Preview - Amba of de kleur van rood - Laksmi Pamuntjak

Page 1

ONTMOET LAKSMI PAMUNTJAK TIJDENS HAAR BEZOEK AAN NEDERLAND

Read My World

1 t/m 3 oktober 2015 Amsterdam www.readmyworld.nl

W W W. X AN D ER UI TGEVER S .N L

Writers Unlimited

5 oktober 2015 Den Haag www.writersunlimited.nl


‘Een kundige reflectie.’ – The New York Times ‘Pamuntjak brengt met een enorme passie een vergeten tijdperk tot leven. Betoverend.’ – The Friday Times ‘Met deze roman laat Pamuntjak zien dat ze een van de meest erudiete schrijvers van Indonesië is.’ – The Jakarta Globe ‘Belangrijk voor eenieder die deze uitgestrekte eilandengroep beter wil begrijpen.’ – TIME ‘Aangrijpend. Een must-have roman.’ – Femina Magazine ‘Pamuntjaks combinatie van poëzie en proza reikt tot grote hoogten.’ – Tempo

Laksmi Pamuntjak (1971) is een Indonesisch dichter, schrijver en foodcriticus. Ze brak in 2005 internationaal door met haar eerste dichtbundel Ellipsis, die door de Herald UK werd uitgeroepen tot een van de beste boeken van het jaar. Haar gedichten en korte verhalen zijn in verschillende internationale media gepubliceerd. Met Amba of de kleur van rood breekt ze internationaal door in onder meer Duitsland, Engeland en de Verenigde Staten.


Voorpublicatie Ambo 1-20_Opmaak 1 15-09-15 15:26 Pagina 1

Laksmi Pamuntjak

Amba of de kleur van rood fragment

Vertaald door Jan Pieter van der Sterre en Reintje Ghoos


Voorpublicatie Ambo 1-20_Opmaak 1 15-09-15 15:26 Pagina 2

De Molukken liggen in de Indonesische archipel ten oosten van Sulawesi (Celebes) en ten westen van Papoea. Buru is het op twee na grootste eiland van de Molukken. Het bestaat voor een groot deel uit bergachtig gebied. Op de vlakke kust wonen de meesten van de 162.000 inwoners. In 1950 werd Buru, dat rijk is aan teak, sago, kruidnagel en theeboomolie, een deel van het onafhankelijke Indonesië. De bevolking is gelijkelijk verdeeld in soennieten en christenen – zo’n veertig procent elk. De rest beoefent nog steeds traditionele godsdienstvormen. Ongeveer een derde van de eilandbewoners is inheems. Tijdens de regering van president Soeharto (1965-1998) bevond zich op het eiland een grote strafkolonie, waar ruim 12.000 vermeende communisten en sympathisanten van de Communistische Partij meer dan tien jaar werden vastgehouden zonder formeel te zijn aangeklaagd of berecht. Honderden gevangenen kwamen om, een deel werd vermoord. Hoewel de gevangenen tussen 1978 en 1979 officieel werden vrijgelaten, kozen velen ervoor op Buru te blijven. Sindsdien is het eiland een symbool van de repressieve ‘Nieuwe Orde’-politiek van president Soeharto.


Voorpublicatie Ambo 1-20_Opmaak 1 15-09-15 15:26 Pagina 3

NACHTSCHADE

Voorbij het eiland Buru is de zee diep en moederlijk: de zee weet wat wachten is. Op de groene velden landinwaarts hangen ’s ochtends aan de grassprieten dauwdruppels als glazen waaiers en de wind blijft een fractie langer zweven, alsof hij op een geheim hoopt te stuiten, of om te vinden wat er na de regen naar de oppervlakte komt. Maar de velden zwijgen. Wat door het daglicht wordt versluierd zal door de nacht worden onthuld. Maar nu en dan gebeurt er op dit eiland iets dat zo uniek en bijzonder is dat mensen er alleen fluisterend over kunnen praten. Dat geldt voor het verhaal van Amba en Bhisma. Het is zoet en dodelijk, als de nachtschade.

Drie dagen geleden, ergens in maart 2006, werden er twee vrouwen naar het ziekenhuis van Waeapo gebracht. De eerste vrouw kwam uit Jakarta – blijkens haar identiteitskaart in haar portefeuille – en heette Amba Kinanti Eilers. Schijnbaar was ze met een buitenlandse man getrouwd en had ze zijn familienaam aangenomen. Op haar identiteitskaart stond ook dat ze tweeenzestig jaar was. Ze was aangevallen door de andere vrouw en verkeerde buiten bewustzijn. De andere vrouw bleek Mukaburung te zijn, de geadopteerde dochter van het opperhoofd van Kepala Air in Waeapo. Naar verluidt had Mukaburung zich tijdens het gebeuren ook zelf pijn gedaan, maar daarover waren de details minder duidelijk. Ze bleef in elk geval een paar dagen in hetzelfde ziekenhuis voordat ze naar haar dorp werd teruggebracht. Pa3


Voorpublicatie Ambo 1-20_Opmaak 1 15-09-15 15:26 Pagina 4

tiënten met ernstige aandoeningen of verwondingen werden er zelden opgenomen, tenzij het hard regende en de hoofdwegen onbegaanbaar waren. De twee vrouwen wekten onmiskenbaar sensatie, waardoor onmiddellijk en met vrucht de algemene dufheid werd verjaagd. Maar op Buru waren de mensen gewend vragen te stellen zonder antwoorden te krijgen. En zich dan om te draaien. Het bleek dat er een zwijgplicht was bekokstoofd tussen de ziekenhuisdirectie en de plaatselijke leiders. Op de personeelvergadering na de komst van de vrouwen bestond de langverwachte verklaring van de ziekenhuisdirecteur uit niet meer dan drie zinnen: ‘De vrouwen hebben allebei verzorging nodig. Alles is onder controle. Niet te veel vragen stellen.’ In elk geval was het ziekenhuis blij dat het Amba’s leven had gered, en minder blij dat ze haar maar vijf minuutjes aan de praat hadden kunnen houden toen ze weer bij kennis kwam. Er was niets over haar bekend. Ze woonde in Jakarta en was naar alle waarschijnlijkheid Javaans, maar had ook iets on-Javaans over zich. Ze had een interessant gezicht, met scherpe, waardige trekken, en kon doorgaan voor zeker vijftien jaar jonger dan de aangegeven tweeënzestig. Ook had ze verrassende ogen, onmiskenbaar de ogen van een moeder. Maar er was iets aan haar mond en de strenge maar sensuele curve van haar lippen dat een zekere kwetsbare reserve suggereerde, alsof ze lange tijd geoefend was in het bewaren van geheimen. Ook haar gedrag was weinig doorsnee toen ze weer bij bewustzijn kwam. Ze bleef met nadruk verzoeken haar man in de afdeling aan het andere eind van de gang te mogen bezoeken. ‘Hij is daar,’ bleef ze herhalen. ‘Ik heb dat hele eind gereisd om hem te zien.’ Het hele ziekenhuis verbaasde zich daarover, want op die afdeling lag geen man die overeenkwam met haar beschrijving. ‘We willen u graag helpen,’ zei de ziekenhuisdirecteur, ‘maar onze enige patiënten zijn een paar plaatselijke bewoners met lichte verwondingen. Iedereen hier in de buurt kent elkaar.’ ‘Ik ben al een hele tijd getrouwd met een dode,’ zei ze. En toen gleed ze weg in een absoluut zwijgen, een soort wakkere coma.

4


Voorpublicatie Ambo 1-20_Opmaak 1 15-09-15 15:26 Pagina 5

Vierentwintig uur later begonnen er details boven water te komen. De vrouw heette Amba, was naar het ziekenhuis gebracht nadat ze in de stromende regen onder het bloed op een heuvelachtig stukje grond midden in de bossen was gevonden; ze drukte zich tegen een graf. En niet veel verderop werd Mukaburung gevonden. Ze zat als in een smeekbede op haar knieën met haar gezicht naar hetzelfde graf gekeerd en hield een bebloed mes in haar hand. Niet dat er iets ongewoons in dat beeld schuilde, afgezien van het mes en het bloed, want het was een gewoonte van de inlanders van Waeapo om de doden te koesteren alsof het levenden waren. Toen haar werd gevraagd waarom ze had gedaan wat ze had gedaan, zei Mukaburung: ‘Die dwaze vrouw had niet het recht zich tegen dat graf te drukken.’ Haar bloed was begonnen te koken toen ze het zag. Wist de indringster niet dat in het graf Mukaburungs echtgenoot lag, met wie ze in de echt was verbonden door haar adoptievader, niemand minder dan het opperhoofd in eigen persoon?

Er zit een man in het kantoor van de directie. Niemand heeft hem ooit eerder gezien. Weer gonst het in het ziekenhuis van de geruchten. Net als Amba lijkt ook hij uit de lucht te zijn gevallen. Hij komt haar opeisen. De taak om hem te vertellen wat er is gebeurd en uit te zoeken of hij is wie hij beweert te zijn, rust op de schouders van dokter Wasis, de hoogstgeplaatste arts van het ziekenhuis. Dokter Wasis, een in elk opzicht hoekige man, dat wil zeggen hoekig qua gezicht, optreden en stem, heeft van zijn personeel vernomen dat de bezoeker ‘vrienden bij de politie’ heeft. Het spreekt vanzelf dat de vreemdeling waarschijnlijk door die ‘vrienden bij de politie’ naar het ziekenhuis is gestuurd, zodat iedereen het er verder bij laat. Op dit eiland kun je je beter niet inlaten met de politie of het leger. Iedereen die banden heeft met een van de twee kan het best gemeden worden. Maar iedereen in het ziekenhuis mag roddelen – en doet dat ook – over de vraag wat de relatie tussen deze bezoeker en de vrouw uit Jakarta zou kunnen zijn. Hij ziet eruit als een veertiger, niet jong genoeg om voor haar 5


Voorpublicatie Ambo 1-20_Opmaak 1 15-09-15 15:26 Pagina 6

zoon door te gaan. Misschien een vriend of een collega? Een jongere minnaar, waarom niet? Niets in de gelaatstrekken van de bezoeker suggereert dat hij zelfs maar in de verte familie van haar is. Hij lijkt zo ongeveer even moeilijk te plaatsen als een kraal uit een oeroude wereld; zijn huid heeft een glimmende karamelkleur, zijn gezicht vaag Melanesische trekken, zijn ogen een onthutsend melkachtig-groen-gouden kleur. Als we daarbij ook nog de bijzondere kwestie van zijn lengte in aanmerking nemen, pakweg 1.80 meter, of zelfs meer, en zijn pezige, maar gespierde gestel, dan kunnen we de verpleegsters op de achtergrond al horen ritselen als loopse teefjes. Ooit was er een tijd dat alleen zeelui Buru aandeden en zich er uiteindelijk vestigden. Dat waren mensen uit Buton en Bugis: robuust, recht voor z’n raap, het gelukkigst op zee. Maar vandaag de dag vragen mensen niet meer waar anderen vandaan komen. Zelfs Buru, met al zijn wanhoop, humeurigheid en onwil, is nu een veelkleurig gebied. De arts vertelt de bezoeker op dit moment dat er twee mannen en een vrouw voor nodig waren om Amba van het graf los te wrikken. Ze omknelde de doordrenkte grafheuvel niet alleen alsof haar leven ervan afhing, maar had ook een rechthoekig voorwerp op de heuvel geplaatst, waarvan ze pas na heftige weerstand gescheiden had kunnen worden. Iemand zei dat het eruitzag als een fotolijstje. ‘Maar u vertelde me,’ zegt de bezoeker, zichtbaar geschokt, ‘dat ze ettelijke messteken had opgelopen.’ ‘O ja, dat klopt. Maar ze hield dat voorwerp tegen zich aangedrukt,’ zegt de arts. ‘Haar handen waren opengescheurd toen het eindelijk aan haar vingers werd ontrukt. Het bleek een foto van een kind te zijn. Ze hebben me verteld dat de vrouw werd overweldigd door verdriet toen haar de foto werd afgenomen.’ ‘Weet u... weet u waar die foto is gebleven?’ ‘O, ik vermoed bij de politie. Meegenomen als bewijs, bedoel ik.’ ‘Ik begrijp het,’ zegt de bezoeker. ‘Dank u. Heel vriendelijk van u. Mijn naam is trouwens Samuel. Samuel Lawerissa.’ ‘O. Nou, dank voor uw komst, Samuel, om ons bij deze zaak te helpen,’ 6


Voorpublicatie Ambo 1-20_Opmaak 1 15-09-15 15:26 Pagina 7

knikt de dokter; zijn gezicht is opgeklaard. ‘Dus ik neem aan dat u familie bent van Ibu Amba?’ ‘Nee. Een vriend.’ ‘Een vriend?’ ‘Dat klopt.’ ‘Zou u me iets over haar kunnen vertellen?’ De man die Samuel heet, knikt, kijkt beleefd, maar zegt niets. De arts probeert het nog een keer: ‘Wat betekende die man voor haar, de man van wie ze het graf opzocht?’ Andermaal reageert de bezoeker niet. Van alle complexe houdingen is dominant zwijgen niet bepaald het ergste wat ze op Buru hebben meegemaakt. De arts is een Javaan; hij is enigszins op de hoogte van de verschillende nuances van stilzwijgen. Maar toch fronst hij heel even zijn wenkbrauwen. ‘U laat me maar weten hoe ik kan helpen,’ zegt hij ten slotte. ‘Kom, ik loop met u mee naar haar kamer.’

En nu zijn ze in haar kamer. Het is nog net voor de middag en een schuin invallende lichtstraal boort zich in een deel van het gezicht van de vrouw op haar naar pis stinkende matras. Ze heeft een starre blik in haar wijd open ogen. Het lijkt of ze in de hel is geweest en net terug is, maar ze laat nog steeds niets los. En dan gebeurt het, het bijzonderste aspect van de bezoeker tot dan toe: hoezeer zijn gedrag verandert nu hij bij de vrouw is. Toen hij net aankwam had de man die Samuel heet een zekere nukkigheid, geremdheid over zich, alsof zijn geest werd aangevreten door iets in zijn binnenste. Maar in deze kamer verandert zijn gezicht in iets anders, iets dat brandt. Er is iets aan de vrouw waardoor hij in stukken breekt. Plotseling wordt het ook de arts te veel. En tegelijk stromen zijn woorden naar buiten.

7


Voorpublicatie Ambo 1-20_Opmaak 1 15-09-15 15:26 Pagina 8

Er zijn vele manieren om woorden naar buiten te laten stromen, en dit is geen goede. De exacte woorden die de arts gebruikt zijn: Onafgebroken bloeden. ‘U zei dat het geen diepe wonden waren,’ onderbreekt Samuel hem, pogend niet al te aangeslagen te klinken. ‘Ja, en daarom blijft ze leven,’ zegt de dokter, hoewel ook zijn stem hapert. ‘Geef haar nog een dag of tien. Laat haar rusten en genezen.’ ‘Ik neem aan dat u, of het opperhoofd, uw redenen heeft, maar mag ik weten waarom de vrouw die mijn vriendin heeft verwond eveneens naar het ziekenhuis werd gebracht? Ik bedoel, ik vind het nogal raar dat ze zo dicht in elkaars buurt zijn geplaatst.’ ‘Nou, de vrouw die uw vriendin heeft aangevallen, heeft ook zichzelf gestoken. Voor haar was het een soort loutering, denk ik.’ De dokter zucht, alsof hij lastige herinneringen bovenhaalt. ‘Bovendien was het de wens, nee, het uitdrukkelijke bevel van haar adoptievader, het plaatselijke stamhoofd. Hij leek erover in te zitten dat Mukaburung door de politie kon worden aangehouden; dat wilde hij voorkomen.’ Samuel fronst even zijn wenkbrauwen, maar besluit het er verder bij te laten. En omdat Samuel nog steeds niets zegt, vraagt de dokter hem of het woord nituro hem iets zegt. Hij wacht Samuels antwoord niet af. ‘Dode ziel,’ zegt hij. ‘Iemand die ooit rondspookte aan de kust op zoek naar een verloren liefde, meestal een minnaar, of een dochter. Dat is de betekenis.’ Ze kijken allebei naar de vrouw. Samuel vindt die benaming wel bij haar passen: al die grimmigheid, haar koppige mond, haar wonden. ‘Ze kwam op Buru de liefde van haar leven zoeken. Zijn naam is Bhisma.’ Samuels stem begint ineens te galmen en het lijkt alsof het lichter wordt in de kamer. ‘Ik zat toevallig op dezelfde boot naar Buru als zij en iemand die zich op haar aandringen als familie voordeed, een man die ook Bhisma’s beste vriend was. Daarna ben ik haar kwijtgeraakt.’

Achter dokter Wasis naar het kantoor lopend probeert Samuel niet stil te staan bij zijn gevoelens voor Amba. Maar hoe kan hij dat vermijden? Met8


Voorpublicatie Ambo 1-20_Opmaak 1 15-09-15 15:26 Pagina 9

een toen hij haar zag op dat stomme stinkende schip, amper een paar weken geleden, was hij verliefd geworden. Ze is veel ouder, dat klopt, maar ze had hem betoverd. Ze lijkt een gewond maar trots dier dat op zoek is naar haar verdwaalde welp, en iets in haar maakt dat hij bij haar wil blijven, niet van haar zijde wil wijken tot ze weer op de been is. Als ze bij het kantoor van de dokter komen, op de eerste verdieping, gaat Samuel zitten in de stoel die hem wordt aangeboden. Tot verbazing van de dokter begint hij te praten. ‘Ik ontmoette haar op de Lambelu,’ zegt Samuel. ‘Ik weet zeker dat u dat wel kent, het grote staatsschip dat drie keer per week van Ambon naar Buru vaart?’ De dokter knikt. ‘Maar ze reisde niet alleen,’ vervolgt Samuel. ‘Zoals ik al eerder zei, was ze in gezelschap van een man die ik eerst aanzag voor een familielid, een iets oudere man. Ze vertelden dat ze op Buru iemand gingen zoeken. Er ontstond een vriendschap en ik raakte op de een of andere manier verwikkeld in hun zoektocht. Die begon zodra we in Namlea aan land gingen; we volgden aanwijzingen en haar vriend belde en praatte met een groot aantal mensen. Maar algauw liepen de sporen dood. Ik zag dat ze erg van streek was, maar ze leek het met haar vriend en mij eens te zijn dat we verder weinig meer konden uitrichten en dat we het beste naar huis konden gaan. Tijdens onze laatste nacht op Buru kondigde haar vriend plotseling aan dat hij vroeger terug moest om bepaalde dingen te doen. Hij vroeg me of ik Ibu alsjeblieft weer naar haar huis in Jakarta kon brengen. Graag, zei ik. Dus nam ik samen met haar de expresveerboot naar Ambon, waar we overnachtten en de volgende dag het vliegtuig naar Jakarta zouden nemen. We hadden afgesproken elkaar ’s ochtends vroeg in de hotellobby te treffen om samen naar het vliegveld te gaan. Maar toen ik de volgende ochtend daar ging uitchecken hoorde ik van de receptionist dat ze al was vertrokken. Ik haastte me naar de luchthaven, zocht overal als een bezetene naar haar, maar ze was nergens te vinden. Uiteindelijk besefte ik dat ze waarschijnlijk nooit van plan was geweest naar het vliegveld te gaan. En omdat mijn vliegtuig op het punt stond te vertrekken, ging ik toch aan boord, met 9


Voorpublicatie Ambo 1-20_Opmaak 1 15-09-15 15:26 Pagina 10

het idee dat ik door te treuzelen niets zou opschieten. Ze wilde duidelijk dat ik haar niet volgde.

Een uur later zit Samuel op de veranda van het ziekenhuis, neemt een trekje van zijn sigaret en inhaleert diep. Het regent op dat moment, alles is zwaar en vijandig. Een dergelijke regen heeft iets troostends en verlammends tegelijk; het ruisen en de geur, de mildheid en de melancholie, de trage maar meedogenloze manier om ongenode herinneringen op te roepen. Toch voelt Samuel alleen angst en wanhoop in zijn al met rook gevulde longen. Wat kan hij in ’s hemelsnaam tegen zichzelf zeggen om een eind te maken aan dat gevoel van mislukking? Ondanks alles wat hij heeft gedaan om haar te beschermen, is ze er toch in geslaagd hem te ontglippen en bijna vermoord te worden door een wildvreemde. Nu ligt ze daar in bed, bij kennis maar zonder te willen spreken, zonder hem zelfs een teken van herkenning te geven. Wat kan hij, als ze besluit hem met haar zwijgen te straffen, anders doen dan blijven wachten tot het voorbij is? Af en toe loopt hij weg van de veranda en tuurt in haar kamer. Voor de zoveelste keer vraagt hij zich af of hij alles verkeerd heeft begrepen, háár verkeerd heeft begrepen: of hun vriendschap al die tijd niet een list was, louter een middel voor haar om dit punt te bereiken, een punt waarop ze haar verhaal wilde laten eindigen. En of ze uit alle mannen die voor haar beschikbaar waren hem had gekozen om de boodschap van alle vrouwen met een gebroken hart uit te dragen: dat ieder moet ondervinden wat het betekent moederziel alleen te worden achtergelaten in het donker. Hij steekt weer een sigaret op en kijkt weer naar de regen, naar die fijne sluier, het stille misleiden. Hij weet zich geen raad met het feit dat hij dit eiland goed kent. Hij bracht zelfs het grootste deel van zijn kinderjaren door op deze bodem. En hij had dat met opzet voor Amba geheim gehouden tot vlak voordat ze van hem wegliep, maar tegelijkertijd voelde hij zich afgewezen omdat hij haar vertrouwen niet had verdiend. 10


Voorpublicatie Ambo 1-20_Opmaak 1 15-09-15 15:26 Pagina 11

Samuel was inderdaad opgegroeid op Buru. Buru had hem grootgebracht en hem de meeste dingen geleerd die hij wist. Toen in 1950 de Republiek der Zuid-Molukken door de Indonesische regering werd verslagen, werden Samuels ouders, allebei Ambonezen, samen met duizenden landgenoten naar Nederland verbannen. Samuels vader, die aan de kant van de Nederlanders had gevochten, werd als een verrader beschouwd. In 1966, toen Samuel acht was, stuurden zijn ouders hem terug naar Buru om daar bij een verre oom te gaan wonen. Ze dachten dat het voor hem veiliger zou zijn buiten de stad Ambon, waar zijn ouders een verleden hadden. Samuel wist weinig meer van het leven in Nederland dan de permanente kou en honger, en dat zijn ouders altijd ruzie met elkaar hadden. Zijn vader dronk en was een verstokte gokker, en van zijn moeder herinnerde hij zich alleen dat ze nooit eens niet aan het huilen was. De ballingschap met hun vijf kinderen, de dagelijkse rantsoenen en het teren op andermans gunsten, had hen duidelijk tot op het bot aangegrepen. Samuel was er nooit achter gekomen wat hun motief was om te besluiten hem weg te sturen, hem en niet een van hun andere kinderen. Hij wist maar één ding zeker: hij was niet door zijn ouders grootgebracht. In die tijd bemande Samuels oom, ook een Ambonees, het depot van de staatsoliemaatschappij in Namlea, in elk opzicht een klein bedoeninkje. Samuel trok zich niet veel van hem en zijn vrouw aan. Zijn oom was nooit geïnteresseerd in het leven van anderen. Het enige waar hij zich ooit mee bezighield, was hoe hij zijn tijd moest vullen. Hij registreerde alles en liet zich niets ontgaan, inclusief de reactie van de inheemse bevolking van Buru toen de regering hun ergens eind jaren zestig in niet mis te verstane bewoordingen liet weten dat er een scheepslading vreemdelingen op weg was naar het eiland. Op de middag dat de eerste lichting politieke gevangenen aankwam, verdwaasd, uitgeput en zwijgend in hun kaki uniformen, keek Samuel uit de verte toe. Dat was in 1969. Hij besloot hen te volgen toen ze werden weggeleid naar een gebouw in een mangrovegebied, dat bekendstond als de migratie-unit. Als elfjarige had hij lange ledematen en was hij snel ter been: toen al een onopvallende, geroutineerde achtervolger. Hij zag hoe de migra11


Voorpublicatie Ambo 1-20_Opmaak 1 15-09-15 15:26 Pagina 12

tie-unit door de gevangenen als een geschenk uit de hemel werd ervaren. Er stond hoop in hun ogen. Op een verhoogd stukje grond buiten was de keuken, die hij goed kende, want op stille momenten, als de bewakers waren gaan jagen, ging hij er vaak luciferdoosjes en koffie pikken. Hij had zelfs een paar keer naar binnen gegluurd en wist dat als een van de twee bewakers de zijdeur openschopte, hij nog voor de kapotte stoelen en de beschimmelde provisiekast begroet werd door de woorden Ganyang PKI – verpletter de Communistische Partij in rode verf. Er hing ook altijd een muffe lucht vermengd met de geur van rattenpis. Maar de vreemdelingen naar wie hij keek leken onaangedaan, want in de voorraadkast stond suiker, zout en genoeg koffie voor één avond en zulke dingen leken ze te ervaren als geluk. Toen Samuel later als jongeman voor het eerst Buru verliet, kende hij geen andere plaats die hem iets kon bijbrengen wat hij niet al had geleerd. Buru had hem alles geleerd over regen en verschroeide aarde; over echte, inspirerende dingen. Dat was ook zo toen hij Amba leerde kennen. Hij had het gevoel dat er op de een of andere manier een aangeboren verstandhouding met haar was toen hij haar ontmoette op de terugreis naar Buru. En nu is hij voor haar weer naar Buru gekomen.

Er komt een nieuwe verpleegster binnen. Er hangt een andere sfeer rond haar dan rond de anderen, die een en al bedeesdheid en flauwe grapjes waren. Deze is een en al onbevangenheid en evenwicht – en haar gezicht, denkt Samuel, is zeker niet lelijk. Samuel ziet hoe ze Amba begroet. Het gaat er minder formeel aan toe, maar haar toon heeft nog wel iets van een reclamespotje, het hoge toontje, alsof ze tegen een kind spreekt, het gebruikelijke hoe-gaat-het-vandaag-met-ons, is-het-geen-mooie-ochtend, willen-we-nu-proberen-iets-te-eten? En dat is precies wat ze nu zegt. ‘Wat ziet u er leuk uit vandaag. Prachtige ochtend, hè? Nou, nu gaat u toch wel eventjes proberen iets naar binnen te krijgen, hè.’ Het pleit voor Amba dat ze niets zegt, want ze is geen kind. Samuel ziet 12


Voorpublicatie Ambo 1-20_Opmaak 1 15-09-15 15:26 Pagina 13

dat de spanning langzaam uit haar spieren wegvloeit. Ze is zo vreselijk mager dat hij exact kan volgen wat zich onder haar huid afspeelt. Hij staat op want ineens wil hij haar hand aanraken. Hij kijkt zwijgend toe terwijl de verpleegster Amba vertelt dat de mensen in het ziekenhuis haar naam verkeerd hadden begrepen. Ze dachten dat ze Am-ba-ra heette, wat ook te verwachten was, want het volk van Buru staat doorgaans argwanend tegenover tweelettergrepige namen die beginnen met een A. Dan vertelt de verpleegster Amba met enige trots dat ze alles voor de oudere vrouw heeft rechtgezet door duidelijk te maken dat Amba de naam is van een beroemde prinses uit de Mahabharata. Bovendien, gaat ze verder, is ze niet vergeten hun te vertellen dat Amba’s schoonheid haar naam bijzonder veel eer aandoet. Bij die laatste mededeling wordt de stem van de verpleegster enkele decibels luider: U bent zoooooo’n mooie vrouw. Zelfs op uw leeftijd. Hij hoort hoe zijn stem de kamer vult: ‘Goed, laat haar alstublieft nu maar met rust. Ik zal voor haar zorgen.’ Alsof ze terugvalt in haar gebruikelijke verpleegstersgedrag zegt ze dan dat ze de volgende keer zal proberen een radio voor Amba mee te brengen. ‘Radio is muziek is genezing,’ giechelt ze met diezelfde gekunstelde stem. En als Amba haar blijft negeren begint ze opnieuw over eten om een reactie uit te lokken, een nog oudere truc uit het boekje. Ze heeft het over koekjes van kleefrijst met geraspte kokos en palmsuiker, spreekt van gebakken banaan. Ze is bereid haar de beste broodvruchten van de planeet te brengen. ‘Maar dan moet u wel beloven dat u iets zult eten,’ zegt ze tegen Amba’s gesloten gezicht. Samuel ziet hoe de verpleegster nog een paar minuten haar best doet en zich dan ineens naar hem omdraait met een mengeling van minachting en vrijpostigheid. ‘De vrouw die Ibu heeft aangevallen,’ zegt ze vinnig. ‘U wilt meer over haar weten, hè?’ Samuel beantwoordt haar dwingende blik. ‘Nee. In elk geval niet nu.’ ‘Nou, ik kan u zeggen dat wij haar allemaal kennen. We kennen haar allemaal want ze kwam hier vaak.’ 13


Voorpublicatie Ambo 1-20_Opmaak 1 15-09-15 15:26 Pagina 14

‘Goed. Dank u. Maar niet nu.’ En omdat dat rotmens van geen ophouden lijkt te weten, buigt hij zich naar haar toe en sist: ‘Kunt u niet wachten tot ze beter is?’ Zonder naar hem te luisteren gaat de verpleegster door: ‘En omdat we haar kennen, die vrouw, weten we dat het waar is wat ze beweert. De dode was echt haar man. Haar man was dokter, weet u, hij kreeg haar als geschenk omdat het dorp erg veel aan hem te danken had.’ Samuel voelt het begin van paniek. Wat kan hij doen om die verpleegster en haar verontrustende roddels te stuiten? Hij kan niet gewoon zeggen dat ze haar mond moet houden. Hij kijkt naar Amba, in de hoop dat ze niet luistert. Haar ogen zijn gesloten. Eventjes hoopt hij bijna dat ze echt dood is. De verpleegster gaat verder: ‘Die dode man in het graf, weet u hoe ze hem noemden?’ ‘Hoe zou ik...’ ‘Ze noemden hem de Wijze van Waeapo.’ En omdat Samuel niets zegt, gaat ze door, nog brutaler: ‘Niemand weet waar hij vandaan kwam, en het klopt, sommigen van ons hebben hem nooit gezien, onder wie ik. Maar er gaan geruchten dat hij echt heel lang van stuk en oogverblindend knap was, en daarom was hij voor sommigen niet van deze wereld. Anderen dachten dat hij tijdens het Soeharto-regime een politieke gevangene was geweest, een tapol. Een communist!’ ‘Alstublieft,’ zegt Samuel. ‘Ziet u niet dat deze vrouw dat allemaal niet hoeft aan te horen?’ Plotseling constateert hij dat hijzelf het gelukkig ook niet hoeft aan te horen. De verpleegster besluit nu om in te tomen. Ze keert zich naar de deur, en even ziet ze er bijna mooi uit. Hij denkt er zelfs over om haar haar telefoonnummer te vragen, maar zijn gedachten gaan in een flits terug naar Amba als hij de woorden hoort waarmee ze wegloopt: ‘Het zou mooi zijn geweest om met iemand oud te worden, vindt u niet?’

14


Voorpublicatie Ambo 1-20_Opmaak 1 15-09-15 15:26 Pagina 15

PUIN

Een week is veel tijd om rond te hangen in een ziekenhuis in een buitenpost van de beschaving. De ochtenden besteedt Samuel gewoonlijk aan kijken hoe Amba als een levenloze pop tegen haar doorzakkende kussen zit, in haar kamer of buiten op het terras, waar de verpleegsters haar naartoe hebben gereden voor een beetje frisse lucht. Soms laten ze haar op het terras achter, in zijn gezelschap, maar niet voordat ze hem blikken hebben toegeworpen die zeggen: Hier, eindelijk voor u. Samuel had er enkele dagen eerder op aangedrongen Amba’s bed dichter bij het raam in haar kamer te zetten, weg van de deur en alles wat daarachter zou kunnen gebeuren. En van alles wat er binnen zou kunnen komen. Telkens als hij in slaap dommelt, droomt hij over een vrouw wier gelaatstrekken in het donker niet goed te zien zijn en die Amba’s kamer binnensluipt met een groot vleesmes en haar als een varken keelt, keer op keer, totdat de hele kamer rood ziet. Terwijl Samuel naar Amba staat te kijken beseft hij dat haar rechterarm en haar borstkas rechtsboven nog niet genezen zijn van de klappen die ze heeft gekregen van de inheemse vrouw. Ze kan haar hand zelfs niet optillen om een glas water te pakken; hij moet het voor haar vasthouden. Dokter Wasis heeft gezegd dat ze nog een paar weken antibiotica zou moeten slikken, en daarna fysiotherapie krijgen. De dokter kon Samuel niet aankijken toen hij het woord fysiotherapie uitsprak. Samuel probeert er niet aan te denken hoeveel hij misschien zal moeten dokken als hij Amba mee moet nemen naar Ambon, met een snelboot bijvoorbeeld, en naar een groot ziekenhuis voor fysiotherapie. Hij heeft geen idee of ze geld bezit 15


Voorpublicatie Ambo 1-20_Opmaak 1 15-09-15 15:26 Pagina 16

voor dergelijke uitgaven. Zo niet, dan zou hij op een spectaculaire manier afglijden van een nul naar een pauper, hij met zijn pathetische leeftijd van achtenveertig jaar. Hij probeert niet te denken aan de dood. Hij probeert niet te denken aan zijn leven zonder deze vrouw. Alles lijkt tussen zijn vingers door te glippen. Een maand geleden, voordat ze van hem wegliep, had Samuel een bevriende politieman ingeschakeld om hem en Amba te helpen. Die politieagent was zo vreselijk lelijk dat hij de bijnaam ‘Gedrocht’ verdiende. Nu lijkt die kerel van de aardbodem verdwenen te zijn. En niet alleen hij is verdwenen, maar telefoontjes naar Samuels andere contactpersoon, Hasan, die eikel van een vriend van hem op het hoofdbureau van politie, leveren niets op. Buiten zijn mensen aan het ruziemaken, hun stemmen klinken steeds luider. Hij ruikt uitlaatgassen die van de parkeerplaats komen. Wat is er veel dat iemands gezondheid in gevaar kan brengen, die gassen, de wolk van de sigarettenrook... Nogmaals vraagt Samuel zich af hoe dat gebouw zich een ziekenhuis kan noemen. Plotseling voelt hij zich totaal moedeloos worden. Hij kan onmogelijk eeuwig blijven wachten. Hij moet plannen maken. Het gezicht van de verpleegster verschijnt weer in de deur. ‘Ik geloof dat de vrouw die uw vriendin heeft aangevallen u wil spreken,’ zegt ze, met een gekweld gezicht, alsof er iets helemaal misloopt. Als Samuel op een holletje achter haar aan loopt voelt hij nauwelijks hoe zijn voeten de grond raken.

Al wat Mukaburung uiteindelijk wil – en moet – zeggen is in enkele woorden vervat. Maar ze vormen een complete wereld. Mukaburung vertelt Samuel dat ze in de modder en het rioolwater van haar leven een hogere liefde had gevonden. Haar laatste echtgenoot, zegt ze, de man die in dat graf rust, heeft haar nooit aangeraakt, geen enkele keer. Hij vertelde haar dat zijn hart toebehoorde aan een andere vrouw, die hij trouw moest blijven. Maar zij, Mukaburung, vond dat niet erg. Ze vond het niet erg dat hij haar nooit aanraakte. Ze geloofde dat hij zo het meest van haar hield, meer dan alle mannen die haar in gedachten en in woorden de hunne noemden. 16


Voorpublicatie Ambo 1-20_Opmaak 1 15-09-15 15:26 Pagina 17

Zelfs terwijl ze tegen Samuel spreekt pleit ze zichzelf niet helemaal vrij omdat ze iemand bijna van het leven heeft beroofd. Ze glimlacht als hij zijn hand op haar arm legt, die verschrompeld is alsof de eigenares ervan een lange periode van droogte heeft meegemaakt. ‘Je bent toch een vriend?’ informeert ze brutaal. Ze weet het antwoord. Ze weet dat het haar is vergeven.

Amba heeft ingevallen wangen, alsof ze toegegeven hebben aan de hevigheid van het verdriet. Hij vertelt haar zo duidelijk en beknopt als hij kan opbrengen wat Mukaburung hem heeft verteld. Minuten tikken voorbij. Hij ziet haar gezicht veranderen. Dan stijgt ineens de spanning, net als in een film, en ziet Samuel Amba’s wangen bleek oplichten door tranen. Maar nog altijd zegt ze niets.

Lees verder in Amba of de kleur van rood Paperback met flappen, ca. 400 blz. isbn 978 94 0160 399 7 nur 302 – € 19,95 Ook verkrijgbaar als e-boek: isbn 978 94 0160 400 0 Blijf op de hoogte van Amba of de kleur van rood via Facebook.com/XanderUitgevers of publiciteit@xanderuitgevers.nl

17


Voorpublicatie Ambo 1-20_Opmaak 1 15-09-15 15:26 Pagina 18


Voorpublicatie Ambo 1-20_Opmaak 1 15-09-15 15:26 Pagina 19

Waarom ik Amba of de kleur van rood heb geschreven Laksmi Pamuntjak

Het schrijven van Amba is een acht jaar durend proces geweest. Mijn verlangen was om een roman te schrijven met een Indonesische historische achtergrond die ook buiten Indonesië gewaardeerd kan worden, een roman die Indonesiërs laat zien in al onze culturele rijkdom en diversiteit. Het leven is namelijk niet zwart en niet wit, niet ‘hier’ en niet ‘daar’. Ik streefde er bij het schrijven nooit naar om de geschiedenis te corrigeren. Romans zijn er niet om de geschiedenis te beoordelen of te veroordelen, ze zijn er om een nieuwe, alternatieve versie van de geschiedenis te laten zien. We zouden ervoor moeten zorgen dat onze kinderen zoveel mogelijk verschillende versies van onze geschiedenis tot zich nemen. Onze relatie met onze geschiedenis begint namelijk bij onszelf, bij onze kinderen. Ik heb Amba ook geschreven vanuit mijn fascinatie voor mythologie. Eigenlijk bevat al mijn werk van de afgelopen tien jaar – gedichten, korte verhalen, toneelstukken, non-fictie – mythologische elementen. Het verhaal van Amba en Bhisma is afgeleid uit de Mahabharata, een tijdloze allegorie over oorlog binnen een familie. Wat zo fantastisch is aan deze mythe is dat ze alle ruimte laat voor grijze gebieden: de wereld wordt niet verdeeld in ‘zwart’ en ‘wit’. Ten slotte wilde ik met Amba – in navolging van mijn favoriete auteur, Jeanette Winterson – ontsnappen aan de algemene opvatting dat vrouwen schrijven over hun eigen ervaring, over wat ze kennen, terwijl mannen schrijven vanuit hun fantasie en experimenteerdrang. Amba is geen ‘typisch’ vrouwen- of mannenboek. Want waarom zouden observaties en verbeeldingskracht in een roman niet naast elkaar kunnen bestaan?


Voorpublicatie Ambo 1-20_Opmaak 1 15-09-15 15:26 Pagina 20

Laksmi Pamuntjak is beschikbaar voor interviews en lezingen. Neem contact op met Marieke Hofstede voor meer informatie: marieke.hofstede@xanderuitgevers.nl of 020-3033951 Xander Uitgevers bv Hamerstraat 3, 1021 jt Amsterdam www.xanderuitgevers.nl Copyright Š 2015 Laksmi Pamuntjak en Xander Uitgevers bv, Amsterdam


‘Een kundige reflectie.’ – The New York Times ‘Pamuntjak brengt met een enorme passie een vergeten tijdperk tot leven. Betoverend.’ – The Friday Times ‘Met deze roman laat Pamuntjak zien dat ze een van de meest erudiete schrijvers van Indonesië is.’ – The Jakarta Globe ‘Belangrijk voor eenieder die deze uitgestrekte eilandengroep beter wil begrijpen.’ – TIME ‘Aangrijpend. Een must-have roman.’ – Femina Magazine ‘Pamuntjaks combinatie van poëzie en proza reikt tot grote hoogten.’ – Tempo

Laksmi Pamuntjak (1971) is een Indonesisch dichter, schrijver en foodcriticus. Ze brak in 2005 internationaal door met haar eerste dichtbundel Ellipsis, die door de Herald UK werd uitgeroepen tot een van de beste boeken van het jaar. Haar gedichten en korte verhalen zijn in verschillende internationale media gepubliceerd. Met Amba of de kleur van rood breekt ze internationaal door in onder meer Duitsland, Engeland en de Verenigde Staten.


ONTMOET LAKSMI PAMUNTJAK TIJDENS HAAR BEZOEK AAN NEDERLAND

Read My World

1 t/m 3 oktober 2015 Amsterdam www.readmyworld.nl

W W W. X AN D ER UI TGEVER S .N L

Writers Unlimited

5 oktober 2015 Den Haag www.writersunlimited.nl


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.