Straf, schuld & vrijheid

Page 1

Straf, schuld & vrijheid



ferry de jong

Straf, schuld & vrijheid Pijlers van ons strafrecht

sjibbolet µ amsterdam µ mmxii


© 2012  F. de Jong, p / a Uitgeverij Sjibbolet, Amsterdam Niets in deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced without the written permission of the publisher

Derde deel in de reeks Oratio, redactie Elsbeth Greven Boekverzorging René van der Vooren, Amsterdam

isbn 978 94 9111 008  5  |  nur 824, 730


5

Inhoud

Proloog 9

i straf 13 1 2 3

Het strafrechtelijk paradigma: onder welke voorwaarden straffen wij?  14 Rechtvaardigingstheorieën: waarom en waartoe straffen wij?  23 De toerekeningsvatbaarheid  27

ii schuld 35 1 2

Verantwoordelijkheid: een heel korte ideeëngeschiedenis  36 Het schuldoordeel: de interpretatie van een verhaal  46

iii vrijheid 56 1 2 3 4

Strafrecht en vrijheid  59 De mens: in gesprek met de wereld  62 Contrafacticiteit: de symbolische orde van het strafrecht  67 Strafrechtelijke verantwoordelijkheid: product van een ­fabelsmid?  73

Epiloog 81 Literatuur 85



Maar laten we uitgaan van het oergevoel dat er iets in ons is waardoor we iemand om een of ander gedrag een optater willen verkopen, weg willen hebben, isoleren, opsluiten, pijn doen, dood maken. Wie dit gevoel nooit gehad heeft, hij steke zijn vinger op en stijge achter zijn vinger aan ten hemel. g.  p . hoefnagels De straf, een oergevoel in de wijsvinger  (1974), Amsterdam: Contact, p. 39.



Proloog

Ons strafrecht heet een schuldstrafrecht te zijn. Straffen worden enkel opgelegd aan daders die hun straf  ‘verdienen’. Deze wat ­dubieuze eer valt te beurt aan daders die in strafrechtelijke zin ­verantwoordelijk zijn voor hun strafbare daad. Wij vinden het ­misplaatst om straffen op te leggen aan daders aan wie het strafbare feit om een bepaalde, rechtens erkende reden, niet persoonlijk kan worden verweten. Die verwijtbaarheid is een begrip dat verwijst naar de notie vrijheid en haar forensisch-gedragskundige equivalent: de toerekeningsvatbaarheid. Een niet verwijtbare ­dader wordt geacht niet over een redelijk handelingsalternatief te hebben beschikt, en daarom in diepere zin strafrechtelijk niet verantwoordelijk te zijn voor het strafbare feit. Voor de notie verwijtbaarheid is dan ook een centrale plaats ­ingeruimd binnen de strafrechtstheorie. Zij vormt niet alleen een algemene voorwaarde voor strafbaarheid, ook is haar betekenis verweven met de betekenis van andere begrippen van het strafrecht. Begrippen als daderschap, opzet, schuld of onachtzaamheid hebben binnen de strafrechtsdogmatiek (een gebruikelijke, zij het wat merkwaardige benaming voor de theorie van het strafrecht) een betekenis die verwijst naar de ‘straf funderende’ verwijtbaarheid, al is het maar omdat de bewijsvoering van daderschap, opzet of onachtzaamheid steeds in het teken staat van de algemene ­gerichtheid van de strafrechtspleging op de beantwoording van de vraag of de dader uiteindelijk voor het strafbare feit zal kunnen worden veroordeeld en bestraft. Het strafrechtelijke schuldbeginsel, dat voorschrijft dat een straf slechts op zijn plaats kan zijn indien de dader zich verwijtbaar heeft gedragen en toerekeningsvatbaar is, heeft oude papieren. De grote begrippen verantwoordelijkheid, toerekenings­ vatbaarheid, verwijtbaarheid en vrijheid zijn in het strafrecht ­weliswaar nooit een rustig bezit geweest, maar hebben zich toch zeer lange tijd kunnen handhaven. Zij hebben zich bestand getoond tegen soms hevige golfbewegingen in het denken over de persoon van de delinquent, de oorzakelijke achtergronden van zijn misdragingen en de zin of onzin van straffen. Dit vindt zijn


10

Proloog verklaring waarschijnlijk hierin dat in grote lijnen steeds afdoende consensus heeft bestaan over de betekenis en redelijkheid van deze begrippen. Thans lijkt dit niet langer te kunnen worden gezegd. De huidige tijd wordt gekenmerkt door een bevreemdende ambivalentie in het denken over straffen. Terwijl enerzijds een luide roep om steeds hardere bestraffing valt te vernemen en een grote geneigdheid aanwijsbaar is om (veelal weinig realistische) verwachtingen op het strafrechtelijk systeem te projecteren, krijgen wij anderzijds van sommige representanten van empirisch-analytische ­wetenschappen op steeds luidere toon te horen dat de concepten straf en vergelding onzinnige concepten zijn, en wel omdat hun object, de subjectieve verantwoordelijkheid, een verzinsel is. ­Mensen beschikken, net als alle andere voortbrengselen van de natuur, niet over een ‘vrije wil’. Nu straf, schuld, toerekenings­ vatbaarheid en verwijtbaarheid gegrond zijn in een veronderstelde vrije wil van de dader, moeten wij dus — zo wordt ons voorgehouden — maar eens afstand doen van deze begrippen en aandacht besteden aan de werkelijke determinanten van gedrag dat wij niet willen tolereren. De thans gevoerde discussie is in zoverre verschillend van eerdere debatten, dat in veel sterkere mate het gezag van het strafrechtelijke begrippensysteem als zodanig, en dus van de strafrechtelijke beschouwingswijze van de werkelijkheid, onder druk is k ­ omen te staan. In dit essay wordt ingegaan op dergelijke uitdagingen waarmee het strafrecht zich in toenemende mate van indringendheid geconfronteerd weet. Dit wordt gedaan in het besef dat een gemakzuchtig antwoord van juridische zijde niet volstaat: de enkele stelling dat wij er ‘nu eenmaal’ niet aan ont­ komen, desnoods in weerwil van recente wetenschappelijke ontdekkingen, te blijven vooronderstellen dat mensen doorgaans in vrijheid handelen, kan bezwaarlijk nog als een serieus te nemen respons gelden. Intussen zien we dat menig jurist zich moedig begeeft in discussies over wilsvrijheid. Deze gedachtewisselingen zijn waardevol. Toch kan men zich afvragen of de discussies niet op een wat ontijdig moment worden gevoerd. Het lijkt voor een jurist en een neuroloog die de degens kruisen over de zinvolheid van begrippen als wilsvrijheid en schuld bijvoorbeeld erg lastig alleen al om vast te stellen of ze het wel over ‘hetzelfde’ hebben en niet ­radicaal langs elkaar heen praten. De discussies over de houd-


Proloog baarheid van strafrechtelijke begrippen en uitgangspunten lijken dan ook veel te kunnen winnen met een gedeeld kader voor gedachtevorming. Dit kader beoog ik in de komende hoofdstukken te bieden. In die hoofdstukken worden omzwervingen gemaakt langs een aantal plaatsen die in de levendige discussies tot dusver onderbelicht zijn gebleven. Ik hoop dat die omzwervingen kunnen leiden tot een herwaardering van de begrippen schuld en toerekenings­ vatbaarheid. Ik meen dat juristen, geconfronteerd met kritische standpunten als de eerdergenoemde, niet bang zouden moeten zijn deze grote begrippen op passende ogenblikken onverbloemd in de mond te nemen. De sleutel tot de beoogde herwaardering wordt gezocht in de concepten van narrativiteit en van de symbo­ lische orde. Het eerste hoofdstuk biedt een plaatsbepaling van de begrippen daad, schuld en toerekeningsvatbaarheid. Het bevat een uiteen­ zetting van de voorwaarden waaronder strafrechtelijke aansprakelijkheid kan worden toegerekend aan personen. Verder wordt aandacht geschonken aan de belangrijkste theorieën over de gronden en functies van de straf en de rechtvaardiging van het strafrechtelijk systeem. In dit verband wordt ook kort ingegaan op de belangrijkste verschillen tussen het strafrechtelijke begrip van de straf en de maatregel van terbeschikkingstelling. In hoofdstuk ii wordt het strafrechtelijke begrip schuld meer filosofisch belicht. Verschillende golfbewegingen in het denken over de begrippen verantwoordelijkheid en toerekeningsvatbaarheid komen hier aan de orde. Het schuldbegrip wordt voorts ge­ relateerd aan de interpretatieve context waarbinnen de strafrechter zijn schuldoordeel velt. Ik betoog dat het oordeel over indivi­ duele schuld wordt geveld op basis van een narratieve configuratie van handelingen, gebeurtenissen en persoonlijke rollen. In hoofdstuk iii tracht ik de redelijkheid van het vrijheidsconcept, dat aan de basis ligt van strafrecht en samenleving, aan te tonen. Op enige beschouwingen over de symbolische orde van het strafrecht, de contrafacticiteit van de strafrechtsdogmatische begrippen en de strafrechtelijke ordeningsdoelstelling wordt een beschouwing gevest van het concept van de strafrechtelijke ver­ antwoordelijkheid. Betoogd wordt dat het veld van begrippen waarvan de noties vrijheid, verantwoordelijkheid en schuld deel uit­ maken, een eigen, niet tot de naturalistische denkwijze herleidbare realiteitswaarde bezit.

11


12

Proloog Graag spreek ik mijn dank uit aan Elsbeth Greven voor haar eervolle verzoek een deel in deze reeks te schrijven. Ook ben ik dank verschuldigd aan mijn Utrechtse leermeesters Constantijn Kelk en Antoine Mooij, aan wier wetenschappelijk werk de gedachten in dit essay in hoge mate schatplichtig zijn, en die bereid waren delen van het manuscript te lezen en te voorzien van commentaren, waarvan ik dankbaar gebruik heb gemaakt.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.