6 minute read

geendagzonderkunst

De reset van een kunstenaarskolonie

Advertisement

Emile Van Doren, La neige au couchant. Olieverf op doek. Collectie Emile Van Dorenmuseum

Om de (eerste) lockdown door te komen, postte Kristof Reulens honderd dagen achter elkaar een verhaal op Facebook over kunstenaarskolonie Genk. Er kwam een expositie, daarna een boek. WIDO SMEETS ging kijken. ‘De kunstgeschiedenis wordt in de grote stad geschreven. Daar gaat het zelden over landschapsschilders.’

‘Het eerste wat ik dacht toen de lockdown werd afgekondigd, was: dit gaat wel even duren’, zegt

Kristof Reulens. Zijn tweede gedachte: als de mensen niet naar het museum kunnen, gaat het museum maar naar de mensen. En hoe kan dat beter dan online?

Op zaterdag 14 maart 2020, in het eerste weekend van de eerste lockdown, postte conservator Kristof Reulens van het Emile

Van Dorenmuseum in Genk een stukje op

Facebook. Er zouden er nog 99 volgen. De hashtag #geendagzonderkunst was geboren. Zijn eerste stukje bevatte een toelichting bij La berge de l’etang (de vijverkant), een landschapsschilderij van Emile van Doren (1865-1949). Een ‘klassieke’ Van Doren: een typisch Kempisch heidelandschap met vijver, riet en een in het water spiegelende zon – zijn handelsmerk. Het schilderij is afkomstig uit het legaat dat Van Dorens dochter Fanny na diens dood schonk aan de stad Genk. Ook villa

Le Coin Perdu, waar de familie jarenlang had gewoond, maakte er deel van uit; sinds 1980 is er het Emile Van Dorenmuseum gehuisvest. Toen Reulens eind juni zijn honderdste stukje op Facebook dropte, was de eerste lockdown voorbij, en het museum alweer open. Reulens: ‘In de laatste afleveringen kon ik de focus verleggen van het verleden naar het heden, naar de expositie Reset die toen open ging.’ Het Genkse museum heeft meer te bieden dan een kleine, aan Van Doren en zijn navolgers gewijde presentatie. Steeds vaker laat Reulens er ook hedendaagse kunstenaars aan hun trekken komen. In

Landschapsschilders en plein air in Genk, ca. 1890/95. Fotograaf onbekend, collectie Emile Van Dorenmuseum

Reset is dat bijvoorbeeld Gert Robijns (SintTruiden, 1972), die rond het museum een opstelling van spiegels heeft gebouwd die de wisseling van de seizoenen reflecteert. Wie zijn eigen waarneming wil toetsen aan die van landschapsschilders van weleer, kan in het park rond het museum bijna letterlijk in hun schoenen gaan staan. Het zijn de plekken waar de kunstenaars van de Genkse School ooit hun schildersezel plaatsten. De andere presentatie van Reset is ín het museum, met werk van Hugo Duchateau (Tienen, 1938). Als een klassieke landschapsschilder probeert hij de wisselende kleuren van de natuur te vangen, zij het in een veelal abstract lijnenspel. Daarnaast is er de expositie #geendagzonderkunst, met een selectie uit Reulens’ Facebook-posts. Die honderd dagen durende queeste heeft ook Station d’artistes Genk opgeleverd, een ruim 300 pagina’s tellend boek waarin Reulens de verhalen en petites histoires aan elkaar heeft geschreven tot een organisch verhaal over de geschiedenis van de Genkse School. Door die herziening is Station d’artistes Genk meer dan een losjes geschreven en daarmee toegankelijke herinnering aan een gedenkwaardig project. Het is ook een standaardwerk over de Genkse School, de 19de en 20ste eeuwse landschapsschilders die verliefd waren geworden op deze uithoek van Belgisch Limburg. De eerste vermelding van Genk als station d’artistes, als kunstenaarsoord, was in 1891 in het tijdschrift L’Art Moderne. Van een stad was nog geen sprake, rond 1900 woonden er amper 2000 mensen. Het waren de mijnbouw en de Ford-fabrieken waardoor Genk in de loop van de 20ste eeuw uitgroeide tot de derde industriestad van Vlaanderen met inmiddels meer dan 65.000 inwoners. Van hen heeft tweederde nietVlaamse roots. Er is, kortom, het nodige gebeurd in de vorige eeuw. Het waren kunstenaars die halverwege de 19de eeuw op zoek gingen naar landschappen waar ze ‘en plein air’ konden schilderen. Het was een trend in die dagen. In Frankrijk had je de fameuze school van Barbizon, in Vlaanderen waren Tervuren, de kuststreek en Genk in trek als oorden waar de buitenschilders elkaars gezelschap zochten. Het aanhoudende speurwerk van Kristof Reulens, en met hem een mede door de lockdown groeiend netwerk aan amateur-onderzoekers, naar de Genkse School heeft het Emile Van Dorenmuseum inmiddels een collectie opgeleverd met werk van 428 kunstenaars en fotografen. Ze zijn hem allemaal even lief, hij maakt geen onderscheid tussen professionals en amateurs. ‘We hanteren geen kwaliteitstoets, we geven geen oordeel.’ Voor de goede orde, Emile Van Doren, Armand Maclot, Joseph Coosemans en nog een paar collega’s mogen we gerust beschouwen als ‘sublieme landschapsschilders’. Waarom ze

Ze bleven trouw aan de Kempische horizon,

juist om te laten zien wat werd bedreigd.

Kristof Vrancken, Transit. Winterslag, 2017. Contactafdruk met vier weken belichting van zwarte bes-emulsie op papier. Collectie Emile Van Dorenmuseum Conservator Kristof Reulens. foto Franky Hungenaert

de rode draad in Station d’artistes Genk. Het boek laat zien dat het Emile Van Dorenmuseum het stadium van veredeld depot van landschapsschilderijen achter zich heeft gelaten. Met residenties voor hedendaagse kunstenaars wil het museum laten zien dat het bij de tijd is door de collectie ook te voeden met hedendaagse kunst. Niet alleen binnen, ook buiten. In de coronavrije buitenlucht kom je werk tegen van Gert Robijns, Sofie Muller en Stijn Cole, en, iets verderop in het landschap, Johan Tahon, Luciano Fabro en Tomás Saraceno. Net als indertijd Van Doren en zijn makkers verbinden ze de natuur met de rest van de

dan zo weinig bekend zijn? Reulens: ‘De kunstgeschiedenis wordt in de grote stad geschreven. En daar gaat het zelden over landschapsschilders. Dat ze vaak onvermeld blijven, betekent echter niet dat ze niet goed zouden zijn.’ Hij draait er niet omheen: zijn bewijsdrang komt voort uit het willen opvullen van die lacune. Niet alleen schilders en fotografen, ook schrijvers en wetenschappers (entomologen, herboristen) trokken vanaf het midden van de 19de eeuw naar Genk, ze werden Genckophones genoemd. In hun slipstream kwamen de eerste toeristen, in die tijd vooral mensen in goeden doen. Vaak hadden ze fotografie als hobby, of schilderen, en namen ze hun attributen mee. Zo zijn ze ook herkenbaar op tekeningen en foto’s uit de tijd. In de loop van de twintigste eeuw, toen Genk zich ontwikkelde tot mijnbouw- en industriestad, droogde die stroom op. Er zullen weinig mensen zijn die het Genk van nu als pittoresk omschrijven. Over die tegendraadse ontwikkeling wil Reulens, zo schrijft hij in zijn boek, ‘de nevelen die over deze geschiedenis hangen, wegblazen, zich erin vastbijten, de verloren verhalen terug boven water halen en de onnoemelijk vele schetsen, schilderijen en foto’s die ze illustreren met de wereld delen.’ Vandaar ook het zonder dralen lanceren van #geendagzonderkunst, net als de verankering van dat project in Station d’artistes Genk. ‘De kunstenaars schilderden wat er niet meer is. Ze hebben voor ons de tijdgeest vastgelegd, zegt Reulens. De beteren onder hen, zoals Van Doren en Maclot, waren zich van die positie zeer bewust.’ Ze bleven trouw aan de Kempische horizon, juist om te laten zien wat werd bedreigd. Dat veranderde bij hun navolgers. Op hun schilderijen gloort aan diezelfde horizon naast de kerk net zo goed een mijnschacht en een schoorsteen. Aanvankelijk in de verte, alsof ze de moderniteit op afstand wilden houden. Met de jaren kwamen ze steeds dichterbij, met steeds minder scrupules. Mathieu Vanderfeesten maakte een rechttoe-rechtaan schilderij van de Winterslag-mijn, Mathieu Neyens schilderde de Fordfabrieken, Jan Habex legde vast hoe een steenkolenwoud in de oertijd eruit moet hebben gezien en fotograaf Kristof Vrancken experimenteerde drie jaar geleden met zwarte-bes emulsies op contactafdrukken. De brug naar de nieuwe tijd is

wereld. ZL

Reset, van 21 juni 2020 t/m 20 juni. #geendagzonderkunst, van 14 december t/m 21 maart. In het Emile Van Dorenmuseum, huis van landschap en kunst in Genk. Station d’artistes Genk is verkrijgbaar in het museum of via emilevandorenmuseum.be

This article is from: