Wie is het? Inspiratie in tien oefeningen over personages
Sandrine Lambert
2
Wie is het? Inspiratie in tien oefeningen over personages
 Sandrine Lambert
www.avondwoorden.be
3
4
“Elk verhaal staat of valt bij de keuze van het hoofdpersonage.” Zo wordt het gezegd. En wie er, tijdens het lezen, een beetje aandacht voor heeft, zal snel beamen dat het klopt. Een personage moet herkenbaar en geloofwaardig zijn, maar het moet ook genoeg conflict in zich hebben om een verhaal lang te blijven boeien. Vaak wordt aangeraden om je hoofdpersonage al volledig te overdenken, vóór je aan je verhaal begint. Hier volgen enkele oefeningen, die je zullen helpen om spanning en herkenbaarheid in een personage te krijgen.
5
6
INHOUDSTAFEL 1.
Sneeuwwitje in de mijn
p.8
2. Over een bakker die geen brood kan zien 3. Het afdelingshoofd is acrobate
p.14
4. DNA, chromosomen en genen
p.17
5. Post
p.20
6. Toen ik oma werd 7. Sluit ze op!
p.22
P.23
8. Een vreemde in je huis 9. Wat nu? 10.
Hallo?
p.25
P.26 P.27
7
p.11
1. Sneeuwwitje in de mijn Een personage maken op basis van een sprookjesfiguur In deze oefening vertrekken we vanuit sprookjesfiguren. Sprookjes zijn heel kort, waardoor zelfs vlakke
personages
stand
houden.
De
gekozen
sprookjesfiguren zijn meestal wel interessant, maar ook extreem. Toch kunnen ze een goede inspiratiebron zijn. In deze oefening gaan we interessante eigenschappen van sprookjes behouden, maar we gaan meer nuanceren, op die manier worden onze personages ronder en bruikbaar in langere verhalen.
Kies enkele sprookjesfiguren uit, bijvoorbeeld: Roodkapje, Sneeuwwitje, prins, heks Schrijf nu de meest opvallen eigenschappen van deze personages op: Roodkapje: lief, klein, vrolijk, na誰ef, rood kapje Sneeuwwitje: mooi, witte huid, sierlijk, lief, zorgend Prins: knap, sterk, dapper, wit paard Heks: lelijk, veel zwart, wratten, gemeen, toveren Vervang deze opvallende eigenschappen nu door tegengestelde: Roodkapje: gemeen, groot, nors, assertief, ros haar Sneeuwwitje: lelijk, getaande huid, lomp, lui Prins: lelijk, slap, laf, stinkende bok Heks: knap, veel wit, gave huid, lief, hard werken
hun
Stel nu zelf een personage samen op basis van beide soorten eigenschappen:
8
Roodkapje: groot, lief, humeurig, assertief, ros Sneeuwwitje: getaande huid, sierlijk, lui maar vriendelijk Prins: haakneus en onregelmatig gebit, dapper, slap, oud en trouw paard Heks: knap, veel zwart, werkt hard, gemene opflakkeringen Maak het personage voor jezelf nog meer af, zorg ervoor dat je hem of haar helemaal voor je ziet. En herschrijf eerst het sprookje met dit nieuwe personage. Als dit werkt, kan je overgaan tot een heel eigen verhaal.
9
Een voorbeeldje:
Bij valavond was haar straat mooier dan overdag. Dan leken de barsten in de gevel op draperieën en de uitpuilende vuilnisbakken op taarten met te veel fruit en slagroom. Uit de huizen kwam nog maar weinig geluid, af en toe een huilende baby, een sussende moeder of zacht gesnurk. En ze wist het, dat wat ze deed onveilig was, maar een kat kan je niet opsluiten. Ze had zeven broertjes te voeden, werkte daartoe hele dagen in een mijn, maar ’s avonds moest ze naar buiten, gewoon om te ademen. ‘Sneeuwwitje!’ Ze versnelde haar pas. In dit soort gepest had ze geen zin. ‘Sneeuwwitje, schoonheidskoningin!’ Dat ze niet mooi was, dat wist ze ook wel. Zo donker als de nacht en met een krom gewerkte rug. Een hand hield haar tegen. Een hoofd met een hoed. Het was geen jager, maar hij had een geweer. Zij zette het op een rennen. De ramen leken op ogen van monsters en de ratten op herten. Katten kan je niet opsluiten, maar gelukkig kunnen ze overal binnen. Ze zag een kier, kroop erin en bleef zitten.
10
2. Over een bakker die geen brood kan zien Bewust met tegenstellingen spelen
Maria is een doodgewone vrouw. Ze werkt als verpleegster in een Universitair Ziekenhuis. Ze werkt hard, is plichtsbewust, is daarnaast een goede moeder en een liefhebbende echtgenote. We starten ons verhaal, Maria doet alles wat ze moet doen, dus‌ het is een oersaai verhaal waarin niets gebeurt. In een ander scenario, is Maria net zo goed verpleegster. Maar bij het zien van een druppel bloed valt ze flauw of begint ze te hyperventileren. Dat maakt haar leven niet gemakkelijk, het heeft zelfs een weerslag op haar gezinsleven. Haar man lacht haar uit, waardoor ze in de armen van een knappe chirurg vlucht. Kortom, stof genoeg om een boek mee te vullen. Als Maria een probleem heeft dat haar toren doet wankelen, maar net niet doet omvallen, zal het verhaal genoeg spanning bevatten. Voor een schrijver is dat dankbaar.
Doe eens de volgende oefening:
11
-
Kies een vijftal beroepen, bijvoorbeeld: bakker, postbode, acteur, leraar, winkeljuffrouw
-
Schrijf bij ieder beroep een eigenschap die er niet bij past, iets dat zeker en vast voor problemen zal zorgen: * bakker: smetvrees * postbode: blind * acteur: stotteren * leraar: haat kinderen * winkeljuffrouw: kleptomaan
-
Kies er dan eentje uit, bijvoorbeeld: het winkelmeisje dat kleptomaan is.
-
Leef je in, probeer tot een zo volledig mogelijk beeld van deze persoon te komen: Het winkelmeisje is een studente (ze doet dit werk als studentenjob); naam: Margot; kort bruin haar, vriendelijk, best knap, fris voorkomen, draagt winkeluniform.
‘Dag mevrouw. Bedankt en tot de volgende keer!’ Met één hand wuift Margot, met de andere voelt ze nog eens aan het doosje dat ze op haar schoot liet vallen. ‘Heeft u bonnetjes of een klantenkaart?’ Machinaal neemt ze de bonnen aan, ze scheurt ze af op de stippellijn en legt elk deel in het juiste vakje. Ze scant een pak lange vingers en trekt het in één beweging door tot onder de kassa. Daar laat
12
ze de lange vingers en het doosje in haar grote, lederen handtas glijden. ‘Bedankt, en tot de volgende keer!’ Waarom ze dit doet? Ze weet het zelf niet. Het is niet alsof ze iets te kort komt of waarde hecht aan al die prullen. Lange vingers lust ze zelfs niet. Misschien doet ze het gewoon omdat het de enige manier is om die ellendige studentenjob een beetje spannend te houden.
13
3. Het afdelingshoofd is acrobate Een personage geloofwaardig maken
Kies één
van deze beknopte beschrijvingen van
personages uit en maak geloofwaardig. Hier probeer je je de persoon en zijn omgeving eerst gedetailleerd voor de geest te halen. Daarna bedenk je een actie die het toelaat om het meest typische van je personage te tonen.
Kies uit deze personages: -
Amanda: 28 jaar, toegewijde moeder, klust bij als escorte
-
Topsporter die zich ’s avonds als vrouw kleedt
-
Nellie, 63 jaar, heeft veertien katten en stapt morgen voor de vierde keer in het huwelijksbootje
-
Man van 42, houdt een dubbelleven gaande, woont afwisselend één maand bij zijn gezin in Zwitserland en één maand in België
-
Meisje
van
15
jaar,
blogt
onder
een
valse
identiteit, doet zichzelf voor als stripteaseuse -
Bankdirecteur
verkoopt
zijn
eigen
schilderijen
onder een schuilnaam voor fikse bedragen
14
-
Agnes, 16 jaar, heeft een relatie met Anton, 56 jaar
-
Acrobate van 48 jaar, stapt na een half leven in het circus, in het bedrijfsleven
Voorbeeld met acrobate: Ze weet precies hoe ze naar hem moet kijken. Het knikken van zijn knieën doet de grond bijna meetrillen. Grappig, vindt ze. Ze versterkt het boze in haar blik: de wenkbrauwen laag, één oog dichtgeknepen, haar hoofd lichtjes gekanteld. ‘Kan je me precies uitleggen hoe dat kwam?’ Ze ziet hem naar lucht happen, hoort hoe hij zijn keel schraapt, voelt hoe zijn lijf davert. Grappig! ‘Wel, dat kwam zo,’ probeert hij, ‘ik duwde één keer te veel op de knop, toen kwam er een blad teveel uit de machine…’ Dat ze nu één oog moet dichtknijpen, weet ze. Eerst sissen, dan bulderen. ‘Zo zo zo, dus jij… verspilt fotokopieën!’ ‘Het was een ongelukje, het spijt me zo.’ ‘Nog één keer en je bent ontslagen!’ Hoe hij bleek wegtrekt, ziet ze. Hoe hij dan even naar links zakt maar zijn evenwicht hervindt. ‘Uit mijn ogen!’ Hij vertrekt. Lorraine schudt het hoofd. ‘Mij zo opjagen, hoe durft hij?’ Soms doet die stress haar weer verlangen naar toen ze nog bij Fantastico werkte. Al bij haar eerste stap op de slappe koord was ze verplicht om alles te vergeten. Dan fixeerde ze zich op één punt. Een stap te veel en ze lag eraf. En toch had ze niet verwacht
15
dat het ook echt zou gebeuren. Het gebeurde. Circus is een harde wereld. Na haar revalidatie kwam ze hier terecht. Eerst onderaan de ladder, maar ze werkte zich op. Lorraine was het gewoon om te knokken. Te veel liefdadigheid zou haar niet verder helpen. En kijk nu! Haar kantoor lacht haar toe. Alles blinkt, alles staat exact waar het moet staan. Behalve… Beslist neemt ze de telefoon. ‘U spreekt met mevrouw Pichet, hoofd Waterwegen. Laat onmiddellijk de schoonmaakdienst naar mijn bureau komen.’
16
4. DNA, chromosomen en genen Het is perfect mogelijk om twee mensen te kruisen (op papier)
Denk aan twee sterk verschillende mensen uit je omgeving. Schrijf enkele opvallende eigenschappen van ieder op. Maak dan, aan de hand van deze eigenschappen, een fictief personage. Aarzel niet om er een dolle combinatie van te maken. Tegenstellingen zijn dankbaar in een verhaal.
Voorbeeld:
X: stipt, goed georganiseerd, honkvast, familiemens, klassieke schoonheid, klassieke stijl, uitbundig als het kan, meestal beheerst, sociaal Y: chaotisch, honkvast, charmant op haar eigen manier, excentriek, soms uitbundig, soms teruggetrokken (beiden meestal op het verkeerde moment), niet altijd sociaal Nieuw personage: chaotisch, huismus, klassieke schoonheid, excentrieke kledij, meestal stil, maar soms ook grof op het verkeerde moment Aanvulling hierop: doet onderzoek aan de universiteit, test nieuwe medicijnen uit op dieren, dat haar collega smoorverliefd op haar is, ontgaat haar, soms is ze ongewild grof tegen hem, ze staat buiten de groep, ze
17
schrikt mensen een beetje af, maar mannen mogen haar omwille van haar uiterlijk, 26 jaar; Naam: Zoë
Het stukje:
Hoe hun ruggen van rustig gebold, naar nog amper gekromd gingen, en hoe ze naar een hoek van de kooi schoten bij het aanraken van het deurtje. Al zag ze het meerdere keren per dag, echt gewoon kon ze het niet worden. Dit zijn mijn kinderen, dacht ze, en ze haten me. Voorzichtig legde ze haar vinger op één van de kale ruggen. Ze voelde hoe het beestje bibberde, maar smeerde er de smurrie toch op. Testen op ratten, het moest één van de minst glamoureuze jobs ter wereld zijn. Maar uitgerekend haar hadden ze opgedragen om het te doen. Ze had een thesis geschreven over het testen op dieren. De professor was tevreden, na haar studies mocht ze blijven. Zoë hield niet van verandering, dus was ze gebleven. Ze vond het een rotjob, maar meer moest er niet achter gezocht worden. ‘Kan ik je helpen?’ ‘Help!’ Zoë ademde weer zo goed als normaal, iets te snel wel. Ze had Ief niet horen binnenkomen. ‘Oké.’ Hij pakte het smeersel uit haar handen en wreef het ruw over de roze plekken. ‘Je doet ze pijn.’ Ief lachte, leek te denken dat het een grap was. Zij was verbaasd dat hij haar achterna kwam en hij leek verbaasd dat ze vertrokken was. ‘Jij zou het toch doen?’ vroeg ze. ‘Samen met jou.’
18
Omdat ze geen behoefte had om dat te doen, nam ze haar boek. Iemand duwde tegen haar stoel, excuseerde zich en duwde nog harder. Iemand vroeg zich hardop af of zij zich misschien te mooi voelde om met de anderen te eten. Iemand antwoordde dat ze inderdaad erg mooi was, en dat het niet nodig was om tegen haar stoel te duwen. Het was Ief. ZoĂŤ las verder.
19
5. Post Een brief aan een fictief personage
Schrijf een brief naar iemand die niet bestaat, bijvoorbeeld naar een sprookjesfiguur of een personage uit een boek dat je ooit las, of naar een zelf bedacht personage. Brief aan meisje met de rode schoentjes:
20
Hallo, Wij kennen elkaar van vroeger, maar dat is al zo lang geleden dat ik niet eens weet of je je me nog herinnert. Aan mij was niets bijzonders, ik hield me aan elke regel uit schrik dat er iets vreselijk zou gebeuren. Jij was anders, wat keek ik naar je op! Niet dat je een rebel was, het zat hem in kleine dingen: de sticker op je boekentas, je geurpennen en die sokken met een kanten boord. Ik durfde dat niet. Mijn boekentas was egaal bruin, mijn schoenen zwart. Iedereen droeg dezelfde zwarte schoenen, in een verschillende maat. De dag waarop je aankwam met die rode schoentjes was ik zo jaloers! En jij maar dansen, je was prachtig‌ Wat er daarna gebeurde, betreur ik. Het doet zoveel pijn om me nu voor te stellen hoe jij nu in een rolstoel zit. Het leven is oneerlijk, en het is daarom dat ik je daarna niet kwam bezoeken. Maar ik heb er spijt van. Begrijp je dat? Ik hoop van wel. Als je het me kan vergeven, wil ik graag weer contact, ik zou je vriendin willen zijn. Dat zou me zoveel plezier doen. Laat je me iets weten? Bedankt voor je antwoord en hopelijk tot gauw. Mijn beste groeten, Sandrine
21
6. Toen ik oma werd Je inleven in je oudere ik
Deze oefening is simpel. Beeld je in dat je een flink stuk ouder bent, leef je in en kijk terug op je leven.
Hier deed ik het even zelf:
Ik sta bovenaan de trap en wacht op mijn zoon. Hij zal me naar beneden helpen. Voetje voor voetje, met oneindig veel geduld. Alweer. Maar het is de laatste keer, morgen is het gedaan. Ze brengen me naar een home en ik zal me niet verzetten. Ik kijk naar de trap, als terugkijken op mijn leven. Was dit het nu? Mijn leven was een rivier, ik heb er nooit grip op gekregen. Altijd stroomde het water over deze trap. Er stroomden kinderen mee, boeken, vraagtekens en uitroeptekens. De rivier droogde langzaam uit en nu is er niets meer. Ik kijk naar de droge trap waar ik af moet. De laatste keer.
22
7. Sluit ze op! Twee totaal verschillende mensen opsluiten
Neem twee mensen uit je omgeving, die totaal verschillend zijn, in gedachten. Ze moeten elkaar in het echte leven niet kennen. Belangrijk is vooral dat ze een sterk verschillend karakter hebben. Sluit ze in gedachten op, bijvoorbeeld in een kantoor. Observeer en noteer hun reacties.
Voorbeeld van een zeer rustige man en een zenuwachtige vrouw, samen opgesloten in een kantoor:
Zijn rug, die eerst kaarsrecht was, zakt langzaam in. Als een smeltende kaars. Hoe zij rond hem cirkelt lijkt hij niet te zien. Zij is de mot die rond het licht vliegt. Als ze hem aanraakt, schrikt ze. ‘Waarom zit je daar zo?’ vraagt ze. Hij haalt zijn schouders op. ‘Waarom doe je niets?’ ‘We kunnen niets doen, we moeten wachten.’ ‘We zitten hier. In een lokaal zonder telefoon. Wij hebben geen telefoon! En we moeten wachten?’ Weer die schouders, als twee stompjes was. ‘We moeten wachten, want we hebben geen telefoon en hier is geen telefoon.’ ‘En als we verhongeren?’
23
Hij opent zijn rugzak, neemt er een brooddoos uit en biedt haar een boterham aan. Zij schudt het hoofd en gaat zitten. Opgebrand.
24
8. Een vreemde in je huis Bezoek in gedachte je eigen huis
Stel je voor dat je voor het eerst in je eigen huis bent. Je bent alleen. Kies zelf of je inbreekt of toestemming hebt. Wandel eventueel door de kamers en kijk welke indruk het huis op je maakt. Wat leid je af uit wat je ziet?
Ze vroegen me om twee hamsters en een schildpad te komen voederen. Ze gaven me een sleutel, en dat was dat. Ze leken zo onbezorgd. Nu sta in de hal en ik lijk het onbezorgde te voelen. Zouden ze echt wel weg zijn? Wie vertrekt er nu zonder het speelgoed op te ruimen? Ik hoor voetstappen en geluiden, ik vraag me af of het een grap was. Buiten schijnt de zon. Die stapt vrolijk naar binnen door de grote ramen, tikt op mijn schouder en wijst naar een kooitje. Op wat rommel en het kooitje na, staat er haast niets in deze ruimte. De vloer is geel, ik sta in een woestijn. Er klinken voetstappen in de woestijn – pas nu hoor ik dat het van de buren komt. Pas nu zie ik ook de schildpad. De zon rent naar buiten, maar alles blijft geel. Snel dien ik de aanbevolen dosering aan de dieren toe en ren naar buiten. De zon achterna.
25
9. Wat nu? Leg jezelf een groot en dringend probleem op.
Stel je voor dat je met iets zit, dat zo snel mogelijk opgelost moet worden. Hoe ga je er mee om?
Hoe langer ik hier lig, zinderend als een sidderaal, hoe meer het snurken naast me me op de zenuwen werkt. Wat bezielt me? Overdag val ik om van de slaap, maar ’s nachts houden mijn demonen me wakker. Het gevoel dat ik met open ogen in mijn ongeluk stap, is niet langer vol te houden. Nog zeven dagen, daarna kan ik niet meer terug. Misschien brengt het wel rust. Toen Jonas me ten huwelijk vroeg, was ik vooral op zoek naar rust. Ik dacht dat ik dat bij hem zou vinden en realiseerde me te weinig dat ikzelf de grote bron van onrust was. Nu is alles klaar: het feest, de lijst en mijn jurk. Alleen mijn hoofd moet nog bijdraaien. Of niet.
26
Hallo? Schrijf een telefoonmonoloog
Een medium dat in theater vaak gebruikt wordt om spanning op te roepen, is de telefoonmonoloog. Je hoort in feite maar één kant van een telefoongesprek, waardoor er spanning ontstaat. De rest moet de lezer zelf invullen. Op die manier kan veel
spanning
ontstaan. Het is een manier om impliciet je personage te tonen. Ook in verhalen kan je dit stijlmiddel gebruiken.
‘Hallo, met mij. Ik wou gewoon vragen of alles goed gaat.’ … ‘Ja, ja, ja. Dat dacht ik al. Ja!’ … ‘Nee? En het eerste flesje?’ …. ‘Oei… O nee! Ik kom onmiddellijk!’
27
Dit boekje werd gemaakt door: www.avondwoorden.be Had je er wat aan? Geef het door!
28