Nr. 1
De mensheid Een plaag zonder grenzen
Inhoudsopgave Hoofdredactionele inleiding p. 4 Auteurs Z.Y. van Hamburg en F. T. van der Meij
Valse Goden: de Spaanse landing in Mexico
p. 7
In de 16e eeuw landde een klein groepje Spanjaarden op de kust van het machtige Aztekenrijk. Een jaar later was dit rijk op de knieĂŤn gebracht en verspreidden de Spanjaarden zich als een plaag door het land. Hoe is dit zo gebeurd?
Aftermath p. 15 Men heeft het vaak over hoe slecht de mens is voor de natuur, maar wat zou er gebeuren als alle mensen opeens verdwijnen? In de documentaire Aftermath wordt dit onderzocht en ik zal deze documentaire recenseren.
Auteur F. T. van der Meij
De impact van het mondiale Engels op culturen Het kunnen spreken van het Engels, een huidige wereldtaal, is een veel gemaakte veronderstelling op mondiaal niveau. Dit fenomeen heeft iets weg van een linguĂŻstieke homogenisering en heeft via maatschappelijke aspecten zoals educatie, literatuur en technologie invloed op allerlei culturen en hun taal.
Auteur Z.Y. van Hamburg
p. 18
Immigratie en nationale identiteit p. 25 In een mondiale wereld vind veel migratie plaats, waardoor culturen elkaar tegenkomen en beïnvloeden. In Nederland heeft dit tot polarisatie geleid en moeten autochtonen hun nationale identiteit herdefiniëren. Onvrede hierover komt onder andere via de politiek tot uiting.
Kijk mama, een plastic vis! p. 35 Globalisering brengt veel negatieve bijproducten met zich mee. Ze maken onderdeel uit van onze leefwereld, maar zijn vaak nutteloos en worden zo veel mogelijk op afstand gehouden. Sommige kunstenaars laten zich erdoor inspireren en confronteren ons ermee.
Auteur E.U.M. Haffmans
Voor- of achteruitgang: de Newly Industrialized Countries in beeld
p.39
Economisch globalisering heeft vele gevolgen voor de mensen in de Nieuwe Industrialisatielanden. (NIC’s) De welvaart stijgt, maar in hoeverre klopt dit en geldt dit voor iedereen? Is de Economische geen plaag voor de inwoners van de NIC’s?
Heineken p. 49 Hoe is Heineken zo’n groot internationaal bedrijf geworden en is een bedrijf als Heineken geen plaag voor kleinere organisaties?
Auteur J.W.T. Laros
Koraalrif degradatie in het licht van industrialisatie Een beschrijving van de invloed van de ontwikkelingen
p. 51
van de industrialisatie op koraalrif ecosystemen. Zowel acute bedreigingen zoals visserijtechnieken als chronische bedreigingen zoals oceaanverzuring en opwarming door toenemende CO2 uitstoot, dragen bij aan de degradatie van de koralen wereldwijd.
The slow poisining of India p. 63 Een recensie van eendocumentaire, die een reëel beeld schetst van de gevolgen van het excessief gebruik van pesticiden in India.
Auteur G. Bayram
Inhoudsopgave 1080, een risco waard om te nemen?
p. 65
Onderzoek of de risico’s van het gebruik van sodium monoflouracetaat, een giftige stof gebruikt om populaties van niet-inheemse diersoorten in Nieuw-Zeeland in bedwang te houden, opwegen tegen de voordelen en wat de effecten op ecosystemen en de menselijke gezondheid zijn.
4 tips om binnen de stad je ecologische voetafdruk te verkleinen
p. 73
Door globalisering heeft het kapitalisme zich als een plaag verspreid, waardoor vooral in het Westen consumptiepatronen veel te grote ecologische druk op de aarde wordt uitoefend.
Auteur E.M. van Nunen
De onzekerheid in het klimaatbeleid
p. 77
Onzekerheid in de wetenschap is een groot probleem voor het klimaatbeleid. In dit artikel wordt gekeken wat de oorzaken zijn van deze onzekerheid en hoe deze het beste omzeild kunnen worden.
Werelden van Tijd p. 85 Hans Achterhuis onderzoekt in zijn boek hoe de steeds meer globaliserende wereld invloed heeft op onze tijdsbelevenis. Is het boek de moeite waard om te lezen, of is het slechts tijdverspilling?
Auteur J.R. Oude Bos
Hoofdredactionele
Inleiding
Auteurs F.T. van der Meij & Z.Y. van Hamburg
D
eze wetenschapsbijlage gaat over het fenomeen mondialisering en de interpretatie die hieraan wordt gegeven vanuit de volgende zes disciplines: (1)religiewetenschappen, (2) biologie, (3)klimaatfysica, (4)geschiedenis, (5)antropologie en (6)economie. Het daarbij horende overkoepelende vraagstuk is hoe de processen van mondialisering bijdragen aan de vorming van diverse soorten plagen in de wereld. Elke discipline heeft een andere manier waarop zij deze vraag zullen interpreteren en beantwoorden. Het onderwerp wordt zo multidisciplinair benaderd. Dit is nodig omdat in tijden van mondialisering een plaag in elke discipline een andere rol aanneemt.
V
anuit het biologisch perspectief wordt mondialisering gezien als de bron die mensen in staat stelt regelmatig en snel van habitat te wisselen, maar ook om andere diersoorten op mondiaal niveau te verplaatsen. Zo worden zowel mensen als diersoorten door biologen als plaag gekenmerkt omdat beide groepen een populatie zijn van dusdanige omvang dat zij door migratie schade of hinder veroorzaken voor de andere organismen in het ecosysteem. De biologen E. M. van Nunen en G. Bayram zullen in hun artikel dieper ingaan op dit onderwerp aangaande het gevaar waaraan koralen momenteel lijden en de gevolgen van het menselijk gebruik van de stof sodium monofluoracetaat voor het ontstaan van een plaag aan niet-inheemse soorten.
Engelse taal zoals een plaag dat doet.
O
p deze manier zal ‘de Plaag’ in tijden van mondialisering vanuit een zestal verschillende visies worden bekeken. Overeenkomsten tussen de visies maakt het mogelijk het onderwerp op multidisciplinair niveau te behandelen. Zo spreken zowel de historicus als de religiewetenschapper over religie, maar de een spreekt over de rol van religie in de huidige maatschappij en de ander neemt religie als de voornaamste oorzaak voor de oorlog tussen de Spanjaarden en Azteken. Ook de antropologe vindt dat culturele aspecten, zoals religie en taal, verschillende rollen spelen in een samenleving en dat deze aspecten een plaag kunnen zijn voor de ene cultuur terwijl zij andere culturen
I
n het artikel van de klimaatfysicus J.R. Oude Bos zal het gevaar van mondialisering op het wereldklimaat duidelijk worden gemaakt. De gevolgen die de processen van een mondialiserende wereld hebben op de status van het klimaat, zijn zowel door mensen veroorzaakt als dat zij van invloed zijn op de mens. De klimaatfysicus zal aantonen dat de mensen hun eigen plaag zijn gaan vormen.
D
e econoom J.W.T. Laros zal ons aangeven of de economische sector de veranderingen die mondialisering tot stand brengt als positief of negatief ervaart. Volgens deze sector is mondialisering het vervagen van grenzen, waardoor de economie kan groeien en levensomstandigheden verbeteren. Deze positieve kenmerken zij echter niet voor iedereen van toepassing. Zo kan de ene groep mensen een plaag vormen
dominanter maken. Daarnaast meent de econoom dat een mens op economisch vlak geen plaag kan zijn maar de biologen en de klimatoloog noemen de mens wel zeker een plaag voor natuurlijke processen.
D
oor middel van deze multidisciplinaire benadering ontstaat er dan een beter beeld van het onderwerp, een beeld dat niet zou kunnen ontstaan als men enkel en alleen op interdisciplinair niveau naar’ de Plaag’ van de mondialiserende wereld zou kijken. Want doordat stromen van goederen, mensen, ideeën, informatie en media in de huidige maatschappij grenzen kunnen overschrijden is het oogpunt vanuit één perspectief niet voldoende om het gehele onderwerp te omvatten. Een bioloog zou immers een plaag enkel en alleen beschrijven als een
voor een andere groep mensen: er zijn in de economie altijd winnaars en verliezers. In zijn artikel ‘Voor of achteruitgang: Newly Industrialized Countries in beeld’ geeft Laros zijn visie op de kwestie.
E
.U.M. Haffmans, een religiewetenschapper, zal in haar artikel duidelijk maken dat ook in haar opinie een groep mensen als een plaag kan worden gezien door een andere groep mensen, waarbij geloofsovertuigingen en culturele verschillen een grote rol spelen. Mondialisering speelt hierin een grote rol, omdat mensen hierdoor de mogelijkheid hebben om op mondiaal niveau te migreren, waardoor zij al snel met elkaar in aanraking komen.
enorme groei van een populatie, wat een nadelig effect heeft op andere populaties en ecosystemen. Een klimatoloog spreekt meer van de mens als zijn eigen plaag. Een antropoloog zal een plaag meer typeren als een immens grote verspreiding van een cultureel aspect. Een econoom ziet altijd economische voordelen en nadelen en zal daarom zelden spreken van een plaag tenzij het de winnaars aanduidt. Tot slot zullen historici en religiewetenschappers een plaag beschrijven als een migratie van een zeer grote groep mensen, die vervolgens door hun culturele eigenschappen tot last zijn bij andere groepen mensen.
I
n tijden van mondialisering zijn de disciplines nu eenmaal meer met elkaar verbonden dan ooit en men dient hier rekening mee te houden. Om deze reden hebben wij deze
M
et een blik op de geschiedenis zal historicus F.T. van der Meij ons aangeven hoe er in het verleden reeds veranderingen zijn ontstaan als gevolg van de mogelijkheid voor mensen om grensoverschrijdend over de wereld te reizen. In zijn artikel‘Valse goden: de Spaanse landing in Mexico’ bespreekt hij het verhaal van de overmeestering van het machtige Aztekenrijk door een plaag van Spaanse reizigers tijdens de Spaanse golf van kolonisatie.
T
ot slot zal antropologe Z.Y. van Hamburg in haar artikel de invloed van de vorming van één mondiale taal, het Engels, op een cultuur aangeven. Daarbij zal zij laten zien hoe cultureel- maatschappelijke aspecten hiermee te maken hebben en mede verantwoordelijk zijn voor het op snelle wijze verspreiden van de
wetenschapsbijlage samengesteld, en hopen wij u meer inzicht te geven in het reilen en zeilen van de wereld in de tijd van mondialisering.
Auteur F.T. van der Meij Co-auteurs Z.Y. Hamburg & E.U.M Haffmans
Valse Goden
De Spaanse landing in Mexico Dit artikel gaat over de val van het Aztekenrijk aan de hand van de Spaanse conquistadores in het begin van de 16e eeuw, die zich over de wereld verspreidden in een van de eerste vormen van globalisering. Deze Spanjaarden, hoewel ze maar in kleine getale kwamen, wisten als een plaag het vele malen grotere Aztekenrijk op de knieĂŤn te brengen in een zeer korte tijd. In het artikel zal ik de opbouw tot deze val beschrijven, van de landing van de Spanjaarden tot het begin van de oorlog die het einde van de Azteekse beschaving zou betekenen, en daarbij vooral kijken naar de oorzaken van dit conflict.
Kernwoorden: conquistadores, Azteken, mythologie, religie, rijkdom, beschaving vs barbaars, Montezuma, Cortez
S
inds de mensheid handel begon te bedrijven is het op zoek gegaan naar nieuw land, voor nieuwe handelsmogelijkheden. Deze verspreiding van de mens over de wereld is ook een van de kenmerken van globalisering. Dit proces is al eeuwen gaande, en in dit artikel zal gekeken worden naar een van de eerste uitingen van globalisering, namelijk de reizen van de Spaanse conquistadores in Zuid-Amerika. Toen het kleine groepje Spaanse avonturiers in 1519 landde op de kust van het huidige Mexico zou niemand hen veel kans hebben gegeven in een confrontatie met de bewoners van het gebied. Tegenover de paar honderd Spanjaarden stond een machtig keizerrijk, rijk in goud en in staat om enorme steden te bouwen, verdedigd door tienduizenden fanatieke soldaten die zich bewezen hadden in de strijd tegen naburige steden. Dit was het rijk van de Azteken. Maar slechts 3 jaar later was dit rijk gevallen, haar rijkdommen verscheept naar Europa, met de keizer dood naast tienduizenden van zijn onderdanen. Een rijk dat al eeuwen over Midden-Amerika heerst, was in een zeer korte tijdspanne door een plaag van Spanjaarden op de knieĂŤn gebracht. Het is deze ontmoeting tussen culturen, die gezien kan worden als een van de eerste vormen van globalisering, die ik wil onderzoeken. Het doel van het artikel is de reden voor de uiteindelijke oorlog tussen de Spanjaarden en de Azteken te vinden. Welke factoren hebben bijgedragen aan het begin van deze oorlog? Deze vraag ga ik onderzoeken door naar twee gebeurtenissen te kijken, de Spaanse landing en de Slachting in de Grote Tempel.
De Spaanse visie
D
e Spanjaarden landden in februari 1519 in Mexico, onder leiding van Kapitein-Generaal Hernan Cortez, een ambitieuze man die vanuit de Spaanse kolonie van Cuba was vertrokken als een outlaw, omdat hij het bevel had gekregen zijn expeditie naar Mexico te staken , en dat bevel vervolgens genegeerd had. Hij wist dat de enige manier waarop hij terug kon komen zou zijn als hij overladen met succes en rijkdom een bericht naar Cuba stuurde. Daarom had hij het gebied waar hij was geland meteen geclaimd voor de Spaanse Troon, en leerde via de lokale bevolking over het rijk der Azteken. Het gebied waarin hij was geland was een van de recentere veroveringen van het Azteekse rijk, dat op dat moment een bloeiperiode onderging onder de leiderschap van Keizer Montezuma de Tweede, die op dat moment al 18 jaar keizer was en tijdens zijn regentschap vele gebieden had veroverd .1
D
e Spanjaarden zagen een groot contrast in de Azteken. Aan de ene kant zagen ze duidelijk de tekenen van beschaving en rijkdom, zoals steden, dorpen, kunstwerken en akkers, aan de andere kant keken ze met afschuw naar de in hun ogen barbaarse godsdienstrituelen van de Azteken, die onder andere het offeren en daaropvolgend eten van mensen inhield. Cortez zag het dan ook als een goddelijke missie om deze heidense rituelen te stoppen: “Heaven would never smile on their
enterprise, if they countenanced such atrocities; and that, for his own part, he was resolved the Indian idols should be demolished that very hour, if it cost him his life. “ 2
U
it deze overtuiging ontstond het eerste conflict tussen de Spanjaarden en de Azteken. In het dorp waar ze eerst waren geland werd de tempel afgebroken en vervangen door een altaar met een kruisbeeld 2. Het was een duidelijke boodschap voor de Azteken; het aanbidden van de oude goden kon niet verder gaan.
De Azteekse visie: de Spanjaarden als goden?
E
r is een theorie die gaat over de aanname van de Azteken dat de landing van de Spanjaarden een religieuze betekenis had. In de Azteekse mythologie Nihi,
I
n zijn boek‘’Seven Myths of the Spanish Conquest’’ noemt historicus Matthew Restall dit gesprek ook. Volgens hem kan het best zo zijn dat de woorden van Montezuma door de Spanjaarden werden geïnterpreteerd als een teken van onderwerping aan een god, maar dat de bedoeling van Montezuma anders was. De Spanjaarden hadden dan wel vertalers bij zich, maar konden de culturele context van de woorden van Montezuma niet goed meekrijgen. Beleefdheid was bij de Azteken een manier om dominantie te tonen, en Montezumas woorden zouden volgens Restall juist het tegenovergestelde betekend kunnen hebben.4
E
en andere bron die beweerde dat Cortez gezien werd als de teruggekeerde Quetzalcoatl waren de brieven die Cortez zelf
w
as er een verhaal waarin de oppergod Quetzalcoatl, die soms met een witte huid en een baard werd afgebeeld, na een strijd met Tezcatlipoca, de god van de nacht, over de oceaan was gevlucht. Als Quetzalcoatl ooit terug zou keren zou dat het einde van de Azteekse beschaving betekenen. Voordat de Spanjaarden waren geland vonden er enkele natuurrampen plaats. In 1510 was er een ernstige overstroming in het meer van Tezcuco, een jaar later vloog een toren van een tempel spontaan in brand en nog een jaar later verscheen er een vreemd licht in het oosten waaruit stemmen klonken. 1 Daarnaast was het rond dat tijdstip bijna 20 jaar geleden dat Columbus in Amerika geland was, en geruchten over blanke mensen met wapens die donder produceerden hadden ongetwijfeld
s
tuurde naar Karel V. Erg betrouwbaar is een dergelijke bron natuurlijk niet te noemen, zeker niet omdat Cortez zijn brieven vulde met verhalen over de naïviteit van de plaatselijke bevolking, en wat was een betere manier om die naïviteit aan te tonen dan te beweren dat hij als een god werd gezien? Uit deze brieven blijkt dat Cortez weinig respect had voor de intelligentie van de Azteken, wat ook later zou blijken toen hij de hoofdstad introk. Kortom, de Spanjaarden beschouwden de Azteken als een naïef en bijgelovig volk dat makkelijke beïnvloed kon worden. Later zou deze gedachte hen nog duur komen te staan.
o
ok de Azteken bereikt. 1 Dit alles droeg bij aan het feit dat sommigen in Cortez en zijn conquistadores, blanke mannen met baarden, de terugkeer van Quetzalcoatl zagen. De theorie gaat zelfs dat Montezuma zelf geloofde dat Quetzalcoatl teruggekeerd was. Dit zou betekenen dat hij een gevoel van ontzag had voor de gelande Spanjaarden en onderdanig gedrag tegen Cortez vertoonde , wat er toe zou leiden dat Cortez zelfverzekerder werd en minder respect voor de Azteken kreeg.
H
et probleem met deze theorie is echter dat het overgrote deel ervan afkomstig is uit Spaanse bronnen en dan met name de Florentijnse codex, een manuscript dat zo’n 50 jaar na de val van het Azteekse rijk geschreven werd. Hierdoor is het
Aankomst in Tenochtitlan
T
oen Cortez naar de hoofdstad van het Azteekse rijk trok, de stad Tenochtitlan, gelegen in het midden van een meer en alleen bereikbaar via een serie ophaalbare bruggen, werd hij gastvrij ontvangen door Montezuma. De Spanjaarden werden geconfronteerd met de pracht en praal van de hoofdstad. In de woorden van William Prescott: ’’(…) he saw around him the evidences
of a civilisation, and consequently power, for which even the exaggerated reports of the natives-discredited from their apparent exaggerationhad not prepared him. (…)the swarms in the streets attested the existence of a population capable of turning these resources to the best account’’ 5.
l
astig om er achter komen in hoeverre de theorie van de Spanjaarden als goden klopte voor de Azteekse bevolking. Ter illustratie; in deze Florentijnse codex wordt bijvoorbeeld de eerste ontmoeting tussen Cortez en Montezuma beschreven , waar de Spanjaard werd begroet door de Azteekse keizer met de volgende zinnen: “You have graciously come on earth,
you have graciously approached your water, your high place of Mexico, you have come down to your mat, your throne, which I have briefly kept for you, I who used to keep it for you, (….) you have graciously arrived, you have known pain, you have known weariness, now come on earth, take your rest, enter into your palace, rest your limbs; may our lords come on earth.” 3
D
e Spanjaarden kregen enkele huizen aangeboden om in te verblijven, en Cortez accepteerde dit aanbod. 5 De eerste avond in Tenochtitlan werd besteed aan het afvuren van de kanonnen, zogenaamd als saluutschoten aan de keizer, maar voornamelijk om de Azteken te intimideren5. Onderweg naar de hoofdstad hadden de Spanjaarden enkele schermutselingen gehad met de Tlascalans, aartsvijanden van de Azteken, en in deze gevechten waren de vuurwapens van Cortez erg effectief gebleken, vooral dankzij het potentieel tot intimidatie. Cortez wilde de angst voor dit wapen ook bij de Azteken opwekken, die hij als even bijgelovig achtte als de Tlascalans.
I
n de daaropvolgende maanden werd Cortez door de Keizer rondgeleid in de stad en kreeg daarbij onder andere de tempels van de goden te zien, waar ook het offeren van mensen plaatsvond. Cortez probeerde Montezuma er van te overtuigen dat hij het Christelijke geloof zou moeten aanhangen en dat de tempels afgebroken moesten worden en vervangen door kerken. Er was echter weinig animo bij de keizer om de eeuwenoude tradities te doorbreken voor een vreemdeling uit verre landen. Cortez nam de zaken in eigen hand en marcheerde met enkele soldaten naar het paleis van Montezuma en nam de keizer gevangen, die dusdanig geïntimideerd was door de pantsers en vuurwapens van de Spanjaarden dat hij zonder verzet meeging. De bevolking reageerde geschokt, maar de keizer riep naar het volk dat hij uit vrije wil op bezoek ging, waardoor het volk geen excuus had om tot zijn redding te komen. Eenmaal in de Spaanse verblijven werd de keizer gedwongen de Spaanse keizer Karel V als heerser te accepteren en gaf hij ‘’toestemming’’ om enkele tempels te laten vernietigen. Voor het Azteekse volk was dit de druppel: ‘’The people had borne with patience all
the injuries and affronts hitherto put on them by the Spaniards. They had seen their sovereign dragged as a captive from his own palace; his ministers butchered before his eyes; his treasures seized and appropriated;(...) . All this they had seen without a struggle to prevent it. But the profanation of their temples touched a deeper feeling, of which the priesthood were not slow to take advantage.’’6
D
e bevolking was boos over het feit dat de Spanjaarden, deze nieuwkomers die pas enkele maanden in het land waren, probeerden om eeuwen aan tradities omver te werpen. Het feit dat de Spanjaarden de tempels bedreigden was onomstotelijk bewijs dat het niet de teruggekeerde goden waren zoals de mythes vertelden. De machtige priesterkaste van Tenochtitlan had dan ook meer dan genoeg munitie om het volk op te hitsen tegen de Spanjaarden. Op dit kritieke moment, met een bevolking die steeds onrustiger werd, kreeg Cortez bericht dat er een tweede Spaanse legermacht geland was, met het doel om Cortez te arresteren. Meteen verliet hij Tenochtitlan en liet een kleine legermacht achter om Montezuma te bewaken. Tijdens zijn afwezigheid gebeurde er echter iets waardoor Cortez bij terugkeer de stad in open opstand en zijn troepen belegerd in de stad vond.
Het eerste conflict
C
ortez had Pedro de Alverado achtergelaten als commandant van de Spaanse troepen in Tenochtitlan, en onder zijn leiderschap had er een gebeurtenis plaatsgevonden dat bekend is geworden als de Slachting in de Grote Tempel. Enkele dagen na Cortez’ vertrek vond er een groot festival plaats in de Grote Tempel van Tenochtitlan. Tijdens het festival echter vielen de Spanjaarden de feestgangers aan. Een Azteekse bron schrijft:
“At this time, when everyone was
enjoying the fiesta, when everyone was already dancing, when everyone was already singing, when song was linked to song and the songs roared like waves, in that precise moment the Spaniards determined to kill people. They came into the patio, armed for battle.They came to close the exits, the steps, the entrances [to the patio]: (…) Once they had done this, they entered the Sacred Patio to kill people. At that moment, they then attacked all the people, (...) They struck some from behind, who fell instantly to the ground with their entrails hanging out [of their bodies]. They cut off the heads of some and smashed the heads of others into little pieces.’’ 7
I
n een van de brieven van Cortez aan Karel V wordt deze slachting ook genoemd, maar word de schuld bij de Azteken gelegd, en hadden de Spanjaarden het offeren van een mens onderbroken en dat dat de reden was van hun aanval. 8
Conclusie
H
et was deze gebeurtenis die leidde tot het begin van open oorlogsvoering tussen de Azteken en de Spanjaarden met hun bondgenoten, een oorlog die eindigde met de belegering van Tenochtitlan en de val van de Azteekse beschaving. Tegen alle verwachtingen was het een groep van nog geen duizend Spanjaarden gelukt om een van de grootste beschavingen in de geschiedenis neer te halen.
U
it deze bron blijkt dat de Azteken zich van geen kwaad bewust waren, tot het moorden door de Spanjaarden begon. Een Spaanse bron over dit incident noteert: “While
the Mexican gentlemen were dancing in the temple yard of Vitcilopuchtli [Huitzilopochtli], Pedro de Alvarado went there.(…) some say he had been warned that the Indian nobles of the city had assembled to plot the mutiny and the rebellion, which they later carried out; (…) and seeing how rich they were and wanting the gold the Indians were wearing, he [Alvarado] (...)went inside with more than fifty [Spaniards], and without remorse and lacking any Christian piety, they brutally stabbed and killed the Indians, and took what they were wearing.’’ 7
D
e Spanjaarden hadden aan de ene kant bewondering voor de rijkdom en de duidelijke architectonische kennis van de Azteken, maar aan de andere kant was er afkeer voor hun rituelen en onderschatting van hun moed. De Azteken zagen de Spanjaarden misschien eerst als teruggekeerde goden, maar het duurde niet lang voordat ze de Spanjaarden als indringers begonnen te zien, en vervolgens als vernietigers. Conflicten tussen de twee volkeren ontstonden met name uit religieuze redenen, en dan met name de Spaanse behoefte om mensen te bekeren. Zij probeerden honderden jaren aan traditie te doorbreken en hun eigen geloof op te leggen. Een conflict was onvermijdelijk. Deze behoefte leidde uiteindelijk tot tienduizenden doden en de val van een rijk.
Notes 1 Prescott, ‘’Account of Montezuma’’ < http://etext.virginia.edu/etcbin/toccernew2?id=PreConq.sgm&images=images/ modeng&data=/texts/english/modeng/parse d&tag=public&part=12&division=div2> 2 Prescott, ‘’Another Aztec Embassy’’ <http://etext.virginia.edu/etcbin/toccernew2?id=PreConq.sgm&images=images/ modeng&data=/texts/english/modeng/parse d&tag=public&part=14&division=div2> 3 Restall, M, Seven Myths of the Spanish Conquest . Oxford: Oxford University Press 2004, 152. 4 Restall, 156 5 Prescott, ‘’Environs of Mexico’’ < http://etext. virginia.edu/etcbin/toccer-new2?id=PreConq. sgm&images=images/modeng&data=/texts/ english/modeng/parsed&tag=public&part=2 3&division=div2> 6 Prescott, ‘’Montezuma swears allegiance to Spain’’ <http://etext.virginia.edu/ etcbin/toccer-new2?id=PreConq. sgm&images=images/modeng&data=/texts/ english/modeng/parsed&tag=public&part=2 8&division=div2 > 7 Fitch, ‘’The Festival of Toxcatl <ttp://www. historians.org/tl/LessonPlans/ca/Fitch/festival. htm> 8 Cortez, ‘’Chapter VIII’’ <http://mith.umd. edu//eada/html/display.php?docs=cortez_ letter2.xml&action=show>
B
ibliografie
Cortez, H. ‘’Chapter VIII’’ <http://mith.umd.edu//eada/html/display.php?docs=cortez_ letter2.xml&action=show> Geciteerd op 19 juni 2012. Fitch, N. ‘’The Festival of Toxcatl’’ <ttp://www.historians.org/tl/LessonPlans/ca/Fitch/ festival.htm>Geciteerd op 18 juni 2012. Prescott, William H. ‘’Account of Montezuma’’ < http://etext.virginia.edu/etcbin/toccernew2?id=PreConq.sgm&images=images/modeng&data=/texts/english/ modeng/parsed&tag=public&part=12&division=div2> Geciteerd op 12 juni 2012. Prescott, William H. ‘’Another Aztec Embassy’’ <http://etext.virginia.edu/etcbin/toccernew2?id=PreConq.sgm&images=images/modeng&data=/texts/english/ modeng/parsed&tag=public&part=14&division=div2> Geciteerd op 12 juni 2012. Prescott, William H. ‘’Environs of Mexico’’< http://etext.virginia.edu/etcbin/toccernew2?id=PreConq.sgm&images=images/modeng&data=/texts/english/ modeng/parsed&tag=public&part=23&division=div2> Geciteerd op 16 juni 2012. Prescott, William H. ‘’Montezuma swears allegiance to Spain’’ <http://etext.virginia.edu/etcbin/ toccer-new2?id=PreConq.sgm&images=images/modeng&data=/texts/ english/modeng/parsed&tag=public&part=28&division=div2 > Geciteerd op 16 juni 2012. Restall, M, seven Myths of the Spanish Conquest . Oxford: Oxford University Press 2004.
Auteur F.T. van der Meij
Aftermath Recensie
Als je op zoek bent naar wat licht vermaak, een tussendoortje om vrolijk van te worden, dan is de documentaire Aftermath niet het goede materiaal. Nu zijn films en documentaires over het einde van de mensheid zelden opwekkend te noemen, maar de bijna nonchalante manier waarop Aftermath omgaat met het verdwijnen van de mensheid gaat wel erg ver. Desalniettemin is de vraag die in deze documentaire onderzocht wordt een bijzonder interessante; wat zou er met de planeet gebeuren als alle mensen van de ene op de andere dag zouden verdwijnen? Deze wetenschapsbijlage staat vol met verhalen over de negatieve invloed van de mens op deze aarde, over de mens als een soort plaag, maar hoe werkt het alternatief, een wereld zonder mensen?
Volgens de documentaire gebeurt er in eerste instantie weinig; automatische systemen zoals stoplichten, reclameborden en zelfs de automatische piloot van vliegtuigen zullen gewoon doorgaan, zolang er een brandstoftoevoer is. Maar zonder mensen worden de elektriciteitsgeneratoren niet gevuld met fossiele brandstoffen en landen de vliegtuigen niet om te tanken. Erger nog, nucleaire generatoren worden niet meer gekoeld en beginnen langzaam op te warmen. Waterfilters werken niet meer en afval stroomt vrijelijk in rivieren. Vee verhongert massaal op het platteland. Al een week na het verdwijnen van de mens zwerven roedels honden over lege straten. Binnen twee weken zorgt de instorting van nucleaire reactors verspreid over de hele wereld voor een enorme nucleaire ramp, qua radiatie per kernreactor te vergelijken met 500 keer dat van Hiroshima. De gebieden om kernreactors heen worden onvruchtbaar en levenloos. Maar de natuur zal zich ook weer herstellen. Na 30 jaar zonder mensen beginnen de eerste boompjes in steden te groeien. Metaal en beton begint te roesten of uit elkaar te vallen, verweerd door regen en wind. Na 100 jaar stortten wolkenkrabbers, misschien wel het ultieme symbool van menselijke overheersing over de natuur, in elkaar en vallen in steden die al lang overgroeid zijn. De oceanen, die jarenlang overbevist werden door de mens, zijn tegen die tijd alweer gevuld. De populatie van walvissen is ook enorm toegenomen.
Zonder schepen die de oceaan vullen met lawaai kunnen de walvissen beter communiceren en een partner vinden, zonder mensen die op ze jagen kan de bevolking gestaag toenemen. Al na 230 jaar is er weinig over van de menselijke erfenis. Plastic en roestvrij staal bestaat nog wel, maar is na al deze tijd voor het merendeel begraven onder lagen bladeren. Enkele duizenden jaren later zal er een nieuwe ijstijd komen, die de laatste resten van mensheid zal verwijderen van de aarde. Ironisch gezien zal in de lange termijn de maan de enige plek zijn waar nog bewijs te vinden zal zijn dat wij ooit bestaan hebben. De maankar en de voetstappen die door astronauten achtergelaten zijn zullen nog miljoenen jaren bewaard blijven.
A
ftermath tekent een ontnuchterend beeld van de mensheid, een beeld dat versterkt wordt door de overtuigende animaties die het effect van de natuur op iconische gebouwen zoals de Eiffeltoren en de Hoover dam laat zien. Alles wat wij in 10.000 jaar hebben bereikt, zou teniet gedaan worden in slechts 230 jaar volgens deze documentaire. Zeker geen opwekkende gedachte , maar wel een interessante. Je wordt dus misschien niet vrolijk van deze documentaire, maar je leert er zeker van.
Auteur Z.Y. van Hamburg Co-auteurs F.T. van der Meij & E. U.M Haffmans
De impact van het mondiale Engels op culturen
Dit artikel gaat over de huidige samenstelling van de wereldmaatschappij waarin het kunnen spreken van de Engelse taal een veel gemaakte veronderstelling is. Vanuit de Westerse wereld hebben zowel de Engelssprekenden als zij die het Engels niet als moedertaal hebben, de aanleiding gegeven tot de grote verspreiding van het Engels. Hierdoor raast de taal als een lingu誰stieke plaag al jaren over de hele wereld en heeft het de titel van mondiale voertaal. Is dit het begin van een lingu誰stieke homogenisering? In de huidige wereld, waarin maatschappelijke klassen een grote culturele en economische diversiteit vertonen, kan een dergelijke ontwikkeling een barri竪re vormen voor minderheden op het gebied van educatieve doeleinden, culturele groei en participatie op de arbeidsmarkt. De vraag is in hoeverre het mondiale Engels via maatschappelijke aspecten zoals educatie, literatuur en communicatiemogelijkheden de culturele samenleving bepaalt.
Kernwoorden: mondialisering, cultuur, de Engelse taal, educatie, literatuur, technologie, lingu誰stieke plaag en maatschappij.
H
et kunnen spreken van de Engelse taal is in de huidige maatschappij steeds meer een vanzelfsprekendheid. De vorming van een mondiale voertaal heeft tot gevolg gehad dat de snelheid van culturele globalisatie processen geaccelereerd is, door de vergemakkelijking van ideeën en informatie verspreiding. Dit vormt een wereldbeeld dat gebaseerd is op de hegemonie van het Engels waardoor linguïstieke en etnische minderheden op mondiaal niveau beperkt zijn in hun toegang tot het onderwijs, literaire vaardigheden en de nieuwste technologie.1 Hiervoor is het van belang te erkennen dat taal en cultuur intrinsiek met elkaar verweven zijn. Taal kan een cultuur namelijk op vele wijze beïnvloeden. Zo vormt een taal gemeenschappen met een eigen cultuur en bepaalt een taal de manier waarop een samenleving zich gedraagt en naar de wereld kijkt.2 Daarnaast spelen economische aspecten ook een belangrijke factor. Minderheden zijn genoodzaakt de Engelse taal eigen te maken, wanneer dit een voordeel kan zijn op de arbeidsmarkt. Bovendien is kennis van de taal nodig om mee te kunnen draaien in de moderne wereld en profijt te hebben van de voordelen die de nieuwste technologie biedt.3
D
eze stille eis heeft zich als een linguïstieke plaag verspreid door de processen van mondialisering. Langzaam trekken regio’s, staten, volken en culturen naar elkaar toe om een samenwerkingsnetwerk te vormen, een mondiaal netwerk waarin het Engels als lingua franca dient. Door ons af te vragen in hoeverre het mondiaal Engels via maatschappelijke aspecten zoals educatie, literatuur en technologie een culturele samenleving bepaalt, kan het duidelijk worden of er sprake is van een mondiale linguïstieke homogenisering.
Om de invloed van deze linguïstieke plaag op culturele aspecten te onderzoeken, zal ik het ontstaan van deze plaag duidelijk maken en aandacht geven aan de manier waarop er op lokaal niveau met het Engels wordt omgegaan.
De wereld in de twintigste eeuw
H
et wereldbeeld van het Engels als wereldtaal heerst niet alleen bij Engelssprekenden, ook zij die geen Engels spreken, streven ernaar het Engels te beheersen. Dit is vooral gekomen door de hoge superioriteit die de Engelse taal door de tijd heen heeft weten te verwerven. Door middel van een snelle blik op de geschiedenis van de Engelse cultuur, komen we erachter hoe dit alles van start is gegaan. Alastair Pennycook, een deskundige op het gebied van de Engelse taal en cultuur, geeft aan dat de expansie van de Britse kolonies in de 18e en 19e eeuw en de opkomst van de VS als belangrijke deelnemer aan de processen van mondialisering en de sturing van grote kapitale stromen, belangrijke rollen hebben gespeeld voor het ontstaan van de huidige dominantie van het Engels.4 Zo is het Engels de taal van internationale communicatie geworden, en wordt deze geassocieerd met sociale en economische ontwikkeling. Het is de taal behorend tot de mondialiserende wereld. Teresa Pac, onderzoeker naar het taalgebruik in de VS, geeft aan dat het Engels een wereldtaal is geworden door de dominante politieke krachten van de Angelsaksische kolonisten.5
Pennycook voegt hieraan toe dat het promoten van het Engels in plaats van andere talen, duidelijk gezorgd heeft voor de huidige ongelijke relaties tussen talen en voor de bedreiging jegens het voortbestaan van talen en culturen behorend bij minderheden.6
H
oewel één mondiale taal kan leiden tot veel mogelijkheden en gelijke behandelingen, ontstaan er dus ook barrières en daarmee sociale, economische en culturele ongelijkheid wanneer het kunnen spreken, lezen en schrijven van het Engels een eis is. Het is belangrijk te erkennen dat het leren van het Engels door mensen
D
ergelijke internationale processen hebben ervoor gezorgd dat het Engels de taal geworden is van mondiale intellectuele conversaties, geschriften en gemeenschappen, en voor het produceren, reproduceren en circuleren van informatie. Langzamerhand is het moment daar dat het Engels als enige taal geaccepteerd wordt voor mondiale wetenschappelijke tijdschriften. Het is de hegemoon onder de wetenschappelijke conversaties geworden. Dit is het gevolg van de groeiende belangstelling voor de taal door dominante culturen.15 Het Engels is nu de lingua franca van interactie en wordt opgenomen door landen over de hele wereld. Des te meer regio’s ervoor kiezen het Engels te gebruiken voor internationale communicatie, des te aantrekkelijker het voor andere is om dezelfde taal te leren.16
in de huidige maatschappij als een mogelijkheid wordt gezien om zich verbonden te voelen met het romantische e n i n d i v i d u a l i s t i s c h e We s t e n . 7 Zo wordt het leren spreken van de Engelse taal zowel als middel gebruikt voor een beter baanperspectief als voor a s s i m i l a t i e m e t d e We s t e r s e c u l t u u r. D e t a a l w o r d t o p lokaal niveau geïnterpreteerd en aangeleerd en als gevolg hier van ontstaat er creools Engels. Het gebruik van het Engels door hen die het Engels niet als moedertaal hebben, zal in gelijke mate gedaan moeten worden als van de eigen moeder taal, zodat er geen verlies van de moeder taalvaardigheid ontstaat en verlies van culturele diversiteit.8 Zo werd het spreken van het Engels langzamerhand een eis op de competitieve mondiale markt, wat voor vele landen de reden was om het Engels als tweede taal te accepteren. Bijna alles wat op internationaal niveau plaatsvindt, staat in connectie met het Engels. Dit lijkt naar mijn idee beduidend op een linguïstiek homogenisatieproces als gevolg van mondialisering.
I
nternationale wetenschappelijke artikelen worden bijna alleen nog maar in het Engels gepubliceerd, omdat internationale redacties de hegemonie van het Engels volgen. Een resultaat is dat culturele aspecten worden beschreven in een taal die niet behoort tot de desbetreffende cultuur, waardoor de beschrijving van die cultuur op een onjuiste wijze kan uitpakken.17
Ta a l b e p a a l t i m m e r s h o e i e m a n d de wereld ziet en over de wereld denkt.9 Om een cultuur te behouden, is het nodig om de taal te handhaven, omdat deze immanent met elkaar verbonden zijn.10 Maar in de huidige wereld zijn linguïstieke en etnische minderheden actieve dragers geworden van een wereldbeeld met het Engels als wereldtaal, aan de hand van de superioriteit van het Engels in de educatie, t e c h n o l o g i e e n l i t e r a t u u r. 1 1
Literatuur
A
ls het gaat om het gebruik van het Engels in publieke bladen, kan men langzamerhand gaan spreken van taalimperialisme of taalhomogenisatie. Deze ontwikkeling
Een cultuur is immers onlosmakelijk verbonden met haar taal.18 Bovendien hebben zij die het Engels niet beheersen een veel kleinere kans om op internationaal niveau literatuur te publiceren en worden hiervoor gedwongen het Engels te lokaliseren. De introductie van het Engels is een proces van deterritorialisatie,19 het vestigen en de creolisering van de taal op lokaal niveau is het proces van reterritorialisatie. Zo is door mondialisering het culturele aspect ‘literatuur’ nauw verbonden met het ontstaan van de lingua franca, het wereld-Engels.
Educatie
D
oordat het onderwijs veel bijdraagt aan de vorming en hervorming van een culturele gemeenschap,
ontstond doordat het Engels eerst deterritorialiseerde, de taal maakte zich los van haar gebied, en zij vervolgens reterritorialiseerde, de taal werd op lokaal niveau opgenomen en geïnterpreteerd.12 In wetenschappelijke kringen proberen onderzoekers zo veel mogelijk academici te bereiken om te laten weten welke bevindingen gedaan zijn. Een gemeenschappelijke gedeterritorialiseerde taal maakt dit goed mogelijk. Het Engels als lingua franca is een voorbeeld van een dergelijke gemeenschappelijke taal, die als gehomogeniseerde mondiale linguïstieke regelgeving op lokale plekken wordt geaccepteerd en geïntegreerd. En hoe meer culturen zich aan deze linguïstieke regelgeving houden, hoe krachtiger de regelgeving wordt. Zo is het duidelijk dat “the local is being influenced by the global, and vice versa.”.13
en cultuur onlosmakelijk verbonden is met haar taal, is educatie nauw verbonden aan de acceptatie en opname van een nieuwe taal als het Engels. Tegenwoordig leren kinderen al op de lage school het spreken, schrijven en lezen van het Engels. Deze taal heeft een hoge internationale status, daardoor heerst er bij hen die het Engels als moedertaal hebben het gevoel geen andere taal te hoeven leren.20 Hierdoor worden zij als groep afgebakend en cultureel geïsoleerd van de rest van de wereld.21 Immers als het leren van een andere taal, en daarmee het in aanraking komen met een andere cultuur, overbodig wordt geacht, ontstaat er isolatie ten overstaande van andere culturen en talen.
Z
ij die het Engels niet als moedertaal hebben worden in het onderwijs hiervoor onderwezen of in ieder geval in contact gebracht met de taal. Dit gebeurt op basis van verschillende principes, gekoppeld aan de cultureel maatschappelijke interpretatie van het belang van de Engelse taal.22 Nicos Sifakis en Areti-Maria Sougari geven een zestal uitgangspunten voor de omgang met het Engels in het onderwijs: (1) als standaard tweede taal passend bij de regio, (2) als vreemde taal die vrij gekozen kan worden, (3) als extra taal ten behoeve van het integreren in een nieuwe regio, (4) als internationale taal voor internationale communicatieve doeleinden, (5) als lingua franca voor mondiale intellectuele conversaties en (6) als intercultureel communicatiemiddel.23
D
oordat het Engels een hoge status heeft, worden native speakers als rolmodel gezien door zij die het Engels willen leren. Een mogelijk effect hiervan op de laatste groep is het verlies van de creativiteit en expressiviteit van de eigen taal.24 Dit kan zelfs leiden tot verandering in het gebruik van de eigen moedertaal.25 Docenten zullen moeten toezien op het behoud van de waarde van de eigen taal. Zij zullen de leerlingen duidelijk moeten maken dat naast het leren van het Engels,26 ook de eigen taal behorend bij de eigen cultuur belangrijke waarde heeft en niet gedenigreerd moet worden ten opzichte van het Engels.27 Als de sociale, culturele en economische waarde van een taal anders dan het Engels namelijk denigreert, stijgt de waarde van het Engels.
Op deze manier krijgt het Engels nog meer aanzien en zullen nog meer volken ertoe neigen deze taal te moeten of willen leren spreken. Zo ontstaat het verschijnsel waarbij er talen en dialecten verdwijnen, doordat het kunnen spreken van de Engelse taal van hogere waarde wordt geacht.28 De manier waarop het onderwijs op lokaal niveau omspringt met het lesgeven in en over de Engelse taal, bepaalt naast andere culturele aspecten in welke mate deze taal invloed kan uitoefenen op de vorming en hervorming van de culturele samenleving.
Technologie
I
n de wereld van de technologie heeft er de laatste jaren een lingu誰stieke evolutie plaatsgevonden, waardoor er gezegd kan worden dat het niveau van de cultuur en de taal van etnische minderheden ten overstaande van het Engels op mondiaal niveau gedegradeerd is. Bij het gebruik van de nieuwste communicatiemiddelen en sociale netwerken kom je automatisch in contact met deze dominante wereldtaal, doordat het in de meeste landen de heersende taal is op het Web.29 Dit vergemakkelijkt de snelheid en gewildheid van de integratie van het Engels als nieuwe taal in een culturele samenleving. Zo heeft het proces van mondialisering een grote rol gespeeld in het roekeloos verspreiden van de eis om de Engelse taal te leren begrijpen. Dit kan een onvermijdelijk bijproduct zijn van mondialisering, maar vormt zonder meer een bedreiging voor lingu誰stieke minderheden en hun toegang tot de wereld van de technologie. Het Engels krijgt mede hierdoor een speciale status.
De taal wordt erkend in bijna elk land en het gebruik ervan is door deterritorialisatie niet meer uitsluitend gebonden aan één land, staat of volk.30 Zo is de communicatietechnologie het nieuwste maatschappelijk aspect dat vergelijkende gevolgen heeft als het hiervoor genoemde aspect ‘literatuur’, met betrekking tot de stimulatie van de homogenisatie tot één wereldtaal en de waardedaling van de taal van minderheden. Het is daarom belangrijk dat er een link gelegd wordt tussen de cybercultuur, technologische ontwikkelingen op het gebied van communicatie en de dominantie van het Engels.
Antropoloog Arjun Appadurai geeft aan dat medialandschappen deel uit maken van het mondialiseringsproces waardoor de identiteit, politieke agenda en authenticiteit van culturen worden gevormd.31 Dankzij de versnelde technologische ontwikkeling kunnen medialandschappen, vanwege hun nadruk op de wereldtaal, ervoor zorgen dat de culturele onderscheidenheid en taaldiversiteit van etnische minderheden daalt.
Conclusie
T
aal is onlosmakelijk verbonden met cultuur. De stille eis om Engels te kunnen spreken, schrijven en lezen zodat men zoveel mogelijk kans maakt in het leven, heerst binnen culturele grenzen. Maatschappelijke aspecten als het onderwijs, literatuur en communicatietechnologie spelen dan ook een grote rol in de stimulatie van deze stille claim. Door het proces van mondialisering kunnen literatuur en communicatietechnologieën over de hele wereld verspreid worden, invloed uitoefenen op een culturele samenleving, met het daarbij horende educatieve stelsel, en de ontwikkeling van het Engels als geaccepteerde wereldtaal stimuleren.
Zo lijkt deze wereldtaal zich als een linguïstieke plaag over de gehele wereld te verspreiden, waarbij zowel etnische minderheden als dominante culturen actief deelnemen aan het willen en kunnen communiceren in het Engels. Kortom, de hegemonie van het Engels heeft de wereld bereikt.
Notes 1.Teresa Pac English-Only Movement in the US and the World in the Twenty-First Century (The Koninklijke Brill NV, 2012), 192.
13.Short et all, 3. 14.Short et all, 1. 15.Short et all, 1. 16.Short et all, 3.
2.Frances Simon “How language influences culture.” Updated 9 May 2012.
17.Rastko Cvekic Anthropology and AngloHegemonics (Explorations in Anthropology, 2012), 28. 18.Otto, 64. 19.Short et all, 3. 20.Nicos C. Sifakis & Areti-Maria Sougari Facing the Globalisation Challenge in the Realm of English Language Teaching (Language and Education, 2003), 63. 21.Sifakis & Sougari, 63. 22.Sifakis & Sougari, 62. 23.Sifakis & Sougari, 62. 24.Sifakis & Sougari, 62. 25.Sifakis & Sougari, 64. 26.Pac, 202. 27.Pac, 194. 28.Sifakis & Sougari, 61. 29.Cook, 106. 30.Cook, 106. 31. Arjun Appadurai “Disjuncture and Difference in the Global Cultural Economy.” The Anthropology of Globalization 2nd ed. Ed. J.X. Inda & R. Rosaldo. (Blackwell Publishing, 2002), 50.
< http://www.helium.com/items/1376376how-language-influences-culture-culturalidentity>. Cited 24 June 2012. 3.Alastair Pennycook “English and Globalization.” The Routledge Companion to English Language Studies 29th ed. Ed. J. Maybin & J. Swann. (Routledge, 2009), 115. 4.Pennycook, 115. 5.Pac, 193. 6.Susan E. Cook New Technologies and Language Change: Toward an Anthropology of Linguistic Frontiers (Annual Review Anthropology, 2004), 110. 7.Pac, 193. 8.Cook, 110. 9.Beverly W. Otto “Culture and language.” Language Development in Early Childhood (Prentice Hall, 2006), 64. 10.Pennycook, 118. 11.Pac,193. 12.John R. Short et all Cultural Globalization,Global English, and Geography Journals (Professional Geographer, 2001), 3.
B
ibliografie
Appadurai, Arjun 2002 Disjuncture and Difference in the Global Cultural Economy. The Anthropology of Globalization. Malden: Blackwell Publishing 2nd ed. Ed. J.X. Inda & R. Rosaldo, 2: 46 - 64. Cook, Susan E. 2004 New Technologies and Language Change: Toward an Anthropology of Linguistic Frontiers. Annual Review Anthropology, 33: 103-115. Cvekic, Rastko 2012 Anthropology and Anglo-Hegemonics. Explorations in Anthropology, 10: 21-30. Otto, Beverly W. 2006 Culture and Language. Language Development in Early Childhood. New Jersy: Prentice Hall, 2: 64 – 68. Pac, Teresa 2012 The English-Only Movement in the US and the World in the Twenty-First Century. Koninklijke Brill NV, 11:192-210. Pennycook, Alastair 2009 English and Globalization. The Routledge Companion to English Language Studies. New York: Routledge 29th ed. Ed. J. Maybin & J. Swann, 5: 113-121. Short, John Rennie et all 2001 Cultural Globalization, Global English, and Geography Journals. Professional Geographer, 53: 1-11. Sifakis, Nicos C. & Sougari, Areti-Maria 2003 Facing the Globalisation Challenge in the Realm of English Language Teaching. Language and Education, 17: 59-71. Simon, Frances. “How language influences culture.” Updated 9 May 2012. <http://www.helium.com/items/1376376-how-language-influences-culturecultural-identity>. Cited 24 June 2012.
Auteur E.U.M. Haffmans Co-auteurs Z.Y. van Hamburg & F.T. van der Meij
Immigratie en nationale identiteit
Door het vervagen van landsgrenzen en technologische vooruitgang vind er steeds meer immigratie plaats. De variĂŤteit van culturen binnen naties wordt steeds diverser. Dit heeft tot gevolg dat ideeĂŤn over identiteit en normen en waarden herwaardeerd en opnieuw bekeken moeten worden. Door sommige autochtonen wordt immigratie dan ook als plaag ervaren. Een belangrijke culturele factor is religie. Niet alleen voor allochtonen, maar ook voor autochtonen is godsdienst een belangrijke uitdrukkingsvorm voor een (groeps-) identiteit. In de Nederlandse cultuur heeft religie een beperkte sociale functie, wat doet vermoeden dat andere culturele aspecten en groepsvormingen belangrijk zijn voor de uitdrukking van hun identiteit. De mens vind in religiositeit immers een hoger doel waar hij betekenis aan kan verlenen. In dit artikel zal ik dan ook onderzoeken hoe Nederland religiositeit onder autochtonen als gevolg van immigratie verandert.
Kernwoorden:
religie, nationale identiteit, immigratie, polarisatie, globalisering, Nederland, Islam, PVV, godsdienst, cultuur
I
n een mondialiserende wereld vindt meer en meer migratie plaats, waarbij niet alleen migranten, maar ook autochtonen hun leefwereld zien veranderen. De godsdienstwetenschap leert ons dat het voelen van samenhorigheid en het kunnen identificeren met een groep van groot belang is voor de mens.1 Zo kunnen migranten en de culturen die zij meebrengen, door autochtonen als een inbreuk op hun nationale identiteit en als plaag ervaren worden.
A
ls een van de meest snel geseculariseerde landen, leent Nederland zich bij uitstek als voorbeeld voor de conflicten tussen nationale identiteit en immigratie en religie. Waar globalisering het verlangen naar houvast doet groeien, rijst de vraag hoe veel ruimte er over is voor tolerantie van vreemde culturen. In dit artikel zal ik me vooral richten op kenmerken van religiositeit binnen de Nederlandse nationale identiteit en hoe deze via de politiek tot uitdrukking komen. Ik zal deze vraag proberen te beantwoorden aan de hand van een vijftal stappen. Ik zal beginnen met een verduidelijking van het begrip religie, om daarna de situatie in Nederland te schetsen en een korte toelichting te geven op de situatie waarin migranten terecht komen. Vervolgens ga ik kijken of er in het verleden vergelijkbare migratie processen zijn geweest en naar verschillende manieren waarop autochtonen met de veranderingen om
Het fenomeen religie
B
innen de godsdienstwetenschappen is in Nederland sinds de immigratie stroom in de tachtiger jaren de focus steeds meer verschoven van godsdiensten naar het fenomeen religie.
Uitdrukkingen van dit fenomeen zijn in de meest uiteenlopende groepen te vinden. De verbindende factor is dat ze een grote maten van samenhorigheid en een identiteit verschaffen.
E
r is geen definitie die de term ‘religie’ volledig omvat. Religie is nauw verwant met wat vele onder cultuur verstaan, en maakt er dan ook deel van uit.2 Een fenomenologische benadering van Ninian Smart (1989) beschrijft religie aan de hand van 7 kenmerken: Religie gaat om (1) bijzondere ervaringen van het dagelijks leven. Ze heeft invloed op de manier waarop men ervaringen interpreteert en de uitleg die men aan gebeurtenissen geeft. (2) Mythen en verhalen over alles tussen leven en dood en goden en geesten. (3) Dogmatiek wordt vaak vastgesteld door geestelijke of theologen, die vanuit interpretatie van mythen en verhalen een samenhangend geheel proberen te vormen. (4) rituelen vormen een belangrijke uitdrukkingsvorm van religie en markeren belangrijke momenten in de levensloop. (5) Groepsvorming en instituten hebben vaak een hiërarchie en machtsstructuur. Ze drukken samenhorigheid van een gemeenschap uit met een onderling herkenbaar gedragspatroon. De (6) moraal drukt de groepsidentiteit uit in de vorm van bepaalde ‘manieren’. Ze wordt vaak uitgedrukt op of aan het lichaam, door het al dan niet eten van bepaald voedsel en andere vormen van devotie. Tot slot hoort (7) artistieke expressie bij religie. Bijvoorbeeld in poëzie, proza, dans, zang, architectuur en beeldhouwen schilderkunst.
H
oewel religies minder aanhangers hebben, neemt religiositeit in Nederland niet af.
D
it hangt er mee samen dat de mens in groepen veiligheid en samenhorigheid ervaart. Daarnaast wordt het hebben van een identiteit als belangrijk ervaren, ook al houden wij vast aan een veel statischer beeld van onszelf dan hoe wij in werkelijkheid zijn. Dit komt doordat de mens de wereld begrijpelijk moet maken en houden.3
D
e nationale identiteit is belangrijk voor eenheid en drukt zich uit in politiek, bij feestdagen en sport evenementen, die als rituelen gezien kunnen worden en vooral een moraal delen. Het fenomeen religie is dus een complexe en veranderlijke cultuur instelling en -uitdrukking, die de mens in bepaalde behoefden voorziet.
Waar burgers in het verleden meer vertrouwen in de politiek hadden, is bij gebrek aan vertrouwen toenadering vanuit de politiek tegenwoordig moeilijker.
E
en duidelijk verschil met een halve eeuw geleden is dat het tolerantie-debat niet meer gaat over individuele vrijheid, maar erom draait in hoeverre nieuwkomers af mogen wijken van de mono culturele consensus. Al snel wordt echter een paradox gepredikt; ter bescherming van individuele vrijheid en tolerantie, pleiten zij voor intolerantie tegenover intoleranten en hoe tolerant is dat? Linkse partijen liggen in een spagaat tussen hun progressieve instelling6 en hun welwillendheid tegenover cultureel verschil.
Nederland, secularisatie en polarisatie
D
e Nederlandse nationale moraal is te beschrijven als liberaal, individualistisch en tolerant. Voor deze progressieve instelling van individualiteit en zelfbeschikking is in de jaren ‘60 en ‘70 hard gestreden en ze verving de christelijke nationale identiteit. In die tijd nam het aantal kerkgangers drastisch af – sneller dan waar dan ook ter wereld. Sinds de jaren ‘70 ontwikkelde Nederland zich snel tot multiculturele samenleving, maar nieuwe christelijke en islamitische migranten waren niet altijd goed in het snel geseculariseerde land te assimileren. Sinds die tijd is er een nieuwe polarisatie gegroeid, die echter lange tijd niet sterk tot uitdrukking kwam.
De kritische houding tegenover de politiek en de gevoeligheid van media voor populisme versterken het wantrouwen tegenover onbekende culturen en de competentie van de politiek om dit op te lossen. Waar vroeger een meerderheid zijn klassen belangen ondergeschikt maakte aan hun religieuze identiteit wanneer het op stem gedrag aankwam, gaat de voorkeur tegenwoordig uit naar partijen die de gewenste nationale identiteit weerspiegelen. Economische punten zijn dus niet doorslaggevend, maar “een
verlangen naar een stabiele, ordelijke en voorspelbare samenleving”.7
Mondiale ontwikkelingen als doorgaande migratie en een grotere blootstelling aan de wereld door technologische vooruitgang hebben dit proces versneld. Het “heeft een cultureel
klimaat opgeleverd dat zich kenmerkt door onbehagen en een zoektocht naar nieuwe houvast, naar een nieuwe of ‘heruitgevonden’ collectieve identiteit”.4
Deze zoektocht naar een Nederlandse identiteit heeft zich nu tegenover een islamitische identiteit gepositioneerd. Hiermee hebben thema’s als immigratie, integratie en inburgering een vijandelijke positie toebedeeld gekregen. Waar in de eerste helft van de 20e eeuw nog levensbeschouwelijke groepen tegenover elkaar stonden (de verzuiling), kan men nu spreken van een culturele polarisatie waarbij godsdienst vooral een drager is van cultureel ‘anders zijn’.5
I
n het boek Religions and the Challange of Diversity benadrukt godsdienstsocioloog Allan Aldridge het belang van het kiezen van een identiteit door de staat. Beschermt men de staat tegen godsdienst (zoals Frankrijk), of beschermt met de religieuze identiteit van de staat tegen invloeden van buitenaf (zoals de VS)? Dit verklaart het conflict van ‘de’ Nederlandse identiteit, waarin secularisatie (bescherming tegen godsdienst) en tolerantie (culturele diversiteit en godsdienstvrijheid voorop) met de komst van religieuze migranten niet meer 2 handen op een buik zijn. In de politiek nemen nieuwrechts populistische partijen zoals de PVV en TON, een positie in tegen tolerantie en voor secularisatie. Zij distantiëren zich daarbij ook van het politieke orgaan dat ‘dit probleem veroorzaakt heeft en niet oplost’.
Veranderingen voor immigranten
G
lobalisering heeft ook gevolgen voor immigranten. Door de grotere variëteit van burgers, en kleinere groepen van immigranten (super-diversity), is het vaak moeilijker voor immigranten om zich bij een gevestigde groep van het land van herkomst aan te sluiten, daarnaast bestaan vaak al stereotyperingen waar men maar moeilijk vanaf komt.8 Het komt dan ook vaak voor dat allochtonen toenadering zoeken tot een religie die binnen hun cultuur aanwezig was. Vooral voor migranten uit een cultuur die weinig overeenkomsten met de Nederlandse cultuur vertoont, kan een religieuze gemeenschap betekenis geven als, als thuishaven fungeren en samenhorigheid scheppen.
Daarbij komt dat ze vaak ook functioneren als instituties die helpen met het regelen van praktische zaken. Religie versterkt in eerste instantie verschillen tussen hen die er wel en niet bij horen: zij beschermen diegenen die hun ideeën delen, waarbij het benoemen van hun identiteit ook inhoudt dat ze daarmee duidelijk definiëren wat niet bij hun hoort. (Dit gaat ook op voor een nationale identiteit!) Religie is echter absoluut niet statisch, net als de mens: het is onvermijdelijk dat “nakomelingen
van migranten de waarden, normen en identificaties van de samenleving waarin ze leven onwillekeurig internaliseren”. 9
Vergelijkingen en andere landen
O
mdat culturele conflicten tussen bevolkingsgroepen en anti-immigranten10 geen nieuw fenomeen zijn, is het zinvol om te kijken of er historische parallellen bestaan met de huidige situatie in Nederland. Ik zal me daarbij in dit korte artikel vooral richten op moslim migranten, omdat veel debatten deze groep treffen.
Binnen West-Europa ontstonden er wel conflicten met de immigratie van Italianen naar Frankrijk en met immigranten uit Polen die in grote groepen naar Duitsland trokken, beide vanaf ongeveer 1870. Hierbij ging het in Frankrijk echter in eerste instantie om arbeiders die zich bedreigt voelden doordat Italianen voor lagere lonen werkten en arbeidsplekken innamen, in een tijd dat vakbonden zich net probeerden te organiseren. Extreem rechte partijen richten zich echter eerder op joden en Noord-Afrikaanse arbeiders dan om Europese immigranten.12
N D
P
I
I
aast daadwerkelijk religieuze factoren, spelen beeldvorming en de sociaal economische positie een grote rol.11 Over beeldvorming zal ik hier niet verder uitweiden. e sociaal economische positie is van belang, met name om twee redenen: Allereerst heeft het beperkte kapitaal dat immigranten meebrengen vaak tot gevolg dat zij met andere immigranten in achterstandswijken terecht komen.d Dit werkt de identificatie van migranten als burger van Nederland tegen en het werkt stereotypering in de hand. Ten tweede heeft het als gevolg dat zij op de arbeidsmarkt vaak met andere immigranten zullen werken en veelal minder doorgroei mogelijkheden hebben, wat de moraal en kennis niet bevorderd. Vervolgens predestineert deze lage moraal als het ware de nakomelingen. n Nederland zijn er tussen 1800 en 1950 geen immigrantenstromen geweest die onze uitgangspositie benaderen. Immigratie stromen waren kleiner in aantal , met een grotere variĂŤteit in economische en religieuze achtergrond.
olen die naar Duitsland immigreerden hadden veelal sterk politieke motieven. Ze streefden naar een heroprichting van de Poolse staat en hielden sterk vast aan hun eigen cultuur, met als gevolg dat in zeer korte tijd Poolse centra in Duitse mijnwerkers steden ontstonden. Naast de burgers voelde ook de staat zich bedreigt en probeerde het nationalisme te onderdrukken door regels op stellen, zoals een verbod op het spreken van Pools in openbare ruimten. Dit werkte het groepsgevoel en nationalisme echter juist in de hand. De tweede wereld oorlog maakte in grote mate een einde aan dit conflict, doordat bepaalde aanpassing nodig werd om te overleven. Daarnaast is er een bepaalde maten van assimilatie die er van generatie op generatie in sluipt. n tegenstelling tot beide voorbeelden waren problemen rondom Ieren in Engeland religieus getekend. Ook zij werden als oneerlijke concurrentie
o
p de arbeidsmarkt gezien, en hielden vast aan hun nationale identiteit, daarnaast behoorden zij echter tot de onderlaag van de samenleving en leefden grotendeels in sloppenwijken. Autochtonen zagen hun als moraal loos en zonder sociale omgangsvormen. Vergelijkbaar met onze huidige situatie gebeurde beeldvorming aan de hand van hen die het minst ontwikkeld waren en er economisch het slechtste aan toe waren. Daarnaast leidde het katholicisme van de Ieren en het protestantse geloof dat de Engelsen aanhingen tot polarisatie. Leo Lucassen, hoogleraar sociale geschiedenis en gespecialiseerd in vraagstukken rondom migratie schrijft: “Waar
menigeen tegenwoordig onbekommerd spreekt over de joods-christelijke wortels van ‘onze’ beschaving, is het nuttig om eraan te herinneren dat de tegenstelling tussen christenen en joden, maar ook tussen christenen onderling nog maar enkele decennia geleden als levensgroot werden ervaren. Nog minder bekend zijn de soms gewelddadige conflicten tussen katholieken en protestanten, bijvoorbeeld waar het ging om de interpretatie en verbeelding van het nationale verleden.”13
H
et is belangrijk dit in het achterhoofd te houden wanneer men spreekt over onoverbrugbare culturele tegenstellingen tussen de islam en ‘de’ Nederlandse nationaliteit. Lucassen benadrukt nog een duidelijke gelijkenis: Zowel de katholieken toentertijd als de islamieten tegenwoordig zouden
“illiberaal en ondemocratisch zijn en een ernstige bedreiging vormen voor de vrijheidslievende en democratische ontvangende samenleving”.14
D
e polarisatie tussen Ieren en Engelsen had geen duidelijke oplossing. Er werd veel geweld gebruikt, waarbij (zelfbenoemde) religieuze leiders groepen ophitsten en verschillen vergrote, iets wat gelijkenissen vertoont met de manier waarop de PVV of TON met uit de context getrokken voorbeelden en simplistische retoriek zijn achterban aan zich bindt. Uiteindelijk duurden de IersEngelse conflicten tot in de 20e eeuw voort, waarbij nakomelingen tot in de 3e generatie opgroeiden in Ierse wijken. Daarnaast is het ook het wederkerende verschijnsel dat de Ieren die zich wel wisten te mengen onder de middenklasse, het beeld van ‘de Ier’ niet hebben kunnen veranderen.
O
ok al verandert de wereld snel en worden naties cultureel gevarieerder, het verleden leert ons dat immigratie van een grote groep vaak tijd nodig heeft voor allochtoon alsook autochtoon. Daarbij werkt stigmatisering en het opdringen van een identiteit wederzijdse assimilatie tegen.
Individuele benaderingen
N
aast politieke uitdrukkingen, zijn er nog andere uitdrukkingen en benaderingen tot een veranderende samenleving waar te nemen.
I
n Nederland is de groeiende aandacht voor nationale feestdagen en andere evenementen waar te nemen. Een mogelijke verklaring hiervoor is het verlangen naar houvast en een duidelijke identiteit, die ook tot uitdrukking gebracht kan worden. Ze vervullen een rituele functie, die bij godsdiensten vaak duidelijker uitgedragen wordt aan de hand van meer uiterlijk vertoon en rituelen. Daarnaast hebben godsdiensten een van bovenaf opgelegde hogere wet om zich op te beroepen. Als staat is er niet zo een ultiem gezag, de wet en de geschiedenis blijven immers mensenwerk; dit geeft dan ook wederom aan dat vertrouwen in de politiek van groot belang is.
D 5
aarnaast is op te merken dat Nederlanders tevens afwijzend reageren op autochtone orthodoxe christenen, iets
Conclusie
00 jaar geleden was het niet meer dan normaal dat er religieuze eensgezindheid was: een gemeenschappelijke religie hield het land bij elkaar. Zo nodig werd die met harde hand door een keizer of koning opgelegd. Religieuze verdeeldheid heeft vaak tot oorlog geleid. Waar Nederland zich niet meer met een religie identificeert, houdt het toch een uitgesproken identiteit. Daarvoor zijn ook uitdrukkingsvormen nodig die de eensgezindheid en samenhorigheid uitdrukken. Religie haalt zijn kracht immers niet enkel uit zingeving en moraal, maar ook uit rituelen en symbolen die een duidelijke gemeenschappelijke bodem leggen.
wat op afwijzing van uitgesproken religiositeit in zijn algemeenheid duid. Dit is mogelijk te begrijpen vanuit Nederlands uitgesproken secularisatie en individualisme, wat beter aansluit bij een ‘zelf nadenken’ mentaliteit.
D
e mens moet zich ook op een persoonlijker niveau positioneren tegenover alle nieuwe culturele invloeden van buitenaf. Aldridge haalt daarbij Wuthnow aan die in Amerika onderzoek gedaan heeft naar omgang met culturele diversiteit onder christenen. Hij maakt een onderverdeling in 3 categorieën: De ‘spirtual shoppers’, die hun religie niet al te letterlijk nemen en geloof en rituelen uit verschillende tradities uitproberen, met als essentie dat alles uiteindelijk 1 is. Het ‘exclusivism’ doet het tegenovergestelde. Zij zien hun leer als de enige juiste, en daarmee dat anderen
W
e kunnen stellen dat verbieden van cultuur uitingen vaak averechts werkt, net zoals negatieve beeldvorming; hierdoor worden ook nieuwe immigranten en nakomelingen getroffen die zich als gevolg vaak juist meer terugtrekken tot hun eigen groep. Partijen als PVV en TON zijn weliswaar een treffende uitdrukking van polarisatie vanuit het perspectief van de autochtoon, ze dragen niet bij aan het oplossen ervan. Het willen opdringen van een identiteit lijdt eerder tot afwijzing van die identiteit. Daarnaast versterken sociaaleconomische verschillen polarisatie, en kunnen ze integratie aanzienlijk verlangzamen. Deze verschillen worden echter vaak minder naar verloop van tijd, waarna stigmatisering ook minder wordt.
op een dwaalspoor zitten. Hieronder vallen orthodoxe christenen. De laatste en grootste categorie omvat de mensen die diversiteit accepteren, in de vorm van een soort pluralisme. Dit is een moeilijke weg om te gaan, die gebaseerd is op respect en voorbij doctrines en vluchtige uitspraken kijken. “At it’s finest,
this balance is achieved by applying the principle of loving one’s neighbor as oneself.”15 De spiritual shoppers zien
wij in een iets andere vorm in Nederland terug in een groeiend aantal ‘iets-isten’. Zij geloven dat er ‘iets’ is. Deze categorie past binnen een individualistische en liberale nationale moraal, die ruimte laat voor het op maat snijden van de identiteit. Hoewel deze groep polarisatie niet direct vergroot, hebben zij maar een beperkte sociale invloed. De derde categorie, komt overeen met een benadering vanuit oprechte tolerantie, die ook naar Nederland te vertalen is.
Een oplossing lijkt dan ook eerder te liggen in het zoeken naar verbindende factoren, dan in het benadrukken van de verschillen.
Hetzelfde geldt voor de exclusivisten, die hun eigen ideeën willen beschermen door een scherpe grens te stellen tussen wat wel en niet goed is.
H
et onderzoek van Wuthrow kan inzicht kan geven in de manier waarop autochtonen diversiteit benaderen, voorbij de populistische uitspraken uit de nieuwrechtse politiek. Daarnaast is het belangrijk om in een veranderende omgeving krachtige uitdrukkingsvormen te hebben die burgers eenheid laten ervaren.
Notes 1.Tieleman, Henk. “Homo Religiosus, Homo Ludens” Religie en Samenleving 1(2011), 154. 2.Tieleman, 156. 3.Mischel, Walter. “Toward a cognitive social learning reconceptualization of personality.” Psychological Review 80 (1973), 274. 4.Houtman, Dick en Duyvendak, Jan Willem. “Boerka’s, boerkini’s en belastingcentenCulturele en politieke polarisatie in een post-christelijke samenleving” uit Polarisatie – bedrijgend en verreikend.Amsterdam: Uitgeverij SWP, 2009, 88. 5.Houtman en Duyvendak, 2009. 6.Hiermee wordt bedoeld: de verwerving van homorechten, vrouwenrechten en zelfbeschikking, waarvoor gevochten werd in de jaren 60. 7.Houtman en Duyvendak, 94. 8.voor meer informatie, zie Aldridge (2000) over beeldvorming. 9.Lucassen, Leo. “Het verleden als laboratorium-Immigratie en polarisatie in West-Europa sinds 1850” uit Polarisatie – bedrijgend en verreikend. Amsterdam: Uitgeverij SWP, 2009, 23. 10.anti-immigranten geluiden waren al lange tijd aanwezig, maar sinds de jaren ‘70 georganiseerd in bonden. 11.Lucassen, 14. 12.Lucassen, 16. 13.Lucassen, 21. 14.Lucassen, 23. 15.Aldridge, Allan. Religion in the contemporary world: A sociological introduction. Cambridge: Cambridge University Press, 2000, 15.
B
ibliografie
Aldridge, Allan. Religion in the contemporary world: A sociological introduction. Cambridge: Cambridge University Press, 2000. Biondo, V.F. Islam in Europe, Religious Freedom, and the Fear of Globalization, geupdate: 2006. <www.ebookfreetoday.com> geraadpleegd op 2 juni 2012. Carr, Nicholas. “Is google making us stupid?”, geupdate: juli 2008 <www.theatlantic. com> Geciteerd: 4 juni 2012. Houtman, Dick en Duyvendak, Jan Willem. “Boerka’s, boerkini’s en belastingcenten-Culturele en politieke polarisatie in een post-christelijke samenleving” uit Polarisatie – bedrijgend en verreikend. Amsterdam: Uitgeverij SWP, 2009. 83-100. Lucassen, Leo. “Het verleden als laboratorium- Immigratie en polarisatie in West-Europa sinds 1850” uit Polarisatie – bedrijgend en verreikend. Amsterdam: Uitgeverij SWP, 2009. 12-30. Mischel, Walter. “Toward a cognitive social learning reconceptualization of personality.” Psychological Review 80 (1973): 252-283. Smart, Ninian. The World’s Religions: old traditions and modern transformations, Cambridge: Cambridge University Press, 1989. Tieleman, Henk. “Homo Religiosus, Homo Ludens” Religie en Samenleving 1(2011): 148-168.
Auteur E.U.M. Haffmans
“Kijk mama, een plastic vis!”
Wat kunnen kunstenaars ons leren over hoe wij met de wereld omgaan?
Essay
Globalisering brengt veel negatieve bijproducten met zich mee. Zo leidt toename in consumptie tot bergen afval die niet gerecycled kunnen worden en stoffen die de natuur niet af kan breken. Daarnaast blijkt vaak pas achteraf dat dieren die uitsterven en stoffen die we uit de natuur winnen, nog geheel andere functies hadden in onze biosfeer, waardoor de balans verstoord wordt. Vervolgens doen we onderzoek om hier nieuwe oplossingen voor te ontwikkelen, welke weer grondstoffen of chemicaliën verbruiken, die op hun beurt weer invloed hebben op mens, dier en natuur. Wetenschappers doen hun best al deze onbedoelde gevolgen mee te nemen in de ontwikkeling van onze wereld, maar in het dagelijks leven proberen we toch zo veel mogelijk de confrontatie met alle nutteloze en lelijke gevolgen van ons gedrag uit de weg te gaan, om onze leefwereld zo idyllisch mogelijk aan onszelf te presenteren, een beetje volgens het motto: “Uit het oog, uit het hart”.
Net zoals veel kunstenaars nieuwe technologie inzetten in het neerzetten van nieuwe beelden en vormen, zo laten kunstenaars zich ook inspireren door negatieve of onvoorziene ontwikkelingen en confronteren ons ermee. Een belangrijk onderdeel vormt de verstedelijking, en de manier waarop we onbewust gestuurd worden ons op bepaalde manieren te bewegen en met onze omgeving om te gaan. Mark Jenkins maakt ons door kleine aanpassingen in de dagelijkse omgeving bewust van associaties die in de stad te vinden zijn en laat zien hoe we deze met andere ogen kunnen zien. De praktische aard van steden, die zorg dat doorstroom goed en veilig gebeurt, is voor kunstenaars ook steeds vaker aanleiding er speelse aspecten in te verwerken en de scheiding tussen leefomgevingen voor bijvoorbeeld werk, plezier en gezondheid te vervagen. Zo ontwierp NL Architects een Moving Forest, zodat in steden waar de natuur vaak naar buiten verdrongen wordt, het mogelijk is om zelf bos te verplaatsen en creëren.
Een wederkerend fenomeen is ook het afval wat wij als mensen creeëren, waarvoor nog veel toepassingen bedacht kunnen worden. Wanneer we bijvoorbeeld vanuit het Cradle2Cradle principe kijken, blijkt dat veel producten enkel routinematig geproduceerd worden volgens een bepaald ‘recept’ waar een hele markt zich op in gesteld heeft, waarbij na onderzoek blijkt dat een product voor dezelfde kosten ook uit zuivere grondstoffen geproduceerd kan worden, en vervolgens tot zelfs 100% hergebruikt kan worden.
Net zoals de kunstenaar probeert, is het een taak voor iedereen om zich zelfstandig af te vragen wat juist is. De gevolgen van globaliseren zorgen immers niet alleen voor intensiever verbruik en gebruik van grondstoffen, groei in kennis leidt ook tot nieuwe vragen, waar eerder aannames gemaakt werden. Zo roept Peter Smith Van Klean bijvoorbeeld vragen op over oceaanvervuiling en de sinds enkele jaren bekende gevolgen van een ‘plastic soep’. Zijn wereldbol uit zwerfafval drijft sinds afgelopen week op het IJ meer in Amsterdam. Joshua Allen Harris haalt met zijn plastic dieren niet alleen een jungle de stad in, ze zijn gemaakt uit afvalzakken, en komen tot leven door de windstromen door de voorbijrijdende metro. Dit laat ons ook zien hoeveel neveneffecten van producten ongebruikt blijven, denk daarbij vooral ook aan warmte en energie die vrijkomt bij productieprocessen, maar denk ook eens aan fitness apparaten of vervoer.
Alexandre Orion is een van de pioneers op het gebied van anti-graffiti of reversed graffiti: Door het gebruik maken van o.a. hogedrukspuiten zetten van ‘schone afbeeldingen’ op vervuilde oppervlakten. Zijn project ‘Ossuary’ in een tunnel in San Paulo beschrijft hij als volgt: “The skulls
belong to all of us. I wanted to bring a catacomb from the near future to the present, to show people that the tragedy of pollution is happening right now. I try to remind people of things they are trying to forget.” Toen de politie zijn werk weg
wou halen, zat er voor hen dan ook niks anders op dan de tunnel schoon te maken!1
Als laatste onderwerp wil ik een ander aspect van globalisering benoemen, dat maar al te makkelijk op de koop toe genomen wordt: visuele vervuiling. Waar lucht –en lichtvervuiling geaccepteerde criteria voor onze leefwereld zijn, valt er weinig te vinden over een beperking aan allerlei visuele informatie waar bedrijven ons mee bestoken. De hoeveelheid ongewenste informatie die wij verwerken went weliswaar, maar of dit werkelijk is waar we energie in willen steken en constant onbewust door beïnvloed willen worden is de vraag. Jason Eppink (US) liet onder andere kunstenaars, filosofen, sociologen en advocaten reclameborden vullen met hun boodschap aan de wereld.2 ‘Enjoy it while it lasts’ laat dan ook op een aangename manier zien wat we in het dagelijks leven voor lief nemen en hoe het anders kan.
Voor meer info kijk ook op: www.xmarkjenkinsx.com www.nlarchitects.nl www.kleanworldwide.nl http://joshuaallenharris.com www.alexandreorion.com http://jasoneppink.com
Notes
1.Smillie, Eric. “‘Reverse Graffiti’ Artist Creates Tunnel of Skulls” Wired. Geupdate: 2007 www.wired.com geraadpleegd op: 20 juni 2012. 2.Eppink, Jason. Geupdate: maart 2011 http://jasoneppink. com/enjoy-it-while-it-lasts/ geraadpleegd op: 20 juni 2012.
Auteur J.W.T. Laros Co-auteur J.R. Oude Bos
Voor- of achteruitgang: Newly Industrialized Countries in beeld
In mijn artikel, het artikel over economie ga ik het hebben over de NIC’s oftewel New(ly) Industrial(ized) Countries of nieuwe industrialiserende landen. Dit zijn de landen van rond de Grote oceaan in Zuidoost-Azië die in de afgelopen twintig jaar economisch sterk groeien en dat nog steeds doen. India, Indonesië, Maleisië, Singapore, Thailand, Hongkong, Taiwan, Vietnam, de Filepijnen en China zijn deze NIC’s. Globalisering speelt hierin een grote rol, omdat de reden voor deze economische groei ligt in de invloeden van buitenaf en de handel met het buitenland. Denk maar aan multinationals of handel van goederen en grondstoffen. De vraag echter is of deze landen er ook echt beter van worden. Zorgt globalisering en de invloed van de grote economische (Westelijke) landen wel voor een algemene vooruitgang of waren de mensen over het algemeen voor de economische groei economisch beter af. Het is dus af te vragen is of dat deze landen wel baat hebben bij deze westerse economische invloed.
Worden zei niet uitgebuit en gaan de landen er wel op vooruit. Is de westerse invloed in economisch aspect geen plaag voor de NIC’s. De vraag is, wat voor gevolgen, positief of negatief, heeft de economische invloed van westerse landen op de Newly Industrialized Countries? Om tot een antwoord te komen moeten de economieën van zowel westerse als de NIC’s aan bod komen. Wat de invloed van individuele buitenlandse bedrijven (Foreign Direct Investment) binnen de NIC’s zoals multinationals e.d. zijn. En wat voor uitkomsten de ontwikkelingen binnen de economie geven voor de welvaart, maar ook voor de mens als individu. Om in het economisch aspect te blijven is dit het makkelijkst te onderzoeken aan de hand van het BNP. Het inkomen zorgt er uit economisch oogpunt namelijk voor of een huishouden welvaart heeft of niet. Aan de hand van onderzoeken naar het BNP, maar ook naar de uitgaven van huishoudens in de NIC’s in de tijd dat deze zijn opgekomen kan de kwestie worden beantwoord.
D
e NIC’s, de landen in Zuidoost-Azië die de laatste jaren economisch flink zijn gegroeid, zijn het onderwerp van vele discussies. Deze landen groeien door de invloed van andere grote landen, ze trekken zich op aan deze landen en verkeren in de groeiende staat door deze invloed. Werkt deze invloed wel positief? De invloeden hebben er voor gezorgd dat er economisch veel groei is, maar zorgt deze groei en invloed wel voor een welvaart voor iedereen? Is er algemene welvaart door de ontwikkelingen of zijn er ook individuen minder geworden van de ontwikkelingen. Dit is een belangrijke discussie, omdat het dus de welvaart in twijfel stelt. Als je spreekt van welvaart moet dit er voor alle mensen zijn. Het is dus noodzakelijk te weten te komen wat de globalisering van de economie en de invloed van andere landen voor gevolgen hebben in de tot voorkort minder economische landen. Is de welvaart in de vanaf de jaren tachtig van de twintigste eeuw opgekomen NIC’s in het algemeen gestegen en in hoeverre heeft globalisering daar in meegespeeld?
NIC’s
O
m tot een conclusie te komen over de discussie zal men eerst moeten weten wat de NIC’s precies inhouden. Met NIC’s wordt bedoeld de landen rondom de Grote Oceaan in Zuidoost-Azië die vanaf de jaren tachtig van de twintigste eeuw een sterke economische groei doormaken. Er zijn hierin twee lichtingen. De eerste lichting NIC’s begon in de jaren tachtig sterk met groeien. Dit zijn de landen Singapore, Hongkong, Zuid Korea en Taiwan. De tweede lichting begon in de jaren negentig sterk met groeien. Dit zijn de landen Indonesië, Maleisië, Thailand en in de laatste jaren zijn daar de Vietnam, Filepijnen en China bijgekomen.1
Als je het criteria aanhoudt waarvoor deze landen NIC’s worden genoemd en een extra lichting zou willen toevoegen, zou je kunnen stellen dat Brazilië, Mexico en Argentinië ook NIC’s zijn. Voor het algemene beeld houden we het bij de Zuidoost-Aziatische landen.
Z
oals gezegd kwamen de eerste NIC’s op in de jaren tachtig van de twintigste eeuw. Maar wat is nou de reden dat deze ZuidoostAziatische landen zo sterk economisch groeide vanaf deze tijd? Om dit uit te kunnen leggen is het noodzakelijk te bestuderen wat voor invloed de westerse landen in deze economische groei heeft gehad. Over het algemeen wordt aangenomen dat internationale handel voordelig is voor iedereen. Door specialisatie in eigen goederen en de uitwisseling ervan zullen beide landen
(westerse) landen wordt geïnvesteerd in minder ontwikkelde landen. Dit kan op allerlei manieren. Via multinationals en handel, maar ook door bijvoorbeeld toerisme. De landen hebben niet alleen hun economische grenzen opengesteld voor het buitenland, maar ook hun landelijke grenzen.6
I
n de laatste jaren worden de NIC’s steeds meer bezocht door buitenlanders en de toeristische sector heeft zich dus in de NIC’s ook sterk ontwikkeld. Veel mensen zijn in deze sector aan bod gekomen wat ook weer een factor voor de welvaartstijging is. Voor de westelijke bedrijven betekende het een gebied met veel grondstoffen en lage lonen en dus weinig kosten. De uiteindelijke producten konden dus relatief met meer winst verkocht worden. Ook de handel tussen het centrum en de periferie zorgt
er op vooruit gaan. Met het zelfde aantal inspanning wordt nu meer geproduceerd door deze specialisatie. Dit zorgt dus voor meer koopkracht en meer welvaart. Vanuit economisch perspectief zal dus de meest voordelige situatie voor alle partijen zijn als alle economische grenzen volledig open worden gegooid om zo volledige handel te bewerkstelligen.2
D
eze theorie is echter in de praktijk niet zo gemakkelijk. Doordat landen hun eigen economie voorop stellen zal volledige vrijheid niet mogelijk zijn. Een zwakke economie zal simpelweg deze proberen te beschermen door beperkingen te stellen aan de internationale handel.3
H
oe is het dan gekomen dat deze NIC’s uiteindelijk toch zo sterk economisch groeide? Dit komt door het
voor een positief effect voor beide. De periferie heeft hierdoor een afzetmarkt en zal dus veel verdienen aan deze handel. Voor het centrum is dit positief omdat ze aan goedkope grondstoffen komen en dus meer winst maken, ook door de opkomst van de NIC’s kunnen producten steeds meer daar verkocht worden. Er is gedurende de jaren steeds meer geïnvesteerd door het centrum. Zuidoost-Azië is momenteel de grootste uitvoerder en leverancier van grondstoffen en producten voor Amerika en het westen van Europa.
K
ortom de algemene aanname over de NIC’s die het meest wordt aangehouden is de aanname dat de landen NIC’s worden genoemd, omdat niet alleen de economische groei sterk is toegenomen, maar hierdoor de algemene welvaart van
geleidelijk openstellen van grenzen. Om te begrijpen wat de NIC’s tot NIC’s maakt wordt een model aangehouden. Dit model is het periferie model. Dit model geeft drie groepen landen aan. Het Centrum, de Semiperiferie en de Periferie. Met het Centrum worden de westerse landen met sterke economieën, grote ontwikkelingen welvaart bedoeld. Met periferie worden de arme en ontwikkelingslanden bedoeld. De NIC’s zijn geen ontwikkelingslanden, maar het zijn ook geen ontwikkelde landen. De NIC’s behoren daarom tot de semiperiferie, wat precies tussen de periferie en het centrum in zit. De kenmerken van periferie zijn dat de landen vaak armer zijn, de mensen in de periferie werken vaak in de informele en primaire sector, de geboortecijfers en sterftecijfers zijn hoog, en er is veel werkloosheid. Kortom de welvaart in die landen is lager.
de NIC’s is gestegen. Maar is dit wel het geval en wat houdt welvaart precies in?
Wel of geen vaart
H
et grootste aspect binnen de NIC’s is welvaart. Is er welvaart binnen de NIC’s en hoe wordt dat vastgesteld? Dit is moeilijk. Welvaart is een lastig te definiëren begrip. Vooral op economisch gebied. Als men over welvaart spreekt heeft men het meestal over de mate van geluk en tevredenheid over het leven van mensen. Hoe kan dit het beste economisch worden bekeken? Het beste is dit te doen door welvaart economisch te definiëren en te koppelen aan het nationaal inkomen. Simpel gezegd dus, hoe meer inkomen hoe meer geluk en tevredenheid over het leven.7
D B
e reden dat de NIC’s zo zijn gegroeid in de afgelopen jaren is, omdat de periferie, dus de NIC’s voordat ze NIC’s werden, zeer aantrekkelijk is voor buitenlandse economieën.4 edrijven uit de sterke westerse landen gingen zich vestigen in de Zuidoost-Aziatische landen. Dit was altijd al zo, maar pas vanaf de jaren tachtig van de twintigste eeuw gingen de Zuidoost-Aziatische landen zich pas openstellen voor de westerse economische invloeden. Dit kwam dus door het politieke beleid op deze kwestie in Zuidoost-Azië die dit bewerkstelligde.5
D
e zogenaamde Multinationals, die onder het Foreign Direct Investment vallen, namen hun intrede. Foreign Direct Investment betekend dat er economisch door andere sterkere
V
oor deze kwestie zullen dus de inkomens van voor en na de overgang naar NIC’s binnen de landen zullen moeten worden vergeleken. En wat voor invloed heeft globalisering en hebben de westerse landen op het inkomen in de NIC’s? Zoals eerder gezegd doordat de NIC’s hun grenzen gingen openstellen kwam er veel buitenlandse invloed. Door deze buitenlandse invloed en de vestiging van de vele multinationals en fabrieken in de NIC’s daalde de werkloosheid. Hoewel voor de internationale bedrijven de lonen erg laag zijn, maakt dit voor de werknemers een groot verschil. Met deze stijging van de inkomens steeg dus het BNP sterk. In de tabel is dit af te lezen. Hierin wordt tevens duidelijk wat de impact van het openstellen van grenzen heeft voor de export en het BNP.8
I
9
n de tabel is duidelijk te zien dat met een laag en gesloten economie de export en het BNP lager zijn dan met een hoge en open economie. Dit verklaart waarom de westerse invloeden in het algemeen positieve gevolgen heeft. Op het gebied van economie is de welvaart zeker gestegen.10
E
en probleem alleen dat met deze aanname meekomt, is of de welvaart wel voor iedereen in het land geld. Het BNP is een gemiddelde berekening. Er wordt niet duidelijk of dit geldt voor iedereen. Gaat de individuele mens vooruit op de ontwikkelingen of is het alleen de bovenlaag van de bevolking?
De individuele mens
O
m te onderzoeken of de individuele mens er in de NICâ&#x20AC;&#x2122;s op vooruit is gegaan zal men moeten kijken naar het BNP voor elke bevolkingsgroep apart. En niet alleen naar het BNP, maar om tot een specifiek antwoord te komen moet men ook naar de koopkracht kijken, omdat met alleen het BNP nog niets is vast te stellen. Het kan namelijk zo zijn dat hoewel het inkomen voor de arme groepen ook omhoog gaat de prijs van leven, dus de prijs van de primaire behoeftes, dat ook doet door de welvaart en de armen daarom nog steeds niet veel mee opschieten.
A
ls we naar onderzoek kijken is te zien dat de absolute armoede wel degelijk is gedaald. Het aantal mensen dat in de laatste 30 jaar in absolute armoede leeft is zeer sterk gedaald. In de volgende tabel van het onderzoek van verschillende individuele instanties en samengevoegd door Kwong-Leung Tang is goed te zien dat de absolute armoede over het algemeen is gedaald. Dit bestaat echter nog wel men kan dus stellen dat niet iedereen van de welvaart heeft geprofiteerd omdat er nog steeds huishoudens zijn die in absolute armoede leven.11
Z
ijn deze huishoudens waar over wordt gesproken dan ook relatief in welvaart toegenomen? Dit is af te lezen aan de koopkracht van de huishoudens en aan de verschillen tussen de bovenste inkomens en de onderste inkomens van de samenleving in de NIC’s. Om de inkomensongelijkheid aan te geven wordt de Gini coëfficiënt gebruikt. Deze coëfficiënt geeft dus aan hoe scheef de inkomensverdeling in een land is. De Gini coëfficiënt ligt altijd tussen de 0 en de 1 waarbij de 0 staat voor een perfecte inkomensverdeling en 1 voor een totaal scheve inkomensverdeling waarbij het totale inkomen bij één groep ligt.13
I
n het volgende onderzoek over de NIC’s zijn de Gini coëfficiënten van de eerste lichting NIC’s naast elkaar gezet in de jaren 1953 tot 1996.
1 2
I
n de tabel is duidelijk af te lezen dat over het algemeen de inkomensverdeling in de tijden dat de NICâ&#x20AC;&#x2122;s opkwamen hetzelfde blijft. De inkomensverdeling blijft dus scheef. Dit betekent dat hoewel de armen meer gaan verdienen, de rijken dat ook doen, waardoor procentueel de armen nog steeds relatief niet meer verdienen. De vraag die dan gelijk opkomt is of deze stijging van het inkomen voor de armen terwijl het inkomen relatief niet stijgt wel wat uitmaakt in het dagelijks leven. Simpelweg gezegd kunnen de armen er meer mee, want door de totale stijging van de welvaart zou het zo kunnen zijn dat ook de prijzen van het leven in een land stijgen, waardoor de armen nog steeds weinig opschieten met de stijging van het inkomen. Gaat de kwaliteit van leven van de laagste bevolkinggroep omhoog? In recente onderzoeken naar de koopkracht en de ontwikkeling van mensen zelf is dit af te lezen. Over het algemeen geldt dat ontwikkeling van mensen staat voor de mogelijkheid tot ontwikkeling en daarom dat de omstandigheden beter zijn dan als mensen zich niet kunnen ontwikkelen. Zijn ze namelijk niet in staat dit te doen betekent het dat ze 1 4 1 4 alleen maar kans hebben om zichzelf in hun primaire behoeftes te voorzien.15
Conclusie
D
oor de onderzoeken die zijn gedaan door vele instanties in de landen en met de samenvoeging van deze informatie door de wetenschappers in de economie kan men concluderen dat vanaf de jaren tachtig de eerste lichting NICâ&#x20AC;&#x2122;s hun grenzen meer openstelde voor het buitenland en dat de tweede lichting van NICâ&#x20AC;&#x2122;s Omdat dit goedkope plaatsen
waren voor bedrijven zoals multinationals om zich te vestigen. De inwoners kregen daardoor voor hun aardig betaalde banen en de inkomens van de huishoudens zijn dan ook sterk gestegen in de afgelopen dertig a twintig jaar. Dit komt ook mede door de opening van een nieuwe sector. De toeristische sector. Vanwege het openstellen van de grenzen en de toeristische invloeden van de
I
1 6
n de tabel is af te lezen dat de menselijke ontwikkeling in de eerste lichting NIC’s en in China en Thailand van de tweede lichting sterk is gegroeid. Wat dit aangeeft is dat mensen dus zich minder hoeven te richten op primaire levensbehoeftes zoals in ontwikkelingslanden het geval is, maar dat zij zich naarmate de jaren voorderde zich steeds meer op hun eigen ontwikkeling konden richten. Hierin is dus af te lezen dat hoewel de inkomensverhouding scheef blijft, mensen meer kans hebben om zich te ontwikkelen en daarom het beter hebben dan ervoor.
westerse en rijke landen was er steeds meer werk in het toerisme, waardoor het inkomen van de inwoners omhoog ging. Ook de handel in grondstoffen zorgt voor een inkomensstijging. De NIC’s zijn een grote leverancier van grondstoffen en producten voor het westen. De absolute armoede in de NIC’s is hierdoor zeker gedaald. Natuurlijk heeft niet iedereen profijt van de globalisering en zijn er nog steeds mensen die in absolute armoede leven, maar relatief en over het algemeen gezien zijn de mensen er zeker op vooruit gegaan. Het relatieve inkomen ten opzichte van de
rest van de bevolking blijft echter wel hetzelfde. De rijken worden ook rijker. Wel kan er worden vastgesteld dat er in de NIC’s steeds meer wordt geïnvesteerd in secundaire levensbenodigdheden. Met absolute armoede zouden mensen alleen al moeite hebben om zichzelf in de primaire levensbenodigdheden te voorzien. Hiermee wordt dus aangetoond dat de mensen het wel degelijk beter hebben, omdat ze de kans hebben zich te ontwikkelen in plaats van alleen maar te overleven.
D
e ontwikkeling in de NIC’s is echter nog steeds niet ver genoeg. Er zijn vele mensen die nog wel in armoede leven en er wordt teveel geprofiteerd door de rijken, maar er is algemene vooruitgang. Vanuit economisch perspectief is globalisering dus een goede zaak. Er is vooruitgang te zien in de algemene economische welvaart en worden de grenzen nog meer opengesteld zal dit alleen maar toenemen en zullen de NIC’s economisch blijven groeien. In de kwestie van de mens als plaag valt het dus economisch erg mee. Hoewel het niet voor iedereen geldt, geldt de groeiende welvaart voor veel mensen en is de globalisering economisch zeer positief.
Notes 1.C.I Bradford pagina ‘’De nieuwe industrielanden in de wereldeconomie’’. ESB online <http://esbonline.sdu.nl/esb/ images/1988_0341_tcm445-259952.pdf>, 1214. 2.College It’s a small world? Marc Schramm. 3 H. Linnemann.‘’Internationale handel en economische groei in ontwikkelingslanden’’. V.U. Faculteit economische Wetenschappen en Econometrie. Augustus 1992. <ftp://zappa. ubvu.vu.nl/19920028.pdf>, 4. 4.College It’s a small world? Mark Schramm. 5.Stephan Haggard, ‘’The Newly Industrializing Countries in the International System’’. World Politics 1986. <http://www.jstor.org. proxy.library.uu.nl/stable/2010241?seq=1>, 344. 6.C.I. Bradford, 1214. 7.H. Linnemann,4. 8.C.I. Bradford, 1220-1221. 9.C.I. Bradford, 1220. 10.C.I. Bradford, 1221. 11.Kwong-Leung Tang East Asian Newly Industrializing Countries:Economic Growth and Quality of Life <http://www.springerlink.com.proxy.library. uu.nl/content/m7x6v157w272n641/>, 74- 76. 12.Kwong-Leung Tang, 75. 13.Kwong-Leung Tang, 78. 14.Kwong-Leung Tang, 79. 15.Kwong-Leung Tang, 73. 16.Kwong-Leung Tang, 74.
B
ibliografie
Bradford, C.I. ‘’De nieuwe industrielanden in de wereldeconomie’’. ESB online <http://esbonline.sdu.nl/esb/images/1988_0341_tcm445-259952. pdf> Geciteerd op 18 juni 2012. Haggard, Stephen. ‘’The Newly Industrializing Countries in the International System’’. World Politics 1986. <http://www.jstor.org.proxy.library.uu.nl/stable/2010241?seq=1> Geciteerd op 17 juni 2012. Linneman, H. ‘’Internationale handel en economische groei in ontwikkelingslanden’’. V.U. Faculteit economische Wetenschappen en Econometrie. Augustus 1992 <ftp://zappa.ubvu.vu.nl/19920028.pdf> Kwong-Leung, Tang. East Asian Newly Industrializing Countries:Economic Growth and Quality of Life <http://www.springerlink.com.proxy.library.uu.nl/content/ m7x6v157w272n641/> Geciteerd op 17 juni 2012
Auteur J.W.T Laros
Heineken Essay
Van de uithoeken van AustraliĂŤ tot de grote steden in de Verenigde Staten, in heel de wereld drinken mensen Heineken. In wel 170 landen wordt het merk verkocht en Heineken heeft wel 130 brouwerijen in 70 landen. Je kan dus wel zeggen dat Heineken een groot internationaal bedrijf is. Hoe komt het dat Heineken dit is en kan zijn? Dit komt door globalisering. Globalisering zorgt ervoor dat het mogelijk is voor bedrijven als Heineken zich te verspreiden over de wereld. Het opengaan van zowel economische als landelijke grenzen heeft er voor gezorgd dat de doelgroep van Heineken nu ook uit het buitenland bestond. Al snel werd Heineken in het buitenland geĂŻntroduceerd. Dit gebeurde voor het eerst in 1927 toen Heineken een Brusselse brouwerij overnam. Vanaf dit punt begon een grootse globalisering van Heineken. Heineken was echter al lang bekend in het buitenland. In 1875 ontving het bedrijf Heineken voor het eerst medailles voor zijn kwaliteitsbieren. In de tweede wereldoorlog was het lastig voor Heineken en rond die tijd ging het bedrijf zich steeds meer richten op export van bier. In 1933 kon men het eerste Heineken biertje in New York drinken. In het begin was Heineken een bedrijf dat zich richtte op de kwaliteit van het bier. Na de wereldoorlog werd het steeds meer een marktgericht bedrijf.
Marketingprogramma’s werden opgezet en Heineken bleef maar kleine brouwerijen opkopen waardoor het bedrijf bleef groeien. De vrijheden die de landen na de tweede wereldoorlog gaven zorgde er langzamerhand voor dat Heineken zich overal kon gaan vestigen. Vanaf de oorlog hebben landen hun economische en landelijke grenzen steeds meer open gegooid voor buitenlandse bedrijven zoals Heineken. Dit gaat met het idee dat door dit te doen de economieën versterken en welvaart in de landen omhoog gaat door stijging van het BNP en het dalen van de werkloosheid. Eigenlijk is Heineken een goed voorbeeld van Globalisering. Het geeft een goede indruk van een mondialiserende wereld doordat het zich over de wereld verspreid en daarmee cultuuraspecten en beïnvloeding van de economie met zich meebrengt. Heineken speelt al jaren in op de mondialiserende wereld door internationale slogans en marketingcampagnes. “Serving the Planet” is er een van. Hierin is duidelijk de bedoelingen van Heineken te zien. Toch is het niet allemaal internationaal. Heineken speelt ook in op nationale aspecten om zo een groot mogelijke afzet te krijgen. Zo waren er pas geleden in Nederland acties voor het Europees Kampioenschap voetbal. Tijdens het Europees Kampioenschap is heel Nederland in de ban van het Nederlands elftal en kleurt heel Nederland oranje. Heineken speelde hier op in door bij elke krat bier een t-shirt weg te geven met daarop een nummer waarmee oranjeprijzen konden worden gewonnen. Deze campagne is puur nationaal en in dit geval gericht op Nederland, omdat in Australië of Amerika deze actie weinig zal hebben uitgemaakt op de afzet van het bier. Om grip te krijgen op de lokale markt doet Heineken dit in veel gebieden.
Het speelt in op de individuele behoeftes van de bevolkingsgroepen in een land en werkt samen met lokale brouwerijen. Aan het grote succes in heel de wereld van Heineken zit ook een keerzijde. Zoals elk groot bedrijf is er concurrentie. Alle bedrijven proberen een zo groot mogelijke winst te bewerkstelligen en lokale bedrijven zijn daarom niet altijd blij met de komst van Heineken. Veel kleine bedrijfjes zijn weggeconcurreerd of overgenomen. Voor deze bedrijfjes en de mensen die bij deze bedrijfjes betrokken zijn is de globalisering van Heineken dus een grote plaag. Toch is het zo dat Heineken er voor zorgt dat de beoordelingen van Heineken als bedrijf positief blijven. Heineken is erg groot en op de plaatsen waar het zich als multinational heeft opgesteld, zowel in brouwerijen als in export en importinstanties is dus de werkgelegenheid gegroeid. De lokale bevolking kan vaak ook meer gaan verdienen bij Heineken dan bij lokale instanties. De vestiging van Heineken is in dat geval dus positief. Ook neemt Heineken als westers bedrijf veel cultuur mee naar het land waar het zich vestigt. Mensen nemen dingen over en leren van de westerse ontwikkeling. Ze doen dit vaak op eigen manieren. Heineken kan niet meer worden beschreven zonder het te hebben over globalisering. Globalisering zit in alles van Heineken. Het is een groot bedrijf met veel invloed in de biermarkt over de hele wereld. Globalisering zorgt ervoor dat Heineken nog steeds internationaal groeit. Steeds meer grenzen worden opengegooid en daarmee steeds meer grenzen verlegd. Heineken zal voor sommige zeker voordelig zijn in verband met werkgelegenheid en ontwikkeling, maar het heeft ook zijn keerzijde met het wegconcurreren van lokale bedrijfjes. Heineken is dus een plaag voor sommigen en geen plaag voor anderen.
Auteur G. Bayram Co-auteur E.M. Nunen
Koraalrifdegradatie in het licht van industrialisatie Dit artikel gaat over de wereldwijde degradatie van koraalriffen en de rol de mensen hierin spelen. De koraalriffen herbergen een enorme biodiversiteit, waardoor ze van groot belang zijn voor de biosfeer. Door de ontwikkelingen die de industrialisatie tot stand heeft gebracht, zoals geavanceerde technologie, geneeskunde en voedselindustrie is het welzijn van de mensen enorm vooruitgegaan, echter werd hierbij nauwelijks rekening gehouden met de consequenties van deze ontwikkelingen met betrekking tot de biosfeer. Als gevolg hiervan moeten ecosystemen drastische veranderingen ondergaan, waardoor ze uit hun natuurlijke balans raken. Een van de manifestaties van deze disbalans is de versnelde degradatie van koraalriffen als gevolg van boskap, destructieve visserij technieken, oceaan vervuiling, oceaan verzuring en globale opwarming van de aarde. De degradatie ervan is op mondiaal schaal, wat dit tegelijkertijd een globale kwestie maakt. De vraag wat de oorzaken en gevolgen van de degradatie zijn, wordt hier met behulp van wetenschappelijke artikelen onderzocht en beantwoord.
I
ndustrialisatie wordt mede door de ontwikkelingen die deze opgeleverd heeft, door ecologen gezien als een van de sterkste faseringen van globalisering. Zowel technische als medische ontwikkelingen, die met de komst van industrialisatie hun ankers hebben gelegd, hebben enorm bijgedragen aan het welzijn van mensen. Mensen leven langer, de mobiliteit is toegenomen en de levensomstandigheden zijn verbeterd. Als gevolg hiervan is de populatie enorm aan het toenemen. Deze toename in populatie heeft zowel directe als indirecte invloeden op ecosystemen wereldwijd. Er zijn verschillende onderzoeken die een opmerkelijk verband tussen populatie toename en koraalrif degradatie laten zien. De gevolgen van deze drastische degradatie hebben invloed op niet alleen het koraalrif ecosysteem, maar ook op andere ecosystemen wereldwijd.
O
m de gevolgen van de degradatie van koraalriffen toe te lichten moet men eerst enige kennis hebben over wat dit ecosysteem voor de aarde betekent. Hoewel ze een relatief kleine oppervlakte van 0.2 % van de aarde beslaan, omvatten koraalriffen naar schatting een derde van alle beschreven organismen van de oceanen.1 Hierdoor heeft de degradatie van deze organismen grote invloed op alle andere organismen die er afhankelijk van zijn.
M
aar wat zijn de redenen achter deze mondiale degradatie? Er zijn talloze onderzoeken verricht over de mogelijke oorzaken achter de degradatie van koralen en daaruit blijkt dat er een opmerkelijk onderscheid waar te nemen is tussen de invloeden van acute en chronische bedreigingen. De acute bedreigingen die we in dit onderzoek
gaan behandelen zijn destructieve visserij technieken. Verder zullen we de chronische bedreigingen onderzoeken veroorzaakt door temperatuur stijging van oceaanwater en verzuring van de oceanen als gevolg van toename CO2 uitstoot, vervuiling van de oceanen en boskap. Deze acute en chronische invloeden zullen we met behulp van wetenschappelijke artikelen toelichten.
O
verigens ga ik de deelvraag, wat zijn de gevolgen van de degradatie van koralen beantwoorden. De gevolgen hiervan vormen een web van gebeurtenissen in het koraalrif ecosysteem. Als gevolg hiervan is er aanvankelijk een zichtbare daling en verandering in biodiversiteit waar te nemen in de biosfeer.
Het belang van koraalriffen
M
et hun enorme diversiteit en aantal aan organismen hebben koraalriffen een aantal functies die van groot belang zijn voor de biosfeer. Meeste van de organismen die het koraalrif herbergt, komen enkel in koraalrif ecosysteem voor. Het koraalrif ecosysteem omvat een heel groot deel van de biodiversiteit van de aarde en een derde deel van de oceanen. Ze leveren bescherming en voedsel voor talloze vissoorten, voedsel en grondstoffen voor miljoenen mensen, bescherming van de zee en orkanen en de basis voor visserijen en toerisme. Ze dragen bij aan een enorme biodiversiteit, waardoor ze cruciaal zijn voor het handhaven van de balans van ecosystemen op de aarde. Dit zijn slechts een paar van de diensten en eigenschappen, waar men op dit moment van op de hoogte is.
N
atuurlijke producten verkregen uit koraalrif organismen in de groeiende strijd tegen menselijke ziektes en pathogene infecties zijn minder bekende, maar even belangrijke diensten die ze leveren.2 Ongewervelde dieren afkomstig uit Bethnische koraalriffen bevatten bijvoorbeeld een aantal ongewone, biologisch actieve metabolieten met belangrijke medische, landbouw- en industriële toepassingen.3 De recente toepassingen hiervan zijn onder andere, bot entingen, productie van insecticiden en potentiële behandelingen voor kanker en microbiële infecties.4
G
erapporteerd naar schatting, bieden koraalriffen elk jaar bijna 30 miljard dollar in netto voordelen in goederen en
aan koraalriffen.12 De ontwikkeling van koraalriffen hangt van fysische en biologische factoren in hun milieu af.
E
en koraalrif bestaat uit ontelbaar veel koraaldiertjes. Deze dieren worden poliepen genoemd. Ze leven vaak in kolonies. Om zichzelf te beschermen bouwen ze een skelet van CaCO3 . Deze kolonies vormen vaak een onderdeel van koraalriffen. Rif bouwende koralen komen aan hun voedsel door een samen te leven met eencellige algen, zooxanthellen. Deze worden ook wel symbiotische algen genoemd en zorgen voor voedsel en zuurstof voor koralen. In ruil daarvoor zorgen koralen voor voedsel, CO2 en schuil voor deze algen. Koralen met rif bouwende eigenschappen komen het best tot ontwikkeling bij
diensten aan economieën ter wereld, met inbegrip van toerisme, visserij en kustbescherming tegen tsunamis en stromen.5 Meer dan 100 landen hebben kustgrenzen met koraalriffen. 8 % van de wereldbevolking is afhankelijk van dit ecosysteem voor voedsel en andere diensten.6 Daaruit voortvloeiende exploitatie, gecombineerd met gebrek aan regelgeving, heeft geleid tot ernstige uitputting van vele rif hulpbronnen en aantasting van het rif, vooral in dichtbevolkte regio’s.7
Invloed van de mensen op de degradatie
N
aar schatting is 19% van de koraalriffen van de wereld verloren en nog eens 35% zijn serieus bedreigd.
watertemperaturen die schommelt tussen 26 en 27 graden Celsius. Naast temperatuur zijn factoren zoals water kwaliteit, voedingsstoffen, zonlicht en de zuurgraad van het water van groot belang voor ontwikkeling van koralen. Verstoringen in deze factoren vormen chronische bedreigingen voor koralen.
D
e rif degradatie in Indonesië is een voorbeeld van gevolg van chronische bedreigingen, zoals verontreiniging van afvalwater, verhoogde sedimentatie van ontbossing en visteelt afvoer, eutrofiecatie en industriële vervuiling. Onderzoek toont aan, dat stress veroorzaakt door bronnen van verontreiniging afkomstig van land is geassocieerd met 40-70% afname in koraal organismen diversiteit in Indonesia.13 Zowel biodiversiteit
D
ientengevolge wordt een derde van alle koraalriffen met uitsterven bedreigd. 8 Tot op heden zijn een aantal van de belangrijkste oorzaken onder invloed van mensen: sedimentatie van stedelijke ontwikkeling en ontbossing, overbevissing, destructieve visserijpraktijken, eutrofiëring van de landbouw en afvalwater, verontreiniging door herbiciden en pesticiden, oceaanverzuring en globale opwarming van de aarde. Deze oorzaken zijn veelal direct of indirect een gevolg van industrialisatie en worden versterkt naarmate de populatie toeneemt.
E
en voorbeeld van directe impact van toenemende populatie, die een acute bedreiging vormt voor koralen zijn destructieve visserij technieken. Koralen leveren voedsel en
als koraal bedekking van de riffen zijn het meest afgenomen op de riffen, die geëxposeerd zijn aan riolering en aanslibbing.4 4 In het algemeen zijn chronische verontreiniging stressen gelokaliseerd langs dichtbevolkte kusten of in de buurt van grote steden zoals Jakarta, Surabaya, Ujung Panding Willoughby en Tomascik en vormen meer ernstige bedreiging voor riffen in West-Indonesische dan in het relatief dunbevolkte-Oosten4. De degradatie van de riffen in Jakarta, laten de negatieve effecten van waterverontreiniging en industriële vervuiling op de koralen zeer duidelijk zien. Deze riffen zijn nu volledig afgestorven en veel van de Jakarta Bay eilanden zijn ondergedompeld. Het rif zal in dit geval alleen herstellen als de stress factor is geëlimineerd.44 Dit demonstreert
grondstoffen en diensten voor mensen. Naarmate de populatie toeneemt is er meer vraag naar deze goederen en diensten. Om tegemoet te komen aan de toenemende vraag, wordt er gebruik gemaakt van destructieve visserij technieken zoals dynamiet, visnetten en gif door vissers. Andere mechanische schade zoals anker schade en schip stranding zijn ook voorbeelden van acute bedreigingen voor koralen.9 Acute bedreigingen leiden tot opmerkelijke schade, maar blijven niet voortbestaan.10 Het rif kan en zal meestal wel herstellen mits het beschermd wordt tegen verdere aanvallen.11
I
n tegenstelling tot acute bedreigingen, zullen chronische bedreigingen het fysische of biologische milieu op lange termijn wijzigen en brengt lange termijn schade
zeer duidelijk wat voor schade chronische bedreigingen zoals in Indonesië kunnen aanrichten.
E
en andere chronische bedreiging is de toenemende CO2 gehalte in de atmosfeer, die wereldwijd een web van gebeurtenissen veroorzaakt. Het toenemende CO2 gehalte in de atmosfeer is direct of indirect voornamelijk afkomstig van mensen. Afgelopen 250 jaren is het atmosferisch CO2 gehalte toegenomen met bijna 40% : van pre誰ndustriele niveaus van ongeveer 280 ppmv, tot bijna 384 ppmv in 2007.14 Deze toename is niet simpelweg een gevolg van populatie grootte, maar ook een gevolg van populatie structuur en consumptie niveaus.
I
mpact van populatie verandering in China tussen 1978 en 2008 op CO2 emissie is een duidelijke illustratie hiervan. Onderzoek heeft aangetoond, dat niet de wijzigingen in de populatie grootte , maar de veranderingen in consumptie niveaus
en populatie structuur in China de grote impact factoren vormen in toenemende CO2. 15 In termen van bevolking hadden structuur, urbanisatie, bevolkingsleeftijd en grootte van een huishouden verschillende effecten op de uitstoot van CO2. 16Urbanisatie deed de uitstoot van CO2 stijgen, terwijl het effect van leeftijd voornamelijk door de uitbreiding van de beroepsbevolking en de daaruit voortvloeiende algemene economische groei handelde. De toenemende CO2 uitstoot is een mondiale kwestie, die duidelijk gerelateerd is aan industrialisatie. Wat betekent deze wereldwijde toename in CO2 uitstoot voor de koralen?
T
en eerste wordt de CO2 kringloop van de aarde verstoord. Deze verstoring uit zich vervolgens op verschillende manieren en niveaus in de biosfeer.
Op dit moment wordt een derde van de CO2 uitstoot door het gebruik van fossiele brandstoffen en ontbossing opgenomen door het oceaan oppervlak. 17De opname van CO2 kan de emissie niet bijbenen. Dit leidt tot afname van PH gehalte van het oceaanwater. Dit fenomeen wordt oceaanverzuring genoemd. Er zijn een aantal chemische reacties verbonden aan dit fenomeen. Deze chemische reacties zien er in termen van formules als volgt uit: CO2 + H2O <—> H2CO3 H+ + HCO3- <—> 2H++
N
<—> CO32-
adat CO2 opgenomen is door het water, reageert het met water om H2CO3 te vormen. Door H+ ionen af te staan vormt dit evenwicht vervolgens de ionen HCO3en CO32- . Oceaanwater reacties zijn omkeerbaar en in de buurt van evenwicht. Oppervlakte water met een PH van 8,1 bestaat ongeveer 90% uit niet organische CO2 , HCO3- , 9 % CO32- en slechts 1% uit opgeloste CO2 5. Meer CO2 in water betekent meer opgelost CO2 , bicarbonaat en H+ concentraties. Vervolgens gaat PH gehalte van het water omlaag, want PH is gelijk aan -log10[H+] 5. Door de toegenomen [H+], gaat [CO32- ] omlaag .18
O
ver eeuw en langere termijnen hangt het vermogen van de oceaan om atmosferisch CO2 te absorberen af van de mate van CaCO3 ontbinding in de waterkolom of de sedimenten. 19 De chemische evenwichtsreactie van ontbinding van CaCO3 in oceanen ziet er als volgt uit: CaCO3(s) Ca2+(aq)
+
H+(aq) +
<â&#x20AC;&#x201D;> HCO3-(aq)
Het mineraal CaCO3, is afkomstig van schelpen en skeletons van marine organismen zoals plankton, koralen, coralline algen en van andere calcificerende organismen.20 Deze organismen bouwen hun skelet van CaCO3 , uit Ca2+ en CO32ionen in het oceaanwater. De vorm van CaCO3 die koralen produceren wordt aragoniet genoemd.
D
e verzadigingsstaat van zeewater met betrekking tot aragoniet wordt aangeduid met het symbool Ωar en is een mate voor de zuurgraad van het water. Dit is gelijk aan de product van wezenlijk gemeten opgeloste [CO32] en [Ca2+ ] in zeewater gedeeld door de product van [Ca2+ ] en [CO32- ] wanneer ze het verzadigingspunt in oceaanwater hebben bereikt.21 Omdat [Ca2+ ] in oceaanwater vrij hoog en relatief constant is, wordt de variatie in Ωar grotendeels bepaald door [CO32- ] , die tegenwoordig door toenemende CO2 uitstoot aan het verminderen is. Aragoniet verzadiging is bereikt op een [CO32- ] van ongeveer 60 μmol kg-1, maar de huidige [CO32- ] van zeewater in de lage-diepte oppervlakte oceaan is ongeveer 250 μmol kg-1 77.
D
oor de lage PH als gevolg van oceaanverzuring, moeten de koralen steeds meer energie gebruiken om CaCO3 te vormen, maar in zuurmilieu zijn ze niet in staat om de nodige CO32- concentraties voor skelet vorming te verheffen7.7 Om deze reden is er een grote onrust, dat de zogenaamde oceaanverzuring de CaCO3 productie van rif vormende koralen zodanig vertraagt, dat de mate van rif erosie de mate van skelet vorming overtreft, die geleidelijk tot wereldwijde degradatie van koralen leidt 7
G
egevens uit een breed scala van laboratoriumexperimenten hebben deze onrust aangewakkerd door aan te tonen dat skelet vorming van koralen zeer gevoelig voor veranderingen in zeewater [CO32- ] kunnen optreden 7.
E
xperimenteel geteeld aragoniet kristallen op relatief lage Ωar ~ 6, zijn kort, breed, en zeer slibberig, in overeenstemming met lage aragoniet kristal groeicijfers 7. Wanneer de Ωar van het experimentele zeewater verhoogd wordt tijdens de groei, zijn de geproduceerde kristallen langer en dunner, meer bladvormig in uiterlijk, en minder slibberig, in overeenstemming met een geleidelijke toename van kristal groeitempo op jaarbasis.
N
aast oceaanverzuring veroorzaakt het toenemende CO2 gehalte ook temperatuur stijging in het oceaanwater. Dit is een van de gevolgen van opwarming van de aarde, die afgelopen jaren frequent op de agenda verschijnt. Opwarming heeft echter, in belang, alle andere effecten van degradatie van koralen ingehaald, omdat het de oorzaak is van het wijdverspreide massaal verbleken van koralen.22 Dit fenomeen wordt bleaching genoemd. Temperatuur-geïnduceerde koraal bleaching, dat sterfte veroorzaakt op een brede geografische schaal, begon toen atmosferische CO2 niveaus ∼320 ppm overschreden.23
E
erste bleaching werd waargenomen in de late 1970en. Onderzoeken hebben aangetoond dat combinatie van zowel zonlicht als abnormaal hoge watertemperaturen de nodige ingrediënten voor bleaching manifestaties verschaffen. Sinds jaren 70 zijn deze bleaching events alleen maar toegenomen. Kleine stijgingen (1-2 ° C) in de zomer in zee temperatuur boven de maxima verstoren de relatie tussen koralen en hun symbiotische
algen, waarop zij voor energie en groei vertrouwen.25 In hoge licht omstandigheden is er een analyse van het fotosymbiotisch-systeem waardoor een giftige opbouw van reactieve zuurstof derivaten wordt veroorzaakt. Dit resulteert vervolgens in verlies van de bruine algen uit de weefsels van koralen,waardoor ze verbleken.26 Als het effect van korte duur is, kunnen koralen herstellen, anders worden ze overgeleverd aan ziekte en dood. Deze afhankelijkheid van zowel licht en temperatuur is bevestigd in koralen gehouden in schaduwrijke aquaria, alsook die natuurlijk op riffen groeien. Een duidelijk voorbeeld hiervan is de massale bleaching event van 1997/1998, waarbij ongeveer 16% van koraalgemeenschappen ten onder zijn gegaan.27
Conclusie
M
ensen blijken een grote invloed te hebben op de degradatie van de koralen wereldwijd. Verdwijning en verstoringen in koraal ecosystemen hebben gevolgen op mondiale schaal. Uit lange termijn data blijkt dat koraal dekking in veel regioâ&#x20AC;&#x2122;s van de wereld in verval is.28 Onderzoeken hebben aangetoond, dat zelfs bij een afname van 10% in koraal bedekking, 62% van de soorten een aanzienlijke daling en 29 % van de soorten een significante dalingen laten zien, als gevolg van acute bedreigingen.8 Chronische bedreigingen daarentegen, die herstel van koralen onmogelijk maakt, veroorzaakt uiteindelijk uitsterving van koralen en daarmee tevens uitsterving van veel organismen die afhankelijk zijn van de levende koralen. Deze enorme afname in biodiversiteit leidt vervolgens naar verstoringen in voedselketen van de oceanen en ecosystemen, die nauw verbonden zijn met de koraalrif ecosystemen. Aangezien koraalriffen ongeveer 8% van de wereldbevolking van voedsel en grondstoffen voorziet en bescherming biedt voor de kusten, betekent de degradatie van deze unieke organismen ook een verstoring van de wereldeconomie. Dit web van gevolgen heeft een enorme impact wereldwijd. Deze globale kwestie wordt onderschat en als de huidige trend zich voortzet, zullen bedreigingen veroorzaakt door de mens, die de proporties van een plaag aannemen, naar totale uitsterving van koralen en de organismen die er afhankelijk van zijn leiden.
Notes 1.J.E.N. Veron, T.M. Lenton, J.M. Lough, D.O. Obura, P.Pearce-Kelly, C.R.C. Sheppard, M.G. Stafford-Smith, A.D.Roggers.” The coralreef crisis: The critical importance of <350 ppm CO2, Marine Pollution Bulletin.” Volume 58, issue 10, October 2009, Pages 1428–1436. 2.Andrew W. Bruckner. “Biomedical applications of marine natural sources, biomedical compounds extracted from coralreef organisms: harvest, pressure, conservation concerns en sustainable management. Marine biotechnology in the twenty first century” 2002 3.Andrew W. Bruckner. 4.Andrew W. Bruckner. 5.Cesar, H, and Burke, L. and Pet-Soede, L “The Economics of Worldwide Coral Reef Degradation.” (2003). 6.J.E.N. Veron, T.M. Lenton, J.M. Lough, D.O. Obura, P.Pearce-Kelly, C.R.C. Sheppard, M.G. Stafford-Smith, A.D.Roggers. 7.J.E.N. Veron, T.M. Lenton, J.M. Lough, D.O. Obura, P.Pearce-Kelly, C.R.C. Sheppard, M.G. Stafford-Smith, A.D.Roggers. 8.J.E.N. Veron, T.M. Lenton, J.M. Lough, D.O. Obura, P.Pearce-Kelly, C.R.C. Sheppard, M.G. Stafford-Smith, A.D.Roggers. 9.Evan N. Edinger, Jamaluddin Jompa, Gino V Limmon, Wisnu Widjatmoko,Michael J Risk. “Reef degradation and coral biodiversity in indonesia: Effects of land-based pollution, destructive fishing practices and changes over time.” http://dx.doi.org/10.1016/S0025326X(98)00047-2 10.N. Edinger, Jamaluddin Jompa, Gino V Limmon, Wisnu Widjatmoko,Michael J Risk. 11.N. Edinger, Jamaluddin Jompa, Gino V Limmon, Wisnu Widjatmoko,Michael J Risk. 12.N. Edinger, Jamaluddin Jompa, Gino V Limmon, Wisnu Widjatmoko,Michael J Risk. 13.N. Edinger, Jamaluddin Jompa, Gino V Limmon, Wisnu Widjatmoko,Michael J Risk. 14.Scott C. Doney, Victoria J. Fabry, Richard A. Feely, and Joan A. Kleypas. “Ocean Acidification: The Other CO2 Problem. Annual Review of Marine Science Vol. 1”, pp. 169-192. January 2009.
15.Qin Zhu and Xizhe Peng. “The Impacts of Population Change on Carbon Emission in China during 1978-2008.” Environmental Impact Assessment Review Sep. 2012. Vol. 36, pp. 1-8. 16.Qin Zhu and Xizhe Peng. 17.Scott C. Doney, Victoria J. Fabry, Richard A. Feely, and Joan A. Kleypas. 18.Scott C. Doney, Victoria J. Fabry, Richard A. Feely, and Joan A. Kleypas. 19.Scott C. Doney, Victoria J. Fabry, Richard A. Feely, and Joan A. Kleypas. 20.Scott C. Doney, Victoria J. Fabry, Richard A. Feely, and Joan A. Kleypas. 21.Anne L. Cohen. “Why Corals Care About Ocean Acidification: Uncovering the Mechanism. 2009, Oceanography “ 22(4):118–127, http://dx.doi. org/10.5670/oceanog.2009.102 22.J.E.N. Veron, T.M. Lenton, J.M. Lough, D.O. Obura, P.Pearce-Kelly, C.R.C. Sheppard, M.G. Stafford-Smith, A.D.Roggers. 23.J.E.N. Veron, T.M. Lenton, J.M. Lough, D.O. Obura, P.Pearce-Kelly, C.R.C. Sheppard, M.G. Stafford-Smith, A.D.Roggers. 24.J.E.N. Veron, T.M. Lenton, J.M. Lough, D.O. Obura, P.Pearce-Kelly, C.R.C. Sheppard, M.G. Stafford-Smith, A.D.Roggers. 25.J.E.N. Veron, T.M. Lenton, J.M. Lough, D.O. Obura, P.Pearce-Kelly, C.R.C. Sheppard, M.G. Stafford-Smith, A.D.Roggers. 26.J.E.N. Veron, T.M. Lenton, J.M. Lough, D.O. Obura, P.Pearce-Kelly, C.R.C. Sheppard, M.G. Stafford-Smith, A.D.Roggers. 27.J.E.N. Veron, T.M. Lenton, J.M. Lough, D.O. Obura, P.Pearce-Kelly, C.R.C. Sheppard, M.G. Stafford-Smith, A.D.Roggers. 28.Shaun K. Wilson, Nicholas A. J. Graham, Morgan S. Pratchett, Geoffrey P. Jones, Nicholas V. C. Polunin. “Multiple disturbances and the global degradation of coral reefs: are reef fishes at risk or resilient?” Global Change Biology Volume 12, Issue 11, pages 2220–2234, November 2006
B
ibliografie
J.E.N. Veron, T.M. Lenton, J.M. Lough, D.O. Obura, P.Pearce-Kelly, C.R.C. Sheppard, M.G. Stafford-Smith, A.D.Roggers.” The coralreef crisis: The critical importance of <350 ppm CO2, Marine Pollution Bulletin.” Volume 58, issue 10, October 2009, Pages 1428–1436. Cesar, H, and Burke, L. and Pet-Soede, L “The Economics of Worldwide Coral Reef Degradation.” (2003). Andrew W. Bruckner. “Biomedical applications of marine natural sources, biomedical compounds extracted from coralreef organisms: harvest, pressure, conservation concerns en sustainable management. Marine biotechnology in the twenty first century” 2002. Evan N. Edinger, Jamaluddin Jompa, Gino V Limmon, Wisnu Widjatmoko,Michael J Risk. “Reef degradation and coral biodiversity in indonesia: Effects of land-based pollution, destructive fishing practices and changes over time.” http://dx.doi.org/10.1016/S0025-326X(98)00047-2. Scott C. Doney, Victoria J. Fabry, Richard A. Feely, and Joan A. Kleypas. “Ocean Acidification: The Other CO2 Problem. Annual Review of Marine Science Vol. 1”, pp. 169-192. January 2009. Qin Zhu and Xizhe Peng. “The Impacts of Population Change on Carbon Emission in China during 1978-2008.” Environmental Impact Assessment Review Sep. 2012. Vol. 36, pp. 1-8. Anne L. Cohen. “Why Corals Care About Ocean Acidification: Uncovering the Mechanism. 2009, Oceanography “ 22(4):118–127, http://dx.doi. org/10.5670/oceanog.2009.102. Shaun K. Wilson, Nicholas A. J. Graham, Morgan S. Pratchett, Geoffrey P. Jones, Nicholas V. C. Polunin. “Multiple disturbances and the global degradation of coral reefs: are reef fishes at risk or resilient?” Global Change Biology Volume 12, Issue 11, pages 2220–2234, November 2006.
Auteur G. Bayram
The slow poisoning of India Review documantaire
De langzame vergiftiging van India is een 26 minuten durende documentaire, geregisseerd door Ramesh Menon en geproduceerd door The Energie en Resources Institute (TERI) gevestigd in New Delhi. Door populatie toename in een ge誰ndustrialiseerd India hebben de criteria voor voedsel productie andere niveaus bereikt. Vraag naar productie neemt steeds toe en er is een oordeel over hoe een eindproduct eruit moet zien. De bevolking neemt geen genoegen meer met de gezonde, maar slecht uitziende biologische producten. Tevens proberen de boeren verlies te vermijden door hun oogsten te beschermen tegen pesten.
Om aan deze criteria te voldoen wordt er excessief gebruik gemaakt van pesticiden in agrarisch sector. India is een van de grootste gebruikers van pesticiden ter wereld. Dit overmatig gebruik is deels te danken aan gebrek aan kennis. Boeren houden zich niet aan de voorgeschreven middelen en hoeveelheden. Velen gebruiken verkeerde middelen op een verkeerde manier en in overmaat in de hoop, dat ze betere oogsten zullen krijgen. Bovendien houden ze zich ook niet aan de voorzorgsmaatregelen, zoals het gebruik van handschoenen en bedekken van hun gezichten tijdens het spuiten. De gevolgen hiervan leiden zoals de naam van de documentaire het al benoemt, naar een langzame vergiftiging van de Indiase bevolking. In de documentaire wordt er gesproken over de zorgwekkende gevolgen voor de volksgezondheid in een aantal delen van India. Met het voorbeeld van Kerala casus schetsen ze een duidelijk beeld van de gevolgen van overmatig gebruik van pesticiden. Hierbij worden er mensen ge誰nterviewd, die een zware prijs hebben moeten betalen door excessieve blootstelling aan pesticiden. Naast neurologische klachten als gevolg van directe aanraking met pesticiden, zijn er ook geboorte defecten geconstateerd in nakomelingen. Dit duidt op deformaties in dna. In een onderzoek verricht door The Indian Council of Medical Research zijn er grote hoeveelheden residuen van bestrijdingsmiddelen gevonden in fruit, groenten, peulvruchten, granen, tarwemeel, eieren, vlees, vis, gevogelte en melk. De documentaire stelt hiermee, dat het dagelijkse ontbijt, lunch en diner die genuttigd wordt in India vol me gif zit. Sommige landen hebben handel in voedsel
met India stopgezet om deze reden.De gevolgen ervan houdt niet hiermee op. Onderzoek heeft aangetoond, dat slechts tien procent van de gespoten pesticiden de plagen bereikt. De atmosfeer absorbeert de rest. Dus het vernietigd ook andere organismen in het water en op het land. Onschadelijke insecten in de natuur, die ongedierte vernietigen verdwijnen ook in het proces. Na deze zorgwekkende kwesties toegelicht te hebben wordt er een lichtpuntje weergegeven in de documentaire. Steeds meer boeren keren terug naar de organische teelt praktijken van vroeger. Ze beginnen in te zien, dat de enige uitweg om uit de schulden te komen gemaakt door de hoge kosten van pesticiden biologische landbouw is. Het is een zeer informatieve en een tikje terecht waarschuwende documentaire, voor consumenten en boeren in India. In het licht van Industrialisatie is het een informatieve documentaire, die mensen bewust maakt voor de gevolgen van op een verkeerde manier omgaan met de ontwikkelingen van Industrialisatie. Hoewel de hoeveelheden die in het westen gebruikt worden niet vergelijkbaar zijn met die in India, kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat dergelijke middelen ook al in kleine hoeveelheden gezondheidsschade opleveren. Deze documentaire is voor het eerst uitgezonden op het nationale Doordarshan TV-netwerk op 31 Januari en de productie ervan werd gesteund door het Swiss Agency for Development and Cooperation.
Auteur E.M. Nunen Co-auteur G. Bayram
1080, een risico waard om te nemen?
1080, sodium monofluoracetaat, is een giftige stof die grootschalig in Nieuw-Zeeland gebruikt wordt als middel om de populaties van nietinheemse diersoorten, zoals de buidelrat, te verkleinen. Buidelratten, in het Engels Brushtail Possums ( Trichosurus vulpecula), zijn kleine buideldieren die door Europese kolonisten in 1840 vanuit AustraliĂŤ geĂŻntroduceerd zijn, en door het ontbreken van natuurlijke vijanden zich massaal hebben kunnen vermenigvuldigen waardoor zij nu een grote bedreiging vormen voor ecosystemen en inheemse flora en fauna. 1080 wordt al sinds 1954 over het land verspreid, maar sinds 1993 is dit zwaar toegenomen en wordt er jaarlijks tussen de 1000 en 3000 kg pure 1080 via luchtoperaties over bossen uitgestrooid. De Department of Conservation van NieuwZeeland (DoC) is van mening dat het uitstrooien van dit vergif over beschermde natuurgebieden noodzakelijk is om de inheemse flora en fauna te beschermen, maar in publiek debat lijkt hier zeer veel weerstand tegen te zijn. Door te onderzoeken welke gevolgen het gebruik van deze pesticide precies heeft en wat de impact hiervan is op inheemse vogels en de gezondheid van mensen, kan ik uitspraak doen of 1080 een risico waard is om te nemen.
N
ieuw-Zeeland wordt door veel mensen gezien als paradijs op aarde, en niet zonder reden. Tussen 500 en 1300 vestigen de eerste Polynesiërs, die later Maori’s zijn gaan heten, zich in het noorden van het land. Dankzij zijn geïsoleerde ligging ten opzichte van andere landmassa’s, kwamen er toen op enkele vleesmuissoorten na geen zoogdieren voor. Hierdoor zijn er in de loop der jaren veel unieke dier- en plantsoorten zijn ontstaan, met name een groot scala aan vogels. Deze isolatie van andere stukken land heeft Nieuw-Zeelandse ecosystemen alleen ook kwetsbaar gemaakt, en globalisering en de vergrootte mobiliteit en interconnectie van mensen heeft grote gevolgen gehad voor deze ecosystemen. Toen Engelse kolonisten in 1769 handel met de Maori’s begonnen te drijven, stond Nieuw-Zeeland ineens in contact met de rest van de wereld. Via het meeliften op schepen of door intentionele introductie hebben niet-inheemse dier- en plantsoorten zich in Nieuw-Zeeland weten te vestigen. Sommige van deze geïntroduceerde soorten hebben desastreuze gevolgen gehad voor unieke inheemse soorten en hebben de balans in ecosystemen serieus verstoord.
I
n het bijzonder de in 1840 uit Australië geïntroduceerde buidelrat, in het Engels brushtail possum (trichosurus vulpecula), heeft door het ontbreken van natuurlijke vijanden zich massaal kunnen vermenigvuldigen en is nu overal in Nieuw-Zeeland te vinden. Hoewel de introductie van niet-inheemse soorten niet altijd een negatieve impact op bestaande ecosystemen heeft, heeft de buidelrat dat in Nieuw-Zeeland wel. Deze kleine dieren vormen een bedreiging voor veehouderijen omdat ze drager van tuberculose zijn en vormen een bedreiging voor inheemse dier- en plantsoorten omdat zij geen natuurlijke vijanden hebben. Ook de geïntroduceerde rat is niet welkom in
Nieuw-Zeeland, aangezien vogels de grootste bron van voedsel zijn voor ratten zijn.
S
inds 1954 proberen de NieuwZeelandse overheid en de Department of Conservation (DoC) deze geïntroduceerde plaag te bestrijden door middel van gebruik van de stof sodium monofluoracetate (1080), een zwaar giftige pesticide ontwikkelt om de populatie buidelratten en ratten in controle te houden. Deze stof wordt gebonden aan stukjes wortel en graan, die vervolgens over het land worden verspreid met de intentie dat buidelratten en ratten deze zullen eten. Voorheen werd 1080 alleen via het land verspreid, maar sinds 1993 wordt er jaarlijks tussen de 1000 en 3000 kg pure 1080 via luchtoperaties over bossen uitgestrooid.1 Deze ontwikkeling heeft in publieke opinie veel verzet tegen het gebruik van dit middel opgeroepen, vooral omdat er zorgen zijn over de veiligheidsrisico’s voor mensen en de gevolgen voor ecosystemen. De DoC geeft aan dat vergif verspreidt via luchtoperaties 85 tot 95 procent van alle ratten en buidelratten in een gebied doodt, en tot er een beter middel ontwikkeld is, het gebruik van 1080 essentieel is voor het onder controle houden van buidelrat en rat populaties.2 Deze gegevens roepen vragen op over het effect van dit vergif op andere organismen die niet het doelwit zijn en of de risico´s van het gebruik wel opwegen tegen de voordelen. Op basis van bestaande wetenschappelijke literatuur zal ik uiteenzetten wat de veiligheidsrisico’s voor mensen zijn, wat de effecten op inheemse vogelsoorten zijn en welke onvoorziene gevolgen er uit dergelijke operaties kunnen voortkomen. Door het uiteenzetten van deze gegevens, kan ik uitspraak doen of 1080 een risico waard is om te nemen.
Veiligheidsrisicoâ&#x20AC;&#x2122;s voor mensen
D
e veiligheid van 1080 voor mensen hangt af van twee factoren, namelijk de toxicologische effecten en de k ans op blootstelling. De toxicologische effecten kunnen uit een worden gezet in acute toxiciteit en chronische toxiciteit. Met betrekking tot acute toxiciteit heeft de Environmental Protection A g e n c y ( E PA ) v a s t g e s t e l d d a t 1080 zeer toxisch is, met een orale dodelijke dosis van 5 mg/ k g m e n s e l i j k g e w i c h t . 3 Va n w e g e duidelijke ethische bez waren zijn er nooit experimentele tests
andere mensen die met het gif werken is ook het inhaleren van 1 0 8 0 s t o f e e n r i s i c o. D e z e m e n s e n zouden zich met adequate beschermingsmiddelen, zoals bijvoorbeeld huid bedekkende kleding en gasmaskers tegen besmetting kunnen beschermen. Aangezien 1080 zeer wateroplosbaar is, wordt het drinken van besmet water door Beasley (1996) voor de gehele populatie als grootste risicofactor beschouwd.6 Tu s s e n 1 9 9 0 e n 1 9 9 8 h e b b e n er watermonitoring operaties plaatsgevonden in gebieden waar 1080 was uitgestrooid. In totaal werden er 868 watermonsters afgenomen, waaruit geen ernstige of langdurige 1080 verontreiniging
gedaan op mensen, maar enkele mensen die vergiftigd zijn geraakt zijn in het ziekenhuis onderzocht op symptomen. Hieruit blijkt dat gevolgen van vergiftiging zijn: misselijkheid, slecht zicht, gevoelloosheid, lage bloeddruk, hyperactiviteit, overmatige speekselvloed, ademdepressie of arrestatie, cyanose (blauwe tint van de huid en slijmvliezen), braken, diarree, hyperactief gedrag, convulsies, coma, ventriculaire fibrillatie en har tfalen. Het vergif kan worden opgenomen door contact met de huid, lichaamsholtes of orale inname.4 Dood als gevolg van 1080 vergiftiging kan tussen de een en 72 uur duren, afhankelijk van het organisme dat het inneemt en de dosis.
in het oppervlaktewater of grondwater bleek. 94,7 % van de monsters bevatte geen detecteerbare 1080 en in de overige 5,3 % was de hoeveelheid 1080 minder dan 1 deel per miljard. Een uitgebreide analyse door Landcare Research in Nieuw-Zeeland van verschillende rappor ten geeft aan dat gezien het minimale blootstellingsrisico de menselijke gezondheid geen gevaar loopt bij 1080 l u c hto p e rat i e s. We l zo u e r g e n o e g controle van drinkwater moeten plaatsvinden en zou nader onderzocht moeten worden in welke mate mensen die in de 1080 productie en distributie industrie werken gevaar lopen. 7
E
r is helaas zeer weinig wetenschappelijke literatuur beschikbaar door het beperkte aantal studies gedaan naar het chronische toxicologische effect van 1080 op mensen. Er zijn onderzoeken die indiceren dat 1080 mogelijk een hormoonverstorende werking h e e f t . D e E PA h e e f t v a s t g e s t e l d dat sub-letale doses (0, 0,05, 0,20 en 0,50 mg / kg / dag gedurende 13 weken) van 1080 toegediend aan ratten resulteerde in een verhoogd hartgewicht, verminderd gewicht van de testes en microscopische afwijkingen van de testikels. Uit ander onderzoek blijkt ook dat zeer kleine 1080 dosissen beschadigingen aan testikels van
Gevolgen voor inheemse vogelsoorten
V
ogels zijn heel belangrijk voor Nieuw-Zeeland, omdat er veel soorten leven die nergens anders voorkomen. Een belangrijk doel van de 1080 operaties is dan ook het elimineren van predators om er voor te zorgen dat vogelpopulaties zich kunnen herstellen.
B
ij het verspreiden van vergif via luchtoperaties wordt er vaak gebruik gemaakt van granen pellets. Uit onderzoek blijkt dat ongewervelde soorten die zich met deze granen voeden in leven kunnen blijven terwijl ze het gif in hun lichaam opslaan, wat zich kan ophopen en secundaire vergiftiging in insectenetende vogelsoorten kan
ratten en spreeuwen tot gevolg had en geboorteafwijkingen in foetussen van vrouwelijke ratten.5 Hoewel deze tests op dieren zijn gedaan, is de mogelijkheid dat 1080 ook bij mensen het voortplantingssysteem kan aantasten aanwezig.
H
oewel er dus wel v e i l i g h e i d s r i s i c oâ&#x20AC;&#x2122;s v o o r mensen zijn, moet ook in over weging worden genomen hoe groot de kans op besmetting is. Menselijke blootstelling aan 1080 gif zou kunnen komen door het d r i n k e n v a n b e s m e t w a t e r, h e t consumeren van vergiftigde pellets en voedsel dat besmet is m e t h e t g i f. Vo o r p r o d u c e n t e n e n
veroorzaken.8 Aangezien 1080 zich niet tot een dodelijk dosis kan ophopen in plantmateriaal, zijn de meest waarschijnlijke vormen van vergiftiging: 1) via directe vergiftiging van soorten die zich voeden met de pellets, 2) via secundaire vergiftiging van soorten die zich voeden met vergiftigde insecten, soorten die zich voeden op karkassen van andere vergiftigde dieren en soorten die zich voeden op een met 1080 vergiftigde prooi.9 Dit wordt ondersteund door wetenschappelijk bewijs, zo zijn er onderzoeken uitgevoerd naar de vogelpopulaties voor en na luchtoperaties waaruit blijkt dat van de 31 soorten die na de operaties dood gevonden waren, 48 % omnivoor waren, 42% insecteneters waren, 7% carnivoor en 3% herbivoor.10 Deze gegevens zeggen niks over de algehele vermindering in populaties, maar
geeft wel aan welke soorten het meest vatbaar zijn voor vergiftiging. Hoewel hieruit blijkt dat onderzoek naar de gevolgen voor vogels met een herbivoor dieet niet het meest interessant zijn zou, zijn deze vogels opmerkelijk genoeg het meest onderzocht.
V
an alle omnivoren vogels is alleen de Weka, een vogel uniek aan Nieuw-Zeeland, nog onderzocht. Dit was een testonderzoek met pellets die geen gif bevatte om vast te stellen in hoeverre vogels dit zouden eten. Hieruit bleek dat 70% van de weka de pellets consumeerde, wat indiceert dat 1080 luchtoperaties potentieel grote gevolgen voor weka populaties kan hebben.11
M
et behulp van het gebruik van radio-transmitters, kleurmarkering en het merken en terugvangen van dieren, zijn insectenetende vogelpopulaties bestudeerd voor en na 1080 verspreidingsoperaties. Uit deze onderzoeken bleek dat populaties van het Noord-eilandse Roodborstje na de operaties met 55% verminderd waren, populaties van pimpelmees met 79% en Nieuw-Zeelandse saddleback populaties met 45%.12 Dit zijn maar 20 % van alle insectenetende soorten die voorkomen, wat de vraag naar meer onderzoek oproept. Over de gevolgen voor de meest geliefde vogel in Nieuw-Zeeland, de Kiwi, is nog geen wetenschappelijk onderzoek gepubliceerd.
Onvoorziene gevolgen en implicaties
O
mdat ecosystemen zo complex zijn kan het verwijderen van ge誰ntroduceerde soorten, door het gebruik van 1080 of niet, onverwachte en ongewenste gevolgen hebben.13 Deze ongewenste gevolgen van het verwijderen van buidelratten
en ratten zijn al geobserveerd na 1080 luchtoperaties. Zo is er in 2007 een lange termijn onderzoek uitgebracht waaruit blijkt dat na het uitroeien van 90% van de ratten in een gebied, de populatie in 6 jaar na de operatie wel tot vijf keer verdubbeld is.14 In korte termijn onderzoeken zou dit dus als een positieve ontwikkeling worden gezien, terwijl op lange termijn dit serieuze gevolgen voor de ontwikkeling van het ecosysteem kan hebben, aangezien ratten zich aan vogels voeden. Een ander voorbeeld van een ongewenst gevolg, onderzocht in 1992, is het veranderen van prooi door hermelijnen. Voorafgaand aan de operatie bestond het dieet van hermelijnen voor 74% uit ratten en maar voor 3 % uit vogels. Door het verwijderen van ratten uit het ecosysteem, hebben hermelijnen om te overleven hun dieet moeten aanpassen en is dit voor 39% uit vogels gaan bestaan.15
O
nderzoeken naar de effecten van 1080 luchtoperaties op populaties zijn vaak gebaseerd op korte termijn en acute toxiciteit, zoals sterftecijfers, en niet op lange termijn en chronische gevolgen. Zoals blijkt uit eerder aangehaalde onderzoeken is 1080 mogelijk een hormoonverstorend middel waardoor het voortplantingssysteem van soorten zou worden kunnen aangetast. De gevolgen hiervan zijn niet direct merkbaar maar kunnen wel een grote impact op populaties hebben. Zo kan een onderzoek gedaan een korte periode na een 1080 luchtoperatie bijvoorbeeld populaties van kikkers onderzoeken en concluderen dat de operaties geen negatief effect hebben, omdat er misschien een verwaarloosbare vermindering in populatie merkbaar is. Dit hoeft niet per definitie juist te zijn, aangezien het mogelijk hormoonverstorende effect van 1080 voortplantingssystemen van
van kikkers zou kunnen aantasten, waarvan de effecten pas jaren na de operatie merkbaar zouden kunnen worden.
O
ok voor de flora heeft het uitroeien van buidelratten mogelijk onverwachte gevolgen. Zo is in 2002 aangetoond dat buidelratten een ecologisch waardevolle rol hebben door het verspreiden van zaden van inheemse flora met grote zaden. Door de afname van grote vogels, zijn in sommige gebieden buidelratten de enige soort die nog grote zaden kunnen verplaatsen. Ook bestaat het dieet van buidelratten in bepaalde gebieden voornamelijk uit niet-inheemse soorten zoals de vlierbes, en draagt het uitroeien van buidelratten in deze gebieden weer bij aan verdere invasie van niet-inheemse flora.16
niet onterecht, aangezien uit analyse van beschikbare wetenschappelijke onderzoeken blijkt dat er onvoldoende wetenschappelijke onderbouwing voor het gebruik van 1080 is.
H
oewel 1080 niet direct een bedreiging voor de menselijke gezondheid vormt omdat de kans dat mensen hiermee in aanraking komen vrij klein is, is het toch een zwaar toxisch middel dat bij accidentele inname serieuze gevolgen kan hebben. Zolang niet meer gegevens bekend zijn over de effecten op mensen, lijkt het onverantwoord om deze stof zo grootschalig te gebruiken. Veel onderzoeken naar effecten op het ecosysteem lijken ook onvolledig omdat ze zich hebben gericht op maar een specifieke soort, of omdat het onderzoek van te korte duur was. Het lastige van specifieke populatie studies is dat zij de chronische toxicologische effecten van een middel als 1080 op een ecosysteem
Conclusie
G
lobalisering van de wereld heeft tot gevolg gehad dat de ge誰soleerde ecosystemen in Nieuw-Zeeland in aanraking zijn gekomen met niet-inheemse soorten, welke de ge誰soleerde ecosystemen hebben aangetast en inheemse soorten tot uitsterving hebben gedreven. Dit is tot op de dag van vandaag een groot probleem, dat de Nieuw-Zeelandse overheid en de Department of Conservation proberen op te lossen door jaarlijks tussen de 1000 en 3000 kg puur vergif over beschermde natuurgebieden uit te strooien. 1080 luchtoperaties hebben bijgedragen aan het verkleinen van buidelrat en rat populaties, waardoor inheemse soorten ruimte hebben gekregen om zichzelf te herstellen. Toch is in publieke opinie veel weerstand tegen het gebruik van 1080. Deze weerstand lijkt als een geheel niet in overweging kunnen nemen. Dit is ook het geval bij korte termijn onderzoeken omdat hiermee niet vastgesteld kan worden wat de onvoorziene lange termijn effecten op het ecosysteem kunnen zijn.
E
r is op dit moment niet genoeg onderzoek waaruit blijkt dat 1080 het juiste antwoord is op de plaag van ge誰ntroduceerde diersoorten en de verwoestende impact die zij op het ecosysteem hebben. Ecosystemen zijn zeer complexe netwerken van allerlei verschillende soorten flora en fauna, en zolang dit niet in kaart is gebracht en mensen dit niet volledig begrijpen is het niet aan te raden om hier zulke ingrijpende operaties in uit te voeren. Het Nieuw-Zeelandse ecosysteem is uniek in de wereld, en hoewel dit beschermd moet worden, 1080 is op dit moment een risico niet waard om te nemen.
Notes 1.S. Weaver, Policy implications of 1080 toxicology in New Zealand. J Rural Remote Environmental Health. 2003; 46-59. 2.W. Green. The use of 1080 for pest control: A discussion document. In: Board DoCaAH, editor. Wellington, New Zealand: Department of Conservation and Animal Health Board 2004. 3.C. Eason, M. Wickstrom, P. Turck, G. Wright. A review of recent regulatory and environmental toxicology studies on 1080: results and implications. New Zealand J Ecology. 1999; 129-137. 4.EPA, Special Report on Environmental Endocrine Disruption: An Effects Assessment Analysis. Prepared for the Risk Assessment Forum, US Environmental Protection Agency, Washington, DC: EPA/630/R-96/012 February 1997 http:// www.epa.gov/ORD/WebPubs/ endocrine/.
10. E. Spurr. A theoretical assessment of the ability of bird species to recover from an imposed reduction in numbers, with particular reference to 1080 poisoning. New Zealand J Ecology. 1979;2:46-63. 11.R. Empson, C. Miskelly. The risks costs and benefits of using brodifacoum to eradicate rats from Kapati Island, New Zealand. New Zealand J Ecology. 1999;23(2):241-54. 12.Alexis M Pietak. A Critical look at aerialdropped, poison-laced food in New Zealands forest ecosystems; 2011 13.E. Zavaleta, R. Hobbs, H. Mooney. Viewing invasive species removal in a wholeecosystem context. TRENDS in Ecology and Evolution. 2001;16(8):454-9. 14.P. Sweetapple, G. Nugent. Shiprat demography and diet following possum control in a mixed podocarp-hardwook forest. New Zealand J Ecology. 2007;31:186-201.
5.S, Weaver. Chronic toxicity of 1080 and its implications for conservation management: A New Zealand case study. J Agricul Environ Ethics. 2006;19:367-89.
15.E, Murphy , Bradfield P. Change in diet of stoats following poisoning of rats in a New Zealand forest. New Zealand J Ecology. 1992;16(2):137-40.
6. M, Beasley. 1996. 1080-overview of toxicology issues. In: Proceedings of a Workshop on “Improving conventional control of possums”. The Royal Society of New Zealand Miscellaneous Series 35: 15–17.
16.E. Zavaleta, Hobbs R, Mooney H. Viewing invasive species removal in a wholeecosystem context. TRENDS in Ecology and Evolution. 2001;16(8):454-9.
7.C. Eason, M. Wickstrom, P. Turck, G. Wright. 122. 8.Lloyd B, McQueen S. An assessment of the probability of secondary poisoning of forest insectivores following an aerial 1080 possum control operation. New Zealand J Ecology. 2000;24(1):47-56. 9.Alexis M Pietak. A Critical look at aerialdropped, poison-laced food in New Zealands forest ecosystems; 2011
B
ibliografie
Beasley, M. 1996. 1080-overview of toxicology issues. In: Proceedings of a Workshop on “Improving conventional control of possums”. The Royal Society of New Zealand Miscellaneous Series 35: 15–17. Eason, C, M. Wickstrom, P. Turck, G. Wright. A review of recent regulatory and environmental toxicology studies on 1080: results and implications. New Zealand J Ecology. 1999; 129-137. Empson, R. Miskelly, C. The risks costs and benefits of using brodifacoum to eradicate rats from Kapati Island, New Zealand. New Zealand J Ecology. 1999;23(2):24154. EPA, Special Report on Environmental Endocrine Disruption: An Effects Assessment Analysis. Prepared for the Risk Assessment Forum, US Environmental Protection Agency, Washington, DC: EPA/630/R-96/012 February 1997 http://www.epa. gov/ORD/WebPubs/endocrine/. Green, W. The use of 1080 for pest control: A discussion document. In: Board DoCaAH, editor. Wellington, New Zealand: Department of Conservation and Animal Health Board 2004. Lloyd B, McQueen S. An assessment of the probability of secondary poisoning of forest insectivores following an aerial 1080 possum control operation. New Zealand J Ecology. 2000;24(1):47-56. Murphy E, Bradfield P. Change in diet of stoats following poisoning of rats in a New Zealand forest. New Zealand J Ecology. 1992;16(2):137-40. Pietak, Alexis M. A Critical look at aerial-dropped, poison-laced food in New Zealands forest ecosystems; 2011. Spurr, E. A theoretical assessment of the ability of bird species to recover from an imposed reduction in numbers, with particular reference to 1080 poisoning. New Zealand J Ecology. 1979;2:46-63. Sweetapple, P. G. Nugent. Shiprat demography and diet following possum control in a mixed podocarp-hardwook forest. New Zealand J Ecology. 2007;31:186-201. Weaver S. Chronic toxicity of 1080 and its implications for conservation management: A New Zealand case study. J Agricul Environ Ethics. 2006;19:367-89. Weaver, S. Policy implications of 1080 toxicology in New Zealand. J Rural Remote Environmental Health. 2003; 46-59. Zavaleta, E. R. Hobbs, H. Mooney. Viewing invasive species removal in a wholeecosystem context. TRENDS in Ecology and Evolution. 2001;16(8):454-9.
Auteur E.M. Nunen
4 tips om binnen de stad je ecologische voetafdruk te verkleinen
Globalisering, economische crisis, ecologische crisis, duurzaamheid, allemaal zijn het woorden die je steeds vaker voorbij hoort komen. Hoewel globalisering een proces is waarin wereldwijd culturele relaties, economische activiteit en politieke relaties toenemen, verwijst dit meestal naar de economie, wat inhoudt dat goederen en diensten wereldwijd gedistribueerd worden omdat obstakels voor internationale handel afnemen. Hand in hand met globalisering heeft het kapitalisme, een politiekeconomisch systeem dat de nadruk legt op de vrije markt, het individu, privĂŠ-eigendom, kapitaalaccumulatie en winststreven, zich verspreid heeft over vrijwel de hele wereld. Hoewel het kapitalisme ons volgens voorstanders meer welvaart en vrijheid heeft gebracht, worden de negatieve effecten van dit systeem steeds beter merkbaar. Het vooropstellen van winstmaximalisatie heeft tot gevolg dat ethische en duurzame overwegingen altijd een lagere prioriteit hebben, wat onevenredige verdeling van de welvaart, milieubezoedeling en sociale ongelijkheid veroorzaakt.
Consumptiepatronen in het westen zijn totaal niet duurzaam en als de hele wereld zou consumeren als Nederland, dan zouden we 3.57 planeten nodig hebben om te voorzien in onze behoeften.1 Veel mensen gaan hier maar gewoon in mee omdat zij denken dat ze als individu weinig verschil kunnen maken. Omdat ik denk dat een betere wereld altijd bij jezelf begint, noem ik hier 4 tips om binnen de stad je ecologische voetafdruk22 te verkleinen!
1)Verbouw je eigen (biologische) voedsel Veel groenten die in de supermarkt te koop zijn, komen uit andere landen of zelfs andere continenten. Niet alleen is het moeilijk om daarom precies te weten welke gevolgen het kopen van deze groenten heeft, vaak zijn ze ook nog eens weken of maanden oud. Door zoveel mogelijk in je eigen voedselvoorziening te voorzien maak je jezelf minder afhankelijk van supermarkten, en eet je altijd vers en biologisch. Ben jij een van de gelukkigen met een huis inclusief tuin in de stad? Leen een schoffel van een gemeentewerker en maak je tuin groente klaar. Ook kan je een moestuin aan de rand van de stad huren. Heb je minder tuin tot beschikking, vrees dan niet. Ook voor jou zijn er veel mogelijkheden om je eigen voedsel te verbouwen. Wanneer je een balkon hebt kan je bijvoorbeeld de balustrade volhangen met plantenbakken en ook kan je aan de muur een ijzeren rooster bevestigen waar je plantenbakjes aan kan hangen. Als je genoeg ruimte hebt voor een bak van een vierkante meter, is ook de makkelijke moestuin een leuk idee, dat is een vierkante bak van 1.20 bij 1.20 meter, die je dan in 16 vakken van 30 bij 30 cm verdeeld. Kijk op makkelijkemoestuin. nl voor meer informatie. Zelfs de student met een klein kamertje kan groenten en kruiden verbouwen, met behulp van
een raamtuintje. Door middel van lege plastic flessen aan elkaar te verbinden kan je zo een hangende moestuin creëren dat je voor je raam kan hangen. Meer informatie over de raamtuin en andere leuke ideeën zoals een pallettuin vind je op deze website: www.raamtuin.nl 2) Ga skippen Verbouw je niet genoeg om volledig aan je eigen voedselbehoefte te voldoen, ga dumpster diven. Supermarkten in Nederland weigeren hun afvalcijfers bekend te maken, maar naar schatting gooien zij voor ongeveer 130000 euro per jaar weg. Dit is een probleem dat deels bij de supermarkt ligt, omdat zij teveel inkopen en producten weggooien nog voor de uiterste houdbaarheidsdatum. Anderzijds ligt dit ook bij de consument, omdat deze overstapt naar de concurrent wanneer niet alle schappen altijd gevuld zijn. Veel producten hebben duizenden kilometers gereisd om hier te komen en het is een groot probleem dat ze, terwijl er elders in de wereld groot voedseltekort is, bij ons in de container belanden. Kijk eens rond bij je in de buurt welke supermarkten hun containers buiten hebben staan en duik er ‘s nachts een keer in om te kijken wat je kan vinden. Dit kunnen de meest uiteenlopende dingen zijn, van groenten tot bier, couscous en bijvoorbeeld kaas. De meeste producten blijven nog dagen of weken goed, ook na de houdbaarheidsdatum. Vertrouw niet wat er op de verpakking staat en gebruik je eigen instinct om in te schatten wat wel en wat niet meer goed is. Wat je ook kan doen is bij je lokale Turkse winkel vragen of ze wel eens wat voedsel over hebben. Vaak vinden zij het net zo zonde als jij om zoveel eetbaar voedsel weg te gooien, maar hebben ze het gevoel dat ze weinig keus hebben omdat lege schappen gelijk staat aan geen klanten.
Deze aanpak is minder radicaal, maar net zo effectief. Een leuke en aan te raden film om hierover te kijken heet skipping the waste, die kan gratis online worden bekeken. Taste the waste is een andere interessante film die gaat over voedselverspilling in het algemeen. 3)Go Vegan (tenzij het geskipt is) In Nederland wonen net zo veel varkens als mensen en vlees wordt vaak goedkoper in de winkel aangeboden dan kattenvoer (gemiddeld € 4.12 per kilo)32 Hoewel advertenties met plofkippen zich tegenwoordig in het straatbeeld bevinden en mensen zich steeds bewuster beginnen te worden van de schaduwkant van vlees, voor andere dierlijke producten is dit bewustzijn er nog niet. Dierlijke producten kosten veel energie om te produceren en zijn slecht voor het milieu. Omdat er niet genoeg landoppervlak in Nederland is om de grote veestapel te onderhouden, wordt het meeste veevoer uit andere armere landen geïmporteerd, terwijl daar ook voedsel voor eigen bewoners zou kunnen worden verbouwd. Ook draagt de hoeveelheid methaangas die voornamelijk koeien uitstoten bij aan het broeikaseffect. Als veganistisch eten een te grote stap voor je is, werkt het ook om in ieder geval te beginnen met minder dierlijke producten te consumeren en na te denken over de gevolgen hiervan. 4)Maak je eigen schoonmaak en lichaamsverzorgingsmiddelen Chemische schoonmaak en lichaamsverzorgingsmiddelen zijn slecht voor je gezondheid en slecht voor het milieu. Ecologische producten zijn al een stuk beter omdat ze biologisch afbreekbaar zijn, maar vaak erg duur. Gelukkig is het heel makkelijk om zelf deze middelen te maken,
uit producten die je grotendeels al in de kast hebt staan, goedkoop zijn of buiten kan vinden. Op internet zijn veel DHZ recepten te vinden en het boekje make your place van Raleigh Briggs is ook erg leuk en handig. Hier volgt een recept voor home-made shampoo: 2 kopjes gedestilleerd water, 1,5 gedroogde zeepkruid wortel, 1 theelepel gedroogde citroenverbena, 1 theelepel gedroogde brandnetel. Stap 1) Zoek een grote pot met deksel en laat de zeepkruid wortel en het water hier een nachtje in staan. 2) Breng het geheel in de ochtend aan de kook en laat het 20 minuten sudderen. 3) Haal de pan van het vuur en voeg de brandnetels en de citroenverbena toe. Mix goed en laat afkoelen. 4) Knip de voet uit een oude panty en zeef het goedje hier doorheen. Vang de vloeistof op en stop het in een spuit of knijpfles. 5) Als je wilt kan je nu nog een lekkere essentiële olie of geur, zoals verse lavendel, aan toevoegen. Doe daarna de dop op de fles, schud het goed door elkaar en klaar is je shampoo! Deze shampoo blijft twee weken goed in de koelkast. Andere dingen die hier nog bij aansluiten zijn: Gebruik de fiets als voornaamste vervoermiddel, trek een extra trui aan als je het koud hebt, doe overbodige elektronische apparaten (zoals je tv) de deur uit, stap over naar een duurzame energieleverancier, ga liften wanneer je op vakantie wilt, doe mee aan kledingruilfeestjes of breng een bezoek aan de weggeefwinkel. Hoewel het moeilijk kan zijn om veranderingen door te voeren, is het toch de moeite waard om hier energie in te steken. Wanneer jij je met je impact op het milieu bezig houdt zal dit ook andere mensen inspireren en kunnen we samen op weg naar een betere en gezondere wereld!
Notes 1 http://www.footprintnetwork. org/images/trends/2012/pdf/2012_ netherlands.pdf 2Een ecologische voetafdruk is de ruimte die een persoon inneemt op aarde. Niet alleen de grootte van je kamer, maar alle ruimte die nodig is om te produceren wat je consumeert hoort bij je ecologische voetafdruk. Hier onder vallen bijvoorbeeld eten en drinken, papiergebruik en energieverbruik. Bereken je eigen voetafdruk op www.voetafdruk.nl 3 http://www.wakkerdier.nl/actueel/ kiloknaller-campagne
Auteur J.R. Oude Bos Co-auteur J.W.T Laros
De onzekerheid in het klimaatbeleid Mede door ons toedoen is het klimaat aan het veranderen. Wetenschappers zijn het er over eens dat deze klimaatverandering schadelijke gevolgen kan hebben voor de mensheid, maar wat er precies gaat gebeuren en hoe je het het beste kan aanpakken is nog onduidelijk. Al in 1988 werd klimaatverandering als een probleem gezien.1 Toch is dit probleem nog steeds niet aangepakt. Het blijkt moeilijk om een goed klimaatbeleid te voeren. Onzekerheid speelt daarbij een grote rol. Van klimaatwetenschappers wordt verwacht dat ze duidelijke feiten kunnen geven, terwijl ze dat niet kunnen doordat het klimaatsysteem te complex is. Onder wetenschappers is verschil van mening over hoe de onzekerheid verminderd zou kunnen worden om klimaatbeleid beter mogelijk te maken. In dit artikel komen wetenschappers aan bod die vertellen hoe de onzekerheid verminderd kan worden binnen de wetenschap. Daar tegenover heb je klimaatwetenschappers met ideeĂŤn over hoe politici toch tot beleid kunnen komen ondanks onzekerheid in wetenschap.
D
e mens is z’n eigen plaag geworden. Het verbeteren van onze welvaart leidt tot verandering van het klimaat, door globalisering is dit alleen nog maar erger geworden. We zijn door de jaren steeds meer energie gaan gebruiken, de wereldbevolking groeit in snel tempo en dan zijn er nog de opkomende economieën in Azië en Latijns Amerika. Energiegebruik leidt tot toename van broeikasgassen, die warmte langer vasthouden in de atmosfeer. De mondiale temperatuur stijgt, oceanen verzuren en ijskappen smelten, waardoor het zeeniveau omhoog gaat. Dit heeft weer negatieve gevolgen voor de natuur, de dieren en vooral voor onszelf. Wetenschappers zijn het erover eens dat er iets aan klimaatverandering gedaan moet worden. Het is dan ook taak van de regering om het klimaatprobleem te helpen oplossen. Daarvoor hebben we wel een goed klimaatbeleid nodig. In Nederland hebben we door middel van verscheidene maatregelen geprobeerd klimaatverandering te beperken, maar door de drang naar welzijn, heeft het beleid weinig effect gehad. Een ander probleem dat goed klimaatbeleid in de weg staat, is de factor onzekerheid in de wetenschap. In dit artikel ga ik kijken hoe deze onzekerheid met betrekking tot klimaatbeleid het beste kan worden aangepakt. Daarvoor ga ik kijken hoe groot het probleem van de onzekerheid is voor ons klimaatbeleid, wat voor maatregelen er al tegen genomen zijn en als laatste, hoe de onzekerheid volgens verschillende wetenschappers het beste kan worden aangepakt om het klimaatbeleid te verbeteren.
Waarom is klimaatbeleid moeilijk?
B
ij klimaatbeleid zijn politici afhankelijk van wetenschappers. De basis van het klimaatbeleid wordt uitgelegd door professor Van der Sluijs, onderzoeker bij het Departement Innovatie Milieu en Energie Wetenschappen. Hij vertelt hoe in theorie de relatie tussen politiek en wetenschap werkt op basis van het moderne model.
“In the modern tradition of European Enlightenment the relationship between science and policy was thought to be simple in theory, even if complicated in practice: science informs policy by producing objective, valid and reliable knowledge. To develop a policy was thus a matter of becoming correctly informed by science and then, in a second step, to sort out diverse values and preferences. In classical terms, the true entails the good; in modern terms, truth speaks to power. It implicitly assumes that scientific facts determine correctly policy.”2 Dit model laat zien dat op basis van wetenschappelijke, objectieve feiten, goed beleid kan worden gevoerd. Maar wat als er geen duidelijke feiten zijn? Of erger, als feiten elkaar lijken tegen te spreken? Dat is wat er nu gebeurt bij onderzoek naar hoe het klimaat in de toekomst zal veranderen. Deze onduidelijkheid ontstaat door de vele onzekerheden, zoals de onzekerheid van externe invloeden zoals zonactiviteit, vulkaanuitbarstingen en feedback processen van de natuur.3 Zo zijn we pas geleden erachter gekomen dat de oceanen een groot deel van het broeikasgas CO2 opnemen en zo de aarde minder snel opwarmt. Vele feedback processen van de natuur zijn nog onduidelijk, het klimaat is een complex systeem wat moeilijk in een computermodel samen te vatten is.
D
aarnaast hangt klimaatverandering ook af van de mens, met zijn toekomstige invloed op het milieu. Het is nog onduidelijk wat voor invloed wij zelf gaan hebben op klimaatverandering. Factoren die daarbij een rol spelen zijn onder andere groei van de bevolking, hun mate van welvaart en nieuwe technieken die ontwikkeld worden.
N
aast alle onzekerheid over hoe het klimaat gaat reageren, is ook de vraag of de feiten die wetenschappers presenteren wel objectief zijn. Vele wetenschappers worden tegenwoordig gesponsord door bedrijven en andere instituten, waardoor ze misschien eerder gewenste informatie geven in plaats van reële onderzoeksresultaten.
De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) zegt dat we ons geen zorgen hoeven te maken over de onzekerheid; door meer onderzoek te doen zal de onzekerheid verdwijnen, zodat we een duidelijk beeld krijgen van wat ons te wachten staat. 7 Maar wat als dat niet gebeurt en er toch besluiten moeten worden genomen? Volgens professor Van der Sluijs zorgt meer onderzoek er niet automatisch voor dat er minder onzekerheid is.
“In the past decades it became increasingly clear that in many complex science and technology issues the scientific facts are neither fully certain in themselves, nor conclusive for policy. Progress cannot be assumed to be automatic and as a result of intensified research efforts to reduce uncertainty, we often saw the opposite happening:
Het is duidelijk dat er vele onzekerheden zijn met betrekking tot klimaatverandering, dit geeft een groot probleem bij het vaststellen van klimaatbeleid. Hoe moet je immers beleid voeren als er geen fatsoenlijk beeld is van wat er gaat komen?
Het klimaatbeleid tot nu toe
O
m te voorkomen dat onzekerheid in wetenschap een blokkade vormt voor het klimaatbeleid, is er in 1992 ‘the Precautionary Principle’ bedacht.
“Where there are threats of serious or irreversible damage, lack of full scientific certainty shall not be used as a reason for postponing cost-effective measures to prevent environmental degradation.“
uncertainties tend to increase over time because science reveals unforeseen complexities of the systems studied.”8
M
eer onderzoek leidt dus niet altijd niet tot vermindering van onzekerheid. Integendeel, het kan zelfs tot nog meer onzekerheid leiden.
Moet het klimaatbeleid veranderd worden?
N
aast verschillende belangen, concurrentie tussen landen en wetenschappers die subjectieve informatie geven, is onzekerheid in wetenschap dus een groot probleem om een goed klimaatbeleid te kunnen voeren.
“From the precautionary principle, as stated in the Rio Declaration at the Earth Summit, June 1992.”5 Dit principe houdt in dat ook zonder wetenschappelijke zekerheid er op een kosteneffectieve manier maatregelen genomen moeten worden tegen de negatieve effecten van klimaatverandering. Hierbij ligt wel de nadruk op kosteneffectief. En daar ligt ook meteen het probleem. Je gaat proberen een kostenplaatje samen te stellen op een op veel onzekerheden berustende voorspelling van de toekomst. Dit principe is in praktijk bijna onmogelijk toe te passen; door de grote onzekerheid van wat er gaat gebeuren is het moeilijk de kosten in kaart te brengen.
H
et ”precaution principle” dat in 1992 is geïntroduceerd lijkt niet te werken. Volgens Van der Sluijs moet er meer duidelijkheid komen over de mate van onzekerheid binnen de wetenschap. Dit wordt deels ook al wel gedaan door het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC); door middel van woorden laten zij de kans zien dat iets gebeurt. Alleen werkt dit niet volgens de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW). “Het IPCC heeft ervoor gekozen de
onzekerheidsmarges – veelal gebaseerd op oordelen van deskundigen – alleen in woorden uit de drukken: likely, very likely, unlikely, .... In de praktijk blijken media en politici deze termen te negeren of niet te begrijpen,
Daarnaast heeft het tot nog toe ook niet echt geholpen bij de ontwikkeling van klimaatbeleid. In het artikel “Case For Young People” wordt zelfs gesteld dat we de klimaatverandering alleen maar verergerd hebben. Zo had Europa samen met Japan en de VS het Kyoto Protocol in 1992 opgesteld om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Het tegendeel is waargenomen; in plaats van vermindering, zien we juist een toename van broeikasgassen de afgelopen 20 jaar. 6
H
et klimaatbeleid heeft tot nu toe weinig effect gehad. Maatregelen tegen de onzekerheid in wetenschap hebben niet geholpen. Misschien zou dan toch de relatie tussen wetenschap en politiek veranderd moeten worden in verband met de onzekerheid.
wat weer molen was
koren van
op critici.”
de 9
Maar volgens Van der Sluijs is dit niet genoeg, binnen de wetenschap zou er nog meer gericht moeten worden op het aanduiden van de mate van onzekerheid.10 Andere wetenschappers zeggen dat te veel op onzekerheid richten juist gevaarlijk kan zijn; dat het kan leiden tot inactie bij politici en voor meer verwarring bij de bevolking. Volgens het artikel “Development Futures in the Context of Climate Change” moeten we nu snel handelen; alleen op onzekerheden letten werkt niet. In het artikel wordt gezegd dat landen radicaal actie moeten nemen tegen de klimaatverandering. Er moeten meer voorzorgsmaatregelen worden genomen, ook al kan het kosten geven
die in eerste instantie niet kosteneffectief lijken.11 Samen met de schrijvers van “The Case for Young People and Nature” pleiten zij voor een radicale verandering van het klimaatbeleid met nadruk op voorzorgsmaatregelen tegen risico’s die kunnen gebeuren.12 Hiermee zou wel het probleem van de grote onzekerheid bij het maken van beleid opgelost worden.
H
et WRR denkt daar anders over, ze is het wel eens over het nemen van meer voorzorgsmaatregelen, maar wil het wel realistisch houden. We leven immers in een wereld met een steeds groter wordende populatie. Daarnaast is er de opkomst van de tijgerlanden, hiermee zou meer rekening gehouden moeten worden. De WRR zegt dan ook dat het geen zin heeft om alleen naar Nederland te kijken met het klimaatbeleid.
“Klimaatbeleid kan alleen effectief zijn indien het is ingebed in een mondiale strategie voor een lange termijn van zeker twee generaties. Door het EU- en Nederlands beleid alleen te schikken naar eigen preferenties, eigen tijdpaden en eigen belangen wordt het ineffectief en zal het de kosten opjagen”.13 Niet alleen het beleid zou mondiaal moeten plaatsvinden, ook de onderzoeken naar klimaatverandering en verspreiding van de kennis die eruit voortkomt. Zo zou globalisering misschien kunnen helpen bij het verminderen van de onzekerheid in de wetenschap en verbetering van het klimaatbeleid.
Conclusie
O
ns huidige klimaatbeleid heeft als basis het moderne model. Daarin wordt gesteld dat voor de basis van een goed beleid duidelijke informatie van wetenschappers nodig is. In het huidige klimaatbeleid kan er alleen geen duidelijke informatie gegeven worden, dit komt onder andere door het complexe klimaatsysteem dat door vele, deels onbekende, factoren wordt beïnvloed. Deze onzekerheid blijft een groot probleem voor het klimaatbeleid. Maatregelen die men bedacht om klimaatverandering tegen te gaan zijn niet gelukt of waren niet toepasbaar in de praktijk. Het is duidelijk dat het moderne model, wat nu nog steeds als basis wordt gebruikt voor klimaatbeleid, veranderd moet worden. Verschillende wetenschappers hebben hun mening gegeven over hoe de onzekerheid tegen te gaan. Als oplossing werd bedacht om het beleid, en daarmee ook het onderzoek en verkrijgen van kennis over klimaatverandering, meer mondiaal te laten plaatsvinden. Hierbij blijft wel het probleem dat professor Van der Sluijs aanhaalde: meer onderzoek leidt niet altijd tot minder onzekerheid. Een andere oplossing is om de onzekerheid meer in kaart te brengen, maar dat blijkt ook niet helemaal te werken en kan zelfs riskant zijn. Het kan leiden tot inactiviteit bij het maken van beleid en dat kunnen we ons misschien niet veroorloven.
Een wetenschappelijke oplossing om de onzekerheid te verminderen is nog niet gevonden. In dat opzicht lijkt de beste oplossing, om via beleid onzekerheid tegen te gaan. Door middel van preventieve maatregelen tegen de klimaatverandering kan op een makkelijke manier de onzekerheid worden omzeild. Alleen blijft deze oplossing moeilijk in praktijk te brengen, aangezien kosteneffectief handelen hierbij erg moeilijk is. Dit zal voor vele politici een moeilijke blokkade vormen.
D
e vraag die hierbij gesteld moet worden is of de kwestie van onzekerheid eigenlijk wel via het beleid van politici moet worden opgelost en niet door de wetenschappers zelf. Volgens het KNAW horen wetenschappers niet te oordelen
veranderen. Aan de politiek is het dan de taak om daarop beleid te voeren. Voorlopig zal onzekerheid een groot probleem blijven voor het maken van klimaatbeleid. Over de vraag of de onzekerheid in de wetenschap met betrekking tot het klimaatbeleid meer zou moeten worden aangepakt, is het antwoord: ja. Maar hoe dit probleem het beste kan worden opgelost blijft nog onzeker. Daarvoor is er meer onderzoek nodig door klimaatwetenschappers. Dit probleem moeten we dan ook niet afschuiven op politici.
over hoe het beleid zou moeten, die rol is immers weg gelegd voor de politici. â&#x20AC;&#x153;Het klimaatdebat is dan ook, naast een wetenschappelijk debat, een onvervalst politiek debat. Dat hoort het ook te zijn: de politiek beschouwt zelf de onzekerheden, en neemt mede op basis daarvan zelf beslissingen. De wetenschap kan onderzoek doen en risicoâ&#x20AC;&#x2122;s, kansen en grenzen aangeven, de politiek besluit tot afwachten, licht bijsturen of krachtig ingrijpen.â&#x20AC;? 14 De Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen zegt dat de wetenschappers niet de rol van politici moeten overnemen en natuurlijk andersom ook niet. Klimaatwetenschappers zullen hun best doen om zo goed mogelijk in kaart te brengen hoe het klimaat gaat
Notes 1.Pieter Leroy. Peter P.J. Driessen & Wim van Vierssen. From Climate Change to Social Change. Bladzijde 15. 2012. International Books Utrecht. 2.Jeroen P. van der Sluijs. Uncertainity and Complexity. Blz 32 t/m 48. In boek: From Climate Change to Social Change. Peter P.J. Driessen & Wim van Vierssen. 2012. International Books Utrecht. 3.KNMI. Climate change in the Netherlands. 2009. Royal Netherlands Meteorological Institute. 4.A. Barrie Pittock. Climate Change: The Science, Impacts and Solutions. Blz 59 t/m 74. 2009. CSIRO PUBLISHING. 5.Barrie Pittock 59. 6.James Hansen, Pushker Kharecha, Makiko Sato, Paul Epstein, Paul J. Hearty, Ove Hoegh Guldberg, Camille Parmesan, Stefan Rahmstorf, Johan Rockstrom, Eelco J.Rohling, Jeffrey Sachs, Peter Smith, Konrad Steffen, Karina von Schuckmann, James C. Zachos. The Case for Young People and Nature: A Path to a Healthy, Natural, Prosperous Future. 2011. 7.Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). Klimaatstrategie â&#x20AC;&#x201C; tussen ambitie en realisme. 2006. Amsterdam University Press. 8.Van der Sluijs 35. 9.Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW). Klimaatverandering, Wetenschap en Debat. 2011. 10.Van der Sluijs 32 t/m 48. 11.Nick Brooks, Natasha Grist and Katrina Brown. Development Futures in the Context of Climate Change: Challenging the Present and Learning from the Past. 2009. 12.Zie de artikelen van Brooks et al. en Hansen et al.â&#x20AC;? 13.Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid 198. 14.Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen 30.
B
ibliografie
Nick Brooks, Natasha Grist and Katrina Brown. ‘’Development Futures in the Context of Climate Change: Challenging the Present and Learning from the Past.’’ 2009. James Hansen, et all. ‘’The Case for Young People and Nature: A Path to a Healthy, Natural, Prosperous Future’’. 2011. Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW). Klimaatverandering, Wetenschap en Debat. 2011. KNMI. ‘’Climate change in the Netherlands.’’ Royal Netherlands Meteorological Institute, 2009. Pieter Leroy, Peter P.J. Driessen & Wim van Vierssen. ‘’From Climate Change to Social Change.’’. 2012. International Books Utrecht. A. Barrie Pittock. Climate Change: The Science, Impacts and Solutions. CSIRO PUBLISHING, 2009. Jeroen P. van der Sluijs. Uncertainity and Complexity. Blz 32 t/m 48. In boek: From Climate Change to Social Change. Peter P.J. Driessen & Wim van Vierssen. 2012. International Books Utrecht.Climate Change: The Science, Impacts and Solutions. A. Barrie Pittock. 2009. CSIRO PUBLISHING. Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). Klimaatstrategie – tussen ambitie en realisme. 2006. Amsterdam University Press.
Auteur J.R. Oude Bos
Werelden van tijd Boekrecensie Hans Achterhuis
Tijdsdruk, tijdbesparing en schaarste aan tijd. Iedereen kent deze fenomenen uit hun dagelijkse leven. Tegenwoordig proberen we zo efficiĂŤnt mogelijk met tijd om te gaan. De globalisering heeft daar sterk aan meegeholpen. De letterlijke definitie van globalisering is dan ook compressie van ruimte en tijd, met nadruk op het laatste. Maar is het wel zo dat we tijd meer beheersen of beheerst in onze huidige samenleving de tijd ons? Filosoof Hans Achterhuis neemt ons mee in een zoektocht naar tijd, hoe onze tijdsbelevenis is veranderd en hoe het ons heeft gevormd tot de moderne mens.
Eerst iets over de Auteur Hans Achterhuis werd geboren in 1942 in Hengelo. Hij studeerde filosofie en theologie, en was een tijdje hoogleraar milieufilosofie. Daarna bekleedde hij de leerstoel Wijsbegeerte aan de Universiteit Twente. In 2007 ging hij met pensioen. Deze filosoof heeft tal van interessante boeken en artikelen op z’n naam staan, zo heeft hij twee zeer bekende boeken “Met alle geweld” (2008) en “De utopie van de vrije markt” (2010) geschreven. Het eerste boek won zelfs de Socrates Wisselbeker in 2009. Hans Achterhuis kenmerkt zich door op een filosofische manier kritisch actuele problemen in de maatschappij te onderzoeken.
Werelden van Tijd Dit boek neemt je letterlijk mee in de tijd; hoe vanuit de middeleeuwen onze beleving van tijd is veranderd, van cyclisch, meer op seizoenen gericht denken, naar een meer lineaire manier. Dit lineaire tijdsdenken is gericht is op een “eindtijd”, een tijd waarin het woord schaarste niet meer bestaat, waar tijdsgrenzen zijn overwonnen, een tijd van rust, voorspoed en vrede. Verder onderzoekt de filosoof wat tijd eigenlijk is, wat voor invloed de verandering van tijdsbeleving heeft op onszelf en hoe globalisering daar een belangrijke rol in speelt. Vele filosofen komen we tegen in zijn zoektocht naar tijd, zo komen we onder andere Plato, Heidegger, Arostoteles met als hoofdfilosoof Augustinus, tegen.
Waar voor je tijd? In eerste instantie lijkt het boek makkelijk leesbaar, desondanks moest ik toch vaak stukken opnieuw lezen voordat ik helemaal begreep wat de auteur bedoelde. Daarnaast heeft de auteur de neiging om
zeer uitgebreid te vertellen, waardoor je veel interessante achtergrondinformatie krijgt. Zo lees je naast de ideeën van filosofen ook over de context waarin deze gedachten zijn ontstaan. Jammer genoeg zorgt dat wel soms voor onduidelijkheid, waardoor de samenhang soms vaag blijft. Vooral de eerste paar hoofdstukken zijn best wel taai geschreven. Pas bij het tweede deel begint het echt interessant te worden, dan worden er nieuwe inzichten gegeven in hoe de moderne mens met z’n eigen tijdsbeleving omgaat. Zo leer je bijvoorbeeld dat de tijdsdruk die tegenwoordig veel ervaren wordt, ook een vorm van macht is. En leer je hoe we in een paradoxe samenleving leven waarin we steeds nieuwe manieren verzinnen om tijd te besparen, maar het tegenovergestelde gebeurt. Hans Achterhuis zegt het zo: “… hoe rijker een samenleving is, hoe minder tijd de mensen er vaak ter beschikking hebben.” Verder is het boek semi-chronologisch geschreven, het begin en het einde zijn duidelijk chronologisch, maar daartussenin wordt er heen en weer door de tijd gereisd. Maar dat zal je niet dwarszitten tijdens het lezen, deze vorm van schrijven komt niet raar, maar zelfs op een bepaalde manier aangenaam over. Over het algemeen is dit boek zeer interessant, het geeft je heel veel nieuwe weetjes, zet je aan tot denken over je eigen manier van beleving van tijd, confronteert je met denkbeelden over tijd en met of we niet meer tijd zouden moeten vrijmaken om belevenissen op een spontane manier te beleven. Dit boek is een aanrader voor onze (semi)filosofen die eens meer willen weten over onze tegenwoordig hectische tijdsbeleving. Ook voor anderen is het interessant om een keertje door te bladeren, om eens stil te staan bij de eigen beleving van tijd.