Julia's schaduw2:Geloven is gezond
07-04-2009
13:53
Pagina 1
Londen, 1888. Te midden van het vuil en de armoede in Whitechapel, de overbevolkte achterbuurt in Londens East End, probeert Julia te overleven. Het is een hard leven: prostitutie is voor vrouwen in Whitechapel bijna de enige manier om geld te verdienen. Voor Julia is dat, na een verleden vol misbruik, uitgesloten; zij moet op een andere manier aan inkomsten zien te komen. En dan is er nog Jack the Ripper, een ongrijpbare seriemoordenaar die keer op keer in het holst van de nacht toeslaat en de hele stad in een greep van angst houdt. Ook Julia is bang. Als ze voetstappen en stemmen begint te horen, doet ze dat aanvankelijk af als een teken van vermoeidheid en ondervoeding. Maar al snel wordt het erger: ze merkt dat ze herinneringen kwijtraakt, ze doet dingen zonder het zelf te weten en vindt zichzelf terug in vreemde situaties. Er is iets vreselijk mis, beseft ze. Als ze wil overleven, heeft ze antwoorden nodig op heel oude vragen. De enige persoon die de antwoorden heeft, is de vrouw die haar als kind aan een bordeel verkocht – de vrouw die Julia nooit meer hoopte te zien. En ondertussen blijft Jack maar slachtoffers maken‌
Ines van Bokhoven schrijft historische romans voor volwassenen en jongeren.
isbn 978 90 239 9210 3 nur 342
uitgeverijmozaiek.nl
9 789023 992103
opmk.'JuliasSchaduw'
14-04-2009
12:27
Pagina 3
Ines van Bokhoven
Julia’s schaduw
UITGEVERIJ MOZAÏEK, ZOETERMEER
opmk.'JuliasSchaduw'
14-04-2009
12:27
Pagina 4
Van Ines van Bokhoven verschenen ook bij Uitgeverij Mozaïek: Het geheim van Erasmus (roman; met Maurits Tompot) Verraad! (jeugdroman)
ISBN 978 90 239 9210 3 NUR 342 Ontwerp omslag Wil Immink Design Layout en dtp binnenwerk Gerard de Groot © 2009 Uitgeverij Mozaïek, Zoetermeer Alle rechten voorbehouden uitgeverijmozaiek.nl
opmk.'JuliasSchaduw'
14-04-2009
12:27
Pagina 11
Hoofdstuk 1
Vrijdag 31 augustus 1888 was een tikkend geluid, een zacht, irritant geluid dat de stilte doorboorde. Het probeerde zich al een tijdje aan haar op te dringen, maar Julia wilde er geen aandacht aan besteden. Ze wilde blijven slapen. Had ze eigenlijk wel geslapen? Ze had in elk geval gedroomd, dat wist ze zeker. Ze wist niet meer waarover, maar het gevoel van de droom was blijven hangen. Een merkwaardig, maar opgelucht gevoel. Ze draaide zich nog eens om in het krakende bed en hield haar ogen stevig gesloten. Met wat geluk zou ze weer wegdrijven. Opluchting was niet iets wat ze vaak voelde, en al wist ze niet waar ze zich zo opgelucht over voelde, ze was niet van plan zich dit gevoel te laten ontnemen door een of ander irritant geluid. Maar het geluid gaf het niet op. Er kwam een tweede tik bij, iets vlotter in tempo dan de eerste. En vlak daarna zelfs een derde, ook weer met een eigen ritme. Elke tik leek harder te zijn dan de vorige, totdat het mokerslagen waren die, slag voor slag, haar vredige gevoel aan stukken sloegen en haar irritatie deden aanzwellen tot regelrechte woede. Kon ze niet een moment gelukkig zijn? Hier werd altijd alles wat goed was verstoord door iets weerzinwekkends. Ze trapte de dekens van zich af en opende met tegenzin haar ogen. De kamer baadde in fel zonlicht.Waarom waren
E
R
11
opmk.'JuliasSchaduw'
14-04-2009
12:27
Pagina 12
de gordijnen open? Ze probeerde zich te herinneren wat ze had gedaan, gisteravond, voordat ze naar bed ging, maar ze wist het niet meer en wilde er liever ook niet te lang over nadenken. Haar hoofd tolde van de pijn, en elke tik die ze hoorde leek te schampen langs de binnenkant van haar schedel. Ze keek om zich heen, op zoek naar sporen van Jim, en zag toen de kamer. Hij was schoon, brandschoon. Tot in de allerkleinste hoekjes en plekjes. De ramen waren gelapt; de afgebladderde kozijnen staken er treurig bij af. De vlek op de oude lambrisering, die er al zat toen zij hier kwam wonen, was weggewassen, de gebruikelijke vuile vaat stond niet op de tafel en het tafelblad leek zelfs geboend te zijn, en ook op de vloer was geen vuiltje te bekennen – behalve dan de nattigheid onder het houten droogrek aan het plafond, waaraan haar kleren hingen te druipen. Dat was het tikkende geluid geweest dat haar uit haar droom had gehaald: neerpetsende druppels. De grote teil, waarin ze hun kleren waste en zichzelf ook baadde, stond in een klein plasje water op z’n kant tegen de muur. En nu pas voelde ze haar huid: ze keek naar haar armen en zag dat die flink waren afgeschrobd. Met een borstel, zo te zien. Haar huid prikte pijnlijk; rode striemen liepen in lange, gezwollen ribbels over haar armen. Ze keek er in verbijstering naar. Opnieuw probeerde ze zich te herinneren wat ze gisteravond had gedaan, maar het was alsof ze door een volslagen duistere doolhof liep, waarvan ze de uitgang nooit zou vinden. Lichte paniek borrelde op. Ze moest naar Mary. De zon scheen haar vrolijk tegemoet toen ze de buitendeur 12
opmk.'JuliasSchaduw'
14-04-2009
12:27
Pagina 13
van het grauwe, lage huisje aan Brunswick Street opendeed. Het was druk op straat; het was altijd druk in deze overbevolkte buurt. In dit deel van Londen,Whitechapel, kwam iedereen uiteindelijk terecht als de tijden slecht waren; een soort verstopte afvoerput waarnaar al decennia niet meer werd omgekeken. Elk mensenleven dat in deze stad in een neergaande spiraal terechtkwam, was gedoemd vroeg of laat in deze vergeten straten te eindigen. Hier woonden mensen van allerlei nationaliteiten en achtergronden. Hier liepen dames over de straten, échte dames, met hoeden die bij hun handschoenen pasten en fluwelen handtasjes waaruit rijtuigjes betaald werden – en zij deelden de straat met bedelaars, straathandelaren, prostituees, dronkaards en meer van dat soort volk. Dit was een wijk van extremen, in alle opzichten. Er zaten hier genoeg bedrijven om ervoor te zorgen dat er een redelijke mate van welvaart was voor sommigen, maar die bedrijvigheid trok meer mensen aan dan er nodig waren, zodat het oosten van Londen vooral bekend stond als één grote, overbevolkte achterbuurt, een doolhof van gevaarlijke straten en stegen waar fatsoenlijke mensen niets te zoeken hadden. ’s Avonds trok er vanaf de rivier vaak een vies ruikende, klamme mist op, die de straten veranderde in een spookwereld waar men eerder het monster uit Mary Shelley’s Frankenstein zou verwachten tegen te komen dan gewone, alledaagse mensen, en overdag kon zelfs het stralendste zonlicht weinig verbeteren aan de ergste plekken van verval en vervuiling. De straten, die beklinkerd waren met lompe kasseien waar elke dag honderden hand- en paardenkarren met veel geraas overheen gingen, waren altijd vuil van stront en modder. 13
opmk.'JuliasSchaduw'
14-04-2009
12:27
Pagina 14
Kamers waren overbevolkt; hele gezinnen woonden soms in een hok van maar een paar vierkante meter – en dat was nog redelijk normaal. Kamers werden soms zelfs in delen verhuurd, zodat mensen slechts een hoek hadden om te bewonen, of in ‘wisseldienst’: de ene bewoner kwam thuis als de ander naar z’n werk ging. Dat zij en Jim met z’n tweetjes een hele kamer bewoonden, was nog best welvarend, vergeleken met sommigen in deze buurt. Julia vond het hier afschuwelijk. Ze begreep het leven in deze buurt niet. Het was ruw, hard, om niet te zeggen gemeen.Voor zover ze kon bedenken moest dit wel haaks staan op wat God had bedoeld met de Schepping. Het leven hier was soms amper meer menselijk te noemen, maar eerder beestachtig, zoals troepen verwaarloosde honden leefden. Dicht opeen gepakt, elkaar bijtend en beschermend – alles vanuit dezelfde ellende. Wanhoop en doelloosheid werden vervangen door kortstondig plezier waar doorgaans veel gin mee gemoeid was en men leefde kleingeestig, van het ene moment naar het volgende; een hele dag was vaak al te lang om te overzien. Ze woonde hier pas een klein jaar, maar ze was nog steeds niet gewend aan het merkwaardige mengsel van botheid en pragmatisch medeleven dat mensen hier bezaten. Buurvrouwen konden elkaar op straat soms voor de meest vreselijke dingen uitmaken, elkaar kijvend de haren uit het hoofd trekken; maar als de één zonder eten voor haar koters zat, aarzelde de ander niet om haar brood te delen. Julia begreep dat niet. In het dorp waar zij vandaan kwam woonden hoofdzakelijk boeren. Eenvoudig, trots volk dat voor zichzelf zorgde, dat liever dood zou gaan van de honger dan de hand te moeten ophouden bij anderen en 14
opmk.'JuliasSchaduw'
14-04-2009
12:27
Pagina 15
zo zichzelf zou moeten vernederen. Afhankelijkheid van anderen was hier noodzakelijk. Onvermijdelijk zelfs. Delen met een ander als je wat bezat, zorgde ervoor dat je wat terugkreeg als je zelf eens niks had. En dat laatste gebeurde voor de meeste mensen vaker wÊl dan niet. Het stonk vandaag. Ze was gewend dat het in hun straat naar gebak rook, want in de straat achter Brunswick stond een koekjesfabriek. De halve buurt, Jim ook, werkte er. Ze vond het bijna misdadig om zo’n verrukkelijke geur te verspreiden over de hoofden van mensen die zich een luxe als koekjes vrijwel nooit konden veroorloven, maar aan de andere kant was het eilandje van gebakslucht iets om dankbaar voor te zijn in deze gore buurt, waar het eigenlijk altijd wel naar iets stonk. Maar vandaag rook het wel heel erg smerig, en niet alleen in hun straatje. Op weg naar Mary rook ze die vieze lucht overal: een vettige roetlucht die op de wind meekwam vanaf de rivier. Alsof er iets enorms lag te smeulen. Mary zou het wel weten: die was altijd van de laatste nieuwtjes op de hoogte. Moeder liep een stuk met haar mee. Moeder was er vaak, de laatste tijd. Het was begonnen nadat vader doodging, toen ze naar Londen moest; ze was nooit echt alleen, omdat moeder zomaar op kon duiken, op de meest onverwachte plekken en momenten.Vroeger, toen Julia nog bij Madam Margery woonde, was moeder er om haar te helpen, als ze overstuur was van een klant of als ze zich verdrietig voelde. Moeder streelde haar haar en zong liedjes voor haar, vertelde haar sprookjes en verhalen en zei dat het allemaal goed 15
opmk.'JuliasSchaduw'
14-04-2009
12:27
Pagina 16
zou komen. Het had altijd geholpen. De andere meisjes in de slaapkamer dachten dat ze in zichzelf praatte, maar zij wisten niets van moeder. En Julia vertelde het ze ook niet – moeder was van haar. Een terugkerend rustpunt in een ontworteld bestaan. Er was geen ‘thuis’; niets om naar terug te keren, zelfs niet met hangende pootjes of een beschaamd gemoed. ‘Thuis’ was een stil moment, de slaapkamer voor haarzelf alleen, de illusie van ergens anders zijn, en moeder die beschermende armen bood om in weg te kruipen. ‘Thuis’ duurde altijd veel te kort. Jims kamer, waar ze sinds een paar maanden woonde, was ook maar gewoon een kamer – het riep geen enkel gevoel op van hechting of veiligheid. Het was een verblijfsplek. Maar hier, in Whitechapel, kwam moeder nog vaker langs.Vandaag leek ze verdrietig te zijn; ze sprak niet veel en keek af en toe hoofdschuddend naar haar. Julia werd er gespannen van. ‘Wat is er?’ vroeg ze. Maar moeder glimlachte en zei alleen maar:‘Het is mooi weer, vind je niet?’ Het wás een mooie dag: prachtig laat zomerweer. Maar Julia wilde veel liever weten waarom moeder zo treurig keek. Moeder zweeg in alle talen en Julia wist dat ze het nooit zou zeggen, dat het te lelijk was voor de oren van een klein meisje zoals zij, dat nog troost nodig had en het liefst in slaap gezongen werd. Dan maar over het weer praten, als moeder dat graag wilde. ‘Alleen jammer dat het zo vies ruikt,’ zei ze als antwoord op moeders opmerking. Haar armen schrijnden nog steeds pijnlijk; ze wilde er niet aan denken. Moeder neuriede een kinderliedje, Julia zong gezellig zachtjes mee, en samen 16
opmk.'JuliasSchaduw'
14-04-2009
12:27
Pagina 17
wandelden ze door Commercial Road, verlangend kijkend naar etalages waar de meest verleidelijke koopwaar werd aangeboden, alsof er geld genoeg was in de wereld – samen genietend, zoals moeders en dochters dat nu eenmaal deden. Mary was een rots in de branding, vond Julia. Een grote zus die het allemaal beter wist, iemand om je aan vast te houden en om te bewonderen. Mannen aten uit haar hand en betaalden daar ook nog voor. Nou was dat niet vreemd: als temperamentvolle Ierse was Mary Jane een vrouw die indruk kon maken en dat ook graag deed. Mary bezat het soort schoonheid dat schilders graag vastlegden op canvas: een ranke gestalte met een bleke huid, een delicaat gezicht dat omlijst werd door donkerrood haar dat ze altijd naar de laatste mode opstak. Haar amandelvormige ogen waren bruin en konden, als ze dat wilde, vuur schieten. Eén blik van Mary was genoeg om bijna elke man het zwijgen op te leggen. ‘Marie-Jeanette, lieverd,’ zei ze altijd tegen haar klanten. ‘Ik heet Marie-Jeanette.’ Ze beweerde een tijdje in Parijs te hebben gewoond; Julia wist niet of ze het moest geloven. Mary sprak in elk geval geen woord van de taal, behalve ‘merci’ en ‘voilà’ en dat soort chique kreetjes. Toen Julia eens voor de grap in het Frans tegen haar sprak, keek ze enkel verbaasd terug. Ze had Mary al een paar dagen nadat Travers haar op straat had gegooid, ontmoet; ze was er dankbaar om, want zonder Mary zou ze het nooit overleefd hebben, die eerste weken. Toen Travers haar de deur wees, was ze dankbaar 17
opmk.'JuliasSchaduw'
14-04-2009
12:27
Pagina 18
geweest, dankbaar omdat ze verlost was van de onophoudelijke nachtmerrie van klanten en hun wensen, en ook Travers’ wrede regime zou ze beslist niet missen – ze had het er gehaat, elke dag, elke minuut. Ze hoorde daar niet. Ze was niet zoals de andere meisjes, die zich met gemak konden laten verblinden door een dure dasspeld of de gladde glimlach van een rijke erfgenaam die een avond vol verveling kwam verdrijven met een volle portemonnee. De meeste meisjes vonden dat ze geluk hadden gehad dat ze in een bordeel zoals dat van Madam Margery werkten, maar Julia was er bij iedere klant kwaad om. Elke klant was voor haar een monster dat haar enkel zag als een minderwaardig ding – over hun honden spraken ze vaak nog met meer waardering – en het was voor haar dan ook een raadsel hoe mannen zulke persoonlijke handelingen konden verrichten met wezens die ze zó minachtten. Nee, haar vertrek uit het huis van Madam Margery betreurde ze niet. Maar de wanhoop sloeg al snel toe: ze voelde zich verloren in het gruwelijke besef dat er niets meer was. Ze wist werkelijk niet wat ze nu moest doen of waar ze heen moest gaan. De straten hadden er ineens heel anders uitgezien: zo dreigend, zo meedogenloos. Plotseling, van het ene moment op het andere, was ze een buitenstaander geworden. Een verstotene. Ze was zeventien jaar oud en was alleen. Als vanzelf was ze naar het oosten van de stad gedreven; in de welvarende straten van de West End werden daklozen snel opgemerkt en verjaagd. Het kleine beetje geld dat ze in de vijf jaar bij Madam Margery’s had weten te sparen, was er in een paar dagen tijd doorheen gevlógen, terwijl ze nog had geprobeerd zuinig te doen: de eerste nacht had ze een 18
opmk.'JuliasSchaduw'
14-04-2009
12:27
Pagina 19
goedkoop slaaphuis gezocht, waar ze voor twee pence zittend mocht slapen, op een lange bank met een hoop andere vrouwen, hangend over een strakgespannen touw. Ze had nog nooit zoiets meegemaakt, het was absurd. De vrouwen gebruikten elkaar als ondersteuning bij het slapen, want het touw schuurde na een tijdje pijnlijk door je kleren heen als je er je volle gewicht op liet hangen; maar als één van de vrouwen van houding veranderde dan had dat, als een soort van domino-effect, tot gevolg dat iederéén op de bank een nieuwe houding moest zoeken.Van slapen was amper sprake, in elk geval voor Julia, die tot haar verbazing merkte dat er vrouwen waren die blijkbaar gewend waren aan deze manier van doen, die zonder problemen in een diepe slaap vielen en met hun gelukzalige gesnurk de rest alleen maar deed zuchten van jaloezie.Toen ’s ochtends het touw werd losgemaakt waren de vrouwen zo stijf van hun ongemakkelijke hanghoudingen, dat ze bijna allemaal meteen hun evenwicht verloren en op de grond vielen. Slaaphuizen met bedden kostten vier pence per nacht; en dat waren bedden die ze moest delen met andere vrouwen, zo bleek, en die maar een keer per maand verschoond werden. Ze krioelden van de luizen en vlooien, maar ze kon er tenminste liggend en droog slapen – met haar bezittingen stevig tussen haar armen geklemd, want alles wat los zat werd er gestolen. Ze zag hoe sommige mensen zelfs de lakens van de bedden jatten; er stond, bij wijze van voorzorgsmaatregel, met grote zwarte letters het woord ‘GESTOLEN’ op, maar dat leek de verkleumde dieven weinig te kunnen deren. De eerste nacht deelde ze het smalle bed met een vrouw die zo dronken was, dat Julia zich afvroeg of ze eigenlijk 19
opmk.'JuliasSchaduw'
14-04-2009
12:27
Pagina 20
wel doorhad waar ze was en dat er nog iemand naast haar lag. Ze nam in ieder geval onbeschaamd het grootste deel van het matras in beslag en was met geen mogelijkheid wakker te krijgen. Julia zag zich genoodzaakt de hele nacht op haar zij door te brengen, balancerend op de rand van het bed, met af en toe een voet op de vloer zodat ze er niet uitviel. Maar het was tenminste warm, met nog een vrouw naast zich; al stonk ze dan verschrikkelijk naar zweet en kostte het Julia moeite bij zo’n sterke drankadem in slaap te vallen. Het was behaaglijk warm, ze had een dak boven haar hoofd en toen het haar lukte om niet aan al dat ongedierte te denken en ze gewend was aan het ruwe laken, kon ze zich eindelijk wat ontspannen. Moeder kwam nog even langs om haar te aaien en een zacht liedje te zingen. Het voelde bijna huiselijk. Bijna veilig. Het was altijd moeder die haar er doorheen hielp en die ervoor zorgde dat ‘thuis’ een begrip was dat ze als het ware met zich mee kon dragen, al was het dan een schamel compromis. Moeder hield de muren van ‘thuis’ omhoog door ervoor te zorgen dat de buitenwereld op een kleine afstand bleef, nooit helemaal binnendrong; de muren die moeder optrok boden uiteindelijk net zoveel fictieve veiligheid als echte muren dat deden. Het was maar een korte afstand van binnen naar buiten en stenen muren konden bedriegen, konden de schijn van eeuwigheid oproepen terwijl ze in luttele minuten konden worden weggevaagd. Moeder zat diep in haar, veel dieper dan de veiligheid van de muren van een huis ooit zou kunnen zitten, en kon nooit worden weggevaagd. Moeders zachte handen en troostende stem waren werkelijk eeuwig en altijd, en tot nu toe waren muren steeds van tijdelijke aard gebleken. Moeders handen waren veiliger. 20
opmk.'JuliasSchaduw'
14-04-2009
12:27
Pagina 21
Aan het slapen naast vreemden viel te wennen, maar de slaaphuizen waren eigenlijk veel te duur. Na een weekje of wat was haar geld op, had ze geen werk gevonden en besefte ze dat haar dankbaarheid om weg te zijn uit het bordeel van Madam Margery een vergissing was geweest; ze was er hier nog slechter aan toe terwijl ze net zo weinig keuzes had als eerst. Ze zou terug naar dat gehate ‘werk’ moeten, wilde ze eten en droog kunnen slapen. Ze had geen idee hoe het hier in zijn werk ging; bij Madam Margery waren er kamers geweest, die voorzien waren van allerlei comfortabel en schoon meubilair – zoals een bed, en een badkuip achter een kamerscherm. Hoe moest dat dan, in een steeg die vol stond met tonnen en kratten en waar niets dan vuiligheid op de grond lag? Ze had er geen enkele voorstelling bij – haar hersens weigerden een dergelijke afbeelding op te roepen, en eigenlijk vond ze dat niet erg. Maar nu het erop aankwam, voelde ze zich te onnozel om datgene te doen dat de domste, armste vrouw nog wel voor elkaar kreeg: zichzelf verkopen aan een vent om ermee in een duistere hoek te verdwijnen. Ze wist niet eens hoeveel ze ervoor moest vragen. En waarom zou een man geïnteresseerd zijn in een verwerpelijk wezen zoals zij, en geld betalen voor haar? Ze zag vrouwen met klanten in stegen verdwijnen, afschuwelijke vrouwen, vies en verlopen, maar die kerels leek dat weinig te kunnen schelen. Hoe deden ze dat? Mannen waren een raadsel voor haar, maar niet voor Mary. Mary kon met mannen omgaan alsof het pionnen in een spel waren. Julia dacht dat het dat ook werkelijk was voor haar vriendin: een spel – waarin Mary natuurlijk de tegenstander de baas was. Mary won altijd, mannen konden niet tegen haar op. Ze zou het niet over haar kant laten 21
opmk.'JuliasSchaduw'
14-04-2009
12:27
Pagina 22
komen, een man die haar probeerde te onderdrukken of de les te lezen. O nee, Mary niet. Op de avond dat Julia een kroeg binnenging omdat haar geld op was en ze toch iets moest doen om te kunnen eten en slapen, had ze als bij een wonder Mary ontmoet. Ze was naar een pub gegaan waar redelijk wat mannen zaten en was in een hoek gekropen waar ze niet teveel op zou vallen; ze wist dat het niet verstandig was nu ze juist op zoek was naar een klant, maar ze wilde het toch zo lang mogelijk uitstellen. Ze was doodsbang. Een man was op haar afgekomen, een zwaar beschonken man van indrukwekkende afmetingen, en was plompverloren naast haar gaan zitten. Ze had niet eens durven bewegen. Hij bleek een echte lomperik te zijn die, toen zij hem geen antwoord gaf op zijn onbeschofte vragen, haar voor de hele kroeg te kijk zette met haar verlegenheid. ‘Dat gaat straks nog gezellig worden met deze hier, jongens!’ riep hij naar zijn maten.‘Die zegt er geen een! Des te makkelijker; d’r op en d’r af, hee mannen?’ De ‘mannen’ lachten en keerden zich weer naar hun bier. ‘Ik zou juist zeggen dat het getuigt van haar goede smaak, Bernie, dat ze niks van je wil weten.’ Een jonge vrouw met dik rood haar zat achter een tafeltje niet ver van de ingang en keek de man naast Julia minachtend aan. ‘Ik bedoel: is het teveel gevraagd af en toe eens een natte lap door die gore nek van je te trekken? Je kunt daar aardappelen poten.’ Dit lag pas echt goed bij de ‘mannen’; Bernie werd weggetrokken bij Julia en kreeg als ‘troost’ van zijn maten een biertje aangeboden, terwijl ze hem nog steeds recht in zijn 22
opmk.'JuliasSchaduw'
14-04-2009
12:27
Pagina 23
gezicht uitlachten: hij had zich door een vrouw laten klempraten. Hij keek er vuil bij en wist niet hoe snel hij, na het uitdrinken van zijn glas, de kroeg uit moest komen.Toen hij het tafeltje van de vrouw passeerde, zei hij luid:‘Hoer.’ Ze hief haar glas, boog haar hoofd alsof ze een compliment in ontvangst nam en antwoordde, koeltjes glimlachend: ‘Het enige soort vrouw dat jij kunt krijgen!’Terwijl de deur achter Bernie dichtklapte, zaten zijn maten alweer te lachen. De vrouw kreeg een vers glas gin aangeboden waarmee ze naar Julia liep. ‘Hier, je ziet eruit alsof je het harder nodig hebt dan ik.’ Ze zette het glas neer en stak haar hand uit: ‘Mary heet ik. Mary Jane Kelly.’ ‘Kijk eens,’ zei moeder.‘Die is mooi.’ Ze wees naar een etalage waarin paspoppen opgesteld stonden; de pop waar moeder naar wees droeg een eenvoudige, grijze rok met een zwarte band langs de zoom, en een witte kanten blouse met een ingewerkt motief van krullende ranken. De mouwen waren licht poffend ingezet, waardoor ze ruim en mooi plooiend naar beneden vielen en sierlijk uitkwamen in brede manchetten, die strak om de pols gedragen moesten worden. De boord was versierd met elegant borduurwerk in wit garen, genaaid in volmaakt regelmatige steken. Moeder keek er verlangend naar. ‘Die zou jou mooi staan.’ Julia keek er ook naar: het was het witste wit dat ze in jaren had gezien. Het ragfijne kant leek haast licht te geven. Ze hoefde niet naar het kaartje dat eraan hing te kijken om te weten dat het een onbereikbaar kledingstuk was; maar mooi, ja, mooi was het wel.Veel te mooi voor iemand zoals 23
opmk.'JuliasSchaduw'
14-04-2009
12:27
Pagina 24
zij. Ze trok moeder weg van de etalage, voordat ze zelf ook naar die blouse ging verlangen. ‘Kom, anders kom ik nooit bij Mary aan.’ Moeder liep alweer mee. Mary deed de deur voor Julia open en gebaarde dat ze binnen moest komen. ‘Wil je thee?’ Julia keek in verbazing naar de spullen die op de tafel lagen: brood, boter, thee, suiker, spek, lampolie… ‘Heeft Josie weer werk?’ vroeg ze. ‘Voor twee weken maar. Hij werkt aan de nieuwe brug die ze aan het bouwen zijn, bij de Tower. Wil je ook een boterham?’ Julia knikte gretig.Warme thee en iets te eten, dat klonk lekker. Mary kookte water en sneed eens langs het brood, smeerde een royale laag boter op de snee en gaf hem aan Julia. ‘Eten, jij. Je ziet er weer veel te moe uit.’ Julia pakte het brood dankbaar aan. Ze gingen aan de tafel bij het smalle raam zitten, Mary languit op haar elleboog leunend en lui gapend, terwijl ze af en toe in haar hete thee blies. ‘Is Jim al terug?’ Ze keek kritisch naar Julia’s gezicht, dat nog de sporen droeg van de ruzie die ze met Jim had gehad op de avond dat hij wegging. Gisteren had Mary er luidkeels schande van gesproken; vandaag zweeg ze er gelukkig over. Julia schudde haar hoofd. ‘Ach meid, wat kan jou het schelen,’ zei Mary met een wuivend handgebaar. ‘Hoef je je door hem tenminste ook niet te laten bepotelen. Lekker rustig.’ 24