Sporen van geloof
Dirk De Schutter
Sporen van geloof
Klement | Pelckmans
Š 2010, Uitgeverij Klement, Kampen Alle rechten voorbehouden. Omslagontwerp Rob Lucas Afbeelding op omslag Vincent van Gogh, De zaaier, 1888, Van Gogh Museum, Amsterdam isbn 978-90-8687-064-6 (Nederland) isbn 978-90-289-5783-1 (BelgiÍ) d/2010/0055/77
Voor Marc De Kesel
Heel lang al, God, bid ik niet meer tot u, en nog altijd heb ik mijn armen niet laten zakken. Antonio Porchia
Inhoud
Woord vooraf
9
Nietzsche en de vervelling van God
13
“Alleen een god kan ons redden”
43
“De noodzaak van de dwaling”
63
Het (w)oord van God
103
Polyloog
141
Bibliografie
157
7
Woord vooraf
Dit boek bevat geen stellingen, verdedigt geen these. Het bundelt bespiegelingen over God en over de christelijke religie. Het is geboren uit een jarenlange treurnis, uit de klacht dat de bijbels-christelijke overlevering aan het begin van de eenentwintigste eeuw nagenoeg tot zwijgen gebracht is, uit het verdriet dat de teloorgang van het christendom door velen met opluchting wordt onthaald en niet als een verlies wordt ervaren. Toch is het geenszins uit op restauratie, en handhaaft het een onverbiddelijke kritiek op wat het christendom is en geweest is. Maar hoe gereserveerd het zich ook opstelt tegenover het bestaande christendom, het draagt eveneens een hoop uit, een geloof in de onvervulde beloftes van de bijbels-christelijke overlevering. Ik weet niet echt wat het betekent om in God te geloven, maar ik leef al jaren met de verhalen uit Genesis en Exodus, met de boeken Job, Prediker en Psalmen, met de evangelies, en de brieven van Paulus. Ik hou van Kaïn, de verstotene, en van Jacob, kreupel geworden na zijn gevecht met de engel. Onverdraaglijk vind ik de bereidheid van Abraham om zijn zoon te offeren, met deernis denk ik aan de vrouw van Lot, die omkijkt, een regen van zwavel en vuur over Sodom ziet neerkomen en in een zoutklomp verandert. Ontmoetingen met het hemelse gebeuren blijkbaar niet ongestraft. Ik droom van een gesprek met Johannes de Doper, die, gekleed in kameelhaar en levend van sprinkhanen en wilde honing, schreeuwt: “Addergebroed”, en ik zou de vriend willen zijn van Jezus, die zich bukt om met zijn vinger in het zand te schrijven. Fantastische beelden houden mij in de ban: “Leer van de lelies op het veld. Ze
9
arbeiden noch spinnen. Zelfs Salomon in al zijn pracht en praal ging niet gekleed als een van hen…” of “Wat kijk je naar de splinter in het oog van een ander, terwijl je de balk in je eigen oog niet opmerkt?” of “Witgekalkte graven!” of “Al spreek ik de taal van mensen en engelen, als ik de liefde niet heb, ben ik een galmend bekken of een schelle cimbaal”. Vele passages uit de Schrift zijn literaire meesterwerken; het woord van en over God komt tot ons in een sublieme, verbeeldingsvolle taal. “Ons beste bewijs dat het leven goed is, en daarom dat er misschien toch een God is wie ons welzijn ter harte gaat, is dat ieder van ons, op de dag dat we geboren worden, de muziek van Johann Sebastian Bach ontvangt.” Aldus J.M. Coetzee in zijn roman Dagboek van een slecht jaar. En inderdaad! Hoeveel prachtige kunstwerken heeft het christendom ons niet nagelaten: de romaanse kerk, de gotische kathedraal, de barokke dom, van Sevilla tot Praag, van York tot Moskou, de muziek van Hildegard von Bingen, van Monteverdi en Pergolesi… Maar ik denk ook aan Het Lam Gods van Jan van Eyck, aan de Madonna del Parto van Piero della Francesca, aan Isaak en Rebecca van Rembrandt, aan De kruistocht van Albert Servaes. En verder aan de ontroerend mooie gedichten van Hölderlin, de sterke romans van Dostojevski en Saramago, de gedurfde films van Ingmar Bergman en Lars von Trier… Deze kunstwerken munten niet alleen uit door hun verheven schoonheid en pracht, ze getuigen vooral van een cultuur waarin over het christendom wordt nagedacht. Theologen en filosofen hebben God geconceptualiseerd, kunstenaars van alle disciplines – de plastische, muzikale, poëtische – hebben hun verbeelding ingezet om zich over de betekenis van de verhouding tussen de mensen en het goddelijke te bezinnen. De hierna volgende essays beogen niets anders: een bezinning. Ze houden halt bij enkele mijlpalen uit de christelijke traditie: van de evangelies en Paulus tot Nietzsche, van Eckhart en Hölderlin tot Heidegger, van Eliot tot Saramago. Ze pogen zich vooral af te vragen wat het betekent te geloven, na de extreme gebeurtenissen van de twintigste eeuw. 10
Het tentatieve karakter maakt als het ware de eigenheid van deze onderneming uit en is recht evenredig met de nood die erin schuil gaat. Durven wij de erfenis van het bijbels-christelijke verleden aan, dat wil zeggen, durven wij dit verleden herdenken? Welke brokstukken van die verpulverde overlevering zetten wij in op het onoverzichtelijke dambord van de toekomst?
I
Een auteur is niemand zonder lezers die in zijn project geloven. Een eerste versie van “Nietzsche en de vervelling van God” verscheen in het Engels onder de titel “Zarathustra’s Yes and Woe: Nietzsche, Celan, and Eckhart on the Death of God” in de door Ilse Bulhof en Laurens ten Kate geredigeerde bundel Flight of the Gods: Philosophical Perspectives on Negative Theology (New York, Fordham University Press, 2000). Een eerste versie van “Alleen een god kan ons redden” werd in het najaar van 1997 als voordracht gehouden aan de Arteveldehogeschool in Gent en in mei 1998 aan de KUBrussel; ik dank resp. Marc De Kesel en Patricia de Martelaere voor de uitnodiging. De tekst verscheen in de herfst van 1998 in De uil van Minerva, vol. 15, nr. 1. Een eerste versie van “De noodzaak van de dwaling: het geloof van José Saramago” verscheen in Nieuwzuid, jrg. 4, nr. 13. “Het (w)oord van God” en “Polyloog” verschijnen hier voor het eerst. “Het (w)oord van God” is gegroeid uit een referaat voor een symposium aan de Radboud Universiteit van Nijmegen, gewijd aan de Regenburgse lezing van paus Benedictus xvi. Andere sprekers waren Inigo Bocken en Marc De Kesel. Ik dank Erik Borgman en Paul van Tongeren voor de uitnodiging.
11
Geert Beheydt, Fons Buyens, Machteld Castelein, Nik De Schutter, Kurt Devooght, Ger Groot, Steve Luscomb, Lut Missinne, Bart Philipsen, Hedwig Schwall, Herman Servotte, Guy Triest, Ria van den Brandt, Frank Vande Veire, Hans Vandevoorde, Marc Verminck, Bart Verschaffel zijn gesprekspartners geweest. Herman Van Campenhout, Remi Peeters, en Marc De Kesel hebben het ontstaan van dit boek van nabij gevolgd en van kritische commentaar voorzien. Ik heb mijn boek opgedragen aan Marc De Kesel, met wie ik al jaren probeer te onderzoeken wat het betekent om volstrekt modern te zijn.
12