Constantijn Huygens Ik vond een lied van Constantijn een melodie met een refrein bij kaarslicht en met ganzenveer schreef hij destijds zijn noten neer. Een schilderij hangt aan de wand met op het doek een muzikant en het leek wel of hij zeggen wou schrijf het voor mij Heer Constantijn ik zou het spelen menigmaal voor het komend nageslacht tot lering en vermaak.
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 1
Dagdroom Ik leef in de verkeerde eeuw daar kan ik over dromen Hier in Hofwijck, oud kasteel omringd door waterzomen Met crinoline en parasol schrijd ik waardig door de hof met ogentroost en korenbloemen die ik bij naam kan noemen Ik hoor muziek oude gedichten een samenzijn met Constantijn. Mijn ringtone wekt mij uit mijn mijmer Waar is dat ding, ik zoek Ach, ja ik weet het al hier, in mijn spijkerbroek.
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 2
Hofwijck (1) Ik waan me in dit oud kasteel op een heerlijk buiten Ik zie de drommen huizen niet ik wil ze buitensluiten Die Heerlijkheid van eeuwen her lag eenzaam in een leeg gebied Je hoorde vogels zingen een roerdomp in het riet Er was een grote mooie hof waarin je wandelen kon En je verpozen tussen het groen met parasol tegen de zon Zo stond dit stille statig huis aan mooie groene zomen Langs akkers, klaproos, ogentroost en blauwe korenbloemen De stad is tot haar zoom genaderd de trein raast er langsheen De muziek is niet verdwenen gedichten zwellen aan Gelukkig kan ik dromen en vaak naar Hofwijck gaan.
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 3
Ver weg Electriciteit verbergt zich in stilte in het duister De klank van een saxofoon hoont door de nacht Alle spieren, pezen, beenderen en huid spannen zich samen naar een diepere toon in dat geluid De straatman staat eenzaam in een gezellige ondergrondse gang boven begint het te donderen en scheurt het behang De stof van zijn jas blijft kurkdroog en ruw aan zijn handen Enkel het klepperen rond de stang stoort nog zijn verlangen Dat wat onder zijn hoed een drama tracht te omarmen
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 4
Ontwaken op Hofwijck Ontwakend kijkt zij naar hem op als hij, met zoekende gebaren, tokkelt aan de strakke snaren bij het deinen van zijn trotse kop. Tijdens dat verliefde staren voelt zij, door wervelend snaargepluk, het onbenoembare geluk weer langzaam glijdend in zich varen. Huygens, die spelend haar verwarmt, ziet, met een toegewijde lach, haar zwijm’lend in zichzelf verzinken. Zij voelt zich liefdevol omarmd en prijst, terwijl zijn klanken klinken, de vreugdevolle nieuwe dag.
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 5
Dichter op Hofwijck Tegen de ochtendnevel van de Vliet zie je het huis al staan, wat zal het daar fijn wonen zijn, ook met zo'n oprijlaan. Je hoort er vogels fluiten, van tjilp tot tierelier, dus 'n hofdicht op het buitengoed kwam ook tot stand alhier. Door Vitruvius ge誰nspireerd is zijn tuin echt uniek, hier wandelde dus Constantijn, componeerde zijn muziek. Hij speelde in de avondrust op menig spinet of fluit, vast met 'n fijne vriendenkring, ook daarin blonk hij uit. Wie zoveel moois kan scheppen moet wel gelukkig zijn. Ook god was hem genadig, hij had een lange levenslijn.
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 6
Maandagochtend om 11 uur is het weer voorbij Meester Constantijn, zo wil ik je noemen. Verder dan het Haagse stadhouderlijke hof, ging je kunst en kunnen, met passie en vol lof. Daar op Hofwijck, tussen de vlinders en de bloemen. Vergeef mij, heb ik U door jij vervangen in het heden. Vol lofzang zou ik voor je willen zingen, over hedendaagse ongehoorde dingen, op composities door jou gemaakt in het verleden. Zo komt jouw droommotief tot leven, op luit of klavecimbel, zeg het maar. Op Hofwijck is het altijd goed, dus om het even. Misschien tussendoor nog een gedicht, een lofzang voor Suzanna, je ster. Ze straalt naar jou, in het eeuwig licht.
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 7
4/4 Tik,
tik,
tik,
tik
Tik,
tik,
tik,
tik
Laag,
laag,
laag
en FEL
zwak
weer iets
feller
Hard
koud
zacht
warm
bitter
zoet
kilte
moed
chill
rust
charme
zucht
Spanning
gewaak woede
Kwaad
haat
nijd
verraad
Hoog -
te-
punt
stoor niet de rust……….
verloren
alleen
traan
geween
melodieën
maken
subliem
aanhef
Emoties
en
Geluks
tot
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 8
iets
hoger
wraak
- besef
Het spoor leidt naar het verleden even terug in een andere tijd waar een veer gedoopt in een inktpot het perkament romantisch verleid Een trein stopt mijn gedachten Bij opa’s veldje zittend op een bank vertrouw mijn woorden toe aan papier uitlaatgassen omfloersen de inhoud met gepaste stank In de verte zie ik een Buitenplaats ooit gekocht om kostelijk te kunnen verpozen twee toegangspoorten, een tuin en een kanaal om na het wijcken van het Haagse Hof te kunnen minnekozen Daarbinnen weerklinken regelmatig Mendelsohn’s klanken ze verwelkomen menig bruidspaar dat hun liefde maar wat graag bevestigt voor decennia oude banken Betegelde wanden weerkaatsen talloze muzikale tonen ooit afkomstig van klavecimbel, lier of spinet Melodieuze klanken werden samen met mooie dichtregels verenigd tot een lyrisch, zoetgevooisd sonnet Anno 2012 is de magie van Huygens nog steeds Constant Forum Hadriani, de muziekvereniging verblijdt bewoners van Voorburg geregeld Met muzikale noot en vriendschapsband De eerste toon werd ooit gezet wie stil is kan de echo van het verleden horen aangeraakt door de tand des tijd dat klinkt als muziek in mijn oren Kedeng kedeng kedeng kedeng …….whoe….. whoe………….
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 9
Muziek op Hofwijck Het piepen van de dag en van de deur het ruiken van de dauw en koffiegeur het jagen van de wolken en het bloed het weren van de lusten en de snoep het koppen van de poes en van de krant het torsen van verdriet en winkelmand het openen van bloemen en een brief het stelen van een lach en van de dief het bidden van de valk en van de non het schijnen van de maan achter de zon het lopen van de neus en van een rondje het bollen van de kaas en van het kontje het is doodgewoon en toch biezonder in alles zit muziek... een wonder...
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 10
Welk is de waarheid*) I je ster hoogverheven in hoeveel gedicht / dagwerk in jij ik ben en ik jij je vraagt hoeveel geschreven al die bezigheid al met al drie oranje’s gediend wat is je bijgebleven wat hij niet en mag had meer de luit gespeeld had meer de min bedreven II als beklag ten hemel gaat als vertakkend als boom de armen geheven de goddeloze in nood weten niet tot wie weten niet naar wie te leven *)Constantijn Huygens (1596 – 1687)
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 11
In verzen zullen we klinken Het lied waarop ik met jou danste was meer dan een lied weet je nog wel, het was hogere tijd neem mijn langzamer hand om naar het verre huis te gaan Op welke tonen eigenlijk gelooft een mens nimmer te sterven? dezelfde tonen die altijd al de muzen lokten, melodieĂŤn zullen de liefde voeden? Woorden behoorden tot ons hoofdelijk bezit muziek was echter de taal van ons hart alwaar de ziel verdroomd werd door onze onschuldige oren Oren die we nooit vermogen te sluiten zoals onze ogen, nog een keer moet ik je vragen op welke tonen gelooft een mens nimmer leven te kunnen zonder verzen Er is al te veel bevroren muziek die weinig met ons rijmen wil gespeeld als tijdelijke eenzaamheid in een lege ruimte, op vliegvelden, in doodloze liften en met spotify We slingeren vliedende krachten als ringen om de planeet vanuit ons middelpunt, als contrapunt van golven en deeltjes, in het geheim van een spuitende fontein Het leidende motief maakt weefsel we halen het beste verhaal door te wachten, te wachten op stilte want dat is slechts muziek die ons nog niet bereikt heeft
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 12
Een kort gedicht De goudkleurige knopen ontwaarde ik aan de herinnering transparante lagen bladeren muziek die ik met uiterste precisie in een kale kiek tevoorschijn haalden en ze vervolgens met de pen ving. Het hart tikte tegen het hoofd terwijl buiten het gras wit en de bomen van glas Je liep van mij vandaan, verloofd Overal bleef ik en schitteringen verschenen, alras. Gekozen klanken vulden de stilte de zon scheen alleen even in de leemte maar voorbij de heuvels lag een kilte. Toen sloot ik me op in de nacht. Licht zocht het donker altijd op. Een wet die zelfs mij in verlegenheid bracht.
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 13
Goudkleurige knopen
Ten huize Huygens weerklonk de taal van letters en woorden van daden en noten diplomatisch balkte de meester goudkleurige knopen en prees zijn sterre aan de hemel In de tinteling van haar licht schiepen ze de wereld van sprankelende klanken, een kwintet een sonnet Het leven aan de kinderen verteld
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 14
Muziek Muziek laat je zweven, … Het brengt je tot leven. Het brengt de zon in ons leven. Het leert ons om anderen te geven. Muziek helpt ons bergen verzetten, uit diepe dalen te klimmen. Muziek brengt de zon in ons leven, smeert banden tussen jong en oud. Muziek een begrijpelijke taal voor iedereen. Vergeet alles om je heen. Laat je meevoeren met de notenstroom. Over berg en dal zal je gaan. Overal zal men je verstaan als je de taal van de muziek spreekt. Muziek laat je zweven, … Het brengt je tot leven. Geniet van het leven. Geniet van de muziek. Zweef op de mooiste tonen naar de toppen van de hoogste bomen. Muziek laat je zweven, … Het brengt je tot leven.
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 15
do, re, mi, fa, sol, la, si, do Do en re begonnen te dommelen. Mi en fa waren al in slaap gevallen. Sol en la gaven hen een duwtje in de rug waardoor si en do begonnen te dansen. Nu dansen ze opnieuw de dans van hun leven want hen werd een tweede leven gegeven.
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 16
Muzemuziek Wat je uit galappels perst Kras ik op perkament Ik ben de dichter Van open noten Een sleutelfiguur Die toonladders beklimt Viola da gamba Luit en viool Hoger, het hoogst In de hemel van Sterre Die wij verloren zijn In uitgeblazen lucht
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 17
orsa bella orsa bella schittert steelpansgewijs zo zevenvoudig in het hoge noorden orsa mijn sterre orsa bella ik zing haar ik speel haar ik strijk haar en ween ik waande me veilig in het harige bont haar honingpot het zoetste zoet orsa bella ik zing haar ik speel haar ik strijk haar en ween ik hield haar geketend mijn leidsvrouw trok van stad naar stad maar het was ik die danste naar haar pijpen orsa bella ik zing haar ik speel haar ik strijk haar en ween ik joeg haar door de bossen na een valse strik zij schudde zich van mij schuilde groef zich in orsa bella ik zing haar ik speel haar ik strijk haar en ween ik dwaalde uitputtend zocht en vond mijn zang, mijn zwaan, mijn sterrenkers haar winterslaap sliep zij nog steeds orsa bella e crudele ik zing haar ik speel haar ik strijk haar en ween
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 18
Ode aan Voorburgse beatmuziek Ik dacht: Wat is dat lang geleden! Die tijd van Rock en Beatmuziek en Pop. Van drie gitaren en een drumstel, Van tienerbands uit Voorburg, die streefden naar de Top! Mijn vader riep: “DIE HERRIE MOET VEEL ZACHTER ! Maak eerst huiswerk en knip af jouw lange haar! Is dit muziek? ‘t Is niet om aan te horen! De buren en je moeder vinden het ook heel naar!” Mijn leraar riep: “Alweer niet af, dat werkstuk? Was ook dit weekend voor jou niet lang genoeg? Moest je weer gaan dansen met je meisje? Of luistren naar een beatband en scheuren op je Puch?” Nee hoor, nooit zal ik die bands vergeten, Sandy Coast en Earth and Fire met hun pakkende muziek. Vaak denk ik aan de zaaltjes waar zij speelden, De Fjord, Kwink en O’16 , ‘t jeugdige publiek. Ik kijk naar foto’s in mijn plakboek En lees van Beat en Rock en Pop, Dan hoor ik weer die Voorburgse artiesten, En weet het zeker: dit blijft de muzikale Top!
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 19
Op Hofwijck Hofwijck, heerlijk oord, door Huygens ooit gesticht; Op de grond van Voorburg, aan de Vliet gelegen. Fier rijst het gebouw in ‘t prille ochtendlicht; Water rond de muur heeft gouden glans gekregen. IJdel staan vier naakte kind’ren op de brug. Constantijns idee van menselijke maten Kwam ooit in de vorm van huis en tuin terug; Van het hoofd – het huis - tot waar de voeten zaten. Iepen zijn geplant als lijfwacht van de grond. Tamme wildernis noemt Huygens deze dreven. Ach, waar zich eertijds een hoge Naald bevond: Uitzicht is van daar aan niemand meer te geven. Linden zijn voor vogels – goudvink, lijster, kneu Ideaal tot schuil- of broedplaats te verklaren. U, geachte lezer, bent mijn rijmkunst beu. Mijn besluit is: laat ons Hofwijck trouw bewaren!
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 20
Parkinson De veters laten zich niet meer strikken en ook de knopen werken nu tegen. Gebrek aan boodschapperstof dooft het hersensignaal uit. Zijn gang is aarzelend, onvoorspelbaar als die van een dronkaard, getuige de sceptische blikken. Multiple Sclerose is niet welluidend, je breekt er je tong over. Nee, dan Parkinson, dat klinkt me als muziek in de oren: “Voor u treedt op jazzsaxofonist Charlie Parkinson. Mr. en Mrs. Parkinson sr. zitten ook in de zaal, evenals Lady Parkinson Bowles.” ’s Mans houding ontlokt het kind de vraag: “Waarom loopt u zo scheef?” Ontwijkend is het antwoord dat ik geef.
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 21
Hofwijck (2) achter het koele venster staat de wereld stil ik kijk neer op het lichaam vol paden als aders vol heggen als kaders daar gaan de jongeheren daar ook zie ik Suzanne mijn zwarte bruid voor altijd in mijn gedichten voor altijd in mijn gedachten voor altijd in de snaren van mijn luit
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 22
Hofwijck (3) De tekst ‘Twee ongepaerde handen op een clavecimbel’ heb ik niet gelezen. Het landgoed ‘Hofwijck’ bij Voorburg heb ik nooit bezocht en ook de naam ‘Huygens’ heb ik uit oude schoolboeken onthouden of ooit in redelijk dikke naslagwerken gevonden. Ook de tekst ‘Hofstede vanden Heere van Zuylichem onder Voorburgh’ met ‘Vitaulium Hofwijck’ ervoor, heb ik niet zelf bedacht noch mijn geboortejaar precies driehonderd jaar later. Alleen het tellen van de nieuwe lettergrepen is iets van vandaag, iets hedendaags, een rijmloos schema over een verdwenen tijd. Zijn viola da gamba, zijn spinet of zijn luit kan ik niet meer beluisteren. De klank van zijn ’Pathodia sacra et profane’ is niet te restaureren. Zelfs de nagalm van zijn perkamenten akkoorden is vandaag gestold tot stilte. De spanning tussen het onvoltooide ‘Dagwerck’ na de dood van ‘Suzanna’ en het laatste gedicht van zijn hand ‘Cluyswerck’ is niet meer te vatten of te ontcijferen. Het herlezen van zijn teksten, het herspelen van zijn partituren of zelfs het willen begrijpen van zijn muzikale kantwerk kan de dichter niet dichterbij brengen. De context is verdwenen, al is de structuur ervan opgetekend in wat nu het archief ’Constantijn Huygens’ geworden is in zijn eigenste ‘Hofwijck’.
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 23
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 23
Muze Vrolijk fluit een vogel, zijn liedje bij de Vliet. Turend naar zijn dobber hoort de visser dat dus niet. De liefdevolle melodie, gaat zo aan hem voorbij. Terwijl het diep je hart raakt, muziek dat maakt je blij. Op Hofwijck mag je dromen, de tijden van weleer. Je kunt ze even proeven, al komen ze niet weer. De schoonheid van ons Voorburg inspireerde componisten. Zij schonken ons veel vreugde, hoewel ze dat niet wisten. Met ganzenveer, penseel of pen de kunstenaar die geeft. Zodat het voor de eeuwigheid in ieders hart herleefd.
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 24
Muziek Van alle tijden. Om stemmingen te uiten, mensen te verblijden. Lippen om te tuiten, zonder instrument. Adem blaast, mond vormt, geluid raast. Voor wie het wil horen, klinkt de wind als muziek in de oren. Natuur geeft geruis als tonen hoog en laag, wachtend op een regenvlaag. Waterorgel, inspiratie, ruis, suis, orgelbuis. Geen stemming gelijk, Ontdaan van grenzen. Hele tonen, halve tonen, kwarttonen, microtonen. Het ritme van muziek. Het wiegen van bomen. Compositie, harmonie, interval, akkoorden, Teveel voor woorden. Dat is muziek, voor de één vals, voor de ander dan een wals. Zuiver, gehoor, klank. Muziek … componisten … dank!
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 25
Mijn hart bebloed met je bloed, zingt een afscheidsmelodie. De verloren gedachten met een vloek in stuk hout gegraveerd. Dit gevoel en pijn kan schoonheid in slechtheid omkeren. Het donker kan nooit meer lichter worden. Mensen die worden geliefd, vatten niet wat ze hebben. Als componist Huygens speel ik met mijn woorden. Lief heb ik ze. Als noten springen zij over vel papier. Ik kan ze niet vangen. Zingen smaakt vals. Vergelijkbaar met mijn gevoel.
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 26
Geef je over Graaf maar naar het onbekende, dieper dan jezelf lang bent op je tenen staand kijk je over de rand blijkt het al die tijd aan je voeten te hebben gelegen klim naar de vaste grond omhoog, leg daar je hoofd zijwaarts neer klinkt het als muziek in je oren of dendert het je gehoorgang in? grondtonen klinken op terwijl je wacht op hemelse melodieĂŤn wachtkamermuziek die kabbelt heeft nog nooit iemand verder geholpen
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 27
Zijn Sterre 's Avonds ligt hij voor het buitenvuur en staart omhoog naar zomersterren die in hun laatste uur dichter bij de tonen van muziek zijn dan de verre einders van vreemde tronen Zoveel sterren aan de hemelbron maar ĂŠĂŠn slechts schijnt met licht gelijk een tweede zon een zwenkende alk die hij onthouden zal de mooiste toon van heel de balk Zijn bloem tussen de sterren gaat voorbij en laat mineur de plaats innemen van majeur haar stralen doven in de dageraad de nacht verduistert haar gewaad hij kijkt omhoog, het is te laat het heden stilt haar laatste toon
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 28
Droomreis/dansen Het huis lijkt wel van Cordonnier 't stippend licht van Liebermann Muziek? Een vleugje Minkus langs een halfblauw open raam In de kamer waar Pavlova danste raakt jouw voet de planken niet Je schoonheid als van een Degas verdraagt geen sluier Droom, mijn beeld dat je mij wenkt en ik vertrap de rozen Tanathos zwiert geen pas de deux de witte reiziger kwam thuis Ik min je, streel je, buig je tot je leeft en lacht
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 29
Vanzelf sprekende muziek op Hofwijck Langs de uitgestoken hand van de lindelaan raken de maartse viooltjes steevast een gevoelige snaar bij de gasten die altijd welkom zijn vooral als zij veel noten op hun zang hebben en goed zijn gestemd want de gastheer is zo muzikaal dat hij zelfs een melodie verborg in de maten van zijn tuin Daarom zijn twistgesprekken niet toegestaan want die zouden als valse noten de welluidende klanken bederven in dit paradijs waar elk pad een octaaf is Ook het fruit in de boomgaard heeft klinkende namen soms mogen de bezoekers er van plukken als ze maar geen voorbeeld nemen aan de bomen die bij het enten vreemd gingen Een nijvere bij gonst zijn honingzoete tonen van bloesem naar bloesem voor zondoorstoofd fruit Overal in de takken zingen de vlugge fluitertjes weggevlucht uit de drukte van de stad het hoogste lied Op de eilanden naast het huis kondigen de narcissen met hun trompetten de vroege lente aan De melkmeisjes aan de overkant neuriĂŤn zachtjes een vrolijke klompendans op de maat van koeiengeloei In de zoelte van de zomer plukt de gastheer zijn mooiste rozen en componeert hun geuren tot een verleidelijk parfum
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 30
De beuken en de kastanjebomen dirigeren zelf de ritselende bladeren maar bewaren hun mooiste noten voor laat in de herfst Ook in de vensters van het huis zingen de vogels zoals ze gebekt zijn terwijl de gastheer oefent op het klavecimbel met twee ongepaarde handen De vissen in de vijver kunnen fluiten naar een rustige levensavond de kok heeft de pan al op het vuur staan Vol hooggestemde aandacht luisteren de gasten naar de gastheer die virtuoos speelt op de luit kort voor de maaltijd met ongekochte vis en fruit De nachtegaal vindt het een aanfluiting dat hij in de avondschemer moet zwijgen terwijl de zangstem van de mooie Utricia de gastheer betovert Maar als de hemelkaars bijna is gedoofd vertrekken de gasten met stille trom in de trekschuit met een akkoord voor een tegenbezoek Het kikkerkoor kwaakt een afscheidslied terwijl de eenzame zwaan in de vijver zijn zwanenzang zingt Nu de torenklok tien slagen galmt staart de gastheer droevig naar de vervagende godin van de muziek naast de ingang van het huis Zoals altijd maakt hij zich op om zich op Hofwijck te begraven in zijn nachtrust zijn dagelijkse requiem Maar vandaag zag hij dat de snaar van zijn luit begon te pluizen en op breken stond dus dat hij met een lang leven zijn sterven toch niet wist te weren Binnen knispert het houtvuur een uitdovende melodie Buiten slaat de nachtegaal in het duister nu het lied van Utricia voorgoed is verstomd
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 30
Constantijn, doorbreek uw lijden Geweken uit de kolk der politiek geborgen aan de oever van de Vliet strijkt hij neer, schuwend de kunsten niet en schraagt er aan de zuilen der muziek Zonder zijn liefste groots doch klein als mens bepaald universeel een muzikant en minstreel geslagen ridder van Calvijn Met het olijfhout op de schoot onder zijn hand gebogen en door betraande ogen ziet hij een eerste noot De kinderschaar, zij speelt en scharrelt wijl papa noest de snaren stemt het gladde hout wordt strak omklemt als in het hoofd een wijsje dwarrelt Gij hebt in goud op het blazoen de gouden traan als rijke honing uw lied ademt voor prins en koning en schalt gelijk de korpsklaroen Ga voort, zo jaagt de klok och speel, niet langer talmen ontruk de luit haar psalmen schaaf melodie barok Zweep op die korenbloemen doorbreek dit lijdzaam lijden en laat de klank bevrijden wie eens uw naam zal roemen
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 31
Zangeres De stilte breidt zich uit door de donkere zaal. Haar ogen sluiten, Slechts een ogenblik. Ze opent de deur van haar verbeelding En als ze haar ogen weer opent, Is haar blik naar binnen gericht. Ze kijkt naar voren, Maar ziet de mensen niet meer. Ze ademt levende lucht in En ademt een verhaal uit. Haar stem groeit en stijgt, Slinkt en daalt, Schildert wervelende versieringen En tooit de zaal in de prachtigste kleuren. Ze denkt niet meer, Ze oordeelt niet meer, Ze hoopt, ergert, lacht niet meer. Ze zingt alleen. Het publiek denkt dat ze voor haar zingt, Met haar deelt en communiceert en haar wil verblijden, Maar ze laat haar stem slechts wegvliegen, Op de beelden van haar fantasie. Haar eigen, unieke, alleen voor haar toegankelijke fantasie. Ze is alleen. Volmaakt alleen.
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 32
Muziek overal Leg je oor te luister dans op de muziek hoor de eeuwenoude tonen van de takken en het riet
wil je hoge tonen horen luister er is meer, in stad of dorp wordt het geboren je hoort het telkens weer
daar klinken de trompetten Constantijn bespeelt de trom dans de Huijgensdans, opletten want straks keert het weer om
dan hoor je slechts de tonen verdwaald achter de horizon de wind blaast er zijn briesje muziekje in de avondstond.
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 33
Riet in de regen biedt de zanger het ritme bij zijn liefdeslied.
De man en de luit zijn met elkaar in gesprek om tijd te doden.
Merels in zijn tuin fluiten zonder oponthoud totdat hij opstaat.
Bij het openen van de orchideeĂŤnknop klinkt bijenmuziek
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 34
Constantijn Huygens Het is de Hoorn des overvloeds, die schalt. Dat er sereen licht op Constantijn Huygens valt. Wie was deze man? Tis slechts een nazaat, die dat ons vertellen kan. Constantijn was secretaris, dichter, diplomaat en bespeelde instrumenten met snaar, Klavecimbel, theorbe, viola da gamba, viool en op latere leeftijd leerde hij gitaar. Componeren deed hij ook. Het was Pathodia, dat in 1647 van zijn hand opdook. Hij liet Hofwijck bouwen. Zijn Ster scheen toen al niet meer. Daar kan je nu trouwen. Constantijn Huygens werd een heel beroemd heer. Hij gaf onze leeuw in de Gouden Eeuw nog sterkere klauwen en wordt geroemd als een der grootste dichters van weleer.
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 35
Klanken langs de Vliet
Langs de Vliet dansen zachte klanken Violen met vederlicht getinte kleur In een tuin versierd vol bloemengeur Rust de tijd aan jouw flanken
Het Huygensmuseum Hofwijck ademt Omringd door zacht gesponnen symfonieĂŤn De warmte van jouw melodieĂŤn Met instrumenten op juiste toon gestemd
Jong en oud gaan langs de oude bomen Iedereen luistert er naar jouw lied Om even over de tijd van toen te dromen Daar langs het water van de Vliet
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 36
Zeemansmuziek Stuk voor stuk waren ze jong, mooi, wreed en waande ik mij een sirene die hen ertoe kon brengen met gerust hart hun geliefde boegbeeld te vergeten Wanneer ze weer verzeilden in ver weg en lang geleden luisterde ik naar wat ze speelden voor ik in hun netten had geleden Dan proefde ik hun talen en zag hun vaderland de warme lucht die ruiste in hun longen in de wilde liederen die ze zongen Hun vlucht was nooit te remmen en dat wilde ik ook niet Mij restte slechts de echo van hun stemmen Na het zwijgend bottelen van hun zilte lied
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 37
Speels gemak Zijn eerste zangles kreeg hij op zijn vijfde, gegeven door een zeldzaam wijze vader, aldus de zoon. Maar dat de stof beklijfde kwam ook door zoonliefs muzikale ader. Daarna nam hij de beenviool ter hand, die hij met speels gemak de zijne maakte. Eens ging het fout! Wat had dat jong het land, daar hij net Sweelinck met zijn spel vermaakte. Nog v贸贸r zijn achtste kwam de luit in beeld, alsook een deftige priv茅 docent. Na twee jaar was diens rol al uitgespeeld, want Constantijn had zo veel meer talent. Hij schreef het op in zijn verslag Mijn Jeugd. Bij Huijgens stond muziek voor levensvreugd.
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 38
Concert Door het halve licht der zaal vol mensen waadt een trage paukenslag. En stom volgt zacht en glad het diep gebrom van bas en cello, maat na maat. Een zoete melodie van vedelsnaar zweeft aan. Een fluiter blaast een snoer van kralennoten op de vloer. ’t Orkest valt in op het groot gebaar van dirigent: het juichend koper volgt terstond, fagotten mopperen wat rond…. Met felle en schelle slag die tergend springt uit geel metaal. buitelt het scherzo in de zaal, staat rillend paf… Ai! wervelend presto van een symfonie, Het klinkt op, al hoger, hóóg, het accoord valt neer, wordt weer en nóg een keer gehoord. Eén micron stilte volgt de melodie… De dirigent keert langzaam om op het stormgeklap en glimlacht, krom.
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 39
Vuurwerk Door de ring van de sleutel glijden ze de muzieknoten naar hun plaats op de balk ze rusten even om straks in het gedempte licht de oren van de toeschouwers te strelen de lippen los te maken gekke sprongen, in alle toonaarden uit de maat, versnellen of blijven hangen Constantijn Huygens, componist kende die grillen van vlugge of tragere noten hij hield ze op papier vast en pas als de tijd muzikaal vol was liet hij ze als melodie trippelen over knipperende ogen van onbeweeglijke hoofden een hemels vuurwerk
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 40
Was ik maar zoals hij‌ Ik wilde dat ik was als Constantijn Dan gingen alle deuren voor me open Dan had ik op mijn jasje gouden knopen Noten lezen zou eenvoudig voor me zijn Ik wilde dat ik was als Constantijn Dan speelde ik de zaal plat met mijn luit Imponeerde ik men met mijn stemgeluid Dan sprak ik vloeiend Frans en ook Latijn Ik wilde dat ik was als Constantijn Dan bespeelde ik wel honderd instrumenten Ontwikkelde ook andere talenten Zoals ooit was beschreven door Calvijn Ik wilde dat ik was als Constantijn Dan had ik nu al rechten gestudeerd En ook een prachtig kunstwerk geboetseerd: Mijn liefde Dorothea in het klein Ik wilde dat ik was als Constantijn Muzikant, geleerde, dichter, diplomaat Schreef ik het langste vers dat er bestaat Moest dit gedicht 2000 regels langer zijn
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 41
Pennenstreken Woorden in overvloed, kunnen klanken tekens vragen. Passen maten in de golven van klavecimbel en luit. Schrijven, schrappen, neuriĂŤn, zoeken het ritme binnen de lijn. Verdwalen in klank en taal, bespelen het leven als ware het een snarenspel. Virtuoos en diplomatiek, taal verwoorden tot muziek. Noten en tekens vallen samen, met de sleutel in het slot. Brengen Constantijn dichterbij, de dichter en de componist. Dichterbij zijn lot. Op papier, melodie en tekst neergevleid, geplakt aan herinneringen van weleer. Haar te koesteren en bewaken, opdat de pennenstreken van Huijgens nooit zullen worden gewist, nimmermeer.
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 42
NOCTURNE | poef | poef (dolce) | doen | trus| rust (chiara) | plok | plok (agitato) | klets | hup | rust (irritando) | zoem | zoe| klik (furioso) | pats | pats | pats | pats! | rust (secco) | krak | tik | tik | rust (marziale) | wroef | wraf | wraf | rust (stringendo) | tuut | tuut (energico)
rust rust we? ten rust rust koklets twee rust rust mmmrust rust rust zoerust rust rust tik rust rust rust woef rust rust tuut tuut
rust rust rust trusrust rust leklets drie rust rust mmmrust rust rust mmm rust rust rust tik rust rust rust woef rust rust tuut tuut
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 43
rust rust rust ten rust rust re! klets vier rust rust mmmrust rust rust pats rust rust rust krak rust rust rust woef rust rust tuut klap!
| poef poef | hèèè rust | sla- pen | mmm rust | rust rust | plok rust | plok rust | dicht! klets | rust rust | rust rust | zoe- mmm | zoem krijg | rust rust | zoe- mmm | zoe- mmm | pats zoe| klik rust | rust rust | tik tik | tis- dat? | rust rust | rust rust | wroef woef | Bal- da | rust rust | rust rust | tuut tuut | uit
poef rust rust rust rust rust rust klets rust rust rust nou rust rust rust mmm rust rust tik kweerust rust woef stil rust rust tuut
poef rust rust rust rust rust rust klets rust rust rust wat! rust rust rust pats rust rust krak nie rust rust woef nou! rust rust klap
| | | | | | I | | | | | | | | | | | | | | | | | | | |
Moderato Het leven is de muziek De waarheid is de maat Lento, Adagio, Allegro, Presto Maar het gaat zoals het gaat Menselijk lichaam, Dansend als op ijs Slechts een wandeling, om het blok Een prachtige wijs Elke dag anders Hoe de muziek zich ook wendt Houdt het stokje in de hand – klamp je vast! Het brein, de dirigent
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 44
Stop de muziek “Stop de muziek!” En toen was het stil Zicht, smaak, reuk Slechts duister, smakeloos, stank Hij voelt Hij grijpt mis De liefde voorbij Als het eind van een lied En toen was het stil Niets dan verdriet
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 45
De breuk Als een huilende hemel Tranen lopen over haar wang Klinkend op de hoogtes van de aarde Omringd door verdriet Spreid je vleugels De hemel huilt voor jou De muziek van het leven Voel je puur In de tranen van de hemel.
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 46
how deep is the ocean? ze hadden het er al over in een liedje en boeken maar niemand wist werk’lijk hoe peilloos ze was soms liet ze zich gelden een zeemansgraf in Noordwijk of Katwijk ze nam en ze gaf de zee die zee hoezee hoe zee
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 47
denken moet ik danken of vervloeken die genadeloze dans ach, ik zou toch eerst verzoeken geef de hartstocht nog een kans diepe liefde rauwe wonden kleine passen grote zonden zeggen ze de anderen dans zonder hen zonder hun monden
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 48
Elk instrument in de wereldband Daar, in de verte. ja, ik zie ze wel! Daar lopen twee concerten Met een enorm klokkenspel Daar, binnenstebuiten! ja, ik hoor ze wel! Daar lopen twee fluiten: Een verliefd drummend stel Ik zie en hoor ze retteketetten slaan op de trom en de petten Kleine jochies met grote bekken, geef ze een accordeon om aan te trekken Uitgeput is de kleine trom maar papa trom ramt op de gong wakker blijven is een pre want zelfs de piccolo gaat mee Fluitend speelt de luit een triooltje samen met Fagot op het viooltje Jan Doedel is hard aan de wandel en speelt gezellig mee op zijn triangel Helemaal vooraan zie ik Celesta en Banjo samen spelend met de didgeridoo De feestelijke stoet is bijna perfect nog ff wachten: de vleugel is defect Iedereen treurt om de gebroken vleugel maar daar is de held: Hoorn met zijn stembeugel Al snel vliegen ze verder naar het noorden Waar de gitaren ook van de reis afhoorden Samen met de Celesta als vriendin, voegt ook dit tokkelkoppel zich in Zelfs Sheng en Tabla zijn er bij Samen vervullen zij de baspartij De rij heeft zich inmiddels besloten Achteraan de kleinsten, vooraan de groten Een rustje hier, een nootje daar voor een concert is de band inmiddels klaar
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 49
Oh Constantijn Huygens had echte faam liet iedereen afweten van zijn bestaan Met snaar en al bespeelt hij de luit net zolang tot hij het lied affluit Vingervlug bespeelde hij algauw zijn gitaar compleet plichtsgetrouw Niet een viool maar viola de gamba dat is waar ik werkelijk voor opensta Dan heb je nog de klavecimbel maar dat is voor Constantijn Huygens kinderspel
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 50
Christiaen Huygens, wetenschapper en multitalent heeft, studerend in Leiden, micro tonaliteit verkend. eerste muzieklessen met zeven jaar, als acht jarige z'n eigen Viola de Gamba met strijkstok en snaar('n). in korte tijd psalm 117* in zuiver spel, is hij de muzikaalste van 't stel. met elf jaar (be)speelt hij de Luit al even snel. voor de veertien jarige teener is vervolgens Clavecymbel in tel... Christiaen's tonaliteit is zuiver en uniek, gelijk zwevende tonen waren hem niet favoriet..
* psalm 117: engelenzang
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 51
JAZZ Met ademende oren schep ik gulzig naar het geluid. Met gesloten ogen vang ik het goud in mijn netvlies. Heen en weer, op en neer walst mijn hoofd, knikt mijn kin. In een wasem van balsemend licht staat een saxofonist. Ik kijk nog eens goed: daar staat een man met een zwaan. Zijn lippen omhelzen haar zachte snavel maar plots gaat het bloed in haar nek rechtstaan en wil zij wegvliegen, waarop hij haar gouden vleugels steviger omklemt. Hij slingert heen en weer onder haar geraas. Rondom hen weerklinkt het beuken van trommels en het geritsel van stokken. Haar gezang wordt wilder, slaat over en stuitert door de ruimte. Zijn handen dartelen sneller tussen haar veren en zijn tong breekt in haar bek. Wanneer de laatste slag opensplijt in stilte dooft de zwaan uit, haar hals in zijn palmen.
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 52
Passioneel
op handen draagt hij zijn orkest in zijn bewegen strijken tonen hoog en laag als een gewetensvraag neer in ’t broeinest van barakken verkrachters wachters van de dood. ruik je weer bedompte lucht van lijken keer op keer als bijna vals en verontwaardigd stemmen klinken tegendraads als wilde ganzen die in hun vlucht omwille van het kwaad vliegen in straffe tegenwind onvermoeibaar dirigeert hij voort besnaard trillen tonen door lange bange gangen koor zoekt gedenken vrede vrijheid en zal niet eerder zwijgen voordat het juichen van het kwaad zich buigen zal in het gekrenkte vredesvuur heilig uur waar ‘t hier en nu genezing schenkt n.a.v. het requiem voor Auswitz componist Moreno Rathgeb
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 53
hofwijck een ganzenpen welversneden gevoerd door meesterhand laat een klinkdicht luide resoneren clavecimbelspel en luitgespeel laten zorgen gaan tussen hof en haard na volbrachte lasten
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 54
De geschiedenis van de muziek in sneltreinvaart. De mens evolueerde zoals beschreven in Darwin’s literatuur, Stilaan voldeed slechts consumeren niet meer aan zijn natuur. Voortplanten, drinken, eten, jagen en aanbidden van de goden, Bracht de oermens uiteindelijk verveling en geestelijke noden. Iedere dag hetzelfde liedje tot aan de nachtelijke slaap, Hij verveelde zich dood het arme schaap. De hele dag niets doen maakt je moe en sloom, Verveeld trommelde hij met zijn vingers tegen een boom. Trommeledom, trommeledom deden zijn vingers tegen de stam, Ritme was geboren, later uitgevoerd op de tamtam. Op den duur is alleen ritme een beetje saai, Het afwisselen van toonhoogte gaf het geheel een andere draai. Zo is uit twee elementen iets geheel nieuws ontstaan, De regelmatige tijdscharkering tussen tonen maakt het ritmisch, Vervolgens maakt de melodie het geheel metafysisch. maar naar de hedendaagse jazz was nog een lange weg te gaan. De mens is een scheppend wezen gelijk de goden, Het ritme neemt hij over uit de natuur, Hij bootst na, hij improviseert, hij speelt vol vuur. Al spoedig wordt de geluidenman voor de eredienst ontboden. De dieren die zongen en huilden bij nacht, Vormden tezamen een melodische pracht. De mens vormde zijn handen tot kolven, blies er in en imiteerde zo de wolven. Ach, hoort daar de uil op die hoge tak, Die zing je zo na, met het grootste gemak. Niet melodieus maar ritmisch is het wel, Oeh oeh, oeh oeh, het geeft je kippenvel.
Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 55
1
De mens is verzamelaar, en verzamelt ook geluiden, Husselt het door elkaar, vult het aan met ritmische kruiden. Een tempo. een sleutel, een mol en wat kruizen, Doet de mens over de dansvloer suizen. Wat men had geconstrueerd kon niet in een woord worden gevat, De mensheid beoordeelde het als artistiek, Verzon een naam, noemde het muziek. Het werd als voor de mensheid als onmisbaar ingeschat. De tijd en ontwikkeling gingen voort, In de 17e eeuw werd ook in Voorburg muziek gehoord. Constantijn Huijgens woonde te Hofwijck en was zeer geÍerd, En heeft aldaar ook menig muziekstuk gecomponeerd. Op Hofwijck, zijn buiten, genoot hij de zomer jaarlijks weer, De prachtige tuin inspireerde hem keer op keer. Ook Barach Spinoza had Voorburg tot zijn domicilie gekozen, En liet zich graag op Hofwijck met muziek verpozen. Ook daarna ging de muziekontwikkeling verder door, langs requiems, sonates, opera’s, concerten en slavenkoor. Heden ten dage hebben we house, heavy-metal en crunch, Maar Ik prefereer toch een vioolsonate tijdens diner of lunch.
Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 55
2
OPSTANDING Hoe kan ik ooit de Eeuwigheid ontkennen Die alles wat bestaat omvat? Ik mag er zijn! En volg met anderen samen in Lief en Leed het levenspad, dat loopt tot aan de grenslijn van het leven. De Eeuwigheid is aan de overzij. “Raak mij niet aan” zei Jezus tot Maria. “Ik ga je voor, jij leeft nog door en kom daarna bij Mij!” Dan is het PASEN Dat is OPSTANDING Morgenlicht der EEUWIGHEID
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 56
twee ongepaerde handen (1648) zij speelt in kamers van zijde een spel dat ik niet raden mag loopt langs ladders die breken onder de getoetste vingers zij laat zich schilderen met klavecimbel en vaas terwijl ik mijn stem verbergen moet in het gewas van mijn verlangen zijn hand streelt al lang niet meer in gedachten de mijne schrijft brieven naar de stad die haar belegeren wil met onbegrip en misprijzen soms reist hij zijn partituren achterna de zadeltas vol dromen het hoofd reeds in haar schoot een quatre-mains van troost langs haar schouders en zoveel dieper haar jaren werden mij dubbel berekend mijn vingers nu te koud om te klavieren ik heb enkel geleerd mijn dagen te dichten met naaldwerk een brevier en zoete koek
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 57
CONSTANTIJN HUYGENS WAS EEN COMPONIST ZOALS IK MIJ NIET VERGIST HIJ LIET DE MUZIEK EN KLANKEN HOREN DAAROM MOCHT JE HEM OOK NIET STOREN HIJ HEEFT GESPROKEN IN VELE TALEN LUISTER MAAR EENS NAAR ZIJN MUZIEKVERHALEN WANT DOOR HET RITME VOELEN WIJ ONS VERBONDEN EN WE GROEIEN ALS JONGE HONDEN VOOR EEN VERDRIETIG EN FIJN MOMENT ZIJN HET DE KLANKEN EN NOTEN DIE JE NIET KENT MAAR WAT MIJ DIEP VAN BINNEN HEEFT ONTROERD IS DE MUZIEK DIE DEZE KLANKEN EN WOORDEN HEEFT AANGEVOERD
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 58
Hoe mooi de klanken klinken
Hoe mooi de warme klanken klinken tussen koude stenen kaal gebogen glashelder langs in lood gevatte ogen hoog boven de pilaren paaldansend naar beneden alsof het ballerina’s waren Gevleugeld door bas en grote trom subtiel gevuld met blazers waait een kleurig strijkersaureool in de kathedraal rondom Duizend klanken dansen vederlicht aaien onze oren en strijken onze ogen dicht Finaal sterft de muziek in de gewelven uit Geen klank is meer te horen gedaan het dansen gedaan het aaien van de oren angstvallig stil de kathedraal Constantijn krijgt niet de kans te buigen naar de zaal Het handgeklap barst uit massaal publiek veert op het lijkt op in extase geraken Terug de strijkstok op de snaren Weer dansen langs pilaren de klanken op hun best en versmelten in de extase van publiek en het orkest Hoe mooi klonken de klanken dansend langs de pilaren alsof het ballerina’s waren
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 59
Reisgenoot
Taal zonder woorden schutting om te schuilen gist in deeg zomer winter op troon genood gezeten rijgt ze parels zonder snoer goddelijk de maat genomen ze verleidt met geleend gevoel verwonderd voltooit ze onvoltooiden noten vallen samen in dronken partituren ze zorgt voor troost in trage uren ogen dirigeert ze hemels oren verblind staren na schaduwen wankelen weg met muziek als reisgenoot
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 60
Con dolore Soms worden snaren zó gestreken dat het gemoed ten volle schiet omdat verborgen verdriet te diep om uit te spreken een stem krijgt om zich te wreken Klanken die in de ziel snijden maken oude wonden open de pijn die je wou ontlopen blijkt toch niet te vermijden na onderdrukken komt bevrijden Op muziekpapier beschreven als ‘andante con dolore’ brengt een strijker ten gehore welk leed de componist bedreven van zich heeft afgeschreven
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 61
Een jarenlange dag Toen het licht van mijn Sterre doofde trad ik in een kille duisternis die mij van rijmwoorden beroofde en mijn luit liet spelen in droefenis Nu ik bij het ochtendgloren in mijn nieuwe levenshof ontwaak voel ik mij in harmonie herboren omdat ik hĂer de juiste snaren raak Wij vieren in de bleke middagzon met gezang, muziek en gebed dat vrede de oorlog overwon vrijheid heeft de juiste toon gezet Onze snaren en stemmen klinken over de vredig stromende Vliet ik zie Sterre in mijn kind’ren blinken verwerk mijn lief en leed in een lied Tegen de avond zijn jaren verstreken waarin menig requiem werd uitgevoerd terwijl ik mijn sterfbed mocht onderbreken werd zoonlief Philips uit ons leven ontvoerd Goddank beleven we ook goede tijden waarin muziek geschiedenis schrijft wat mijn oude lichaam doet verblijden omdat barok en opera beklijft Geslaagd uit Frankrijk teruggekeerd zoek ik de stilte van de nacht om te doorgronden wat ik heb geleerd van de geestelijke levenskracht Als hoogbejaarde diplomaat vraag ik nederig om meer respijt omdat nog zoveel te ontbloeien staat en mijn liefde voor muziek nimmer slijt
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 62
Constantijn is nog constant aanwezig Talloze noten heeft hij in gelid gezet. Het merendeel verdronk helaas in de zee van eeuwige vergetelheid. Maar de zee van zijn gedichten ging nooit verloren. EĂŠn muisklik en je treedt de schrijn binnen waar zij rusten. Soms, meestal in een slapeloze nacht, klik ik door wetend dat hij temidden van veel dor geworden hout mij toch nog raken kan. Zo leerde hij mij onlangs nog de lange takken van de bomen zien als lange mensenarmen en daarmee blies hij mij een tanka in: de bomen ze strekken hun armen naar boven oranten zie ik reiken naar ik weet niet wie
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 63
Muziek Vroeg werd het mij geleerd, de noten, ieder uniek, de klanken van de muziek. Nooit nog heb ik het verleerd. Ik werd componist, speelde verdienstelijk op diverse instrumenten. Gitaar, luit, viola da gamba en klavecimbel. Voor mij was muziek een grote waas van mist. Mijn favoriet, de luit. Vingers klimmen over de snaren van zijn ronde buik. Ik lijk wel op Constantijn Huygens, toch heb ook ik mijn eigen luik.
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 64
Rondeel voor Sterre (Constantijn Huygens voor Suzanna van Baerle, 1637)
Mijn flonkerende Sterre is niet meer Ik kan geen andere woorden voor haar vinden dan stamelend: mijn vrouw, mijn teerbeminde ik mis je, o ik mis jouw licht zo zeer Hoe kom ik uit dit dof gelamenteer de dissonanten die mij haast verslinden Mijn flonkerende Sterre is niet meer Laten haar wijze woorden mij omwinden: Jij droeve dichter, kom en zet je neer en laat de snaren troosten en verbinden Speel speel en vind daarin je schone hinde en zeg het, als je stil valt, telkens weer: Mijn flonkerende Sterre is niet meer maar in muziek zal ik haar en mij hervinden
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 65
SONNET – Ode aan de muziek van Constantijn Huygens Dagdromend in Hofwijck’s tuinen aan de Vliet, Hoor ik de schone klanken van de luit. Blijmoedige balsem waar ik van geniet, Zo hemels was nog nooit een aards geluid. Tot Albion voerde de verheven toon, Genotvolle galm gespeeld in koninklijke kringen. Majestueus gemusiceerd voor koning Jacobus’ troon, Nobele tonen die werelds rumoer verdringen. Ik sterf bij de gedachte Hofwijck te verlaten En Huygens’ luit nooit meer te horen. Maar glimlach: ik keer terug naar deze state, Waar zoete klanken weer de lucht doorboren. Verrukking doet mij in diep gepeins verzinken, Terwijl in ’t slotakkoord de klanken nog weerklinken.
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 66
Muzikale dichterij Het Teatro Olimpico van Andrea Palladio Pure schoonheid gevat in steen Vergelijkbaar met het mooiste natuurfenomeen Kon ik mijn muziek maar zo schoon vatten in een adagio Simpel doch zo wonderschoon Thans begin ik te schrijven aan de eerste toon En als een dicht vloeit het verder Ik raak een snaar, gevoelens worden intenser Al ben ik niet koninklijk in dit koninkrijk Voel ik mij een ware muzikale dichter op Hofwijck
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 67
Hemelse muziek i De hemel droomt sterrenregen wolken blozen fonkelingen Verdwenen ster speelt een lied op het spinet toetst ladders tonen Luid streelt de luit over wolken de maan knipoogt naar de sterren Stenen geluid hagelt het van de hemel hoog een sterrenmeer ii De hemel lacht in een kolk van wenen zweeft het een wervelwind De bladeren dwarrelen in noten omhoog zonder geluid De engelen fladderen een hemels lied van liefde en dood Dan klinkt alles samen in het akkoord van licht in de sterren 'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 68
Het concert Het zijn de klanken, niet zichtbaar maar hoorbaar voor wie luistert ik geef mij over aan de dichtende handen en aan de verleiding van de cadansen Het zijn de klanken die, gedragen door de ruimte, het hart bereiken en wanneer het applaus is verstomd draag ik in mijn binnen een schat met mij mee
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 69
Menuet Voor Constantijn en Sterre We zijn een innerlijke galm om en om een stap. Jouw vingers, mijn snaren ontwarren de akkoorden een glim-, gedempte toon bij een dwaalloper. Verstevigde greep. We deinen in een brik, soezen over dagen tussen korenbloemen, vuurstenen, uitgeholde dassenburchten, op weg naar het gelag. Krakende wielen in stootbereide balans mijn oor op jouw stem; dit schudden is ons nu ons schuilen een dans.
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 70
Constante aanwezigheid ik slenter wat door Voorburg rond geniet van stilte, rust en groen dan plots – ik kan er niets aan doen – ontsnapt een ode aan mijn mond juist als ik Hofwijck binnentreed ga ik in duet met een stem en al zie ik geen spoor van hem mijn hart vertelt me hoe hij heet Constantijn dwaalt aan mijn zij bezingt – met in zijn stem een traan – zijn grote liefdes, allebei zijn Sterre is reeds lang vergaan maar met lichte troost galmt hij: mijn Hofwijck zal hier altijd staan
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 71
Rapsodie Hoempa hoempa zing riedel friedel ping hopsa heisa salsa klap fluit toeter polka tingel tangel diedel da diedel die, doewop wa tra la la die ring do re mi fa ting zingzang ringrang roets plingel klingel toets stem snaar tokkel koor hout tong toets ivoor rif raf tok tok tik tak plonk toeter trommel beng boem bonk monden handen buik oor hart leden maten roffel hard snik en tik en hap adem liefde tap talent en hel en pijn zoek en voel en zijn.
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 72
Muziek Mijn liefde mijn groots grootste liefde. Zachtjes streel je mij Ik kan je voelen Ik kan je leven Elke gegeven dag ruik ik je zoete geur. Jij zal nooit van me scheiden. Jij zal me nooit verlaten. Sterven zal je niet jij hebt het eeuwige leven. Ze kunnen jou nooit van me afpakken want jij bent altijd bij me. Je passeert me als de zoete Zoetste geur.
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 73
Muziek op Hofwijck Het, het verrezen uit rust Het verrezen voor rust. Ik kwam daar voor de muziek. Het water was de muziek voor mijn bomen De muziek was het water voor mij. Het gaf hun vruchtbaarheid en mijn rust was vruchtbaar. Ik ben weg uit mijn bestaan ik ben op weg naar m’n droom. De valse noten hoorde ik niet Want alleen het goede van het leven kon ik nog horen. De rimpel op het water de bries in mijn gezicht gaf al aan dat ik nog op aarde zit.
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 74
Constantijntje Vio- lalalala zing het luit luit sierende fransjes en Latijn Vio- lalalala Toondichter dicht luit luit Alles verlicht
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 75
Muziek van vader op zoon Al in mijn vijfde levensjaar leerde mijn vader mij het zingen op zijn eigen wijze, als met vele dingen. Goud-fluwelen knopjes bijvoorbeeld, op mijn mouw, kregen notennamen, en zo leerde ik ze gauw. De studie van allerlei instrumenten volgde, jaar na jaar, de viola da gamba, het klavecimbel, de theorbe, de gitaar. En natuurlijk de luit, het hierop improviseren hielp me menig reiz’gers uur zeer aangenaam passeren. Muziek, wat gaf ze mij al niet: krap 1000 composities, voeling met mensen op allerlei posities. Ik won al spelend de sympathie van velen hetgeen mij voordeel bracht, zo wil ik niet verhelen. Muziek, dat hemelse gebeuren, zij laat ons lachen, soms ook treuren. Zij onthult ons vanwaar wij komen, wie wij zijn: sentimenteel, koel, rijp of onrijp wellicht, misschien vervuld van chagerijn? Richt de blik omhoog en beschouw de harmonie der sferen, de orde waarvan wij zien reflecteren vanuit het hemelse gewelf op onze aarde, buiten ons en binnen ons, ter ontdekking van ons zelf. Vader, wat heeft u mooi verdicht Wat u en muziek hebben verricht. Van studie tot socialisering tot ons zelf tot aan de harmonie der sferen, ik raad: leert muziek u het leven extra te waarderen? Ook ik speel wat instrumenten,waaronder luit en fluit, maar bij lange na niet zo goed als u. Componeren, ik heb niets gemaakt van een’ge vaste waarde. En de harmonie der sferen? Ach, wellicht ben ik bijziend, maar muziek zie ik vooral op aarde.
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 76
1
Bijvoorbeeld, wat mij speciaal begeestert is de vraag: waarom streelt muziek mijn oor? Wat, waarom en hoe spelen daarbij een rol: de noten, de speler, het instrument, het menselijk gehoor? Neem de gewone scheiding van het octaaf in 12 precies gelijke delen. Ik weet, uw gevoelig gehoor kan de onzuiverheid niet velen. Mijn splitsing in 31 delen lost dit op, Alhoewel het ingewikkelder klavier zich wel wat moeilijk laat bespelen. Een ander onderwerp dat mij interesseert is waarom het ene interval welluidend is, terwijl het andere consonantie juist ontbeert. Ik hoorde en berekende dat het interval met verhouding vier staat tot zeven onverwacht een fraaie samenklank blijkt te geven. Wat een wondere variatie aan genoegens wil muziek ons allen bieden, aan speellieden, vaklieden, kooplieden‌ Ieder speelt zijn spel, zij het door luisteren, rekenen of vermaken. Laat ons hopen de muzikale inspiratie nimmer kwijt te raken.
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 76
2
Fluitiste Als spinnenpoten bewogen haar vingers op de dwarsfluit op en neer en sponnen een web van noten om haar heen. Langzaam werd ik ingesloten. Langharig zwart zat zij in het midden te wiegen op de wind van haar muziek. Nu en dan keek ze donker op van het blad en trof haar prooi in het rag. Verlamd zat ik te wachten op haar greep, op haar beet tot het web was voltooid en klappende handen het vernielden.
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 77
Music for the millions
In een desolate, afgetakelde wapenfabriek speelt het symfonieorkest van de Poolse radio een fragment uit het Requiem van Mozart. Na zestig jaar verstarring lijkt het alsof de ruimte begint te ademen. Een jonge sopraan staat in de poortopening, de blik hemelwaarts gericht zingt zij een Marialied van Gorecki de winternacht in. Sneeuwvlokken dwarrelen neer op haar donkere lokken als pareltjes in een rouwsluier. In een van de barakken heft een tenor de kaddisj aan. Hoger en hoger stijgt zijn klaagzang terwijl buiten uit de diepte een klarinet hem antwoordt. Tussen de kale berken van Birkenau blazen joodse mannen op shofars, die als verwrongen uitroeptekens ten hemel schreien. In het lazaret zet Vengerov de Chaconne van Bach in. Spelend gaat hij naar buiten, loopt langs de spoorweg, langs het laadperron, door de poort met het opschrift Arbeit macht frei. Buiten het kamp weerklinkt de laatste noot. Bevrijdt muziek, wijdt zij dit wanoord, reikt zij aan gehoor dat hier in rook opging? Wie waagt te spelen voor zoveel verdwenenen, te zingen voor zoveel onzichtbaren, te schrijven voor zoveel spoorlozen?
Dit gedicht is geïnspireerd op de film Holocaust: a musical memorial film from Auschwitz, uitgezonden door de BBC naar aanleiding van de 60ste verjaardag van de bevrijding van Auschwitz-Birkenau op 27 januari 1945. De film reflecteert over het schokkende feit dat de nazi’s muziek gebruikten als psychologisch instrument in hun doodsmachine. Voor het eerst sinds de bevrijding van het kamp werd er voor de opname van de film toestemming tot musiceren gegeven.
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 78
Notenbüchlein
Als je na obligate toonladders en etudes mag beginnen aan het Notenbüchlein für Anna Magdalena Bach en bijvoorbeeld voor het eerst het derde menuet in sol-klein onder je eigen handen hoort ontstaan, dan voel je in je borst een onbestemde pijn alsof de harmonieën die je lichaam binnendringen je herinneren aan een onbekend verdriet waarvoor geen woorden zijn, maar enkel noten: een lage driekwartsol in de linkerhand terwijl de rechter bes-la-sol speelt, de eerste van tweeëndertig maten muziek geworden melancholie. Lag er in het hooggebergte van zijn genie misschien een meer verscholen, ijskoud, rimpelloos, kristalhelder, waarin hij zijn witgloeiende composities onderdompelde om hun laaiende passie tot serene, sublieme smart te harden?
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 79
De wens is te verblijden Weledele wijd vermaarde heer Constantijn Huygens, O ware u in dees tijdperk maar geboren De klanken zoet van geestgeschal Het zou menigeen bekoren Uw ogen te zien groeien bij ‘t aanschouwen van dit heelal De wereld zou aan uw voeten kleven Zoals het deed in het tijdperk van uw licht Het hoofd fier opgericht Wat een herinnering zou dit geven Uw mogelijkheden talloos Als een eindeloze hymne Als een vloedgolf van lyriek Van klanken die tot de hemel reiken Van innerlijk geluk en roestige rustiek De tijd zou nooit verstrijken Maar wie o zou u kennen Hoe zou het u vergaan het bekoren van de mensen Hen leren niets te wensen Want luisteren is liefde het zingen van een lied Veel moeite kost het niet Die woorden zonder grenzen U zou nimmer bezwijken Voor de golven melodie Een vastaard zou u blijven In deze kakofonie O kon u maar eens lonken Naar deze nieuwe eeuw Wat zou u zijn geschonken Welk lot viel u ten deel Het zal bij dromen blijven de woordenkunstenaar is immer hoopvol daar waar klanken moedig drijven De dampende cicade De lieflijke klank Het leven zal bedaren De moed zal niet verzwaren Door pure harmonie
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 80
Talentenjacht blues Het was zo mooi geweest Een eerste klank Een klein geluid De moed gezakt De deur maar uit De eerste aanzet was er een Van innerlijke glans Van muzikale dans Van schallende bazuinen De mond gaat open De keel spant aan Het wachten is gedaan De klank die moet naar buiten Er is nog nooit zo lang Zo heel breed uitgemeten En wie o zou dit weten Wat angst is, en wie bang De koorts ligt op de planken De adem stokt Verkeerd gegokt De voorronde vergeten Het moet en zal me lukken Ooit wordt het echt een droom Finales zal ik halen Wanneer ik niet meer schroom Het is als met kastelen Van zand, zo onstabiel Het duurde maar ik viel Niet langer in de prijzen ik wil, en luister niet naar lied, muziek, en zuiverheid Daar in de show, het is een feit talentenjachtverdriet Het heeft al heel veel voorgesteld Maar nooit Teveel Eerder Te weinig
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 81
Muziek Heelt muziek heelt muziek streelt muziek is iets wat mijn hart steelt het begin is een melodie van gedachten die ik zie wat ik voel wat ik bedoel als ik kijk naar een leven buiten bereik van goed van kwaad tot idealistische beelden realiseerbaar tot daadwerkelijke daad muziek heelt muziek streelt muziek is wat mijn hart steelt van melodie tot beweging van mijn geschiedenis tot herbeleving voel ik de woorden tot mij komen met een ritme gecreĂŤerd door psychische dromen bedoel ik mensen te raken van luchtige tot tastbare zaken kijk ik met lust voor het leven en creĂŤer zo een streven naar wat ik wil dat jij zal beleven misschien een vloek, misschien een zegen maar weet, niets houdt mij tegen muziek heelt muziek streelt muziek is wat mijn hart steelt van beweging tot schrijven voel ik diplomatisch geschreven woorden op nomadische lijven bedoel ik ruggen te doen strekken van kromme houdingen tot strakke rechte nekken kijk ik gefocust met doel voor het oog met krachtig gespannen boog gericht op schieten, met woorden recht in de roos rakend tot je, terwijl ik kijk en jij schamend bloost want zulke beschrijvingen bleven eerder ongekend buiten het kader denken ongeremd op een eiland van idealisme zijn wij momenteel gestremd ontdek de innoverende kracht van woorden luister naar de uitgekozen tonen, op oppervlakkige akkoorden 'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 82
1
maar niets is minder waar dus kijk niet, maar staar en laat toe dat je fantasie overheerst en schrap alles wat beheerst muziek heelt ik kies, ik deel muziek streelt ik kies, via woorden muziek is wat mijn hart steelt ik kies, te delen via woorden nooit, verveelt.
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 82
2
OOGENTROOST Met luit is Constantijn een meester Het klavecimbel vereent de geesten In Hofwijck komen Huygens kringen uit heel het land bijeen. Gitaar speelt de begeleiding van zangers met goede tijding In Hofwijck komen Huygens kringen uit heel het land bijeen. Viola da Gamba kan klinken Mezzo sopraan zal zingen In Hofwijck komen Huygens kringen uit heel het land bijeen.
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 83
Vanuit de ruimte zie je tijd verstrijken met het blote oog. De aarde draait Constanter onder de sterren. Lucht die trilt in snaren, in geesten, boezems, handen. Echo's van Huygens luit in de ruimte. Klanken tillen je op en laten je vallen zonder gewicht, zoals vlak voordat je droom begint. Bombastische crescendo's verdiepen aurora's licht. De aarde is een bol, muziek het universum.
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 84
EEN MUZIKANT* *naar Huygens' Zedeprinten (1623)
Hij is een handelaar in ritme, klank en tonen En laat zich vaak door geld, applaus of roem belonen; Een lichte bries en weg zijn melodie en faam; Verwaaid en zonder echo is zijn aardse naam; Zijn kraam, gevuld met vlakke trilling en vibratie, Ge誰mporteerd, gejat of vale imitatie, Is wankel en kan geen zucht van wind doorstaan; Hij biedt bewerkte lucht en niet zijn adem aan; Zo lijzig, ledig, sleets en sloom, zo niet verweven met jou en mij, en met zichzelf en heel het leven; Een ware musicus verkent de anatomie Van eigen lijf en vindt zijn vuur en symfonie, In sterren en planeten, zoekend met zijn ogen; Emoties slingerden, als maan en ring bewogen: Door vlijt en ijver heeft de muzikant geleerd, Wanneer de klankkast van zijn hart mee resoneert Zijn oor hoort alle kansen, en vertaald naar doelen Bespeelt zijn hand fijn elke snaar van ons gevoelen; Die harmonie heeft kracht die recht naar 't midden vliedt, Zodat een hart licht dubbel breekt bij elk nieuw lied; Die Hermes van het hart blijft vaak een onbekende; Och dat u zich tot hem met hulde moge wenden: Al is de kunstenaar bij jullie niet gekend, 't Applaus galmt nu van Hofwijck tot het firmament.
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 85
Een gitaar, viool, stemband... Kraakt noten De een na de ander Valt trillend open (D )oor schelpen (Ge)vangen We horen... MUZIEK In de eeuw Van ‘t makkelijk deel Baar metaal Ging Tijn constant PoĂŤtisch aan de haal Met noten In wel 900 composities geregen Huygensiaans gedegen Nu nog uniek Deze gouden MUZIEK.
'Dichter op Hofwijck', gedicht nr. 86