1Japansepoëzie: de renga, kettingverskunst | SdRDOCS29-2-2012
Japanse poëzie: de renga, kettingverskunst Een samenvatting van de inleiding op De zomermaan en andere Japansekettingverzen, door Noriko de Vroomen en Leo de Ridder. Uitg. Meulenhoff Nederland, Amsterdam 1984. Traditie De klassieke literaire traditie van Japan omvat enkele zeer bekende dichtvormen: de hokku (later haiku), het drieregelig vers met de lettergreepseries 5 – 7 – 5, waarin vooral de natuur wordt beschreven, de senryū met dezelfde vorm maar een meer menselijke, alledaagseen ook humoristische inhoud, de tanka, een vijfregelig vers waarin de hokku nog wordt aangevuld met 2 regels van 7 lettergrepen. De traditie van waka (een verzamelbegrip, ‘Japans lied’) stamt waarschijnlijk van vóór 450. Het oudste overgeleverde werk, de Manyōshū-bundel (‘Verzameling van tienduizend woordbladeren), is uit de 8e eeuw van onze jaartelling. De verfijnde hofculturen brachten poëzie van hoog niveau voort, die allengs abstracter werd. Het kettingvers renga werd vooral populair in de tijd van de krijgsheren, 13e-14e eeuw. Hiermee ontstond een cultuur van samen dichten, in reactie op elkaar, in tweetallen of grotere groepen. De school van Bashō (1644-1694) De beroemde dichter Matsuo Bashōwas schrijfdocent: als haikaimeester woonde hij in Edo (nu Tokio) om er les te geven. Zijn eigen stijl van schrijven werd beïnvloed door zijn woonomgeving en veranderde mee toen hij vanuit de drukke stad naar een rustige buurt aan de rivier verhuisde. Daar in Fukagawa richtte hij zijn haikaischool op, de School van Bashō. Hij verzamelde bekwame haikaidichters om zich heen met veel kennis van klassieke Chinese en Japanseliteratuur. Dit lukte hem door heel Japan heen, op al zijn lange reizen. Zijn beroemdste reis is beschreven in De smalle weg naar het hoge noorden. Bashōwas vooral belangrijk voor de dichtkunst doordat hij spiritualiteit introduceerde in een zeer materialistische tijd. Renga of renku: het kettingvers Het wezen van het kettingvers is het associatieve karakter. Het is een combinatieproductie, waarin twee of meer dichters steeds op elkaars verzen reageren. Drieregelige en tweeregelige verzen worden steeds in afwisseling herhaald. De renga kan vol woordspelletjes zitten, zoals het herhalen van de laatste lettergreep als begin van het volgende woord. Ook zijn er talloze formele regels voor vorm en inhoud. Speelsheid, ‘behendigheid’ en subtiliteit in de reacties spelen bij het schrijven van renga een grote rol. Renga is wel verfijnd, maar hoeft niet hoogdravend te zijn. Ook in theehuizen maakte men verzen en reageerde daar spontaan op. Korte en lange renga De korte renga heeft de vorm van een tanka: eerst een hokku van 5 – 7 – 5 lettergrepen, dan een antwoord in 2 regels van elk 7 lettergrepen. Humor is belangrijk, de improvisatie is een spel met scherpzinnigheid en verfijning. Dezeverskunst werd al in groepen beoefend, als voorlopers van de latere renga-zittingen. Er kan een competitie-element in zitten, zodat de bijeenkomsten een soort wedstrijden zonder jury waren. De lange renga herhaalt de afwisseling van verzen met 3 en verzen met 2 regels (5-7-5 en 7-7 lettergrepen) veel langer. Vermoedelijk sloot men ze na het 100e vers af, of eerder.
2Japansepoëzie: de renga, kettingverskunst | SdRDOCS29-2-2012
Een essentieel vormvoorschrift bij de lange renga is het meedichten van namen van dingen en begrippen. Vergelijk dit met de functie van rijm en metrum in westerse poëzie. Zo kan een tegenstelling worden meegedicht, of combinaties: afwisselend namen van vogels en vissen. De renku- of renga-zitting; rollen en namen van de verzen Een renku (zelfde woorde als renga) omvat officieel honderd verzen, maar de verkorte vorm kasen creëert er 36. Startvers: hokku. Wordt gedicht door de hoofdgast als ‘openingsrede’ die vermeldt waar de zitting plaatsvindt en ook het seizoen duidelijk maakt. Tweede vers: wakiku. Wordt gedicht door de gastheer, zijn gelegenheidsrede, hij kan hierin het startvers aanvullen. Derde vers: dai san no ku. Hierin wordt een wending aangebracht. Is geschikt om de kunstvaardigheid van de 3e dichter te vertonen. De renku-zitting wordt afgesloten met het 36e vers, ageku (‘het voltooide vers’). Dit wordt meestal niet gedicht door de gastheer. Het is een uiting van vreugde bij het afsluiten van de zitting. Dezegelukwens kan voorbereid zijn en kant-en-klaar worden meegenomen. Er zijn vele klassieke regels voor de vorm en inhoud van de verzen. Het is aan de dichters zelf om te bepalen in hoeverre zij hieraan willen vasthouden of van willen afwijken. Speciale korte renga: kamiku- zuke, letterlijk: ‘het toevoegen van de eerste drie regels’. De eerste dichter zet de laatste twee regels (van elk 7 lettergrepen) als gegeven neer. Alle deelnemende dichters plaatsen daar hun eigen hokku (haiku) van 5 – 7 – 5 voor. Hier een voorbeeld uit de 10e eeuw. De eerste dichter is door zijn geliefde verlaten en dicht: Van waterplanten kan ik de wortels hechten in de waterval, maar geen houvast heb ik meer aan een verkild vrouwenhart. De laatste twee regels staan nu vast. Twee andere dichters handhaven deze en dichten eraan voorafgaand: Het geraas van de wind kan ik nog wel in een wolkenzak stoppen, maar geen houvast heb ik meer aan een verkild vrouwenhart. Met een versleten touw kan ik zelfs een wild paard nog inteugelen, maar geen houvast heb ik meer aan een verkild vrouwenhart.