Overlopen naar de barbaren

Page 1

Overlopen naar de barbaren



Erik Borgman

Overlopen naar de barbaren Het publieke belang van religie en christendom

Klement | Pelckmans


© 2009, Erik Borgman & Uitgeverij Klement, Kampen Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Omslagontwerp: Prezns, Marco Bolsenbroek Omslagillustratie: Horace Vernet, La barricade de la rue Soufflot, 1848 Deutsches Historisches Museum, Berlijn isbn 978-90-8687-052-3 (Nederland) isbn 978-90-289-5629-2 (België)

d/2009/0055/193


Inhoud

Inleiding

Publieke theologie 9

Een positiebepaling Terug naar de religie? Het belang van geloof Publieke theologie Waar houdt God verblijf? Opzet

10 12 15 17 20

Hoofdstuk 1

Waar buig je voor? Religie als verlichting van de Verlichting Gelovigen voor godslastering Kwetsbaarheid Liberaal fundamentalisme en religieuze kritiek Verbondenheid als beeld van God Verlichting van de Verlichting

23 23 27 30 34 37

Hoofdstuk 2

De waarheid is groot en zal zegevieren De onvervangbare publieke rol van religie Religie: betekenis als geschenk De onmogelijkheid religie te begrenzen Religieuze erkenning van godsdienstvrijheid Religie als geloof in waarheid 5

42 43 46 48 52


Hoofdstuk 3

De religieuze betekenis van democratie Naar een heruitvinding van het subsidiariteitsbeginsel Hernieuwd belang van religie voor de politiek Religieuze inbreng in het democratisch debat Het religieuze gehalte van het democratisch debat Heruitvinding van het subsidiariteitsbeginsel Een samenleving gegeven in het vormgeven ervan

56 58 61 64 67 70

Hoofdstuk 4

Vreemde ogen dwingen Het belang van de cultuur en de religie van de ander Ăœberfremdungsangst Dwang tot zelfreflectie De vrede van het geloof Heilig vuur Botsingen waar de vonken vanaf spatten God verschijnt waar het onmogelijke ons de weg verspert

73 74 77 81 84 88 90

Hoofdstuk 5

Overlopen naar de barbaren Hoe de christelijke traditie ruimte schept voor politiek Zijn zij dan geen mensen? Er is openbaring nodig om het anders te zien Voltooiing in de toekomst, maar al aanwezig De glorie van de komst van de Heer Laten we het belang vinden dat we bij elkaar hebben De religie van Jezus Christus nieuwe vitaliteit geven

93 94 98 100 103 105 109

Hoofdstuk 6

Politiek is een zaak van geloven 112

Kwesties en hun verband Een zaaier ging uit om te zaaien De sociale kwestie

6

114 118


Reddend vertrouwen Politiek als geloof

122 126

Hoofdstuk 7

In God We Trust 131

De economische crisis als voorbeeld Een relatiecrisis De verleiding van moraliserende kritiek Het woord is vlees geworden In God We Trust – God zij met ons God dienen in en door de Mammon Economie als maatschappelijk handelen

132 133 136 141 145 148

Nawoord

Op weg naar de toekomst Het verheven belang van modderen

153

Verantwoording

159

7



Inleiding

Publieke theologie Een positiebepaling

Shahrukh Alam is een Indiase vrouw van 34 – moslim, maar zonder hoofddoek, driftig sigaretten rokend en op zijn tijd een glas wijn niet afslaand. Shahrukh is van oorsprong juriste. Zij heeft echter met name sociaal werk gedaan in India, maar ze heeft ook in Zuid-Afrika gewerkt. In maart 2009 sprak ik uitvoerig met haar. Lange tijd, zo zegt zij nu, wilde zij zo seculier mogelijk zijn. De toekomst van India als multireligieuze samenleving kon volgens haar alleen een toekomst zijn als seculiere staat. De overheid moest religieus neutraal zijn. Als sociaal werker met linkse sympathieÍn profileerde zij daarom zichzelf zo weinig mogelijk religieus. Maar, meent zij inmiddels, dat klopte niet. Zij had steeds het gevoel dat zij verzweeg wat zij ten diepste was en wat voor haar een belangrijke rol speelde in de motivatie om het werk te doen dat zij deed. Haar islamitische geloof mocht er eigenlijk niet zijn en zij meent nu dat zij het toen onderdrukte, dat zij niet waar wilde hebben dat haar inzet voor het algemeen belang voortkwam uit deze particuliere en persoonlijke bron. Op haar zoektocht naar een andere omgang met haar religieuze erfenis kwam zij in aanraking met uitdrukkingen van geloof die niet sektarisch waren en die sociaal-politieke inzet geloofwaardig combineerden met religieus engagement. Shahrukh is inmiddels met deze mensen verbonden. Zij deelt in hun inzet. Tegelijkertijd doet zij samen met anderen onderzoek naar wat religie en religieus gedrag voor mensen betekenen, ook als die op het eerste gezicht absurde of misschien zelfs ach-

9


terlijke of gevaarlijke vormen lijken aan te nemen. Hoe motiveert het ze, hoe helpt het ze om op de been te blijven onder moeilijke omstandigheden, hoe geeft het hun leven een betekenis en een lading die het in de seculiere cultuur van India niet kan krijgen?1 Terug naar de religie? In het gesprek met mij vroeg Shahruk onder meer waarom er in Nederland geen mensen terugkeren naar de religieuze tradities waaruit zij voortkomen en zich daarmee opnieuw en op een nieuwe manier verbinden. Want zij had tijdens haar verblijf in Nederland gezien hoe wij hier worstelen met dezelfde verschijnselen waar zij in India op was gebotst: sociaal werk dat vastloopt – of in ieder geval vast dreigt te lopen – in doodse bureaucratie, een samenleving die zich niet laat sturen en burgers die zich niet laten leiden op de manier waarop de overheid dat graag zou zien, een overheid die de druk opvoert en burgers die zich steeds recalcitranter gaan gedragen. De ervaring, kortom, dat er veel dingen niet goed lopen en verbanden uiteen lijken te vallen zonder dat we goed weten wat daartegen te ondernemen valt. In India, zo zei zij, was deze teleurstelling met wat in de seculiere samenleving mogelijk is, voor velen reden zich opnieuw bezig te gaan houden met de religieuze tradities en zich ertoe te bekennen. Waarom gebeurt dat in Nederland niet? Ik heb op deze vraag natuurlijk wel antwoorden. Het heeft te maken met een al langer aan de gang zijnde verdamping van levende, grotere bevolkingsgroepen verbindende vormen van religiositeit. Het hangt samen met de Nederlandse geschiedenis van de verzuiling, die de dynamische kracht van religie in de binnenruimte van de eigen groep opsloot. Toen de zuilen uit elkaar vielen, bleken de religieuze leiders verleerd buitenstaanders aan te spreken. Het is verbonden met het ongeloofwaardige optreden van veel kerkelijke leiders en het gebrek aan elan van veel religieuze instituties. Het wordt veroorzaakt door het oorverdovend zwijgen van de kerken 1

Zie het interview met haar van C. Veldman, ‘ “Ik kan zelfs in de moskee mezelf zijn”: Indiase activiste Shahrukh Alam’, in: VolZin 7 (2009) no. 7.

10


in Nederland over de grote maatschappelijke en culturele kwesties die mensen zorgen baren. Maar deze antwoorden bevredigen mijzelf niet echt. De vraag van Shahrukh is op een bepaalde manier al langer mijn vraag. Hij wordt steeds klemmender. Het is immers niet dat wij de problemen niet kennen. Talloze mensen voelen onbehagen met de toenemende bureaucratisering van zorg, onderwijs en werk. En er wordt vaker aangevoeld dat dit samenhangt met een toenemend wantrouwen, een structureel ongeloof in de welwillendheid ten opzichte van elkaar waarvan wij leven. Waarom wordt er dan nauwelijks of niet gepoogd, zelfs niet door mensen die zichzelf gelovig noemen, hiertegen de religieuze tradities in het spel te brengen die immers in staat zijn gebleken dit geloof levend te houden? Niet om te ontkennen dat deze tradities ook problematische aspecten hebben en niet om naar deze tradities terug te keren, maar om deze tradities ook onze tradities te laten zijn, een levende erfenis die ons behulpzaam is bij het vormgeven van de samenleving en de cultuur van de toekomst. We moeten echter niet het verkeerde van deze religieuze erfenis verwachten. In een bekend gedicht dat is opgedragen aan de Zusters van Liefde te Weert – de Zusters van Liefde van Onze Lieve Vrouw Moeder van Barmhartigheid hadden in Weert van 1865 tot 1971 de verantwoordelijkheid voor het Sint Jans Hospitaal – schrijft Gerard Reve: Zuster Immaculata, die al vier en dertig jaar verlamde oude mensen wast, in bed verschoont, en eten voert, zal nooit haar naam vermeld zien. Maar elke ongewassen aap die met een bord: dat hij vóór dit, of tegen dat is, des middags het verkeer verspert, ziet ’s avonds reeds zijn smoel op de teevee. Toch goed dat er een God is.2

Het is een misleidend gedicht. Alsof religie vooral van belang is omdat ze mensen vlekkeloos goed maakt en ze tot grote morele 2

G. Reve, Verzamelde gedichten, Amsterdam: Van Oorschot 19872, 80.

11


prestaties brengt. Alsof er naast de zusters Immaculata van Liefde niet de – zoals de katholieke volksmond het wil – ‘krengen van barmhartigheid’ waren, die degenen die aan hen waren toevertrouwd met ijzeren vuist opdrongen wat in hun ogen goed was. Religieuze tradities zijn niet van belang omdat ze het verval van de moraal kunnen stuiten, maar omdat zij een andere manier van leven mogelijk maken door een andere kijk op het leven te cultiveren. Zuster Immaculata kon doen wat zij deed, zij kon haar verlamde oude mensen wassen, in bed verschonen en eten voeren, omdat ze dat niet alleen maar zag als zelfopoffering, met hopelijk een hemelse beloning na haar dood. Zij geloofde dat God altijd al bij haar was, omdat God bij degenen was die zij waste. God had haar geroepen te doen wat zij deed en riep haar in hen steeds opnieuw. Niet zij bracht Gods barmhartigheid bij mensen, dat besefte zij heel goed. Door te doen wat zij deed, deelde zij in Gods barmhartigheid, woonde zij samen met degenen die zij verzorgde in Gods liefde die zijzelf nodig had om te leven en kon zij deze barmhartigheid belichamen voor degenen die deze nodig hebben. Zij waste geen mensen omdat het de haar opgedragen plicht was. Zij waste mensen omdat zij zo zelf bij God was en omdat zij alleen ín de ruimte van God kon leven.

Het belang van geloof ‘Wat mij betreft verdwijnen boeken als de bijbel en de koran naar de archieven. Je moet anderen niet lastig vallen met wat je gelooft’. De uitspraak is van filosoof en atheïstisch humanist Floris van den Berg in een interview dat op 10 maart 2009 is gepubliceerd in het dagblad Trouw. Aanleiding was dat Van den Berg samen met enkele geestverwanten een billboard had laten plaatsen langs de A4 bij Schiphol met de tekst: ‘Er is waarschijnlijk geen God. Durf zelf te denken en geniet van dit leven.’ Het is duidelijk dat Van den Berg de bijbel en de koran niet in het archief wil stoppen om ze als belangwekkend erfgoed voor het nageslacht te bewaren. ‘Geloven betekent iets voor waar aannemen’, zegt hij, ‘waar geen goed bewijs voor is.’ Zoals het bestaan van een God: ‘Geloven doe ik niet 12


in een christelijke God, maar ook niet in kabouters, ufo’s, paranormale verschijnselen en alle andere dingen die niet aantoonbaar zijn.’ Maar hoe zou je moeten aantonen dat mensen zorg en toewijding waard zijn, dat deze zorg, en de relaties die erdoor ontstaan, ook ons eigen leven waardevoller maken? Gerard Reve schrijft in een andere tekst, aansluitend bij de evangelist en bijbelse briefschrijver Johannes: ‘Alles is uit de Liefde ontstaan (...), en niets is ontstaan dat niet uit haar ontstaan is.’3 Deze alles dragende Liefde, die mensen wanneer zij op hun best zijn weerspiegelen, noemt de christelijke traditie ‘God’. Christenen geloven niet zonder meer in het bestaan van God. Zij geloven dat deze goddelijke Liefde de dragende en actieve grondslag van alles is en dat het goed is daarnaar je leven in te richten. Sommigen gaan daarin ongekend ver. In 1904 begonnen bijvoorbeeld de leden van de Congregatie van de Broeders van den Derden Regel van Penitentie van den H. Vader Franciscus van Assisië, kortweg broeders penitenten, een ’gesticht voor idioten’ in Biezenmortel, tussen Tilburg en Den Bosch. Zij geloofden wat de meeste mensen niet geloofden, wat voor de meeste van hun tijdgenoten evident onwaar was en waar ook allerlei goede argumenten voor waren om het niet te geloven. Zij geloofden dat de ‘idioten’ een toekomst hadden en dat het de moeite waard was in deze toekomst te investeren. Zij geloofden dat deze mensen niet alleen goede zorg waard waren zoals je goed voor je huis en je levende have zorgt, maar dat het mogelijk was om samen met hen iets op te bouwen. Dat je met ze kon samenleven en dat er, als je in ze investeerde, iets kon ontstaan waarvan niet alleen deze mensen, maar ook zijzelf beter werden. Er was geen bewijs voor, het sloeg zo op het oog zelfs helemaal nergens op, maar het bleek te kloppen. Zo bouwden de broeders penitenten niet alleen plaatsen om te wonen, maar ook plaatsen om te leren en te werken. Niet alleen plaatsen om te eten en te slapen, maar ook een plaats om te bidden en één om toneel te spelen. En een plaats om zowel de broeders als wie wij tegenwoordig hun cliënten zouden noemen, te begraven: echte gemeenschap, met een geschiedenis en een onbe3

G.C. van het Reve, Nader tot U, Amsterdam: Van Oorschot 1966, 85.

13


kende toekomst, verbonden in voor- en in tegenspoed, tot en met de dood. Het gaat er niet om dat dit soort daadkrachtig geloof alleen bij religieuze mensen te vinden zou zijn. Iedereen die de geschiedenis een beetje kent, kan weten dat dit niet waar is. Het gaat mij erom dat het geloof is, ook bij mensen die dit geloof niet religieus interpreteren. En dat dit geloof nodig is, wil onze samenleving leefbaar zijn en blijven. Het is overigens niet zomaar blind geloof. Geloof maakt juist dat dingen gezien worden. Franciscus van Assisi (1181-1226), de middeleeuwse heilige die de broeders penitenten als hun voorganger beschouwden, schreef in de tekst die zijn testament wordt genoemd: De Heer heeft mij, broeder Franciscus, op de volgende wijze gegeven boete te doen. Toen ik namelijk in de wereld leefde, vond ik melaatsen bitter om te zien. En de Heer zelf heeft mij in hun midden gebracht en ik heb hen barmhartigheid onderwezen. En toen ik van hen wegging, werd datgene wat ik bitter vond voor mij veranderd in zoetheid naar ziel en lichaam.4

Als wij voor melaatsen ‘idioten’ zouden invullen, zouden wij hier dan niet in hoge mate lezen wat Franciscus’ volgelingen in Biezenmortel beleefd hebben, en later het lekenpersoneel dat hen is opgevolgd? Een weg die gaat van afkeer en ongemak, via barmhartigheid en compassie, tot verbondenheid en zelfs vriendschap. Of neem de Amerikaanse activiste Dorothy Day (1897-1980), alleenstaande moeder, oprichtster van de Catholic Worker-beweging die tot op de dag van vandaag bestaat en ook sterk beïnvloed is door Franciscus. In de tijd van de Grote Depressie stichtte zij tal van huizen waar arme mannen en vrouwen eten en een slaapplaats konden krijgen. Zij trok zich op aan het slot van psalm 113 (vers 7-9), dat zij in haar autobiografie herhaaldelijk citeert.5 In de Nieuwe BijbelVertaling luidt dit:

4 5

‘Testament’ (1226), in: De geschriften van Franciscus van Assisi, Haarlem: Gottmer 1976, 88-91, hier 88. Vgl. D. Day, The Long Loneliness, New York: HarperOne 1997 (1952).

14


God tilt de arme uit het stof, trekt hem omhoog uit het vuil en geeft hem een troon bij mensen van aanzien ... God geeft de onvruchtbare vrouw een huis, maakt haar de gelukkige moeder van kinderen.

In de armen en dronkaards, de zieken en niet zelden beschadigde mensen die haar beweging huisvestte, zag Day de kinderen die zij na haar ene dochter niet meer langs biologische weg kreeg. Haar werk voor hen was haar manier vruchtbaar te zijn. Hoeveel mensen in verzorgende beroepen zullen hiervan iets, of misschien zelfs veel herkennen? Ook als zij ook nog op de biologische manier vruchtbaar zijn, of er bewust voor kiezen dat niet te zijn.

Publieke theologie Ik wil maar zeggen: geloof is onmisbaar. Wanneer alleen voor waar wordt aangenomen wat door empirisch onderzoek te bewijzen valt of door argumentatie kan worden aangetoond, komt alles onder een hypotheek te staan. Dan hebben mensen rechten als zij laten zien dat ze deze rechten waard zijn en ervoor weten op te komen, dan hebben mensen een plaats als ze deze plaats op een goede manier invullen, dan heeft hun leven betekenis als ze het zelf betekenis weten te geven. Maar als we leven op krediet, staan we voortdurend bij elkaar in de schuld. In werkelijkheid leven we van genade, zegt de christelijke traditie hier tegenover. We kunnen alleen leven als we kunnen geloven – als we met recht kunnen geloven, zou ik uiteindelijk zeggen, als ons geloof waar is – dat andere mensen en wij zelf sowieso de moeite waard zijn. Als we kunnen geloven dat er iets is dat niet onmiddellijk zichtbaar is, maar dat wel kan worden aangesproken en dat, als het tot spreken komt, anderen en onszelf aanspreekt. Wij leren sprakelozen taal om tegengesproken en terechtgewezen te worden, we spannen ons in anderen tot burgers te maken om zelf hun medeburgers te kunnen worden, we gaan niet-vrijblijvende relaties aan om ons te laten wegroepen uit ons isolement. Uit het gedrag van talloos velen blijkt dat zij geloven in het belang te investeren in anderen, ook al is er 15


geen enkel bewijs voor dat dit zin heeft. Ik denk dat het de hoogste tijd is dit geloof ook weer expliciet en publiek te – en ik gebruik met opzet deze religieuze term – belijden. Zodat het niet alleen feitelijk de grondslag is van ons samenleven, maar ook de bewuste kern wordt van onze gemeenschappelijke cultuur. Voor mij is deze belijdenis ten diepste religieus. De traditie die deze belijdenis bij uitstek geloofwaardig maakt en er op de juiste wijze consequenties uit trekt, is wat mij betreft de christelijke. Ik meen oprecht dat revitalisering en nadere ontwikkeling van een christelijke visie op cultuur, samenleven en maatschappelijke verhoudingen ons vooruit kan brengen. Ik ben er zelfs uiteindelijk van overtuigd dat het christelijk perspectief op de werkelijkheid haar het meest recht doet. Ik weet echter dat er vele anderen zijn die deze opvatting niet delen en ik hoop dat ook zij hun visie op het bestaan op tafel willen leggen. Wat hebben we gemeenschappelijk, waar leggen we op een productieve manier verschillende accenten, waarover moeten we nog eens flink met elkaar in debat gaan en waar moeten we ons voorlopig neerleggen bij de verschillen die klaarblijkelijk onoverbrugbaar zijn? Om het geboden gesprek over het noodzakelijke geloof te openen, leg ik in dit bescheiden boek mijn argumenten en redeneringen aan de lezer voor. Niet als een laatste woord, maar als opening van een discussie over de grondslag van de politiek en het beleid, de cultuur en wat wij als het goede leven beschouwen. Doorgaans stokt deze discussie al voor zij goed en wel begonnen is, maar het is met het oog op de toekomst volgens mij van groot belang dat we haar gaan voeren. Het genre dat ik hier beoefen, wordt wel aangeduid als ‘publieke theologie’. Publieke theologie, zo definiëren mensen die er voorstander van zijn, ontwikkelt op basis van de christelijke traditie een visie op de samenleving en de cultuur, en hoe daarin en als deel ervan te handelen. Ze doet dit zodanig dat wat zij naar voren brengt niet alleen voor belijdende christenen en leden van kerken van belang is, al moeten deze erdoor wel in hun religieuze identiteit worden aangesproken en van daaruit tot engagement worden gebracht. Publieke theologie wil van betekenis zijn voor allen die in een bepaalde situatie delen en bij een bepaalde kwestie betrokken zijn. Ze kan er dus niet mee volstaan te zeggen dat bepaald ge16


drag door de christelijke traditie wordt voorgeschreven of minstens wordt aanbevolen, zij moet ook laten zien waarom het goed zou zijn deze traditie op dit punt te gehoorzamen.6 Ikzelf meen hierbij dat, om dit werkelijk te kunnen doen, het uitgangspunt van deze vorm van theologie moet zijn dat ook nietgelovigen leven in de werkelijkheid zoals de theologie die aan het licht wil brengen. God is niet alleen een relevante categorie voor wie in God gelooft, maar het is zinvol in God te geloven omdat God voor alle mensen een relevante categorie is. Alleen als de wereld van God is, dan is het spreken over God ook voor de wereld van betekenis en van belang. En precies het gegeven dat de wereld van God is en dat wij in en dankzij de ruimte leven die de goddelijke Liefde voor ons schept en vrij maakt, dat is wat de christelijke traditie verkondigt. Ik heb theologie die dit nadrukkelijk verdisconteert in het spoor van Edward Schillebeeckx eerder ook wel ‘cultuurtheologie’ genoemd.7 De publieke theologie die ik in dit boek beoefen, is cultuurtheologie over publieke kwesties.

Waar houdt God verblijf? Het gaat mij hier dus niet om het ontwikkelen van een christelijk programma dat ons zou kunnen redden mits wij het maar trouw zouden uitvoeren. Zo’n programma is niet wat de christelijke traditie te bieden heeft. Dat is maar goed ook, want reddingsprogramma’s en vermeend onfeilbare oplossingen voor alles dat ons bedreigt, zijn er al meer dan voldoende. Wat nodig is, is iets anders. Onvoorwaardelijke verbondenheid en betrokkenheid. Geloof in, 6

7

Vgl. bijvoorbeeld D.B. Forrester, ‘Working in the Quarry: A Response to the Colloquium’, in: Public Theology for the 21st Century, ed. W.F. Storrar/A.R. Morton, Edinburgh: T&T Clark, 2004, 431–438; S. Kim, ‘Editorial’, in: Public Theology 1 (2007) 1-4; W. Storrar, ‘A Kairos Moment for Public Theology’, ibid., 5-21. Vgl. mijn Edward Schillebeeckx: een theoloog in zijn geschiedenis. Deel i: Een katholieke cultuurtheologie (1914-1965), Baarn: Nelissen 1999; id., Metamorfosen: Over religie en moderne cultuur, Kampen: Klement 2006; id., … want de plaats waarop je staat is heilige grond: God als onderzoeksprogramma, Amsterdam: Boom 2008.

17


hoop voor en liefde temidden van en als grondslag voor de wereld waarin wij leven. Aan het begin van het Johannesevangelie wordt de grondovertuiging van de christelijke traditie tamelijk vierkant gepresenteerd. Wat in het begin bij God was en zelf God was, zo wordt gezegd, de waarheid en de goedheid bij uitstek, de liefde en de sprekende betrokkenheid, heeft zichzelf verbonden met het veranderlijke, breekbare en gebroken leven dat wij mensen leiden. De eersten die zich volgens het Johannesevangelie geroepen weten om Jezus te volgen, stellen hem vervolgens de vraag: ‘Rabbi, meester, waar houdt U uw verblijf?’ Jezus moedigt hen aan maar te komen kijken ‘En zij gingen mee en zagen waar Hij zijn verblijf hield’ (Joh 1, 38-39). Anders dan de vertalers van de Nieuwe BijbelVertaling blijkbaar denken, is dit niet hetzelfde als dat zij gevraagd zouden hebben: ‘Rabbi, waar logeert u’, en dat ze gingen kijken ‘waar hij onderdak gevonden had’. Het gaat erom waar Jezus te vinden is, en dat is volgens het Johannesevangelie opmerkelijk genoeg: ‘onder ons’. In Jezus is God ‘onder ons’ zijn tent komen opslaan, zoals God bij de Uittocht van het Joodse volk uit Egypte en de doortocht door de woestijn in een tent met hen meetrok. De situatie van dubbelzinnigheid, onveiligheid en dreiging waarin wij verblijven, wordt door God gedeeld. God verschanst zich niet, niet in goddelijke macht, niet in een sterke visie of identiteit die zonder te kijken weet wat er gedaan moet worden. Jezus komt niet met een programma en heeft geen project. Hij stelt zich bloot aan alles waar mensen aan blootgesteld worden, inclusief bedreigingen en pijn, inclusief onzekerheid en dood. In deze kwetsbaarheid is hij de belichaming van God. Deze verborgen in en bij de wereld aanwezige God is alleen maar te vinden door mensen die net als God tentbewoners zijn. Vreemdelingen en ballingen menen de leerlingen van Jezus te moeten blijven (1 Petrus 2, 11). En dan niet het soort vreemdelingen dat met behulp van een schotelantenne en het zorgvuldig beperken van het contact tot de eigen kring, mentaal eigenlijk voortdurend in het land van herkomst verblijft. Het gaat om het soort vreemdelingen dat weet dat de anderen, die vaak menen dat ze thuis zijn, uiteindelijk ook vreemden zijn en samen met hen zoekt 18


naar de wereld waarin het voor allen goed wonen is. De ‘stad met fundamenten’, wordt dit elders in het Nieuwe Testament genoemd (Hebreeën 10,11).8 In vier jaarlijkse bijeenkomsten formuleerden de uit de hele wereld in Rome verzamelde bisschoppen in de periode van 1962 tot 1965 opnieuw de identiteit en de missie van de rooms-katholieke kerk. In een van de belangrijkste documenten van dit zogenoemde Tweede Vaticaans Concilie staat te lezen: In de dynamiek van zijn geloof, waardoor het gelooft dat het wordt geleid door de Geest van de Heer die de gehele aarde vervult, spant het volk van God zich in om in de gebeurtenissen, eisen en verlangens waarin het samen met de overige mensen van onze generatie deelt, te onderkennen wat daarin werkelijke tekenen zijn van de aanwezigheid van God of van zijn plannen.9

Het is geen aansprekend proza, maar wat hier staat is van groot belang. Hier staat dat het de taak is van gelovigen – de kerk als het ‘volk van God’ – tekenen te vinden voor de aanwezigheid en de werkzaamheid van de God waarin zij geloven in de wereld waarin zij leven. Men kan met recht de vraag stellen of de rooms-katholieke kerk in de ruim veertig jaar die sindsdien zijn verstreken, zich voldoende heeft toegelegd op deze opdracht. Daar gaat het mij nu echter niet om. In dit boek probeer ik de vraag te beantwoorden wat er te zien valt voor wie dat wel werkelijk probeert te doen, wat het aan het beeld van de samenleving verandert en waarom dat van belang is. Het uiteindelijke antwoord op deze laatste vraag is: omdat het als geloof in de liefde hoop geeft.

8

9

Vgl. voor een verdere uiteenzetting en verantwoording van deze visie op de christelijke traditie mijn Wortelen in vaste grond: Een cultuurtheologisch essay, Zoetermeer: Meinema 2009. Pastorale constitutie over de kerk in de wereld van deze tijd Gaudium et spes (7 december 1965), no. 11.

19


Opzet In het eerste hoofdstuk bespreek ik hoe, anders dan vaak wordt gedacht, geloof en religie kunnen helpen de totalitaire verleiding te weerstaan. Religie poneert niet het eigen gelijk, maar relativeert het op ongehoorde wijze. Zij schoolt mensen in eerbied voor wat werkelijk eerbied verdient. Het tweede hoofdstuk werkt uit dat het belang van religie ligt in het zoeken naar, het discussiëren over en het belijden van wat voluit goed en waar mag heten. Weersproken wordt de overtuiging dat het niet uitmaakt wat mensen geloven, als zij zich maar aan de wet houden en zij hun diepste overtuigingen achter de voordeur houden. De maatschappij leeft van de strijd over het ware en het goede, en van het engagement van mensen met en in deze strijd. Het derde hoofdstuk laat zien dat democratie meer is dan een manier om het bestuur van een land te organiseren. Democratie is geloof in de nog verborgen wijsheid die besloten ligt in de kakofonische veelheid aan ideeën, overtuigingen en praktijken die vaak als onderling tegenstrijdig verschijnen. Dit rijmt op het geloof zoals er in de christelijke traditie over gesproken wordt. Hoofdstuk 4 gaat in op de vraag naar de betekenis van het geloof en de overtuiging van de ander voor mijn geloof. Er blijkt een heel andere visie mogelijk op diversiteit dan de gebruikelijke, die ofwel de verschillen onaangetast naast elkaar wil laten staan, ofwel één gemeenschappelijke cultuur wil opleggen. Het vijfde hoofdstuk werkt een inhoudelijk gevulde, gelovige, maar juist daardoor niet-sektarische en principieel open visie op gemeenschap en maatschappelijk verband uit. Steeds opnieuw blijkt het nodig met de ogen te kijken en de ideeën en gevoelens serieus te nemen van degenen die als ‘barbaren’ gelden en als tegenstanders van de bestaande beschaving worden gevreesd. Tijdens de Fortuyn-crisis in 2002 schreef ik dat deze crisis liet zien dat we de politiek opnieuw moeten uitvinden.10 Aan deze heruitvinding van de politiek wil dit boek bijdragen. Eerder dan over 10 Zie mijn ‘Fortuyn dwingt tot heruitvinding politiek’, in: De Bazuin 85 (2002) 5 apr.; id., ‘Pim Fortuyn: Verweesd Nederland moet zoeken naar oriëntatie’, in: Friesch Dagblad 11 mei 2002. Vgl. ook id., Metamorfosen, l.c., 97-112: ‘Religieus anti-messianisme tegenover cynisch messianisme’.

20


concrete politieke kwesties gaat het daarom over de vraag hoe wij tot een gemeenschap en een verband komen waarin samenhangend over concrete politieke kwesties gesproken kan worden. Geloof zoals ik het hier verdedig, vervangt de politiek niet, maar maakt politiek mogelijk. Want democratische politiek is iets anders dan het nemen van beslissingen waar de meerderheid van de mensen op basis van hun vermeende eigenbelang achter kan staan, ook al verschijnt zij nu vaak wel zo. Politiek is het ontwikkelen van een samenhangend beeld van de toekomst, en het voorstellen en uitvoeren van maatregelen die daarbij passen en waarvan kan worden uitgelegd hoe en in welke zin zij bijdragen aan de realisering van goed leven. Politiek is tegelijkertijd het tot ontwikkeling brengen van een verband dat zich achter dit toekomstbeeld stelt en zichzelf beschikbaar maakt als drager van deze maatregelen. Over deze moeilijk te doorgronden, maar voor een democratie fundamentele dynamiek gaat het zesde hoofdstuk. De centrale these van dit boek is dat voor een op de toekomst gerichte politiek, geloof noodzakelijk is. Geloof dat spreken over goed leven zinvol is, dat het ontwikkelen van een visie op een toekomst die dit goede leven realiseert mogelijk is, en dat het bedenken van maatregelen om deze toekomst te realiseren, betekenis heeft. Om dit geloof te concretiseren, ontwikkel ik in het zevende en laatste hoofdstuk een visie op de economie en de economische crisis die inzichtelijk maakt wat de benadering die in dit boek wordt voorgesteld, wel en niet oplevert. In het nawoord ga ik kort in op de relatie tussen de in dit boek ontwikkelde ideeÍn en de kwesties die zich op dit moment in Nederland aandienen. I Dit boek is het eerste product van een project dat erop gericht is te onderzoeken of en in welke zin vanuit de tradities van christelijk, in het bijzonder katholiek sociaal denken, een betekenisvolle bijdrage kan worden geleverd aan de huidige maatschappelijke en intellectuele debatten. Het project wordt gesteund door het Verband van Katholieke Maatschappelijke Organisaties – Katholiek Netwerk en financieel onder meer mogelijk gemaakt door Skanfonds en de 21


commissie pin van de gezamenlijke religieuzen in Nederland. Het wordt uitgevoerd in het Departement Religiewetenschappen en Theologie binnen de Faculteit Geesteswetenschappen van de Universiteit van Tilburg.

22


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.