Interpretatie | juli 2014 | De geheime dienst

Page 1

Door de ogen van Sara Satan in Rommeldam Duivelse kleuren jaargang 22-4 | juli 2014 | â‚Ź 12,-


Fotograaf

Het geheim dienen

A

an het eind van dit jaar sluit ik mijn tijd als beeldredacteur van Interpretatie af. Het waren inspirerende jaren, die ik samen met vormgever Anton Sinke feestelijk wil afsluiten. Dit nummer bevat foto’s die ik gedurende de ‘kleurenperiode’ van Interpretatie maakte. Voor het volgende nummer selecteer ik samen met Anton een soortgelijke bijdrage uit zijn foto-oeuvre. Het laatste nummer van deze jaargang komen wij samen met een verrassing. Zelden bood de redactie zo’n spannend fotografisch thema aan als voor dit nummer. Waar zouden geheime diensten zijn zonder fotografie? Waar zouden fotografen zijn als ze niet op zoek konden naar geheimen? Elke goede foto onthult en verhult een geheim. Ik zal niet beweren dat theologie en fotografie hetzelfde zijn, maar binnen dit thema zijn er vele raakvlakken. Theolo-

2

gie dient Het Geheim. De foto’s die ik selecteerde hangen meestal samen met een niet-alledaagse omgeving. Zo maakte ik de foto hierboven in de kantine van een Turkse hightech textielfabriek, een omgeving vol geheimen. Op de voorpagina een foto uit een Madrileens museum, waar een Warhol de messen slijpt. Satan en demonen spookten op de Documenta in Kassel (pag. 41) en snoeppotten verleiden bezoekers van de Antwerpse Zoo (pag. 13). Het leven barst van de geheimen; houden zo. Herman Heijn

Herman Heijn is sinds 1999 als predikant verbonden aan de Doopsgezinde Gemeente Haarlem. Daarvóór is hij predikant geweest in Amersfoort en Antwerpen. Hij is betrokken bij het project Building Bridges of Hope van de Engelse Raad van Kerken, zit in het bestuur van de Nederlandse Zendingsraad en is adviseur van De wereld van Jansje, de ‘beste winkel van Haarlem’ in het jaar 2010. Herman heeft diverse boeken geschreven, waaronder Dansen met de Gouden Kikker en Via Teylers Gang. Sinds 2012 is hij beeldredacteur van Interpretatie.

I N T E R P R E T A T I E | juli 2014


Va n d e r e d a c t i e Om helder in beeld te krijgen wie wie is, maken overheden gebruik van inlichtingendiensten. Infiltranten brengen schemergebieden in kaart, agenten voelen mensen met onduidelijke agenda’s aan de tand. Maar zo wordt ook nieuwe onhelderheid geschapen, want wie is de agent, en hoe zit het met de identiteit van de infiltrant? In de vorige eeuw is daar in ons land een boeiende en onthullende parlementaire enquête aan gewijd: praktijken die ooit bedoeld waren om troebel water transparant te maken, bleken de troebelheid te verdubbelen. Deze aflevering van Interpretatie wil enig licht werpen op de duivel en op de vraag in wiens dienst die figuur staat: is hij een inspecteur van God in de mensenwereld, of is hij een indringer in Gods wereld vanuit een duister buitenland? Worden wij op de proef gesteld, en zo ja, door welke instantie dan en met welk doel? En de demonen, zijn die van dezelfde orde als de duivel? Op welke manier bestaan ze? Het is aan de lezer om te bepalen of de bijdragen in dit nummer de materie verhelderen, of de verwarring

alleen maar groter maken. Voor lezers die in hun kerk het oecumenisch leesrooster volgen, hebben we een bijdrage die de voor augustus ingeroosterde Abrahamverhalen beziet door de ogen van Sara. In de serie Woorddragers wordt, na de klei van het vorige nummer, nu het perkament onder de loep genomen – naar het papier van ons eigen blad kan het niet ver meer zijn.

In dit nummer 4 De duivel en demonen als zijn verwanten Over onheil van geesten en demonen Gerrit Vreugdenhil 8 De kerk mist kippenvel Jean-Jacques Suurmond 12 Bijbels-theologisch grondwoord: Testen of verzoeken? Peirazô, peirasmos Matthijs de Jong 14 Die tegen ons pleit Een bijbels-theologische schets van satan Piet van Veldhuizen 20 Duivelse personages in de Bommelstrip Satan in Rommeldam Klaas Driebergen

I N T E R P R E T A T I E | juli 2014

26 Woorddragers: Papyrus en perkament Klaas Smelik 29 Bijbelse vakken: Bijbelse vakken aan Hogeschool Inholland, Amsterdam Niek de Wilde 31 Buiten het boekje: Staatsgevaarlijk Geheime dienst in het oude Israël en het oude Nabije Oosten? Meindert Dijkstra 34 Leesrooster: Met de ogen van Sara Genesis 11-23 Bettine Siertsema 37 Kroniek: Rood, zwart, paars Gestalten van de duivel Marjet de Jong

40 Doden: tussen bezweren en opwekken Over necromantie in Bijbel en cultuur Archibald van Wieringen & Frank Bosman

En verder 2 Over de fotograaf 19 Cultuur Naastenliefde 7 Signalement 44 Recensies 47 Colofon en vooruitblik 48 Liederlijk My City of Ruins Bruce Springsteen

3


Jean-Jacques Suurmond

De kerk mist kippenvel In antwoord op de vraag waarom kerk en geloof zo weinig meer aanspreken, zijn bibliotheken volgeschreven. Ik denk dat een voorname reden ligt in het feit dat God te aardig en politiek correct is gemaakt. Als bijvoorbeeld kinderen een rozige God wordt voorgespiegeld, kunnen ze die later volstrekt niet verbinden met de weerbarstige realiteit. Het resultaat is dat het geloof in een compartiment apart van het gewone leven belandt of, veel vaker, in irrelevantie verdampt. We hebben een revival van ontzag nodig, van huiver voor de (of het) Heilige.

O

ver bijvoorbeeld een tekst als Exodus 4:24, die de sfeer van een spookhuis ademt, zodat je recht op je stoel gaat zitten, wordt zelden of nooit gepreekt. Mozes is daar met lood in zijn schoenen op weg naar de Egyptische farao, om de Hebreeuwse slaven vrij te krijgen. Dan: ‘Onderweg, toen Mozes en de zijnen ergens overnachtten, kwam de Heer op hem af en probeerde hem te doden.’ Met Mozes liep het goed af, dankzij zijn vrouw Sippora. Volgens een recente uitspraak van de Raad van Europa ‘mishandelde’ ze haar zoon door die te besnijden met een primitief stenen mes. Religieuze rituelen zijn een reactie op de vreeswekkende God. In de Bijbel kookt God regelmatig van woede en wraak. De rook komt uit zijn neusgaten, maar de kerk krijgt een lauwe preek voorgeschoteld. Waarom? Een belangrijke reden, denk ik, is dat we gebrainwasht zijn in een natuurwetenschappelijke wijze van denken. Daardoor kunnen we een effect niet meer los zien van een rationele oorzaak: iemand gaat dood door bijvoorbeeld slechte genen of door te veel rood vlees te eten of een moord. Als in het laatste geval God de dader is, is dat inderdaad lastig om over te preken. Maar de Bijbel is geen wetenschappelijk boek. Het is een spiritueel geschrift dat als zodanig gelezen moet worden. God ging niet met een wurgkoord op Mozes af, maar er moet hem iets zijn overkomen – een ernstige ziekte of een zonnesteek, we zijn hier wel in de woestijn! – wat hem op het randje van de dood bracht. Het wonderlijke nu is dat God daarin verscheen – niet als oorzaak, maar als ontzagwekkende aanwezigheid. De spirituele dimensie is de verborgen diepte van

8

elke existentiële ervaring. Zoals de volksmond zegt: nood leert bidden.1 Bevrijding We hebben het dus niet over een causaal verband, maar over wat theologisch de alomtegenwoordigheid van God wordt genoemd. God is het hart van de werkelijkheid en zonder hem kan niets bestaan – ook ziekte, zonnesteken en zelfs de dood niet. Een crisis kan ons openen voor zijn ‘alomtegenwoordige’ aanwezigheid, wat huiver oproept. Want wie kan God zien en leven? Nauwkeuriger gezegd: wie kan God zien en niet in vreze en beven bevrijd worden uit het doodse bestaan dat hij voor leven hield? Die bevrijding is een sprong uit onze be-

I N T E R P R E T A T I E | juli 2014


hoefte aan rationele controle en overzicht waardoor we de wereld voorspelbaar en klein maken. Daarna zien we God overal. De moderne Hollandse mystica Etty Hillesum schrijft: ‘Mijn God, mijn leven is één grote samenspraak met jou…. [het woordje God] omvat alles en dan hoef ik al het andere niet meer te zeggen.’2 Wie God vreest, heeft niets anders te vrezen, zingt een oude Engelse hymne. Dit werpt licht op de aangehaalde donkere tekst over Mozes. Op weg om de Hebreeën te bevrijden, moet hij eerst zelf bevrijd worden van zijn bezorgdheid over zichzelf, zijn gezin en zijn missie. Evenmin als op zijn ziekte, die een mens immers altijd tegen zijn of haar wil overkomt, heeft hij greep op God. Nu de controle over zijn leven uit handen is

I N T E R P R E T A T I E | juli 2014

De kerk wordt niet aantrekkelijker door het geloof humanistisch te verdunnen

geslagen, komt hij dichter bij de Onnoembare, kern van al wat is (daarom is elke ziekte een spirituele kans: het woord ‘crisis’ dat we vandaag zo vaak horen duidt oorspronkelijk op een loutering). Dat roept ontzag op, een siddering die Mozes uit zijn overzichtelijke herdersbestaantje schudt en vrijmaakt om anderen te bevrijden. Elke openbaring is een breuk, een scheur in ons bestaan, die gesymboliseerd wordt door de bloedige besnijdenis als teken dat Israël niet zijn eigen leven leeft, maar volk van de Ontzagwekkende is.

9


Bettine Siertsema

Met de ogen van Sara

Leesrooster

Genesis 11-23

Dit najaar staan de verhalen rondom Abraham op het leesrooster. Sara speelt slechts een bijrol, maar wel één die cruciaal is voor het ontstaan van het volk Israël. De aartsvaderlijke belofte krijgt alleen via haar een begin van vervulling: Isaak, de zoon die tegen alle verwachting in geboren wordt, en haar graf dat het eerste stuk van het land is dat Abraham in bezit krijgt. Reden genoeg om hier eens Sara zelf aan het woord te laten.

‘Z

oals het vrouwen in mijn tijd en cultuur past, krijg ik maar zelden het woord. Mijn introductie in het verhaal is ook niet bepaald die van een hoofdrolspeelster. Van mijn schoonzus Milka wordt tenminste nog verteld van wie zij afstamt, van mij blijft dat in nevelen gehuld. Maar wel wordt meteen vermeld dat ik onvruchtbaar ben. Zo heb ik geen verleden en ook geen toekomst. De geweldige stap die Abram neemt als hij zijn land en stamverband verlaat, is voor mij niet minder groot, maar voor de verteller lijk ik slechts geheel samen te vallen met mijn onvruchtbaarheid. De zusterleugen Zelfs als ik Abrams leven moet redden door me in Egypte als zijn zuster voor te doen, laat de verteller mij niet aan het woord. Abram vraagt weliswaar mijn toestemming om met dat bedrog mee te doen, maar mijn positieve antwoord blijkt alleen uit de vertelde gebeurtenissen. Grappig trouwens dat Abram pas daar, bij de grens met Egypte, voor het eerst het woord tot mij richt, en dat het dan ook pas tot hem – en tot de lezer – lijkt door te dringen hoe mooi ik ben. Dezelfde geschiedenis wordt nog twee keer verteld, in hoofdstuk 20 met koning Abimelech van Gerar in de rol van de farao, en in hoofdstuk 26 met dezelfde Abimelech, maar nu met Rebekka in mijn rol. De aartsvaders zijn wel hardleers! De bijbelgeleerden maken zich erg druk om de verschillen tussen die verhalen, de vraag wat de oerversie is, zaken als mondelinge en schriftelijke overlevering, maar er wordt maar weinig commentaar geleverd op het ongehoorde van de vraag van mijn echtgenoot: offer om mijnentwil jouw lichamelijke integriteit maar op. Of cru gezegd: laat jij je maar verkrachten, daar vaar ik wel bij. Als duidelijk wordt welk risico we

34

lopen in Egypte, is het er Abram niet om te doen mij en zijn huwelijk te beschermen. Nee, om zichzelf te beschermen maakt hij het risico voor mij alleen maar groter, want door de leugen garandeert hij bijna dat ik in de harem van de farao word opgenomen. Wil mijn man (en later mijn zoon) soms de begeerlijkheid van zijn vrouw bevestigd hebben door met eigen ogen te zien dat zij door andere mannen begeerd wordt? Dit mechanisme is later door René Girard uitvoerig geanalyseerd als de driehoeksverhouding van de begeerte. Wat er in de harem van de farao gebeurd is, daar doe ik het zwijgen toe, en de verteller neemt dezelfde terughoudendheid in acht, al gaat er een duidelijke suggestie uit van de uitspraak van de farao dat hij mij tot vrouw genomen heeft. In de volgende varianten op deze geschiedenis is het duidelijker: Abimelech heeft niet met mij geslapen (Gen. 20:4) en Rebekka is zelfs niet over zijn drempel geweest (Gen. 26:8, 10). Tegelijk wordt onze eigen rol steeds kleiner gemaakt. Abram vroeg mij de eerste keer nog om toestemming, de tweede en derde keer gebeurt dat al niet eens meer. Ook in een ander opzicht is de tweede keer eigenlijk veel erger dan de eerste: Abraham heeft dan al van JHWH gehoord dat de belofte van nageslacht via mij zal lopen. Hij offert dus niet alleen mijn lichamelijke integriteit op aan zijn gevoel van veiligheid, maar brengt ook die belofte in gevaar. Volgens mij is dat nog een heel wat ernstiger teken van ongeloof dan een beetje ongelovig lachen over een onmogelijke belofte. Dat hebben wij beiden gedaan (Gen. 17:17; 18:12), maar op de een of andere manier wordt mij dat altijd veel zwaarder aangerekend dan hem. Maar ik loop op de zaken vooruit. Als het om de drievoudige zusterleugen gaat, blijken de buitenlandse mannen gelukkig moreel hoger te staan dan verwacht: ze doden Abra(ha)m/Isaak niet als ze achter de waarheid komen. Ook voor hen heeft er wat op het spel gestaan: de farao wordt ziek en Abimelech en zijn vrouwen worden door goddelijk ingrijpen tijdelijk onvruchtbaar. De joodse traditie vermoedt dat ik in stilte ontzettend gehuild heb, daar bij de farao, omdat mijn kostbare deugdzaamheid zo in gevaar was, en dat de engelen mijn tranen zagen en mij te hulp schoten. Een latere joodse uitleg, in het spoor van Emmanuel Levinas, zet mij om een andere reden op een voetstuk: die ziet in mij de eerste figuur in de Bijbel die zich laat gezeggen door het appel dat de naaste op mij doet, de eerste die het welzijn van de ander voor laat gaan boven haar eigen welzijn. Ik ben voor Abram een zuster in de ware zin van het woord, het omgekeerde van Kaïn, die niet de broeder van Abel was. Maar toch, ik had me

I N T E R P R E T A T I E | juli 2014


best mogen afvragen hoever de verantwoordelijkheid jegens Abram als mijn naaste moest gaan. Mocht die wel zo totaal ten koste gaan van mijn eigen menselijke waardigheid? En wat van ons gehoopte nageslacht, zou dat niet ook het slachtoffer hebben kunnen worden van mijn opofferingsgezindheid? Ik ben er zelf nog niet uit. Mijn slavin Hagar en ik (Gen. 16) Net als mijn tijdgenoten weet ik niet beter dan dat het altijd aan de vrouw ligt dat er geen kinderen komen. In mijn wanhoop verzin ik een oplossing die in mijn cultuur gangbaar en legitiem is. Men verwijt mij wel eigenmachtig optreden; kennelijk had ik rustig moeten wachten op een wonder. Dat Abram op zijn manier ook oplossingen voor onze kinderloosheid zoekt, wordt gemakshalve over het hoofd gezien. Maar dat hij neef Lot meenam naar het beloofde land, zal toch echt geweest zijn omdat hij in hem zijn erfgenaam zag. Later stelt hij voor, nota bene aan God zelf, om zijn knecht Eliëzer die

I N T E R P R E T A T I E | juli 2014

rol te geven. In mijn project stelt Abram zich, moet ik zeggen, behoorlijk dociel op (Gen.16), en de verteller laat dat heel slim uitkomen door Abram ook grammaticaal steeds omringd te laten zijn door ons, de twee vrouwen (16:1 en 16:3). Wat Hagar van de kwestie vindt, doet er voor mij niet toe; haar toestemming heb ik niet nodig, haar naam komt niet over mijn lippen. Zusterschap? Alleen met iemand van mijn eigen klasse graag! Abram doet precies wat ik van hem vraag, en met het gewenste resultaat. Dat het misloopt, was misschien wel te verwachten. Ook het wetboek van mijn Babylonische tijdgenoot Hammoerabi stelt regels voor het geval de slavin die de eerste vrouw aan haar man aanbiedt zich de rechten van die eerste vrouw wil toe-eigenen. Hagar ziet de dingen anders dan ik (‘zien’ blijkt überhaupt een sleutelwoord voor haar te zijn). Voor haar komen de bestaande verhoudingen op hun kop te staan, maar voor mij absoluut niet. De verteller kiest zijn woorden heel subtiel: hij lijkt in de gebeurtenissen een diapositief te zien van wat een paar genera-

35


Liederlijk

Vijko Top

My City of Ruins door Bruce Springsteen There’s a blood red circle On the cold dark ground And the rain is falling down The church door’s thrown open I can hear the organ’s song But the congregation’s gone My city of ruins (2x) Now the sweet bells of mercy Drift through the evening trees Young men on the corner Like scattered leaves The boarded up windows The empty streets While my brother’s down on his knees My city of ruins My city of ruins Come on rise up! Come on rise up! (4x) Now there’s tears on the pillow Darlin’ where we slept And you took my heart when you left Without your sweet kiss My soul is lost, my friend Tell me how do I begin again? My city’s in ruins (2x) Now with these hands With these hands (3x) I pray Lord With these hands (2x) I pray for the strength, Lord With these hands I pray for the faith, Lord With these hands I pray for your love, Lord With these hands I pray for the strength, Lord With these hands I pray for your love, Lord With these hands I pray for the faith, Lord With these hands I pray for the strength, Lord

Begin jaren tachtig zag ik Bruce Springsteen voor het eerst in De Kuip in Rotterdam. Hij bleek een ‘blijver’ te zijn: regelmatig verschenen er van hem nieuwe albums en hij schreef voor andere artiesten. Bijbelkennis is noodzakelijk om de teksten van Bruce Springsteen te begrijpen. Maar niet alleen bijbelkennis; hij beschrijft en bezingt ook de straatcultuur, de sociaal-economische realiteit, de liefde, de dood, ziekte, kortom: het hele leven. Onze samenleving, zingt Bruce Springsteen, is als een enorm lange trein van hoop en dromen. Iedereen is welkom aan boord: saints and sinners, losers and winners, hoeren en gokkers en alle verloren zielen. Iedereen moet mee in de trein wil er hoop zijn voor ieder van ons. Allemaal zullen we worden gered als we vasthouden aan het geloof in de mogelijkheden van mannen en vrouwen om voor elkaar te zorgen, elkaar te helpen helen, en vasthouden aan de hoop en het visioen van een geweldig land. Op 11 september 2001 woonde Bruce Springsteen niet ver van de Twin Towers. Toen er een paar dagen later een benefietconcert was voor alle slachtoffers, was hij erbij. Springsteen moest beginnen en zong ‘My City of Ruins’, geschreven voor het vervallen Asbury Park, zijn geboortestad. Maar het lied was ook van toepassing op New York. Bruce Springsteen beschrijft de chaos en verwoesting. Maar vanuit elke steen en onder elke stoeptegel klinkt de kreet ‘Come on, rise up!’. Alles en iedereen moet zich inzetten om de stad te herbouwen en de mensen bij te staan die hun geliefden hebben verloren en letterlijk in een diep, zwart gat kijken. Opstaan is hard werken: fysiek, emotioneel, met vertrouwen, door samen te werken en met geloof in de transcendente krachten van God. Ga door met de worsteling en geef niet op, dat wil Springsteen zeggen met dit lied.

Vijko Top is predikant en muziekliefhebber.

Come on, rise up! Come on, rise up!

48

I N T E R P R E T A T I E | juli 2014


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.