Jacobus van der Straaten (1782-1842)
Maria Aloysia Johanna van der Straaten-Gaman (1786-1872)
Etat de Service de Lieutenant de Vaisseau Jacobus van der Straaten— van der Straaten, Jacobus/ Fils de Johannes et Hendriks, Alida/ né à la Haye le 20 Octobre 1782 Grades et Appointemens: Mousse le 17 Mars 1797 à 8 florins p. mois. Cadet de 3me Classe le 27 Fevrier 1801 à 12 florins o. mois. Cadet de 2me Classe l Janvier 1802 à 12 florins par mois et 150 florins par an. Cadet de 1re Classe le 1 Janvier 1804à 12 florins par mois et 200 florins par an Ordinaire Lieutenant le 1 Octobre 1804 à 40 florins par mois et 350 florins par an Premier Lieutenant le 15 Mars 1808 à 900 florins par an. Lieutenant de Vaisseau par Decret du 12 Decembre 1810 Mouvemens, services a la mer, Commandemens, congés, etc.
Duree des Campagnes Résidence en paix en guerre dans sous en sous en les ports voile rade voile rade m. j. m. j. m. j. m. j. m. j.
1e Campagne 1797 le 17 Mars à bord du Vaisseau le Vrijheid, armé à Amsterdam en qualité de mousse commandé par Mr. Le Capitaine van Rossum, capitaine …. De l’Amiral de Winter commandant en chef la flotte de Texel fait voile du Texel le 7 Octobre en casisiere dans la mer du Nord en Combat le 11 contre La flotte anglaise sous le commandement de l’Amiral Duncan fait prisonnier de guerre arrivé à Yarmouth le 18 Octobre. Echangé le 20 Mars 11 6 14 29 10 e 2 Campagne le 31 Mars 1800 à bord du Vaisseau Bato armé à Amsterdam Commandé par le Capitaine Dekker Stationé d’avant Amsterdam parti de la parc Moijens des chamaux au Texel dans l’automne de 1801 placé à bord du vaisseau Pluto commandé par le capitaine dernier nommé armé à Flissingue moullé alors dans le Nieuwe Diep 22 15 1 15 e 3 Campagne 1802 le 1 d’Avril à bord de Schoner le Vliegende Vis armé a Flissingue commandé par Mr. Le Capitaine J. van Nes fait voile de Flissingue en Mai pour Hellevoetsluis en Août de la même année fait voile de Hellevoetsluis pour la mer Baltique pour transporter treinte quatre prisonniers Russes à Petersburg, retourné de la et Hellevoetsluis le 18e Septembre de la même année puis sorti autrefois dans la même année en rade du Vlie distiné pour stationnaire jus’qu au 6 Decembre et hiverné dans le ras de l’Isle Terschelling 1 22 7 3 8 e
4e Campagne an 1803 fait voilé avec la dite Schoner pour Hellevoetsluis en aijant calgaté et armé le Batiment pour un voijage même voile le 17 d’Avril pour les Indes Occidentales visitames sur ce voijage les Isles de Lancerettes, Teneriffe, les colonies Suriname et Demeraize placé le 1 de Juin à Demeraize de la même année de la sytcourante Corvette Hipomenes armée de 16 canons commandé (d’après la mort du Capitane Weerts et du premier lieutenant de Bruin) par le ordinaire de 1 Classe J.M. Sisterman faisant a lieu le service de Lt. Titulair à l’epoque de la visitation de cette colonie fait prisonnier de guerre transporté à l’Isle de Barbados. Là embarqué avec 500 prisonniers à bord de la Fargate Transport nommé the Logtus Otwaij Bland, distiné comme parlementaire pour la Hollande fait voile le 3 Novembre ensuite ensuite entre le 19 Decembre dans la Golf de L’Isle …… Le Waakzaamheid après quoi nous arrisâmes à Texel après un voijage de 30 jours échangé le 23 de Mai 1 14 . 16 2 28 3 19 6.19 e 5 Campagne le 4 de Juillet suivant placé a bord du galere d ‘Etat le Zeeduivel armé à Amsterdam commandé par le 1 Lieutenant I. Palland stationnee sous la coté de et l’Isle de Ameland. 1805 le 17 Avril placé à bord du vaisseau Hersteller armée à Amsterdam etant en cade de Texel et commandé par le Capitaine Rijsterborg jusquáu 7 Fervier 1807 alons autrefois placé `bord de la corvette Ajax armée à Amsterdam commandé par le Capitaine Lieutenant I.M. Polders parti de Texel le 1 de Mars 1808 ainsi que la corvette l’Iris et rentré à Hellevoetsluis le Lendemain après, puis parti de la avec la dite corvette pour Flissingue pour joindre ‘l escadre de ‘l Escaut à l’epoque de l’invasions des Anglais en Zelande detaché le 20 d’Août pour commander le Brulôt le Phlégéton armé à Anvers et remercie au dit commandement le 1 de Mars 1810 et depuis ce temps la embarqué à bord de la dite corvette dans l’escadre de l’Escaut 67 11 12.16 à Anvers 1 Mars 1811. Total 3 06 7 16 3 9 99 29 53 18 e
e
e
Jonathan Bรถnhoff was dus op de dag van zijn huwelijk met zijn eerste vrouw: Maria Adriana van Rems op 14 april 1824 al bevriend met de vader van zijn tweede vrouw Alida Maria van der Straaten met wie hij precies 29 jaar later zou trouwen. Uit dit tweede huwelijk o.m.: Alida Maria Adriana Louisa Bรถnhoff.
Zeeslag bij Kamperduin op 11 oktober 1797 tijdens de Franse Revolutieoorlog. Twee jaar voor de zeeslag, in 1795, werd Nederland door Franse troepen bezet en riepen Nederlandse revolutionairen de Bataafse Republiek uit, een Franse vazalstaat. Dit stuitte op weinig tegenstand, omdat het nieuwe republikeinse systeem erg populair was onder de Nederlanders. De Nederlandse vloot (die nog steeds wel door Nederlandse zeelui werd bestuurd) werd door de Franse gecommandeerd voor de Franse oorlogen. In 1797 blokkeerde admiraal Adam Duncan van de Britse vloot de Nederlandse vloot in Den Helder en Texel. Het lukte de Nederlandse vloot de landing van de Franse troepen in Ierland te dekken die gestuurd waren om de rebellen te ondersteunen. Terwijl Duncan zijn eskader beval om in Yarmouth op krachten te komen, maakten de Nederlanders van de gelegenheid gebruik om op de Noordzee te gaan varen. De Britten, gealarmeerd door het schip Black Joke, begaven zich zo snel mogelijk naar de Noordzee.. De zeeslag vond plaats op de Noordzee, voor de kust van Kamperduin, ten noordwesten van Alkmaar. De twee vloten ontmoetten elkaar 18 mijl voor de Nederlandse kust, de Britten met 24 schepen en de Nederlanders met 25. Viceadmiraal de Winter moest na drie uur zijn tot wrak geschoten schip overgeven. De Britten veroverden elf schepen inclusief de Jupiter en de Vrijheid. Er vielen onder de Britten 220 doden en 812 gewonden. Aan Nederlandse zijde vielen er 540 doden en 620 gewonden. 3774 Nederlanders – waaronder Jacobus van der Straaten - werden krijgsgevangen gemaakt.
Departement van Marine
Eek
9 Mei 1838 no, 98
’s-Gravenhage, 30 April 1838.
Litt. 13, nr. 50 Bij besluit van den 19 Januari no. 89 heeft Uw Majesteit eene Kommissie bestaande uit den vice Admiraal Jhr.H. A. Ruijsch en de Schouten bij Nacht Jhr A.C. Twent en P. Ziervogel gelieven te benoemen ten einde het bij gelegenheid van het aan den grond zeilen van de Korvet van Speijk op eenen togt van het Eiland Java naar de Molukkos op eenen rots grond na bij het Eiland Salijer door den Kapitein ter Zee van der Straaten gewezen bevelhebber van dien bodem, gehouden gedrag en de omstandigheden welke het vast zeilen van gemelde korvet hebben voorafgegaan en vergezeld, nauwkeurig te onderzoeken.
De vice Admiraal Jhr. Ruijsch heeft, onder den datum van den 20 e dezer het rapport der voor schrevene Kommissie aan het Departement van Marine ingezonden, en het is, met voorkennis en autorisatie van Zijne Koninklijke Hoogheid den Admiraal en Kolonel Generaal, dat ik de eer heb hetzelve aan Uwe Majesteit aan te bieden. Uit dat rapport zal Uwe Majesteit gelieven op te merken dat de Kapitein ter Zee van der Straaten door te ver gedreven ijver om zijne reis met spoed te vervolgen, niettegenstaande er geene zekerheid ten aanzien van de landverkenning bestond met stoutheid is blijven door zeilen, in stede van met meer omzigtigheid te werk te gaan, gedurende den nacht bovenwinds en buiten het naauw over en weder te houden, en den dag af te wachten om alle onzekerheid door vollediger verkenningen uit den weg te ruimen en met meer gerustheid tusschen de eilanden door te zeilen, en dat het aan den grond zeilen van de gemelde korvet, aan vergissing in de landverkenning moet worden toegeschreven. Aan den anderen kant is de bedoelde Kommissie eenparig van gevoelen, dat de Kapitein ter Zee van der Straaten, nadat deszelfs onderhebbenden bodem was vastgezeild alle mogelijke middelen heeft aangewend tot behoud van voorschreven korvet, en dat door den zelven in deze naar goede zeemanschap is gehandeld, terwijl het dan ook daaraan te danken is, dat voorschreven korvet niet alleen deszelfs reize naar Amboina maar ook naar Banda en terug naar Java heeft kunnen volbrengen. Er schijnen alzo geene redenen aanwezig te zijn, om de zaak van den voornoemden Hoofd Officier voor het Hoog Militair Geregtshof te doen brengen, maar wel, om denzelven te doen opmerken, het wenschelijk ware geweest, dat door hem in deze met meer omzigtigheid ware te werk gegaan. Ik neem dienvolgens met magtiging van Zijne Koninklijke Hoogheid den Admiraal en Kolonel Generaal eerbiedig de vrijheid Uwer Majesteit voor te dragen te willen bepalen, dat in de verantwoording van den Kapitein ter Zee van der Straaten laatst Kommandant van Uwer Majesteits Korvet van Speijk omtrent zijn gehouden gedrag bij gelegenheid van het vast raken van deze korvet bij Salijer en de omstandigheden welke hetzelve vooraf gegaan zijn en vergezeld hebben, wordt berust, doch dien onverminderd, den gemelden Kapitein te Zee te doen te kennen geven dat het alleszins wenschelijk zoude zijn geweest indien hij met meer omzigtigheid en voorzigtigheid ware te werk gegaan als wanneer het vast zeilen van de gemelde korvet, ten gevolge van de bestaan hebbende vergissing in de land verkenning hoogstwaarschijnlijk zoude zijn voorgekomen. Ik verzoek wijders het gemelde rapport, na gemaakt gebruik van Uwe Majesteit terug te bekomen.
De Directeur Generaal voor de Marine
(get) onleesbaar
Wij Willem, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, GrootHertog van Luxemburg, enz., enz., enz. Gezien Ons besluit van den 19 Januari, No. 89 waarbij Wij eene Commissie hebben benoemd ten einde het, --bij gelegenheid van het aan den grond zeilen, op den 4e Maart 1837, van Onze Korvet van Speijk op eenen togt van het eiland Java naar de Molukkos,-- door den Kapitein ter Zee van der Straaten, als bevelhebber van dien bodem, gehouden gedrag, in de omstandigheden welke het vastzeilen van de gemelde korvet hebben voorafgegaan en vergezeld, nauwkeurig te onderzoeken, Gezien het rapport van Onzen Directeur Generaal voor de Marine van den 30 April, No.50/13, daarbij inzendende dat hetwelk door de voorgeschrevene Commissie, ter bovengenoemde zake is uitgebragt, Hebben goedgevonden en verstaan 1e te berusten in de verantwoording van den Kapitein ter Zee van der Straaten, laatst Commandant van Onze Korvet van Speijk omtrent zijn gehouden gedrag bij gelegenheid van het vastraken van die Korvet nabij het eiland Saleijer, in de omstandigheden welke hetzelve voorafgegaan zijn en vergezeld hebben, en 2e Onzen Directeur Generaal voor de Marine dienonverminderd te magtigen, om aan den voornoemden Kapitein ter Zee de kennisgeving te doen welke bij het bovenaangehaalde rapport van den 30 April no.50/13 is voorgedragen. En is Onze Directeur Generaal voor de Marine belast met de uitvoering dezes. ’s-Gravenhage den 9e Mei 1838
(get) Willem