1
Ten geleide Binnen de NBAT is het keuren van vivaria al een kunst, die zich uitstrekt tot ergens halverwege de vorige eeuw. Een groot aantal van deze fanatieke aquarianen ook wel bondskeurmeesters genoemd, zult u waarschijnlijk wel kennen van hun artikelen in ‘Het Aquarium’ ons aller en onvolprezen bondsblad. Of wellicht dat u zelf eens met een keuring mee geweest bent en u ze dus kent vanuit de keuringspraktijk of vanuit publicaties. Als u dit leest staat u aan de vooravond van ‘het keuringsgebeuren’ om eveneens in hun voetsporen te treden. ‘Eenvoudig’ durf ik het niet te noemen. Een reuze job maar wel eentje, die bijzonder veel voldoening zal schenken. Wat voor de één een kroon op zijn werk zal zijn, zal voor de ander een verbreding van kennis behelzen. Ik kan u van hieruit niet precies vertellen wat het inhoudt om je zelf keurmeester van de NBAT te mogen noemen. Zoals ik het echter zelf ervaar is het een machtige mooie ervaring, die je tot het uiterste van je eigen hobbykennis dwingt. Niets is toch mooier als dat, dunkt me, om langs de randen van de kennisgrenzen te lopen tot waar deze uitersten strekken en wat er over geschreven is of zal worden. Echter u zult zelf gaan ervaren dat door de toenemende informatiebehoefte van de deelnemende aquarianen die aan een keuring meedoen, u zelfs, (na geslaagd te zijn en nog vele jaren daarna) gedwongen bent om steeds weer nieuwe wegen te moeten zoeken naar nieuwe informatie. We kunnen inmiddels erkennen dat ook het houden van een vivarium continu aan een zekere dynamiek onderhevig is. Zo zal dat door de deelnemers ook van u geëist worden. De wegen naar informatie zijn eindeloos. Zo zijn keurmeesters zelf een vivarium begonnen waarvan ze de discipline niet machtig waren, maar ook is menig keurmeester naar landen van herkomst van onze dieren gereisd om deze in het wild te kunnen observeren en op de gevoelige plaat vast te leggen. U zult ervaren dat uw collega’s allemaal vivariaan zijn in de extreemste zin van het woord. Deze syllabus of studiegids is gemaakt en ondersteund door het College Bondskeurmeesters van de NBAT. Zij zijn allen in de gelegenheid geweest hun zegje omtrent dit boekwerkje te hebben kunnen doen, zodat een breed draagvlak is ontstaan om de opleiding tot bondskeurmeester te vervolmaken. Deze gids in combinatie met de beide keurwijzers zijn de handvaten naar een succesvol keurmeesterschap. Vanuit deze positie wil de Commissie CBKM hen daarvoor dan ook bedanken. In het bijzonder A. Ras, H. 2
Custers, A. van Holstein, W. van der Klooster, H. Alblas, W.A. Tomey, W. van Sloun, J. Hoedeman en G. van Laarhoven. Tevens wil de commissie H. Witzel bedanken voor het nakijkwerk omtrent dit boekje, zoals hij dat zo treffend noemt de ‘hoenige’ fouten, maar misschien is hijzelf wel een hoen. Veel succes met het traject om tot keurmeester van de NBAT te worden opgeleid. Namens de Cie CBKM
Willem van der Klooster, secretaris Cie CBKM 2006
3
Inhoud Omschrijving opleidings- en exameneisen….…………………………...…...4-9 Gezelschapsaquaria (A1)………………………………….………………..10-12 Biologisch gedeelte………………….……………...………..……...10-11 Technische gedeelte…………………..……………………..………..…11 Esthetisch gedeelte………………….……………………………..……12 Speciaalaquaria zoetwater (A2/3)…………………………….…………....13-15 Biologisch gedeelte………………………..………….……..………13-14 Technische gedeelte………………………..……….….………….….…15 Esthetisch gedeelte………………………..…………...…………..……15 Zeewateraquaria gezelschaps (B1)………………………………………...16-18 Biologisch gedeelte………………………………………………….16-17 Technische gedeelte…………………………………………………17-18 Esthetisch gedeelte………………………………………….…………..18 Zeewateraquaria speciaal (B2)……………………………..…………...…19-21 Biologisch gedeelte………………………………….…….………...19-20 Technische gedeelte………………………………….…………....….…21 Esthetisch gedeelte…………………………………..……………….…21 Terraria gezelschaps (C1)………………………………….………...…….22-24 Biologisch gedeelte…………………………………..………..…….22-23 Technische gedeelte…………………………………..…….…………...23 Esthetisch gedeelte…………………………………..…….............……24 Terraria speciaal (C2)………………………………………………...…….25-27 Biologisch gedeelte…………………………………………..……...25-26 Technische gedeelte…………………………………………….….……26 Esthetisch gedeelte………………………………………………..….…26 Vijvers gezelschaps (D1)……………………………………………....……28-30 Biologisch gedeelte………………………….………………………28-29 Technische gedeelte…………………………..…………………………29 Esthetisch gedeelte…………………………….………………..…...29-30 Vijvers speciaal (D2)……………………………………………………..…31-33 Biologisch gedeelte…………………………...……………………..31-32 Technische gedeelte………………………………………………..……32 Esthetisch gedeelte……………………………...…………………...32-33 Boekenlijsten…………………………………………………………….…..34-42 Module 1 (Basis + A1)………………………………..………….….35-36 Module 2 (A2/A3)………………………………………………...…….37 Module 3 (B1/2)……………………………………..……………....38-40 Module 4 (C1/2)…………………………………...……………….…...41 Module 5 (D1/2)…………………………………...……………….…...42
4
Omschrijving opleidings- en exameneisen voor de diverse categorieën vivaria van de NBAT A1 + Basisdeel Het basisdeel Niveau De aspirant-keurmeester heeft op Mbo-niveau (of gelijkwaardig daaraan) kennis der Nederlandse taal, maar enige kennis der Duitse- en Engelse taal zijn aanbevelingswaardig. Indien dit niet voldoende mocht zijn, dan dient de aspirant zich door middel van zelfstudie daarin te bekwamen. Chemische en biologische kennis De aspirant-keurmeester beschikt minimaal over eenvoudige chemische en biologische kennis op Mbo-niveau, gericht op aquatische milieus. Indien dit niet voldoende mocht blijken te zijn, dan zal deze door middel van zelfstudie en/of opleiding naar een hoger niveau moeten worden gebracht. Advisering daaromtrent kan worden opgevraagd bij de commissie CBKM. Opleiding Opleiding geschiedt door een persoon aangewezen door de Commissie Bondskeurmeesters (Cie CBKM). Of door middel van zelfstudie, waarbij de voorgaande commissie een literatuur advies geeft. Zelfstudie kan bevorderd worden door het vormen van een studiegroep. Presentatie De aspirant-keurmeester is in staat de gekeurde vivaria publiekelijk te presenteren, met behulp van dia’s, digitale opnames e.d. en deze te voorzien van commentaar in de context van de keurwijzer. Dit is een wezenlijk onderdeel van het keurmeesterschap. Communicatie De aspirant-keurmeester is in staat een gesprek te voeren met de deelnemer bij het én over het te keuren vivarium. Hierbij dient de aspirantkeurmeester te allen tijde de NBAT, de deelnemer en de vereniging en het 5
CBKM en de ‘keurwijzer’ te respecteren. Ook hier geldt natuurlijk dat men zich ook houdt aan de geldende sociale normen en waarden. Training hierin wordt men geacht op te doen tijdens de stages. De dienstdoende begeleidende keurmeester brengt hierover een verslag uit aan de opleidingswerkgroep van het CBKM. Esthetica De aspirant-keurmeester dient enige kennis te hebben van de regels der schone kunst, ofwel esthetica. Bekwaamheid hierin is een moeilijk te omschrijven begrip. Echter is dit tijdens het keuren wel een belangrijk gedeelte. Opleiding hierin kan door middel van een door de Commissie aangewezen en daartoe bekwaam geacht persoon en natuurlijk tijdens de stages. Wederom zal de voornoemde persoon gevraagd worden verslag te doen betreffende het kennen en kunnen van de aspirant-keurmeester. Ervaring Een duidelijke pre is als de aspirant keurmeester zelf meerdere malen deelgenomen heeft aan huis-, districts- of landelijke keuringen. De aspirant-keurmeester heeft dan ervaren in welke mate de beoordeling van een keurmeester impact kan hebben op de private sfeer van de hobby. Kennis van procedures en afwikkelingen zijn dan zaken waarvan kennis is genomen. In principe is voornoemde deelname aan keuringen geen strikte verplichting echter de commissie CBKM zal hier altijd een sterke voorkeur voor hebben. De ervaring kan ook worden opgedaan door in verenigingsverband een keurmeester te begeleiden. Toetsing tijdens de stage Toetsing van bekwaamheid vindt plaats tijdens de stages. De dienstdoende begeleidende keurmeester brengt verslag uit over het niveau van de aspirant-keurmeester aan de opleidingswerkgroep. Tevens kan een beroep worden gedaan op de aspirant-keurmeesters om hun bekwaamheid te demonstreren tijdens de symposia van het CBKM. Dit geldt niet alleen als training, maar ook als toetsing. Een aspirant-keurmeester mag natuurlijk zelf ook het initiatief nemen om een lezing/onderwerp op de symposia te behandelen. Dit zal als positief worden ervaren. Minimaal dient een aspirant-keurmeester 3 volledige keuringen mee te lopen voor het basisdeel en het A1-examen. Bij vervolgonderdelen voldoen 2 volledig 6
meegelopen stages. De voorkeur gaat uit naar in ieder geval 1 districtskeuring. Het volledig meelopen met een stage bestaat uit het praktische keuren en het produceren van een eigen uitslag. Deze moet besproken en geëvalueerd worden met de begeleidende keurmeester. Echter de officiële uitslag bij een keuring blijft te allen tijde een verantwoordelijkheid tussen de keurmeester en de vereniging. De aspirantkeurmeester dient, indien mogelijk, ook bij de officiële uitslag aanwezig te zijn mits deze gehouden wordt samen met de dienstdoende keurmeester. Bij deze uitslag kan en mag de keurmeester beroep doen op de bevindingen van de aspirant-keurmeester, zodat deze enige ervaring kan opdoen betreffende het presenteren van een keuring. Procedure Zodra de aspirant-keurmeester voldoet aan onderstaande exameneisen en verplichte stages, gesteld door de commissie Bondskeurmeesters van de NBAT, volgt voordracht aan het hoofdbestuur van de NBAT. Na een volgende goedkeuring van hoofdbestuur zal een aanstelling plaatsvinden voor ten minste 3 jaren. Schriftelijke verlenging vindt om de 3 jaren plaats, mits de Commissie CBKM, het hoofdbestuur of de desbetreffende keurmeester daar geen ernstige bezwaren tegen hebben. Indien er ernstige bezwaren kleven aan en/of niet voldaan wordt aan de gestelde criteria zal over een voortzetting van het bondskeurmeesterschap negatief worden geadviseerd aan het hoofdbestuur van de NBAT. De werkgroep geschillen kan een bindend advies geven betreffende een heraanstelling van de desbetreffende keurmeester. Examen Het examen wordt samengesteld door de Commissie Bondskeurmeesters van de NBAT, of door de commissie daartoe bekwaam geachte en daartoe aangewezen personen. De examencommissie bestaat uit minimaal 1 lid van het hoofdbestuur en een aantal beschikbare commissieleden (minimaal 2) en/of eventueel uitgebreid met daartoe aangewezen personen. Het examen bestaat uit minimaal 4 onderdelen. Geslaagd is men voor het examen, als men voor het gesloten gedeelte minimaal een 5,5 behaalt. Dit geldt tevens voor het open gedeelte waarvoor men ook minimaal een 5,5 behaald dient te hebben. Een ruim behaalde voldoende bij het ene onderdeel betekent niet dat deze automatisch gecompenseerd mag worden 7
met een onvoldoende bij een ander onderdeel. Echter de commissie kan en mag hiervan afwijken indien daar gegronde redenen voor zijn. Te allen tijde dient er dan wel overleg geweest te zijn wat dat betreft met de voltallige Commissie CBKM en eventueel het hoofdbestuur van de NBAT. Gesloten gedeelte Meerkeuzevragen (minimaal 40 of meer duidelijk geformuleerde vragen betreffende het te behalen onderdeel, waar men de keuze kan maken uit a, b, c of d, slechts 1 antwoord is mogelijk) Herkenningstoets (minimaal 50 of meer scherpe dia’s of digitale beelden van een te herkennen organisme betrekkend hebbende op het te behalen onderdeel). Hiertoe kunnen landelijk gangbare en minder gangbare organismen behoren van de betreffende categorie. Open gedeelte Praktisch keuren. Dit is een praktijktoets, waarbij de aspirant-keurmeester een vivarium keurt en alle aspecten van het keuren de revue laat passeren. O.a. het gesprek bij het vivarium met de deelnemer, het meten van de verschillende waterparameters en eventuele vastlegging door middel van hetzij dia’s of digitale foto’s en het beoordelen van alle 15 keuringspunten. De observatie en beoordeling vinden plaats door 2 door de commissie aangewezen personen. Het praktische keuren kan plaatsvinden aan de hand van dia’s maar ook aan de hand van een echt deelnemersvivarium. Deze echter dient te allen tijde aangewezen zijn door de commissie CBKM. Parate kennistest Dit gedeelte van het examen kan op 2 verschillende wijzen worden afgenomen. Methode 1 Door middel van een opstel. Hierbij krijgt de aspirant-keurmeester de keuze uit een aantal onderwerpen waaruit hij/zij er 1 mag kiezen. Vervolgens wordt verwacht van de aspirant- keurmeester dat hij/zij een gedegen verhaal in geschrift produceert. Hierbij laat hij/zij duidelijk zien welke bovengemiddelde vivarium kennis hij/zij bezit.
8
Methode 2 Een evaluatiegesprek met 2 door de commissie CBKM aangewezen personen over de voornoemde keuring, waarbij de parate vivariumkennis van de aspirant-keurmeester wordt getoetst. Alle onderwerpen kunnen hierin ter sprake komen. Beoordeling wordt in beide gevallen gegeven door de aangewezen bovenstaande personen. Advisering Na het examen krijgt de deelnemende aspirant-keurmeester na beraad van de examenwerkgroep te horen of hij/zij geslaagd is voor het examen, met uiteraard ook de daarbij behorende te behalen scores. Tevens volgen daaruit ook advisering op welke punten de aspirant-keurmeester zijn bekwaamheid nog kan verbeteren. Wat wordt verwacht van een keurmeester in de praktijk? De keuringen van de NBAT zijn in eerste opzet in het leven geroepen om aquarium-, terrarium- en vijverhouders te adviseren over hun hobby. In tweede instantie is daar een wedstrijdelement uit voortgekomen. Adviserend deel De keurmeester dient in eerste instantie adviserend op te treden. Aan de hand van de keurwijzer kan de keurmeester adviezen geven omtrent de keuze van plant en dier zowel in esthetisch als biologisch opzicht. Vooral milieutechnische aspecten verdienen grote aandacht. De watersamenstelling, belichting, stroming en filtratie hebben grote invloed op gezondheid van dier en plant. Een juist advies bij geconstateerde afwijkingen is voor de deelnemers van essentieel belang. De aspirantkeurmeester kan zich hierin bekwamen door zelf ervaring op te doen en een vivarium van deze categorie te beheren. Wedstrijddeel Het beoordelen van een vivarium gaat altijd aan de hand van de keurwijzer, hier mag onder geen beding vanaf worden geweken. Dit geldt in het bijzonder tijdens de districts- en landelijke keuringen. De reden hiervoor is simpel: Alle partijen tijdens deze keuringen zijn op de hoogte van de geldende en vastgelegde normen. Indien een deelnemer niet op de hoogte is van de regels in de keurwijzer dan zal de dienstdoende 9
keurmeester de deelnemer op te hoogte brengen van de voornoemde regels. Van een keurmeester wordt verwacht dat hij/zij per jaar verschillende keuringen verricht. De keurmeester kan door de commissie CBKM verzocht worden een Landelijke Huiskeuring voor zijn/haar rekening te nemen. Een keurmeester dient dan echter wel voor deze categorie geslaagd en bevoegd te zijn. Tevens zijn college CBKM-vergaderingen (2 maal per jaar) verplicht bij te wonen. Dit geldt ook voor aspirant-keurmeesters. Algemene afspraken keurmeesters • • •
en
richtlijnen
geldend
voor
aspirant-
De aspirant-keurmeester is representatief voor de NBAT De aspirant-keurmeester wordt bij aanstelling een ambassadeur van de NBAT en dient zich te gedragen volgens de huidige sociaal geldende normen en waarden De aspirant-keurmeester is te gast bij een vereniging en dient ook qua uiterlijk representatief te zijn voor de NBAT
10
A1-Gezelschapsaquaria zoetwater Biologisch gedeelte De aspirant-keurmeester heeft een bovengemiddelde kennis van vissen, planten en lagere dieren, die in het gemiddelde Nederlandse gezelschapsof A1-aquarium voorkomen. Hierbij gelden kennis als voorkomen, ecologie, taxonomie, nomenclatuur e.d. Het examen bestaat uit een herkenning en de juiste notatie van de voornoemde organismen. Als exameneis wordt het heden ten dage ‘IJzeren bestand’ genoemd. Zowel een herkenningstoets als een aantal meerkeuzevragen zullen deze materie bestrijken. Een verwijzing naar literatuur is nauwelijks op te sommen door 11
de uitgebreidheid ervan. Echter voor de juiste notatie van vissennamen verwijzen we naar de Mergus Verlag-boeken. Deel 1 t/m 6, maar in het bijzonder deel 5, dat ook wel het indexdeel genoemd wordt. Tevens een goed naslagwerk betreffende de soortherkenning is de Bede Atlas ‘Süsswasser Aquarienfische’ (J. Schmidt). Voor het plantengedeelte verwijzen we graag naar een 3-tal boeken. ‘Handboek Aquariumplanten’, auteur C. Kasselmann (uitgeverij Tirion). ‘Aquaria decoratief beplanten’, auteur C. Kasselmann (uitgeverij Tirion) en ‘Aquariumplanten’, van de hand van Prof. Dr. H.C.D. de Wit (uitgeverij Hollandia). De aspirant-keurmeester heeft kennis van specifiek chemische en biologische processen in een A1-gezelschapsaquarium. Hierbij moet gedacht worden aan de CO2-huishouding, biologische afbraakprocessen enz. Een wezenlijk onderdeel hierbij is het meten van de verscheidene waterparameters, die van belang zijn zoals gesteld in de keurwijzer en de juiste interpretatie daarvan. Opleiding hiervan geschiedt op eigen initiatief, maar kan desgewenst ook gedoceerd worden door een door de commissie CBKM aangewezen en daartoe bekwaam geacht persoon. Toetsing hiervan vindt plaats tijdens de meerkeuzevragen en bij het praktische keuren. Training kan plaatsvinden tijdens de stages. Technisch gedeelte De aspirant-keurmeester heeft kennis van alle moderne en wellicht minder moderne aquariumtechnieken. Te denken valt aan: Verlichting, verwarming, filtratie, bemestingen e.d. Ook mag hierbij gedacht worden aan decoratiematerialen als achterwanden, grindsoorten, stenen e.d. Hierbij zal de keurwijzer als leidraad gelden. Een aspirant-keurmeester is op de hoogte van wat er op de huidige markt te verkrijgen is en kan dit naar functionaliteit en werkzaamheid beoordelen. Verwacht wordt van de aspirant-keurmeester dat hij/zij zich daarin bekwaamt en zich bij de tijd houdt door middel van vakliteratuur als ‘Het Aquarium’ (NBAT), ‘Datz’ (Duits), ‘Das Aquarium’ (Duits) e.d. Ook internet is een goede bron van informatie daaromtrent.
12
Esthetisch gedeelte De aspirant-keurmeester is op de hoogte van de verschillende inrichtingsstijlen binnen aquariumhoudend Nederland. Wat wel en wat niet aantrekkelijk is om naar te kijken (zie ook esthetica). Het herkennen van fraaie combinaties van zowel vissen als planten, waarbij het dieren- en plantenwelzijn zeker niet uit de ogenschouw mag worden verloren, zal getraind moeten worden door middel van de stages. Een leidraad hiervoor is natuurlijk de keurwijzer maar ook de verslaglegging van de Landelijke Huiskeuring in ‘Het Aquarium’ van de afgelopen 15 jaren. Ook hierin kan de stage van zeer groot belang zijn, daar de begeleidende keurmeester deelgenoot is geweest in deze keuringen. Verdere literatuur is voornoemd boek van C. Kasselmann ‘Aquaria decoratief beplanten’, maar ook ‘Holländische Pflanzenaquarien’ van auteur H. Custers en ‘De praktische aquariumwijzer’ van auteur A. Ras.
13
A2/3-Speciaalaquaria zoetwater Biologisch gedeelte De aspirant-keurmeester heeft een bovengemiddelde kennis van vissen, planten en lagere dieren die in de gemiddelde Nederlandse speciaal- of biotoopaquaria voorkomen. Ook algen spelen vaak een belangrijke rol in de speciaalaquaria. Zowel de ‘goede’ als de ‘verkeerde’ algen. Hierbij geldt kennis als voorkomen, ecologie, taxonomie, nomenclatuur e.d. Het examen bestaat uit een herkenning en de juiste notatie van de voornoemde organismen. Zowel de herkenningstoets als de meerkeuzevragen zullen deze materie bestrijken. Binnen het ‘speciaalaquariagebeuren’ zijn verschillende belangrijke stromingen te constateren. O.a. cichlidenaquaria (Bonte baarzen), POECILLIADAE-aquaria (Levendbarende tandkarpers), ANABATIDAE-aquaria (Labyrintvissenaquaria), killi-aquaria (Eierleggende tandkarpers), voedselspecialistenaquaria enz. Onmogelijk is het gezien de hoeveelheid, om alle soorten die voor zouden kunnen komen te kennen. Daar de aspirant-keurmeester dan alle beschreven en bekende vissoorten en andere organismen uit het zoete water zou moeten kennen. Echter de aspirant is wel in staat om de onbekende soorten in naslagwerken in de ruimste zin van het woord terug te vinden. Kennis echter betreffende de meest voorkomende soorten in dit soort aquaria dient de aspirant-keurmeester wel te hebben. Tevens zijn specialisaties mogelijk binnen specifieke groepen. Kennis van diverse biotopen zal worden 14
getoetst tijdens de examens. Te denken valt dan aan bijvoorbeeld: De grote Afrikaanse meren (Tanganjika-, Malawi- en Victoriameer), Kongorivier, Sawa- of Rijstveldbiotoop, Zuid-Amerika rivieren, discusbiotoop, MiddenAmerika biotoop enz. enz. De aspirant-keurmeester is in staat de meest voorkomende typen aquaria door middel van boekenkennis dan wel via andere weg te onderzoeken en uiteindelijk te (laten) toetsen. De keurwijzer zal in ieder geval als leidraad gelden bij de opleiding en natuurlijk bij de beoordeling van dit soort aquaria. Een verwijzing naar de literatuur is nauwelijks te noemen door de uitgebreidheid ervan. Echter voor de juiste notatie van vissennamen verwijzen we naar de Mergus Verlag-boeken. Deel 1 t/m 6, maar in het bijzonder deel 5, dat ook wel het indexdeel genoemd wordt. Een nieuwe reeks binnen uitgeverij Mergus Verlag zijn gericht op specialisaties binnen de hobby. O.a. Mergus Cichliden Atlas en Mergus Wels Atlas (1 en 2). Tevens een goed naslagwerk betreffende de soortherkenning is de Bede Atlas ‘Süsswasser Aquarienfische’ (J. Schmidt). Voor het plantengedeelte verwijzen we graag naar een 3-tal boeken. ‘Handboek aquariumplanten’, van auteur C. Kasselmann (uitgeverij Tirion) en ‘Aquariumplanten’ van de hand van Prof. Dr. H.C.D. de Wit (uitgeverij Hollandia). De aspirant-keurmeester heeft kennis van specifiek chemische en biologische processen in een A2- & A3-speciaalaquarium. Hierbij moet gedacht worden aan CO2-huishouding, biologische afbraakprocessen enz. Een wezenlijk onderdeel hierbij is het meten van de verscheidene waterparameters, die van belang zijn zoals gesteld in de keurwijzer en de juiste interpretatie daarvan. Opleiding hiervan geschiedt op eigen initiatief, maar kan desgewenst ook gedoceerd worden door een door de Commissie CBKM aangewezen en daartoe bekwaam geacht persoon. Toetsing vindt plaats tijdens de meerkeuzevragen en bij het praktische keuren. Training kan plaatsvinden tijdens de stages. Technisch gedeelte De aspirant-keurmeester heeft kennis van alle moderne en wellicht minder moderne aquariumtechnieken. Te denken valt aan de verlichting, verwarming, filtratie, bemestingen e.d. Ook mag hierbij gedacht worden aan decoratiematerialen als achterwanden, houtsoorten, grindsoorten, stenen e.d. Hierbij zal de keurwijzer als leidraad gelden. Een aspirant15
keurmeester is op de hoogte van wat er op de huidige markt te verkrijgen is en kan dit naar functionaliteit en werkzaamheid beoordelen. Verwacht wordt van de aspirant-keurmeester, dat hij/zij zich daarin bekwaamt en zich bij de tijd houdt door middel van vakliteratuur als ‘Het Aquarium’ (NBAT), ‘Datz’ (Duits), ‘Das Aquarium’ (Duits) e.d. Ook internet is een goede bron van informatie daaromtrent. Esthetisch gedeelte De aspirant-keurmeester is op de hoogte van de verschillende inrichtingsstijlen binnen aquariumhoudend Nederland. Wat wel en wat niet aantrekkelijk is om naar te kijken (zie ook esthetica). Het herkennen van fraaie combinaties van zowel vissen als planten, waarbij het dieren- en plantenwelzijn zeker niet uit de ogenschouw mag worden verloren, zal getraind moeten worden door middel van de stages. Het welzijn van de dieren en planten zal echter in een speciaalaquarium altijd voorrang krijgen. Een leidraad hiervoor is natuurlijk de keurwijzer maar ook de verslaglegging van de Landelijke Huiskeuring in ‘Het Aquarium’ van de afgelopen 15 jaren. Ook hierin kan de stage van zeer groot belang zijn daar de begeleidende keurmeester deelgenoot is geweest in deze keuringen.
16
B1/2-Zeewateraquaria B1-Gezelschapszeewateraquaria Biologisch gedeelte De aspirant-keurmeester heeft een bovengemiddelde kennis van vissen, wieren/algen en ongewervelde dieren die in het gemiddelde Nederlandse gezelschapszeewateraquarium voorkomen. Hierbij gelden kennis als voorkomen, ecologie, taxonomie, nomenclatuur e.d. Het examen bestaat uit een herkenning en de juiste notatie van de voornoemde organismen. Zowel de herkenningstoets als de meerkeuzevragen zullen deze materie bestrijken. Door de enorme veelvoud aan organismen, die in het zeewateraquarium gehouden worden is het onmogelijk deze allemaal te kennen. Een soortenlijst is derhalve niet exact te noemen. Echter ook hier geldt wederom, dat er van uitgegaan wordt, dat men de meest gangbare soorten kent. In het bijzonder worden bij zeewaterorganismen de onderlinge verdraagzaamheid in ogenschouw genomen. Wat kan wel en 17
wat kan absoluut niet bij elkaar gehouden worden. Veel soorten koralen zijn uiterst agressief qua netel- en gifstoffen. Ook vissen kunnen bijzonder onverdraagzaam zijn. Een aantal soorten, daarentegen behoren juist in grotere groepen gehouden te worden. Dit wordt vaak in zeewater aquaria terzijde geschoven. De keurwijzer zal in ieder geval als leidraad gelden bij de opleiding en natuurlijk bij de beoordeling van dit soort aquaria. Literatuur: Het College CBKM houdt zich qua nomenclatuur en juiste notatie vast aan de al eerder genoemde Mergus Verlag-reeks. Ook hierin wederom geen uitzonderingen. Mergus Verlag Meerwasser Atlas 1 t/m 7 ( H. Baensch , H. Debelius & E. Moosleitner); zie ook de boekenlijst. Tevens zeer goede zeewaterboeken zijn de reeks ‘Das Korallenriffaquarium 1 t/m 5’ (Fossa & Nielsen), ‘Riffaquaristik für Einsteiger’ (D. Knop) en ‘Steinkorallen im Aquarium 1 en 2’ (D. Knop), ‘Koraalvissen van de wereld’ (E. Lieske & R.F. Myers) en het Tropisch zeeaquarium (N. Dakin). Ook zijn diverse soortherkenningsgidsen uitgegeven door het blad ‘Duiken’. Klinkende namen als H. Debelius, R.H. Kuiter en S. Weinberg verdienen hierin de aandacht van de aspirant-keurmeester. De aspirant keurmeester heeft kennis van specifieke chemische en biologische processen in een B1-gezelschapszeewateraquarium. Hierbij moet gedacht worden aan de zuurstofhuishouding, biologische afbraakprocessen, kalkhuishouding enz. Een wezenlijk onderdeel hierbij is het meten van de verscheidene waterparameters, die van belang zijn, zoals gesteld in de keurwijzer en de juiste interpretatie daarvan. Opleiding hiervan geschiedt op eigen initiatief maar kan desgewenst ook gedoceerd worden door een door de Commissie CBKM aangewezen en daartoe bekwaam geacht persoon. Toetsing vindt plaats tijdens de meerkeuzevragen en bij het praktische keuren. Training hierin kan plaatsvinden tijdens de stages. Technisch gedeelte De aspirant-keurmeester heeft kennis van alle moderne en wellicht minder moderne aquariumtechnieken. Te denken valt aan: Verlichting, verwarming, filtratie, eiwitafschuimers, levend steen, kalkreactoren, toevoegingen enz. Ook mag hierbij gedacht worden aan decoratiematerialen als achterwanden, grindsoorten, stenen e.d. Hierbij zal 18
de keurwijzer als leidraad gelden. Een aspirant-keurmeester is op de hoogte van wat er op de huidige markt te verkrijgen is en kan dit naar functionaliteit en werkzaamheid beoordelen. Heden ten dage heeft de zeewateraquaristiek een enorme vlucht genomen, zeker voor wat betreft de technische installaties. Er zal tijdens het studiegedeelte met klem hierop worden gewezen en tevens hierin onderricht worden gegeven. Verwacht wordt van de aspirant-keurmeester, dat hij/zij zich daarin bekwaamt en zich bij de tijd houdt door middel van vakliteratuur als ‘Het Aquarium’ (NBAT), ‘Datz’ (Duits), ‘Das Aquarium’ (Duits), ‘Het Zeeaquarium’ (NBBZ) e.d. Ook internet is een goede bron van informatie daaromtrent. Esthetisch gedeelte De aspirant-keurmeester is op de hoogte van de verschillende inrichtingsstijlen binnen aquariumhoudend Nederland. Wat wel en wat niet aantrekkelijk is om naar te kijken (zie ook esthetica). Het herkennen van fraaie combinaties van zowel vissen als lagere dieren dan wel wieren, waarbij het dieren- en plantenwelzijn zeker niet uit de ogenschouw mag worden verloren, zal getraind moeten worden door middel van de stages. Een leidraad hiervoor zijn natuurlijk de keurwijzer, maar ook de verslaglegging van de Landelijke Huiskeuring in ‘Het Aquarium’ van de afgelopen 15 jaren. Ook hierin kan de stage van zeer groot belang zijn daar de begeleidende keurmeester deelgenoot is geweest in deze keuringen.
19
B2-Speciaalzeewateraquaria Biologisch gedeelte De aspirant-keurmeester heeft een bovengemiddelde kennis van vissen, wieren en ongewervelde dieren, die in het gemiddelde Nederlandse speciaal- of biotoopzeewateraquarium voorkomen. Hierbij gelden kennis als voorkomen, ecologie, taxonomie, nomenclatuur e.d. Het examen bestaat uit een herkenning en juiste notatie van de voornoemde organismen. Zowel de herkenningstoets als de meerkeuzevragen zullen deze materie bestrijken. Te denken valt aan specifieke vissenaquaria, zoals bijvoorbeeld een zeepaardenaquarium, maar ook de zogenaamde nanoreefs. (Zeer kleine zeewateraquaria met heel beperkte soortenbezetting). Ook brakwateraquaria, zoals mangrove- en getijdenhabitats vallen onder dit geheel. Het spectrum van soort mogelijkheden is zo groot als de creativiteit van de deelnemers. Derhalve zal men zich hier slechts sporadisch in behoeven te verdiepen. Kennis 20
vergaren door middel van boekenonderzoek is een mogelijkheid. Echter eigen onderzoek, zoals bijvoorbeeld duiken en of snorkelen op locatie kan zeer relevant zijn tijdens de studieperiode. Enige keurmeesters zijn u daar al in voorgegaan. Ook kan men natuurlijk gebruik maken van de bronnen die het internet u bieden.
De aspirant-keurmeester heeft kennis van specifiek chemische en biologische processen in een B2-speciaalzeewateraquarium. Hierbij moet gedacht worden aan de zuurstofhuishouding, biologische afbraakprocessen, kalkhuishouding enz. Een wezenlijk onderdeel hierbij is het meten van de verscheidene waterparameters, die van belang zijn zoals gesteld in de keurwijzer en de juiste interpretatie daarvan. Opleiding hiervan geschiedt op eigen initiatief maar kan desgewenst ook gedoceerd worden door een door de Commissie CBKM aangewezen en daartoe bekwaam geacht persoon. Toetsing vindt plaats tijdens de meerkeuzevragen en bij het praktische keuren. Training kan plaats vinden tijdens de stages.
21
Technisch gedeelte De aspirant-keurmeester heeft kennis van alle moderne en wellicht minder moderne aquarium technieken. Te denken valt aan: Verlichting, verwarming, filtratie, eiwitafschuimers, levend steen, kalkreactors, toevoegingen enz. Ook mag hierbij gedacht worden aan decoratiematerialen als achterwanden, grindsoorten, stenen e.d. Hierbij zal de keurwijzer als leidraad gelden. Een aspirant keurmeester is op de hoogte van wat er op de huidige markt te verkrijgen is en kan dit naar functionaliteit en werkzaamheid beoordelen. (Zie ook B1) Verwacht wordt van de aspirant-keurmeester dat hij/zij zich daarin bekwaamt en zich bij de tijd houdt door middel van vakliteratuur als ‘Het Aquarium’ (NBAT), ‘Datz’ (Duits), ‘Das Aquarium’ (Duits) e.d. Ook internet is een goede bron van informatie daaromtrent. Esthetisch gedeelte De aspirant-keurmeester is op de hoogte van de verschillende inrichtingsstijlen binnen aquariumhoudend Nederland. Wat wel en wat niet aantrekkelijk is om naar te kijken (zie ook esthetica). Het herkennen van fraaie combinaties van zowel vissen als planten, waarbij het dieren- en plantenwelzijn zeker niet uit de ogenschouw mag worden verloren, zal getraind moeten worden door middel van de stages. Het welzijn van de dieren en planten zal echter in een speciaalzeewateraquarium altijd voorrang krijgen. Een leidraad hiervoor zijn natuurlijk de keurwijzer, maar ook de verslaglegging van de Landelijke Huiskeuring in ‘Het Aquarium’ van de afgelopen 15 jaren. Ook hierin kan de stage van zeer groot belang zijn daar de begeleidende keurmeester deelgenoot is geweest in deze keuringen.
22
C1/2-Terraria C1-Gezelschapsterraria Biologisch gedeelte De aspirant-keurmeester heeft een bovengemiddelde kennis van gewervelde dieren, ongewervelde dieren en planten, die in het gemiddelde Nederlandse gezelschapsterrarium voorkomen. Hierbij gelden kennis als voorkomen, ecologie, taxonomie, nomenclatuur e.d. Het examen bestaat uit een herkenning en de juiste notatie van de voornoemde organismen. Zowel de herkenningstoets als de meerkeuzevragen zullen deze materie bestrijken. In het bijzonder wordt van de aspirant-keurmeester een uitgebreide kennis van DENDROBATIDAE gevraagd, maar ook enige kennis van kleine hagedissen, die geregeld als medebewoners gekozen worden. Tevens is een redelijke dosis kennis noodzakelijk betreffende de kamerplantenbestanden die worden toegepast. (Verwijzing naar de boekenlijst). Voor een juiste notatie verwijzen we naar een drietal 23
boekwerken: Mergus Terrarien Atlas Band 1, Mergus, Terrarien Atlas Band 2 ‘Frösche’ en de Terrariumencyclopedie van E. Bruins. Door de uitgebreidheid qua aantal zeer goede boeken betreffende kamerterrariumplanten is men genoopt hierin zelf een keuze te maken. Verwijzing kan slechts gegeven worden naar Uitgeverij Groenboekerij, daar zij een uitgebreid assortiment hebben, omtrent dit soort literatuur. Ook hier geldt dat internet een goede bron van informatie kan zijn. De aspirant-keurmeester heeft kennis van specifieke chemische, biologische en fysiologische processen in een C1-gezelschapsterrarium. Hierbij moet gedacht worden aan de waterhuishouding, biologische afbraakprocessen enz. Een wezenlijk onderdeel hierbij is het meten van de verscheidene parameters, die van belang zijn, zoals gesteld in de keurwijzer en de juiste interpretatie daarvan. Opleiding hiervan geschiedt op eigen initiatief, maar kan desgewenst ook gedoceerd worden door een door de Commissie CBKM aangewezen en daartoe bekwaam geacht persoon. Toetsing vindt plaats tijdens de meerkeuzevragen en bij het praktische keuren. Training kan plaatsvinden tijdens de stages. Het meten beslaat in het terrarium en of paludarium niet alleen het eventueel aanwezige watergedeelte. Temperatuur, relatieve luchtvochtigheid e.d. zijn net zo relevant. Technisch gedeelte De aspirant-keurmeester heeft kennis van alle moderne en wellicht minder moderne terrariumtechnieken. Te denken valt aan: Verlichting, verwarming, filtratie, bemestingen en beregeningen e.d. Ook mag hierbij gedacht worden aan decoratiematerialen als achterwanden, houtsoorten, grind- en grondsoorten, stenen e.d. Hierbij zal de keurwijzer als leidraad gelden. Een aspirant-keurmeester is op de hoogte van wat er op de huidige markt te verkrijgen is en kan dit naar functionaliteit en werkzaamheid beoordelen. Verwacht wordt van de aspirant-keurmeester dat hij/zij zich daarin bekwaamt en zich bij de tijd houdt door middel van vakliteratuur als ‘Het Aquarium’ (NBAT), ‘Datz’ (Duits), ‘Das Aquarium’ (Duits). Het periodiek van Lacerta en het Periodiek van Dendrobatidae Nederland e.d. Ook internet is een goede bron van informatie daaromtrent.
24
Esthetisch gedeelte De aspirant-keurmeester is op de hoogte van de verschillende inrichtingsstijlen binnen terrariumhoudend Nederland. Wat wel en wat niet aantrekkelijk is om naar te kijken (zie ook esthetica). Het herkennen van fraaie combinaties van zowel kikkers / hagedissen / vissen en geleedpotigen en ook planten, waarbij het dieren- en plantenwelzijn zeker niet uit de ogenschouw mag worden verloren, zal getraind moeten worden door middel van de stages. Een leidraad hiervoor zijn natuurlijk de keurwijzer maar ook de verslaglegging van de Landelijke huiskeuring in ‘Het Aquarium’ van de afgelopen 15 jaren. Ook hierin kan de stage van zeer groot belang zijn daar de begeleidende keurmeester deelgenoot is geweest in deze keuringen.
25
C2-Speciaalterraria Biologisch gedeelte De aspirant-keurmeester heeft een bovengemiddelde kennis van gewervelde dieren, planten en ongewervelde dieren die in het gemiddelde Nederlandse speciaal- of biotoopterrarium voorkomen. Hierbij gelden kennis als voorkomen, ecologie, taxonomie, nomenclatuur e.d. Het examen bestaat uit een herkenning en de juiste notatie van de voornoemde organismen. Zowel de herkenningstoets als de meerkeuzevragen zullen deze materie bestrijken. De aspirant-keurmeester heeft kennis van specifieke chemische, biologische en fysiologische processen in een C2-speciaalterrarium. Hierbij moet gedacht worden aan de waterhuishouding, biologische afbraakprocessen, temperatuur enz. Een wezenlijk onderdeel hierbij is het meten van verscheidene parameters, die van belang zijn zoals gesteld in de keurwijzer en de juiste interpretatie daarvan. Opleiding hiervan geschiedt 26
op eigen initiatief maar kan desgewenst ook gedoceerd worden door een door de Commissie CBKM aangewezen en daartoe bekwaam geacht persoon. Toetsing vindt plaats tijdens de meerkeuzevragen en bij het praktische keuren. Training kan plaatsvinden tijdens de stages. Het meten beslaat in het terrarium en of paludarium niet alleen het eventueel aanwezige watergedeelte. Temperatuur, relatieve luchtvochtigheid e.d. zijn net zo relevant. Technisch gedeelte De aspirant-keurmeester heeft kennis van alle moderne en wellicht minder moderne terrariumtechnieken. Te denken valt aan: Verlichting, verwarming, filtratie, bemestingen en beregeningen e.d. Ook mag hierbij gedacht worden aan decoratiematerialen als achterwanden, houtsoorten, grind- en grondsoorten, stenen e.d. Hierbij zal de keurwijzer als leidraad gelden. Een aspirant-keurmeester is op de hoogte van wat er op de huidige markt te verkrijgen is en kan dit naar functionaliteit en werkzaamheid beoordelen. Verwacht wordt van de aspirant-keurmeester dat hij/zij zich daarin bekwaamt en zich bij de tijd houdt door middel van vakliteratuur als ‘Het Aquarium’ (NBAT), ‘Datz’ (Duits), ‘Das Aquarium’ (Duits). Het periodiek van Lacerta en het Periodiek van Dendrobatidae Nederland e.d. Ook internet is een goede bron van informatie daaromtrent. Esthetisch gedeelte Het esthetische element in speciaalterraria zal altijd ondergeschikt blijven aan het dieren- en plantenwelzijn. Het terrarium is immers als het ware nagenoeg om het desbetreffende dier of diergroep heen gebouwd. Echter ook hierin kan en zal de keurmeester adviezen kunnen geven omtrent de lijnvoering en fraaie effecten. Immers het oog wil ook wat. Een niet fraai uitziend terrarium kan nauwelijks een sieraad in de kamer kunnen worden genoemd. De aspirant-keurmeester leert hoe hij/zij de regels der schone kunst kan toepassen op dit soort dieren- plantenverblijven in de ruimste zin van het woord. Ook hierin zullen de stages maar ook werkbezoeken aan bijvoorbeeld diergaardes een goed leergereedschap kunnen zijn. In ieder geval zal ook hierin de keurwijzer weer als leidraad gevolgd worden en tevens de verslagen van de Landelijke Huiskeuring in ‘Het Aquarium’. Oordeelmatig hebben zich daar immers zich al meerder keurmeesters zich over gebogen. 27
28
D1/2-Vijvers D1-Gezelschapsvijvers Biologisch gedeelte De aspirant-keurmeester heeft een bovengemiddelde kennis van vissen, planten en lagere dieren die in de gemiddelde Nederlandse gezelschapsvijver voorkomen. Hierbij gelden kennis als voorkomen, ecologie, taxonomie, nomenclatuur e.d. Het examen bestaat uit een herkenning en de juiste notatie van de voornoemde organismen. Zowel de herkenningstoets als de meerkeuzevragen zullen deze materie bestrijken. Een aanzienlijk gedeelte van het examen zal bestaan uit het herkennen en benoemen van de verschillende soorten planten in en rond de vijver op correcte wijze. Een verwijzing naar literatuur is haast ondoenlijk echter voor wat betreft de correctheid van de nomenclatuur verwijzen we wederom naar de Mergus Verlag boeken en wel het vijverdeel. 29
De aspirant-keurmeester heeft kennis van specifieke chemische en biologische processen in een D1-gezelschapsvijver. Hierbij moet gedacht worden aan CO2-huishouding, biologische afbraakprocessen enz. Een wezenlijk onderdeel hierbij is het meten van de verscheidene waterparameters, die van belang zijn zoals gesteld in de keurwijzer en de juiste interpretatie daarvan. Opleiding hiervan geschiedt op eigen initiatief maar kan desgewenst ook gedoceerd worden door een door de Commissie CBKM aangewezen en daartoe bekwaam geacht persoon. Toetsing vindt plaats tijdens de meerkeuzevragen en bij het praktische keuren. Training kan plaatsvinden tijdens de stages. Technisch gedeelte De aspirant-keurmeester heeft kennis van alle moderne en wellicht minder moderne vijvertechnieken. Te denken valt aan: Filtratie, bemestingen, foliesoorten, pompen e.d. Ook mag hierbij gedacht worden aan decoratiematerialen als hout, randafwerkingen, stenen e.d. Hierbij zal de keurwijzer als leidraad gelden. Een aspirant-keurmeester is op de hoogte van wat er op de huidige markt te verkrijgen is en kan dit naar functionaliteit en werkzaamheid beoordelen. Verwacht wordt van de aspirant-keurmeester dat hij/zij zich daarin bekwaamt en zich bij de tijd houdt door middel van vakliteratuur als ‘Het Aquarium’ (NBAT), ‘Datz’ (Duits), ‘Das Aquarium’ (Duits) e.d. Ook internet is een goede bron van informatie daaromtrent. Esthetisch gedeelte Het vastleggen van bepaalde grenzen is heden ten dage nog steeds een punt van discussie. De aspirant-keurmeester echter zal door middel van ervaring en stages leren welke combinaties van plant en dier maar ook dode materialen (lees stenen, hout e.d.) tot fraaie resultaten kan leiden. Wat fraai is en wat minder fraai is vaak een gevoelsmatige kwestie. Echter ook in het ‘vijvergebeuren’ is een zekere mate van regels vast te stellen. O.a. massa-, ruimteverhouding, weglopend- of diepte-effect versterkende straten. Asymmetrische plaatsing van solitaire objecten en natuurlijk het weglaten van storende objecten. Een overmaat aan tierelantijnen rond de vijver is storend en een reigerafschrikkend net of erger een schrikdraadvoorziening kan afbreuk doen aan het gehele esthetische beeld. Ook hier zal de vijverkeurwijzer gelden als leidraad, maar zeker ook de 30
ervaring van keurmeesters uit het veld, die al jaren de Landelijke Vijverkeuring hebben verzorgd. Stages bij vijverkeuringen maar ook het zelf bekijken van diverse model- en showtuinen zullen leiden tot een zeer gedegen kijk op vijveresthetica.
31
D2-Speciaalvijvers Biologisch gedeelte De aspirant-keurmeester heeft een bovengemiddelde kennis van vissen, planten en lagere dieren die in de gemiddelde Nederlandse speciaal- of biotoopvijvers voorkomen. Hierbij gelden kennis als voorkomen, ecologie, taxonomie, nomenclatuur e.d. Het examen bestaat uit een herkenning en juiste notatie van de voornoemde organismen. Zowel de herkenningstoets als de meerkeuzevragen zullen deze materie bestrijken. Niet alleen de zogenaamde koivijvers kunnen als ‘speciaal’ aangemerkt worden maar ook bijvoorbeeld een amfibieënspeciaalvijver. Verwacht wordt van de aspirantkeurmeester dat hij/zij zich verdiept in de diverse rassen koi en in het bijzonder zijn medebewoners. Heden ten dage verschillen daar de meningen nogal over. In de huidige vijverwijzer zal een aanvulling plaats vinden voor wat betreft het ‘koigebeuren’.
32
De aspirant-keurmeester heeft kennis van specifieke chemische en biologische processen in een D2-speciaalvijver. Hierbij moet gedacht worden aan de zuurstofhuishouding, zuurgraad en zuurbindende waarde, biologische afbraakprocessen, zouthuishouding enz. Een wezenlijk onderdeel hierbij is het meten van de verscheidene waterparameters die van belang zijn, zoals gesteld in de keurwijzer en de juiste interpretatie daarvan. Opleiding hiervan geschiedt op eigen initiatief maar kan desgewenst ook gedoceerd worden door een door de Commissie CBKM aangewezen en daartoe bekwaam geacht persoon. Toetsing vindt plaats tijdens de meerkeuzevragen en bij het praktische keuren. Training kan plaatsvinden tijdens de stages. Technisch gedeelte De aspirant-keurmeester heeft kennis van alle moderne en wellicht minder moderne vijvertechnieken. Te denken valt aan: Filtratiesystemen, UVC, foliesoorten, pompen, elektrische voorzieningen e.d. Ook mag hierbij gedacht worden aan decoratiematerialen als steensoorten, sierbeplanting, randafwerkingen e.d. Hierbij zal de keurwijzer als leidraad gelden. Een aspirant-keurmeester is op de hoogte van wat er op de huidige markt te verkrijgen is en kan dit naar functionaliteit en werkzaamheid beoordelen. In extreme mate zijn de filtertechnieken in het ‘koigebeuren’ heden ten dage onderhevig aan vernieuwingen en veranderingen. Dit komt vanwege de hoge mate van vervuiling in dit soort systemen en de automatisch daarop volgende gevoeligheid voor ziektes bij koi. Tijdens symposia van het CBKM zal, indien nodig, aandacht hieraan worden besteed. Verwacht wordt van de aspirant-keurmeester dat hij/zij zich daarin bekwaamt en zich bij de tijd houdt door middel van vakliteratuur als ‘Het Aquarium’ (NBAT), ‘Datz’ (Duits), ‘Das Aquarium’ (Duits) e.d. Ook internet is een goede bron van informatie daaromtrent. Esthetisch gedeelte Het vastleggen van bepaalde grenzen is heden ten dage nog steeds een punt van discussie. De aspirant-keurmeester echter zal door middel van ervaring en stages leren welke combinaties van plant en dier maar ook dode materialen (lees stenen, hout e.d.) tot fraaie resultaten kunnen leiden. Wat fraai is en wat minder fraai is vaak een gevoelsmatige kwestie. Echter ook in het ‘vijvergebeuren’ is een zekere mate van regels vast te stellen. 33
O.a. massa- ruimteverhouding, weglopend- of diepte-effect versterkende straten. Asymmetrische plaatsing van solitaire objecten en natuurlijk het weglaten van storende objecten. Een overmaat aan tierelantijnen rond de vijver is storend en een reigerafschrikkend net of erger een schrikdraadvoorziening kan afbreuk doen op het gehele esthetische beeld. De samenstelling van diverse vissenbestanden en dan met name de verschillende koirassen leiden vaak tot onrustige beelden. Ook hierin zal te zijner tijd een uitspraak volgen uit het CBKM over de te volgen lijn. In het aquarium immers hebben het CBKM ook voor rust gezorgd in combinatie met het dierenwelzijn. In het ‘koigebeuren’ zal ook dit zeker plaatsvinden. Daarentegen zal een amfibieënvijver vaak leiden tot een relatief zeer rustige zo niet saaie impressie. Zeker buiten de paaitijd. Ook hier zal de vijverkeurwijzer gelden als leidraad, maar zeker ook de ervaringen van keurmeesters uit het veld die al jaren de Landelijke Vijverkeuringen hebben verzorgd. Stages bij vijverkeuringen maar ook het zelf bekijken van diverse model- en showtuinen zullen leiden tot een zeer gedegen kijk op vijveresthetica.
34
De boekenlijst U zult de lijst wellicht aan de lange kant vinden en tamelijk uitgebreid. Dit is niet geheel ten onrechte. Het geheel bevat een verzameling boeken die de gemiddelde bondskeurmeester in de boekenkast heeft staan. Een gigantische basis waar jaren op verzameld is. Van u wordt natuurlijk niet verwacht dat u die per direct aanschaft. Immers u zou dan over een geweldig grote beurs moeten beschikken. U ziet echter wel waar dat uw toekomstige collegae hun informatie vandaan halen. In de lijst zijn een aantal titels met â—?, waarvan de commissie vindt dat u ze in uw opleiding niet kunt missen en derhalve min of meer haast verplicht zijn. De overige boeken gekenmerkt met een â—‹ kunt u zien als literatuur waar met grote regelmaat gebruik van wordt gemaakt en dienen ter verdieping van de materie. U zult de lijst zelf uiteindelijk nog verder aan kunnen vullen daar er heden ten dage nog menig nieuw boek uitkomt.
35
• o o • • o o o o o • o • • • • •
Aanbevolen boekenlijst Module 1 Basis + A1 Aquaria Decoratief Beplanten, C. Kasselmann, Uitgeverij Tirion, 2002 Aquariumboek, Het, P. Hunnam & W.A. Tomey, Uitgeverij Palladium Publishers BV, 1994 Aquariumplanten in Kleur, N. Jacobsen, Uitgeverij Moussault, 1979 Aquariumplanten, Prof. Dr. H.C.D. De Wit, Uitgeverij Hollandia, 1966 Bede Atlas, Süsswasser Aquarienfische, Dr. Jurgen Schmidt, Uitgeverij Bede Verlag, 2002 Biologie, Actuele Basiskennis, K.R. Hassenkamp, Uitgeverij Het Spectrum, 1984 Compleet Handboek Zoetwateraquarium, Dr. J. Etscheidt, Uitgeverij Zuid-Nederlandse uitgeverij NV, 2002 Encyclopedie van de Aquaristiek en Ichtyologie, G. Sterba, Uitgeverij Becht, 1981 Groot Aquariumboek, A. van den Nieuwenhuizen, Uitgeverij Amsterdamboek BV, 1976 Grote Aquariumgids, De, U. Schumer, Uitgeverij Könemann Verlaggeselschaft, 2000 Handboek Aquariumplanten, C. Kasselmann, Uitgeverij Tirion, 1995 Handboek Tropische Aquariumvissen, Dr. Herbert R. Axelrod, Uitgeverij Veen, 1976 Holländische Pflanzenaquarien Ihr Hobby, H. Custers, Uitgeverij Bede, 2000 Mergus, Aquarien Atlas Band 1, Dr. Rüdiger Riehl & H.A. Baensch, Uitgeverij Mergus Verlag GmbH, 1982 Mergus, Aquarien Atlas Band 2, H.A. Baensch & Dr. Rüdiger Riehl, Uitgeverij Mergus Verlag GmbH, 1985 Mergus, Aquarien Atlas Band 3, Dr. Rüdiger Riehl & H.A. Baensch, Uitgeverij Mergus Verlag GmbH, 1989 Mergus, Aquarien Atlas Band 4, H.A. Baensch & Dr. Rüdiger Riehl, Uitgeverij Mergus Verlag GmbH, 1995 36
• • • o o o • o o • o o o
Mergus, Aquarien Atlas Band 5, H.A. Baensch & Dr. Rüdiger Riehl, Uitgeverij Mergus Verlag GmbH, 1997 Mergus, Aquarien Atlas Band 6, H.A. Baensch & H.G. Evers, Uitgeverij Mergus Verlag GmbH, 2002 Mergus, Aquarien Atlas Foto Index 1-5, H.A. Baensch & Dr. G.W. Fischer, Uitgeverij Mergus Verlag GmbH, 1998 Natuurlijk Evenwicht in het Aquarium, Het, J.J. Hoedeman, Uitgeverij Zuidgroep, 1981 Nieuwe Wegwijzer in Visziekten, De, G. Basleer, Uitgeverij Bassleer biofish, 2003 Optimale Aquarium, Het, K. Horst & H.E. Kipper, Uitgeverij Aquadocumenta Verlag GmbH, 1990 Praktische Aquariumwijzer, De, Ab Ras, Uitgeverij Welzo Media Productions, 2002 Sesam, Atlas bij de Biologie, G. Vogel & H. Angermann,Uitgeverij Bosch & Keuning, 1970 Thieme’s Aquariumplantengids, K. Paffrath, Uitgeverij Thieme, 1979 Thieme’s Handboek voor het Zoetwateraquarium, G. Brunner, W. Ostermoller, J. Vierke e.a., Uitgeverij Thieme, 1977 Voedselatlas Aquariumwereld, D. Briers & H. Voet, Uitgeverij Aquariumwereld Voedseldieren voor Aquariumvissen, Prof. Dr. A. Stolk, Uitgeverij Copra, 1983 Woorden Wijzer Ecologie, P. Marechal, Uitgeverij Reaal Ecoboek, 1991
37
• • • • • o o • • o • • o • • • • o • • o • • o
Aanbevolen boekenlijst Module 2 A2/3 Afrikanische Cichliden 1. Buntbarsche aus West Afrika, H. Linke & W. Staeck, 1997 Back to Nature, Gids voor de Discus, D. Au, 1998, zeer veel kweekvarianten van Discus Barbelen, C.P. Steinle, Uitgeverij Tirion, 1999 Barben und Barblinge, H. Stallknecht, Uitgeverij Tetra Verlag, 1994 Buntbarsche Amerikas, Die, Band 3, Erdfresser, Hecht-und Kammbuntbarsche, R. Stawikowski & U. Werner, 2004 Cichliden Tanganyika-See, W. Staeck, Uitgeverij Engelbert Pfriem Verlag, 1985 Cichliden van de Wereld, diverse schrijvers NVC, Uitgeverij Zuid boekproducties, 1985 Cichliden, C. Schaefer, Uitgeverij Tirion, 1999 Cichlidenboek, Het, deel 1 & 2, A. Konings, 1993 Cichlidenjaarboek, Het, Volume 1, A. Konings, Uitgeverij NVC, 1991 Karperzalmen, P. & M. Hoffmann, Uitgeverij Tirion, 2001 Killi’s , R. Wildekamp, Uitgeverij Welzo Media Productions, 2001 Killivissen, R. Wildekamp, Uitgeverij Zuidgroep, 1981 Labyrintvissen, M. Kokoscha, Uitgeverij Tirion, 2001 Levendbarende Tandkarpers, M. Kempkes, Uitgeverij Tirion, 2000 Malawicichliden in hun natuurlijke omgeving 3e druk , A. Konings, 2001 Malawicichliden, In hun natuurlijke omgeving, A. Konings, 1990 Meervallen, C. Schaefer, Uitgeverij Tirion, 1998 Mergus, Cichliden Atlas 1, Dr. U. Romer, Uitgeverij Mergus Verlag GmbH, 1998 Mergus, Wels Atlas 1, H.G. Evers & I. Seidel, Uitgeverij Mergus Verlag GmbH, 2002 Tandkarper Biotopen, J.J. Hoedeman, Uitgeverij Zuidgroep, 1980 Tanganjikacichliden, A. Konings, 1988 Tropheuscichliden, F. Schnedewind, 1997 Welt der Killifische, Die, K. Breitfeld, Uitgeverij Tetra Verlag, 1994 38
Aanbevolen boekenlijst Module 3 B1/2 o Anemonenfische und Ihre Wirte, Dr. D.G. Fautin & Dr. G.R. Allen, Uitgeverij Tetra Verlag, 1994 o Corals of the World, Dr. E. M. Wood, Uitgeverij T.F.H. Productions, 1983 • Corals: Indo-Pacific Field Guide- Gorgonians, Soft Corals, Stony Corals, Sea Anemones, H. Erhardt & D. Knop, Uitgeverij Conchbooks, 2005 o De Rode Zee en de Indische Oceaan, S. Weinberg, Uitgeverij J.H. Gotmer, 1999 o Diseases of Marine Aquarium Fishes, M.P. Dulin, Uitgeverij TFH Publications, 1976 o Falter und Kaiserfische, Band 1, R. C. Steene, Uitgeverij Mergus Verlag GmbH, 1997 o Falter und Kaiserfische, Band 2, Dr. G.R. Allen, Uitgeverij Mergus Verlag GmbH, 1997 o Falterfische, R.H. Kuiter & H. Debelius, Uitgeverij Verlag Eugen Ulmer, 2003 • Giant Clams: A Comprehesive Guide to the Identification and Care of Tridacnid Clams, D. Knop, Uitgeverij Daehne Verlag, 1996 o Kaiserfische, H. Debelius & R.H. Kuiter, Uitgeverij Eugen Ulmer, 2003 o Keizersvissen en Koraalvlinders, E. Korthaus, Uitgeverij Thieme, 1981 • Koraalvissen van de Wereld, E. Lieske & R.F. Myers, Uitgeverij Vipmedia, 1996 • Koralle 1. Steinkorallen im Aquarium, D. Knop, Uitgeverij Naturund Tierverlag, 2002 • Koralle 2. Steinkorallen im Aquarium, D. Knop, Uitgeverij Naturund Tierverlag, 2002 o Lippfische, R.H. Kuiter, Uitgeverij Verlag Eugen Ulmer, 2002 o Marine Invertebrates, U.E. Friese, Uitgeverij T.F.H. Productions, 1973 • Mergus, Meerwasser Atlas Band 1, H. Baensch & H. Debelius, Uitgeverij Mergus Verlag GmbH, 1995 39
• • • • • • •
•
•
o • o o o •
Mergus, Meerwasser Atlas Band 2, E. Moosleitner, Uitgeverij Mergus Verlag GmbH, 1995 Mergus, Meerwasser Atlas Band 3, E. Moosleitner, Uitgeverij Mergus Verlag GmbH, 1995 Mergus, Meerwasser Atlas Band 4, Dr. H. Erhardt & H.A. Baensch, Uitgeverij Mergus Verlag GmbH, 1998 Mergus, Meerwasser Atlas Band 5, Dr. E. Erhardt & H.A. Baensch, Uitgeverij Mergus Verlag GmbH, 2000 Mergus, Meerwasser Atlas Band 6, Dr. R.A. Patzner & Dr. H. Moosleitner, Uitgeverij Mergus Verlag GmbH, 1999 Mergus, Meerwasser Atlas Band 7, H.A. Baensch & R.A. Patzner, Uitgeverij Mergus Verlag GmbH, 1998 Modern Reef Aquarium, The: Aquarium Keeping of Snails, Mussels, Sea Stars, Brittle stars, Sea Urchins, Sea Cucumbers, Tunicates: ver. 4, S. Fossa & A.J. Nilsen, Uitgeverij Birgit Schmettkamp Verlag, 2003 Modern Reef Aquarium, The: Biology and Aquarium Maintenance of Unicellular Animals, Sponges, Worms, Crustacea and other: ver. 3, S. Fossa & A.J. Nilsen. Uitgeverij Birgit Schmettkamp Verlag, 2003 Modern Reef Aquarium, The: Cnidarians in the Coral Reef and for the Coral Reef Aquarium: ver. 2, S. Fossa & A.J. Nilsen, Uitgeverij Birgit Schmettkamp Verlag, 2003 Red Sea Invertebrates, Dr. P. Vine, Uitgeverij Immel Publishing, 1986 Riffaquaristiek für Einsteiger, D. Knop, Uitgeverij Dähne Verlag, 2005 Riffbarsche der Welt, Dr. G.R. Allen, Uitgeverij Mergus Verlag GmbH, 1991 Schouwburg der Dieren en Wieren Microscopisch Gezien, A.P. Amir, Uitgeverij NBBZ, 1979 Seepferdchen, Seenadeln, Fetzenfische und Ihre Verwanten, R.H. Kuiter, Uitgeverij Verlag Eugen Ulmer, 2001 Succesfull Reef Aquarium Basics of German Reefkeeping, The, D. Knop, Uitgeverij Dähne Verlag, 1999 40
o Surgeonfishes, Rabbitfishes and their relatives, R. Kuiter & H. Debelius, Uitgeverij TMC Publishing, 2001 • The Modern Reef Aquarium: The foundation for succesfully setting up and maintaining a Coral Reef aquarium: ver. 1, S. Fossa & A.J. Nilsen, Uitgeverij Birgit Schmettkamp Verlag, 2003 • Tropisch Zeeaquarium, Het, N. Dakin, Uitgeverij Tirion, 1996 o Tropische Zeeaquarium, Het, deel 1, Verzorging en Techniek, 5e druk, A. Klumpers, Uitgeverij Atol, 2005 o Tropische Zeeaquarium, Het, deel 2, Koralen, A. Klumpers, Uitgeverij Atol, 2002 o Tropische Zeeaquarium, Het, deel 3, Vissen, A. Klumpers & J.E. Randall, Uitgeverij Atol, 2003 o Vissen & Ongewervelden van de Middenlandse Zee, L. Wood, Uitgeverij Veltman, 2003 o Vissengids Middelandse Zee en Atlantische Oceaan, H. Debelius, Uitgeverij Vipmedia, 199 o Zeeaquarium Vademecum, Het, G. Jansen, Uitgeverij NBAT, 1994
41
Aanbevolen boekenlijst Module 4 C1/2 o Bunte Terrarienwelt, B. Karbe D. Karbe & Dr. M.NiehausOsterloh, Uitgeverij Tetra Verlag, 1991 o Groot Kamerplantenboek, A. Dams, Uitgeverij Phoenix, 1985 • Grote Terrarium Boek, Het, U. Dost, Uitgeverij Tirion, 2001 o Guide To Owning Geckos, The, J.G. & M. M. Walls, Uitgeverij TFH, 1995 o Hagedissen, H. Jes , Uitgeverij Tirion, 1999 o Handboek van Kamerplanten en Cactussen, M. Pizetti, Uitgeverij Helmond, 1977 • Kamerplantenencyclopedie, N. Vermeulen, Uitgeverij Rebo, 1995 • Keeping Poison Frogs, J.G. Walls, Uitgeverij TFH , 1994 • Mergus, Terrarien Atlas Band 1, Dr. H.J. Herrmann, Uitgeverij Mergus Verlag GmbH, 2001 • Mergus, Terrarien Atlas Band 2, Frösche, Dr. H.J. Herrmann, Uitgeverij Mergus Verlag GmbH, 2005 o Orchideeën het hele jaar door, W. Richter, Uitgeverij Thieme, 1986 o Reptielen en Amfibieën, R. Davies & V. Davies, Uitgeverij Tirion, 1998 • Terrarium Encyclopedie, E. Bruins, Uitgeverij Rebo, 1999 o Terrarium für den Anfänger, Das, Dr. H.J. Herrmann, Uitgeverij Tetra Verlag, 1994 • Terrarium Houden, H. Jes, Uitgeverij Tirion, 1998
42
Aanbevolen boekenlijst Module 5 D1/2 o 2000 Tuin- Kas- en Kamerplanten in kleur, R.Hay & P.M. Synge, Uitgeverij H.J.W. Bechts, 1970 o 350 Tuinplanten, R. Herwig, Uitgeverij Groenboekerij, 1986 o Amphibieën en Reptielen, V. Lanka & Z. Vit, Uitgeverij R & B, 1992 • Beste Vijverplanten, De, S. Buczacki, 1996 • Complete Vijverboek, Het, J. Dawes, Uitgeverij Tirion, 1998 • Goldfische in aller Welt, B. Teichfischer, Uitgeverij Tetra Verlag, 1994 o Grote Encyclopedie der Insecten, De, J. Zahradnik & M. Chvala, Uitgeverij Rebo, 1990 • Grote Encyclopedie van de fascinerende Koi, De, Div. schrijvers, Uitgeverij Zuid-Nederlandse uigeverij, 2002 o Heesters, Plantengids, J. Hage, Uitgeverij Groenboekerij, 1987 • Koi in den schönsten Wassergarten, B. Teichfischer, 1996 • Koihandboek, Het, D. Twigg, 2001 • Krankheiten der Koi, Diverse schrijvers, Uitgeverij Datz, 2005 • Mergus, Gartenteich Atlas, H. Baensch, K. Paffrath & L. Seegers, Uitgeverij Mergus Verlag GmbH, 1992 • Natuurlijke Tuinvijver, De, H. Wilke, 1984 • Praktische Vijverwijzer, De, K. Wolters, Uitgeverij Welzo Media Productions, 2003 o Schöne Koiteiche, B. Teichfischer, 2005 • Tuinvijvers: Deskundig advies en praktische aanwijzingen, P. Stademann, o Vaste Planten, Plantengids, W. Oudshoorn, Uitgeverij Groenboekerij, 1974 • Vijvergids, R. Meijer, 1995 • Waterlelies, Voor de Grote en Kleine Tuinvijver, E. Petrowsky, Uitgeverij Tirion, 1985 o Waterplanten & Waterkwaliteit, F.H.J.L. Bloemendaal & J.G.M. Roelofs, Uitgeverij Vakgroep Aquatische Oecologie en Biogeologie Katholieke Universiteit Nijmegen, 1988 o Wilde Planten in de Tuin, J. Stevens, Uitgeverij de Lantaarn, 1987 43