IN DE SCHADUW VAN GOD
Harry van den Bouwhuijsen
IN DE SCHADUW VAN GOD Waarom binnen de christelijke cultuur natuurwetenschap wel en menswetenschap niet tot ontwikkeling kon komen
KLEMENT
© 2010, Harry van den Bouwhuijsen Een uitgave van Uitgeverij Klement, Kampen Omslagontwerp: Rob Lucas Omslagillustratie: Giorgio de Chirico, Mystère et mélancolie d’une rue, 1914 ISBN
978-90-8687-059-2 W-boek
INHOUD
VOORWOORD
Deel I Schaduwen van een dode God Hoofdstuk 1 Waar hebben de menswetenschappen het over? 1. 1.1 1.2 1.3 2. 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.6.1 2.6.2 2.7 2.7.1 2.7.2 2.7.3 2.74 3.
INLEIDING Waansystemen van voorbarigheid Wat is geseculariseerde theologie? De opbouw van dit hoofdstuk WAT IS EEN CULTUURTYPE? Cultuur met en zonder hoofdletters Cultuur en culturen Drie eisen Cultuur als cognitieve habitat Merlin Donald en het menselijk denken Culturen als configuraties van leren Configuratie van leren als cultuurcriterium Configuratie van leren als bron van mogelijkheden en beperkingen Op het spoor van configuraties van leren De heuristiek van his master’s voice Waarom is het Needham-Probleem een probleem? Nogmaals: van de nood een deugd maken Hoe komt een configuratie van leren tot stand? SAMENVATTING VAN HOOFDSTUK 1
5
19 19 19 23 28 29 29 30 32 37 41 46 49 50 55 57 60 67 70 72
Hoofdstuk 2 In de krabbenmand 1. 2. 2.1 2.2 2.3
INLEIDING DE DYNAMIEK VAN HET MONOTHEÏSME Het monotheïsme als dynamisch systeem Topoi en de interne dynamiek van het monotheïsme De Universaliteitsclaim en de externe dynamiek van het monotheïsme 2.4 Monotheïsme en de exegetische configuratie van leren 2.5 Het monotheïsme als bron van mogelijkheden en beperkingen 3. BEELDDRAGER GODS EN SCHEPSEL GODS 3.1 Idologiekritiek 3.2 Schepper-God en schepper-mens 3.3 De twee gedaanten van een onrustige geest 3.4 Een impliciete voorkeur 3.4.1 Het beeld Gods nader beschouwd 3.4.2 Psychologie van de beelddrager Gods 3.5 Een morele ring van Möbius 3.5.1 Negatief en positief 4. VREEMDEN VOOR ONSZELF 4.1 Dennis the menace 4.2 Pascals Omkering 4.3 De aard van betekenisvol gedrag 4.4 Vocabulaires van motieven 4.5 Uit de krabbenmand? 4.6 Vreemden voor onszelf? 5. TER AFSLUITING VAN DEEL I
6
74 74 76 76 77 83 84 89 91 91 94 103 105 106 111 113 116 120 120 122 124 127 131 135 136
Deel II Gemaskerd bal Hoofdstuk 3 Van Ander naar Heiden 1. 1.1 1.2 1.3 2. 2.1 2.2 2.3 3. 3.1 3.2 3.3
INLEIDING De externe dynamiek van het monothe誰sme: (1) proselitisme Domesticatie van het onbekende De opbouw van dit hoofdstuk IN DE GREEP VAN SATAN De eerste contacten De rol van Satan Het oplossen van een probleem THEMA MET VARIATIES Ze leren onmiddellijk wat ze ons zien doen Het uitwissen van verschillen Het probleem van de Ander is niet het probleem van de anderen
Hoofdstuk 4 Van Heiden tot Onwetende 1. 1.1 1.2 1.3 2. 2.1 2.2 2.3 3. 3.1 3.2 3.3 3.4
INLEIDING De externe dynamiek van het monothe誰sme: (2) secularisering Onwetendheid als demon De opbouw van dit hoofdstuk ANDERS BINNEN GODS PLAN Robinson en de kannibaal De strijd om de ware religie Verschillen als intra-religieuze verschillen HET PROBLEEM CHINA China als oude beschaving Het geloof van de Chinezen Hoogdravende woorden Het Boek der Natuur
7
141 141 141 143 147 148 148 152 154 157 157 163 166
168 169 169 169 174 175 175 178 181 183 183 186 189 192
4. 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8
WETENSCHAP ALS CULTUREEL PRODUCT Wetenschap en techniek Het Archimedes-Probleem Edgar Zilsel over het ontstaan van wetenschap Speelgenoten van God De theologische dimensie: de wereld is zowel contingent als regelmatig De culturele dimensie: techniek als toegepaste theorie De natuurwetenschap als beschavingsinstrument Een tegenwerping en (het begin van) een antwoord
Hoofdstuk 5 ‘Verlichting’ en ‘Contraverlichting’ als Secularisatiebewegingen 1. 2.
INLEIDING CONTOUREN VAN VERLICHTING EN CONTRAVERLICHTING 2.1 Contouren van Verlichting: Newtons van de geest 2.2 De Ander in de Verlichtingstraditie 2.3 Een tussenstap: de historisering van het wereldbeeld 2.4 Contouren van Contraverlichting: God is een dichter 2.4.1 David Hume: Philosophy finds herself extremely embarrassed 2.4.2 Immanuel Kant: Het schandaal van de filosofie 2.4.3 Van theologie naar egologie 3. DE KOMENDE HOOFDSTUKKEN
Hoofdstuk 6 Ecce Homo Sapiens: Verlichting als Secularisatiebeweging 1. 2.
INLEIDING DE TRANSFORMATIE VAN GOD: VAN LICHT NAAR SCHADUW
2.1 2.2
Vergelijkende etnografie Er zijn geen aangeboren ideeën 8
197 197 200 202 204 209 213 216 224
227 227 234 234 243 247 251 252 255 262 266
267 267 269 269 275
2.3 2.4 2.4.1 2.5
Het licht der rede gehistoriseerd De menselijke natuur Menselijke natuur, natuurrecht, mensenrechten Nonsens op stelten
Hoofdstuk 7 Ecce Homines: Contraverlichting als Secularisatiebeweging 1. 1.1 1.2 1.3 2. 2.1 2.2 2.3 2.4 3. 3.1 3.2 3.3 3.3.1 3.3.2 3.3.3 3.4 4. 4.1 4.2
INLEIDING De culturalisering van verschillen De wereld als tekst De opbouw van dit hoofdstuk HEILIGE WEEMOED Op losse schroeven De MonotheĂŻstische Dichotomie God is niet ironisch Toespraken tot de wetenden: ook u kent die gevoelens DE TERUGKEER VAN GOD IN DE GESCHIEDENIS Een zoĂślogisch fantoom De christelijke geschiedopvatting Het doel van de slachtbank Hegel: de list van de Rede God, Rede, Mens Nationaal messianisme Meer eigentijdse materialen GOD ALS DICHTER Het vatten van het unieke Het bestaansrecht van het unieke
Hoofdstuk 8 Naar een Wetenschap van de Mens 1. 1.1 1.2 2.
INLEIDING Een alternatief met beperkingen De opbouw van dit hoofdstuk DE WERELD ALS TEKST
9
280 284 287 296
301 301 301 304 306 308 308 311 316 320 330 330 333 338 339 345 351 356 361 361 366
372 372 372 374 376
2.1 2.2 2.2.1 2.2.2 2.2.3 3. 3.1 3.2 3.3 3.4.1 3.4.2 4. 4.1 4.2 4.2.1 4.2.2 4.3 4.4 4.5
Hermeneutiek De moderne hermeneutiek Een copernicaanse wending? Diltheys fundering van de menswetenschappen Twee leesmethoden MENSWETENSCHAP NA DE DOOD VAN DE WESTERSE MENS Dekolonisatie van verschillen Een ingebeelde ziekte Vertillen aan vertalen Verontrustende voorbeelden Waarom verontrustend? MENSWETENSCHAP NA DE DOLLE MENS Keerpunt Nietzsche? Een mini-genealogie De morele periode Nietzsches kritiek Het beeld vergruisd? Normen en waarden Naar een wetenschap van de mens
376 379 380 385 388 396 396 402 404 407 410 415 415 417 417 420 422 425 432
LITERATUUR
435
NOTEN
461
REGISTER
479
10
VOORWOORD ‘We moeten het feit zeer serieus nemen dat de westerse cultuur meer dan achttienhonderd jaar door het christendom gedomineerd is en nadenken over de implicaties die dit heeft. (…) Christelijke taal, vocabulaire en concepten zijn onderdeel geworden van het alledaagse spraakgebruik en de dagelijkse praktijk (…) van zelfs diegenen in het Westen die opgevoed zijn als ‘atheïsten,’ ‘vrijdenkers,’ ‘heidenen’ of hoe je ze verder ook zou willen noemen.’ S.N. Balagangadhara, The Heathen in his Blindness, 253–254
In januari 2003 zag ik, elf kilometer boven de Middellandse Zee pijnlijk ingeklemd in een vliegtuigstoel, een foto van een orang oetang die ontspannen in een boom lag te luieren. Het was – eveneens pijnlijk – duidelijk dat mijn verre verwant zich in een aanmerkelijk comfortabeler positie bevond dan ik. Hij lag erbij als iemand die zich niet opgejaagd of bespied weet. Zijn rechterhand rustte nonchalant tegen zijn gezicht en hij staarde loom voor zich uit, naar niets in het bijzonder. Ik daarentegen slaagde er in mijn benauwde positie nauwelijks in de pagina van de International Herald Tribune op leesafstand open te vouwen om het artikel bij de foto door te nemen. Culture – it’s not just for people anymore luidde de kop, en op dat moment klonk mij dat eerder als een vervloeking in de oren (ongeveer als de Chinese verwensing “Moge u in interessante tijden leven”) dan als een intrigerende constatering. 1 Eenmaal terug op aarde, met vaste grond onder mijn voeten, veranderde dat. Het artikel meldde dat recent onderzoek heeft duidelijk
11
gemaakt dat cultuur niet een specifiek menselijk product is, doch dat ook dieren over cultuur beschikken. Het gaat daarbij niet alleen om primaten; steeds meer gegevens wijzen erop dat ook dolfijnen, vogels en ratten culturele wezens zijn. Het intrigerende aan deze mededelingen, bedacht ik wachtend op mijn bagage, was niet zozeer de inhoud ervan, maar het feit dat gerenommeerde dagbladen er nieuws in zagen. Wat maakte het gegeven dat sommige dieren gereedschappen vervaardigen, dat zij hun groepsgenoten en nakomelingen het gebruik ervan leren, en dat deze groepen op die basis tradities ontwikkelen die hen van groepen soortgenoten onderscheiden tot een vermeldenswaardig nieuwsfeit? Ontbrak er iets aan mijn geestelijke bagage? Ruim een jaar later las ik in M-magazine, bijlage van NRC-Handelsblad, een artikel over de Amerikaanse psycholoog Tim Wilson, naar aanleiding van diens boek Strangers to Ourselves (2002). In dat artikel kwam een aantal op het eerste gezicht bizarre onderzoeksresultaten ter sprake, bijvoorbeeld het feit dat in het Amerikaanse Jacksonville anderhalf keer zoveel mensen wonen die Jack heten dan je op grond van het toeval zou verwachten. Ook bleken Amerikaanse tandartsen, dentists, bijna twee maal zo vaak Dennis te heten dan Walter of Jerry. Een verklaring van deze merkwaardige feiten, zo leerde het artikel, kan gevonden worden in het zogeheten ‘naam-letter-effect’. Mensen met een gezonde hoeveelheid zelfvertrouwen houden van hun eigen naam en laten zich daar onbewust kennelijk door beïnvloeden. Het bleek dat mensen zelfs vaker trouwen met iemand met wie ze één of meer initialen delen. Niet dat mensen zelf enig idee hebben dat de letters of klank van hun naam ermee te maken kunnen hebben dat ze zich tot een plaats, beroep of persoon aangetrokken voelen; waarschijnlijk zouden ze die suggestie als volslagen onzinnig afdoen. Ze weten tenslotte zelf de ‘echte’ reden – denken ze.2
Maar, zo beweert Tim Wilson, dat is een misvatting. “Wij weten niet waarom we iets doen.”3 Een derde bericht dat mijn aandacht trok: 24 augustus 2005 meldde het Algemeen Dagblad op de voorpagina dat psychologen van de Universiteit van Michigan onder leiding van Richard Nisbett hadden vastgesteld dat Oost-Aziaten letterlijk op een andere manier naar de
12
wereld kijken dan Westerlingen. De wetenschappers volgden de oogbewegingen van hun proefpersonen terwijl dezen naar foto’s keken. Westerse studenten keken vooral naar het object dat centraal staat op de foto, terwijl de Oost-Aziaten veel meer oog bleken te hebben voor de achtergrond. Dit soort verschillen komt volgens Nisbett in zijn boek The Geography of Thought. How Asians and Westerners Think Differently… and Why? (2004) ook tot uitdrukking in de taalkundige ontwikkeling. Westerse kinderen leren eerder zelfstandige naamwoorden te onthouden. Onderzoek naar Zuid-Koreaanse en Chinese kinderen wijst uit dat dezen veel eerder werkwoorden leren die gebruikt worden om verbanden tussen objecten aan te geven. In het algemeen, zegt Nisbett, hebben Westerlingen de neiging zaken te ontleden en te analyseren. Hun doel is objecten in categorieën te plaatsen en regels vast te stellen op basis waarvan dat gedaan kan worden. Oost-Aziaten bezien objecten veel meer in relatie tot een groter geheel. Dit soort elkaar versterkende verschillen werkt door in de wijze waarop zij de wereld waarnemen. Ook dit gegeven bleek nieuws te zijn. Het haalde zelfs de voorpagina. Waaraan ontlenen dergelijke berichten hun nieuwswaarde? Kennelijk botsen zij met ons ‘gezond verstand’: het alledaagse begrippenkader dat wij gebruiken om onze leefwereld te begrijpen, te voorspellen en te verklaren. Het gegeven dat ook dieren over cultuur beschikken is blijkbaar in tegenspraak met de opvatting – die wij ook aantreffen in de wijsgerige en de culturele antropologie – dat het tot stand brengen van cultuur een duidelijke grens markeert tussen ‘de’ mens en ‘het’ dier. Het scheppen van cultuur is volgens deze opvatting een typerend menselijke eigenschap die thuishoort aan de ene kant van de scheidslijn, terwijl het dier, aan de andere kant van de grens, slaafs zijn instincten volgt.4 Zo botst ook Wilsons bewering dat er mensen zijn die in Jacksonville gaan wonen omdat zij Jack heten of die tandarts worden omdat hun naam Dennis is met onze alledaagse psychologische noties die ons vertellen dat wij, voor zover wij volwassen, rationele wezens zijn, pas belangrijke beslissingen over bij voorbeeld verhuizen of beroepskeus nemen wanneer wij daarover eerst goed hebben nagedacht. En Nisbetts conclusie dat Westerlingen en OostAziaten op een andere wijze waarnemen en dat zij op verschillende
13
manieren leren, is strijdig met de opvatting dat ‘de’ mens in principe overal ter wereld op dezelfde manier waarneemt en leert. Wanneer wetenschappelijke bevindingen nieuws worden omdat zij botsen met onze folk psychology, onze alledaagse noties over hoe mensen in elkaar zitten, ligt de vraag voor de hand wat er mis is met die folk psychology (vooropgesteld dat de bevindingen waarover het gaat solide zijn)? Een mogelijke reactie zou nu kunnen zijn dat het niet bijzonder is dat wetenschappelijke bevindingen botsen met onze alledaagse noties. Wetenschap is geen gesystematiseerd gezond verstand; zij is niet – in de woorden van Gaston Bachelard – “het pleonasme van de ervaring”.5 Wetenschap geeft geen verklaring van onze alledaagse ervaringen in termen die direct aan onze leefwereld zijn ontleend. Eerder is het zo dat zij ons leert dat ‘achter’ de alledaagse leefwereld ‘regulatieve mechanismen’ gepostuleerd kunnen worden waar ons gezonde verstand bij stilstaat, maar die onze leefwereld niettemin kunnen verklaren.i Gedeeltelijk dringen wetenschappelijke verklaringen de leefwereld binnen; gedeeltelijk blijven zij haar vreemd. Wij ervaren kometen niet langer als “wapenherauten (…) die namens God de mensheid de oorlog komen verkondigen,”6 doch als periodieke natuurverschijnselen waarvan het optreden nauwkeurig kan worden berekend.7 Maar de verklaringen van kwantumfysica of astrofysica blijven de meesten van ons vreemd, of geven – daar waar men in de verte een klok heeft horen luiden – hooguit aanleiding tot vaag-religieuze, new age-achtige speculaties.ii Het gaat mij echter niet om de vaststelling dat de aangehaalde onderzoeken botsen met onze alledaagse opvattingen over de mens. Het gaat mij om deze specifieke mensvisie, en om het feit dat deze mensvisie
i
ii
James Meade (1907-1995), winnaar van de Nobelprijs voor Economie in 1977 (samen met Bertil Ohlin) wilde op zijn grafsteen de tekst “Zijn hele leven probeerde hij de economie te begrijpen, maar het gezond verstand kwam steeds tussenbeide” (Geciteerd in Wolpert 1991: 6). Een bekend voorbeeld is hier Fritjof Capra, The Tao of Physics. An Exploration of the Parallels Between Modern Physics and Eastern Mysticism. Berkeley: Shambhala Publications (1975).
14
zowel onze folk psychology als centrale concepten van wat wij ‘menswetenschappen’ noemen beheerst. In dit boek zal ik de stelling verdedigen dat deze mensvisie is gebaseerd op religieuze vooronderstellingen, die kunnen worden samengevat onder de kopjes “de mens als beelddrager Gods” en “de mens als schepsel Gods”. Het probleem is niet dat dergelijke religieus gefundeerde opvattingen voor het westerse gezond verstand in de loop van de tijd de status van vanzelfsprekendheden hebben aangenomen. Dergelijke locale vanzelfsprekendheden vind je in alle culturen. Het probleem is dat het Westen het – om redenen die eveneens een religieuze oorsprong hebben – evident vindt dat haar vanzelfsprekendheden universele geldigheid bezitten. Een dergelijke universaliteitsclaim vind je niet in alle culturen. Het is met die aanspraak op universele geldigheid dat de westerse vanzelfsprekendheden met betrekking tot de mens niet slechts onderdeel zijn gaan uitmaken van de westerse folk psychology, doch dat zij eveneens tot de basisvooronderstellingen zijn gaan behoren van wat wij menswetenschap noemen.i Het punt is dus niet dat culturele dieren, Dennis-thedentist en anders-waarnemende Aziaten in botsing komen met onze common sense. Het punt is dat zowel onze common sense als centrale concepten van menswetenschap beheerst worden door bepaalde religieuze noties, die in de loop van de tijd hun herkenbaar religieuze gedaante hebben verloren in precies die mate waarin ze als ‘feiten’ over de mens een plaats hebben ingenomen in de achtergrondkennis van een cultuur en van de menswetenschap die het product is van deze cultuur. In 1996 promoveerde ik aan de Universiteit Utrecht op een wetenschapsantropologisch proefschrift, waarin ik onder meer concludeerde dat de oorsprong en de specifieke dynamiek van wetenschap constitutief verbonden zijn met de kenmerken van een bepaald type cultuur (te weten: het monotheïstische cultuurtype).8 De vraag die toen niet aan de orde kwam, is waarom binnen dit cultuurtype een zeer succesrijke natuurwetenschap kon worden ontwikkeld, terwijl een succesrijke i
Een fraai inzicht in de oorsprong van de westerse vanzelfsprekendheden over de mens toonde Honda toen dit bedrijf het Vaticaan om advies vroeg inzake de westerse perceptie van robots ‘die geschapen zijn naar het beeld van de mens’.
15
menswetenschap nimmer van de grond kon komen? Er valt immers niet aan de vaststelling te ontkomen dat in wat wij menswetenschappen noemen geen algemeen aanvaarde theorieën bestaan met een verklarend vermogen, probleemoplossend vermogen, voorspellend vermogen, of een combinatie daarvan, vergelijkbaar met die in de natuurwetenschappen. Kan dit falen van de menswetenschappen worden verklaard vanuit dezelfde culturele oorzaken die het ontstaan van wetenschap hebben mogelijk gemaakt? Het antwoord dat in dit boek wordt uitgewerkt, luidt bevestigend. Het probleem van de menswetenschap is dat haar onderzoeksobject (‘de mens’) een artefact blijkt te zijn, geconstrueerd uit materialen die uitsluitend afkomstig zijn uit een monotheïstisch cultuurtype. De eigenschappen die hem worden toegeschreven en die in de menswetenschappen als ‘algemeen menselijk’ worden gepresenteerd en bestudeerd, drukken slechts de folk psychology uit van dat specifieke cultuurtype. Deze folk psychology kan, in ieder geval daar waar zij betrekking pretendeert te hebben op feiten over ‘de’ mens – ‘zo zitten mensen nu eenmaal in elkaar’ – worden getypeerd als een derivaat van geseculariseerde theologie. Dit religieuze artefact (‘de’ mens) vertoont allerlei eigenschappen die het object waarnaar het geacht wordt te verwijzen niet bezit. Dat geldt zowel daar waar het verwijst naar de Ander (wiens ontogenese niet plaatsvond binnen een monotheïstisch cultuurtype) als daar waar het verwijst naar Zelf. In beide gevallen geldt dat de dynamiek van het monotheïstische cultuurtype belemmerend heeft gewerkt op het tot stand komen van algemeen aanvaarde theorieën met een verklarend vermogen, probleemoplossend vermogen, voorspellend vermogen, of een combinatie daarvan binnen de menswetenschappen. De argumentatie van deze beweringen vindt de lezer in dit boek.
16