ECHR caselaw on article 10 and journalism

Page 1

Jurisprudentie EHRM omtrent de vrijheid van meningsuiting voor journalisten

1.

Inleiding

2.

Definitie journalist

3 3.1 3.1.1 3.2 3.2.1 3.3 3.3.1

Journalistieke vrijheden Vrijheid van nieuwsgaring Jurisprudentie EHRM Openbaarmaking geheime/vertrouwelijke informatie Jurisprudentie EHRM Bronbescherming Jurisprudentie EHRM

4.

Conclusie

Utrecht, 2 december 2007


1.

Inleiding

De laatste tijd bloeit de discussie omtrent de bronbescherming voor journalisten met dank aan Koen Voskuil weer hevig op.1 Dit verschoningsrecht is deel van het meer omvattende recht op vrijheid van nieuwsgaring dat toebehoort aan journalisten en in voorkomende gevallen aan elke burger opdat zij ongestoord informatie kunnen ontvangen en verzamelen. Het enige verdragsartikel waarin deze vrijheid van nieuwsgaring wordt genoemd is artikel 19 IVBPR waar het onderdeel uitmaakt van het ruimere recht op vrijheid van meningsuiting.2 Artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) heeft wel de ontvangstvrijheid, maar niet de garingsvrijheid opgenomen. Impliciet wordt deze echter wel door het artikel beschermd.3 In de hiernavolgende paragrafen zal ik middels de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) een overzicht geven van de journalistieke vrijheden en deze kort inkaderen aan de hand van de opvattingen hieromtrent in Nederland. Een uitvoerige weergave van alle relevante Nederlandse jurisprudentie zou te ver voeren: de nadruk ligt op de Europese jurisprudentie. Na een toelichting op het begrip journalist komen de vrijheden aan bod waar een journalist zich indien noodzakelijk op kan beroepen. Het recht dat journalisten hebben om hun publicatie vorm te geven door middel van bijvoorbeeld waardeoordelen en overdrijvingen dan wel provocaties, komt in deze paper slechts zijdelings aan bod. 2.

Definitie journalist

In Nederland is in tegenstelling tot bijvoorbeeld ItaliĂŤ of BelgiĂŤ geen wettelijke regeling opgenomen die 'de journalist' definieert en van de journalistiek een gesloten beroep maakt. Specifieke regelingen omtrent journalistieke werkzaamheden als het garen en doorgeven van informatie ontbreken eveneens. Het begrip 'journalist' moet dan ook ruim worden uitgelegd zodat bijvoorbeeld ook redactiemedewerkers hieronder vallen.4 Voor het verderop te noemen verschoningsrecht voor journalisten is de algemene opvatting dat wil men zich hierop beroepen, er sprake moet zijn van serieuze journalistiek. Dit is in lijn met de overwegingen van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in de zaak Jersild.5 De huidige mogelijkheden om door middel van persoonlijke websites en blogs een groot publiek te bereiken, maken dat het journalistieke vak langzaam vervaagt. In Nederland is de status van internetpublicisten nog niet duidelijk, maar in onder meer

1

Koen Voskuil is een Nederlandse journalist die in 2000 door de rechtbank Amsterdam werd gegijzeld wegens het niet vrijgeven van zijn bronnen. Op 20 november 2007 heeft het Europees Hof geoordeeld dat deze gijzeling ten onrechte is geschied. Zie ook 3.3.1. 2 Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten van 19 december 1966. Ook de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens van 10 december 1948 bevat in artikel 19 een bepaling van gelijke strekking omtrent het recht om inlichtingen en denkbeelden op te sporen. 3 Recommendation 854 (1979) of the Parliamentary Assembly of the Council of Europe van 1 februari 1979, via http://assembly.coe.int/Main.asp?link=/Documents/AdoptedText/ta79/EREC854.htm. 4 Recommendation No. R (2000) 7 of the Committee of Ministers van 8 maart 2000, via http://www.coe.fr/cm/ta/rec/2000/2000r7.htm. 5 EHRM 23 september 1994, NJ 1995, 387 (Jersild).


de Verenigde Staten en BelgiĂŤ zijn uitspraken geweest die erop duiden dat zij eenzelfde bescherming genieten als 'echte' journalisten.6 3.

Journalistieke vrijheden

In 2002 heeft Deuze onderzoek gedaan naar de rolperceptie van journalisten: welke taken beschouwen zij als belangrijk om hun werk naar behoren te kunnen uitvoeren.7 Uit genoemd onderzoek kwam naar voren dat journalisten undercover gaan, het gebruiken van politieke documenten zonder toestemming, mensen betalen voor informatie en het hanteren van een verborgen camera, geoorloofde methoden voor het verkrijgen van deze informatie achten. In de volgende paragrafen zal ik het juridische kader schetsen waarbinnen journalisten zich mogen bewegen en welke extra rechten hen toekomen ten opzichte van de doorsneeburger. 3.1

Vrijheid van nieuwsgaring

Garingsvrijheid is belangrijk voor iedereen die zich via woord en geschrift tot het publiek wil richten en daarvoor informatie wil verzamelen. Nieuwsgaring wordt wel omschreven als de activiteit van het verzamelen, openbaar maken en doorgeven van nieuws.8 In de Duitse Grondwet wordt in artikel 5 de omschrijving 'Jeder hat das Recht (...) sich aus allgemein zugänglichen Quellen ungehindert zu unterrichten' gebruikt. Het Nederlandse begrip vrijheid van nieuwsgaring werd in 1958 voor het eerst genoemd in een rapport met die titel, opgesteld door een commissie in opdracht van de Nederlandse journalistenfederatie.9 Uit artikel 10 EVRM omtrent de ontvangstvrijheid werd afgeleid dat journalisten een recht op vrije nieuwsgaring toekwam waaronder in het bijzonder mededelingen van de overheid aangaande nieuws dat vrij is voor onmiddellijke publicatie, aldus De Meij.10 De huidige consensus is dat artikel 10 EVRM wel ziet op de ontvangstvrijheid, maar stricto sensu niet tevens de verplichting tot het verstrekken van informatie behelst. Wel kan in de omschrijving van de ontvangstvrijheid gelezen worden dat de overheid zich dient te onthouden van inmenging gedurende het verzamelen en doorgeven van informatie uit openbaar toegankelijke bronnen.11 3.1.1 Jurisprudentie EHRM De belangrijke rol die de media is toebedeeld bij het bewerkstelligen van een open debat, blijkt uit meerdere uitspraken van het Europees Hof. Onder andere in de Sunday Times-zaak is overwogen dat het de taak van de media is "to impart information and ideas concerning matters of the public interest. Not only do the

6

Hof van Arbitrage 7 juni 2006, Mediaforum 2006 7/8 nr. 26 m. nt. W. Hins resp. Court of Appeal of the State of California, 26 mei 2006. 7 Deuze (2002), p. 136 ev. 8 Grosheide (2007), p. 245. 9 Rapport Vrijheid van Nieuwsgaring, De Journalist 15-11-1978, waarover B. de Goede, H. Th. J.F. van Maarsseveen (red.), Hoe openbaar wordt ons bestuur, Den Haag: VUGA 1969, p. 207-209 en hoofdstuk X. 10 De Meij 2000, p. 136. 11 Grosheide 2007, p. 251.


media have the task of imparting such information and ideas: the public also has a right to receive them".12 Dit uitgangspunt nam het Hof, verwijzend naar de publieke aandacht over in de zaak waarin een hoofdredacteur en journalist waren veroordeeld wegens het openbaren van belastinggegevens over het hoge inkomen van een Peugeot-topman.13 Deze vrijheid van nieuwsgaring komt overigens niet slechts een journalist, maar elke burger toe. Een ieder moet zonder overheidsbemoeienis kunnen kennisnemen van datgene wat openbaar gemaakt is. Een recht op openbaarmaking van niet openbaar beschikbare informatie bestaat niet en de overheid kan dan ook niet worden gedwongen deze informatie prijs te geven, aldus het Hof in de zaak Guerra.14 Zij komt hier tot dezelfde conclusie als eerder in de Leander- en Gaskin-zaken.15 3.2

Openbaarmaking geheime/vertrouwelijke informatie

Zoals hierboven reeds is aangegeven bedienen journalisten zich soms van methoden om informatie te verzamelen waarvan de rechtmatigheid niet op voorhand vaststaat. De Nederlandse Raad voor de Journalistiek stelde in haar gedragslijn reeds vast dat actieve medewerking aan een strafbaar feit verboden is en immer de afweging moet worden gemaakt tussen het publieke belang en de vertrouwelijkheid van de stukken. Deze lijn doortrekkende werd de journalist Hovius door de Hoge Raad niet ontslagen van rechtsvervolging, zoals hij had bepleit, maar veroordeeld nadat hij valsheid in geschrifte had gepleegd om misstanden bij het Bureau Rijvaardigheden aan te tonen.16 Eenzelfde gedachtengang ziet men bij de uitspraken van het Europees Hof. 3.2.1. Jurisprudentie EHRM Op Europees niveau is uitspraak gedaan in vergelijkbare zaken als hierboven genoemd. Hoewel bescherming van geheime informatie gerechtvaardigd kan zijn, is het niet eenvoudig om journalisten te veroordelen als zij deze vertrouwelijkheid niet respecteren. De rechtvaardiging van geheimhouding vloeit voort uit de verwijzing in artikel 10 lid 2 EVRM waarin dit toelaatbaar geacht wordt voorzover de beperking is voorzien bij wet en noodzakelijk in een democratische samenleving ter bescherming van de rechten van anderen dan wel ter voorkoming van verspreiding van vertrouwelijke informatie. Het Europees Hof heeft echter erkend dat journalisten een functie als 'public watchdog' hebben om de samenleving te informeren over en in de openbaarheid te brengen datgene wat anderen trachten te onttrekken aan de publieke discussie.17 De taak die de media vervullen om misstanden te onthullen draagt bij aan een beeld van de werkelijkheid dat nodig is voor de publieke opinievorming. Toetsing aan artikel 10 EVRM kan dan ook niet geschieden zonder een daadwerkelijke

12

EHRM 26 april 1979, NJ 1980, 146. (Sunday Times). EHRM 21 januari 1999, NJ 1999, 713 m. nt. E.J. Dommering (Fressoz en Roire). 14 EHRM 19 februari 1998, Mediaforum 1998-4, p. 120-124, m. nt. E.J. Dommering (Guerra). 15 EHRM 26 maart 1987, NJCM Bulletin 1988,148 (Leander/Zweden) en EHRM 7 juli 1989, NJ 1991, 659, m.nt. E.J. Dommering (Gaskin). 16 HR 27 juni 1995, NJ 1995, 711 (Hovius). 17 Onder meer EHRM 23 september 1994, NJ 1995, 387 (Jersild). 13


belangenafweging en het artikel moet waarborgen bieden waaronder de journalistiek haar belangrijke waakhondfunctie kan vervullen.18 Het Hof boog zich inmiddels vele malen over deze afweging van het publieke belang en dat van de overheid om gevoelige informatie geheim of vertrouwelijk te houden. In zijn noot bij de zaak Stoll schrijft Dommering dat het niet eenvoudig een lijn te ontdekken in de uitspraken van het Hof. De omstandigheden van het geval zijn vaak beslissend voor het uiteindelijke oordeel en haar afwegingen hangen onder meer af van de volgende factoren: heeft de overheid haar geheime, dan wel vertrouwelijke informatie voldoende beschermd, hoe zwaar weegt het algemeen belang om informatie te publiceren, is sprake geweest van actieve bevordering van schending van het ambtsgeheim en hoe zwaar was de opgelegde straf.19 We zien in eerdere arresten dat het Hof geen noodzaak aanwezig acht openbaarmaking te verbieden, indien de informatie reeds beschikbaar was gesteld op een andere wijze en daarmee haar vertrouwelijke karakter heeft verloren. In de zaak Weber was de bescherming van geheime informatie niet nodig in een democratische samenleving mede gelet op het belang van het maatschappelijk debat dat een rol speelde bij de openbaarmaking.20 In de Spycatcher-zaak werd het belang van de openbaarmaking van geheime dagboeken omtrent CIA-operaties afgewogen tegen de nationale veiligheid, waarbij eveneens rekening werd gehouden met de omstandigheid dat de informatie reeds tot het publieke domein behoorde.21 Hoewel het publicatieverbod van de Britse overheid in deze kwestie geen stand hield, trachtte de Nederlandse regering op eenzelfde wijze verspreiding tegen te gaan van een editie van het weekblad Bluf! In deze uitgave zou vertrouwelijke informatie gelekt door de Binnenlandse Veiligheidsdienst worden gepubliceerd. Aangezien het blad reeds in groten getale was uitgedeeld onder het Koninginnedag-publiek in Amsterdam en het rapport van de BVD inhoudelijk niet veel voorstelde, achtte het Hof een dergelijke beperking van artikel 10 EVRM niet toelaatbaar.22 In de arresten Fressoz en Roire resp. Dupuis kijkt het Hof naar de strafbaarheid van journalisten die gebruik maken van verduisterde overheidsinformatie, welke zij overigens niet actief hebben verkregen.23 Hun functie van ‘public watchdog’ maakte dat het ook in deze gevallen moeilijk te rechtvaardigen is dat deze journalisten werden bestraft. De overweging van het Hof luidde in beide zaken: ‘L’article 10 protège le droit des journalistes de communiquer sur de questions d’íntérêt général dès lors qu’ils s’expriment de bonne foi, sur la base de faits exacts et fournissent des informations ‘fiables et précises’ dans le respect de l’éthique journalistique’.24 Als beroepscodes worden nageleefd, is het Hof eerder bereid de journalist in het gelijk te 18

EHRM 25 juni 2002, Mediaforum 2002-10, p.326-328, m.nt. A.J. Nieuwenhuis (Colombani e.a. vs. France). 19

EHRM 25 april 2006, NJ 2007, 127 m. nt. E.J. Dommering (Stoll). EHRM 22 mei 1990, NJ 1992, 454, m.nt. E.J. Dommering (Weber). 21 EHRM 26 november 1991, NJ 1992, 457, m. nt. E.J. Dommering (Spycatcher). 22 EHRM 9 juni 1995, Mediaforum 1995-3, p. 30-34, m. nt. E.J. Dommering (Bluf!/Nederland). 23 EHRM 21 januari 1999, NJ 1999, 713 m. nt. E.J. Dommering (Fressoz en Roire) resp. EHRM 7 juni 2007, appl. 1914/02, Dupuis v. France. 24 Zie hierover de noot van A.W. Hins bij EHRM 5 juni 2007, NJCM-Bulletin 2008-1 (Gorishvili/Georgië) via http://www.ivir.nl/publicaties/hins/Annotatie_NJCM_%202008_1.pdf. 20


stellen. Een verwijzing naar de journalistieke ethiek zien we ook terug in het arrest Bladet Tromsø en Stensaas. Een Noorse krant had een kritisch artikel geplaatst dat gebaseerd was op een niet openbaar gemaakt overheidsrapport. Volgens het Hof handelde de krant niet in strijd met ethische normen door uit te gaan van de betrouwbaarheid van dit rapport omtrent de illegale zeehondenjacht. Het feit dat de krant zich baseerde op geheime overheidsinformatie is al evenmin een reden om bescherming van artikel 10 EVRM te ontzeggen. Van belang is ‘the vital public interest in ensuring an informed public debate over a matter of local and national as well as international interest’.25 Dit standpunt herhaalde zij in de zaken Colombani inzake een publicatie van Le Monde en Plon omtrent een boek met medische gegevens van president Mitterand: het maatschappelijk belang woog in beide gevallen zwaarder dan het recht op privacy.26 Twee belangrijke arresten uit 2006 waarin het Hof nogmaals de vrijheid van nieuwsgaring (als afweerrecht) schaart onder de bescherming van artikel 10 EVRM zijn Stoll en Damann.27 De journalist Stoll citeerde uit een vertrouwelijk politiek document over de opstelling die Zwitserland moet kiezen ten opzichte van de VS ten aanzien van schadevergoeding van holocaust slachtoffers. Damann schreef een artikel over een bankroof en kreeg vertrouwelijke informatie hieromtrent toegespeeld van een naïeve secretaresse. Een veroordeling van de journalist die gebruik maakte van deze fouten bij het ambtelijk apparaat kan niet worden bestempeld als een maatregel die bijdraagt aan een legitiem doel.28 De conclusies van het Hof in beide arresten wijken niet af van eerdere uitspraken, maar geven wel explicieter aan dat bij schending van een ambtsgeheim (diplomatiek verkeer) dat grote algemene belangen dient, een omzichtige belangenafweging behoort plaats te vinden. Zeker als de journalist geen bijzondere trucs toepast om informatie te garen, dient de Staat de schuld vooral bij zichzelf te leggen. Ook de hoogte van de nationale opgelegde sanctie wordt in de afweging betrokken. 3.3

Bronbescherming

De termen bronbescherming en journalistiek verschoningsrecht worden vaak door elkaar gebruikt. Beide termen doelen op het recht voor journalisten om de identiteit van hun bron te verhullen. In eerste instantie is bronbescherming een journalistieke code, hoewel journalisten zich ook in rechte erop kunnen beroepen.29 Nederland kent geen wettelijke regeling waarin dit recht is verankerd, maar de Hoge Raad heeft het verschoningsrecht inmiddels erkend.30 Voor de voorwaarden waaronder een journalist een beroep kan doen op dit recht, moet gekeken worden naar de jurisprudentie van het Europees Hof. 25

Voorhoof 2006a, p. 207. EHRM 25 juni 2002, Mediaforum 2002-10, p.326-328 m. nt. A.J. Nieuwenhuis (Colombani e.a. vs. France); EHRM 18 mei 2004, NJ 2005, 410 m. nt. E.J. Dommering (Plon). 27 EHRM 25 april 2006, NJ 2007, 126 en 127 m. nt. E.J. Dommering (Stoll/Zwitserland en Damann/Zwitserland). 28 Voorhoof 2006a, p. 213. 29 Artikel 6 ‘Code van Bordeaux’, Verklaring van de principes van het gedrag van journalisten. Internationale federatie van journalisten, 1954 en 1986 via http://virtmed.fcj.hvu.nl/doc/bordeauxnl.html. 30 HR 10 mei 1996, NJ 1996, 578 (Van den Biggelaar/Dohmen & Langenberg). 26


3.3.1 Jurisprudentie EHRM De eerder genoemde uitspraak van de Hoge Raad was in lijn met het in 1996 gewezen arrest van het Hof in de zaak Goodwin.31 De Engelse rechter beval tot in hoogste instantie de journalist Goodwin zijn anonieme bron ‘in the interest of justice’ te onthullen. Het Hof stelt eerst vast dat de bescherming van journalistieke bronnen een van de belangrijkste waarborgen vormt voor de persvrijheid. Zonder deze waarborg kan het publiek geen kennis nemen van essentiële informatie: de waakhondfunctie van de pers komt in het geding en een bevel tot onthulling heeft een ‘chilling effect’ op de persvrijheid. Indien bronnen niet beschermd zouden worden, zullen zij minder snel geneigd zijn informatie te verschaffen en blijven zaken van publiek belang wellicht onaangeroerd. Slechts indien sprake is van ‘an overriding requirement in the public interest’, kan een inbreuk op het recht van vrije nieuwsgaring, waaronder het belang van bronbescherming, worden gerechtvaardigd. Het bevel van de rechter werd dan ook na een zorgvuldige belangenafweging aangemerkt als een maatregel die niet noodzakelijk was in een democratische samenleving conform de toetsingscriteria van artikel 10 lid 2 EVRM. De overwegingen van het Hof in de zaak van Koen Voskuil volgen de lijn uitgezet in Goodwin en het Hof komt tot de conclusie dat er geen ‘overriding general interest’ aanwezig was dat de gijzeling kon rechtvaardigen.32 In latere zaken wordt dit recht om geen informatie omtrent de informant prijs te geven uitgebreid met het recht gevrijwaard te blijven van huiszoekingen en inbeslagnemingen, als op deze wijze wordt getracht de identiteit van de bron te achterhalen. Het Hof noemde in de Luxemburgse zaak Roemen en Schmitt dergelijke acties disproportioneel en een ernstigere inbreuk op de uitingsvrijheid dan het bevel de identiteit van een bron te onthullen.33 Ook indien geen sprake is van een bevel tot bekendmaking van een geheime bron, maar van overlegging van eigen redactioneel, journalistiek materiaal zoals televisiebeelden, kan deze maatregel niettemin onder de beperkingsgronden van artikel 10 EVRM vallen. Een bevel van die strekking kan namelijk eenzelfde ‘chilling effect’ veroorzaken op de journalistieke garingsvrijheid.34 De beslissing van het Hof in de Nordisk-zaak maakt duidelijk dat een dergelijk dwangbevel selectief moet zijn, de bronbescherming onverlet moet laten en sprake dient te zijn van het eerder genoemde zwaarwegende publieke belang. 35 Het niveau van bescherming is echter niet hetzelfde als bij bronbescherming.36 4.

Conclusie

Het Europees Hof heeft in haar uitspraken duidelijk naar voren gebracht dat bescherming van de journalistieke vrijheden bij haar hoog in het vaandel staat. De taak van de pers om het publiek te informeren wordt een dusdanig gewicht toegekend dat journalisten zeer sterk staan in zaken die het publieke belang betreffen. Voor de vorming van openbare meningen over de overheid wordt die functie van wezenlijk 31 32 33 34 35 36

EHRM 27 maart 1996, NJCM-Bulletin 1996-5, p. 73-74, m.nt. G.A.I. Schuijt (Goodwin). EHRM 22 november 2007, appl. 64752/01 (Voskuil/Netherlands). EHRM 25 februari 2003, EHRC 2003, 36 (Roemen en Schmitt). EHRM 8 december 2005, Mediaforum 2006-3, 76. (Nordisk Film & TV A/S vs. Denemarken) Korthals-Altes 2006, p. 145. Zie hieromtrent de noot van E.J. Dommering bij HR 2 september 2005, NJ 2006, 291 (Ravage).


belang geacht en deze bijzondere maatschappelijke functie bij de vrijheid om informatie te verzamelen en te verspreiden, maakt dat overheden zeer zorgvuldig te werk moeten gaan wil sprake zijn van een rechtmatige beperking van deze vrijheden. In de belangenafweging tussen het recht van de overheid op geheimhouding, dan wel afgifte van informatie en het recht van de journalist op vrijheid van nieuwsgaring, dan wel bescherming van informatie, blijkt vaak de balans door te slaan in het voordeel van de journalist. Mijns inziens is dat, zeker gelet op de zorgvuldig omschreven voorwaarden waaronder de afweging plaatsvindt, zeker geen slechte zaak!


Literatuurlijst Council of Europe 2007 Council of Europe, ‘Freedom of expression in Europe: case-law concerning article 10 of the European Convention on Human Rights’, Strasbourg: Council of Europe Publishing 2007. Deuze 2000 M. Deuze, 'National news cultures: a comparison of Dutch, German, British, Australian and U.S. journalists', Journalism Quarterly 79(1), p.134-149. Dommering 2000 E.J. Dommering e.a., 'Informatierecht. Fundamentele rechten voor de informatiesamenleving', Amsterdam: Otto Cramwinckel Uitgever 2000. Griffith 2007 D. Griffith, 'Vrijheid van nieuwsgaring', Mediaforum 2007-1, p. 10-12. Hins 2008 A.W. Hins, Persvrijheid en journalistieke ethiek, NJCM-Bulletin, jaargang 33, nummer 1, januari 2008. Korthals Altes 1989 W.F. Korthals Altes, 'Naar een journalistiek privilege. Voorstellen voor een journalistiek verschoningsrecht naar aanleiding van de Amerikaanse en Duitse rechtspraktijk' (diss. UvA), Amsterdam: Otto Cramwinckel Uitgever 1989. Korthals-Altes 1996 W.F. Korthals-Altes, Hof in Straatsburg kiest voor het journalistieke privilege, Mediaforum 1996-5, p. 73-74. Korthals-Altes 2006 W.F. Korthals-Altes, 'Journalistiek privilege ook voor anonieme claimbrieven?', NJB nr. 3, p. 144-146. De Meij 2000 J.M. de Meij, A.W. Hins, A.J. Nieuwenhuis, G.A.I. Schuijt, 'Uitingsvrijheid. De vrije informatiestroom in grondwettelijke perspectief', Amsterdam: Otto Cramwinckel Uitgever 2000. Nieuwenhuis 2006 A.J. Nieuwenhuis, 'Over de grens van de vrijheid van meningsuiting', Nijmegen: Ars Aequi Libri 2006. Schuijt 2006 G.A.I. Schuijt, 'Vrijheid van nieuwsgaring', Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2006.


Schuijt 2006a G.A.I. Schuijt, Kroniek van het Nederlandse mediarecht 2001-2006, Auteurs & Media, 2006-3, p. 238-256. Voorhoof 2006 D. Voorhoof, 'Europees Mensenrechthof in zaak Nordisk Film & TV tegen Denemarken: Rechter kan niet-uitgezonden televisiebeelden van interview met pedofiel opeisen', Mediaforum 2006-3, p. 65-67. Voorhoof 2006a D. Voorhoof, 'Journalist straffen voor schending beroepsgeheim strijdig met art. 10 EVRM', Mediaforum 2006-7/8, p. 206-213. Zรกborszky-van Boxtel 1996 C. Zรกborszky-van Boxtel, 'Hoge Raad erkent journalistiek verschoningsrecht', NJ BR 1996/9, p. 244-246. Zagers 2007 R. Zagers, 'Bronbescherming erkend en gekend? Over het regelen van het journalistieke verschoningsrecht bij wet', Mediaforum 2007-7/8, p. 218-222.


Jurisprudentielijst Europees Hof voor de Rechten van de Mens EHRM 26 april 1979, NJ 1980, 146 (Sunday Times) EHRM 22 mei 1990, NJ 1992, 29 (Weber) EHRM 26 november 1991, NJ 1992, 29 (Spycatcher) EHRM 23 september 1994, NJ 1995, 387 (Jersild) EHRM 9 juni 1995, Mediaforum 1995-3, p. 30-34 (Bluf!/Nederland) EHRM 27 maart 1996, NJCM-Bulletin 1996-5, p. 73-74 (Goodwin) EHRM 19 februari 1998, Mediaforum 1998-4, p. 120-124 (Guerra) EHRM 21 januari 1999, NJ 1999, 713 (Fressoz en Roire) EHRM 20 mei 1999, NJ 2001, 64 (Bladet Tromsø & Stensaas) EHRM 25 juni 2002, Mediaforum 2002-10, p.326-328 (Colombani e.a. vs. France) EHRM 25 februari 2003, EHRC 2003, 36 (Roemen en Schmitt) EHRM 18 mei 2004, NJ 2005, 410 (Plon) EHRM 15 juli 2003, NJ 2006, 290 (Ernst) EHRM 24 juni 2004, NJ 2005, 22 (Caroline von Hannover) EHRM 8 december 2005, Mediaforum 2006-3, 76 (Nordisk Film & TV A/S vs. Denemarken) EHRM 25 april 2006, NJ 2007, 126 (Dammann) EHRM 25 april 2006, NJ 2007, 127 (Stoll) EHRM 5 juni 2007, NJCM-Bulletin 2008-1 (Gorishvili/Georgië) EHRM 22 november 2007, appl. 64752/01 (Voskuil/Netherlands) Hoge Raad HR 11 november 1977, NJ 1978, 399 (KGB) HR 10 mei 1996, NJ 1996, 578 (Van den Biggelaar/Dohmen & Langenberg) HR 2 september 2005, NJ 2006, 291, (Ravage)


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.