luisterend
Aan de nog jonge gemeente in Kolosse schrijft Paulus een indrukwekkende brief over Christus. Dat was ook nodig. Allerlei ideeën over wie Jezus was deden de ron-
veerd. Het bracht verwarring teweeg in het geloofsleven van de Kolossenzen. In de religieuze supermarktcultuur van toen herkennen we onze tijd: religie is weer in. Dan lijkt Christus één van de vele mogelijkheden te worden en daartegen verzet Paulus zich in zijn brief. Juist in
niets los te zien van Jezus: de schepping niet, de verzoening niet en ook het dagelijkse leven niet. De bijbelstudies in dit boek hopen de gebruiker (opnieuw) te doordringen van de allesomvattende betekenis van de Here Jezus Christus voor het eigen leven en voor de wereld waarin we leven.
Drs. J. Overeem (1968) studeerde theologie en is als staflid en docent geloofsleer, bijbelstudievaardigheden en meditatief bijbelle-
harald overeem
Jezus laat God zichzelf volledig kennen. Daarom is
leven
Kolossenzen
de. De unieke positie van Christus werd sterk gerelati-
Kolossenzen Met Christus geborgen in God
zen verbonden aan ‘De Wittenberg, christelijke hogeschool en toerustingcentrum’ te Zeist. ‘Luisterend leven’ is een reeks bijbelstudieboeken voor zowel persoonlijke stille tijd als voor gebruik in de bijbelkring en staat onder redactie van ds. J. van Langevelde en ds.ir. N.M. Tramper.
NUR 707
www.boekencentrum.nl
harald overeem
Luisterend leven De reeks ‘Luisterend leven’ brengt mediteren over en bestuderen van de Schrift bij elkaar. De serie begeeft zich in het spoor van het belijden van de kerk-der-eeuwen; in de gekozen opzet is aansluiting gezocht bij de Apostolische Geloofsbelijdenis. Zo komen de hoofdthema’s aan de orde, waarin het hart van het christelijk geloof klopt. De studies zijn eerst toegesneden op de persoonlijke overdenking en vervolgens op het gebruik in bijbelkringen. Ook bij de voorbereiding van preken bieden deze studies veel aanknopingspunten. ‘Luisterend leven’ staat onder redactie van drs. A. Romkes en ds.ir. N.M. Tramper. Reeds verschenen: drs. Pieter L. de Jong, Genesis. Het begin van alles Niek Tramper, Psalmen. Dicht bij God wonen Age Romkes, Matteüs. Thuiskomen in het Rijk van God Bernhard Reitsma, Romeinen. De kracht van Gods genade Hetty Lalleman-de Winkel, Ezechiël. Van dood naar opstanding Nelly van Kampen-Boot, 1 Petrus. Vreemdelingen ver van huis
Harald Overeem
Kolossenzen Met Christus geborgen in God
Tweede druk
Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer
www.uitgeverijboekencentrum.nl De in dit boek opgenomen bijbelteksten werden met toestemming van het Nederlands Bijbelgenootschap overgenomen uit de NBG-vertaling 1951. Ontwerp omslag: Oblong, Jet Frenken ISBN 978 90 239 1289 7 NUR 707 Tweede druk 2007 Š 2004 Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieÍn, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Inhoud
Woord vooraf
7
I. Aanwijzingen voor het luisterende leven
9
II. Inleiding op de brief aan de Kolossenzen
14
1. Een goed begin! 1:1-12
21
2. Christus in schepping en verlossing 1:13-23
29
3. Dienaar van het geheim 1:24-2:5
43
4. Vrij in Christus 2:6-3:4
53
5. Het nieuwe leven 3:5-17
67
6. Nieuwe verhoudingen 3:18-4:1
77
7. Laatste aansporingen 4:2-18
89
Literatuur
98
Ik geloof in God de Vader, de Almachtige, Schepper van hemel en aarde; En in Jezus Christus, Zijn eniggeboren Zoon, onze Here, die ontvangen is van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria, die geleden heeft, onder Pontius Pilatus is gekruisigd, gestorven en begraven, nedergedaald ter helle, die op de derde dag is opgestaan van de doden, die is opgevaren naar de hemel en zit aan de rechterhand van God, de almachtige Vader, vanwaar Hij komen zal om te oordelen de levenden en de doden. Ik geloof in de Heilige Geest; ik geloof de heilige, algemene kerk, de gemeenschap der heiligen, de vergeving van de zonden, de wederopstanding van het vlees en het eeuwige leven.
Woord vooraf What really matters is Christ and Christ alone. Peter T. O’Brien Wie de brief van Paulus aan de Kolossenzen leest, kan niet om Christus heen. Het is in deze brief Christus voor en na. Eén van de auteurs die ik raadpleegde bij het schrijven slaat de spijker op zijn kop: wat er echt toe doet, is Christus en Christus alleen. Paulus schreef een indrukwekkende brief. Een brief die overloopt van de grootsheid van Jezus Christus en tegelijk gericht is op het alledaagse christelijke leven. Ik hoop de lezer, of beter: gebruiker van dit boek materiaal aan te reiken om zich de woorden van Paulus zelf eigen te maken en te laten spreken. Karl Barth, een Duits theoloog uit de twintigste eeuw, schrijft ergens dat de deur van de bijbelse tekst alleen van binnenuit geopend kan worden. Daartoe wil ik je van harte uitnodigen: om de brief aan de Kolossenzen in te kruipen, er in te wonen als in een huis. Huizen zijn van binnen mooier dan van buiten. Wie maar wat om de tekst blijft heen lopen, zal een buitenstaander blijven. In dit deel van de serie ‘Luisterend leven’ staat de belijdenis in de opstanding van Jezus Christus centraal. Paulus’ uitspraak in de brief, dat ons leven met (de opgestane) Christus verborgen is in God, vormt een van de grootste geheimen van het evangelie. Graag wil ik de mensen bedanken die een of meer hoofdstukken hebben meegelezen. De bijbelkring in onze eigen gemeente die de eerste versies van de bijbelstudies ‘uitprobeerden’. Carine, Johan & Corine, Lucrée, Sophia en Aline dank ik voor hun suggesties en verhelderende inzichten. De bijbelstudies met een aantal studenten van De Wittenberg waren een bron van vreugde en ontdekking: Edith, Gianne, Hanneke, Ronald, Esther, Marjon en Arieke, bedankt!
En vooral de beide redactieleden Age Romkes en Niek Tramper. Zij zijn de hele tekst doorgekropen en kwamen met talloze waardevolle suggesties en aanvullingen. Ook Leny Romkes nam enkele hoofdstukken door en gaf bruikbare tips. En Aline, mijn vrouw, sine qua non. Omwille van de leesbaarheid wordt meestal hij of zijn gebruikt, waarmee eveneens zij of haar bedoeld wordt. Leusden, september 2003 Harald Overeem
I Aanwijzingen voor het luisterende leven
‘U wekt de mens op om vreugde te scheppen in het U aanbidden, want U hebt ons voor Uzelf gemaakt en ons hart blijft onrustig, totdat het rust vindt in U.’ Deze beroemde zin uit het begin van de belijdenissen van Augustinus is een juweel. Hij beschrijft zeer kernachtig het geheim van een mens: geschapen naar Gods beeld en bedoeld om in een hele persoonlijke relatie met de Schepper te leven. En alleen wanneer mensen werkelijk hun leven aan Hem geven, rust vinden in zijn nabijheid en Hem in woorden, denken en daden eren, komen ze tot hun bestemming. Zoals mensen die van elkaar houden, ernaar verlangen dicht bij elkaar te zijn, zo verlangt God ernaar dicht bij ons te zijn en een bijzondere relatie met ons te hebben. Zo kan Hij ons ook als instrument in dienst nemen om zijn liefdesmuziek voor de wereld te spelen. Dit geheim van de mens vraagt om een leven dat open is voor Hem. Dat wil zeggen dat we een houding hebben waarin we ernaar verlangen zijn stem te horen; dat we als een bruid niets liever willen dan dicht bij de bruidegom te zijn. Dat is luisterend leven: verblijven in de tegenwoordigheid van God, erop gespitst zijn stem te verstaan. De kerk van Christus heeft in de Bijbel altijd op bijzondere wijze Gods stem vernomen. Het is zijn liefdesbrief aan ons. Luisterend leven betekent daarom de Woorden van de Bruidegom/die liefdesbrief spellen en indrinken, erover nadenken en mediteren. Het betekent ook op die woorden reageren en eruit gaan leven. Dit boek wil een handreiking zijn voor het luisterende leven. Dat wordt op twee manieren uitgewerkt. Persoonlijk luisteren Aan elk bijbelgedeelte is een aantal meditatieve momenten gewijd, aangegeven met ‘dagen’. Die zijn bedoeld voor persoonlijke stille tijd, een afgezonderde tijd om stil te zijn voor God, Zijn
Woord te horen, te bidden en na te denken. Het is niet eenvoudig die tijd te nemen, omdat er zoveel dingen zijn die ons elke dag weer in beslag nemen. Toch zijn dergelijke oases belangrijk om te kunnen groeien in de relatie. Het zijn mogelijkheden om alle beslommeringen en verantwoordelijkheden bij God neer te leggen en ons leven weer in het juiste perspectief te zetten. Het is een tijd om te horen hoe God naar ons kijkt, om te belijden wat niet goed is geweest, een tijd om onze dank te uiten. Wanneer er veel is dat ons afleidt, kan het goed zijn onze gedachten, lessen en gebeden op te schrijven. Dat kan helpen ons te blijven concentreren. Gebedshouding Het gebed is niet het gemakkelijkste onderdeel van de ‘stille tijd’. Vaak worden onze gedachten afgeleid. Om de concentratie te bevorderen zijn twee dingen van belang. Allereerst een besef van wat wij doen als we bidden. Het is voor alles een uiting van de bijzondere band met de Schepper. Een gesprek van hart tot hart, als kind met de Vader, als geliefde met de Bruidegom. Dat geeft een ontspannen luisterhouding. Daarnaast is een goede lichaamshouding van belang: rechtop zitten of staan, eventueel de handen gevouwen. Open handen, met de handpalmen naar boven zijn een teken van afhankelijkheid en verwachting. Als we de pijn en de schuld van ons leven voor God neerleggen, kunnen we eventueel onze handen samengeknepen houden (zie voor meer aanwijzingen R.J. Foster, De Nieuwe Levenswandel). Het is goed om van tevoren kort over ons gebed na te denken. Een goed middel om geconcentreerd te bidden is het gebed opschrijven. Voor elk meditatief moment worden in dit boekje enkele aanwijzingen gegeven. Men kan voor elke aangegeven ‘dag’ een half uur of drie kwartier reserveren, bijvoorbeeld eenmaal per week. 10
Het is ook mogelijk om er dagelijks of meerdere keren per week een iets kortere tijd aan te besteden door bijvoorbeeld telkens één van de vragen bij ‘overdenken’ of één gebedspunt te nemen. Het is belangrijk om een goede balans te vinden tussen enerzijds een strak ‘stille tijd’-schema, dat kan gaan werken als een loden last en anderzijds een ongestructureerde houding, waarin alle discipline verwatert en er geen vaste momenten met God meer zijn. De meditatieve momenten vormen de stille, persoonlijke voorbereiding op het samen luisteren. Beide gedeelten van dit boek kunnen los van elkaar worden gebruikt. Wanneer de persoonlijke en de gezamenlijke luisterhouding met elkaar verbonden worden, zullen we evenwel nog meer gaan verstaan en ervaren van de breedte en de lengte en de diepte en de hoogte van de liefde van Christus. Leren mediteren Mediteren, overdenken, betekent onze gedachten laten gaan over een woord of een stukje tekst. Associaties worden opgeroepen; beelden, gevoelens, situaties in ons leven. Hebben we er moeite mee? Worden we er blij van? Hoe klinkt Gods stem erin door? * mediteren over een woord of stukje tekst Aan de hand van een of meerdere kernwoorden kunnen vele gedachten worden opgeroepen. Bijvoorbeeld: Kolossenzen 3:4, ‘uw leven is verborgen met Christus in God’. Kan ik mij een situatie herinneren waarin ik mij geborgen voelde? Zijn er mensen bij wie ik mij geborgen voel? Zijn er anderen die zich bij mij geborgen weten? In welke omstandigheden verlang ik naar geborgenheid? In hoeverre ervaar ik dat Christus mij geborgenheid geeft? * mediteren door vragen te stellen over een groter gedeelte Wanneer we over grotere gedeelten mediteren, kunnen we onszelf thematische vragen stellen als: wat leren we over God in dit gedeelte? Wat belooft Hij ons, wat vraagt Hij van ons? Wat herken ik van mezelf in dit gedeelte? 11
* mediteren door te schrijven Een andere vorm van mediteren is een stukje tekst in eigen woorden opschrijven. Zo kunnen we een gedeelte van een psalm gebruiken om gedachten en gevoelens voor God neer te leggen. Door te schrijven kunnen we ook bidden of zingen!
Samen luisteren In het tweede deel van elke studie wordt een handvat gegeven voor het samen luisteren naar het Woord van God in het verband van een gemeentekring. Een verhaal of een stukje bezinning vormt telkens het voorportaal waardoor we de studie worden binnengeleid. De aantekeningen helpen bij de voorbereiding van de kringstudie en de vragen dienen om het gesprek op gang te brengen. Het doel bij dit alles is vooral, dat het Woord zelf aan het woord komt en dat daardoor God zelf tot ons zal spreken. Samen luisteren kent drie fasen: 1. Luisteren en kijken: onze eigen gedachten zoveel mogelijk tot zwijgen brengen en ontvankelijk worden voor de woorden en zinnen in de tekst. 2. Luisteren en horen: ontvankelijk worden voor de boodschap van het gedeelte. Wat heeft de schrijver, en daarachter, wat heeft de Heilige Geest er in dĂe omstandigheden mee willen zeggen? 3. Luisteren en gehoorzamen: wat wil de Heilige Geest ons nĂş laten horen? Wat wil Hij dat we met het gehoorde doen? In de studievragen zijn de drie stappen teruggebracht tot twee: luisteren naar de tekst (vooral fase 1 en 2) en luisteren en horen (vooral fase 2 en 3). Zie voor meer aanwijzingen bij het lezen en bestuderen van de Bijbel in kringverband: N.M. Tramper, Het Woord in de kring (Zoetermeer 19992).
12
Persoonlijke voorbereiding De studies in dit boekje zijn ook geschikt om te gebruiken bij de voorbereiding van een preek of studie voor een groep. Een goede (s)preker probeert eerst zelf te horen wat de Geest tot de gemeente zegt, voordat hij of zij dit ook daadwerkelijk doorgeeft. Spreken volgt op de stilte van het luisteren.
13
II Inleiding op de brief aan de Kolossenzen
Het merendeel van de brieven uit het Nieuwe Testament staat op naam van de apostel Paulus. Met dezelfde geestdrift waarmee hij het evangelie verkondigde, heeft hij ook zijn brieven geschreven. We leren hem daarin kennen als iemand die het hart op de tong heeft en niets liever wil dan het evangelie van de Gekruisigde doorgeven (zie 1 Korintiërs 2:2). In zijn brieven laat Paulus het evangelie schitteren als een diamant en weet hij met het evangelie door te dringen in de levens van zijn lezers. Kenmerkend aan zijn brieven is dat hij ingaat op vragen die er vanuit de verschillende gemeenten aan hem gesteld worden. Een van die gemeenten is een gemeente in Klein-Azië: Kolosse. Kolosse In de tijd van Paulus was Kolosse een kleine stad in Klein-Azië, het tegenwoordige West-Turkije. Het stadje lag in een vallei aan de rivier de Lycus, ten zuiden van de grotere steden Laodicea en Hiërapolis. De christelijke gemeente te Kolosse is dan nog jong, niet gesticht door Paulus maar door een van zijn medewerkers, Epafras (vgl. 1:7-8). Paulus heeft zijn lezers zelfs nog nooit ontmoet (2:1). In die dagen woonden veel Joden in Kolosse; bekend is dat Laodicea ongeveer elfduizend Joodse inwoners kende. De christelijke gemeente zal grotendeels uit christenen met een heidense achtergrond bestaan hebben. Paulus schrijft zijn brief terwijl hij gevangen zit. Vermoedelijk in Rome, al denken sommigen aan Efeze. In deze brief reageert Paulus op een aantal vreemde opvattingen die van buiten (of van binnen?) de gemeente zijn binnengeslopen en het evangelie verdraaien. Om welke opvattingen het precies gaat, is niet helemaal duidelijk. We moeten het doen met wat we weten over de algemene godsdienstige situatie van die tijd en met de informatie die Paulus zelf geeft. Op beide zal ik ingaan.
14
Algemene godsdienstige situatie Van de toenmalige godsdienstige situatie is een aantal lijnen te schetsen, die ons kunnen helpen om zicht te krijgen op de dwaalleer in de gemeente. Paulus verwijst enkele malen naar het heidense verleden van zijn lezers en we kunnen zeker aannemen dat veel inwoners van Kolosse deelgenomen hadden aan allerlei religieuze praktijken. Ik noem twee kenmerken, die ook van belang zijn om inzicht te krijgen in deze brief. Ten eerste bestonden er zogenaamde mysteriereligies die via geheime rituelen toegang beloofden tot een hogere (gods)kennis voor enkele ingewijden. Deze ingewijden kregen een speciale relatie met de godheid, die niet voor iedereen was weggelegd. Een mens kan God niet zomaar kennen! Het begrip ‘kennis’ zoals Paulus het in zijn brief gebruikt, heeft niets te maken met geheimzinnige kennis, maar met het kennen van God dat voor állen openstaat. In zijn brief gebruikt Paulus woorden uit deze ‘mysteriereligies’ en vult deze christelijk in. Zo komt het woord ‘ingewijde’ voor in 2:18. Het begrip geheimenis (van het Grieks: mysterion) komt voor in 1:26-27, 2:2 en 4:3. Ten tweede zien we in de tijd van het Nieuwe Testament uiteenlopende religieuze handelingen en opvattingen bij elkaar komen. Dit fenomeen, syncretisme genaamd, zien we ook vandaag de dag: in een religieuze supermarktcultuur kiest ieder wat bij hem of haar past. Wat is er aan de hand in Kolosse? Paulus schrijft geen enkele brief zonder aanleiding. Welke dat nu precies was voor de brief aan de Kolossenzen is moeilijk te bepalen. Welke dwaalleer verwarde de gelovigen in Kolosse? Paulus heeft van Epafras vernomen dat het geloof van de gemeente vertroebeld wordt door mensen met drogredenen (2:4) en een meeslepende filosofie die mensen bedacht hebben (2:8). Het kwam erop neer dat Jezus niet uniek was als de Zoon van God. Jezus zou slechts één van de mogelijkheden zijn waarop God zich aan mensen bekendmaakte. Er zou een stelsel van 15
engelen, machten en heersers tussen God en mensen in staan, waarlangs de gelovige ‘opklimt’ om bij God te komen. Op deze ladder naar de hemel toe had Jezus Christus een plaats náást allerlei andere machten. Deze geloofsweg, vermoedelijk een vermenging van heidense en joodse elementen, komt naar voren in tal van rituele inwijdingen, gnostische voorstellingen en Joodswettische voorschriften. Deze zijn zó met elkaar verbonden, dat ze de gelovigen afhankelijk maken van menselijke voorschriften (2:16, 22), van geestelijke machten (2:8) en van engelenverering (2:18). Een brief over Christus Dit alles komt tussen de gelovigen en God in te staan – alsof Christus alleen niet meer voldoende is. En dán klimt Paulus in de pen! In reactie op allerlei dwaalgedachten die opspelen in de gemeente schrijft Paulus over Christus. In de hele brief wijst de apostel op de superioriteit van Christus. De verlossing die Hij bracht, heeft onbeperkte, we zeggen wel: kosmische, dimensies. De vrede die Hij bracht, is gericht op alle dingen in de hemel en op aarde (2:20). Christus heeft aan het kruis de zo gevreesde machten en overheden aan de kaak gesteld (2:14vv.). In de vergeving van zonden die Hij heeft geschonken, ligt ook de verlossing uit het rijk van de duisternis opgesloten (1:13v.). Héél de geschapen wereld, zowel de aardse als de hemelse, staat onder de heerschappij van Christus. Hij is betrokken op zowel de schepping als op de herschepping (1:15-20). Het is deze Christus die het Hoofd is van de gemeente. Niets is los te denken van Christus. In Christus zijn alle schatten van wijsheid en kennis verborgen (2:3); daar heb je geen inwijdingsritueel voor nodig. In Hem alleen woont God in al zijn volheid (2:9); engelenverering is overbodig. In Hem is Gods verlossingsdaad voltooid (1:13-14); godsdienstige voorschriften hoef je niet meer uit te voeren om verlost te worden. In déze opgestane Christus is het leven van de gelovigen geborgen (3:3). 16
De opbouw van de brief Alles draait in de brief om de grootheid van Christus. Dat wil Paulus voortdurend aan zijn lezers duidelijk maken. De brief is voor te stellen als een wenteltrap die steeds weer om dat ene thema heen cirkelt. Het heeft dan ook iets geforceerds om de brief op te delen in stukken (perikopen). Immers, vaak loopt een gedeelte vooruit op wat nog nader aan de orde komt of wordt hetzelfde weer met iets andere woorden herhaald. De brief lijkt veel op een bloem die zich ontvouwt (Wright). Van een klein knopje groeit zij uit tot een grote knop, die zich langzaam opent om de bloemblaadjes te onthullen die erin verborgen lagen. Na een korte groet (1:1-2) spreekt Paulus zijn dank uit naar God voor de kerk in Kolosse (1:3-8) en doet hij vervolgens voorbede voor haar (1:9-12). Daarna schetst hij het evangelie in een notendop (1:13-14) en bezingt hij de alomvattendheid van Christus (1:15-20). Dit gaat ook de Kolossenzen aan. Zij worden opgeroepen standvastig te zijn (1:20-23). Paulus ontvouwt zijn gedachten verder: het geheimenis, dat allerminst geheimzinnig is, is geopenbaard aan de gelovigen en moet doorgegeven worden aan anderen (1:24-2:5). Hier liggen ten diepste Paulus’ motieven om de brief te schrijven. Daarna spoort hij zijn lezers aan om zich niet af te laten brengen van dit evangelie door allerlei gedachten en ideeën van mensen, maar de volheid van Christus in hun leven tot uiting te laten komen (2:6-3:4). De ‘dubbele werkelijkheid’ die Paulus zijn lezers voorhoudt – gestorven én opgestaan met Christus – werkt hij uit in twee paragrafen (3:5-11 en 3:12-17). Paulus noemt vervolgens twee terreinen waar de heerschappij van Christus geldt: thuis (3:18-4:1) en de samenleving (4:2-6). Hij besluit zijn brief met een aantal persoonlijke mededelingen en de afscheidszegen (4:7-18).
17
Mysteriegodsdiensten De meeste mysteriegodsdiensten zijn in Griekenland ontstaan als plaatselijke landbouwfeesten en kregen meer en meer een universeel karakter. Andere mysteriegodsdiensten zijn afkomstig uit Egypte, Syrië en Perzië. Bekend zijn de Dionysius-cultus, ook bekend onder de naam Bacchus, en de verering van goden als Osiris en Adonis. Mysteriegodsdiensten hadden een plaats naast de officiële verering van goden in tempels. Kenmerkend is de uitnodiging aan individuen om vrijwillig mee te doen aan geheime plechtigheden. Zij stelden een directe en intieme relatie met de godheid en onsterfelijkheid na dit leven in het vooruitzicht. De ceremoniën van de mysteriegodsdiensten bestonden uit nachtelijke inwijdingsriten, eten en drinken, extatische dansen en allerlei gezangen en visioenen. De inwijdingsriten zelf waren geheim en brachten de deelnemers (die er een fors bedrag voor hadden neergeteld!) steeds dichter bij de godheid. Er bestonden verschillende mysteriegodsdiensten met elk hun eigen verhaal, een mythe. Veelal gaat het om een godheid die sterft en weer levend wordt of om een godheid die de overwinning behaalt op andere machten. Men heeft wel de theologie in de brieven van Paulus willen verklaren vanuit de toenmalige mysteriegodsdiensten, maar vandaag de dag meent niemand meer dat de apostel leentjebuur heeft gespeeld. Overeenkomsten tussen stervende en herrijzende goden en de opstanding van Jezus Christus zijn slechts oppervlakkig. Zo kan de opstanding van Osiris nauwelijks een opstanding genoemd worden; hij werd heerser over de doden en niet over de levenden. Ook Adonis treedt op als een stervende en opstaande god, maar strikt genomen is hier geen sprake van opstanding. Het geloof van zijn vereerders had meer te maken met de cyclus van de natuur. Het sterven en opstaan van deze goden lijkt in de verste verte niet op de opstanding van Christus. De opstanding van Christus is een eenmalig gebeuren in de geschiedenis en niet een zich herhalend fenomeen in de natuur of een mythe uit het verleden. Daarnaast gaat het in de mysteriegodsdiensten niet om goden die naar de aarde komen om mensen te redden. Dat was ook niet nodig; er was geen notie van zonde zoals de Bijbel die kent.
18
Kolossenzen 1:1-12 Schrijver – Lezers – Groet 1 Paulus, door de wil van God een apostel van Christus Jezus, en Timoteüs onze broeder, 2 aan de heilige en gelovige broeders in Christus te Kolosse: genade en vrede zij u van God, onze Vader. Dankzegging en gebed 3 Wij danken God, de Vader van onze Here Jezus [Christus], te allen tijde bij ons bidden voor u, 4 daar wij gehoord hebben van uw geloof in Christus Jezus en van de liefde, die gij al de heiligen toedraagt, 5 om de hoop, die voor u is weggelegd in de hemelen. Daarvan hebt gij tevoren gehoord in de prediking der waarheid, het evangelie, 6 dat tot u gekomen is. Immers, in de gehele wereld draagt het vrucht en wast het op, zoals ook bij u, sedert de dag, dat gij het gehoord hebt en de genade Gods in waarheid hebt leren kennen; 7 zoals gij het vernomen hebt van Epafras, onze geliefde mededienstknecht, die voor u een getrouw dienaar van Christus is, 8 en ons ook kenbaar gemaakt heeft uw liefde in de Geest. 9 Daarom houden ook wij sedert de dag, dat wij dit gehoord hebben, niet op voor u te bidden en te vragen, dat gij met de rechte kennis van zijn wil vervuld moogt worden, in alle wijsheid en geestelijk inzicht, 10 om de Here waardig te wandelen, Hem in alles te behagen, in alle goed werk vrucht te dragen en op te wassen in de rechte kennis van God. 11 Zo wordt gij met alle kracht bekrachtigd naar de macht zijner heerlijkheid tot alle volharding en geduld, 12 en dankt gij met blijdschap de Vader, die u toebereid heeft voor het erfdeel der heiligen in het licht.
20
1. Een goed begin!
I Persoonlijk luisteren De eerste dag – Dít wil ik lezen! (1:1-2) Informatief Wie weleens brieven schrijft, weet hoe je de toon kunt zetten met de eerste regels. Die zijn immers bepalend voor de hele brief. Ook de brieven van Paulus kennen vaste openings regels (zoals overigens een goede gewoonte was in die tijd wanneer je brieven schreef). Toch gaan we er vaak gemakkelijk aan voorbij. Het zijn altijd dezelfde woorden. We lezen er vluchtig overheen. Daarna begint, zo denken we, de brief pas echt. In de meeste bijbelvertalingen is er wat droogjes boven gezet: schrijver – lezers – groet. Nu klopt die aanduiding wel, maar realiseer je wát de schrijver over zichzelf zegt, wát hij over zijn lezers zegt en wát hij hen toewenst... Voor de gelovigen in Kolosse aan wie de brief werd voorgelezen, moet het een indrukwekkend begin zijn geweest. De brief is afkomstig van een apostel van Jezus Christus die hen genade en vrede toewenst. En: zij worden aangeschreven als heilige en gelovige broeders in Christus. Niet zomaar een kattebelletje dus. Als je zo’n brief krijgt, wil je die zeker lezen! Overdenken a. De Kolossenzen worden aangeschreven als heiligen en gelovigen. Voor minder doet Paulus het niet. Wat zouden deze woorden voor hen betekenen? b. Paulus ziet zijn lezers als ‘heilige en gelovige broeders’. Ga eens na hoe jij tegen je medegelovigen aankijkt. Hoe hoog zet jij in? c. Paulus wenst zijn lezers ‘genade en vrede’ toe. Wat hebben deze woorden te zeggen? Ga eens na wat jij mensen uit jouw nabije omgeving of uit de gemeente zou willen toewensen.
21
Gebed a. Bid dat je ‘met Gods ogen’ naar de ander leert kijken. b. Dank God voor Paulus’ uitspraak dat wij in Christus heilige en gelovige broeders en zusters van elkaar mogen zijn. Maar belijd het ook wanneer de praktijk anders is. c. Overdenk eens wie je genade en vrede wil toewensen – misschien is het iemand aan wie je lange tijd niet hebt gedacht of die je al even niet hebt gezien. Bid daarna voor hem of haar. De tweede dag – Geloof, liefde en hoop (1:3-8) Informatief Geen mens kan zonder hoop. Hoop doet leven, zeggen we vaak. In perioden van teleurstelling kunnen hoop en wanhoop dicht bij elkaar liggen. Hoop kan mensen staande houden. In een tijd van grote politieke spanningen sprak de Poolse vakbondsleider en latere president van zijn land Lech Walesa: ‘Ik sta in een lege kamer, maar een die vol is met hoop.’ Een aangrijpende uitspraak. Hoop die ontspringt aan gemis en onzekerheid is wankel. Zij kan ineens omslaan in wanhoop. Paulus zoekt naar een vast anker voor onze hoop. Deze ligt niet in een menselijke houding van ‘tegen beter weten in’, maar in Christus. De hoop voor de Kolossenzen ligt in de hemel. Buiten onszelf dus. Dat maakt dat wáárop zij hopen betrouwbaar is. Na de eerste verzen laat Paulus weten dat hij dankbaar is vanwege het geloof en de liefde van zijn lezers. Geloof en liefde zijn de Kolossenzen niet komen aanwaaien. Dit geloof in Jezus Christus en de liefde voor de medegelovigen zijn gebaseerd op hoop. Het evangelie mist zijn uitwerking in de levens van de Kolossenzen niet! Het draagt vrucht en bloeit overal op. Overdenken a. Paulus gebruikt drie kernwoorden van het evangelie – geloof, liefde en hoop. We nemen ze nogal eens (te) gemakkelijk in de mond. Waar vind je deze drie woorden in jouw leven terug? Hoe kunnen geloof, hoop en liefde meer ruimte krijgen in je leven? 22
b. Wanneer Paulus naar deze jonge kerk kijkt, ziet hij bij hen geloof, liefde en hoop. Waar zie jij geloof, liefde en hoop in de gemeente waar je deel van uitmaakt? Probeer dat concreet te benoemen. Gebed a. Vraag God om je duidelijk te maken waar je in geloof, liefde en hoop tekort schiet, en wat er moet veranderen. b. Dank God voor wat Hij aan geloof, liefde en hoop schenkt in het leven van de gemeente. De derde dag – Bidden voor anderen (1:9-12) Informatief Wanneer Paulus God gedankt heeft voor wat hij aan geloof, liefde en hoop bij de Kolossenzen bespeurde, is hij nog niet klaar. Hieruit put hij juist de motivatie (‘daarom’ in vers 9) om voorbede voor hen te doen. Paulus realiseert zich wat God gedaan heeft. Nu kan hij vol vertrouwen uitzien in gebed naar wat God zal doen. Dat maakt dat hij niet te stoppen is in zijn gebed. Het is trouwens opmerkelijk dat Paulus zijn brief niet begint met een weerlegging van dwaalleer of met een rechtzinnige uiteenzetting van wie Christus is. Dat komt later. Hier zet hij de toon met zijn gebed! Wat de Kolossenzen in hun verwarring het meest nodig hebben, is voorbede. Dwaalleer mogen we tegengaan met warme orthodoxie. Maar voorbede is onmisbaar voor iedere christelijke gemeente. Overdenken a. Paulus bidt om kennis van Gods wil voor zijn lezers. Probeer helder te krijgen wat hij daaronder verstaat. Waarom zou Paulus juist dit noemen in zijn voorbede voor de Kolossenzen? b. Neem de tijd om op een rij te zetten wat jij verstaat onder Gods wil. Waar heb je moeite mee en wat vind je onmisbaar als het er om gaat Gods wil op het spoor te komen? In welke situaties heb jij behoefte aan het herkennen van Gods wil? Hoe doe je dat? c. De woorden tuimelen over elkaar heen: wijsheid, geestelijk inzicht, wandelen, behagen, vruchtdragen, groeien in de kennis 23
van God. Op welk terrein heb jij voorbede nodig? Mogelijk kun je iemand daarvoor benaderen. Gebed a. Doe voorbede voor de gemeente waar je bij hoort. Je kunt gebruik maken van de gemeentegids, weekbrieven, of misschien is er een voorbedenschrift. Idee: doe voorbede voor de gemeente op een of meer vaste dagen in de week. b. Bid dat je Gods wil steeds beter mag leren kennen én gehoorzamen. II Samen luisteren Er gaat een verhaal over een man die bij de Engelse baptisten predikant Charles Haddon Spurgeon (1834-1892) op bezoek kwam om een vraag te stellen over de heiligheid van de gemeente. Deze man zat ermee in zijn maag: op de weg van levensheiliging is het maar mager gesteld met de gemeente, zo meende de man. Hij zag nog volop zonden en fouten. En dat terwijl het Nieuwe Testament duidelijk spreekt over heiligen en hen voortdurend aanspoort om heilig te leven. Kennelijk voelde de man zich niet meer thuis in de gemeente waar Spurgeon voorging en dacht hij er over zich bij een andere gemeente aan te sluiten. Spurgeon, die de klacht van de man aanhoorde, zei vervolgens rustig: ‘Als je een volmaakte gemeente hebt gevonden, wordt er dan geen lid van; want dan is de gemeente ineens niet volmaakt meer.’ Wat de man heeft gedaan, vertelt het verhaal niet. Inderdaad, het Nieuwe Testament spreekt de gelovigen onbekommerd aan met heiligen. Dat zijn geen mensen zonder fouten, maar mensen die door God in beslag zijn genomen. Paulus kan hen aanspreken met heiligen, omdat zij dat zijn in Christus. Heiligen zijn dus geen gelovigen die uitblinken in morele perfectie – dat was het misverstand van de man die bij Spurgeon op bezoek kwam. Zij zijn heilig omdat zij in Christus zijn. Het is een geschenk, geen prestatie.
24
Aantekeningen 1. ‘Door de wil van God’ geeft niet alleen het gezag aan van Paulus’ apostelschap, maar is ook een verwijzing dat zijn apostelschap onderdeel is van het heilsplan van God. 2. ‘Heilige’ duidt niet op volmaaktheid of heiligheid, maar op apart gezet zijn met een bepaalde taak. In het Oude Testament wordt het woord voor Israël gebruikt (Exodus 19:6 en Leviticus 11:44v). ‘In Christus’, een aanduiding van de gemeente die deel heeft aan het gestorven en opgestaan zijn met Christus. Het beschrijft dus niet een geloofservaring van de individuele gelovige. Met het woord ‘gelovige’ geeft Paulus vooral aan dat zijn lezers trouw en standvastig zijn. Voor ‘broeders’ kun je ook lezen ‘broeders en zusters’. 3-5. Paulus bidt regelmatig voor de Kolossenzen – en íedere keer dankt hij God. Hij ziet namelijk in deze gemeente volop geloof, liefde en hoop. Opvallend is dat de volgorde van deze drie woorden hier anders is dan wij kennen. Het is blijkbaar geen vaste formule; geloof, liefde en hoop zijn levende werkelijkheid in Kolosse. 4. Geloof is hier niet zomaar religieus geloof. Het gaat hier om geloof in Jezus Christus. Dit geloof heeft een directe uitwerking in de liefde tot de medegelovigen. Het geloof in Jezus Christus schept een nieuwe gemeenschap, een nieuwe bestaanswijze (vgl. 3:14). 5. Dit geloof en deze liefde ontspringen aan de hoop die voor de Kolossenzen is weggelegd in de hemel. Dat wil zeggen: de basis van de hoop ligt vast bij God en heeft niet zozeer te maken met een optimistische levensinstelling. Christelijke hoop komt dan ook niet ‘uit de mens’ op; je ontvangt het. Later zal Paulus expliciet Christus de hoop der heerlijkheid noemen (1:27) en de gelovigen aansporen zich niet van de hoop van het evangelie te laten afbrengen (1:23). 6. ‘De gehele wereld’, het wereldwijde perspectief van het evangelie. ‘Zoals ook bij u’, Paulus herinnert de Kolossenzen eraan dat zij delen in die wereldwijde beweging van Gods genade. De woorden vruchtdragen en opwassen verwijzen naar de voort25
gang van het evangelie en weerspiegelen woorden uit het Oude Testament (Genesis 1:22, 28; 9:1, 7). Blijkbaar is het van meet af aan Gods bedoeling geweest dat de mens zou vruchtdragen. Zie ook vers 10. 7-8. Epafras heeft de Kolossenzen bekendgemaakt – het woord duidt op ‘onderwijs’ – met het evangelie en heeft later Paulus geïnformeerd over hun liefde die de Geest in hen gewekt heeft. Epafras (‘vriendelijke’), geboren in Kolosse, was de evangelist in de Lycus-vallei. Hij is Paulus’ vertegenwoordiger in de gemeente. 9. In wat Paulus over de gemeente heeft gehoord, vindt hij volop aanleiding tot voorbede. Hij bidt om vervulling met de kennis van Gods wil. Over het woord ‘kennis’ (van het Griekse: gnosis) twee opmerkingen: 1. het staat hier tegenover geheimzinnige en speculatieve kennis waartegen Paulus zich verzet (zie Inleiding) en 2. de kennis is bij Paulus gericht op Gods wil. Het gaat om kennen in relatie. 10. Kennis staat niet op zichzelf, maar leidt tot een christelijke levensstijl: waardig met de Here wandelen en Hem behagen. Het woord wandelen komt nog twee maal voor in de brief. Zowel met betrekking tot het nieuwe leven als christen (2:6) als tot het oude leven (3:7). Paulus gebruikt het woord wandelen vaker in zijn brieven om het leven en het gedrag van christenen aan te duiden (Galaten 5:16; Romeinen 6:4; 8:4; 14:15; 2 Korintiërs 4:2; Efeze 2:10; 4:1; 5:2; Filemon 3:17). Letterlijk vertaald, zit er een zekere ontspanning in het woord: rondwandelen. Wandelen met God is ook een uitdrukking die in het Oude Testament veel voorkomt. Het wordt van Henoch en Noach gezegd (Genesis 5:22; 6:9) en het volk Israël wordt er regelmatig toe aangespoord. 11. De kracht van God wordt vaker in deze brief genoemd (1:29; 2:12). Niets minder dan de kracht van God is nodig om te volharden en geduldig te zijn. ‘Geduld’ wordt meestal gebruikt voor de omgang van God met zijn volk (zie bijv. Exodus 34:6); nu wordt van de gelovigen gevraagd op een vergelijkbare wijze met anderen om te gaan. Geduld wordt in Galaten 5:22 een vrucht van de Geest genoemd. 12. ‘Erfdeel der heiligen’, een aandeel in de erfenis met andere christenen (vgl. vers 5). Het ‘licht’ staat in scherp contrast met de 26
‘macht der duisternis’ waarvan God ons heeft verlost (vers 13, zie hoofdstuk 2). Vragen voor bespreking in de kring Luisteren naar de tekst 1. Paulus is dankbaar voor geloof, liefde en hoop bij zijn lezers. In 1 Korintiërs 13 is de meeste van deze: de liefde. Hoe is de verhouding tussen geloof, liefde en hoop bij de Kolossenzen als je vers 3-8 leest? 2. Waaruit blijkt nu vooral het geloof, de liefde en de hoop bij de Kolossenzen? 3. Zet eens op een rij wat Paulus in zijn voorbede voor zijn lezers noemt (vers 9-12). Omschrijf eens kort en in je eigen woorden waar Paulus voor bidt. 4. Paulus bidt zijn lezers ook toe dat ze vervuld mogen worden van Gods wil (vers 9). Probeer helder te krijgen wat hij daaronder verstaat. Luisteren en horen 5. Welke plaats hebben geloof, liefde en hoop in ons leven? 6. Wat zet ons aan tot gebed voor anderen? Wat kun je hier concreet van Paulus leren? Idee: neem straks de tijd om voor elkaar voorbede te doen. 7. Hoe kun je op het spoor komen van Gods wil? Wissel eens enkele ervaringen uit. Hoe kan dit gedeelte ons verder helpen? ‘De christelijke toekomstverwachting wordt niet geboren uit gemis, maar uit het bezit. Niet uit de armoede, maar uit de rijkdom. Niet uit de leegte, maar uit de overvloed. Wij zijn geen armoedzaaiers, die hun wanhopige hoop op een betere toekomst hebben gezet. Wij staan in een rijkdom van genade en vreugde, waarover wij alleen maar kunnen roemen, zoals de apostel dat noemt. Vanuit deze rijkdom zien wij uit naar steeds grotere rijkdom, naar de uiteindelijke rijkdom, naar het rijk van God, dat met de komst van Christus aanbreekt.’ Van Ruler, Ik geloof, 118
27
Kolossenzen 1:13-23 13 Hij heeft ons verlost uit de macht der duisternis en overgebracht in het Koninkrijk van de Zoon zijner liefde, 14 in wie wij de verlossing hebben, de vergeving der zonden. De voorrang van Christus 15 Hij is het beeld van de onzichtbare God, de eerstgeborene der ganse schepping, 16 want in Hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en die op de aarde zijn, de zichtbare en de onzichtbare, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten; alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen; 17 en Hij is vóór alles en alle dingen hebben hun bestaan in Hem; 18 en Hij is het hoofd van het lichaam, de gemeente. Hij is het begin, de eerstgeborene uit de doden, zodat Hij onder alles de eerste geworden is. 19 Want het heeft de ganse volheid behaagd in Hem woning te maken, 20 en door Hem, vrede gemaakt hebbende door het bloed zijns kruises, alle dingen weder met Zich te verzoenen, door Hem, hetzij wat op de aarde, hetzij wat in de hemelen is. 21 Ook u, die eertijds vervreemd en vijandig gezind waart blijkens uw boze werken, heeft Hij thans weder verzoend, 22 in het lichaam zijns vlezes, door de dood, om u heilig en onbesmet en onberispelijk vóór Zich te stellen, 23 indien gij slechts wel gegrond en standvastig blijft in het geloof en u niet laat afbrengen van de hoop van het evangelie, dat gij gehoord hebt en dat verkondigd is in de ganse schepping onder de hemel, en waarvan ik, Paulus, een dienaar geworden ben.
28