5 minute read

Op de thee bij BAKKERSDOCHTER BIANCA BARTELS

ELKE MAAND GAAT TATUM DAGELET OP DE THEE BIJ EEN INTERESSANTE, BEROEMDE OF BERUCHTE BEWONER VAN ZUID.

Voor schrijver en journalist Bianca Bartels (55) is Zuid thuis. Ze groeide op in de Rivierenbuurt, waar haar ouders in de Rijnstraat van 1970 tot 1997 Bakkerij Bartels runden. Bianca zelf heeft nooit een brood gebakken, maar overduidelijk zit de liefde voor brood en het ambacht diepgeworteld in haar bakkersgenen. Onlangs verscheen haar eerste boek ‘Brood op de plank’, waarin ze het verhaal van haar voorouders vertelt, die vol trots een eeuw lang brood bakten. Sinds 26 jaar woont Bianca weer in de buurt waar zij opgroeide. In haar woning aan het Victorieplein praten we tijdens het theedrinken over het bakkersdochter-gevoel, hoe zij gekneed is door de familiegeschiedenis én word ik verrast met bijzonder brood op de plank.

Advertisement

Wat voor ‘n brood ligt hier op de plank?

“Dit is duivekater, een traditioneel brood dat vaak werd gegeten op feestdagen. Het is zacht en een beetje zoet, er zit wat citroen en honing in. Als kind was ik al gek op duivekater. We aten dit thuis op zondagochtenden in plakjes gesneden, met roomboter erop. Deze is van Hartog’s Volkorenbakkerij in de Wibautstraat, één van mijn favoriete bakkers in Amsterdam. Helaas zijn er nog maar weinig goeie bakkers over.”

Jij bent een bakkersdochter, hoe was dat als kind?

“Ik was daar héél erg trots op. De bakkerij van mijn ouders zat tot 1997 in de Rijnstraat, waar nu Domino’s Pizza zit. Wij woonden om de hoek, op de Vrijheidslaan, en daarachter zat ik op school. Het gaf me een sterk basisgevoel dat we bij die bakkerij hoorden. Zelf heb ik niet met mijn handen in het deeg gestaan, maar als kind mocht ik de koffie langsbrengen, dat voelde heel gewichtig. En vanaf dat ik tiener was stond ik regelmatig achter de toonbank.”

Heb je altijd in de Rivierenbuurt gewoond?

“Op mijn achtste verhuisden we naar Amstelveen. Dat vond ik heel stom en saai. Gelukkig speelde mijn leven zich nog grotendeels hier af: na het middagslaapje van mijn vader ging ik vaak met hem mee terug naar de bakkerij, dan mocht ik meehelpen in de zaak. Ook woonden mijn oma, neven en nichten nog in de buurt en zat ik op ballet in de Uiterwaardenstraat, dus deze buurt voelde altijd als ‘thuis’. Op mijn twintigste ging ik uit huis en woonde ik negen jaar op het Hygiëaplein, totdat ik hier op het Victorieplein introk. Inmiddels woon ik 26 jaar in dit huis.”

Was het een bewuste keuze om terug te keren naar jouw roots?

“Dat was toeval, maar ik vond het wel heel fijn. Destijds zijn we met z’n tweeën in deze woning begonnen, ik was zwanger van de eerste. We kregen drie kinderen en na mijn scheiding ben ik hier blijven wonen.”

En nu woon je hier met...?

“Mezelf. Alle kinderen zijn volwassen en uit huis. Nee, ik heb geen geliefde op dit moment, en samenwonen ga ik sowieso niet meer doen. Wie dat heeft uitgevonden… in mijn optiek is dat de dood voor een relatie.”

Geen last van het legenestsyndroom?

“Ik kan me goed in m’n eentje vermaken, maar ik vind het wel héél gezellig als ze langskomen. Begin vorig jaar stond even álles op z’n kop: de oudste - die al vijf jaar uit huis is - verhuisde naar Wenen, de twee anderen gingen vlak na elkaar uit huis en in diezelfde periode overleed mijn vader. Vier grote gebeurtenissen binnen anderhalve maand, dat was wel intens. Pas in de zomer, toen ik in m’n eentje op schrijfretraite ging, voelde ik hoe dat erin hakte. Ik was niet op z’n gezelligst, zeg maar.”

Hoe ben je die periode doorgekomen?

“Na de zomer was ik de laatste details aan het redigeren van mijn boek ‘Brood op de plank’. Hierin vertel ik het verhaal van mijn voorouders: drie generaties bakkers die van 1903 tot 1997 verschillende bakkerijen runden. Tijdens het redigeren las ik het stuk terug over mijn grootouders, die een bakkerij in Castricum hadden, waar ze ook woonden met hun kinderen. In 1942 werd hun bakkerij en woning van de één op andere dag onteigend en gesloopt door de

Duitsers. Ze waren alles kwijt. Na de oorlog zijn ze opnieuw begonnen, hier in de Rijnstraat. Vervolgens hadden ze jarenlang toestanden met de oude winkeleigenaar die twaalf jaar rechtszaken voerde om ze eruit te krijgen. Continu leefden zij in spanning en onzekerheid. Terwijl ik mijn eigen boek teruglas, realiseerde ik me hoeveel veerkracht zij hadden. En ineens voelde ik: die werklust, een hoog arbeidsethos, die positiviteit en vooral die veerkracht... dat moet ook in mij zitten. Dat gaf me kracht en een geruststellend gevoel. Ik voelde me als het ware ‘gedragen’ door mijn grootouders. Het was heel bijzonder dat ik dat uit mijn eigen boek kon halen.”

Wanneer besloot je dit boek te schrijven?

“Twaalf jaar geleden vroeg mijn vader me of ik onze familiegeschiedenis op papier wilde zetten. Ik wilde er meteen een echt boek van maken en ben begonnen met het interviewen van de oudste familieleden Tijdens alle research ontdekte ik dat er nog geen boek bestond over de geschiedenis van het bakkersambacht gedurende de twintigste eeuw. Daarom besloot iknaast het verhaal van mijn familie - ook dát verhaal te vertellen. Daardoor werd het voor een nog breder publiek interessant. Het is een familiekroniek over drie generaties bakkers. Hoe zij leven en hoe het ambacht zich ontwikkelt aan de hand van wat zij doen.”

Wilde jij zelf geen bakker worden?

“Die ambities had ik niet. Ik vond het altijd gewéldig om mee te helpen in de zaak, maar naarmate ik ouder werd, merkte ik dat ik me op mijn eigen manier ging oriënteren. Ik zat op danslessen, speelde gitaar en ik wilde naar de kleinkunstacademie. Mijn twee broers leken ook andere kanten op te gaan, dus op een gegeven moment begon het wel te knagen bij me. Hoe moet het dan met de bakkerij? Doodzonde om een familiebedrijf van een eeuw te laten verdwijnen. Ik ging met mijn ouders in gesprek, of ik dan toch moest overwegen de zaak over te nemen. Mijn vader zei: ‘Je mag het alleen overnemen als dit écht jouw passie en allerliefste wens is. Een eigen bakkerij runnen is knoerthard werken. Dat kun je alleen maar doen als je er helemaal voor gaat.’ Daardoor voelde ik me niet onder druk gezet en kon ik zonder schuldgevoel mijn eigen pad volgen, net als mijn broers. Na het vwo heb ik twee jaar de dansacademie gedaan, daarna heb ik theaterwetenschap en culturele studies gestudeerd aan de universiteit. Ik werkte tien jaar voor de televisie en kwam uiteindelijk in de bladenwereld terecht. Inmiddels schrijf ik al twintig jaar artikelen, ik ben ook vijf jaar docent geweest op de School voor Journalistiek. Intussen ben ik in opdracht ook al bezig met een tweede boek. Mijn hart ligt het meest bij het schrijven.”

Zuid ooit uit?

“Ik heb altijd gezegd: ‘Hier hoef ik nooit meer weg’. Toch heb ik nog overwogen een laatste move te maken: ik was ingeloot voor het nieuwbouwproject ‘Elements’ aan de Amstel. Het leek me heel erg kicken, zo’n woning met wijds uitzicht over de Rivierenbuurt. Maar het was tamelijk onbetaalbaar, dat was het me niet waard. Waar ik nu woon heb ik een tuin op het zuiden, het is een mooi huis in oude stijl, ik loop zo de stad in en zit tussen alle stations. Iets beters zou ik niet kunnen bedenken. Dus Zuid ooit uit? Sowieso krijg je mij de stad niet uit. En inmiddels ben ik 55, waarvan ik 43 jaar in Zuid woon. Zuid is mijn thuis, mijn identiteit.”

This article is from: