Ministicks “Jouw naam” wil winnen
“Jouw aanhef” “Jouw tekstregel - 1” “Jouw tekstregel - 2” “Jouw tekstregel - 3” “Groet afzender”
Hockey
Een uitgave van Uitgeverij Unieboek | Het Spectrum bv in samenwerking met Personalgifts.nl Persoonlijke uitgave voor “Jouw naam” “Achternaam” Oorspronkelijke titel: Pip wil dansen © 2009-2015 Van Holkema & Warendorf Uitgeverij Unieboek | Het Spectrum bv Postbus 97, 3990 DB Houten www.unieboekspectrum.nl www.viviandenhollander.nl www.saskiahalfmouw.nl Tekst: Vivian den Hollander Illustraties: Saskia Halfmouw Vormgeving: Petra Gerritsen Bestellen: Bestellen: www.yoursurprise.nl Druk: ARSprintmedia
Vivian den Hollander
“Jouw naam� wil winnen Met illustraties van Saskia Halfmouw
Van Holkema & Warendorf
“Jouw naam” zit op hockey bij HCR. Met Noa, Pien en nog meer meisjes. Ze hebben net een wedstrijd gespeeld. En ze hebben gewonnen. Babet zwaait blij met haar stick. ‘Yes, het gaat goed met ons team! En ik was in topvorm, al zeg ik het zelf. Ik heb zelfs twee keer gescoord.’ Ja, omdat ik je alle kansen gaf, denkt “Jouw naam”. Ik rende steeds hard naar voren. En speelde jou dan de bal toe. Maar ze zegt het niet.
Dan heeft ze zo weer ruzie met Babet. Ze is blij als Kim iedereen wenkt. Kim geeft les aan de Mini’s. Ze wappert met een stapel brieven. ‘Kijk, dit is voor de actie.’ Noa stoot “Jouw naam” aan. ‘Actie? Waar heeft Kim het over? Ik was er vorige week niet.’ 5
‘We gaan klusjes doen,’ legt “Jouw naam” uit. ‘Niet alleen de Mini’s, maar de hele club. Het geld dat we ophalen, is voor kinderen die niet kunnen sporten. Doordat ze een spierziekte hebben.’ ‘Zo is het precies,’ zegt Kim. ‘Het geld wordt gebruikt voor onderzoek. Maar dat staat allemaal in de brief. En… jullie hebben één week de tijd. Als het weer zaterdag is, worden jullie om twee uur verwacht.’ 6
‘Dan al?’ Noa schrikt. ‘Babet, wat ga jij voor klusjes doen?’ ‘O, mijn kamer opruimen, denk ik.’ “Jouw naam” leunt op haar stick. Nou, dat klinkt best wel saai. Zij zou liever leukere klusjes doen. ‘Wat ga jij doen, “Jouw naam”?’ vraagt Noa dan. Ze lopen samen het veld af. ‘Hm, dat weet ik nog niet.’ Als “Jouw naam” bij het clubhuis Mees ziet, zwaait ze naar hem.
Mees is haar buurjongen. ‘Ja, ik weet een klusje,’ roept “Jouw naam” opeens. ‘Het is leuk, én ook nog lekker.’ En stiekem denkt ze: Zo haal ik vast meer geld op dan Babet. ‘Vertel op,’ zegt Noa lachend. ‘We gaan een taart maken,’ legt “Jouw naam” uit. ‘Die snijden we dan in stukken. En die gaan we verkopen.’ ‘Wow, goed plan! Maar weet jij wel hoe dat moet?’ ‘Ja hoor,’ zegt “Jouw naam”. ‘Vorige week, op het feestje van Mees, heb ik ook een taart gemaakt.’ Even later is “Jouw naam” thuis. ‘Mam, mogen Noa en ik…?’ Maar in de kamer zit alleen haar vader. Hij werkt op de computer. ‘Sorry, er moet werk af,’ zegt hij. ‘Daarom kon ik niet komen kijken. Heb je goed gespeeld?’
8
‘Ja, we wonnen,’ zegt “Jouw naam”. ‘Pap, mogen Noa en ik…?’ Haar vader knikt al. Zonder dat hij weet wat “Jouw naam” bedoelt. In de keuken trekt “Jouw naam” een kast open.
‘Jammer, er is geen bakmeel,’ zegt ze. ‘Maar… taa-daa… kijk eens!’ Ze haalt een cake tevoorschijn. En ook een spuitbus met slagroom. ‘Hiermee lukt het ook wel.’ 9
“Jouw naam” haalt een mes uit de la. ‘Kijk, nu snijd ik de cake in twee stukken. Daarna doen we er slagroom tussen.’ “Jouw naam” snijdt… en snijdt… ‘Pas op, je gaat scheef!’ waarschuwt Noa. ‘Oeps, foutje!’ “Jouw naam” proest het uit. ‘Pak jij de slagroom?’ vraagt ze dan. ‘Die moet tussen de twee helften.’ Er gaat ook jam op de cake. En snoepjes, en stukjes kiwi. ‘Klaar!’ roept “Jouw naam” tevreden. ‘Jammie, dit ziet er lekker uit.’ 10
Maar als ze de cake oppakt, breekt die opeens doormidden. ‘Hel-lup!’ roept “Jouw naam” verschrikt. Ai, als ze zo doorgaat, haalt ze nooit veel geld op. Daar is haar vader. ‘Wat is er?’ “Jouw naam” wijst naar de vloer. Met een sip gezicht zegt ze: ‘Nu kan ik de cake niet meer verkopen. Jammer, zeg.’
Die dag haalt “Jouw naam” geen geld op. Ze gaat bij haar oma op bezoek Op zondag is ze druk met haar cavia.
Hij krijgt vers stro en water. ‘Hoeveel krijg ik ervoor?’ vraagt “Jouw naam”. ‘Niks,’ zegt haar moeder. ‘Voor Daan moet je gewoon zorgen.’ Maar als het maandag is, mag “Jouw naam” schoenen poetsen. ‘Ja, dat vind ik leuk!’ zegt ze. 12
Ze neemt een klodder schoensmeer en smeert haar vaders schoenen ermee in. Daarna kijkt ze in de gang. Daar staan veel meer schoenen. Ook die smeert ze allemaal in. Plotseling roept haar moeder: ‘“Jouw naam”! Wat doe je nou? Je verknalt mijn rode schoenen. O, ze zijn al helemaal zwart!’ Ze kijkt erg geschrokken en zegt: ‘Ga nu maar buiten een balletje slaan. Het geld geef ik je straks wel.’
Als “Jouw naam” haar stick pakt, wordt die ook zwart. ‘Hè, hoe kan dat nou?’ mompelt ze. Dan pas ziet ze haar handen. Die zijn ook helemaal zwart.
Op dinsdag kan “Jouw naam” niks doen. Na schooltijd moet ze naar de kapper en met haar moeder kleren kopen. Pas als het woensdag is, heeft ze weer tijd voor klusjes. 14
Ze belt eerst aan bij Jet. ‘Wat goed, die actie,’ zegt Jet. ‘Ja, ik heb zeker wat te doen. Je mag flessen naar de glasbak brengen. Hier is de tas. Maar is die niet te zwaar?’ ‘Nee hoor, dit lukt wel,’ zegt “Jouw naam”. Ze pakt haar stick bij de voordeur en hangt de tas er aan. Zo loopt ze over straat. 15
Opeens hoort ze: ‘Ha, ha! Kijk haar in dat rokkie. Pas op dat je stokkie niet breekt.’ Het is Jesse, van verderop. Die roept wel vaker stomme dingen.
Ook op donderdag en vrijdag is “Jouw naam” bezig met de actie. Pas op zaterdag telt ze haar geld. Ze kiept het uit het blikje. ‘Kijk Daan, zoveel heb ik verdiend.’ ‘Piep-piep,’ doet haar cavia. 16
Het lijkt of hij een beetje trots is. ‘Maar…’ zegt “Jouw naam” opeens. ‘Meer geld zou nog beter zijn. Stel je voor dat ik meer heb dan Babet.’ En daarom vraagt ze aan haar vader: ‘Heb jij nog iets voor mij te doen?’ ‘Je mag de auto wassen,’ zegt hij. ‘Daar heb ik wel twee euro voor over. Maar let je goed op je tijd? Je moet zo naar de club.’ “Jouw naam” knikt. ‘Ik heb nog een half uur. En ik neem mijn spullen vast mee.’ 17
Als ze buiten komt, vraagt Mees: ‘Wat ga je doen?’ “Jouw naam” rolt de tuinslang uit. ‘Ik ga de auto wassen.’ ‘Wacht, ik help mee,’ zegt Mees meteen. Hij sjouwt de emmer sop naar de stoep. “Jouw naam” zet het blikje met geld bij de heg. Haar stick legt ze ernaast. Dan spuit ze eerst de auto af.
‘Hé, ik hoef niet nat,’ roept Mees. Maar even later pakt hij zelf de slang. Snel richt hij die op “Jouw naam”. Ze duikt weg achter de auto. Jesse, die net langs loopt, zegt lachend: ‘Ach, nou is je rokkie nat. En waar is je leuke stokkie?’ “Jouw naam” steekt boos haar tong naar hem uit. 19
Na een kwartier zegt Mees: ‘Hoe laat is het eigenlijk?’ ‘Kwart voor twee,’ antwoordt “Jouw naam”. ‘Zo laat al?’ roept Mees. ‘Dan ga ik gauw mijn geld halen.’ ‘Tot zo.’ “Jouw naam” steekt haar hand op. En kijkt even naar de heg. Dan schrikt ze heel erg. Want haar blikje staat er niet meer. Hè, hoe kan dat nou?
Staat het soms onder de auto? Of in de tuin? “Jouw naam� zoekt overal. En opeens weet ze wie het heeft. Jesse natuurlijk! Toen hij langs liep, heeft hij het gepikt. Echt iets voor hem. Als ze hem verderop ziet staan, bedenkt ze zich niet langer. Met haar stick sluipt ze naar hem toe. Nu zal ze hem eens een lesje leren. Die flauwe pestkop!
Soms duikt ze weg achter een bosje. Soms achter een auto. Ze merkt niet dat Mees haar zoekt. Ze let alleen op Jesse. Net als ze naar voren wil springen, komt er een klein meisje aan. Ze rijdt op een fietsje. Vooruit, fiets door! denkt “Jouw naam”. Dan zakt haar mond open. Want achter op het fietsje staat… ‘Hoe kom jij aan mijn blikje?’ roept “Jouw naam”.
Ze maakt het snel open. Gelukkig, het geld zit er nog in. Maar het meisje begint ineens te huilen. Dan komt Jesse er aan. ‘Zeg, plaag jij die kleuter?’ ‘Tuurlijk niet,’ zegt “Jouw naam”. Jesse lijkt haar niet te geloven. Hij wijst naar haar stick en zegt: ‘Ik zag je wel aan komen. Vertel op, wat was je van plan?’ 23
‘Ik, eh…’ “Jouw naam” krijgt een kleur. Ze gaat op een muurtje zitten en besluit alles eerlijk te vertellen. Over de actie. En over het geld in het blikje. ‘En toen dacht jij… dat ik…?’ Jesse schudt zijn hoofd. ‘Dat zou ik echt nooit doen. 24
Ik heb zelf een nichtje dat niet kan sporten door een ziekte. Ik vind het dus keigoed wat je doet.’ Hij vist twee euro uit zijn zak.
‘Hier, stop dat maar in je blikje. Wanneer moet je het geld inleveren?’ “Jouw naam” kijkt op haar horloge. ‘Oei, ik moet weg. Ik ben al véé-éél te laat.’ 25
“Jouw naam” rent ervandoor. Het geld in het blikje rammelt. Als ze bij de club is, gaat ze meteen naar het clubhuis. Ze heeft zo’n haast dat ze niet eens het springkussen ziet. ‘Hier is mijn geld,’ hijgt ze. Daarna holt ze naar het veld. Alle Mini’s staan al te wachten. En Kim zegt: ‘Voortaan wel eerder komen, hoor. Zoek maar snel je plek op. We spelen vandaag tegen de jongens.’ ‘Ja, leuk!’ roept “Jouw naam”. ‘Niks leuk,’ moppert Babet. ‘Van hen kunnen we vast niet winnen.’ ‘Nou…’ zegt “Jouw naam” stoer. ‘Daar ben ik nog niet zo zeker van.’ Ze zwaait naar Mees, die ook meedoet. ‘Waar was je nou opeens?’ roept hij. ‘Vertel ik straks wel,’ zegt “Jouw naam”. Babet zegt intussen tegen alle meisjes:
26
‘Hard meppen, hoor. Dan verslaan we misschien toch de jongens.’ En dat doet iedereen, vooral “Jouw naam”. Ze slaat zo hard, dat de bal vaak ver weg schiet. Als ze weer een mep geeft, hoort ze: ‘Kom op, hockey-rokkie, Geef nog zo’n klap met je stokkie!’ Het is Jesse, die langs de lijn staat.
Zijn woorden helpen, want kort daarna maakt “Jouw naam” een doelpunt. Ook Noa scoort. Maar Mees speelt ook sterk. Net als de andere jongens. Ze lijken wel overal tegelijk te zijn. Wel drie keer maken ze een doelpunt. Als Kim fluit, roepen ze blij: ‘Yes, we hebben gewonnen!’ ‘Balen, zeg!’ mompelt Babet. Ook “Jouw naam” vindt het dit keer jammer.
Ze laat zich moe op het kunstgras vallen. Noa komt naast haar zitten. Tot uit de luidspreker klinkt: ‘Wil iedereen naar het clubhuis komen? Het geld van de actie is geteld.’ O ja, de actie. “Jouw naam” was het bijna vergeten. Ze springt op en trekt Noa mee. Ton, de voorzitter, staat al klaar. Hij laat een groot papier zien. 800 EURO staat erop. 29
‘Ik ben heel trots op HCR,’ begint Ton. ‘Iedereen heeft erg zijn best gedaan. Vooral de meisjes van de Mini’s. Zij hebben echt veel geld opgehaald.’ ‘Wij?’ fluistert “Jouw naam” verbaasd. Noa knikt. ‘Vooral Babet. Zij deed klusjes op het werk van haar vader. Zo verdiende ze heel veel.’ ‘Wat goed van haar!’ zegt “Jouw naam”. Ze klapt met de anderen mee. En ze denkt: die Babet. Ja, die wil nu eenmaal altijd winnen. Dit keer komt dat heel goed uit!
En dan eindelijk ontdekt “Jouw naam” het springkussen. ‘Hé, dat is leuk!’ roept ze. ‘Kom mee, dan gaan we springen!’ Dat hoeft ze maar één keer te zeggen. Noa en Pien rennen al met haar mee. De andere meisjes volgen. En terwijl ze staan te dansen en te springen, roept “Jouw naam”: ‘Zullen we volgend jaar weer zo’n leuke actie doen?’ ‘Ja!’ juicht iedereen.
*4575768-7* 4575768-7_84093_1.1.20.H