Hemels hoevelaken

Page 1

Hemels Hoevelaken


Hemels Hoevelaken RELIGIEGESCHIEDENIS VAN EEN VALLEIDORP

John Exalto

Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer Stichting Kerken in de Schijnwerper, Nijkerk 2013


Inhoud

Deze uitgave verschijnt onder auspiciën van de Stichting Kerken in de Schijnwerper www.sksnijkerk.nl www.uitgeverijboekencentrum.nl Auteur: John Exalto Vormgeving omslag en binnenwerk: Gedesign, Gerda Spee Eindredactie: Niek Sterk en Marie Verheij ISBN 978 90 239 2710 5 NUR 704 © 2013 Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Proloog

1. 2. 3. 4. 5. 6.

Epiloog

79

Voorgangers Heilige plaatsen Noten Bibliografie

82 85 87 93

Nieuwe godsdienst Opgelegde reformatie Vitaal katholicisme Toenemende rechtzinnigheid Manifest volksgeloof Religieus meerstromenland

7 11 19 27 35 51 67

Bij de productie van dit boek is gebruikgemaakt van papier dat het keurmerk Forest Stewardship Council (FSC) draagt. Bij dit papier is het zeker dat de productie niet tot bosvernietiging heeft geleid. Ook is het papier 100% chloor- en zwavelvrij gebleekt. De Stichting Kerken in de Schijnwerper bedankt de volgende sponsors: Accountantskantoor Van Middelkoop te Nijkerk, Boekhandel Roodbeen te Nijkerk, BONI supermarkten te Nijkerk, Bouwbedrijf Alfrink te Nijkerk, Bouw en Ontwikkeling Evert de Lange te Hoevelaken, Catharinaparochie te Nijkerk, Covebo te Nijkerk, Diaconie Gereformeerde Kerk van Nijkerk, Groothandel Dasselaar te Nijkerk, Hervormde gemeente De Fontein te Nijkerk, Hervormde gemeente te Hoevelaken, Hervormde gemeente te Nijkerk, Landgoed Balkenschoten te Nijkerk, Ontwerpbureau Gedesign te Nijkerk, PJ Milieu BV te Nijkerk, Protestantse gemeente De Eshof te Hoevelaken, Protestantse Kerk in Nederland te Utrecht, Rukra Elevator te Nijkerk, Schreuder Adviseurs te Putten, Stichting Nijkerk 600 jaar te Nijkerk, Taal- en Tekstbureau Majora te Nijkerk, Vallerie Bakkerij BV te Putten, Van den Tweel Groep te Nijkerk, Verhoog Muziek te Nijkerk.


Proloog

Ansichtkaart met de dorpskerk van Hoevelaken uit de jaren dertig van de twintigste eeuw (collectie Historisch Hoeflake).

Heeft Hoevelaken een geschiedenis? Ja, een heel oude geschiedenis, die op z’n laatst in het jaar 1132 begint met een ontginningsakte van de bisschop van Utrecht. De vraag laat zich ook anders stellen, en dan is het antwoord minder eenduidig. Is Hoevelaken een toevallige coördinaat op de Nederlandse kaart waar zich anno 2013 ongeveer tienduizend individuele levens afspelen? Of heeft Hoevelaken een gedeelde geschiedenis, een identiteit, een traditie, een collectief geheugen, een herinneringscultuur?1 Hoevelaken heeft geen sterk ontwikkeld historisch bewustzijn. Dat er bij het 850-jarig bestaan van het dorp in 1982 een geschiedenis verscheen onder de titel Hoevelaken 1132-1982 was vooral te danken aan de inzet van auteur mr. Aart Veldhuizen. Zijn verdienstelijke werk draagt duidelijk de sporen van zijn aanvankelijke interesse in het historisch boerderijonderzoek. Hij heeft zijn onderzoek in deze richting voortgezet en in 2009 de kadastrale atlas van Hoevelaken gepubliceerd.2 In 1993 verscheen een tweede druk van Veldhuizens boek; in datzelfde jaar werd ook de Stichting Historisch Hoeflake opgericht – teken van een laat ontwaakt historisch besef? Het boekje dat in 1999 verscheen, aan de vooravond van de fusie met de burgerlijke gemeente Nijkerk, bevestigt dat Hoevelaken geen krachtige historische identiteit heeft: Dit onbebouwd en onnut land – een titel die te denken geeft – is een bundeling van een reeks losse krantenverhalen.3 Die verhalen laten in woord en beeld heel duidelijk het verschil tussen 1950 en 2000 zien: van een agrarisch dorp met een bescheiden centrum groeide Hoevelaken uit tot een forensendorp. Die ‘import’ moet het karakter van het dorp sterk hebben veranderd, maar hoe dat proces

7


is verlopen, blijft in Dit onbebouwd en onnut land in het ongewisse. Uit het voorwoord van de burgemeester blijkt ook geen grote droefenis over het einde van de zelfstandigheid van Hoevelaken. Door de fusie met Nijkerk, schrijft zij, zal de identiteit van de verschillende woonkernen in deze nieuwe burgerlijke gemeente behouden blijven.4 Wat die identiteit van Hoevelaken dan wel is, wordt ons niet verteld. Misschien is dat ook wel te veel gevraagd van een boerendorp dat zonder daar zelf om te vragen is getransformeerd in een forensendorp, centraal gelegen aan het gelijknamige knooppunt van de A1 en de A28. Is Hoevelaken door die transformatie niet gewoon Nederland geworden, naar alle kanten open voor externe invloeden, en met behoud van een aantal historische boerderijen, een historische schaapskooi, Huize Hoevelaken en de dorpskerk?

8

Heeft Hoevelaken een religiegeschiedenis? Ja, een heel oude geschiedenis, die op z’n laatst in het jaar 1293 begint wanneer er bewijs is van het bestaan van de parochie Hoevelaken met een eigen pastoor. Evenals voor de ‘algemene’ geschiedenis, kunnen we ons ook voor de religiegeschiedenis afvragen of Hoevelaken een eigen profiel en een eigen identiteit heeft gehad. Wat betekende het om daar en toen en in die specifieke omstandigheden gelovige, dopeling, kerkganger, misdienaar, avondmaalsganger te zijn? Dat is geen eenvoudige vraag. De dorpskerk van Hoevelaken schijnt op het eerste gezicht onbewogen door de tijd te existeren. De bewoners van het valleidorp lijken geruisloos gekerstend, gekatholiseerd en geprotestantiseerd, processen die overduidelijk van buiten kwamen en van bovenaf werden opgelegd – wat zouden die enkele tientallen boeren ook voor ongewis religieus avontuur aangaan, afhankelijk als ze waren van hun land, have en goed. Hoevelaken was in de middeleeuwen een volgzame katholieke parochie; de dorpskerk wist na de reformatie eeuwenlang ruim driekwart van de bewoners aan zich te binden en ontwikkelde zich in de loop der tijd tot een traditionele hervormde gemeente. Extatische opwekking, polemische richtingenstrijd, bevindelijke afscheiding, dolerende twist en lokale verzuiling werden succesvol geëlimineerd of kregen eenvoudigweg geen voet aan de grond. Zo kan er uit het jaartallenlijstje van de Nederlandse religiegeschiedenis voor Hoevelaken heel veel worden weggestreept.

Wat overblijft, biedt stof genoeg voor een verhaal over de religiegeschiedenis van een valleidorp, want het hemels Hoevelaken is niet aan tijd of plaats ontheven en heeft op zijn eigen wijze geschiedenis geschreven. Op dit kleine stukje grond in de Gelderse Vallei speelde zich volgens de in Hoevelaken geboren theoloog dr. Henk Vreekamp zelfs een kosmische confrontatie af tussen de heiden en de christen. In zijn recente studie De tovenaar en de dominee. Over de verschijning van God (2010) portretteert hij enkele voorvaderen uit Hoevelaken, die een geheel eigen perspectief bieden op het religieuze leven aan het einde van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw. De studie van Vreekamp en zijn omgang met het religieuze verleden zal in een van de volgende hoofdstukken nog ter sprake komen. De belangrijkste schrijvers van de Hoevelakense religiegeschiedenis waren tot diep in de twintigste eeuw de hervormde predikanten. Het notuleren van de kerkenraadsvergaderingen was namelijk in hun handen; de ouderlingen en diakenen waren kennelijk te weinig in het schrijven bedreven. Die kerkenraadsnotulen vormen een van de belangrijkste bronnen voor het onderhavige verhaal. Dat heeft natuurlijk zijn beperkingen, omdat alleen genotuleerd werd wat de voorzitter van belang vond om op te tekenen, en er zijn enkele predikanten geweest met een wel heel nauwe taakopvatting. Bovendien is er nog een beperking: de notulen zijn pas bewaard gebleven vanaf 1817 en ontbreken voor de periode 1863-1903. Nagenoeg alle archiefstukken van burgerlijk en kerkelijk Hoevelaken van vóór die datum zijn op 1 december 1821 ten huize van koster en schoolmeester Peter van der Kieft in vlammen opgegaan.5 Het archief van de classis waaronder de hervormde gemeente ressorteerde, kan ons over de tijd voor 1817 de nodige informatie verschaffen – op zijn beurt is het classisarchief over de periode 1823-1914 tijdens de Tweede Wereldoorlog in de Arnhemse Eusebiuskerk verbrand. Er is niet alleen bronnenschaarste wegens de brand uit 1821. Ook uit de periode daarna vloeien de bronnen niet rijkelijk. De autochtone Hoevelaker heeft nauwelijks schriftelijke sporen nagelaten, en de hervormde predikanten waren in hun periode in het valleidorp evenmin actieve schrijvers. De bronnenschaarste betekent dat de negentiende en twintigste eeuw relatief overbedeeld zijn met aandacht. De meeste ruimte is gereserveerd voor de hervormde gemeente die samenkwam in de dorpskerk.

9


De hervormde gemeente vervulde al in een vroeg stadium een regiofunctie voor de grotendeels katholieke plaatsen Stoutenburg en Achterveld (die in tegenstelling tot het Gelderse Hoevelaken tot de provincie Utrecht behoren). Ons verhaal zal zich weinig met Stoutenburg en Achterveld bezighouden, maar het dorp Hoevelaken centraal stellen. De andere religieuze gemeenschappen in het dorp vragen uiteraard ook onze aandacht. In de bladzijden die volgen, wordt het chronologische verhaal van de religiegeschiedenis van Hoevelaken verteld aan de hand van archieven en literatuur, zonder de pretentie dat dit het volledige verhaal is. In zes hoofdstukken worden twintig eeuwen behandeld. Ons uitgangspunt is geen kosmische confrontatie tussen religieuze tradities, maar de religieuze duiding van tijd en plaats door de bewoners van het valleidorp. We beginnen ons verhaal in de tijd dat zowel Hoevelaken als de Gelderse Vallei nog terra inculta et penitus inutilis was: onbebouwd en onnut land.

10

1. Nieuwe godsdienst

In de tijd dat de Germaanse dondergod Donar met zijn wagen over de wolken reed en met zijn hamer de elementen naar zijn hand zette, was Hoevelaken een woest en ledig land, een streek zonder naam. Het grondgebied van het latere Hoevelaken heeft in de voorlaatste ijstijd (het Riss of Saalien) enorme veranderingen ondergaan. In deze periode breidde het landijs vanuit ScandinaviÍ zich tot het Nederlandse grondgebied uit; de binnendringende gletsjers drukten de rivierafzettingen op tot hoge wallen, de zogeheten stuwwallen. Voorbeelden van dergelijke stuwwallen zijn de Utrechtse Heuvelrug en de Hoge Veluwe bij Apeldoorn. Zo werden de eerste contouren van de Veluwe zichtbaar. Aan het einde van deze ijstijd lieten de gesmolten gletsjers diepe glaciale bekkens achter. De Gelderse Vallei is een voorbeeld van zo’n bekken. Later werden de bekkens opgevuld met nieuwe afzettingen van zand en klei. De Gelderse Vallei, waarin eens Hoevelaken zou verrijzen, moet aan het begin van de christelijke jaartelling een uitgestrekt moerasgebied zijn geweest tussen de stuwwallen van de Utrechtse Heuvelrug en de Hoge Veluwe. Rond het jaar nul zal er nauwelijks menselijke bewoning in de moerassige vallei zijn geweest. Op de hoger gelegen stuwwallen was dat anders. De sporen die de prehistorische mens in het landschap heeft achtergelaten, wijzen er op dat er op de wallen nederzettingen zijn geweest. De op de Veluwe rijk vertegenwoordigde grafheuvels getuigen van de bewoning; ze dateren uit de tijd van de zogeheten Trechteren Klokbekercultuur, de periode tussen circa 4000 en 2000 voor Christus. De doden werden in foetushouding begraven en kregen grafgiften mee in de vorm van voedsel en wapens voor hun reis naar het hiernamaals.

11


12

In de bronstijd nam het brengen van offers voor de doden een hoge vlucht: het donkere water van venen, moerassen en broekbossen was een favoriete plaats om de offers in te werpen. Het kan niet uitgesloten worden dat er op de Veenwal van Hoevelaken, dat mogelijk een prehistorisch pad is geweest, gelegen op een lagere stuwwal, rituelen hebben plaatsgevonden als het brengen van offers. Het territorium ten noorden van de Veenwal heette later niet voor niets het Grauwe Veen. Hoewel de Veenwal beloopbaar was, lag de omgeving te laag om er een grafheuvel te bouwen. De religie van de prehistorische mens blijft voor ons een schimmig terrein; er bestaat bijvoorbeeld tot op heden geen verklaring voor de opmars van crematie in plaats van inhumatie (begraving) in de late bronstijd. De grafheuvels zelf moeten rituele betekenis hebben gehad. Mogelijk waren het cultusplaatsen, want voor de prehistorische mens hadden markeringselementen in het landschap – zoals beekjes, bosjes en heuvels – religieuze betekenis; dit waren bij uitstek de plaatsen waar de goden woonden. Op de hoger gelegen stuwwallen rond de Gelderse Vallei, tussen tien en twintig meter boven NAP, treffen we vele grafheuvels aan: in Putten, Ermelo, Voorthuizen, Garderen, Uddel, Barneveld, Epe, Apeldoorn. In de Romeinse tijd en in de vroege middeleeuwen bleef de Gelderse Vallei een leeg en vrijwel onbewoond gebied. Wel zijn er sporen gevonden die wijzen op tijdelijke menselijke aanwezigheid; reizigers moeten de Gelderse Vallei doorkruist hebben, waarbij wellicht de Dorpsstraat en de Veenwal in Hoevelaken deel uitmaakten van hun route. In de Gelderse Vallei zijn niet alleen Romeinse munten gevonden; bij de Hoevelakense Veenwal zijn ook vuurstenen artefacten aangetroffen die dateren uit de bronstijd van 5000 tot 2000 voor Christus. Passanten hebben hier dus in een tijdelijk kampement vuur gemaakt om zich te warmen, om voedsel te bereiden en om in de donkere nachten wolven op afstand te houden. Het is uitgesloten dat ze er toen al permanent woonden: het land was te nat om er vee te houden. Rond het jaar 1000 steeg door een klimaatverandering de temperatuur in Noordwest-Europa. Die klimaatverandering werd op de Veluwe versterkt door de gevolgen van de ontbossing door menselijk ingrijpen. De ontbossing was het resultaat van de ijzerindustrie; om ijzer te kunnen winnen, was houtskool als brandstof nodig, waarvoor vanaf ongeveer

het jaar 800 op de Veluwe complete bossen zijn gekapt. Hierdoor moet het landschap aan rituele betekenis hebben verloren. De opwarming van de aarde in combinatie met de ontbossing had stuifzanden tot gevolg die bewoning op de hogere stuwwallen bemoeilijkten: akkers verdwenen onder het zand. De nederzetting bij Kootwijkerzand raakte letterlijk onder het stuifzand bedolven. Deze omstandigheden leidden ertoe dat de mens gestimuleerd werd lager gelegen gebieden zoals de Gelderse Vallei te ontginnen. Door de klimaatverandering waren de Veluwse valleien droger geworden en daardoor beter te ontginnen; het warmer wordende klimaat leidde er tot veengroei en het ontstaan van struikgewas. De bevolkingstoename rond het jaar 1000 dwong de bewoners bovendien nieuwe nederzettingen te stichten en het agrarische areaal uit te breiden.6 In 1132 werd ‘het onbebouwde en onnutte land’ Hoevelaken door de bisschop van Utrecht ter ontginning uitgegeven. De bisschop was voor dit gebied leenman van Lotharius III van Saksen. Hoevelaken lag op de grens met het hertogdom Gelre: via het moerassige gebied konden de Geldersen onopgemerkt het Sticht binnendringen. Wellicht vormde dit een extra reden om het gebied te koloniseren. Het Grauwe Veen ten noorden van de Veenwal – in 1132 aangeduid als het Grawenvene – bleef tot 1800 een wildernis, bekend als het Hoevelaker- en Nijkerkerveen. Op de heidevelden werden schapen gehoed. De Veenwal beschermde het in cultuur gebrachte land tegen het zure water uit het veen. Over de kerstening van de Gelderse Vallei is ons niets bekend. Het is voorstelbaar dat de bisschop er bij de uitgifte voor ontginning op lette of de kolonisten gekerstend waren. Mogelijk werkten de kolonisten aanvankelijk vanuit het naburige Stoutenburg; over hun relatie tot de kerk tasten we in het duister. Aangezien er de eerste honderd jaar na 1132 geen aanwijzingen zijn dat er een plaats van religieuze samenkomst is geweest, is het onduidelijk hoe ‘heidens’ Hoevelaken bleef of hoe ‘hemels’ haar schaarse eerste bewoners zijn geweest.7 In de ontginningsakte werd bepaald dat Hoevelaken kerkelijk onder Leusden ressorteerde totdat er een eigen kerk zou zijn. Hoevelaken maakte in kerkelijk opzicht dus deel uit van de parochie Leusden. De villa Lisiduna (Oud-Leusden) was in 777 door de Frankische koning Karel de Grote aan de Sint Maartenskerk te Utrecht geschonken. Pas aan het einde van de tiende eeuw moet er een kerk zijn gesticht. De kerk van

13


14

Oud-Leusden werd de moederkerk van de regio en kende dochterkerken in onder andere Hoevelaken, Amersfoort, Soest en Scherpenzeel. Nog voor deze dochterkerken ontstonden, werd rond het jaar 1000 tussen Leusden en het latere Amersfoort op de Hohorst of de Heiligenberg een kloostergemeenschap gesticht. Aan deze kloostergemeenschap schonk de bisschop van Utrecht in 1006 de kerk van Oud-Leusden. Dit betekende dat de kloostergemeenschap het vruchtgebruik van de tienden genoot die aan de kerk ten goede kwamen en ook van andere inkomsten profijt trok. Als patroon van de kerk bezat de abt van het klooster het collatierecht: hij mocht de pastoor benoemen. In 1050 werd de kloostergemeenschap naar Utrecht verplaatst, waar ze als de benedictijner abdij van Sint Paulus tot 1580 bleef bestaan. Omdat de kerk van Hoevelaken vanuit Oud-Leusden werd gesticht – of liever gezegd: als nieuwe parochie daarvan werd afgesplitst – viel ook zij onder de Sint Paulusabdij en ontving zij haar pastoor via diezelfde abdij, die eveneens voor Hoevelaken de patroon was en dus het collatierecht bezat. De (wereldlijke) Heer van Hoevelaken had daarbij het recht een voordracht te doen. Het tiendrecht van Hoevelaken, zo bepaalde de ontginningsakte, kwam niet ten goede aan de Sint Paulusabdij, maar bleef aan de bisschop toebehoren die het uitgaf aan de achterleenman, ofwel de wereldlijke ‘projectontwikkelaar’ van de nieuwe kolonie. Ook de rechtsmacht berustte bij de achterleenman.8 De vroegste aanwijzing voor het bestaan van een kerk in Hoevelaken dateert uit 1293; uit dat jaar is namelijk een akte overgeleverd waarin de pastoor van Hoevelaken zogeheten zaadgelden kreeg toegewezen. Ten behoeve van zijn levensonderhoud ontving hij jaarlijks van enkele grondeigenaren een deel van de opbrengst van de rogge. Als er in 1293 in Hoevelaken een pastoor was, moet er ook een kerk zijn geweest. Mogelijk heeft er eerst een houten kapel gestaan, die later is vervangen door een eenvoudig rechthoekig zaalkerkje. Cornelis Dekker, oudrijksarchivaris van Utrecht, vermoedt op grond van het patroon van de parochievorming in de regio – dat het patroon van de ontginningen volgde – dat de parochie Hoevelaken in het tweede kwart van de twaalfde eeuw is gesticht, dus tussen 1125 en 1150.9 Uit de vroege periode van de parochie Hoevelaken zijn ons behalve de opgave van de zaadgelden geen gegevens bekend. De naamloze pastoor bediende de doop, celebreerde de mis, verzorgde de zon-

dagse prediking en moet ook iets aan pastorale zorg hebben gedaan. Hij was in de nieuwe nederzetting de verpersoonlijking van het christendom. Van zijn kwaliteiten zal de dieptekerstening – de christianisering van het inwendige gedrag, het denken, het voelen en het geweten – van de wellicht nog in het ‘heidendom’ levende kolonisten hebben afgehangen. Intussen werd de heerlijkheid Hoevelaken in 1333 door de graaf van Gelre gekocht. Sinds 1402 wordt ze vermeld als een dagelijkse heerlijkheid in de leenregisters van het kwartier van de Veluwe.10 Ergens in de veertiende eeuw moet Huize Hoevelaken zijn gebouwd, het domicilie van de Heren en Vrouwen van Hoevelaken.11 De parochie bleef evenwel onder de geestelijke jurisdictie van de bisschop van Utrecht, het collatierecht bleef tot de reformatie in handen van de abt van de Sint Paulusabdij. Voor deze eeuwen beschikken we slechts over geïsoleerde gegevens. Als we die bij elkaar optellen, wijzen ze in de richting van een volwaardig kerkelijk leven. De kleine parochie leverde haar financiële bijdrage aan de bouw van de nieuwe kathedraal van het bisdom Utrecht, waarmee in 1254 een start werd gemaakt en die zou resulteren in de majestueuze Dom. Er zijn enkele opgaven van de financiële bijdragen uit Hoevelaken bekend tussen 1395 en 1426. De bijdrage was ongeveer een vijfde van het aandeel van Amersfoort; hoewel bescheiden, bleef de Hoevelakense bijdrage gedurende deze driekwart eeuw stabiel. Plaatsen van een gelijksoortige omvang lieten meer schommelingen zien.12 De kerk en het hoofdaltaar, dat in het koor aan het oosteinde was geplaatst, waren gewijd aan Onze Lieve Vrouwe. In het koor hebben ook twee zij-altaren gestaan die gewijd waren aan Sint Antonius en aan Sint Nicolaas.13 Sint Antonius Abt gold als beschermer tegen de pest en andere besmettelijke ziekten van mens en dier; hij was op de Veluwe relatief populair gezien de her en der aan hem gewijde altaren. In Lunteren ontstond in de late middeleeuwen een bedevaart ter ere van deze zelfde Antonius. Met Sint Nicolaas is vermoedelijk niet Nicolaas van Myra (‘Sinterklaas’) bedoeld – wat moest Hoevelaken immers met de patroon van de bakkers en de matrozen – maar Nicolaas Tolentino, die aangeroepen wordt voor alle geestelijke en lichamelijke kwalen en noden bij mens en dier, evenals voor de verlossing van de zielen uit het vagevuur. De zij-altaren waren verbonden met zogeheten vicarieën. De stichter van een vicarie liet voor het zielenheil van zichzelf en zijn familie

15


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.