MENSLIEVENDE ZORG
Annelies van Heijst
MENSLIEVENDE ZORG Een ethische kijk op professionaliteit
KLEMENT
Deze uitgave werd mede mogelijk gemaakt door een subsidie van de Radboudstichting wetenschappelijk onderwijsfonds, Vught, alsmede door een schenking via bemiddeling van de Stichting Porticus.
© 2005, Uitgeverij Klement, Kampen Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Omslagontwerp: Rob Lucas. Afbeelding op omslag: Alexej von Jawlensky, Love (1925), Lenbachhaus, München. ISBN 90 77070 39 7
INHOUD
Inleiding 9 Menslievendheid 9 Verbindende waardegeladen praktijken in een pluriforme sector 11 Een zorgvisie met twee onderliggende waarden 14 Een inclusieve kijk 15 Opbouw van dit boek 16 Woorden van dank 16
I.
ZORG OM DE ZORG 19 1. Zorg, niet alleen een zegening 19 Een dubieus productieproces 23 Het fabriceren van zorg 26
2. Onbehagen over de zorgfabriek 29 Het verbeterdoel 30 Leed toevoegen aan bestaand leed 33
3. Een radicalisering van de zorgethiek 36 Zorgethiek als verontrustend verhaal 39 Nieuwe aandachtsvelden voor zorgethiek 45 De zorgethicus als cultuurvorser en inheemse informant 47
4. Waartoe zorgen 50 5. Van instrumentele rationaliteit weer terug naar verstandigheid 53 Greep houden als crisismanagement 56 Institutionele en professionele blikvernauwing 58 Het zwaartepunt naar de ontvangers van zorg 61
II.
ZORGEN ALS ‘HANDELEN’ 64 1. Wat is zorgen? 65 De professionele en de private sfeer 66 Verschillende waarderingen van zorgen 68 Vindplaatsen voor kennis over zorgen 71
2. Zorgen als doen en Tronto’s praktijkopvatting 72 Kanttekeningen bij Tronto 74 MacIntyres praktijkopvatting 78
3. Zorgen als het verwerkelijken van waarden 80 Zorgen als uitdrukkingshandeling 81
4. Zorgen als praxis of poiesis bij Böckle 85 Het begrip ‘handelen’ bij Böckle 87
5. Het begrip ‘handelen’ bij Arendt 89 ‘Handelen’, maken en arbeiden 91
5
6. Zorgen als een vorm van ‘handelen’ 97 Instrumentaliseren van menselijke betrekkingen 104 Ongewisheid: kenmerk van echt ‘handelen’ 106 Het unieke honoreren en toch zorgen voor velen 110 Zorgend ‘handelen’: omgang tussen mensen die verschillen 112 De aard van het toegevoegde leed: ontmenselijking 114 Zorg verlenen is een morele en geen economische onderneming 116
III.
PROFESSIONEEL ZORGEN ALS INTERVENTIE 121 1. Voorbij een activistische zorgopvatting 121 Zorgzame betrekkingen 124 Menswaardigheid als normatief ijkpunt 126
2. Interventie als een specifieke manier van doen 128 Interventie in de cure en care 130 Systeemkritiek 135 Diagnostische reductie 137 Objectiverende interventie 142
3. Een deemoediger professionaliteit 146 Professioneel falen en ontbrekende morele ruimte 148 Interventie die op de grens loopt 155
4. Zorgzame interventie 158 IV.
ZORGEND ‘HANDELEN’ ALS PRESENTIE 163 1. Presentie: een benadering en een theorie 165 Herkomst van presentie 166 Wat onverhelpbaar is 168 In relatie gaan staan 171 Zorgen in ‘een latende modus’ 173 Presentie in andere zorgcontexten dan het buurtwerk 176 Presentie en interventie vergeleken 177 Interventiezorg en presentiebeoefening 178
2. Zes kenmerken van Arendts ‘handelen’ in presentie 181 3. De presente zorgrelatie: instrument voor betere zorg? 188 De relatie in de belevingsgerichte zorg van Pool 190 De relatie in het maieutisch zorgconcept van Van der Kooij 197
4. De presentierelatie bij Baart 204 V.
PRESENTIE ALS PROFESSIONELE MEDEMENSELIJKHEID 211 1. Filosofisch-medische antropologie van Welie 214 Mensvisies werken in de medische praktijk 218 Baarts presentieonderzoek als bron voor ethische reflectie 220
2. Asymmetrie in de ethiek volgens Schnabl 222 Asymmetrievergetelheid in de zorgbetrekking 228 Behoeftigheid in zorgbetrekkingen 231
3. Asymmetrie en presentie 236 Dubbelstructuur van behoeftigheid 240
6
4. Waardig en beminnenswaard 246 Recht op zorg: conditio sine qua non 247 Presentie als uitdrukkingshandeling 249 Relationele waardigheid en presentie 251 Waardigheid en beminnenswaardigheid 256
5. Ethische relevantie van presentie 258 VI.
PROFESSIONELE ZORGVERANTWOORDELIJKHEDEN 263 1. Zorgverantwoordelijkheden 266 2. Jonas: ethiek van verantwoordelijkheid 269 Professionele verantwoordelijkheid als verticale verantwoordelijkheid 282
3. Birnbacher: morele aansprakelijkheid voor het nalaten 288 4. Wallace: iemand verantwoordelijk stellen 293 5. Walker: geografie van verantwoordelijkheden 299 6. Menslievende verantwoordelijkheid 309 VII.
MORELE AANSPREKINGEN: OPOFFERENDE LIEFDE OF ECHTE GERAAKTHEID 315
1. Verschillende soorten morele aansprekingen 317 2. Moyaert: het heilig moeten van de mateloze naastenliefde 320 Werken van barmhartigheid 324 Singularisatie: iemands unieke betekenis 326 Compassie en vormen van verwantschap 329 Identificatie noch wederkerigheid 332
3. Bauman: authentiek geraakt worden 335 Uitgesproken en onuitgesproken eisen 338 De morele actor als ‘lonesome cowboy’ 340 Machtige verantwoordelijkheid 341
4. Voorbij de geboden zelfopoffering en méér dan louter gevoel 348 Conclusie 353
VIII. VAN ZELFOPOFFERING NAAR GECOMPASSIONEERDHEID 356 Zelfopoffering, eigenliefde en lijden 357
1. Zich opofferen bij gebrek aan eigen levensvervulling 359 2. Opofferingsgezindheid als verkapt eigenbelang 365 Zorgen om in de hemel te komen 369
3. Verdwijning en terugkeer van de zelfopoffering 375 Humanitaire valstrik 381
4. Natijd van de zelfopoffering? 384 Dubbelzinnig over het lijden 385
5. Professionaliteit als gecompassioneerd vergroten van je kring 388 Literatuur 393 Register van namen 408 7
INLEIDING
Een huisarts vertelt in het acht-uurjournaal op 23 mei 2005 waarom hij meedoet aan de staking tegen de plannen van minister Hoogervorst: ‘Het klinkt misschien pathetisch, maar ik heb dit vak gekozen omdat ik van mensen houd.’ Gaan de voorgenomen veranderingen door, dan komen de patiënten en de dokter zelf klem te zitten – daarom staakt hij mee. De uitspraak van deze arts bevat in een notendop de strekking van dit boek. De dokter houdt van mensen, maar spreekt daar verontschuldigend over en kan door het systeem waarin hij moet werken aan zijn betrokkenheid bijna geen vorm meer geven.
Menslievendheid Als professionals in de zorgsector zeggen dat ze van mensen houden, bedoelen ze niet één ding, maar verschillende dingen die in elkaar grijpen: dat ze zich voor mensen interesseren, zich door hen geraakt voelen en iets willen betekenen voor mensen die ziek of oud zijn en het alleen niet redden. Zoals de vogelliefhebber belang stelt in vogeltjes en de kunstminnaar geniet van beeldhouwwerken, zo scheppen de meeste zorgprofessionals plezier in de omgang met mensen. Om die reden kozen ze meestal voor hun beroep; al was het soms ook prozaïscher, bijvoorbeeld een baan met deeltijdmogelijkheden. Momenteel moeten ze werken in een vermarkt zorgsysteem dat hen steeds meer in de weg zit. Bovendien hebben ze geen zorgtaal waarin hun beweegredenen ertoe doen als integraal aspect van hun professionaliteit. Daarom zegt de geciteerde huisarts verontschuldigend ‘het klinkt misschien pathetisch’. Ik ben me er tijdens mijn onderzoek vanuit zorgethisch gezichtspunt over gaan verwonderen dat iets zo vitaals als zorgbezieling, zo marginaal kan zijn in het officiële zorgvertoog. Het ‘houden van mensen’ waar de huisarts op doelt, betitel ik als menslievendheid – en ik zal pleiten voor een professionele zorgbeoefening die daarop gebaseerd is. Het gaat dan nadrukkelijk om méér dan de gezindheid of mentaliteit van individuele professionals, hoe belangrijk die ook is. Om meer ook, dan het ontwikkelen van morele competenties bij professionals of een ethische commissie, al is dat eveneens hard nodig. En om meer dan een nieuwe formulering in het identiteitsstatement van de instelling. Het zorgsysteem met het daar geldende handelingsmodel, plus de 9
zorgtaal en zorgvisie moeten worden omgevormd wil menslievende zorg structureel gewaarborgd zijn. Daarvoor zijn ook methodisch doordachte andere aanpakken nodig. Ik zal betogen dat de door Andries Baart ontwikkelde presentiebenadering hiervoor grote mogelijkheden biedt. Toch zijn nieuwe aanpakken alleen niet genoeg. Dringend nodig is vooral bezinning op de reflex op meteen iets willen doen en de hang naar pasklare oplossingen, prompt vertaald in nieuwe regels en protocollen. In het licht van Hannah Arendt, zo zal ik betogen, wijst die doedwang op een totaliserende tendens in de zorgsector. Die doorbreken vereist leren leven met het ongewisse. Dat brengt risico’s mee, maar het is de enige manier om zorg op een werkelijk menselijke maat te snijden, zo volgt uit Arendts gedachtegang. Wel zie ik een solide basis voor een omvorming, want menslievendheid is in de gezondheidszorg en hulpverlening ruimschoots voorhanden. Het zit in de manier waarop professionals zich van hun taken kwijten, en in hoe ontvangers van zorg daarop reageren. Ook dat laatste is namelijk kenmerkend voor menslievende zorg: het is geen eenrichtingverkeer, maar liefde van twee kanten. Voornamelijk dankzij die respons houden veel werkers in de gezondheidszorg en hulpverlening het überhaupt nog vol: ‘Je krijgt er veel voor terug’, zeggen ze dan. Helaas heeft het professionele zorgvertoog in de cure en de care voor deze zo essentiële onderstroom amper woorden. Zorgvisies en mission statements staan in het teken van vakmatig excelleren en presteren in kwaliteitsmetingen (voor de professionals), en autonomie en keuzevrijheid (voor de cliënt, bewoner of patiënt), al begint er duidelijk iets te veranderen. Menslievendheid klinkt misschien soft en daar houden veel professionals niet van. Hun werk is niet zoetig – zorgsituaties zijn geregeld moeilijk en conflictueus. Toch is zorgen niet alleen maar zwaar. In dit boek geef ik tegenwicht aan die veel te zwartgallige kijk op zorg. Zorg is ook een wijze van vormgeven aan de wereld, stichten van gemeenschappelijkheid en scheppen van sfeer. In het proces van zorgen krijgen mensen deel aan elkaars wel en wee, dus aan elkaars leven en in zekere zin ook aan elkaar. Zorgen is vorm geven aan het feit dat mensen samen hangen, op kleine schaal en op grotere schaal in de gemeenschap van de samenleving. Er is daarom niet alleen afhankelijkheid. In zorgsituaties, zeker als ze duurzaam zijn, speelt ook áánhankelijkheid tussen de zorgverlener en de zorgontvanger, over en weer. Die hoeft niet meteen levensvullend te zijn, om toch veel te kunnen betekenen. Vanuit de zorgontvanger gedacht, zit aanhankelijkheid in het opleven bij een bekend gezicht, je veilig voelen bij de zorgverlener die je kent, en kunnen aanvaarden dat die persoon zich over je ontfermt. In dit boek onderscheid ik vier manieren waarop menslievende zorg gestalte krijgt. Die manieren komen afzonderlijk voor, of in combinatie 10
met elkaar. Het zijn achtereenvolgens vakkundige beschikbaarheid, de ander als onvergelijkelijk mens opmerken, de ander laten weten én voelen dat die voluit telt, en ontvankelijk zijn. Wat de laatste drie aspecten behelzen is in heel dit boek te lezen, bij het eerste aspect sta ik nu even stil omdat vakkundigheid en professionaliteit tegenwoordig al vlug naadloos vereenzelvigd worden. Alsof daarmee alles – in ieder geval het belangrijkste – over professionaliteit gezegd zou zijn. Daarmee ben ik het oneens. Ik laat vakkundigheid recht overeind staan, maar neem het op in een groter kader waarmee ik aan professionaliteit een ethische betekenis toeken. Dat kader heet: menslievendheid. De vakkundige beschikbaarheid bestempel ik tot een uiterst concrete gedaante van menslievendheid. Namelijk de bereidheid om iedere dag opnieuw je kunde en kennis aan te wenden voor wie dan ook, zonder aanzien des persoons, voor mensen die pijn hebben of wanhopig zijn, die in de war zijn, of compleet van de wereld. Indien echter professionals hun vakkundige competenties tot het hoogste en ultieme doel van zorgverlening verheffen, verliezen ze de essentie van zorg uit het oog. Van een chirurg die knap kan opereren maar een hork is tegen de patiënten wordt soms gezegd: goede chirurg, maar een slechte dokter. Volgens mij kan zo iemand beter solliciteren als onderhoudsmonteur. Binnen de cure en care mogen vakkundigheid en zorgzaamheid nimmer worden ontkoppeld, simpelweg omdat het daar mensen zijn die met en voor mensen werken. Opleidingen zouden daarom hun studenten minder eenzijdig moeten screenen op hun competenties dan nu standaard is.
Verbindende waardegeladen praktijken in een pluriforme sector In de afgelopen decennia zijn neoliberale waarden, economische beginselen en de erbij horende managementlogica in de gezondheidszorg en hulpverlening de boventoon gaan voeren. Er kwam een nadruk op autonomie, keuze en recht. Steeds scherper doet zich voelen hoe ontoereikend dit waardepatroon is. Zeer veel professionals hebben geregeld het gevoel dat ze de zorgzaamheid die ze zouden willen betrachten, niet meer kunnen bieden. Sommigen geven om die reden hun baan eraan; vaak zeer sensitieve werkers. Zorgontvangers op hun beurt voelen zich misschien wel correct, maar als een nummer behandeld. Heel wat problemen die zich in de zorgsector en hulpverlening voordoen, kunnen helemaal niet afdoende worden begrepen, laat staan opgelost, vanuit het neoliberale denkraam van zelfbeschikking, vrijheid en recht; de euthanasiediscussie maar ook het debat over orgaandonatie zijn daar treffende voorbeelden van. Zorgethiek biedt een ander kader, gebaseerd op andere kernwoorden, zonder overigens de verworvenheden van autonomie en recht op te geven. 11
Niet toevallig groeit in de wereld van de gezondheidszorg en hulpverlening de belangstelling voor ethiek en moreel beraad, voor zingevingsvragen en spiritualiteit. Daarachter schuilt behoefte aan koers en oriëntatie.1 Het gaat dan om veel meer dan de vraag of er een pastor of humanistisch raadsvrouw bij moet komen. Aan de orde is de ethiek en de zin van geheel de professionele zorgonderneming zélf: wat wordt in die branche gedaan en hoe draagt dat bij aan een beter leven voor iedereen in de samenleving? Onder professionals én ontvangers van professionele zorg komt, naar mijn inschatting, momenteel een tegenbeweging op gang tegen de heersende tendens, een trend die de overheid en zorgverzekeraars helaas juist bevestigen. In die nog ongeorganiseerde, maar duidelijk voelbare, tegenbeweging bestaat behoefte aan een nieuwe eensgezindheid op het vlak van waarden en koers, ofwel visie. Met andere woorden: wat weegt zwaar in de gezondheidszorg en hulpverlening en waar moet het heen? De aanwezige grondlijnen voor zo’n ethische consensus probeer ik in dit boek te versterken. Zo’n nieuw te stichten eensgezindheid klemt des te meer nu de cure en care, evenals de rest van de samenleving, steeds pluriformer worden. Veelkleurigheid is in de zorg een gegeven: mensen willen hun eigenheid behouden maar moeten ook met elkaar vooruit in het proces van zorg geven en ontvangen. Ook daarom is een de verschillen overspannende eensgezindheid wenselijk. Deels onderkennen professionals al een zekere gezamenlijkheid: die ligt op het vlak van vakkundigheid en competenties en in de regels van hun praktijk. Die vaktechnische overeenstemming is mijns inziens niet voldoende en bovendien biedt hun werk aanknopingspunten voor nog een heel ander type overeenstemming, die niet van bovenaf opgelegd is maar zich ontvouwt vanuit de beroepsbeoefening. Professionaliteit in de gezondheidszorg is namelijk méér dan een regelgeleide praktijk waar standaarden van voortreffelijkheid gezamenlijk worden onderschreven – al is het dat nadrukkelijk zeker ook. Het is tevens een ethisch relevante intermenselijke omgang, tussen collega’s onderling en tussen zorgverleners en zorgontvangers. In feite is marktwerking nu gaan fungeren als het alle pluriformiteit overspannende kader: iedereen moet maar inzien dat de beginselen van de markt gediend moeten worden en de zorg daarop ingericht moet worden. Wie dat niet inziet, of niet als goed onderschrijft (zoals de stakende huisartsen mei 2005) heeft een probleem. Marktwerking berust op een in wezen amorele dynamiek waarin het niet draait om 1
Hoefman, Schuijt (red.), Het menselijk gezicht van werk. De integratie van professionaliteit en spiritualiteit; Bovenberg, ‘Compassie en economie’, 23-25.
12
‘waarden’ maar om ‘waren’.2 Vanwege die dynamiek, aangejaagd door zorgverzekeraars, wordt de zorgsector steeds kortademiger. Alles moet vlugger, goedkoper, taken worden verkaveld want dan kun je goedkope deelhandelingen laten verrichten door minder duur personeel. Professionals voelen zich daardoor onder druk gezet, en de veiligheid die veel zieke en oude mensen behoeven en die in hun beleving zich hecht aan personen, niet aan functionarissen die allemaal deelhandelingen verrichten, is een schaars goed geworden. Anders gezegd: in de praktijk openbaart zich wat er niet goed is aan de rationalisering die momenteel doorgevoerd wordt: er gaat iets fundamenteel mis met de menselijke maat. Veel van wat in de cure en care wordt gedaan is ‘onnut’ vanuit marktlogica en alleen te verantwoorden als je stelt dat zorg draait om het hoog houden van bepaalde waarden. Zo investeren we als samenleving veel in onder meer oude tot zeer oude mensen, comateuze patiënten, diep zwakzinnigen, zwaar gestoorden, terminaal zieken. Economisch onrendabel, maar we vinden wel dat het zo moet. Die overtuiging is een zuiver morele. Wat ik bepleit komt erop neer de zorg bewust terug te plaatsen op die wezenlijk ethische grondslag, en een ingetoomde economische rationaliteit daarbinnen een plaats toe te wijzen, in plaats van overheersend te laten worden, zoals nu gebeurt. Vernieuwing van de zorg is niet: aan een vermarkte zorgsector wat waarden toevoegen om de boel op te leuken. Het besef moet gaan dagen, zeker ook bij politici, dat de gezondheidszorg en hulpverlening sectoren vormen van een andere orde dan handel drijven op de markt. Nodig is daarom het stichten van een nieuwe ethische consensus wat betreft kernwaarden en zorgvisie. Niet door topdown mooie gedachten aan te dragen, maar door professionele praktijken open te leggen als ethisch geladen manieren van doen, waarin mensen elkaar blijken te kunnen vinden op wat ze voor goed houden. Ik wil dus laten zien dat het er potentieel al is – alleen zien we het niet, net als iemand die zijn bril zoekt, terwijl die op zijn neus staat. Mijn notie ‘menslievende zorg’ is de korte en programmatische verwoording ervan. Deze kijk op zorg heb ik opgedolven uit die praktijken, deels door hoe professionals over hun werk hebben verteld, deels als praktijkparticipant in de positie van zorgontvanger, deels door de praktijktheorie over zorg te consulteren: het denken over ‘presentie’ van Andries Baart, over wie later in dit boek veel meer.
2
Zoals mijn leermeester, de ethicus Arendt van Leeuwen, niet moe werd te betogen, zie De nacht van het kapitaal.
13
Een zorgvisie met twee onderliggende waarden Ik keer me in deze studie tegen de nog altijd breed bestaande overtuiging dat de essentie van professionele zorg zou zijn ‘beter maken’, al is het prachtig als dat lukt. In mijn zorgvisie is de uiteindelijke horizon van zorgverlening niet: oplappen of genezen, maar de praktijk van iemand bijstaan in diens nood en niet in de steek laten. Of men in onze zorgsetting nu moslim, antroposoof, hedonist of gereformeerd is, professionals onderkennen als ze elkaar aan het werk zien of daar goede of slechte zorg wordt geleverd. Of vanuit het gezichtspunt van de zorgontvanger geformuleerd: je merkt meteen wanneer een professional je serieus neemt of vlug van je af wil, van welke culturele herkomst of levensbeschouwelijke signatuur die professional ook moge zijn. Funderend voor mijn zorgvisie zijn twee verbindende waarden, die met behoud van pluriformiteit breed onderschreven kunnen worden door professionals, zorgontvangers en hun naasten. Die waarden heten menswaardigheid en medemenselijkheid. Zorg geven behoort volgens mij dus gericht te zijn op het behoeden van de waardigheid van bezeerde en lijdende mensen en dient te bevorderen dat zij het besef en gevoel hebben dat ze er toe doen en beminnenswaard zijn. Dit behóórt zo te zijn omdat goede zorg in wezen al zo ís: want dit soort zorg blijkt in de praktijk mensen goed te doen. Stichten van consensus op het vlak van visie en waarden kan gebeuren met behoud van verschillen. In een pluriforme samenleving zijn dat met name verschillen naar culturele, religieuze en etnische achtergrond, maar ook leeftijdsverschil, klassenverschil, sekseverschil en verschil naar lichamelijke en geestelijke conditie. Vanuit een nieuw gestichte gezamenlijkheid qua visie en kernwaarden kunnen uiteenlopende mensen dan terugkoppelen naar hun eigen levensbeschouwelijke bronnen om inspiratie te vinden. Zo zal een moslim andere verhalen, beelden en muziek hebben over medemenselijkheid en menswaardigheid in de zorg dan een humanist of jood, of iemand die zich tot geen enkele stroming of kerk rekent. Dat klinkt mooi, maar simpel is het niet. In de zorgsector dringt zich namelijk een verontrustend verschil met kracht op, en precies dat verschil raakt een zenuw in het hedendaagse zo op gelijkheid ingestelde levensgevoel. Ik doel op de verontrustende differentie van iemand die kreunt, bloedt, stinkt, huilt, stuiptrekt, krijst, spuugt, bijt of in coma is. Mensen zijn niet alleen cultureel en etnisch pluriform, maar ook verschillend qua lichamelijke en geestelijke toestand, die hen aanwijst op de zorg van anderen. Met dit verschil hebben we moeite omdat het zich niet zomaar laat egaliseren. Een grote morele uitdaging waar we volgens mij voor staan is het samenhouden van ongelijkheid en evenwaardigheid. Om dat te kunnen is ons concept van waardigheid aan herijking toe. Dat is nu te 14
eenzijdig verknoopt geraakt met zelf de regie voeren en rechten hebben.
Een inclusieve kijk Mijn kijk op zorg komt voort uit twee bronnen: een vakmatige en een persoonlijke. Zelf kreeg ik de afgelopen jaren wat meer ervaring met zorg ontvangen dan me lief is, maar leerzaam was het wel. Ook in de positie van naaste van een zorgontvanger steek ik sinds de zomer van 2004 veel op. Ik weet niet alleen hoe het werkt in de gezondheidszorg, maar ook wat het met je doet. Van beroep ben ik wetenschapper, mijn wetenschappelijke discipline is de ethiek en als ethicus sta ik in de christelijke traditie. Bij het schrijven van dit boek stelde me dat voor behoorlijke problemen. In voordrachten de afgelopen jaren aan professionals in de zorgsector merkte ik dat christelijke woorden al gauw een afstotende signaalwaarde hebben. Veel mensen denken dan: ‘Niet voor mij bestemd’, als spreker kun je net zo goed oordoppen uitdelen. Mede door die ervaringen meen ik dat een nieuwe zorgvisie niet moet worden gebaseerd op welke exclusief gelovige overtuiging dan ook, maar wel kan worden gevoed vanuit diverse levensbeschouwingen wanneer eenmaal gezamenlijke grond gevonden is. Die grond is er, want ligt in de praktijken zelf. Nodig is alleen een breed verstaanbare taal waarop ieder vanuit de eigen achtergrond of herkomst kan inpluggen. Ik poog hier uiteenlopende belangstellenden aan te spreken maar ben niet blanco, zoals niemand dat is: voor morele communicatie binnen onze pluriformiteit hoeven mensen hun eigenheid niet te loochenen. Ik breng vanuit mijn gepositioneerdheid zaken in. Dat doe ik door ondergesneeuwde noties uit de christelijke traditie in verband te brengen met wat in de zorgsector speelt en inzichten uit vrouwenstudies aan te dragen. Als ik over menslievendheid schrijf, klinkt erin door wat christenen naastenliefde noemen maar ook de kritiek van vrouwen op het ideaal van zelfopoffering. Heel wat theologen en gelovigen hoor ik nu al denken dat je naastenliefde (‘bemin de naaste als jezelf…’) toch niet los kunt en mag maken van de Godsliefde (‘bemin God boven alles’). Ik werk die koppeling in dit boek niet nader uit, om twee redenen. Ten eerste omdat deze koppeling, hoe inspirerend ook voor hen die binnen de christelijke traditie staan, gemakkelijk mensen afstoot met een andere kijk op het leven en eerst gezamenlijke grond gevonden moet worden. Dat liefde tot God kan samengaan met liefde voor de ander en voor jezelf is voor niet-gelovigen of andersgelovigen niet zozeer problematisch, maar nietszeggend. Het klinkt hen als geheimtaal in de oren – dus sluit iemand die wel zo spreekt zich op in het isolement van de eigen christelijke geloofsgroep. Ten tweede, nog zwaarwegender, is dit. Het ethisch beslissende ver15
schil dat volgens mij in de zorgsector gemaakt moet worden, ligt niet in de keus tussen: ‘kale naastenliefde’ ófwel ‘naastenliefde met Godsliefde erbij’, maar tussen ‘kale instrumentele en economische doelrationaliteit’ óf ‘menslievende zorg’. Wel is het zinnig dat de verschillende culturele en levensbeschouwelijke groepen, vanuit een gestichte eensgezindheid over basale verbindende waarden, zich terugbuigen naar hun eigen culturele of levensbeschouwelijke bronnen om hun kijk op zorg te verlevendigen en bezielen. De Universiteit voor Humanistiek levert daaraan een gedegen bijdrage vanuit de humanistische traditie, het zogeheten Prof. dr. G.A. Lindeboom Instituut verricht op dit vlak belangrijk werk vanuit de protestantse kerken, en er is de gezamenlijke vereniging van katholieke en protestantse zorginstellingen, Reliëf, die bezinning op dit terrein stimuleert.
Opbouw van dit boek Dit boek is soms knap ingewikkeld. Om het de lezer gemakkelijker te maken zet ik op diverse plaatsen een kortere leesroute uit, voorafgegaan door een samenvatting van de kerngedachte. Hoofdstuk 1 gaat over de systeemkant van zorg, over zorgtaal en zorgvisie: het is een zorgethische analyse van de hedendaagse zorgfabriek. In hoofdstuk 2 zet ik de handelingstheorie van Hannah Arendt over op het proces van zorg geven en zorg ontvangen. De hoofdstukken 3 tot en met 5 vormen een drieluik over zorg als interventie en presentie, mede in het licht van Arendts denken. Hoofdstuk 3 focust op interventie, de hoofdstukken 4 en 5 gaan over de presentietheorie van Andries Baart. De hoofdstukken 6 tot en met 8 vormen het tweede drieluik in dit boek. Hoofdstuk 6 is een bespreking van de grondslag van zorgverantwoordelijkheid. Hoofdstuk 7 gaat over morele aansprekingen, ofwel hoe mensen worden opgeroepen om zorgverantwoordelijkheid te nemen en vorm te geven: is het een kwestie van plicht of geraakt worden? Hoofdstuk 8 rekent af met het ideaal van de zelfopofferende zorgdrager maar verdedigt dat het vervullend kan zijn je te engageren met iemand die hulp of steun nodig heeft.
Woorden van dank Menslievende zorg is het resultaat van tien jaar onderzoek, dat in 1995 begon met mijn afscheidscollege aan de Faculteit Godgeleerdheid van Leuven, getiteld ‘Mijn zusters hoeder: zorgethiek of slavenmoraal’. Liefdewerk was het eerste onderzoeksresultaat, dit boek vormt het complement en sluitstuk. Zonder het meedenken en meeleven van meerdere mensen was deze studie er nooit gekomen. Om te beginnen dank ik de studenten en oud-studenten aan de Theologische Faculteit Tilburg, die me met hun bijval en kritiek scherp houden. Velen van hen hebben er16
varing in de zorgsector en van hun professionele respons in de colleges heb ik veel opgestoken. Om dat in te brengen ben ik hen gaan interviewen: drs. Nelly Claes, Tilly Lemmens-Swart, Hans Mathijsen, Hans de Rie, Els Rijken, Albert Soeterboek, drs. Marianne Slangen-van Dooren, drs. Ad Verhees en drs. Madeleine Weterings-Timmermann. Marianne en Madeleine hebben bovendien mijn manuscript van puntig commentaar voorzien. Via mijn onderzoek leerde ik prof. dr. Marian Verkerk en prof. dr. Andries Baart kennen, van meet af aan bevriende denkers. Ik ben hen zeer erkentelijk voor hun inspirerende eruditie en de royale manier waarop ze me laten delen in de avonturen van hun geest en hart. Op de faculteit bleek dr. Jan Jans de hartelijkste collega ter wereld met zijn niet aflatende stroom van literatuurtips. Prof. dr. Maaike de Haardt dank ik voor haar onmisbare support in ons dagelijkse werk en de souplesse waarmee we al dertien jaar een werkkamer delen. De voormalige en de nieuwe voorzitter van onze leerstoelgroep, prof. dr. Karl Merks en prof. dr. Frans Vosman, stellen ieder op hun heel eigen wijze de academische ruimte veilig, zonder welke een boek als dit niet geschreven zou zijn. Dr. Marijke Verhoeven kan ik niet genoeg bedanken voor de nauwgezette deskundigheid waarmee zij mijn receptie van Hannah Arendt heeft becommentarieerd en mij heeft bemoedigd om toch vooral door te schrijven. Van drs. Jan Jukema heb Ăk veel geleerd in de gesprekken over zĂjn promotieonderzoek. Drs. Leo Oosterveen o.p. verraste me met een zeer ter zake literatuurtip. Olga Minkema fileerde met onuitputtelijk geduld verschillende versies van de tekst op allerhande fouten, waarvoor ik haar erg dankbaar ben. Drs. Marjet Derks fungeerde als eerste lezer en gaf even ongezouten als hartelijke repliek. Het spreekt vanzelf dat fouten en omissies geheel voor rekening komen van de schrijfster dezes. Dank ten slotte ook voor mijn uitgever Edo Klement die een perfect evenwicht bewaarde tussen rustig afwachten en zacht aandringen.
17