Verloren Onschuld? #2

Page 1

kaft

Verloren Onschuld? #2

een kunstproject van Wil Friesen



Verloren Onschuld? een kunstproject van Wil Friesen



Verloren Onschuld? een kunstproject van Wil Friesen gerealiseerd in 2012

# 2 Dom Columba Marmion


[ 04 ]

‘Maar zijn kameraden vinden hem te “meisjesachtig”. Zijn minzaamheid en zijn zachtheid ergert verscheidenen onder hen, die besloten hem te “ontbolsteren”, door hem op allerlei wijze uit te dagen, om hem tot vechten te dwingen. Maar dit ontgroenen, waaraan naturen als de zijne vooral blootgesteld zijn, is verloren moeite. Eens geeft een medeleerling zonder andere reden, dan die welke hierboven is aangegeven, hem een oorvijg. Deze slaagt evenmin. Als Jozef dit voorval aan Rosie vertelt, zegt hij, dat het hem al zijn iersch bloed gekost heeft, dit niet te beantwoorden, maar dat hij “zich ingehouden heeft om den goeden Jezus in Zijn Lijden na te volgen”; een woord, dat zeker verdiend vermeld te worden in een knaap van dertien jaren.’

opus citatus: Thibaut, R. Dom Columba Marmion Abt van Maredsous Abdij van Koningshoeven Tilburg 1932 p.12


[ 05 ]


[ 06 ]


[ 07 ]


[ 08 ]


‘Niet alleen is het berouw de bron der nederigheid, maar ook het beginsel van edelmoedigheid en versterving. Omtrent deze verkrijgt de jonge monnik op denzelfden dag een verlichting van boven: * Versterving. Overtuigd, dat mijn werken slechts voldoening geven en verdienstelijk zijn, zoover zij vereenigd zijn met de verdiensten van Jezus-Christus, volgt daaruit, dat mijn hoofddoel zijn moet, mij zoo nauw mogelijk met Jezus-Christus en met zijn lijden in al mijn handelingen te vereenigen, - en zoo is het van weinig belang waarmee ik mij stoffelijk bezig houd. Maar hoe deze vereeniging tot stand te brengen? De H. Benedictus zegt: “Wij nemen deel aan het Lijden des Heeren door geduld”. Dit zinnetje heeft mij veel licht gegeven omtrent het leven van den H. Benedictus. Ik voelde, dat dit leven heeft moeten zijn een bestaan van een groot en geheim lijden, omdat de H. Gregorius leert, dat deze heilige Wetgever niets heeft kunnen onderrichten, dan hetgeen hij zelf beoefende. “Patientia - sufferentia”.’

opus citatus: Thibaut, R. Dom Columba Marmion Abt van Maredsous Abdij van Koningshoeven Tilburg 1932 p.79

[ 09 ]


[ 10 ]


[ 11 ]


[ 12 ]

‘Naarmate de “verlichtingen” overvloediger worden in zijn ziel, doorschouwt dom Columba beter, bij den schijn van het goddelijk licht, de beletselen in hem zelf, die zich verzetten tegen de vereeniging met den Heer. En met die nederigheid, die het merkteeken harer oorspronkelijkheid draagt, spaart hij zich niet noch verschoont hij zijnen onvolmaaktheden. Dat is zeker, dat zielen, die zooals de zijne, zich in het goddelijk licht zien, streng over zich zelf oordeelen. Dat moeten wij bedenken, als wij de volgende regels lezen, geschreven in een onverbloemde taal op het einde der retraite van 1894 (september)’ 1. - Het eerste en, dunkt mij, het voornaamste beletsel tegen mijn vereeniging met God is, een gebrek aan volmaaktheid in de vervulling mijner dagelijksche plichten, zoowel wat betreft de intentie als de uitvoering. Ik heb meer het oog op mijn eigen voldoening dan op de vervulling van een plicht, en in de wijze waarop ik dien vervul, ben ik de slaaf van het gevoelen van dat oogenblik. 2. - De tweede is een buitengewone gevoeligheid, een brandende begeerte naar instemming en een te menschelijke vrees mijn oversten te mishagen, een overlegde toegeefelijkheid bij deze gedachte en voorstellingen. 3. - Een gebrek aan getrouwheid in mijne besluiten, zoodat ik de indeeling van mijn tijd meer regel naar mijn luimen dan naar plichtsgevoel.’ opus citatus: Thibaut, R. Dom Columba Marmion Abt van Maredsous Abdij van Koningshoeven Tilburg 1932 p.107-108


[ 13 ]


[ 14 ]


[ 15 ]


[ 16 ]


[ 17 ]


[ 18 ]

‘Zelfs bij de meest vastberadenen, schrikt de gevoeligheid soms terug bij het vooruitzicht van een onafgebroken gehoorzaamheid, wier greep het geheele leven omvat tot in de kleinste onderdeelen. Bij de heiligen, menschen van vleesch als wij allen, sidderde de natuur vóór de beproeving, maar bij hen beantwoordde de natuur aan de genade. Eens (in 1905) - zoo vertelt hij aan een zijner leerlingen - bevond hij zich in zijn cel voor zijn kruisbeeld. Hij ondervond groote moeilijkheden. Allerlei vrees voor de toekomst bestormde hem, en de gedachte rees bij hem, dat het wenschelijk wezen zou, dat de zaken zich op een bepaalde wijze schikten. Maar dadelijk opziende tot den Gekruisigde, zei hij: Neen, mijn God, liever zooals Gij wenscht!; “Ge moogt doen zooals ge wilt, richt uw leven in, en alles wat u betreft, zooals gij wenscht, neem uw pen, schrijf uw plannen op en ik zal ze onderteekenen”, dan zou ik Hem geantwoord hebben: “Neen, Heer Jezus, ik wil geen levensplannen hebben, ik wensch slechts het uwe, omdat dat goddelijk is. Gij zult mij leiden. Gij zijt voor mij de alpha en de omega, en ik geef mij geheel aan u over”.’ opus citatus: Thibaut, R. Dom Columba Marmion Abt van Maredsous Abdij van Koningshoeven Tilburg 1932 p.171


[ 19 ]


[ 20 ]


[ 21 ]


[ 22 ]


[ 23 ]


[ 24 ]


[ 25 ]


‘Aan een religieuse die door de beproeving overstelpt wordt: “Ik lijd, dierbare dochter, omdat gij lijdt, maar ik zou u niet van dit kruis willen loshechten, waarop gij uwen Bruidegrom vindt. Hij is voor ons een Sponsus sanguinis. Wees overtuigd, dat ik u niet verlaat door het gebed, en dikwijls plaats ik u iederen dag in zijn H. Hart”.’

[ 26 ]

Steeds is het toch op Christus, dat zijn zoo verlichte en zuivere liefde de gedachten en het hart zijner lijdende kinderen richt: alleen de vereeniging met Jezus is de bron van dien innerlijken vrede, dien hij hun vóór alles toewenscht. “Ik heb gisteren vernomen, dat gij zeer lijdend geweest zijt. Ik vraag het H. Hart van Jezus, uw lijden op zich te nemen en het tot het zijne te maken. Hij heeft gezegd: “Alles wat gij den minsten der mijnen doet, dat hebt gij Mij gedaan”. Want wij zijn Jezus’ ledematen en gij zijt een lijdend lid. Als de Vader u beschouwt, ziet Hij in u zijn gekruisigden Zoon. Uw toestand is een voortdurend gebed. Ik zal Jezus vragen, uw kwellingen en smarten zoo goed mogelijk met de zijne te vereenigen”.’

opus citatus: Thibaut, R. Dom Columba Marmion Abt van Maredsous Abdij van Koningshoeven Tilburg 1932 p.269


[ 27 ]


[ 28 ]


[ 29 ]


[ 30 ]


[ 31 ]


[ 32 ]

‘Eene slotzuster verneemt, dat hij op het punt staat naar Rome te vertrekken, waar hij waarschijnlijk door Pius X zal ontvangen worden: “O, hoe gelukkig zou zij zijn, als de abt van Maredsous zich gewaardigen wilde, voor haar aan Christus’ Stedehouder een “aandenken” te vragen... voor haar alleen. Het is zeker zeer vermetel, zulk een wensch te uiten, maar P. Columba zou dan een reeds lang gekoesterden en nog nooit vervulden droom verwezenlijken”. Dom Marmion belooft zijn best te doen. Hoewel hij gewichtige en talrijke zaken te behandelen had, vergat hij zijne belofte niet. Hij genoot de vreugde, zijn verzoek ingewilligd te zien, en onmiddellijk na zijn onderhoud met den Opperherder schrijft hij de zuster dit briefje: “Even een woordje om u te zeggen, dat ik heden een lange audiëntie bij den Paus gehad heb. De H. Vader was allerminzaamst, Hij heeft voor u eigenhandig op een kaart deze woorden geschreven: Deus te repleat omni benedictione. Pius PP. X. Deze zend ik u als bewijs van mijn diepe en zeer ware genegenheid in Christus. De woorden van den Opperherder zijn van Jezus Christus zelf, die u waarlijk met alle genade en zegen vervullen wil”. ’

opus citatus: Thibaut, Raymond Dom Columba Marmion Abt van Maredsous Abdij van Koningshoeven Tilburg 1932 p.446


[ 33 ]


[ 34 ]

‘De dorst om lief te hebben is een onafgebroken lijden’


[ 35 ]



Verloren Onschuld?

#2

vierlingsgbeek, mei 2012 fotografie: wil friesen Š 2012

vierlingsbeek

wil friesen

wilfriesenautonomefotografie www.wilfriesen.nl info@wilfriesen.nl tel +31(0)478631746


Dit boekje hoort bij het kunstobject ‘Verloren Onschuld? #2’. Het object is gemaakt van een exemplaar van het boek ‘Dom achterkan kaft Columba Marmion abt van Maredsous’, een uitgave uit 1932, geschreven door Dom Raymond Thibaut. Het is een uitvoerige levensbeschrijving van Dom Marmion, die onder meer van 1909 tot zijn dood in 1923 abt was van het Benediktijner klooster te Maredsous, België. Hij is ook de schrijver van een viertal werken waarin hij zijn geestelijke Conferenties heeft neergelegd. Oorspronkelijk van Ierse afkomst heeft hij zijn leven vanaf 1881 doorgebracht in België. Het object ‘Verloren Onschuld? #2’ maakt deel uit van een project waarin de vraag wordt onderzocht in hoeverre bepaalde religieuze fenomenen door de misstappen van het instituut en de veranderde maatschappelijke opvattingen zijn weggegleden naar het schimmige rijk van de verloren onschuld. Er is geen eenduidig antwoord op deze vraag gekomen. De tijdens zijn leven door Dom Marmion betoonde onbaatzuchtige godsvrucht blijkt al op zeer jonge leeftijd bij hem te zijn ontkiemd. Dom Marmion was een erudiet monnik die op een overtuigende manier de beproevingen van de gelovigen plaatste in het licht van het lijden van Christus. Het vraagteken blijft...!



Het object ‘Verloren Onschuld? #2’ vormt samen met dit boekje de verbeelding van een proces waarin oorspronkelijk onwankelbare fenomenen zich langzaam maar zeker hullen in een nevel van verloren onschuld. Het object is gemaakt van een oorspronkelijk exemplaar van het in 1932 uitgegeven boek ‘Dom Columba Marmion abt van Maredsous’ door Dom Raymond Thibaut.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.