6 minute read

Tatum op de thee

Next Article
Jules

Jules

Elke maand gaat Tatum Dagelet Op de Thee bij een interessante, beroemde of beruchte bewoner van Zuid.

Op de thee bij HET ANDERHALVE METER KUNSTCONCEPT VAN WOUTER APITULEY

Advertisement

Na jarenlang in Milaan en Parijs te hebben gewoond, kwam creatief ondernemer Wouter Apituley in 2001 weer terug naar zijn geboortestad Amsterdam. Twaalf jaar geleden maakte hij zijn laatste droom waar: hij opende zijn eigen restaurantje. Inmiddels is de CousCous Club op de Ceintuurbaan een begrip en heeft Wouter — die boven zijn zaak woont — nog veel meer in petto voor De Pijp: het Anderhalve Meter Museum. Hoe dit concept aansluit bij onze nieuwe anderhalve meter-cultuur, vertelt Wouter me tijdens de thee in zijn prachtige tuinkas waar hij zijn eigen (thee)kruiden en groenten kweekt.

“Ik ben een echte ‘Pijpenaar’ geworden.”

Je hebt op heel wat plekken gewoond, vertel…

“Ik ben opgegroeid in Amsterdam-Noord en op mijn negentiende verhuisde ik naar Italië: ik was gefascineerd door Alfa Romeo, Ferrari, Maserati en Lamborghiniachtige apparaten, al is het daar nooit van gekomen. In Milaan werkte ik de eerste anderhalf jaar - als een Nederlandse gastarbeider - in een sloperij, met alleen maar Sicilianen. Dat was verschrikkelijk leuk: eigenlijk ben ik dus grootgebracht door Sicilianen, waardoor ik de ruggengraat en cultuur van Italië heel goed leerde kennen. Daarna heb ik nog vele andere banen gehad en na vijf jaar ben ik in Parijs beland. Daar begon ik een eigen drukkerij, ik ben offsetdrukker van hoofdberoep. Met een aantal Amerikanen begon ik de Paris Metro: een Engelstalige uitgaanskrant. Na zestien jaar in Parijs te hebben gewoond, ging ik weer terug naar Milaan, ik was verliefd geworden op de Italiaanse Silvana. Uiteindelijk ben ik in 2001 teruggekomen naar Nederland.”

Uit wat voor ‘n gezin kom jij?

“Op z’n Frans zeg je: bon chic, bon genre. Mijn moeder was pianist, mijn vader arts. Ze organiseerden veel huisconcerten en gaven hun kinderen een mooie, rijke cultuur mee.”

Wat ben je gaan doen, eenmaal terug in Nederland? “Inmiddels was mijn moeder overleden en toen het slecht ging met mijn vader — en hij het niet zag zitten om in een verzorgingshuis te gaan wonen — trok ik bij hem in, om voor hem te zorgen. Twee jaar hebben we een heel gelukkig leventje gehad samen. Nadat hij overleden was, stond ik weer in mijn eentje op straat en dacht ik: wat zal ik nu gaan doen? Ik ging wonen in het Wallengebied, in een prachtig pakhuis op de Oudezijds Achterburgwal en een paar jaar werkte ik als gast-kok in eettentjes. Het was mijn laatste droom om een eigen restaurantje te beginnen en twaalf jaar geleden heb ik dit waargemaakt: ik kon dit adresje

op de Ceintuurbaan overnemen en zo ontstond de CousCous Club. Twee jaar daarna kon ik de woning boven de zaak huren — ik heb nog een van de weinig sympathieke huiseigenaren — dus beter dan dat kon gewoon niet.”

Hoe kwam je op het idee van een couscous restaurant?

“In de eerste plaats omdat ik een groot liefhebber van couscous ben. In Parijs — waar ik zo lang heb gewoond — zat op iedere straathoek wel een couscous restaurant en die zijn altijd goedkoop, lekker én gezond. Toen ik terugkwam in Nederland, zat hier geen enkel couscous restaurant. Dus met de CousCous Club ben ik in dat gat gesprongen en vanaf dag een is het best een succesje geworden.”

Was het een bewuste keuze om te gaan wonen en werken in Zuid?

“Het was puur toeval. Maar ik vind het hier veel leuker en dorpser dan op de Wallen. De Pijp is een luxeeiland, toch is er een mooi evenwicht tussen ondernemers, bewoners, kinderen, scholen en het sociale leven. Daarin is De Pijp, vind ik, uniek. Ik ben gek op de Ceintuurbaan, de Albert Cuypmarkt en het hele stukje oude Pijp. Binnen twee weken kende ik alle marktkraameigenaren — omdat ik daar voor mijn restaurant veel inkoop — en daar zijn al snel hele leuke vriendschappen uit ontstaan. Ik ben héél blij dat ik hier woon, ik ben een echte ‘Pijpenaar’ geworden.”

En je bent ook heel betrokken bij de buurt…

“Ik zit in de ondernemersverenigingen van de Ceintuurbaan en de hele Pijp. In juli 2018 werd de Noord/ Zuidlijn geopend en de gemeente vroeg buurtondernemers mee te denken over de feestelijke opening van het metrostation in De Pijp. Ik kwam met het thema ‘De Ceintuurbaan: dé boulevard van het Amsterdamse Quartier Latin’. Want eigenlijk hebben we geen echte boulevard in Amsterdam. Omdat ik de Ceintuurbaan wilde upgraden naar een hoger niveau, ben ik met een soort opschoning van de stoepen gekomen en ik had het idee een fototentoonstelling te organiseren over de Ceintuurbaan: door middel van een wandeling langs etalages, waar foto’s ingelijst tentoongesteld zouden worden. In het gemeentearchief heb ik allemaal historische foto’s gevonden van de Ceintuurbaan, die mooi laten inlijsten en 46 winkeliers hebben die omlijste foto’s in hun etalages gezet. Ook heb ik op de dag van de opening in Rialto een lezing georganiseerd van de auteur Ton Heijdra. Hij kent de gehele geschiedenis over De Pijp uit z’n hoofd en weet er echt álles van.”

Een dergelijk concept heb je nu weer bedacht!

“Ja, Het Anderhalve Meter Museum! Dat is precies op hetzelfde concept geschroeid, maar deze keer door de hele Pijp, het heet ook: Door De Pijp. Vanaf 1 september tot 1 januari 2021 zullen er door De Pijp gecontroleerde en geprogrammeerde wandelingen komen met gidsen, die verschillende routes gaan wandelen langs winkeliers en horecaondernemers, waar in de etalages unieke foto’s van de buurt te zien zijn. Foto’s uit het gemeentearchief, die dateren vanaf 1860 tot en met vandaag. Van het straatbeeld, de wijk, hoe interieurs er destijds uitzagen… overal zit wel een verhaal achter. Inmiddels heb ik ruim honderdvijftig winkeliers gevonden die allemaal een foto in hun etalage willen hebben. Op deze manier is een nieuw museum in het leven gebracht en brengen we kunst naar de straat, waar het ook behoort, vind ik. Het is een win-winsituatie: het leidt tot een verhoogde leefkwaliteit van buurtbewoners en bezoekers én een omzetverhoging bij winkeliers en de horeca, omdat mensen sneller naar binnen gaan om te kijken wat er verkocht wordt. Naast de fototentoonstelling zullen er tevens ‘kleinkunst pleintjes’ komen: op bepaalde straathoeken en pleintjes kunnen kinderen, acteurs en muzikanten inspelen op het thema van de tentoonstelling en onderdeel van de programmering zijn. Tussendoor worden de foto’s nog een keer vervangen voor weer nieuwe foto’s en komen er nieuwe wandelingen met thema’s die inspelen op de huidige actualiteiten.”

Als horecaondernemer zal ook jij hard geraakt zijn door de crisis…

“Ja, net als alle anderen. We moeten hier doorheen zien te komen en inventief worden hoe dit te overleven. Ik zie het als golven waarop wij moeten leren surfen: dit is onderdeel van een transformatie waar we doorheen moeten gaan. En ik denk dat het Anderhalve Meter Museum absoluut een bijdrage levert aan de anderhalve metercultuur waar we in zitten.”

Je hebt op veel plekken gewoond, ga je Zuid ooit uit?

“Ik blijf hier: Mijn twee kinderen zitten hier in De Pijp op school en wonen anderhalve straat verderop, bij hun moeder. Ik zie ze met grote regelmaat en ik wil ze niet verlaten. En kijk, ik ben nu 70 jaar en woon heerlijk, boven mijn restaurant, wat gewoon ideaal is. Zodra ik de deur opendoe van mijn restaurantje, ben ik al in een goede bui, want ik hou van mijn restaurant. Nu ook met de kas erbij… ik heb álles wat ik wil. En De Pijp vind ik een van de leukste buurten van Amsterdam.”

This article is from: