Weidevogellandschap: kies voor drastische verandering Van collectieve onmacht naar gebiedsgerichte toekomst In twee jaar tijd is het burgerinitiatief Kening fan ’e Greide uitgegroeid tot een wijdvertakte en nog steeds groeiende netwerkorganisatie. Nu is het moment gekomen om onze bevindingen rond het toekomstperspectief van het rijke weide(vogel)landschap met u te delen. Daarbij tekenen we aan dat onze boodschap verder gaat dan provinciale doelen. Zij raakt ook aan het nationale beleid en Europese ambities.
1
Aan: gedeputeerde Johannes Kramer, leden van Provinciale Staten Provinsje Fryslân De teruggang van de biodiversiteit in half natuurlijke landschappen is niet alleen een Nederlands probleem. Ook elders in Europa staan zulke specifieke landschappen onder druk. De scheiding tussen agri-productieland (in eigendom bij boeren) en natuurland (in eigendom van beheerorganisaties) wordt steeds scherper. Dat gaat op meerdere plekken ten koste van het vaak zo typische agri-cultuurlandschap: boerenland dat naast het productiedoel ook een natuurdoel heeft. We hebben het dan over landschap waarop agrarisch natuurbeheer van toepassing is: een vergoeding voor boeren die bepaalde landschapskwaliteiten op niveau proberen te houden of brengen. Ook de Europese Unie buigt zich steeds vaker over dit actuele internationale probleem. Die breed gedragen zorg vertaalt zich in nieuwe initiatieven. Heel voorzichtig begint zich een collectieve ontwikkeling af te tekenen waarin zuivelcoÜperaties, banken, overheden en natuurorganisaties samenwerken om tot een doorbraak te komen.
2
Fryslân is dé plek om verandering in gang te zetten In die doorbraak kan Fryslân een toonaangevende rol innemen. Dat kan door onze internationale verantwoordelijkheid voor biodiversiteit niet alleen met de mond te belijden, maar ook met daden waar te maken. Immers, Fryslân is het zomerverblijf van vele broedende weidevogelsoorten en doortrekgebied en winterverblijf voor soorten als kievit, wulp en goudplevier. Ook de gruttopopulatie - de enige vogelsoort die in Nederland, gewoon bij ons op het boerenland, gedurende het laatste millennium is geëvolueerd - is voor haar overleving van onze weilanden afhankelijk. Daarnaast is Fryslân, met zijn eeuwenlange historie als melkleverancier, de aangewezen partij om een voortrekkersrol op zich te nemen op weg naar een blijvend leidende positie voor de zuivelsector. Een positie waarin biodiversiteit een steeds nadrukkelijker en vanzelfsprekender plaats zal gaan innemen.
Kening fan ‘e Greide Het burgerinitiatief Kening fan ’e Greide zoekt nieuwe wegen om de toekomst van het unieke Nederlandse agri-cultuurlandschap (zoals weidevogellandschap) veilig te stellen. Daarbij gaat het om de weidevogels zelf, maar méér nog om waar die vogel voor staat. Kening fan ’e Greide zoekt, met de grutto als symbool, naar mogelijkheden om de kernwaarden van, om te beginnen, het Friese landschap en alles wat daarmee samenhangt te behouden. Door het wegvallen van het melkquotum in 2015 is een versnelling in het creëren van nieuwe wegen noodzakelijk. De afgelopen twee jaar zijn vele discussieavonden georganiseerd, pilots voor nieuwe verdienmodellen opgestart, bewustwording bij burgers en kinderen gecreëerd, een burgerparticipatieproces in gang gezet, kennisbijeenkomsten op (hoge)scholen belegd. Uit die activiteiten en de eruit voortvloeiende verdieping hebben we veel geleerd over het proces, de betrokkenen, de oplosrichtingen én de collectieve onmacht om de neergaande trend om te buigen. Ook hebben we enkele prachtige voorbeelden in Fryslân waar met succes de weidevogelpopulatie stabiliseert of zelfs toeneemt: Idzegea, Skrok, Skrins en Noardlike Fryske Wâlden.
Sterkere balans tussen economie, ecologie en 'mienskip' Een vanzelfsprekender plaats voor biodiversiteit betekent een grote uitdaging voor de landbouw- en meer specifiek de zuivelsector. In de driehoek economie, ecologie en 'mienskip' moet een continu ontwikkelperspectief gecreëerd worden. Daarbij is behoefte aan verscheidenheid. Zoveel boeren er zijn, zoveel meningen en innovatieve ideeën over bedrijfsvoering, milieu en duurzaamheid zijn er. Het getuigt van visie en lef om diversiteit als essentieel ingrediënt voor toekomstig succes te zien en te ontwikkelen. En het geeft ruimte aan het ondernemerschap van de individuele boer.
3
De agri-culturele landschappen vervullen ook een belangrijk culturele functie. De taal, landschapsbeelden, rituelen en gewoontes die samenhangen met dit deel van het landschap zijn volop in Fryslân aanwezig. Niet voor niets wordt in het LWD2018 bidbook ‘cultuur & natuur’ als een van de drie centrale thema’s opgevoerd. Het is ook dit landschap dat door burgers hoog (8.3) gewaardeerd wordt tegenover een 7.0 voor het monoculturele graslandschap (bron: Onderzoek Partoer, april 2014).
Maak de keuze voor weidevogels Willen we in Fryslân 40.000 hectare (zie provinciale Weidevogelnota) weidevogellandschap serieus nemen, dan zullen we ook de zes- tot achthonderd boeren die dat landschap beheren en benutten serieus moeten nemen. Als we dus meer dan 10 miljoen euro willen investeren in natuur op het boerenland, dan kiezen we naast het natuurlandschap en het agri-productielandschap ook voor een serieuze plek voor het agri-cultuurlandschap in de provincie Fryslân. Maar dat kan alleen met een nieuw perspectief voor de boeren die daar wonen en werken. Nodig is een langetermijnperspectief dat van generatie op generatie kan worden overgedragen. Een perspectief waarbij de economische rentabiliteit en toekomstbestendigheid van die keuze vergelijkbaar worden of zelfs beter uitpakken dan de keuze voor productieverhoging alleen. Zonder zo’n vooruitzicht besluiten boeren, begrijpelijk, anders en maken ze keuzes die niet passen bij wat we in de weidevogelkerngebieden willen. Het is aan de overheid om dit perspectief in samenwerking met de markt verder te ontwikkelen.
Alleen met een omslag van denken en handelen Met de nieuwe Weidevogelnota ligt er een geweldige kans. De nota biedt de zuivelsector in Fryslân en vervolgens in de rest van Nederland de mogelijkheid om zich verder te onderscheiden en daarmee een blijvend sterke rol op het Europese en mondiale 'zuiveltoneel' te spelen, mét de juiste balans tussen economie, ecologie en 'mienskip'. Deze prachtige kans vraagt wel een omslag: in denken, samenwerken, financieren en vermarkten. Als we nú durven inzetten op een stevig innovatieprogramma kúnnen we dit bereiken. En zetten we de collectieve onmacht van de afgelopen veertig jaar - met een gestage neergang van weidevogels en andere biodiversiteitsindicatoren - om in een positieve trend.
4
Een wenkend perspectief in vijf punten Eerdergenoemde heeft ons gebracht tot vijf punten voor een nieuw handelingsperspectief. 1. Stimuleer innovatie door zowel op landelijk als op provinciaal niveau budgetten te benutten om een realistisch en goed functionerend alternatief te vinden, waarbij de duurzame ‘business case’ voor bedrijven met weidevogels aantrekkelijk wordt gemaakt. Dat betekent innovatie naar o.a. gebiedsgerichte zuivel, gebiedsgerichte financiering middelen voor gebiedsgerichte agrarisch landschaps- en natuurbeheer, gebiedsfondsen, etc. Daarmee ontwikkelen we een economisch gedreven perspectief.
Wij stellen voor dat het Rijk met de provincies, te beginnen in Fryslân, een innovatiefonds voor agri-cultuurlandschappen creëert.
2. Doorbreek klassieke tegenstellingen. Nodig is een aanpak die een trendbreuk kan creëren in de samenwerking tussen boeren(coöperaties), landschaps- en natuurorganisaties en burgers. Creëer een samenwerking die gestoeld is op wederzijds vertrouwen en een gemeenschappelijke agenda.
Wij stellen voor dat voor dat er een gebiedsgerichte aanpak komt met een gezamenlijke toekomstagenda voor burgers, landbouw, terreinbeheerders, onderwijs en recreatie.
Wij stellen ook voor dat de provincie Fryslân zich sterk maakt voor verbreding van de toekomst van het agrarisch natuurbeheer in alle landbouwgeoriënteerde kennis- en onderwijsinstellingen.
3. Maak tempo. De contouren van een nieuw perspectief moeten in de loop van 2014 helder zijn. Door het wegvallen van de melkquota, voorjaar 2015, kiezen boeren nu al voor nieuwe scenario's van intensivering en schaalvergroting.
Wij stellen voor de uitvoeringsagenda op korte termijn gereed te hebben, waarbij perspectief voor de landbouw, gekoppeld aan de landbouwagenda, een centrale rol krijgt.
4. Zorg dat boeren in een kansrijk gebied de mogelijkheid hebben om een overbruggingsperiode te financieren. Dit kan bijvoorbeeld door met landbouworganisaties naar overgangscompensatie te kijken.
Wij stellen voor een tijdelijk fonds te creëren voor boeren die voor een transitie naar biodivers boeren kiezen en die daar langjarige afspraken over willen maken.
5. Laat Fryslân en het Rijk (eventueel samen met andere weidevogelprovincies) het voortouw nemen om dit probleem, namens Nederland, op te lossen. Maak de agrarische biodiversiteit weer onderdeel van een omgeving waar we blijvend trots op kunnen zijn. Als Fryslân het mooiste landschap van Nederland (Ver. Nederlands Cultuurlandschap, 2010) wil blijven, dan hoort daar ook de verantwoordelijkheid voor dat landschap bij.
5
Ons voorstel aan de Friese politiek en gedeputeerde Johannes Kramer: 1. Neem diversiteit van de zuivelsector als uitgangspunt voor beleid. 2. Ontwikkel samen met het Rijk - het aanbod van Dijksma ligt er! - een innovatieprogramma om juist in de kwetsbare weidevogelgebieden tot alternatieve verdienmodellen te komen. 3. Breng in dat ontwikkelprogramma de aanwezige kennis van bedrijven, overheden, kennisinstellingen en NGO’s op een nieuwe manier bijeen om daarmee ook de oude aanpak te doorbreken. 4. Gebruik dit ‘natuurlijke’ moment van urgentie voor weidevogellandschappen in relatie tot het wegvallen van het melkquotum om nog vóór eind 2014 met een richtinggevend werkprogramma te komen. Een programma dat de zes- tot achthonderd boeren, die het totaal aan 40.000 hectare weidevogellandschap moeten waarmaken, een ander financieel perspectief biedt. Provinsje Fryslân en gedeputeerde Kramer: verzilver samen met vele Kening fan ’e Greide-ondersteuners de kans die u hier aangeboden krijgt. Haal met een innovatief project enkele miljoenen uit de landelijke landbouw-innovatiegelden binnen voor onderzoek en implementatie van alternatieve verdienmodellen voor zuivelboeren die ons aller landschap en de weidevogels naar waarde schatten.
Juni 2014 Initiatiefgroep Kening fan ’e Greide Bijlage: www: mail: twitter:
1 www.keningfanegreide.nl info@keningfanegreide.nl @keninggreide
6
Bijlage 1
Van collectieve onmacht naar nieuwe vormen van samenwerking
Voor people, planet en profit Onze vijf punten voor een wenkend perspectief komen voort uit de constatering dat verschillende aspecten van het bewerken, beheren, onderhouden en financieren van het agrarische landschap, alsook de denklijnen daarover en de handelingsperspectieven van de diverse 'partijen' niet voldoende op elkaar zijn afgestemd. Dit leidt al vele decennia tot maatschappelijke stagnatie en een gestage achteruitgang van weidevogels en andere biodiversiteitswaarden. Binnen Kening fan ‘e Greide hebben we - zonder meteen schuldigen te willen aanwijzen - vanuit sociaal-cultureel, ecologisch en economisch oogpunt naar de problematiek van de weidevogellandschappen gekeken, oftewel: people, planet, profit.
Een aantal van onze observaties: People. Vanuit de sociaal-culturele invalshoek 1. Uit het via Kening fan 'e Greide aangewakkerde burgermanifest is gebleken dat er wel degelijk zorg is over de ontwikkeling van het agri-cultuurlandschap. Burgers zien met bezorgdheid dat het landschap om hen heen steeds verder ‘verindustrialiseert’ en zij voelen zich machteloos om hier iets in te betekenen. Europese besluitvorming en de effecten daarvan op bewoners van het platteland zijn van elkaar los geraakt. Zie: http://www.keningfanegreide.nl/samen/burgermanifest/ Zie de resultaten van het door KfdG aangewakkerde landschapsonderzoek door het Fries Burgerpanel: www.friesburgerpanel.nl/sites/default/files/resultaten%20landschapsenquete%20.pdf
2. Vogelwachten zitten klem tussen hun liefde voor de vogel en de belangen van de boer. Zij voelen zich veelal onmachtig en zijn blij met elk klein hoekje in het veld dat nog mooi en rijk is. 3. Aaisykjen as wrâlderfgoed. Hoewel het misschien om een ludiek idee gaat, is het opmerkelijk te denken dat een traditie die stoelt op het oogsten van eieren van een bedreigde vogel als werelderfgoed erkend en gewaardeerd zal worden. Dit is pas mogelijk als we in staat zijn gebleken het boerenland weer zo weidevogelvriendelijk te maken dat de kievit opnieuw in de gehele provincie nadrukkelijk aanwezig is en als symbool voor de Friese cultuur kan fungeren.
7
4. De stevige band tussen cultuur en natuur wordt in Fryslân sterk ervaren. Culturele diversiteit blijkt sterk verbonden met biodiversiteit. En landschappelijke variatie heeft effect op de culturele diversiteit (b.v. taal). Dit blijkt uit diverse onderzoeken van onder andere de Engelse onderzoeker Jonathan Loh, die ook betrokken is bij LWD2018 (zie http://biocultural.org.uk/). Ook Friese kunstenaars laten de afwisseling van het landschap volop doorklinken in hun werk. Zowel in muziek (Nynke Laverman, Sytze Pruiksma), theater (b.v. het Heidenskipse iepenloftspul 'De Kening Stjêrt') als poëzie gebaseerd op vogels en gebundeld in 'Oer de wjuk'. De landschappelijke verandering heeft niet alleen een ecologisch en economisch, maar volgens Loh zeer zeker ook een cultureel effect.
Planet. Vanuit de ecologische invalshoek 1. Dankzij intensief onderzoek weten we inmiddels veel over de manieren waarop een weidevogellandschap goed functioneert. Ook zijn veel betrokken boeren goed op de hoogte van wat wel/niet werkt voor ‘hun’ weidevogels. (Denk daarbij aan succesvolle resultaten bij b.v. Skriezekrite Idzegea, Skalsumer Natuerbehear of Natuurcoöperatie Baarderadeel). Ook wordt jaarlijks een weidevogelkennisdag georganiseerd. Desondanks beamen de kennisinstituten dat de opgedane kennis te weinig is verbonden met het totale agrarische systeem. Ook onderschrijven zij dat er nauwelijks samenwerking plaatsvindt tussen, aan de ene kant, de toegepaste kant van WUR/Dairy Campus en Van Hall en aan de andere kant het meer fundamenteel gedreven onderzoek vanuit de RUG. 2. Landelijke natuurbeschermingsorganisaties lijken onvoldoende bij machte om duidelijk te maken dat het met de weidevogels slecht gaat en daarvoor bij het grote publiek urgentie te creëren. Ook de samenwerking tussen natuurbeheersorganisaties als It Fryske Gea, Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en de Bond van Friese Vogelbeschermingswachten richt zich niet op het creëren van een breed draagvlak. Landelijke campagnes als 'Red de rijke Weide' van Vogelbescherming zetten het onderwerp wel op de kaart, maar leidden nog niet tot echte doorbraken. Het is opmerkelijk dat organisaties als het WNF, dat zich wereldwijd richt op de top-25 van bedreigde diersoorten, zich steeds sterker beginnen te maken voor de biodiversiteit in onze eigen achtertuin. Zie WNF agrarische visie vanaf pagina 25 “Wereldnatuur in Nederland http://www.wnf.nl/nl/wat_wnf_doet/thema_s/nederlandse_natuur/
3. Op het gebied van biodiversiteitsverlies heeft Europa nog niet een scherpe aanpak weten te creëren. Waarom zijn er geen werkende richtlijnen om de landbouw binnen de grenzen van gelijkblijvende of groeiende biodiversiteit te laten produceren? Er is nu geen sprake van level playing field. 4. Europese richtlijnen voor ‘rode lijsten’ blijken papieren tijgers als er onvoldoende op de regels wordt toegezien of wordt ingegrepen.
8
Profit. Vanuit de economische invalshoek 1. In 2016 wordt het agrarisch natuurbeheer opnieuw ingericht. Op dit moment wordt nagedacht over een nieuwe structuur in zogenaamde ‘collectieven’ waarbinnen straks gebiedsplannen moeten ontstaan. In die structuur gaat het nog niet over de (economische) randvoorwaarden om de gebiedsplannen ook succesvol te laten worden. Vooralsnog wordt primair over ecologische doelen gesproken, terwijl duidelijk mag zijn dat economische randvoorwaarden momenteel het succes zullen bepalen. 2. Succes van de gebiedsgerichte aanpak die de collectieven voorstaan valt alleen te behalen bij een integrale benadering. Boer, burger en landschaps- en natuurorganisaties zouden in gelijke mate betrokken moeten worden bij de totstandkoming van de collectieven. Op dit moment zijn de partijen in de nieuwe collectieven (i.o.) nog sterk zoekende naar een nieuwe balans. De kans is groot dat we de klassieke tegenstellingen tussen landbouw en natuur zo niet weten te doorbreken. Tegelijk is een innovatieve nieuwe benadering, inclusief andere samenwerkingsvormen, geen onderdeel van het proces. 3. Tot voorjaar 2015 is de melkproductie nog gelimiteerd. Na afschaffing van het melkquotumstelsel zullen alleen de beschikbaarheid van grond en de luchtkwaliteit (o.a. de uitstoot van CO2 en ammoniak) beperkende factoren zijn binnen de bedrijfsvoering van de boer. De zuivelcoöperaties verwachten een productiegroei van 20% die zal worden gerealiseerd op steeds minder beschikbare hectares boerengrond. Het onontkoombare gevolg is productiviteitsverhoging per hectare, die op zijn beurt zal leiden tot een spanningsveld met de ambitie om ook de biodiversiteit te stimuleren. Onderzoek heeft klip en klaar aangetoond dat de overlevingskans van weidevogels op productiegrond met een monocultuur van raaigras nihil is. Ook de aan het gemeenschappelijk landbouwbeleid gekoppelde vergroening blijkt uit recent onderzoek (juni 2014) slecht uit te pakken voor de biodiversiteit in het agrarisch gebied. Zie: http://www.wageningenur.nl/nl/nieuws/Science-groener-landbouwbeleid-helptbiodiversiteit-niet.htm
4. De bedrijfsfinanciering van boeren verandert. Tussen 2000 en 2013 is er meer vreemd vermogen in de agrarische bedrijven gekomen (hypotheek) en is de rol van het rendement alleen maar toegenomen. De eisen van financiers werden scherper. Daardoor worden boeren steeds meer ‘gedwongen’ om na de quotumperiode meer rendement uit hun hectares te halen. Door het vreemde vermogen worden hoge eisen aan het bedrijfsrendement gesteld waardoor indirect het belang van agrarisch natuurbeheer naar de achtergrond wordt gedrukt. Oorzaken daarvan zijn o.a. dat de agrarischnatuurbeheervergoedingen niet geïndexeerd zijn en het wegvallen van de quota de nog aanwezige productieruimte gaat innemen. Daarnaast is de uitbetaling van de natuurbeheervergoeding dusdanig traag dat dit leidt tot cashflow-problematiek.
9
5. Het is opmerkelijk dat er nog geen impactvolle nationale initiatieven zijn ontplooid rond dit deel van het Nederlandse landschap. Noch de boerencoöperaties (FrieslandCampina e.a.), noch de vertegenwoordigende organisaties (LTO, BoerenNatuur), de banken (RABO e.a.) of de overheden kijken actief naar alternatieven. Daarnaast zijn ook de natuurbeheerorganisaties voorzichtig in bemoeienis bij het agricultuurlandschap. Pas nu, na interventies vanuit onder andere burgerinitiatieven, lijkt dit thema op de agenda te komen. Vanuit de optiek van de burger lijkt de intrinsieke motivatie vanuit de klassieke zuivelpartijen niet erg groot. 6. Er bestaat een spanningsveld tussen enerzijds het stimuleren van de ‘dairy business’ in Fryslân voor onder andere de internationale markt en anderzijds het stimuleren van agrarisch natuurbeheer, dat meer gericht is op lokale en streekeigen productie. Hier maakt de overheid geen keuzes, laat deze grotendeels aan de markt over. Waarom stellen regionale, landelijke en Europese politiek geen randvoorwaarden aan deze intensievere manier van produceren? Waarom zijn mest en luchtkwaliteit wel issues en is biodiversiteit dat niet? 7. We zien een provinciale overheid die worstelt. Aan de ene kant zegt ze het allemaal niet meer te kunnen betalen (en ziet dat als reden om de verantwoordelijkheid door te schuiven naar de ‘mienskip’), aan de andere kant zoekt of maakt ze slechts moeizaam geld vrij om het de ‘mienskip’ mogelijk te maken naar innovatieve oplossingen te helpen zoeken. 8. We zien een provinciale Weidevogelnota die een papieren tijger dreigt te worden, simpelweg omdat er in de praktijk niet genoeg boeren zullen zijn die in de onderliggende systematiek mee kunnen of willen doen. Het risico is groot dat we het tij niet weten te keren. 9. We zien banken en boeren-accountants die zeggen dat het anders moet, maar tegelijkertijd 'it kin net oars' prediken. En we zien standsorganisaties die de deur voor meer samenwerking met 'mienskip' en maatschappelijke organisaties op een kier zetten, terwijl ze via een stevige lobby in Den Haag en Brussel het tegengestelde, als productiemaximalisatie, bewerkstelligen.
10