Wat angst met je doet Plano:Autisme
09-04-2009
16:59
In het boek zijn vijf diepte-interviews opgenomen met mensen met een angststoornis. Vincent van Bruggen studeerde theologie en psychologie. Hij is als gz-psycholoog werkzaam bij adapt, behandelcentrum voor mensen met een angst- of stemmingsstoornis (onderdeel van dimence). Hij schreef dit boek in de periode dat hij werkte bij eleos. De diepte-interviews zijn verzorgd door Anneke Runhaar-Oostra en Rina van Vugt, in het kader van hun afstuderen aan de opleiding hbo-v van de gh in Zwolle.
ISBN 978-90-239-2346-6
9 789023 923466 NUR 751
www.uitgeverijboekencentrum.nl
Vincent van Bruggen Wat angst met je doet
Angst, voor ieder mens herkenbaar. Maar wat als angst de boventoon gaat voeren in je leven? Soms zijn mensen zo bang dat er sprake is van een angststoornis. Ze zijn regelmatig in paniek, vermijden veel situaties of piekeren onophoudelijk. Psycholoog Vincent van Bruggen legt uit hoe angststoornissen ontstaan en wat er aan te doen is. Hij laat zien hoe mensen geholpen kunnen worden om goed met hun angsten om te gaan. Ook legt hij de relatie met het christelijk geloof: hoe kan het dat juist kerkdiensten paniekreacties oproepen? En zijn gelovige mensen nu minder of juist meer angstig dan anderen? Angst kan mensen vervreemden van zichzelf en anderen. Dit boek wil een handreiking bieden om het gesprek hierover aan te gaan.
Pagina 1
Wat
Vincent van Bruggen
angst met je doet
Vincent van Bruggen
Wat angst met je doet
Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer
www.uitgeverijboekencentrum.nl
Ontwerp omslag: Mulder van Meurs, Amsterdam ISBN 978 90 239 2346 6 NUR 751 Š 2009 Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieÍn, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Inhoud
Inleiding
7
Deel 1 Interviews Door Anneke Runhaar-Oostra en Rina van Vugt
11
Interview 1 Interview 2 Interview 3 Interview 4 Interview 5
13 22 30 39 47
Mirjam Gaastra Laura de Jong Saskia van Velzel Jan Tjeerd Dijkstra Mevrouw Cardol
Deel II Angst – wat is er aan de hand? 1 Angst in het dagelijks leven 1.1 Je kunt er niet omheen 1.2 Wat is angst? 1.3 Angst als reactie op gevaar 1.4 De lichamelijke kant van angst 1.5 Achter de schermen: de hersenen 1.6 Angst en je gedrag 1.7 Angst als ingrijpende ervaring 1.8 Angst en geloof 1.9 Ongezonde angst
57 59 60 60 61 63 64 66 67 68 70
2 Angststoornissen 2.1 Paniekstoornis 2.2 Sociale fobie 2.3 Gegeneraliseerde angststoornis 2.4 Specifieke fobie 2.5 Andere angststoornissen 2.6 Andere problemen 2.7 Het verloop van een angststoornis 2.8 Pillen of praten
74 74 77 79 80 81 82 83 85
6 2.9 Behandeling met medicatie 2.10 Intensieve behandelvormen
86 88
3 Cognitieve gedragstherapie 3.1 De start van de behandeling 3.2 De angst in beeld brengen: de drie fasen 3.3 De angst in beeld brengen: het G-schema 3.4 Spanning verminderen 3.5 Leren om minder te piekeren 3.6 Je gedachten onder de loep nemen 3.7 Nieuwe gedachten aanleren 3.8 Door de angst heen 3.9 Afsluiting van de therapie 3.10 Ten slotte 4 Angst en de omgeving 4.1 Angst en de relatie 4.2 Angst en de kinderen 4.3 Angst en het sociale netwerk 4.4 Angst in de kerk 4.5 Tot slot
90 90 93 95 100 103 105 108 111 113 114
Nuttige adressen en websites
129
Literatuur
131
Bijlage 1 G-schema
135
116 116 119 123 124 127
1 Mirjam Gaastra
Het overkomt ons allemaal wel eens. Je doet de koelkast open en constateert dat de melk op is. Geen probleem toch? Je gaat even naar de winkel om een nieuw pak te halen. Voor Mirjam is dat wel een probleem. Telkens als zij naar buiten gaat, is ze bang om mensen met letsel tegen te komen. Mirjam heeft een specifieke fobie, een fobie voor letsel en ziekte en alles wat daarmee te maken heeft. Als zij daarmee geconfronteerd wordt, overvalt haar een enorme angst en is ze ontzettend bang om flauw te vallen. Het is niet zomaar een beetje lastig, maar een probleem waardoor ze meer en meer geïsoleerd is geraakt.
Op een donderdagmiddag rijden we richting het zuiden van het land. Aan de rand van de stad bellen we aan bij het huis van Mir jam. Zij heeft een kleine woning, maar die is erg knus ingericht. We worden hartelijk ontvangen en na een bakje koffie gaan we van start. Mirjam (29) komt uit een gezin van vijf kinderen. Ze is de middelste en na de middelbare school koos ze voor de oplei ding voor laborante. Lang heeft ze niet gewerkt als laborante. Ten eerste had ze het niet echt naar haar zin. Haar werkgever was geen fijne man en ze kreeg vooral negatieve reacties van hem. Maar daarnaast kreeg ze in deze periode ook te maken met angstklachten. Het is geleidelijk begonnen en ging van kwaad tot erger. Mirjam vertelt: ‘In het begin raakte ik alleen in paniek bij iets heel ergs, bij voorbeeld een groot ongeluk. Nu vliegt de angst me al naar de keel bij het zien van een lege rolstoel of een doosje pleisters. Mijn grootste angst is dat ik flauwval. Op zo’n moment krijg ik slappe benen, ik voel me heel warm worden, krijg hartkloppingen en kan niet goed meer zien.’
14
Deel I – Interview 1
Heden Mirjam woont op zichzelf. Haar ouders leven allebei nog. Tijdens de moeilijkste periodes heeft ze bij haar ouders gewoond. Ook de weekenden brengt ze nu nog bij haar ouders door. De weken in haar eigen huis duren lang. Soms voelt ze zich echt gevangen zitten. Ze kan niet zomaar weg. Autorijden roept veel angst en paniek op. Hoe verder ze moet rijden, hoe lastiger het wordt. Een kwartiertje gaat net, maar het kost haar veel energie. Zo veel, dat ze dat naast haar werk eigenlijk niet kan hebben. Dat betekent ook dat haar agenda leeg moet blijven. Simpel boodschappen doen betekent voor Mirjam veel angst ervaren. Ze is bang om iemand te zien die in een rolstoel zit of iets mankeert. Ze is vooral bang om ter plekke neer te vallen. ‘Ik ben al uren van tevoren aan het denken: o, als het maar lukt… En dan ga ik ’s avonds snel even wat boodschappen halen of anders vraag ik of mijn moeder het doet. ’ Haar moeder ziet het soms aan Mirjam als het mis gaat. Maar er zijn weinig anderen die dit ook opvalt. Wat is er in zo’n geval aan haar te zien? ‘Mijn ogen vliegen van links naar rechts, want ik moet alle deuren in de gaten houden. Daar kan immers iemand door naar binnen komen die iets mankeert. Ik moet degene die wat man keert constant in de gaten houden. Ik ga de confrontatie wel aan, maar vaak haak ik na een poosje af.’ Dan trekt ze zich terug. Ondertussen baalt ze en gaat ze in gedachten met zichzelf in discussie: ‘Ik had het best nog even vol kunnen houden. Nog maar een half uurtje… Nee, ik kan het niet volhouden, ik overzie het echt niet meer, de angst is te groot…’ Op haar werk zorgt dit soms ook voor lastige situaties. Mirjam werkt als groepsleidster in de kinderopvang, een baan waarin ze het erg naar haar zin heeft. Op advies van de psycholoog is ze dit gaan doen. Ze heeft een opleiding bij het nti gevolgd. Helaas heeft ze deze door haar klachten nog steeds niet kunnen afmaken. Maar ook op haar werk wordt ze regelmatig geconfronteerd met letsel. ‘De maandagmorgen is lastig. Dan is er een weekopening en zitten alle collega’s bij elkaar. Er wordt dan vaak gebeden voor zieke mensen… en dan ben ik alweer bij mijn onderwerp… Als ik een kind hoor roepen: “Juf, help!” ga ik nooit kijken, omdat ik bang ben voor wat ik aan zal treffen.’
Mirjam Gaastra
15
Verleden ‘Het is zo’n tien jaar geleden begonnen. De paniekklachten wer den gezien als hyperventilatie en daar kreeg ik fysiotherapie voor. Ik leerde ademhalingsoefeningen, maar dat hielp niet. Er kwam juist alleen maar meer paniek. Daarom ben ik doorgestuurd naar een psycholoog.’ De diagnose was nog onduidelijk. Wel is Mirjam in deze perio de gestart met medicatie, een antidepressivum. Na ongeveer een jaar kon ze weer volledig aan het werk. Het ging een stuk beter. Enkele jaren geleden kwamen de paniekklachten helaas weer terug. ‘Iemand in de kerk ging onderuit, door een simpele flauwte. Het was alsof hij dood neerviel. Op het moment dat het gebeur de, ging het wel, maar toen hij eenmaal weer terugkwam in de kerk kon ik niet meer rustig zitten. Ik was heel bang en moest de man continu in de gaten houden. Want stel je voor dat hij weer ging…’ Na enige tijd ging Mirjam niet meer naar de kerk. De dienst duurt te lang en ze heeft het gevoel dat ze eigenlijk niet zomaar kan weglopen. Ze is ook bang om halverwege in elkaar te zakken. Het is haar nog een poosje gelukt om alleen ’s avonds te gaan – ’s avonds voelt ze zich vaak beter. Maar dit ging na een tijdje ook niet meer. Er hoeft alleen maar iemand de kerk uit te lopen en de angst komt al in alle hevigheid opzetten. Daar heeft ze nu nog steeds last van. Na drie maanden tobben bij een psychotherapeut werd Mir jam doorgestuurd naar een specifieke angstpsycholoog. De psy choloog deed veel oefeningen, vaak waren dit ademhalingsoefe ningen. Ze moest oefenen om spanning in een winkel op te roepen en weer te laten zakken. Maar dit hielp haar niet. In die tijd is de hulpverlening ook op zoek gegaan naar de oor zaak, vooral omdat haar klachten leken te passen bij de diagnose posttraumatische stressstoornis, een stoornis die angst geeft doordat er een onverwerkt trauma is. Maar er was geen trauma te vinden. Er is ook gezocht naar een oorzaak in de gezinssituatie, maar het leverde allemaal niets op. De oorzaak bleef onbekend. ‘Ik ben toen doorgestuurd naar een angstpsycholoog van het riagg. Deze heeft mij goed geholpen. Met de angstpsycholoog heb ik stapje voor stapje allerlei oefeningen gedaan en langzaam kwam er verbetering.’
16
Deel I – Interview 1
Mirjam is in die periode ook gewisseld van baan. Hoewel ze het niet zag zitten om de pabo te gaan doen wilde ze wel graag iets met kinderen. ‘Als ik alleen voor de klas sta, heb ik te veel verantwoordelijk heid. Dat kan er voor zorgen dat ik weer onderuit ga, dat het niet lukt. Dus heb ik heel bewust gekozen voor de spw-opleiding en dan speciaal gericht op kinderopvang. Soms dacht ik er over om toch de pabo te gaan doen, maar uiteindelijk is dat er niet van gekomen.’ Mirjam heeft sterk het gevoel dat medicijnen haar heel erg hebben geholpen. Na het stoppen van de therapie kwamen na enige tijd de klachten toch weer langzaam terug. In openbare situaties voelde Mirjam zich ongemakkelijk en op den duur angstig. Haar sociale wereld brokkelde steeds meer af. ‘Ik ging niet meer naar een concert, niet meer naar een ver jaardag. Het werd er echt niet leuker op. Het enige wat overbleef, was mijn werk en zelfs dat was op den duur niet meer vol te hou den.’ De klachten houden al lang aan, ruim twee jaar. Mirjam heeft veel therapie gehad, maar nog steeds is ze niet op het oude ni veau. Behandeling in de kliniek Psychotherapie bleek Mirjam nog niet voldoende te helpen en daarom heeft haar behandelaar haar geadviseerd zich te laten behandelen in een kliniek die specifiek gericht is op de behande ling van angststoornissen. ‘Ik kreeg opdrachten om allerlei oefeningen te gaan doen. Het doel van deze oefeningen was mijn angst te verminderen of dusdanig hanteerbaar te maken dat ik in staat was de draad van mijn leven weer op te pakken. Mijn behandelaar gaf aan dat mijn probleem zo groot was dat ik de oefeningen samen met iemand moest gaan doen. En dit was een van de dingen waar in de kliniek veel aandacht aan werd besteed. ’s Ochtends maakte je een afspraak met een verpleegkundige om oefeningen te doen. Je begon met het voorbespreken van de oefening. Hierin beantwoordde je vragen als: waar ben ik bang voor, wat kan ik tegenkomen? Op deze manier kun je jezelf voor bereiden op de situatie. Dan ging de verpleegkundige met je mee
Mirjam Gaastra
17
en naderhand volgde een nabespreking. Daarin besprak je wat er mis ging, wanneer het mis ging, wanneer ik me heel angstig voelde, wat ik zag en deed in die situatie.’ Door de situaties op deze manier te bespreken kreeg Mirjam veel inzicht in haar gedrag. Ze had zich van alles aangeleerd om de angst de baas te blijven. Ze zorgde er bijvoorbeeld voor dat ze rustgevende medicatie op zak had en liep heel hard door de winkel. In de kliniek noemen ze dit ‘veiligheidsgedrag’. Dat wil zeggen: dingen doen die eigenlijk niets oplossen, maar die even helpen om de situatie aan te kunnen. Verstand en gevoel ‘Een van de lastigste punten waar ik in de behandeling tegen aan loop, is dat ik de angst moet toelaten, moet accepteren dat ik angstgevoelens heb. Ze zijn er, maar, werd er dan gezegd, als je er rustig mee omgaat, worden ze minder lang en minder heftig. Maar als ik eenmaal ga piekeren of nadenken wordt de angst alleen maar erger. Soms helpt het me om te denken dat het tijdelijk is. Maar ik vecht heel erg tegen het toelaten van angst. In de kliniek leerde ik ook om me bijvoorbeeld bij het bood schappen doen ergens anders op te concentreren. Dan moest ik bijvoorbeeld mijn aandacht richten op de boodschappen van de buurman, door zijn boodschappen te tellen en me af te vragen wat hij vanavond zou gaan eten.’ Mirjam is altijd bezig de mensen die ze tegenkomt te contro leren. Zodra er iets aan iemand mankeert, wordt ze erg angstig. En het lukt bijna niet om haar gedachten ergens anders op te richten. Het angstige gevoel zegt: het is héél erg, het gaat echt niet meer, je moet nu weg uit deze situatie. Samen met iemand – haar moeder of een vriendin – iets doen is een stuk gemakkelijker. ‘Ik volgde bij de kliniek vier dagen per week deeltijdbehan deling. Na zes maanden behandeling ben ik afgehaakt. Ik werd ingesteld op andere medicatie, en toen ging het van kwaad tot erger. Ik werd er ontzettend ziek van. Ik at niet meer, lag alleen maar op bed en leefde in één groot angstvisioen. Toen ik stopte en iets anders ging slikken ging het een stuk beter. Doordat ik zo ziek en angstig was, heb ik veel verzuimd van de behandeling. Ik kreeg op een gegeven moment de keuze: doorgaan en komen, of
18
Deel I – Interview 1
de behandeling stoppen. Ik heb toen gezegd: stop dan de behan deling maar. Ik kan echt niet komen. Omdat ik zo vaak afwezig was geweest kon ik ook niet meer terug in de groep, of ik moest helemaal van voren af aan beginnen. Ik heb overwogen wat ik het beste kon doen en besloot toen psychotherapie te gaan volgen. Veel mensen in de groep bij de kliniek hadden allerlei angststoor nissen waar ik weinig raakvlakken mee had en daardoor had ik er ook niet altijd wat aan. We moesten bijvoorbeeld de dag voor en na bespreken in de groep. Dat is goed. Je kunt elkaar feedback geven en er is een gevoel van saamhorigheid. Maar ik deed het liefst de oefening van een ander. Er waren bijvoorbeeld aardig wat mensen met dwanghandelingen en smetvrees. Zij kregen de oefening zich in vijf minuten te douchen. Dan dacht ik: wat is er nou makkelijker dan je in vijf minuten douchen?! Ik heb ook wel reacties gekregen van anderen die zeiden: waarom durf je nou niet naar de winkel?’ ‘Mijn probleem bij de cognitieve therapie was vooral dat het rationeel benaderen van de angst weinig effect opleverde. Het weten dat ik niet kan flauwvallen helpt niet om niet paniekerig te worden als ik word geconfronteerd met letsel. Mijn verstand zegt wel: dit valt wel mee, het duurt geen uren, maar mijn verstand wint het nooit... Ook goede ervaringen helpen mij niet om de angst te over winnen. Het kan me soms wel helpen om van A naar B te komen. Onder hoge spanning kan ik iets wel even volhouden. Zoals een autoritje van vijftien minuten en wachten in de wachtkamer. Het gekke is ook dat er niks aan de hand is als ik van niks weet. Tijdens de behandeling in de kliniek was er een meisje in de groep waar ik vaak zonder problemen naast ging zitten. Totdat ik hoorde dat dit meisje een stofwisselingsziekte had en toen ging het niet meer. Ik moest haar continu in de gaten houden en was heel bang dat ze iets zou krijgen, flauw zou vallen of nog erger.’ Verlies en begrip Na twee jaar aanhoudende klachten gaan vriendschappen onder de situatie lijden. Mirjam merkt niet alleen aan zichzelf dat het lang duurt, maar ook aan haar contacten. ‘Met mijn vriendinnen is er steeds minder contact. In het be gin werd ik veel gebeld, nu belt er bijna niemand. Er komt bijna niemand meer langs. Mijn wereld wordt steeds kleiner.’
Mirjam Gaastra
19
Wat ze daaraan doet? Soms ‘gewoon’ de knop om: ‘Dan zeg ik tegen mezelf: kom op, Mirjam, nu bel jij maar een keer! Dat pro beer ik, maar op een gegeven moment houdt dat ook op. Ik was zelf altijd iemand die veel energie stak in het onderhouden van contacten. Een aantal vriendinnen is getrouwd. Daar ben ik op de bruiloft geweest en later ook op kraamvisite. Ik ging vaak naar hen toe, want voor hen was het lastiger om naar mij te komen. Nu ben ik degene die niet kan en ik krijg er weinig voor terug… Dat is hard.’ Soms brengt ze dit wel eens ter sprake, maar voor haar gevoel maakt ze dan al iets kapot. ‘Ik heb ook veel tijd om daar over na te denken. Ik verwacht dingen van andere mensen, en dat is niet goed, maar je doet het toch. Regelmatig heb ik reacties gekregen als: “Iedereen voelt zich wel eens niet lekker…” Mijn klachten komen blijkbaar over als aanstellerij. Ik ervaar weinig begrip. Mensen worden er ook chagrijnig van, vooral nu het zo lang duurt.’ Haar werkgever heeft veel geduld en inlevingsvermogen. ‘Ik vraag me af waar hij het vandaan haalt, maar het is wel fijn. Hij remt me af en bakent mijn werk af. Hij stuurt me op tijd naar huis en heeft veel begrip voor mijn situatie. Ik weet ook dat veel mensen (in de kerk) voor mij bidden. Dat wordt ook wel minder omdat ik steeds langer uit de kerk wegblijf. Mensen zien me soms wel eens ergens lopen en vragen zich dan af of ik nou ziek ben of niet.’ Mirjam vertelt ons dat haar ouders het inmiddels wel gewend zijn. Ze hebben van dichtbij gezien dat het steeds minder ging. In hun bijzijn heeft ze ook enkele keren een paniekaanval gehad. Als ze het weekend bij haar ouders is, trekt ze zich nog regelmatig terug op haar kamer. Elke prikkel is dan te veel. ‘Veel mensen snappen niet wat het is, wat het inhoudt om een angststoornis te hebben. Neem nou zo’n opmerking als: “Iedereen heeft wel eens wat…” Dat is kwetsend en ik voel me ook onder druk gezet om het anders te doen. Dan voel ik me zo machteloos! Gelukkig heb ik nu een psycholoog die me juist afremt. Ze zegt dat ik al heel veel heb bereikt.’ Het is moeilijk om openheid te geven. Toch doet Mirjam dat vaak wel, uit zelfbescherming: ‘Ik ben bang om in de val te lopen. Als ik op mijn werk niet had verteld wat er aan de hand is, dan zouden mijn collega’s allerlei gesprekken voeren waarin ook regel
20
Deel I – Interview 1
matig het onderwerp ziekte of letsel aan de orde zou komen. Dat kan ik eigenlijk niet aan. Doordat ik het heb verteld kunnen ze daar rekening mee houden. Maar ik moet hier ook mee leren omgaan. Het moet niet zo zijn dat zij permanent rekening met mij moeten houden, ook al is dit voor mijn gevoel natuurlijk prettiger.’ Toekomst De toekomst is onzeker voor Mirjam. Ze is bij tijden ook erg som ber. Dan vraagt ze zich af hoe haar leven er nu uit ziet: alleen maar werken en een beetje in haar huis rondlopen. Er zijn momenten dat ze nergens zin in heeft. Liefst wil ze dan weg, maar dat lukt niet. Dan voelt ze zich een gevangene in haar eigen huis. ‘Mijn hoofd wil te veel, maar in de praktijk lukt het me niet. Of ik weet dat het niet verstandig is. De psycholoog zegt regelmatig tegen mij: je hebt al veel opge bouwd, geniet even van wat je nu wel kan en vorig jaar niet. Mijn doel was om weer op mezelf te wonen en weer te gaan werken. Ik heb inderdaad al veel bereikt. Ik ben weer in mijn eigen huis, ik durf toch weer alleen te slapen, ik ga weer alleen even weg met de auto, soms even een boodschapje doen. Dat is fijn, maar ik wil meer. Ik weet wat ik mis. Ik ben ook wel bang als ik nadenk over mijn ouders. Ze wor den steeds ouder. Stel je voor dat zij ziek worden. Ik wil er voor hen zijn, voor hen zorgen, maar ik sta machteloos tegenover mijn angst. Ik ben bang dat het me niet lukt om mijn ouders bijvoor beeld in een ziekenhuis te bezoeken. Bij de kliniek hebben ze tegen mij gezegd: je hebt dit levenslang, je raakt het nooit echt kwijt. Het is een ernstige vorm en als je er met gewone behande ling niet vanaf kunt komen is het chronisch. Ik moet leren er mee om te gaan. De acceptatie is het moeilijkst. De toekomst is eng als je weet dat de angst altijd blijft. Mijn ouders, die me tot een grote steun zijn, gaan wegvallen, en dan? Ik maak me veel zorgen voor de dag van morgen, terwijl God zegt dat ik dat juist niet moet doen. Maar vanuit de Bijbel weet ik ook hoe de ellende in de wereld is gekomen. Als ik daarover nadenk, heb ik geen enkele reden om opstandig te worden.’ Vertrouwen Mirjam ervaart dat het vertrouwen in mensen soms enorm wordt beschadigd door opmerkingen als: ‘Je knokt niet hard genoeg.’
Mirjam Gaastra
21
Niet anders is het met haar vertrouwen op God. Het geloof is vaak een worsteling voor Mirjam. Ze vraagt zich af of de Heere haar dit kruis geeft om haar iets te leren. ‘Je leert er altijd van. Als je alles kwijtraakt en niets en nie mand meer overhoudt, word je teruggeworpen op God. Ik vind het wel moeilijk om het te dragen. Soms ben ik opstandig. Dan vraag ik me af of het nog niet lang genoeg heeft geduurd. Ik wil het kwijt!’ Mirjam gaat al een tijd niet meer naar de kerk. Wel luistert ze naar de kerktelefoon. Het gezamenlijk zingen en bidden mist ze. Langere tijd niet naar de kerk kunnen doet iets met je. Als je gezond bent, heb je dat niet zo in de gaten. Het contact met de predikant is goed, maar ze moet wel al tijd zelf bellen. Dit heeft ook te maken met haar afwezigheid in de weekenden, die ze doorbrengt bij haar ouders, in een andere gemeente. ‘Het is best moeilijk om te beslissen wanneer ik de predikant ga bellen. Het is fijn dat hij komt, maar ik denk ook vaak dat hij het al druk genoeg heeft met andere bezoekjes. Ik moet op moei lijke momenten ook vaak denken aan het voorbeeld van de Heere Jezus in de hof van Getsemane. Hij zweette bloed, zó angstig was Hij. Dan denk ik vaak: zó angstig ben ik nog nooit geweest…! Hij weet wat angst is en wat angst met je doet. Dat geeft wel troost. Ik zou niet weten wat ik zonder die wetenschap zou moeten. Ik denk vaak dat ik, als ik mijn geloof niet zou hebben, helemaal gek zou worden. Op de momenten dat ik er helemaal doorheen zit en geen mens me kan helpen kan ik toch nog tot God roepen. Dat geeft veel troost. Hij weet van me af en heeft een bedoeling met het kruis dat ik moet dragen.’