Ruimte voor het wonder
Pieter en Nelly van Kampen
Ruimte voor het wonder Over wonderen hier en ver weg
Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer
www.uitgeverijboekencentrum.nl
Ontwerp omslag: Marion Rosendahl ISBN 978 90 239 2536 1 NUR 706 Š 2010 Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieÍn, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Let us not mock God with metaphor, Analogy, sidestepping, transcendence; Making of the event a parable, a sign, painted in the faded credulity of earlier ages; Let us walk through the door. Let us not seek to make it less monstrous, For our own convenience, our own sense of beauty, Lest, awakened in one unthinkable hour, we are embarrassed by the miracle, And crushed by remonstrance. John Updike, from ‘Seven Stanzas at Easter’
Laten we niet God beledigen met ‘metafoor’ en ‘analogie’, niet het bovennatuurlijke uit de weg gaan, door van het gebeuren een parabel te maken, een teken, geschilderd in de verbleekte kleuren van oud-tijdse lichtgelovigheid. Laten we door die deur heen gaan. Laten we niet voor ons gerief of schoonheidsgevoel er iets minder monsterlijks van willen maken, om niet, gewekt op een ondenkbaar tijdstip, door het wonder verrast te worden, verpletterd door het bewijs.
5
Inhoud
Woord vooraf
9
1. Gebeuren er nog wonderen?
11
2. Nooit gebeurt er een wonder
18
3. Het is vol wond’ren om u heen
36
4. De kerk in het Zuiden
45
5. ‘Zij zijn nog niet zo ver’
56
6. Wonderen in andere religies
65
7. Het hele verhaal
73
8. Wonderen en tekenen toen en nu
82
9. Bijbelstudies
91
10. Met de hele kerk
102
Literatuur
111
7
Woord vooraf
Geïntrigeerd, dat waren we. Geïntrigeerd door de contacten met (vooral) Aziatische christenen, door hun wijze van omgaan met de Bijbel, door de manier waarop ze de dingen die daar geschreven stonden meteen in hun eigen leefwereld een plek gaven en konden herkennen. De bijbelse verhalen over genezing, over het uitdrijven van geesten, over het verstaan van de stem van God in dromen en visioenen – ze waren op een onbevangen en vanzelfsprekende wijze heel dichtbij. We wilden ons daar graag meer in verdiepen en besloten ons studieverlof in de januarimaanden van 2009 en 2010 daaraan te wijden. Begin 2008 werd duidelijk dat Pieter ongeneeslijk ziek was en volgens de medische deskundigen zou hij het eind van het jaar niet halen. Dat maakte de thematiek uiteraard op een ongezochte manier zeer existentieel. Pieter heeft kort na de diagnose ziekenzalving ontvangen en daarmee zijn ziekte voor God gebracht. In vertrouwen op God heeft hij de tijd die hij nog kreeg gegeven aan dat wat hij als zijn roeping zag. Daarbij hoorde ook het schrijven van dit boekje samen met mij. Hij heeft het als een groot geschenk ervaren dat we in 2009 samen de reis naar India konden maken en daar aan onze studie konden werken. In december overleed hij. Ik ben heel dankbaar dat ik op Sri Lanka ons gezamenlijke werk heb kunnen afmaken. Dit boek beoogt te verhelderen wat de oorzaken zijn van de zo verschillende wijzen waarop kerken en christenen in ‘Noord’ en ‘Zuid’ met de bijbelse wonderverhalen omgaan. Het beoogt ook verlangen en openheid te wekken voor wat de Geest doet, wereldwijd en dicht bij huis. In de navolging van de Heer die het kruis droeg én de Levende is, hebben we elkaar nodig. 9
Ten slotte: we hadden dit niet kunnen schrijven zonder de talloze ontmoetingen met zo veel lieve mensen die hun tijd en denkkracht hebben willen geven. Ik noem een paar namen, in het besef lang niet volledig te zijn: Babu en Usha, Suman en Atul, Nair en Lakshmi, Rezi, Jessie, Chris, Tuti, Harold, Jona en Bindhu. In hen bedanken we ook die vele anderen die voor ons levende getuigen waren van de aanwezigheid van God. Nelly van Kampen-Boot Pijnacker, februari 2010
10
1. Gebeuren er nog wonderen?
Twee vrienden lopen samen door een prachtige, bloeiende laan. Het is in de meimaand en de natuur gedraagt zich uitbundig; het is een en al schoonheid, een overdaad aan kleur en geur. De een zegt opgetogen: ‘Prachtig! Wat is de natuur toch mooi!’ De ander voelt dit totaal niet aan en reageert prozaïsch: ‘Dat is toch ieder jaar zo?’ Einde gesprek. Twee werelden, samen een wereld van verschil. De een heeft een dichterlijke geest en ziet zomaar in alle dingen de goedheid van de Heer. In de meimaand, maar niet alleen dan, is het ‘vol wond’ren om hem heen’ en daar kan hij echt van genieten. Hij is iemand die de ver-wonder-ing kent. De ander niet. Die ziet slechts wetmatigheden. Er ligt voor hem geen bijzondere glans over de dingen, ze zijn zoals ze horen te zijn en als de bomen uitbundig bloeien in mei, dan is dat niets bijzonders, want dat doen ze ieder jaar en zo hoort het ook. Bij hem gebeurt er nooit een wonder.
Wat is een wonder? Wat bedoelen we als we het hebben over wonderen? Wat is een wonder? Heeft dat te maken met de manier waarop wij mensen de werkelijkheid ervaren? Hangt ‘geloven in wonderen’ samen met een bepaalde manier van kijken, zoals in bovenstaand voorbeeld? Je hebt mensen die er rotsvast van overtuigd zijn dat er meer is tussen hemel en aarde, en dat zien ze dan om zich heen steeds weer bevestigd. In bloeiende bomen bijvoorbeeld. Anderen hebben daarvoor totaal geen antenne. De taal van de dichter en de taal van de wetenschapper raken elkaar niet. Wat niet wegneemt dat er natuurlijk wel dichterlijke wetenschappers bestaan en wetenschappelijk ingestelde dichters, maar die hebben dan twee zielen in één borst. 11
Een wonder is iets wat je niet kunt uitleggen. En in die zin hebben de belangrijkste dingen in het leven iets van een wonder. Wie kan uitleggen wat liefde is? En schoonheid? Als het al uit te leggen is, dan kan dat niet op de manier waarop je uitlegt dat twee keer twee vier is. Maar desalniettemin zal het iedereen duidelijk zijn dat schoonheid en liefde niet alleen bestaan, maar ook zeer fundamenteel zijn voor ons leven. Nu gaat het ons niet alleen om een manier van kijken en ervaren van de werkelijkheid. Die is persoonlijk en kan van mens tot mens verschillen. Een wonder is ook meer dan een aanduiding van een onverwachte en bijzondere gebeurtenis, zoals je zegt tegen een luie examenkandidaat: ‘Het mag een wonder heten dat jij geslaagd bent.’ Wij verstaan onder een wonder: een gebeurtenis die niet te verklaren is uit de gewone gang van zaken in de wereld zoals wij die kennen. Je kunt een wonder niet natuurkundig of psychologisch aannemelijk maken. Natuurkunde en psychologie zijn instrumenten die daarvoor niet geschikt zijn. Je hebt een ander denkkader nodig. Wonderen komen namelijk niet uit de wereld van de natuurkunde of de psychologie. Ze komen uit een andere, niet-aardse werkelijkheid, uit een werkelijkheid buiten dit heelal, een werkelijkheid van een andere orde. Intussen zitten hier wel haken en ogen aan. Een wonder is iets wat je uit deze werkelijkheid niet kunt verklaren. Maar wie bepaalt dat dan? De wetenschap is immers in ontwikkeling en wij mensen weten met elkaar steeds meer. Dat wat we nu een wonder vinden omdat we het onmogelijk kunnen uitleggen, kan over tien of honderd jaar heel verklaarbaar zijn, afhankelijk van de ontwikkeling van de wetenschap. Of: misschien dacht je dat er een wonder gebeurde, maar intussen ben je wijzer geworden en heb je ontdekt dat je verschrikkelijk gemanipuleerd werd door iemand die een slimme truc op je losliet.
God doet wonderen Geloof in wonderen veronderstelt niet alleen dat er onverklaarbare dingen gebeuren, het veronderstelt ook dat er, buiten de wereld zoals wij die kennen, een zelfstandig wezen is: God, of 12
als we het hebben over niet-christelijke religies: de goden. God komt niet uit deze wereld voort en gaat er ook niet in op. Hij is er, los van en tegenover deze wereld. Hij is degene die haar geschapen heeft en onderhoudt en die ook in de loop van de dingen kan ingrijpen. Dat is de vooronderstelling die we nodig hebben, willen we op een zinvolle manier over wonderen kunnen nadenken. Het is inderdaad een vooraf ingenomen geloofspositie, een vooronderstelling. Maar vooronderstellingen heeft iedereen. Voor wie op voorhand denkt dat wonderen niet mogelijk zijn, staat de uitslag van onderzoek en de interpretatie van wonderverhalen ook op voorhand vast. Wie dat denkt, zal zeggen dat er geen wonderen bestaan en als er iets gebeurt wat we nog niet kunnen begrijpen, komen er vast wel tijden waarin het mensen gegeven is het wel te begrijpen. En dan zullen we het begrijpen op een manier die past bij ons gesloten wereldbeeld waarin wonderen nu eenmaal niet gebeuren. Wie ervan uitgaat dat de natuur niet het enige bestaande is, maar dat er daarbuiten en daartegenover een God en Schepper is, kan niet bij voorbaat zeggen of wonderen wel of niet gebeuren. Die moet in elk geval de mogelijkheid openhouden dat de bovennatuurlijke wereld op een nieuwe en onverwachte wijze in onze werkelijkheid kan ingrijpen. Christenen geloven dat er wonderen gebeurd zijn. In de eerste plaats omdat de Bijbel daarover vertelt. Wie apostelen en profeten voor betrouwbare getuigen houdt in hun spreken over de woorden van God, zal geneigd zijn dat ook te doen als het gaat om het getuigenis van de wonderlijke daden van God. Sterker nog: het christelijk geloof draait in zijn kern om het wonder. De menswording van Jezus is op geen enkele wijze te verklaren uit de wereld zoals wij die kennen. Hetzelfde geldt voor zijn opstanding en de daarop volgende verschijningen aan zijn leerlingen. Het verhaal van het evangelie is een verhaal van dood en opstanding. Daarover gaat het en daarom zijn wonderen binnen het christelijke geloof niet misplaats en zeker geen randverschijnsel. Ze zijn verbonden met het hart van de zaak. Is niet elk bijbels wonder, waarin een deur opengaat naar Gods heil, een variatie op de grote thema’s van menswording en opstanding? Het is God die naar zijn mensen omziet, zich 13
over hen heen buigt en hen opricht. Elk christelijk wonder is daarvan een manifestatie.
De verstaanskloof tussen Noord en Zuid Intussen blijft de vraag naar de actualiteit van wonderen staan, vooral voor christenen in wat we nu maar het Noorden zullen noemen. Met het Noorden bedoelen we de cultuurkring die door de Verlichting heen is gegaan, vooral West-Europa en NoordAmerika; het Zuiden staat voor de inmiddels grote meerderheid van christenen in Afrika, Latijns-Amerika en Azië. Veel gelovigen in het Noorden hebben moeite met wonderen. In de Bijbel worden tal van wonderverhalen verteld en we houden ze voor waar, want ze staan in de Bijbel. We geloven ook nog dat in de toekomst, aan de grenzen van de tijd, God opnieuw op wonderlijke wijze zal ingrijpen in de gang van de geschiedenis. We geloven misschien nog wel dat de toekomst van deze wereld niet gesloten is, dat deze wereld niet door haar eigen wetmatigheden zich naar haar einde spoedt, maar dat God zal ingrijpen aan het einde van de tijden. We willen nog wel geloven dat wonderen gebeuren in die andere werkelijkheid van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. Maar in de tussentijd sluiten we ons heel gemakkelijk aan bij dat wat voor hedendaagse mensen aanvaardbaar is. Voor hedendaagse mensen uit onze cultuurkring, wel te verstaan. Onze medechristenen in het Zuiden denken er iets anders over, blijkt uit onderstaande verhalen. ‘Ze is gelovig, deze tiener uit Nederland. Ze gelooft in God. Ze is bezig met de Bijbel. Ze neemt serieus wat daar staat. Ze is in ieder geval bereid om daarover na te denken. Ze gelooft dat Jezus zo bijzonder was, dat je Hem wel Zoon van God zou kunnen noemen en ze laat zich uitdagen door wat Hij gezegd heeft. Nu is haar oma overleden en dat houdt haar zeer bezig. Het is voor haar de eerste keer dat ze in de nabije familie met een sterfgeval te maken heeft. In de kerk wordt straks Pasen gevierd en zij zal naar de kerk gaan en ze zal ook meezingen: “Nu jaagt de dood geen angst meer aan.” Maar als je haar vraagt of dit feest nu ook speciale betekenis voor haar krijgt, in deze situatie van verlies en verdriet, aarzelt ze. Ergens wel, maar… En 14
het zijn ook wel heel grote woorden: leven uit de dood, opstanding van het lichaam, al die grote woorden waar Pasen omheen cirkelt. Het is ook niet te bevatten. En uiteindelijk zegt ze: “Ach, weet je, dat mensen echt opstaan uit de dood, die dingen, die gebeuren gewoon niet. Nu niet, dat is duidelijk. Oma is begraven. En toen? Toen ook niet, het kan niet waar zijn. En in de toekomst? Ach, het is een mooi verhaal, maar…” Die dingen, die kunnen gewoon niet. Ze gebeuren gewoon niet. En je wilt graag geloven, maar niet in dingen “die gewoon niet gebeuren”. Je zou het gevoel hebben dat je je blij liet maken met een morsdode mus. En de tijd dat je luchtballonnen mooi vond, ligt ook al even achter je. Wonderen gebeuren niet, dat snapt ze inmiddels.’ ‘We zijn op een ontmoetingsdag van mensen die betrokken zijn (geweest) bij zendingswerk in Nepal. Ook een paar Nepalese christenen zijn erbij. De kerk in Nepal heeft voor een deel haar ontstaan te danken aan het gebeuren van wonderen. Een van de aanwezigen kan vertellen hoe hij ooit urenlang met zijn doodzieke moeder op zijn rug door de bergen heeft gelopen. Ze was heel erg ziek en er was weinig kans op verbetering, laat staan genezing. Hij was de wanhoop nabij, maar hij liep door, want hij wilde er alles aan doen. Hij liep door tot hij was waar hij zijn moest: bij het ziekenhuis. Daar aangekomen werd geconstateerd dat zijn moeder tijdens de reis was overleden. Toen? Toen werd er gebeden in de naam van Jezus, die immers Heer is over leven en dood. En als antwoord op het gebed sloeg zijn moeder haar ogen op en kwam tot leven. Voorzichtige veronderstellingen van onze kant als “buiten bewustzijn”, “coma” en “schijndood” worden resoluut van de hand gewezen. “Deze dingen zijn vaker in Nepal gebeurd. Vraag maar na!” En inderdaad, de kerkgeschiedenis van Nepal laat meerdere van dergelijke verhalen zien.’ De grotere kerken in het Noorden hebben zich nogal eens geruisloos aangepast aan het geseculariseerde wereldbeeld waarin ‘zulke dingen gewoon niet gebeuren’, ook niet aan de grenzen van de tijd. Een voorbeeld daarvan is het boek van ds. Carel ter Linden, prominent predikant en hofprediker van de Oranjes: Wandelen op het water.1 Het is een oprechte poging om de evangelieverhalen zo te interpreteren dat ze ook voor 1
Carel ter Linden, Wandelen op het water, Zoetermeer 2004.
15