PROLOOG
je hoort weleens verhalen over onheilspellende plekken, over huizen waarin het kwaad zich heeft genesteld na tragedies die zich daar hebben afgespeeld, over plaatsen waar dat kwaad is ontstaan. Er bestaan legendes over geheimzinnige geluiden die uit onbewoonde huizen komen, ijle stemmen en gejammer, meegevoerd door de wind. Het Ranuzzi-huis was zo’n plek. Het stond in een buitenwijk, met een stuk grond eromheen, en een volhangende granaatappelboom in de achtertuin. Maar er was al heel lang niemand meer om het fruit te plukken. Het Ranuzzi-huis was al meer dan twintig jaar onbewoond. De dorpsbewoners bleven er ver vandaan, en velen waren het verhaal over de eigenaar liever helemaal vergeten. In tegenstelling tot wat je hoort over onheilspellende huizen, kwam er uit het Ranuzzi-huis echter helemaal geen geluid. Er heerste een niet-aflatende, overweldigende stilte. En op sommige avonden was de mist zo dicht dat het huis erin werd opgeslokt. Alsof het nooit had bestaan. Men zegt weleens dat bijzonder gewelddadige gebeurtenissen onuitwisbare sporen achterlaten op de plek waar ze hebben plaatsgevonden. De spoken van het Ranuzzi-huis waren de teksten die op de muren van de kamers stonden. Teksten die obsessie uitschreeuwden. Teksten die de nachtmerries bevolkten van de paar mensen die er niet in waren geslaagd het verhaal van de Grote Boze Wolf te vergeten. Het monster met de bijl dat een hele familie in stukken had gehakt, de verpersoonlijking van het kwaad 7
die als een engel des doods naar de stad was gekomen, wie weet waarvandaan. Op sommige plekken strijkt het kwaad neer als een ongewenste gast. Als een stil roofdier. Als een spin in zijn web had het kwaad dat zich in het Ranuzzi-huis had genesteld, liggen wachten op zijn prooi. Tot vandaag.
8
1
Drie maanden voor het ontwaken de auto volgde langzaam het pad naar de villa. Hij hield halt naast een zwarte terreinwagen, het enige andere vervoermiddel op het kleine plaatsje. De jonge vrouw keek even om zich heen. Ze streek een pluk haar achter haar oor, waardoor een groot litteken op haar slaap zichtbaar werd. Ze bevond zich op een afgelegen plek, maar dat was niet de reden dat ze zich ongemakkelijk voelde. Ze pakte de dikke envelop van de passagiersstoel en merkte toen pas dat haar handen trilden. Haar hartslag was snel en onregelmatig. De vrouw met het litteken voelde iets kriebelen op haar voorhoofd. Ze reikte ernaar, bang dat het insecten waren. Ze stelde zich voor dat ze over haar gezicht krioelden, in haar ogen en oren kropen, door haar mond marcheerden en haar keel binnendrongen. Voorzichtig raakte ze de plek aan, maar het waren alleen maar ijskoude zweetdruppeltjes. Ze haalde een paar keer diep adem, zo diep mogelijk, maar haar hart leek op hol geslagen. Ze wist wat er ging gebeuren. Ze had dat beklemmende gevoel al zo vaak gehad. Het was het gevoel dat een paniekaanval aankondigde. De vrouw kreeg de neiging de motor weer te starten en ervandoor te gaan. Ze legde de envelop terug op de stoel en pakte hem weer op. Dat deed ze een paar keer, maar toen stopte ze ermee, liet zich tegen de rugleuning vallen en ramde met haar vuist op het stuur. Nee, ze zou er niet aan toegeven. Deze keer zou zij de sterkste zijn. 9
Met trillende handen haalde ze de hanger die om haar nek hing onder haar blouse vandaan. Het was een zilveren pillendoosje. Ze opende het, haalde er een wit pilletje uit en slikte het moeizaam door. Ze sloot haar ogen en kneep haar oogleden stevig dicht. Op een of andere manier slaagde ze erin haar ademhaling onder controle te krijgen. Ze wachtte nog een paar minuten en besloot uiteindelijk uit de auto te stappen. Terwijl ze naar de voordeur liep, probeerde ze zoveel mogelijk de modderplassen te ontwijken die na de recente regenbuien waren ontstaan. Ze veegde met haar kistjes een paar keer over deurmat om de modder van haar zolen te verwijderen. Ze drukte op het knopje van de intercom en wachtte, haar blik strak op de kleine camera erboven gericht, totdat een mannenstem haar uitnodigde binnen te komen. De vrouw met het litteken kwam in een kleine wachtruimte met scheuren in het pleisterwerk en een rij stoelen langs een van de muren, met tegenover haar een groen geverfde, gesloten deur. ‘Professor Mascarelli?’ riep ze. Toen ze geen antwoord kreeg, deed ze de deur open. Ze liep een vierkante, grote kamer in met een houten vloer en rijen planken vol met boeken. Dankzij het grote raam had je een prachtig uitzicht op de weelderige bomen rondom de villa. Midden in de kamer stond een bureau op een kleed dat er stoffig uitzag. Een gedrongen man kwam binnen door een schuifdeur aan de andere kant van de kamer. Hij was een jaar of zestig, had een kaalgeschoren hoofd en zulke bolle ogen dat hij eruitzag als een groot amfibie. Hij had een geruit overhemd aan en een verschoten spijkerbroek. ‘U bent vast Aurora Scalviati,’ zei hij met een wat gewichtig glimlachje. ‘Het spijt me dat ik u heb laten wachten, maar de mensen hebben meestal niet zo’n haast mij te ontmoeten.’ ‘Ik dacht dat ik duidelijk was geweest tijdens ons telefoongesprek. U mag me nooit bij de naam noemen,’ wees ze hem terecht. Nadenkend wreef de man over zijn kin. ‘O ja. Dat was ik vergeten,’ mompelde hij. Vervolgens schraapte hij zijn keel en probeerde een professionele, afstandelijke houding aan te nemen. ‘Hebt u uw medische dossier meegenomen?’ 10
De vrouw gaf hem de envelop. ‘Daar zit ook de vergoeding in die we hebben afgesproken.’ De man leegde de envelop, bekeek de inhoud vluchtig. Nadat hij het bundeltje papiergeld in zijn zak had gestopt, pakte hij er een paar met een paperclip bijeengehouden formulieren uit. ‘U hebt… uw naam uit de rapporten gewist?’ vroeg hij verbijsterd. ‘Volgens mij is dat uiteindelijk ook in uw belang,’ gaf de vrouw toe. ‘Mocht er iets misgaan, dan denk ik niet dat u zou willen dat ze mijn naam in verband brengen met die van u.’ ‘Of misschien juist andersom,’ stelde de man, ironisch. ‘Niemand mag weten dat ik hier ben geweest,’ vervolgde de vrouw. Ze deed zich zelfverzekerd voor, maar haar blik verraadde een vage, moeilijk te verhullen vertwijfeling. Haar onrustige ogen, met de diepe wallen eronder, dwaalden keer op keer onderzoekend door de kamer. ‘U ziet wat bleek,’ zei de man opeens. ‘Voelt u zich wel goed?’ ‘Als ik me goed voelde, zou ik hier niet zijn, toch?’ De man bromde wat binnensmonds. Vervolgens pakte hij een bril van het bureau en zette die op. Hij nam de inhoud van de papieren door. ‘U bent opgenomen geweest in een kliniek die gespecialiseerd is in dit soort klachten,’ prevelde hij. ‘Als die artsen uw probleem niet hebben kunnen verhelpen, waarom denkt u dan dat ik dat wel kan?’ ‘De farmacologische therapieën die ik heb gevolgd, hadden niet het gewenste resultaat. En de artsen waren van mening dat ect te riskant was.’ ‘Elektroconvulsietherapie. Dat klinkt een stuk geruststellender dan elektroshock, vindt u niet?’ ‘Ze denken dat het te gevaarlijk is vanwege mijn… algemene conditie.’ ‘U bent nogal ernstig gewond geraakt,’ stelde de man. ‘Mag ik vragen hoe dat is gebeurd?’ ‘Daar wil ik het niet over hebben.’ Er volgde een lange stilte, waarin de man een defensieve houding aannam. ‘U zit bij de politie, is het niet?’ ‘Het is ingewikkeld,’ antwoordde de vrouw alleen. ‘Mag ik vragen hoe u aan mijn naam bent gekomen?’ wilde hij weten. 11
Ze haalde lichtjes een schouder op. ‘In mijn positie is het niet zo moeilijk om aan bepaalde informatie te komen.’ De man zuchtte. ‘Ik neem aan dat u de mogelijke bijwerkingen van de behandeling al kent. Ze zullen u verteld hebben over de cardiovasculaire complicaties, de stuiptrekkingen, de stekende hoofdpijn en het mogelijke geheugenverlies.’ ‘Geheugenverlies zou niet zo erg zijn,’ stelde de vrouw bitter vast. De man hief zijn handen als teken van overgave. ‘Goed dan,’ verzuchtte hij. ‘Ik heb een kamer ingericht waarin u kunt bijkomen na de eerste sessie. Is er iemand op wie u kunt rekenen?’ De vrouw keek even verward om zich heen. ‘W-wat bedoelt u?’ Uit haar reactie maakte de man op hoe ongepast zijn vraag was geweest. Het was zo duidelijk, je hoefde alleen maar naar haar te kijken. Hij had nog nooit iemand ontmoet die zo alleen was als deze jonge vrouw. ‘Zelfs wanneer de verdoving is uitgewerkt, bent u absoluut niet in staat om auto te rijden,’ legde hij uit. ‘Hoe dacht u weer thuis te komen?’ ‘Geen verdoving,’ wierp ze tegen. ‘De dosis methohexital is heel laag, zodat een snel ontwaken na de behandeling gegarandeerd is.’ ‘Geen verdoving,’ herhaalde ze. ‘Ik móét de hele tijd bij mijn positieven blijven.’ ‘Oké,’ zei de man. Er werd tenslotte vaak beweerd dat mensen met een depressie zich schuldig voelden en dat ect hun behoefte om gestraft te worden bevredigde. Uit een lade pakte hij een blok met voorgedrukte formulieren. ‘Ik heb nog een van mijn receptenblokken uit de tijd dat ik mijn beroep uitoefende.’ Hij vulde drie recepten in, scheurde ze van het blok af en gaf ze aan de vrouw. ‘Het zou kunnen dat uw conditie tussen de sessies door verslechtert. Met deze medicijnen kunt u paniekaanvallen onder controle houden.’ ‘Vervalste recepten,’ was haar commentaar. ‘Ik denk niet dat u van plan bent me aan te geven.’ Ze nam de recepten aan en stopte ze in een binnenzak van haar jas. 12
‘Als u me wilt volgen.’ De man liep door een slecht verlichte gang, waar reproducties van beroemde kunstwerken uit de renaissance aan de muren hingen. De houten vloer kraakte bij elke stap die hij zette. ‘Wist u dat de eerste experimenten geïnspireerd waren op procedures die werden gebruikt in een slachthuis in Rome in de jaren dertig van de vorige eeuw? Ze schenen varkens te verdoven met elektrische schokken voordat ze geslacht werden. Een daad van mededogen met die arme beesten…’ ‘Ik ben hier niet gekomen om geschiedenisles te krijgen, professor.’ ‘Alstublieft, geen academische titel,’ zei de man afwerend. ‘Die stelt niets meer voor sinds ik ben geschrapt uit het register.’ Hij opende de deur van een spartaans ingerichte studio, met een medicijnkastje tegen een muur, naast een raam met dichte luiken. In het midden stond een bed met ernaast een infuus aan een standaard. Verder stond er een karretje met een computer, de elektrische apparatuur voor de ect en nog een paar medische apparaten. Er hing een zuurstofmasker aan een gasfles. Het licht kwam van een kaal peertje aan het plafond. ‘Hebt u medicijnen geslikt voordat u hier kwam?’ ‘Nee,’ loog de vrouw, terwijl ze haar jas ophing aan de kapstok bij de ingang. Nadat ze op het bed was gaan liggen, plaatste de man het zuurstofmasker over haar gezicht en opende de toevoer. ‘U moet hier een paar keer in ademen om het zuurstofniveau in uw lichaam te verhogen.’ Hij deed een stuwband om haar rechterdijbeen. Hij schoof de mouw van haar blouse omhoog en pakte een injectiespuit van het karretje. ‘Wat is dat voor spul?’ vroeg ze geschrokken. Vanwege het masker klonk haar stem gedempt. ‘Succinylcholine,’ antwoordde hij. ‘Een kalmerend middel. Het is bedoeld om spieractiviteit tegen te gaan, zodat het effect van de stuiptrekkingen gematigd wordt.’ ‘Een verlammend middel,’ verduidelijkte ze. ‘Maakt u zich geen zorgen, u blijft nog steeds de hele tijd bij. Het effect van de succinylcholine verdwijnt binnen enkele minuten. De 13
stuiptrekkingen duren tussen de dertig en negentig seconden, en ik moet u dit toedienen om te voorkomen dat u uw ribben of uw ruggengraat breekt. De stuwband dient om een deel van het lichaam te isoleren, zodat ik kan zien of er geen infarct plaatsvindt.’ Hij pauzeerde even. ‘Voordat we beginnen geef ik u uit voorzorg een injectie met een zuurstofoplossing, aangezien u niet in staat zult zijn zelf adem te halen.’ Nadat hij beide injecties had toegediend, wreef de man met een pluk watten over de slapen van de vrouw en bracht de elektroden aan. Vervolgens stopte hij een rubberen mondstuk tussen haar kiezen. ‘Dit is om te voorkomen dat u uw kiezen kapotmaakt of op uw tong bijt.’ Ten slotte pakte hij het handvat van de ect-machine vast. ‘Bent u klaar om te beginnen?’ De vrouw met het litteken knipperde met haar ogen als teken van instemming. De man draaide doortastend aan het handvat. Het lichaam van de vrouw schokte van de heftige stuipen, terwijl er een lading van 480 volt door haar hersenen ging. Haar ogen draaiden naar binnen. In haar hoofd explodeerden flarden van herinneringen, warrige flitsen van een andere tijd en een andere plek. Even was ze niet meer daar. Maar weer in het oude slachthuis, waar het allemaal was begonnen. Ze hoorde het gegil, gevolgd door de schoten. En alles werd donker.
14