, maar aan ene Jochum Bosch uit 1549.12
12
Dit boek gaat over de gehele Nijkerkse religiegeschiedenis. Tussen haakjes: hieronder vallen ook de buurschappen rond de stadskern; alleen Hoevelaken is een verhaal apart, al hoort het sinds 2000 bij de burgerlijke gemeente.13 We spreken over ‘religiegeschiedenis’, niet over ‘kerkgeschiedenis’, omdat ook niet-christelijke groepen aandacht vragen. In Nijkerk gaat het dan vooral om de joodse gemeenschap, die ruim drie eeuwen deel uitmaakte van de lokale bevolking. De islam is pas enkele decennia vertegenwoordigd. Van onkerkelijkheid is minder sprake dan in de rest van Nederland. Mensen die geen lid van een geloofsgemeenschap zijn of zich met een religie verwant weten, kennen overigens even goed vormen van levensbeschouwing, zingeving of spiritualiteit. Religiegeschiedenis wil het geloofsleven van (kerk)mensen niet alleen ‘van bovenaf’ maar ook ‘van onderop’ benaderen. Gemakkelijk is dat niet, omdat de bronnen waarover we voor de bestudering van het verleden beschikken, grotendeels van officiële instellingen afkomstig zijn. Dat is voor Nijkerk niet anders: we zijn aangewezen op overheidsstukken, kerkenraadsnotulen, geschriften van leiders, bestuurders of geleerden. Er is redelijk veel bewaard gebleven – al blijft het jammer dat het notulenboek van de gereformeerde kerkenraad over de periode 1715-1785 spoorloos is. Bij de voorbereiding van dit boek kon er geen sprake zijn van een uitgebreid bronnenonderzoek. Ik heb mij hoofdzakelijk gebaseerd op literatuur, inclusief bronnenpublicaties, onuitgegeven scripties en plaatselijke gedenkboeken. Een bekende voorloper in het onderzoek naar het Nijkerkse religieuze verleden was de hervormde hoofdonderwijzer Grades Beernink, van 1884 tot zijn dood in 1924 verbonden aan de openbare school in de Gasthuisstraat. Hij was actief in de historische vereniging ‘Gelre’ en schreef in haar Bijdragen en mededeelingen artikelen over de reformatie, het onderwijs en
de sociale zorg in Nijkerk.14 In zijn enthousiasme ging hij soms te ver, al heeft honderd jaar lang niemand dat opgemerkt. In 1912 hielp Beernink twee legenden de wereld in, de ene over de eerste kerkbouw na een veenbrand in 1222 en de andere over een martelaarsplaats (Het Spaanse Leger) van een dominee uit 1587. Kort na de vermeldingen van beide misverstanden in de Nijkerkse geschiedeniscanon uit 2011 en de Nijkerkse prentenatlas in 2013 kan een en ander worden opgehelderd.15 Nu gaat het in dit boek niet om het afbreken van heilige huisjes, integendeel. De opdracht voor deze religiegeschiedenis ging uit van de Stichting Kerken in de Schijnwerper, die in het kader van de viering van ‘Nijkerk 600 jaar stadsrechten’ speciaal aandacht wilde vragen voor de betekenis van het gemeenschappelijk – christelijk – geloof gedurende die vele eeuwen tot op de dag van morgen. Als motto spreekt de stichting over ‘verbinden’, in het Latijn: religare, waarvan het woord religie is afgeleid. Geloof verbindt, zij het niet altijd zonder strijd tussen broeders en zusters van hetzelfde huis. Nijkerkse hervormden of gereformeerden – betekenen deze woorden niet precies hetzelfde? – kunnen daarover meepraten. In die zin lijkt de titel Heilig Nijkerk nergens naar. Niets onheiligs is Nijkerkers vreemd en daarin onderscheiden zij zich niet van mensen buiten Nijkerk. Waar het om gaat, zijn de bijzondere lotgevallen van een landstedelijke bevolkingsgroep in de gang van religie, christendom en kerken in de geschiedenis van de mensheid. Iedere plaats kan op een bepaalde manier het middelpunt van de wereldgeschiedenis zijn, zoals Nijkerk rond 1750 even ‘christelijk wereldnieuws’ was. Maar ook voor en na die episode hebben de bewoners van dit stukje van de Gelderse Vallei of de NoordwestVeluwe vorm en uitdrukking gegeven aan hun relatie met God. Meer dan 600 jaar lang, gedurende vele generaties, ieder in zijn of haar eigen leven. We kunnen proberen de ontwikkelingen in beknopt bestek te beschrijven en misschien een beetje verklaren. Die focus maakt Nijkerk een boek lang ‘heilig’ en kan bijdragen tot de vorming en verdieping van een ‘sacraal’ historisch besef, wezenlijk voor het leven in verbondenheid met voorouders, naasten en nazaten, onder een open hemel.
13
1. Parochiale ordening
Kaart van de polder Arkemheen in 1609. Uitsnede van de vest Nijkerk en omgeving, met linksonder de Onze-Lieve-Vrouwenboom en rechtsboven het Lazarushuis. We zien tevens (op de kaart rechts van de molen) ‘Wolter Gerritsen Collerts huijs’, waar in de zeventiende eeuw geheime samenkomsten van katholieken plaatsvonden. Omdat het dicht bij het Lazarushuis lag, heette het Huize Bethanië; momenteel is in het gerestaureerde complex aan het Vetkamp 23 een hospice gevestigd (foto Gelders Archief, 0124-K17).
In het grijze verleden was er in het gebied van Nijkerk nog niets te bekennen van een kerk of stad. Het was een gevarieerd landschap van klei, veen en zand, drassig en moerassig, dus moeilijk bewoonbaar. Blijkens gevonden voorwerpen op een plek in het noorden, zes kilometer van het huidige stadscentrum vandaan, nu in zuidelijk Flevoland, leefden hier reeds rond 2700 vóór Christus mensen van jacht en visserij. Wateroverlast moet hen naar veiliger en vaster gronden hebben gedreven, bijvoorbeeld de Utrechtse Heuvelrug en de Hoge Veluwe, om de gangbare benamingen te gebruiken. De Gelderse Vallei kwam pas zo’n acht eeuwen na Christus’ geboorte weer in beeld van kolonisten die hier land vonden om te ontginnen en te bebouwen.16 Die vroege Veluwenaren waren christenen, op z’n minst in die zin dat ze leefden onder het wereldlijke regime van een christelijk vorst en het geestelijke gezag van de bisschop van Rome. Sinds Karel de Grote de lage landen onder zijn bewind had gebracht, vielen zij tevens onder het aartsbisdom van Keulen, verdeeld over de bisdommen Luik, Utrecht en Münster. De Veluwe hoorde bij het bisdom Utrecht. Het dagelijks bestuur was in handen van een van de aartsdiakenen, tevens een van de vijf Utrechtse kapittelhoofden. In dit geval betrof dat de proost van Sint-Pieter, zetelend nabij de Domkerk. De bisschop moest toestemming geven voor de stichting van plaatselijke kerken, hoewel dat recht in principe in handen was en bleef van de grondbezitters. Alleen zij konden garanderen dat op kosten van de beroepsbevolking een kerkgebouw onderhouden werd en een priester van een inkomen verzekerd was. Langzaam maar zeker ontwikkelde zich een netwerk van parochies. Een nieuwe kerk ontstond vaak als filiaal of dochterkerk van een naburige moederparochie. Los daarvan bestonden hier en daar kloosters, gesticht
15