De schreeuw van de bergen - Ibon Martín

Page 1


1 Maandag, 3 mei 2021 Jacobus de Jongere en Filippus, apostelen De concentrische cirkels zijn nog niet weggeëbd als er opnieuw een druppel in de stenen badkuip valt. Op dezelfde plek, met dezelfde pauze tussen twee druppels. Er zal er zo nog een vallen, en nog een. En zo dag en nacht, al duizenden jaren lang. De berg huilt en laat zijn koude levenssap ontsnappen via de stalactieten aan het plafond, om het bassin te vullen met leven en hoop. Arantza kijkt om zich heen. Ze ziet de treden die in het binnenste van de grot verdwijnen, de kapel van de profeet Elia en daarachter, onder de blote hemel, de afgrond die loodrecht naar beneden gaat tot aan het zwarte water van het stuwmeer van Jaturabe. Ze is alleen, er is verder niemand. Zij en de rots, zij en het water, zij en de lucht. De eenzame kraai die een paar meter verderop is gaan zitten en haar met zijn intelligente oogjes in de gaten houdt, stoort haar niet. Al haar aandacht richt zich weer op het stenen bad. Iets anders is er niet voor Arantza. Alleen dat magische water dat haar kan helpen haar voornemen waar te maken. Haar handen gaan naar haar buik en beloven haar dat het zal lukken. De jurk valt aan haar voeten, de lichte bries die door de grot waait, maakt dat ze zich getroost voelt. De berg zelf is bij haar, werkt met haar samen om ervoor te zorgen dat die buik een nieuw leven in zich zal laten groeien. Ze laat haar buik weer los, ze wil het water voelen. Het is koud, ijskoud. Maar dat geeft niet. Arantza denkt aan wat ze de afgelopen weken heeft gedaan. Ze is er niet trots op. Dat kan ook niet. Maar ze heeft er geen spijt van. 7


Ze is vastbesloten de prijs te betalen, hoe hoog die ook is. ‘Kom op,’ moedigt ze zichzelf zachtjes aan. Ze stapt er met één been in, daarna met het andere, en al snel zit ze op haar knieën in het water. De snijdende kou zet zich vast in haar lichaam, dringt door tot in elke centimeter van haar wezen, van haar tenen tot aan haar navel. Het bad vraagt dit offer van haar zoals het dat al van talloze andere vrouwen heeft gevraagd die op zoek gingen naar de vruchtbaarheid die hun lichaam hun niet gaf. Ze is bang dat het niet genoeg zal zijn, Arantza wil zo ver mogelijk gaan. Hoe dieper ze zich onderdompelt in dat duizenden jaren oude water, hoe groter de kans dat haar verlangen vervuld wordt. Ze telt in gedachten tot drie, ademt diep in en buigt zich voorover. Het eerste deel van haar lichaam dat het water raakt zijn haar borsten. Ze worden meteen gevangen in een priemende kou, een streling zonder zachtheid. Vervolgens verdwijnen haar schouders onder water. Er gaat een siddering door haar hele lichaam, dat probeert een foetushouding aan te nemen. Als laatste verdwijnt haar gezicht onder water. Haar neus laat langzaam maar zeker de lucht uit haar longen vrij, haar gedachten zijn tot stilstand gekomen en haar handen blijven op haar buik, die ze zo graag met leven wil vullen. Het raspende geluid van de kraai dringt gedempt door het wateroppervlak tot haar door. Hij krast, een, twee, drie keer. Doof voor die waarschuwing probeert Arantza zich te concentreren op de luchtbellen die ze langs haar wangen voelt opstijgen. Zij vormen de navelstreng die haar met het leven verbindt, vanuit deze stenen baarmoeder waarin ze probeert zo lang mogelijk te blijven zitten. Nog even volhouden, nog even! Als het je niet lukt, komt dat doordat je niet genoeg je best doet, spreekt ze zichzelf in gedachten streng toe. Er gaan seconden voorbij, minuten… Ademgebrek doet haar duizelen, maar ze houdt nog even vol. Pas als de laatste zuurstofdeeltjes haar lichaam hebben verlaten en haar longen wanhopig schreeuwen om een nieuwe hap lucht, staat ze zichzelf toe overeind te komen. 8


Haar blik is nog wazig als ze het water van zich afschudt. Dan merkt ze iets op dat haar doet verstijven. Ze ziet een schaduw naast zich, zo dichtbij dat ze hem zou kunnen aanraken als ze haar arm uitstrekte. Haar aanvankelijke wantrouwen verandert in vreugde als de gelaatstrekken zich aftekenen. Die blik is overduidelijk. Dat haar, die glimlach… Hij is het. Hij is uit de hemel neergedaald om haar te schenken waar ze zo vreselijk naar heeft verlangd. Vandaag heeft ze het eindelijk goed gedaan. ‘Dank u,’ prevelt Arantza, die de tranen in haar ogen voelt branden. Al die tijd dat ze maar voor één ding heeft geleefd: moeder worden, en eindelijk zijn haar gebeden verhoord. De bezoeker reageert niet. Hij komt alleen steeds dichterbij zonder dat er ook maar iets verandert aan zijn serene gezichtsuitdrukking. Arantza huilt van geluk als die handen haar bij haar hals pakken en opnieuw onder water duwen. Wees gegroet, Maria, vol van genade… Ze biedt geen weerstand, zelfs niet als haar lichaam stuiptrekt en haar dwingt om adem te halen. De Heer is met U… Ze zal niet falen, deze keer gaat het haar lukken. Gij zijt de gezegende onder de vrouwen… Ze voelt hoe het water haar neusgaten binnendringt en zich een weg baant naar haar longen, en die doet vollopen. En gezegend is Jezus, de vrucht van Uw schoot… Voor het eerst sinds ze met het ritueel is begonnen voelt ze een enorme warmte in haar borst. Bid voor ons, zondaars… Ze heeft nooit eerder een dergelijk gevoel van vervulling ervaren. Nu en in het uur van onze dood… De spanning in haar spieren ebt weg terwijl haar bewustzijn langzaam wegglijdt naar een onbekende dimensie. Amen.

9


2 Maandag, 3 mei 2021 Jacobus de Jongere en Filippus, apostelen ‘Shitzooi,’ moppert Cestero. De enige reactie van Aitor is een zucht. ‘Ik ben bij de politie gegaan om mensen te helpen, niet om hun dag te verpesten,’ zegt de inspecteur nadrukkelijk. Ze hebben net de patrouillewagen stilgezet, midden op de stoep langs de boulevard. De tientallen mensen die bij de balustrade zitten, draaien hun hoofd hun kant op. Op de gezichten staat ergernis te lezen. Op allemaal. En op sommige komt daar nog iets van provocatie bij, van minachting zelfs. ‘Zullen we gaan?’ vraagt Aitor terwijl hij het portier aan de bijrijderskant opendoet. Cestero checkt haar uniform. Alles zit op zijn plek, ook het reglementaire vuurwapen, de handboeien en de wapenstok… Als laatste zet ze haar pet op. Dan stapt ze uit. De zeelucht, zwaar van jodium, probeert door haar mondkapje binnen te dringen. Er waait een zwakke bries die er niet in slaagt de zonnestralen die loodrecht uit de wolkeloze hemel komen af te koelen. Het is ideaal weer om van die vroege middaguren op een maandag begin mei te genieten. De surfers die daarbeneden bij het strand van Zurriola de golven bedwingen lijken onoverwinnelijk, hoewel de inspecteur liever zou ruilen met een van de vele mensen die op het muurtje zitten dat de boulevard van het strand scheidt. Groepjes jongeren van de nabijgelegen middelbare school, in zichzelf gekeerde lezers, werkenden met hun pakje brood en zelfs hier en daar een stelletje dat elkaar kust met de passie van die eerste keren… ‘Vertel jij me maar wat we hier doen,’ mompelt ze terwijl ze erlangs lopen om zichtbaar te zijn. ‘Kom op, Ane, we moeten ervoor zorgen dat mensen zich aan de regels houden. Dat is ons werk,’ antwoordt Aitor berustend. 10


Cestero blijft staan bij een groepje minderjarige jongens en meisjes. De dans begint. ‘Waar is je mondkapje?’ vraagt ze aan een van hen. De jongen kijkt haar uitdagend aan. Het duurt maar heel even, zo lang als hij nodig heeft om te beseffen dat hij zo met een boete op zak naar huis kan worden gestuurd. ‘Ik was aan het eten,’ verdedigt hij zich terwijl hij de verpakking van een broodje laat zien. ‘Je moet het opzetten.’ ‘En hoe moet ik dan eten?’ Cestero slikt. Elke dag hetzelfde verhaal. Wanneer zijn die vervloekte coronamaatregelen eindelijk eens voorbij? Testen, mondkapjes, afstand houden… Maatregelen die van week tot week veranderen, van uitbraak tot uitbraak, en die het onbehagen van een bevolking die het zat is en die eindelijk wel eens wil weten wanneer ze hun gewone leven weer terugkrijgen nog vergroten. ‘Om te eten mag je hem afzetten, maar als je klaar bent, zet je hem weer op,’ komt Aitor op scherpe toon tussenbeide. Het geïrriteerde gebaar van de jongen terwijl hij zijn mondkapje weer opzet gaat gepaard met gelach van zijn vrienden, dat luider wordt wanneer de agenten van de Ertzaintza, de Baskische politie, zich omdraaien om hun weg te vervolgen. Hier en daar een spottende blik of een grof gebaar, zoals gewoonlijk. Je kunt maar beter net doen alsof je het niet hoort. Als ze andere groepjes naderen, komen als bij toverslag de mondkapjes te voorschijn. Een uniform doet wonderen. En dat is maar goed ook. Ze zijn niet hier in Gros, die verre uithoek van San Sebastian, om de confrontatie met de burgers aan te gaan, maar om te zorgen dat de maatregelen die door de autoriteiten zijn afgekondigd worden nageleefd. ‘Er zijn wel veel mensen, hè?’ Cestero knikt. Het zijn er niet alleen veel, het zijn er te veel. Tja, op zo’n mooie dag… Toch weet ze wat Aitors opmerking betekent. Ze zou moeten ingrijpen, maar daar moet ze niet aan denken. In plaats daarvan loopt ze naar een groepje twintigplussers. 11


‘Weet je dat je je sigaret op ten minste twee meter afstand van de anderen moet roken, de verplichte afstand in Spanje?’ Het meisje met de sigaret in haar hand trekt een verbaasd gezicht. Ze doet alsof, natuurlijk weet ze wat de regels zijn. Iedereen heeft het vandaag de dag over de coronaregels. ‘Dat wist ik niet.’ ‘Dan weet je het nu,’ zegt Cestero kordaat. ‘En hoe zit het met jullie mondkapjes?’ vraagt Aitor terwijl hij naar haar vriendinnen wijst. ‘We zaten te drinken,’ zegt een van hen terwijl ze naar een bierblikje wijst. De inspecteur bijt op haar lip. Als ze niet aan het werk was, maar op stap met haar vriendinnen, zou ze hetzelfde doen. ‘Het is verboden alcohol te drinken op straat,’ zegt ze met weinig overtuiging. Het meisje snuift terwijl ze haar mondkapje uit haar zak haalt. Er zit verwijt in haar blik, maar ze besluit niet in discussie te gaan. ‘Drink het snel op,’ zegt Cestero toegeeflijk. Ze wandelen verder. Nadat ze een paar meisjes tot de orde hebben geroepen die zaten te eten zonder de afstandsregels in acht te nemen, moeten ze anderen, die de maximale groepsgrootte overschrijden, het bevel geven zich te verspreiden… Als ze teruglopen naar de patrouillewagen kijkt geen van de twee agenten van de Ertzaintza achterom. ‘Dit is belachelijk,’ beklaagt de inspecteur zich. Aitor reageert niet. Dat is niet nodig. ‘Je mobieltje gaat,’ waarschuwt hij terwijl hij naar Cestero’s broekzak wijst. ‘Wat een gehoor heb jij,’ zegt de inspecteur, maar dan trekt ze een geïrriteerd gezicht. ‘Het is de baas… Met inspecteur Cestero.’ De stem aan de andere kant verspilt geen tijd aan begroetingen. ‘Er heeft een buurtbewoner gebeld om te klagen. Hij zegt dat de muur van Sagües wel de Gran Vía in Madrid lijkt tijdens de kerstperiode.’ ‘Er zijn wel mensen, ja’ bevestigt Cestero terwijl ze inwendig de verrader vervloekt. Ze is al die amateuragenten spuugzat. 12


‘Worden de aantallen overschreden?’ De inspecteur laat haar blik langs de balustrade glijden. Alle mensen die ze hadden gewaarschuwd zijn weer in hun oude gedrag vervallen en zijn de aanwezigheid van de politie vergeten. Er zijn handen die sigaretten vasthouden, mondkapjes die onder neuzen hangen en dan hebben we het nog niet over afstand houden. ‘Waarschijnlijk wel.’ ‘Daar kan ik niks mee. Ja of nee. Straks gaan er video’s rond en krijgen wij de wind van voren.’ ‘Ik zou zeggen van wel,’ erkent Cestero. ‘Zet het gebied af.’ Ane voelt de spanning in haar kaken. Zij wilde moordenaars oppakken, strijden tegen vrouwenmishandeling, zegt ze tegen zichzelf terwijl ze met haar linkerhand over de penning strijkt die bewijst dat ze een agent van de Ertzaintza is. Wat een verspilling om die te gebruiken om een paar pubers naar huis te sturen omdat ze een broodje eten in de frisse lucht. ‘En wat doen we met de mensen? Jagen we ze weg met de wapenstok? Ze zitten alleen maar in de zon een beet­je frisse lucht op te snuiven!’ zegt ze kortaf. ‘Zet onmiddellijk het gebied af. Ik wil niet dat sociale media straks vol staan met foto’s van samenscholingen op plekken die door ons in de gaten moeten worden gehouden,’ tettert het in haar oor, waarna het hoofd van de operatie het gesprek afbreekt. ‘Wat een waanzin,’ klaagt Aitor, die wel kan raden welk bevel ze hebben gekregen. ‘Ik zweer je dat ik op het punt sta om dit werk vaarwel te zeggen en hier bij hen te gaan zitten om biertjes te drinken en jointjes te roken. Ik ben het allemaal zo zat,’ besluit Cestero voordat ze de megafoon van de patrouillewagen aanzet. ’Attentie, vanwege het overschrijden van het maximale aantal aanwezigen gaan we over tot de ontruiming van het gebied. We verzoeken u dit gebied direct te verlaten.’ In eerste instantie geeft niemand een krimp. Pas na herhaling van het bevel met verwijzing naar de gevolgen van ongehoorzaamheid beginnen een paar groepjes zich terug te trekken. 13


Er zijn wat kreten te horen. ‘Fascisten.’ Welja, waarom niet. ‘Dit is het moment waarop een of andere idioot een fles naar ons hoofd gooit en we om versterking moeten vragen,’ moppert Aitor. Cestero zet de megafoon weer aan. Ze wil een ultimatum stellen, maar ze krijgt daar de kans niet voor. Haar telefoon gaat weer. De hoogste baas wil zich er vast van verzekeren dat de ontruiming gaande is. ‘We zijn er verdomme mee bezig,’ zegt Cestero als ze de telefoon opneemt. ‘Wat zeg je, Ane? Waar heb je het over?’ antwoordt de beller. De inspecteur kijkt op haar telefoon en stelt vast dat het deze keer niet het hoofd van de operatie is. Het is Madrazo, de hoofdinspecteur die leidinggeeft aan de Eenheid Zware Misdrijven, waarvoor ze werkte totdat de pandemie losbrak en het hele organisatieschema van de Ertzaintza ontplofte. ‘Sorry, we zijn net de muur van Sagües aan het ontruimen.’ ‘Wat zeg je… Wat een waanzin… Zijn jullie met veel?’ ‘Aitor en ik. Het is een wonder als ze ons niet met een regen van stenen verjagen.’ ‘Jullie zullen het moeten afblazen,’ zegt Madrazo. ‘Er is werk aan de winkel voor de Eenheid Zware Misdrijven.’

14


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.