Ovn visus december 2012

Page 1

Vakblad voor optometristen en contactlensspecialisten

4/2012

4/Afstudeerartikel over

prematurenretinopathie

11/Afstudeerartikel over orthokeratologie

21/HygiĂŤnisch omgaan met 25/Beter kijken door

contactlensaccessoires

spelen

Visus is het officiĂŤle orgaan van de Optometristen Vereniging Nederland (OVN)

OVN_Visus dec 2012 C.indd 1

04-12-12 13:59


Biedt u optimale UV-bescherming aan uw dragers? Alle ACUVUE® contactlenzen bieden het hoogste niveau van UV-bescherming De gevolgen van blootstelling van de huid aan UV-straling zijn over het algemeen goed bekend bij iedereen. De ogen zijn na de huid de meest vatbare organen voor beschadiging door de zon. Het is klinisch bewezen dat langdurige onbeschermde blootstelling aan UV-straling kan leiden tot oogaandoeningen1. Verder kan UV-straling aanzienlijk versterkt worden door bijvoorbeeld reflectie op de sneeuw2 en wordt niet altijd tegengehouden door een zonnebril3. Bescherm de ogen van uw dragers met ACUVUE® contactlenzen die het hoogste niveau van UV-bescherming bieden. Adviseer ze om hun ogen het hele jaar door te beschermen en tevens te genieten van het draagcomfort van ACUVUE® contactlenzen.

UV-absorberende contactlenzen zijn geen vervanging voor een zonnebril met UV-filter, aangezien zij het oog en het gebied eromheen niet volledig bedekken. 1. Coroneo, M. Ultraviolet Radiation and the Anterior Eye. Eye & Contact Lens July 2011;37: 214-224. 2. A spring-time stroll over a snow field can produce nearly 100 times higher UV-effective dose UVR than walking over a green lawn. Sliney, David H. Intraocular and Crystalline Lens Protection From Ultraviolet Damage. Eye & Contact Lens July 2011;37: 250-258. 3. Cullen, Anthony P. Ozone Depletion and Solar Ultraviolet Radiation: Ocular Effects, a United Nations Environment Programme Perspective. Eye & Contact Lens July 2011;37: 185–190. ACUVUE®,1• DAY ACUVUE® TruEye®, 1•DAY ACUVUE® MOIST®, 1• DAY ACUVUE® MOIST® for ASTIGMATISM, ACUVUE® OASYS®, ACUVUE® OASYS® for ASTIGMATISM, HYDRACLEAR®, LACREON® en SEE WHAT COULD BE® zijn gedeponeerde handelsmerken van Johnson & Johnson Vision Care. © JJVC 2012, een afdeling van Johnson & Johnson Medical B.V./N.V.

OVN_Visus dec 2012 C.indd 2

04-12-12 13:59


Colofon Redactieleden M.F. Blokdijk (eindredactie) K.H. Elving, MScOptom A.E.S. Faber, BOptom M.A.V. Sas-Meertens, BOptom T.M.L. Wille, BOptom Redactieadres Postbus 10417 6000 GK Weert Tel: 0495 - 585 748 Fax: 084 - 22 78 991 E-mail: visus@optometrie.nl Advertentie-exploitatie JN / MediaSales Contactpersoon Jan Nieuwenhuis Maagdenburgstraat 50 7421 ZG Deventer Tel: 0570 - 51 68 73 Fax: 0570 - 51 65 68 E-mail: info@jnmediasales.nl Lijst van adverteerders Bausch & Lomb (pag. 16 en 17) i-Optics (pag. 24) Johnson & Johnson Vision Care (pag. 2) Optos (pag. 31) Ursapharm (pag. 32) Van Dam Brillen (pag. 18) Foto’s voorpagina VUmc, met dank aan dr. E. Biezen. Foto 1 (lb): Prematuren Retino­ pathie met bleke optische zenuw. Foto 2 (rb): Netvliesloslating bij Prematuren Retinopathie met duidelijk zichtbare ridge. Foto 3 en 4 (lo en ro): Prematuren Retinopathie na laser­ coagulatie.

Visus is het officiële orgaan van de Optometristen Vereniging Nederland (OVN).

Gehele of gedeeltelijke overname van de inhoud uitsluitend na schriftelijke toestemming van de redactie van Visus. Leden van de OVN ontvangen Visus als onderdeel van hun lidmaatschap. Bij beëindiging van het lidmaatschap wordt het abonnement op Visus stopgezet. Abonnementen voor niet-leden kosten per jaar € 32,00 bij verzending binnen Nederland en € 37,00 bij verzending naar het buitenland. Abonnementen worden aangegaan voor een jaar en worden stilzwijgend verlengd. Opzeggen kan telefonisch, schriftelijk of per e-mail, waarbij de opzegtermijn 3 maanden bedraagt.

OVN_Visus dec 2012 C.indd 3

Anne Faber

VOORWOORD

Efficiëntere (oog)zorg Hoe kan de optometrist bijdragen aan een efficiëntere zorg? De zorguitgaven zijn sinds 1972 onafgebroken gestegen en zijn inmiddels de grootste uitgavenpost van de Nederlandse overheid. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek werd vorig jaar 90 miljard euro uitgegeven aan gezondheidszorg en welzijnszorg. Nu Nederland in een recessie verkeert kunnen die kosten niet langer blijven stijgen. Waar vroeger alleen oogartsen een brilvoorschrift mochten afgeven, zijn er nu meerdere beroepen in de oogzorg die de relatief dure oogarts veel werk uit handen nemen. Dit is een goede ontwikkeling, maar hiermee neemt wel de verantwoordelijkheid van die verschillende beroepen binnen de oogzorg toe. Om goede zorg te kunnen leveren is het van belang om up-to-date te blijven en te streven naar ‘evidence based practice’. Optometristen leren daarom tijdens de opleiding om wetenschappelijke artikelen te lezen en te beoordelen, en schrijven zelf een afstudeerartikel. In deze Visus staan in verkorte vorm twee interessante afstudeerartikelen, die genomineerd waren voor de OVN Afstudeerprijs 2011. Jammer genoeg zal deze (geld)prijs dit jaar niet worden uitgereikt vanwege een onbegrijpelijk gebrek aan belangstelling onder studenten om hun afstudeerartikel in te sturen…

“Het is van belang om up-to-date te blijven”

Het lezen van wetenschappelijke artikelen is niet de enige manier om op de hoogte te blijven van de laatste ontwikkelingen binnen ons vak. Ook het bezoeken van congressen en andere evenementen is een goede manier om de kennis op peil te houden, zoals te lezen is in het verslag van het ESCRS congres 2012. Als laatste wil ik het belang van goede communicatie tussen de verschillende zorgaanbieders onderstrepen. Dit draagt bij aan een efficiënte zorginfrastructuur en hierdoor kunnen we veel van elkaar leren. Het delen van kennis en ervaring is ook terug te vinden in het artikel van Dieuwke van Ooik, dat ze heeft geschreven n.a.v. een vragenlijst die is rondgestuurd onder OVN leden. Al met al veel interessante artikelen voor en door optometristen.

INHOUD 4-8 Bevacizumab: efficiënt en veilig bij de behandeling van prematurenretinopathie? 9 Bestuurscolumn 11-15 Het verband tussen de epitheeldikte en de maximaal te corrigeren sterkte bij orthokeratologie 18-19 Verslag van congres voor cataract- en refractiechirurgen 20 Van het net geplukt 21-23 Hygiënisch omgaan met contactlensaccessoires 25-29 Beter kijken door spelen 30 Agenda // Kort Nieuws

04-12-12 13:59


VISUS | 4/2012 | 4

Bevacizumab: efficiënt en veilig bij de behandeling van prematurenretinopathie? J.M.A. Coenen, BOptom en C.J. Veen, BOptom

Mieke Coenen en Chris Jan Veen zijn in 2011 afgestudeerd als optometrist aan de Hogeschool Utrecht. In januari 2012 is hun afstudeerartikel, dat hierbij in enigszins verkorte vorm wordt gepubliceerd, genomineerd voor de OVN Afstudeerprijs 2011.

“Vasculari­ satie van het netvlies begint in de 16de zwangerschapsweek.” 1. Achmed AE (2010) Early experience with intravitreal bevacizumab combined with laser treatment or retinopathy of prematurity Middle East Afr J Ophthalmol 17:264-267 2. Ashton N (1979) The pathogenesis of retrolental fibroplasias. Ophthalmology 89(10):1695-1699 3. Avery L (2009) Extrapolating anti-vascular endothelial growth factor therapy into pediatric ophthalmology: Promise and concern J AAPOS 13:329-331 4. Azad R, Parijat C, Gupta R (2007) The economic implications of the use of anti-vascular endothelial growth factor drugs in age-related macular degeneration Indian J Ophthalmol 55(6):441-443 5. Campbell K (1979) Intensive oxygen therapy as a possible cause of retrolental fibroplasias Med J Australia 2:48-50. 6. Chung EJ, Kim JH, Ahn HS, Koh HJ (2007) Combination of laser photocoagulation and intravitreal bevacizumab (Avastin®) for aggressive zone I retinopathy of prematurity Graefes Arch Clin Exp Ophthalmol 245:1727-1730 7. Dorta P, Kychenthal A (2010) Treatment of type I retinopathy of prematurity with intravitreal bevacizumab (Avastin) Retina 30:S24-S31 8. Early treatment for retinopathy of prematurity cooperative group (2003) Revised indications for the treatment of retinopathy of prematurity: result of the early treatment for retinopathy of prematurity randomized trial Arch Ophthalmol 121(12):1684-1694 9. International Committee for the Classification of Retinopathy of Prematurity (2005) The international classification of retinopathy of prematurity revisited Arch Ophthalmol 123(7):991999 10. Kanski JJ (2007) Clinical Ophthalmology: a systematic approach. 6th edition Butterworth Heinemann, Edinburgh 11. Kusaka S, Shima C, Arahori H, Shimojyo H, Sato T, Fujikado T (2008) Efficacy of intravitreal injection of bevacizumab for severe retinopathy of prematurity: a pilot study Br J Ophthalmol 92(11):1450-1455

OVN_Visus dec 2012 C.indd 4

Met de toenemende technische mogelijkheden om prematuur geboren kinderen in leven te houden, neemt de incidentie van prematurenretinopathie toe. De standaardbehandeling hiervoor bestaat tot nu toe uit cryo- en/of laserablatie. Deze kunnen nadelige gevolgen hebben, in het bijzonder fibrogeenvorming en netvliesloslating, wat tot myopisatie en slechtziendheid kan leiden1. In de CRY-ROP-studie 2 zijn kinderen met prematurenretinopathie op 10-jarige leeftijd onderzocht: 44,4% van de ogen heeft een gezichtsscherpte van 20/200 of lager. Van de ogen met een gezichts­ scherpte hoger dan 20/200 heeft slechts 45,5% een gezichtsscherpte van 20/40 of hoger. Uit zes Nederlandse onderzoeken van Van Sorge et al. 3 blijkt weliswaar een significante afname van het aantal visueel gehandicapte kinderen, in de periode 2000-2009 vinden zij toch nog een percentage slechtziendheid tot blindheid van 76,2%. Hierbij gaat het om 42 kinderen; slechts één werd behandeld met bevacizumab. Het doel van dit literatuuronderzoek is om te evalueren of een intravitreale injectie met bevacizumab een effectieve en veilige behandelmethode is bij prematurenretinopathie. De hoofdvraag binnen dit onderzoek luidt: Is een intravitreale bevacizumab injectie een effectieve en veilige behandelmethode bij prematurenretinopathie?

Materiaal en methode Er is een vergelijkend literatuuronderzoek uitgevoerd. Relevante literatuur is opgezocht met behulp van PubMed, vakliteratuur en relevante websites. Om zo objectief mogelijk conclusies te kunnen trekken is er geen gebruik gemaakt van artikelen gesponsord door anti-VEGF fabrikanten. De gevonden artikelen zijn geanalyseerd door de volgende vragen te beantwoorden: = is het artikel relevant voor het onderzoek? = wat werd onderzocht? = waarom werd onderzocht? = bij welke groep werd onderzocht? = hoe werd onderzocht? = wat was de duur van het onderzoek? = is de onderzoeksuitkomst betrouwbaar? De zoektermen die gebruikt zijn staan vermeld in tabel 1.

Zoektermen intravitreaal bevacizumab

Aantal hits 1159

prematurenretinopathie 4502 antiVEGF AND prematurenretinopathie

48

bevacizumab AND prematurenretinopathie

53

Tabel 1: Zoektermen en aantal hits. Inclusiecriteria Engelstalige artikelen gepubliceerd in wetenschappelijke tijdschriften vanaf 1997. Exclusiecriteria Artikelen gepubliceerd voor 1997 en casereports zijn niet gebruikt in de literatuurstudie, wel als naslagwerk.

04-12-12 13:59


VISUS | 4/2012 | 5

Etiologie van prematurenretinopathie Prematurenretinopathie (in de Engelstalige literatuur retinopathy of prematurity of ROP) is een ziekte die de onvolgroeide vascularisatie in het netvlies van premature baby’s aantast. Het kan mild verlopen zonder aantasting van het gezichtsvermogen, maar het kan ook een agressieve vorm aannemen waarbij nieuwe bloedvaten gevormd worden (neovascularisatie), hetgeen kan leiden tot netvliesloslating en blindheid 2. Vascularisatie van het netvlies begint in de 16de zwangerschapsweek. Vanuit de discus nervi optici groeien mesenchymale spoelcellen; dit is een losmazig bindweefsel, dat een netwerk aanlegt waarin de retinale arteriolen, venulen en capillairen zich ontwikkelen. Het avasculaire gedeelte van de retina wordt gevoed door choroïdale vaten, die in de zesde zwangerschapsweek worden gevormd. Het nasale gedeelte van de retina wordt in de 32ste week volledig gevasculariseerd tot de ora serrata. Het grotere temporale gedeelte is meestal af rond 40-42 weken, als de zwangerschap voldragen is. Bij een premature geboorte worden de mesenchymale spoelcellen blootgesteld aan zuurstofrijke extra-uteriene condities, waardoor zij gap junctions gaan vormen. Deze gap junctions verstoren het normale vascularisatieproces; hierdoor wordt een neovasculaire response opgewekt. Dit gebeurt in twee fasen. De eerste fase, de hyperoxische fase, veroorzaakt retinale vasoconstrictie en onomkeerbare vernietiging van capillaire endotheelcellen. De tweede fase vindt plaats in het derde trimester; gedurende deze fase vermindert bij de ontwikkelende foetus de VEGF productie. In het premature kind wordt de VEGF productie ontregeld, waarschijnlijk door hypoxie in grote avasculaire gebieden in de retina, die leidt tot een abnormaal hoog VEGF niveau. Deze biochemische verandering leidt tot pathologie van de retina; dit verklaart waarom de meeste stadium 3 ROP aandoeningen plaatsvinden tijdens de 36ste tot 38ste zwangerschapsweek 4.

Afbeelding 1: Gradering zones voor classificatie van prematurenretinopathie.

Classificatie van prematurenretinopathie In 1984 werd door een internationaal comité van experts op het gebied van prematurenretinopathie een classificatie van prematurenretinopathie geïntroduceerd. In 1987 en in 2005 volgde een uitbreiding. De bedoeling van de classificatie was om deze complexe aandoening nauwkeurig te omschrijven en vast te leggen, zodat de juiste behandeling op het juiste tijdstip kan worden opgestart 7. Volgens deze classificatie wordt de aandoening gegradeerd naar de locatie, naar de mate van vascularisatie en naar het stadium. De retina wordt in drie zones verdeeld. Zone I (posteriore pool of binnenste cirkel) bestaat uit een cirkel rond de discus nervi optici met een radius van tweemaal de afstand van discus nervi optici tot de macula. Zone II strekt zich uit van de rand van zone I tot de nasale ora serrata en tot de temporale equator. Zone III is de overblijvende crescent. Deze zone wordt het laatst gevasculariseerd en is het meest betrokken bij prematurenretinopathie. Het gebied dat bij de aandoening betrokken is wordt gespecificeerd volgens de wijzers van de klok 5. Stadium 1: demarcatielijn. Dit is een dunne, maar duidelijke lijn, die de anteriore avasculaire retina scheidt van de posteriore gevasculariseerde retina. Stadium 2: ridge (rand): deze is het herkenningspunt van stadium 2 ROP. De lijn uit stadium 1 is hoger en breder geworden, kan van wit in roze veranderd zijn en bloedvaten kunnen vanuit de retina naar binnen groeien. Soms zijn er geïsoleerde toefjes van neovasculair weefsel te zien achter de ridge. Stadium 3: extraretinale fibrovasculaire proliferatie of neovascularisatie, die zich uitstrekt van de ridge tot in het glasvocht. Stadium 4: gedeeltelijke netvliesloslating. Stadium 4 wordt verdeeld in een extrafoveaal (stadium 4A) en foveaal (stadium 4B). Stadium 5: totale netvliesloslating. Dit is meestal een tractie loslating, maar kan soms exsudatief zijn. >>

OVN_Visus dec 2012 C.indd 5

Afbeelding 2: De abnormale vasculaire respons op de scheidingslijn van vasculaire en avasculaire retina wordt in vijf stadia ingedeeld.5 a: stadium 1 b: stadium 2 c: stadium 3 d: stadium 4 e: stadium 5

04-12-12 13:59


VISUS | 4/2012 | 6

Indien er vasculaire dilatatie en kronkeligheid aanwezig is in minstens twee kwadranten wordt ‘plus’ toegevoegd aan het stadium van de aandoening6. Bij ROP stadium 3 plus in zone I of II over vijf of meer aaneengesloten of acht cumulatieve klokuren spreekt men van threshold disease; behandeling in dit stadium resulteert in een substantiële daling in het aantal kinderen met een permanente visuele belemmering. Omdat de behandelingsresultaten met een partiële (stadium 4) of totale (stadium 5) netvliesloslating nog steeds teleurstellend zijn, zal veel energie gestoken moeten worden in een grondige screening met het doel prematurenretinopathie op te sporen in een stadium dat behandeling nog mogelijk is7.

De incidentie van prematurenretinopathie In zes onderzoeken vanaf 1952 (bekend onder de naam NED-ROP studie) werden in Nederland de oogheelkundige gegevens van kinderen die aangemeld werden met de diagnose prematurenretinopathie bij centra voor blinden en slechtzienden onderzocht door middel van statusonderzoek. De uitkomsten van Van Sorge et al. geven aan dat er een significante vermindering is in het aantal visueel gehandicapte kinderen in het tijdvak 2000 tot 2009 ten opzichte van de jaren 1994 tot 2000 en daarvoor. Het aantal statussen uit instituten voor blinden en slechtzienden dat werd onderzocht in de laatste periode is 42. De incidentie van blind- en slechtziendheid door prematurenretinopathie ten opzichte van de periode 1994 tot 2000 nam significant af, van 3,93 tot 1,84 per 100.000 levend geboren baby’s per jaar. De incidentie van blindheid nam af van 27,5 % tot 7,1 % en meer prematuren werden behandeld (eerst 56,9 % en nu 66,7 %). Het vóórkomen van strabismus, amblyopie en refractieafwijkingen was hoog, maar de frequentie ervan wijzigde zich niet ten opzichte van de vorige periodes.

Grafiek 1: Slechtziendheid ten gevolge van prematurenretinopathie in relatie tot de levendgeborenen in Nederland. Bron: Van Sorge, 2011.

behandelingen aantal: laser 16 cryotherapie 1 laser en cryotherapie

2

cerclage 1 cerclage en laser

1

cerclage en cryotherapie

1

vitrectomie en lensectomie

2

vitrectomie en laser

2

vitrectomie,laser en lensectomie

1

bevacizumab 1 niet behandeld

Bevacizumab Bevacizumab (handelsnaam Avastin ®, Genentech, Roche) is een gehumaniseerd monoklonaal IgG1 antilichaam; het herkent en blokkeert de vasculaire endothele groeifactor A (VEGF-A). VEGF-A is een chemisch signaal dat de groei van nieuwe bloedvaten stimuleert. Azad et al. (2007) 8 geven in een artikel als prijs e 31 voor een injectie Avastin® ten opzichte van e 1024 voor een injectie Lucentis®. Deze studie gaat vooral over het kostenaspect voor de gemeenschap van anti-VEGF injecties. Wat bij leeftijdsgerelateerde maculadegeneratie wel speelt wat de kosten betreft is bij prematurenretinopathie niet aan de orde. Hier gaat het namelijk vaak om éénmalige injecties en het aantal kinderen met prematurenretinopathie is veel lager dan het aantal patiënten met maculadegeneratie nu en in de nabije toekomst 15. De ETROP-studie (2003) 6 toonde aan dat laserablatie een gunstiger resultaat geeft dan de tot dan toe gebruikte cryotherapie. Toch bleef na laserbehandeling een gedeelte van de prematuren blind of slechtziend. Vanuit de praktijk kwam daardoor de vraag of bevacizumab ingezet kon worden bij prematurenretinopathie (Wu et al. 2000) 4. Het gebruik van bevacizumab bij prematurenretinopathie is reeds geëvalueerd door middel van retrospectieve case reports. Deze toonden aan dat bevacizumab veilig was en goed getolereerd werd. Tevens werd er een snelle vermindering van plusziekte en/of neovascularisatie gevonden (Mintz-Hittner et al. 2008)10.

Resultaten bevacizumab bij prematurenretinopathie Het meest recente onderzoek naar de effecten van bevacizumab bij de behandeling van prematurenretinopathie is dat van Wu et al. (2011). 41 ogen van 23 patiënten hadden stadium 3 prematurenretinopathie; zes ogen van drie patiënten stadium 4A; twee ogen van één patiënt hadden stadium 5. Alle ogen kregen één injectie. Van de stadium 3 ogen verbeterde 90%; 10% ver-

14

Totaal 42

OVN_Visus dec 2012 C.indd 6

De studie van Van Sorge et al. geeft aan dat steeds minder prematuren door prematurenretinopathie in Nederland blind worden en dat het aantal patiënten dat een visus zal overhouden van 0.3 of meer, aan het toenemen is.

Tabel 2: Aantal en soort behandelingen bij prematurenretinopathie. Bron: Van Sorge, 2011.

04-12-12 13:59


VISUS | 4/2012 | 7

eiste extra laserbehandeling. Van de zes ogen met stadium 4A verbeterden er twee; bij vier ogen was vitrectomie nodig. Bij de twee stadium 5 ogen verminderden de vaatkronkelingen na de injectie, maar het netvlies ging niet meer aanliggen, ook niet na vitrectomie. Als bijwerkingen noteerden zij glasvocht- of preretinale bloedingen in vier ogen (8%) en voorbijgaande vasculaire sheathing (verdikte vaatschede veroorzaakt door ontstekingscellen) in twee ogen (4%). Deze studie is het tot nu toe grootste onderzoek naar het gebruik van bevacizumab bij prematurenretinopathie en heeft een lange follow-up (ten minste zes maanden); in dit onderzoek zijn alleen Aziatische ogen betrokken.

Auteur aantal zone, stadium ROP dosis effect jaartal ogen in mg Achmed15 2010 15 zone I, stadium3+: 1 zone II, 0,625 alle ogen stabiel, stadium3: 5 zone II, verbetering ROP, vermin stadium3+: 4 zone II, dering neovascularisatie stadium4A: 1 zone II, stadium4A+: 1 zone II, stadium4B: 1 zone III, stadium 3: 2 Chung16 2007 2 zone I, stadium 3+:2 0,75 gecombineerd met laser, ROP afgenomen, plus en neovasc verdwenen, geen bijwerkingen vermeld 12 stadium I 0,625 Dorta17 2010 alle ogen verbetering Kusaka18 2008 23 zone I ,stadium3: 1 zone I, 0,5 afname neovascularisatie stadium4A: 11 zone I, stadium4B: 2 zone II, stadium3: 2 zone II, stadium4A: 7 Kychenthal19 2010 11 zone I, stadium4A:5 0,625 injectie na laseren, zone II, stadium4A:4 gevolgd door vitrectomie, zone II, stadium4B:2 allen afname neovasc en

Lalwani20 2009 5 drempel ROP Law21 2010 13 zoneI , stadium3APROP:2 zone II, stadium3:2 zoneII,stadium2APROP:2 zoneII,stadium3APROP:6 zone II, stadium 4A:1 Lee1 2010 8 zone I, stadium 3:1 zone II, stadium 3:5 zone II, stadium 3:2 Mintz-Hittner10 2008 22 zone I, APROP:2 zone I ,stadium 3B:4 zone I, stadium 3A:2 zone II, stadium 3A:14 Quiroz-Mercado22 2008 18 stadium 4A:3 stadium 4B:1 stadium 3+:9 niet gradeerbaar:5 Riazi-Esfahani23 2007 3 zone I&II, stadium 3+:3

1,25 0,75

0,5

verbetering ROP, één oog nogmaals operatie door aanhoudende bloeding stabilisatie ROP allen gevolgd door laser of vitrectomie, geen systemische bijwerkingen

regressie plusziekte en perifere retinale vaatgroei

Bijwerkingen bevacizumab Systemische bijwerkingen van ranibizumab en bevacizumab werden aangetoond in het verleden (een verhoogd risico op cardiovasculaire incidenten en hartaanvallen). Daarbij gaat het om intraveneuze toediening in tegenstelling tot de oogheelkunde, waar het gaat om intravitreale injecties met een dosis die 400 keer zo klein is als die in de oncologie14. Het oog is een holte die tamelijk geïsoleerd is; dit biedt daardoor afscherming van de systemische circulatie. Omdat bevacizumab off-label steeds meer ingezet wordt bij verschillende oculaire condities zijn Micieli et al. 11 een literatuuronderzoek begonnen naar eventuele tijdelijke systemische bijwerkingen na intravitreale toediening met bevacizumab. Zij onderzochten 22 klinische studies, hierbij waren 12.699 patiënten betrokken, allen volwassenen. Zij vonden als meest voorkomende bijwerking een verhoogde bloeddruk (0,46% van de patiënten), gevolgd door cerebrovasculaire accidenten (0,21%) en myocardinfarct (0,19%). Deze bijwerkingen kwamen vooral voor bij hoge doseringen.

bijwerking aantal percentage patiënten verhoogde bloeddruk

59

CVA

27 0,21

myocardinfarct

24 0,19

TIA trombose

5 0,04 1

0,01

angina pectoris

18

0,14

gastro-intestinale bloeding

11

0,09

2

0,02

huiduitslag/roodheid nierfalen onregelmatige menses

12 0,09 3

0,625

alle ogen verbetering, geen RD, geen macula ectopie, hoge myopie of anisometropie

1,25

aanliggen netvlies, afname neovascularisatie, twee ogen vereisten vitrectomie injectie na laser, afname ROP, geen bijwerkingen vermeld

Tabel 4: Systemische bijwerkingen geassocieerd met intravitreaal toegediend bevacizumab bij volwassen patiënten. Bron: Micieli et al. 2010.

vermindering tunica vasc lentis en vaatstuwing iris, vermindering plusziekte en retinale proliferatie 37 ogen verbeterden, 4 ogen vereisten alsnog laser, 2 ogen vereisten vitrectomie, in 4 ogen glasvocht- of preretinale bloeding, in 2 ogen vasculaire sheathing

De dosering bij prematuren is lager dan bij volwassenen. Bij prematurenretinopathie is meestal maar één, soms twee keer een injectie nodig. Dit is een groot verschil met netvliespathologie bij volwassenen, waar de injecties vaak herhaald moeten worden en de kans op oculaire en systemische bijwerkingen daardoor stijgt. Naarmate er meer injecties toegediend worden, neemt ook de kans op infectie (endophthalmitis) toe. >>

1,25

Travassos24 2007 3

zone I, predrempel:1 zone II, predrempel:2

0,75

Wu4 2011 41

zone I, stadium 3:9 zone II, stadium 3:32

0,625

0,46

dood

0,02

23 0,18

Tabel 3: Effect bevacizumab bij prematurenretinopathie.

OVN_Visus dec 2012 C.indd 7

04-12-12 13:59


VISUS | 4/2012 | 8

Conclusie Na bestuderen van de literatuur kan geconcludeerd worden: bevacizumab lijkt een goede werking te hebben wat betreft het verminderen van de prematurenretinopathie en de daarmee gepaard gaande neovascularisatie en plusziekte. Er is sprake van een gunstig effect op herstel van de retina met als gevolg een verminderde kans op blindheid of slechtziendheid. Door de tot nu toe bekende resultaten van onderzoek en praktijkervaring lijkt bevacizumab een veilig middel bij prematurenretinopathie. Over dosering, oculaire- en systemische bijwerkingen is nog weinig bekend.

Discussie Gezien het feit dat bevacizumab recentelijk ingezet wordt bij prematurenretinopathie zijn er geen resultaten bekend over de lange termijneffecten. Kijkend naar de resultaten op korte termijn is te concluderen dat in de verschillende onderzoeken de resultaten op verschillende manieren worden vastgelegd (fluorescentie angiografie, fundusfotografie, RetCam, OCT, ultrasonografie). De meeste onderzoeken zijn van retrospectieve aard en in geen enkel onderzoek is gebruik gemaakt van een concomitante controlegroep. De kans op een placebo-effect lijkt erg klein; door het ontbreken van randomized controlled trials is hierover echter geen uitsluitsel te geven. In alle onderzoeken werd alsnog laserbehandeling ingezet bij achterblijvend resultaat, waardoor langetermijneffecten niet meer vergelijkbaar zijn. Het aantal onderzoeken dat de conventionele behandelwijzen (cryotherapie en laserbehandeling) en intravitreaal toegediend bevacizumab tegen elkaar afzet is schaars en de conclusies spreken elkaar tegen. Door de grote verscheidenheid in stadium van prematurenretinopathie, tijdstip van ingrijpen, behandelwijze, methode van onderzoek en follow-up zijn niet voldoende data te verzamelen om de resultaten gedegen te kunnen vergelijken. Om deze reden is het onderzoek beperkt tot een literatuuronderzoek. Ondanks het geringe aantal prematuren dat retinopathie ontwikkelt, is de maatschappelijke relevantie groot door de verstrekkende gevolgen: levenslange blind- of slechtziendheid. Optometristen kunnen op het gebied van screenen en informatie verstrekken aan consultatiebureau-artsen, kinderartsen, verloskundigen hierin een belangrijke bijdrage leveren. Door de tot nu toe bekende resultaten van trials en praktijkervaring is op dit moment de overtuiging dat het gebruik van bevacizumab veilig is bij prematurenretinopathie. Ondanks kritische kanttekeningen blijft het een gegeven dat er sprake is van een gunstig effect op herstel van de retina en hiermee op de visus van de prematuren. De risico’s bij intravitreale injectie lijken gering en er zijn weinig alternatieven voorhanden. Momenteel wordt er onderzoek gedaan naar het gebruik van propranolol, dat specifiek de groei van abnormale bloedvaten remt in de PROP-ROP studie. Uiteraard is meer studie nodig om te komen tot de optimale dosering; ook moet er meer onderzoek gedaan worden naar de lange termijneffecten en de veiligheid. Gezien de geringe omvang en variatie van de patiëntenpopulatie is het moeilijk om een grootschalig onderzoek op te zetten. Wereldwijd is met de stijging van de overlevingskans voor prematuren de incidentie van prematurenretinopathie aan het toenemen, met name in de in opkomst zijnde landen. Om zoveel mogelijk kinderen voor blindheid en slechtziendheid te behoeden verdient het aanbeveling om de in onze ontwikkelde landen opgedane ervaring en kennis te delen met medici en paramedici over de hele wereld. Ook hier ligt zeker een taak voor de beroepsgroep van optometristen.

OVN_Visus dec 2012 C.indd 8

12. Kychenthal A, Dorta P (2010) Vitrectomy after intravitreal bevacizumab (Avastin) for retinal detachment in retinopathy of prematurity Retina 30:S32-S36 Coenen en Veen, Bevacizumab: efficiënt en veilig bij de behandeling van ROP? 28 13. Lalwani GA, Berrocal AM, Murray TG, Buch M, Cardone S, Hess D, Johnson RA, Puliafito CA (2008) Off-label use of intravitreal bevacizumab (Avastin) for salvage treatment in progressive threshold retinopathy of prematurity Retina 28:S13-S18 14. Law JC, Recchia FM, Morrison DG, Donahue SP, Estes RL (2010) J AAPOS 14:6-10 15. Lee JY, Chae JB, Yang SJ, Yoon YH, Kim J-G (2010) Effects of intravitreal bevacizumab and laser in prematurenretinopathie therapy on the development of peripheral retinal vessels Graefes Arch Clin Exp Ophthalmol 248(9):1257-1262 16. Micieli JA, Micieli A, Smith AF (2009) A systematic analysis of the off-label use of bevacizumab for severe retinopathy of prematurity Am J Ophthalmol 148:536-543 17. Micieli JA, Surkont M, Smith AF (2010) Identifying systemic safety signals following intravitreal bevacizumab: systematic review of the literature and the Canadian Adverse Drug Reaction Database Can J Ophthalmol 45(3):215-217 18. Mintz-Hittner HA, Kuffel RR (2008) Retina 28:831-838 19. Palmer EA, Hardy RJ, Dobson V, Phelps DL, Quinn GE, Summers CG, Krom CP, Tung B (2005) 15-year outcomes following threshold retinopathy of prematurity: final results from the multicenter trial of cryotherapy for retinopathy of prematurity Arch Ophthalmol 123(3):311-318 20. Quiroz-Mercado H, Martinez-Castellanos MA, Hernandez-Rojas ML, Salazar-Tera N, Chan RVP (2008) Antiangiogenic therapy with intravitreal bevacizumab for retinopathy of prematurity Retina 28:S19-S25 21. Raftery J, Clegg A, Jones J, Tan SC, Lotery A (2007) Ranibizumab (Lucentis) versus bevacizumab (Avastin): modeling cost effectiveness Br J Ophthalmol 91:1244-1246 22. Ranchod TM, Capone A Jr (2011) Tips and tricks in pediatric vitroretinal surgery Int Ophthalmol Clin 51(1):173-183 23. Riazi-Esfahani M, Karkhaneh R, Roohipour R, Movasat M (2007) Intravitreal bevacizumab (Avastin) added to conventional therapy for threshold ROP Iranian J Ophthalmol 19(4):34-38 24. Schalij-Delfos NE (1999) Preterm birth: eyes at risk?! Thesis Universiteit Utrecht, Drukkerij Elinkwijk BV, Utrecht 25. van Sorge AJ, Termote JUM, de Vries MJ, Boonstra FN, Stellingwerf C, Schalij-Delfos NE (2010) htpp://bjo.bmj.com/content/ early/2011/021/10/vjo.2010.192542.full.html 26. Terry TL (1942) Extreme prematurity and fibroplastic overgrowth of persistent vascular sheath behind each crystalline lens Am J Ophthalmol 25:203-204 27. Travassos A, Texeira S, Ferreira P, Regadas I, Travassos AS, Esperancinha FE, Prieto I, Pires G, van Velze R, Valido A, Machado C (2007) Intravitreal bevacizumab in aggressive posterior retinopathy of prematurity Ophthalmic Surg Lasers Imaging 38(3):233-237 Coenen en Veen, Bevacizumab: efficiënt en veilig bij de behandeling van ROP? 29 28. Wu WC, Yeh PT, Chen SN, Yang CM, Lai CC, Kuo HK (2011) Effects and complications of bevacizumab use in patients with retinopathy of prematurity: a multicenter study in Taiwan Ophthalmol 118:176-183

04-12-12 13:59


Bestuurscolumn

VISUS | 4/2012 | 9

Registreren Rob Rijnja, penningmeester OVN mogen gevoelige persoonsgegevens niet zomaar door elke zorgverlener ingezien worden. En terecht. Dat is zelfs vastgelegd in de privacywetgeving. Als paramedische zorg­ verlener heb ik met veel van deze gegevens niets te maken. Maar toch is de optometrist als zorgverlener ook verplicht om al zijn handelingen en optometrische diagnoses te regi­ streren. Uit deze registratie kan de optometrist een huisartsenverslag en/of een eventuele verwijsbrief destilleren. En achteraf moet de optometrist kunnen aantonen wat hij met een patiënt heeft gedaan. Dit alles bewaren we in een al dan niet elektronisch dossier. Sommige optometristen hangen daar een declaratie aan, die lokaal is afgesproken. Waarschijnlijk heeft ieder van ons dit voor zichzelf geregeld, of gebruikt men daarvoor speciaal ontworpen systemen. De manier van registreren doet er niet zoveel toe, als gegevens maar goed afgeschermd zijn voor onbevoegden en gemakkelijk terug te halen zijn uit de database.

Heeft u zich wel eens afgevraagd hoe vaak u per dag geregistreerd wordt? Een bestelling op internet, een bezoek aan het gemeentehuis, een telefoontje naar een helpdesk, een deelname aan een sportevenement, een bezoek aan de huisarts, het aanmelden voor een nieuwsbrief, het bezoeken van de OVN website en ga zo maar door. Maar zelfs bij het lopen door de winkelstraat wordt u anoniem geregistreerd, via camera’s of de BlueTooth van uw telefoon. Overal kunnen ze u vinden en volgen. Maar wat wordt er allemaal met die gegevens gedaan? Een paar weken geleden ben ik met Stichting Zienderogen naar Kaliningrad in Rusland gereisd. Volgens mij hebben ze daar de registratie uitgevonden! Het begon al bij de visumaanvraag, daarna bij de douane en zelfs toen we ons lokaal van de ene plaats naar de andere begaven, moesten we ons wéér registreren, inclusief de lichting van ons hele doopceel. Dit zijn allemaal registraties waar we bijna ongemerkt aan worden blootgesteld en waar we eigenlijk niet op zitten te wachten. Registratie zou u ook in verband kunnen brengen met het vastleggen van unieke gegevens. Denk aan het octrooienregister, waar unieke ideeën worden geregistreerd. Als u iets nieuws en goeds bedenkt, dan wilt u dat dit uniek blijft, geregistreerd op uw naam. Hier zijn dan zelfs rechten aan te ontlenen. In Nederland staat het elektronisch patiënten­ dossier nog steeds ter discussie. Volgens velen

OVN_Visus dec 2012 C.indd 9

Mijn ideaal hierin zou zijn dat er één systeem is waar alle optometristen hun registraties in kunnen doen. Dat we alle­ maal op dezelfde manier de gegevens vastleggen. Als er dan gegevens nodig zijn over optometrie voor weten­schappelijk onderzoek, zoals dat het geval was voor het onderzoek naar “De (filter-)rol van de optometrist in de Nederlandse oogzorg”, dan is data voorhanden en kunnen gegevens van verschillende optometristen of verschillende regio’s gemakkelijk met elkaar vergeleken worden. Bovendien is het dan ook heel gemakkelijk om declaraties op gelijke wijze te doen, als we ooit de zorgverzekering zo ver kunnen krijgen. Mocht dit beeld ook uw ideaal zijn, dan heb ik goed nieuws. De Commissie Beroepsbelangen (CBB) van de OVN is hier momen­teel mee bezig. Er wordt gewerkt aan een opto­ metrische diagnoselijst die over enige tijd, beheerd door Nictiz (semi-overheidsorganisatie voor ICT in de zorg), online beschikbaar zal komen. Het is de bedoeling dat deze diagnose­lijst door zo veel mogelijk softwareleveranciers uit de optiek/optometrie wordt geïntegreerd in hun software. Denkbaar is dat aan de diagnoses een soort DBC-systeem kan worden toegekend, waardoor het weer makkelijker wordt om inzicht te krijgen in wat een optometrist allemaal doet. Wellicht komt die vergoeding er dan ook wel. Dus hoe vervelend sommige vormen van registratie soms zijn of lijken, registratie biedt de optometrist ook kansen om het beroep vooruit te helpen en de optometrist als zorgverlener nog beter tot zijn recht te laten komen!

“De manier van registreren doet er niet zoveel toe, als gegevens maar goed afgeschermd zijn”

04-12-12 13:59


Zorg dat u erbij bent!

Schrijf vandaag nog in op www.ovncongres.nl! 27 en 28 januari in De ReeHorst te Ede

C O N G R E S 2013

www.ovncongres.nl OVN_Visus dec 2012 C.indd 10

04-12-12 13:59


VISUS | 4/2012 | 11

Het verband tussen de epitheeldikte en de maximaal te corrigeren sterkte bij orthokeratologie B. Al-Amiedy, BOptom, J.S. van der Heijden, BOptom

Samenvatting In dit artikel wordt beschreven wat de invloed is van de epitheeldikte op de maximaal te corrigeren sterkte door middel van orthokeratologie. Resultaten: Onderzoek wijst uit dat de centrale verdunning van de cornea bijna volledig in het epitheel plaatsvindt. Hierop heeft het stroma geen significante invloed. Om de veiligheid van de aanpassing te kunnen garanderen, mag het epitheel maximaal 30% dunner worden. Dit komt gemiddeld neer op een maximale epitheelverdunning van 16 µm.

Ban Al-Amiedy en Jeroen van der Heijden zijn in 2011 afgestudeerd als optometrist aan de Hogeschool Utrecht. In januari 2012 is hun afstudeerartikel, dat hierbij in verkorte vorm wordt gepubliceerd, genomineerd voor de OVN Afstudeerprijs 2011.

De dikte van het epitheel is in sterke mate van invloed op de maximaal te corrigeren sterkte. Om bij orthokeratologie een hogere sterkte te kunnen corrigeren wordt er ingeleverd op de optische zone. Een te kleine optische zone is erg storend voor de drager waarbij problemen op kunnen treden in verband met aberraties. Conclusie: Indien de optische zone toch groter gemaakt wordt, ontstaat er soms meer verdunning van het epitheel dan in diverse onderzoeken als veilig wordt beschouwd. In dat geval kan het functioneren van het epitheel negatief beïnvloed worden. Dit kan leiden tot vermindering van de weerstand tegen lichaamsvreemde organismen.

Orthokeratologie is de techniek om door middel van contactlenzen gecontroleerd de keratometriewaarden van de cornea te veranderen en hierdoor de refractiewaarden te corrigeren. Deze verandering wordt veroorzaakt door een contactlens met een specifieke geometrie op de cornea te plaatsen. De contactlens oefent lichte druk uit op de cornea. Er ontstaat een centrale verdunning, gecombineerd met een verdikking aan de rand van de optische zone. Hierdoor ontstaat een centrale afvlakking. Orthokeratologie is een techniek die al langere tijd bestaat. Pas in de jaren 90 kwam er meer interesse in orthokeratologie. Rond deze tijd werd de corneatopograaf betaalbaar voor contactlenspraktijken. Het aanpassen van orthokeratologie lenzen werd vergemakkelijkt omdat men geen passet meer hoefde te gebruiken en omdat met de corneatopograaf het effect van de aanpassing goed te zien is (Swarbrick, H.A., 2006).

“Om bij ortho­ keratologie een hogere sterkte te kunnen corri­ geren wordt er ingeleverd op de optische zone.”

Orthokeratologie heeft de laatste jaren veel positieve veranderingen doorgemaakt, waardoor de voorspelbaarheid enorm is verbeterd. Er zijn echter nog wel beperkingen, onder andere de refractieafwijking. In Europa wordt over het algemeen een grens aangehouden van minimaal -0.75 en maximaal -4.50 dpt. Het standaard ontwerp van de orthokeratologie lens werkt enkel voor myopie omdat het huidige ontwerp gebaseerd is op het centraal afvlakken van de cornea. Het doel van dit artikel is een verband leggen tussen de epitheeldikte en de maximaal te corrigeren sterkte. Met behulp van de gebruikte artikelen is een overzicht gemaakt van benodigde gegevens om de optische zone te kunnen berekenen. De optische zone heeft invloed op de kwaliteit van het zien en is gerelateerd aan de sterkte en de verdunning van de cornea. Om de berekening van de maximaal te behalen optische zone te kunnen maken is de Munnerlyn’s formule gebruikt. Deze geeft het verband aan tussen de verdunning van de cornea, de diameter van de optische zone en de gecorrigeerde refractie. De Munnerlyn’s formule is als volgt:

t = -S2 x

D 8(n-1)

>>

l OVN_Visus dec 2012 C.indd 11

04-12-12 13:59


Hierin staat ‘t’ voor de hoeveelheid te verdunnen epitheel in µm. ‘S’ staat voor de diameter van de optische zone in mm. ‘D’ staat voor de te corrigeren sterkte in dpt. ‘n’ is de brekingsindex van de cornea. In dit artikel is gebruik gemaakt van een brekingsindex van 1.377 (Mountford, 2004). Ook zijn artikelen opgezocht om te beoordelen welk effect de diameter van de optische zone heeft op de subjectieve bevindingen van de drager.

Resultaten Door de afvlakking van de cornea binnen de optische zone ontstaat er centraal een verdunning. Onderzoek wijst uit dat de corneaverdunning centraal vrijwel volledig epitheliaal is (Alharbi et al., 2003). De verdikking mid-perifeer is daarentegen bijna volledig stromaal. Voor een overzicht van de resultaten van de verschillende onderzoeken op dit gebied zie grafiek 1 en 2, waarbij grafiek 1 de centrale corneawaarden bevat en grafiek 2 de mid-perifere waarden.

Grafiek 1: Overzicht van onderzoeken m.b.t. de centrale verandering van de corneadikte, opgesplitst in cornea, stroma en epitheel. Alle gekozen waarden zijn ongeveer 30 dagen na inzetten van de lens.

Deze verdikking bedraagt 11.0 ± 8.6µm (p<0.05). Het epitheel vertoont daarentegen een verdunning van 0.3 ± 4.8 µm. Enkele jaren later wijst een onderzoek van Alhardi, A. en Swarbrick H.A. (2003) uit dat er een significante verdunning in de centrale cornea ontstaat van 16.0 ± 3.5 µm die vrijwel volledig door een epitheliale verdunning veroorzaakt wordt. Deze verdunning van het epitheel bedraagt -16.0 ± 2.5 µm (p=0.001). Daarnaast wordt in dit onderzoek een verdikking waargenomen die mid-perifeer (1,75 mm vanuit het centrum) is. Deze verdikking bedraagt 13.0 ± 5.0 µm, waarvan de verdikking in het epitheel 1.0 ± 3.0 µm bedraagt. Vier jaar later toonde het onderzoek van Hage, E.S. et al.(2007) tegenstrijdige resultaten ten opzichte van de voorgaande twee onderzoeken. In dit onderzoek werd centraal een corneaverdikking van 10.0 µm waargenomen. De verdikking van het epitheel bedraagt in deze 2.0 µm. De cornea heeft in de mid-periferie (2 mm van de apex) een verdikking van 2.0 µm. In de midperiferie is geen verdikking van het epitheel gevonden. Twee jaar terug maakte Reinstein, D. et al. (2009) een case rapport over de cornea veranderingen bij orthokeratologie. In dit onderzoek wordt een centrale epitheelverdunning waargenomen van 16.0 ± 2.0 µm, het stroma verdunt op deze plaats 10 µm. In de mid-periferie is een verdikking van de cornea gevonden. De verdikking van het epitheel bedraagt 11.0 + 5.0 µm, tevens verdikt het stroma op deze plaats met 4.0 µm. Zie figuur 2 voor een impressie van de cornea veranderingen. Hierin is duidelijk te zien dat het epitheel centraal significant dunner is ten opzichte van de mid-perifere epitheellaag.

Grafiek 2: Overzicht van onderzoeken m.b.t. de mid-perifere verandering van de corneadikte, opgesplitst in cornea, stroma en epitheel. Alle gekozen waarden zijn ongeveer 30 dagen na inzetten van de lens. Uit het onderzoek van Swarbrick et al. (1998) blijkt dat de verdunning in de centrale cornea 3.4 ± 5.4 µm (p=0.086) bedraagt. In het centrale epitheel treedt een verdunning op van 7.1 ± 7.1 µm (p<0.05). Dit betekent dat er elders in de cornea een verdikking moet ontstaan. Deze verdikking vindt plaats in het stroma. In het onderzoek wordt tevens aangetoond dat er midperifeer (2,25 mm vanuit het centrum) een verdikking in de cornea ontstaat.

OVN_Visus dec 2012 C.indd 12

Figuur 2: Centrale verdunning van het epitheel bij orthokeratologie t.o.v. de midperiferie (Choo, J. et al., 2008).

04-12-12 13:59


VISUS | 4/2012 | 13

De verdunning van het epitheel is echter niet onbeperkt. Met name omdat het epitheel van groot belang is voor de bescherming van het oog tegen bacteriën, virussen en andere organismen. Volgens Swarbrick (1998) geeft een epitheelverdunning vanaf 30% een hoger risico op infecties van de cornea (in: Mountford, 2004). In 2008 deed Reinstein et al. onderzoek naar de gemiddelde epitheeldikte. In dit onderzoek is bij 110 gezonde ogen op verschillende punten de epitheeldikte gemeten. Volgens dit onderzoek is de gemiddelde centrale epitheeldikte van de cornea 53.4 + 4.6 μm (n=56). Zie figuur 3 voor een overzicht van de gevonden epitheeldikten. Superior is dit 53.1 ± 4.7 μm, nasaal is dat 55.0 ± 4.6 μm, inferior is er een epitheeldikte gemeten van 58.8 ± 4.9 μm en temporaal 53.8 ± 5.0 μm. Ter vergelijking: een normale corneadikte is centraal tussen de 490 en 560 μm dik (Kanski, 2003). Het epitheel is dus ongeveer 10% van de totale corneadikte. Door 30% van de waarde van de gemiddelde centrale cornea epitheeldikte te nemen, kan er een gemiddelde maximale epitheelverdunning berekend worden. Deze gemiddelde maximale epitheelverdunning komt dan uit op 16 μm.

Tabel 1: Overzicht van de maximaal te behalen optische zone bij een maximale epitheelverdunning van 16 µm, volgens de Munnerlyn’s formule.

Grafiek 3: Grafische weergave van de maximale optische zone (mm) bij een epitheelverdunning van 16 µm bij verschillende sterkten in dioptrieën, volgens de Munnerlyn’s formule. Wat de invloed van de optische zone is op de kwaliteit van het zicht, werd onderzocht door Lu, F. et al. (2007). Hieruit bleek dat er een duidelijk verband is tussen de diameter van de optische zone en de subjectieve ervaringen, sterkte en aberratie metingen. Gedurende de dag wordt de optische zone kleiner bij orthokeratologie, met als gevolg dat de boven genoemde factoren verslechteren. (p=0.001)

Conclusie

Figuur 3: Een overzicht van de gemiddelde dikten van het epitheel, op verschillende meetpunten. (Reinstein, D.Z., 2008) (N=56). De Munnerlyn’s formule, welke oorspronkelijk bedacht is voor LASIK, geeft ook bij orthokeratologie het verband aan tussen de diameter van de optische zone (OZ) en de hoeveelheid epitheelverdunning aan de hand van de te corrigeren sterkte. In tabel 1 staat een overzicht van de maximaal te behalen OZ, door de Munnerlyn´s formule te combineren met de maximale epitheelverdunning van 16 μm bij verschillende te corrigeren sterkten. Bij een te corrigeren sterkte van -1,00 dpt is een theoretische maximale optische zone van 6,95 mm mogelijk, terwijl er bij een sterkte van -4,50 dpt nog maar een optische zone van 3,27 mm mogelijk is. In grafiek 3 staan deze waarden grafisch weergegeven.

OVN_Visus dec 2012 C.indd 13

Uit de resultaten blijkt dat er centraal een verdunning ontstaat van de cornea. De centrale verandering wordt grotendeels veroorzaakt door een verdunning van het epitheel. Mid-perifeer, aan de rand van de OZ (2,25 mm + 0,5), ontstaat er een verdikking van de cornea. Deze corneaverdikking lijkt veroorzaakt te worden door een verdikking van het stroma. Wat daarnaast in de meeste artikelen werd geconcludeerd, was de onbekendheid over de veranderingen in de mid-periferie. Om meer duidelijkheid te geven over wat zich in de mid-periferie afspeelt moeten er nog nadere onderzoeken gedaan worden. Om de gezondheid van het oog te waarborgen is slechts een maximale epitheelverdunning van 30% (16 µm) mogelijk, wat in dit artikel als veiligheidsgrens wordt beschouwd. Door deze veiligheidsgrens te hanteren, wordt de kans op complicaties verminderd. Dit vanwege het feit dat het epitheel de belangrijkste barrière is tegen lichaamsvreemde organismen. Een epitheel dat significant meer dan 30% verdund is, kan weinig weerstand bieden tegen bijvoorbeeld bacteriën. Hierdoor wordt het oog vatbaarder voor infecties (in: Foster, 2005). Door op deze maximale verdunning van het epitheel, in combinatie met verschillende refractiewaarden, de >>

04-12-12 13:59


VISUS | 4/2012 | 14

Munnerlyn’s formule toe te passen, kan er berekend worden welke optische zone er overblijft na een correctie door middel van orthokeratologie. Deze geeft een omgekeerd exponentieel verband aan tussen de gecorrigeerde sterkte en de maximale optische zone, waardoor er bij hogere sterkten een kleinere optische zone mogelijk is. Dit betekent dat hoe hoger de te corrigeren sterkte is, hoe kleiner de optische zone is die je overhoudt. Een kleinere optische zone heeft een sterk verband met de subjectieve bevindingen, de visus en aberraties. Bij het kleiner worden van de optische zone nemen de subjectieve bevindingen en de visus af en nemen de aberraties toe. Tot nu toe is alleen de centrale corneaverdunning opgenomen in de berekening. Het is echter mogelijk om de optische zone groter te maken, doordat er mid-perifeer een verdikking ontstaat. Deze verdikking is zo’n 8-10 μm (NietoBona, A. et al., 2011). Door dit mee te nemen in de berekening kunnen hogere sterktes gecorrigeerd worden zonder teveel in te leveren op de optische zone. In grafiek 4 is de berekening opnieuw gedaan, ditmaal inclusief 9 μm verdikking in de mid-periferie.

leken. Al deze lenstypen zitten dicht bij elkaar en tevens op de eerder vastgestelde veiligheidsgrens. Wat opvalt is dat de onderzoeken van Hage, S.E., et al., (2007), Reinstein, D.Z., et al., (2009), Lui, W. en Edwards, M. (2000) ver buiten de in dit artikel gestelde veiligheidsgrens vallen. Hierdoor kan de veiligheid voor de proefpersonen dubieus genoemd worden.

Grafiek 5: Verschillende artikelen uitgezet tegen de gegevens uit grafiek 4. Vervolgens zijn de drop-outs in de eerder genoemde artikelen in kaart gebracht. Deze gegevens zijn te zien in tabel 2, geordend op jaartal, waardoor te zien is dat het jaartal niet van invloed is op het percentage drop-outs. Hierbij zijn de drop-outs onderverdeeld in drie verschillende categorieën. Ten eerste de contactlensgerelateerde drop-outs, zoals onacceptabele staining, contactlensintolerantie en subjectieve (visus) klachten. Ten tweede de categorie nietcontactlensgerelateerde drop-outs, zoals bij verhuizingen of andere persoonlijke redenen, waardoor verdere controles niet meer mogelijk waren. Als laatste is er een categorie onbekend, welke drop-outs bevat door onbekende oorzaken of onbeschreven oorzaken.

Grafiek 4: Grafische weergave van de maximale optische zone (mm) bij een epitheel verdunning van 16 µm, inclusief 9 µm verdikking in de mid-periferie, bij verschillende sterkten in dioptrieën, volgens de Munnerlyn’s formule. Vervolgens kunnen deze resultaten vergeleken worden met andere onderzoeken door de gemiddelde refractieverandering en optische zone in de grafiek uit te zetten. Bij ontbreken van de optische zone in de artikelen, is deze berekend volgens de eerder genoemde Munnerlyn’s formule. Hierdoor kan bekeken worden of de artikelen voldoen aan de vastgestelde veiligheidsgrens in dit artikel. In grafiek 5 zijn de gegevens van deze artikelen grafisch weergegeven. Hierbij vallen Owens, H. et al., (2004), Swarbrick, H.A., et al., (1998) en Alharbi, A. en Swarbrick, H.A., (2003) ruim binnen deze veiligheidsgrens. Bij het onderzoek van Tahhan, N., et al. (2003) zijn vier verschillende lenstypen met elkaar verge-

OVN_Visus dec 2012 C.indd 14

Tabel 2: Het aantal drop-outs van de artikelen, welke vergeleken zijn met de in dit artikel vastgestelde veiligheidsgrens. De drop-outs zijn onderverdeeld in drie categorieën: 1) Contactlensgerelateerd 2) Niet-contactlensgerelateerd 3) Drop-outs waarbij het niet bekend is waarom deze gestopt zijn.

04-12-12 13:59


VISUS | 4/2012 | 15

De gegevens van de contactlensgerelateerde drop-outs zijn in grafiek 6 toegevoegd. Uit deze herrekende gegevens blijkt duidelijk dat de artikelen, welke niet voldeden aan de in dit artikel gestelde veiligheidsgrens, significant meer drop-outs hebben. Het artikel van Reinstein et al. (2009) is een uitzondering hierop. Dit komt omdat dit een case report is, waardoor het percentage drop-outs op 0,00% uit komt.

Discussie Er zijn bij de meeste onderzoeken verdikkingen in de mid-periferie aangetoond, toch bleef de exacte reden hierachter nog onverklaard (Alharbi en Swarbrick, 2003). Daarnaast is er ook een artikel gebruikt welke ontkent dat er een mid-perifere verdikking ontstaat (Reinstein et al., 2009). Deze verdikking wordt in bijna alle artikelen niet-significant genoemd, en treedt pas op vanaf dag vier (Alharbi en Swarbrick, 2003). De meest aannemelijke oorzaak van de mid-perifere verdikking, welke genoemd is in verschillende artikelen, is het ontstaan van oedeem. Dit zou ook de variatie in de mate van de mid-perifere verdikking kunnen verklaren. Door verschillende contactlens­ gerelateerde en externe factoren kan de mate van oedeem variëren bij verschillende personen. Over wat er exact in het epitheel gebeurt, bestaat nog onenigheid. Volgens Holden (1989) wordt dit veroorzaakt door het verplaatsen van de epitheelcellen richting de mid-periferie (in: Swarbrick, 2006). Deze gedachte is echter achterhaald vanwege verschillende waarnemingen. Ten eerste lijkt, zoals eerder vermeld, het epitheel in de mid-periferie niet significant dikker te worden.( Swarbrick, 1998) (Hage, 2007) Daarnaast is, gezien de snelheid waarmee het epitheel verdunt, deze theorie te betwisten. De centrale verdunning van de cornea ontstaat de eerste tien dagen, maar uit zich al vanaf dag één. De mid-periferie verandert echter minder snel. Deze uit zich pas vanaf dag vier (Alharbi, 2003).

Grafiek 6: Het percentage contactlens­ gerelateerde drop-outs uit verschillende onderzoeken, uitgezet tegen de in dit artikel gestelde veiligheidsgrens.

“De meest aannemelijke oorzaak van de mid-perifere verdikking, is het ontstaan van oedeem. ”

OVN_Visus dec 2012 C.indd 15

Verschillende theorieën zijn op dit moment nog in omloop. Eén van deze theorieën is het dunner worden van de cellen, waardoor het gehele weefsel een verdunning vertoont. Ook is het mogelijk dat de hoeveelheid cellen centraal vermindert wat een zelfde effect op het weefsel heeft. In beide theorieën lijkt een kern van waarheid te zitten, zo blijkt uit Nieto-Bona et al. (2011). Hierin lijkt de oorzaak van de verdunning deels te ontstaan door vermindering van het aantal basaal-epitheelcellen. Daarnaast werd gevonden dat de meer anterior liggende epitheelcellen langer en breder leken te worden. Dit kan betekenen dat de dikte van deze cellen afgenomen is. Daarnaast zaten deze anterior gelegen cellen compacter op elkaar. Deze theorie is relatief nieuw waardoor er nog weinig ondersteunende artikelen zijn. Een aantal artikelen welke gebruikt zijn als bron, zijn onderzocht op een kleine populatie. Hierdoor is de betrouwbaarheid ten opzichte van de gemiddelde populatie te betwisten. De resultaten, gevonden uit onderzoeken op kleine populaties, kunnen hierdoor niet gegeneraliseerd worden. Dit gezien het feit dat orthokeratologie een techniek is welke over de gehele wereld toegepast wordt, waardoor er een grote verscheidenheid in deze populatie ontstaat. Hierdoor kunnen de resultaten mogelijkerwijs variëren, afhankelijk van de variatie in de etniciteit van de populatie. Meer onderzoek op het gebied van orthokeratologie blijft noodzakelijk. Er worden op dit moment veel onderzoeken verricht om orthokeratologie toepasbaar te maken voor hypermetropen, hoog myopen en presbyopen. Ook worden er een aantal onderzoeken gedaan naar de fysiologie achter de corneaveranderingen. De inzichten waar deze onderzoeken toe leiden kunnen wellicht de orthokeratologie nog verder verbeteren.

Referenties op aanvraag.

04-12-12 13:59


Advertentie

STABILISATIE EN KWALITEIT VAN ZIEN VAN ZACHTE TORISCHE LENZEN Ondanks de verbeterde lensontwerpen en materialen, blijken astigmatische contactlensdragers nog niet geheel tevreden te zijn over hun torische contactlenzen. Met dit in ogenschouw, heeft Bausch + Lomb een grootschalig marktonderzoek laten uitvoeren om zich ervan te verzekeren dat haar nieuwe torische lens PureVision®2 HD for Astigmatism voldoet aan de behoeften van de drager. Met name als het gaat om de kwaliteit van zien en stabilisatie van de lens. De resultaten zijn boven verwachting goed. De beoordelingen laten in deze studie zien dat meer dan 8 van de 10 dragers tevreden zijn over de kwaliteit van zien en stabilisatie van de PureVision®2 HD for Astigmatism. INTRODUCTIE Astigmaten vertegenwoordigen ongeveer 35% van de potentiële contactlensdragers 1,2. Ondanks dit gegeven blijkt maar slechts de helft van de contactlensspecialisten pro-actief te zijn in het adviseren van zachte torische contactlenzen bij hun ongecorrigeerde astigmatische cliënten 3. Echter, van degene waarbij wel zachte torische lenzen zijn aangepast, blijkt niet iedereen geheel tevreden te zijn over de prestaties van de lenzen. Sommige hebben last van wazig zicht, wisselend zicht en lichtschitteringen of halo’s bij slechte lichtomstandigheden 4. Deze klachten kunnen een weerspiegeling zijn van de vraag naar betere lensontwerpen en of beter aangepaste torische contactlenzen 5. DE STUDIE Gallileo Consulting Business, een onafhankelijk marktonderzoeksbureau gespecialiseerd in de medische sector, heeft in opdracht van Bausch + Lomb onderzoek gedaan in Frankrijk bij een grote groep contactlensdragers om de prestaties van de nieuwe torische lens PureVision®2 HD for Astigmatism te evalueren. Gedurende een drie maanden durende studie, werden 250 oogartsen gevraagd om hun patiënten PureVision®2 HD for Astigmatism aan te meten en vervolgens de ervaringen van de patiënten met de lens te evalueren. De verzamelde feedback had betrekking op de kwaliteit van zien, de snelheid van lensstabilisatie, comfort en algehele tevredenheid over de contactlens. Door de testresultaten te evalueren (wel of niet succesvol) en of er na beëindiging van de studie wel of geen voorschrift

voor PureVision®2 HD for Astigmatism werd meegegeven, kon de mate van tevredenheid door de oogarts worden vastgesteld. Gedurende de studie werd In totaal 2,097 dragers met PureVision®2 HD for Astigmatism lenzen aangepast. 51% (1,072 cliënten) waren bestaande contactlensdragers die met de studielens werden heraangepast en 49 % betrof nieuwe contactlensdragers (1,025 cliënten). Het eerder gedragen lenstype dat met PureVision®2 HD for Astigmatism werd heraangepast varieerde (zie tabel 1). FIGUUR 1: Beoordeling van algehele tevredenheid met PureVision®2 HD for Astigmatism door dragers en oogartsen. 100% 90% 80%

86%

70%

88% 82%

60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%

TABEL 1: Type lens dat voor de heraanpassing met PureVision®2 HD for Astigmatism werd gedragen.

Bausch + Lomb Ciba

Cooper

Johnson & Johnson Ophtalmic

Menicon Others

Merk Aantal dragers* 245 Soflens® Toric PureVision® Toric (Previous Version) 152 Air Optix for Astigmatism 127 Focus Toric 85 Dailies AllDay Comfort Toric 8 Biofinity Toric 121 Proclear Toric 88 Biomedics Toric 27 Acuvue Advance for Astigmatism 85 Acuvue Oasys for Astigmatism 32 1 Day Acuvue for Astigmatism 11 Ophtalmic Hydrofeel 36 Ophtalmic 55 Toric 17 Ophtalmic Rx Toric 13 Premio Toric 8 Menicon (rigid) 11 Private Label Lenses 3 Precilens 2 Sauflon 1

Nieuwe dragers % goed tot uitstekend

Heraanpassingen % iets beter of veel beter dan vorige lens

Oogartsen % goed tot uitstekend

DE RESULTATEN 86% van de nieuwe dragers beoordeelde de PureVision®2 HD for Astigmatism lenzen met goed tot uitstekend voor algehele tevredenheid en 82% van de heraangepaste dragers beoordeelde de PureVision®2 HD for Astigmatism lens iets beter of veel beter dan hun vorige gedragen lens. Eveneens werden de oogartsen gevraagd om de PureVision®2 HD for Astigmatism te beoordelen op algehele tevredenheid. 88% gaf een goed tot uitstekend (figuur1). Bij de vraag om de snelheid van stabilisatie, kwaliteit van zien en comfort te beoordelen, scoorde de PureVision®2 HD for Astigmatism lens bij de nieuwe dragers respectievelijk 93%, 90% en 87% met goed tot uitstekend. Bij de heraanpassingen een respectievelijke score van 91%, 91% en 82% iets beter of veel beter dan hun vorige lenzen. (Figuur 2) 89% score of hoger met goed tot uitstekend voor snelheid van stabilisatie en kwaliteit van zien met PureVision®2 HD for Astigmatism in vergelijking met het eerder gedragen lensmerk. (alleen eerder gedragen lensmerken met voldoende aantallen kwamen voor calculatie in aanmerking). (figuur 3)

*Totaal aantal heraanpassingen = 1072.

OVN_Visus dec 2012 C.indd 16

04-12-12 13:59


Advertentie

FIGUUR 2: 100% 90% 80%

93%

91%

90%

91%

87%

70%

82% Nieuwe dragers % goed tot uitstekend

60% 50%

Heraanpassingen % iets beter of veel beter dan huidige lens

40% 30% 20% 10% 0%

snelheid van stabilisatie

kwaliteit van zien

Comfort

FIGUUR 3: Percentages van heraanpassingen die tevredenheid met PureVision®2 HD for Astigmatism beoordeelden met goed tot uitstekend in vergelijking met hun eerder gedragen lenstype. Alleen eerder gedragen lensmerken met voldoende aantallen kwamen voor vergelijking in aanmerking (80 of meer contactlensdragers voor elk merk). Acuvue Advance for Astigmatism heraanpassing PureVision®2 HD for Astigmatism

89% 91% 91%

Biofinity Toric heraanpassing PureVision®2 HD for Astigmatism

90% 92%

Air Optix for Astigmatism heraanpassing PureVision®2 HD for Astigmatism

90% 93%

PureVision® Toric heraanpassing Purevion®2 HD for Astigmatism

Kwaliteit van zien

93%

Proclear Toric heraanpassing PureVision®2 HD for Astigmatism

96%

Focus Toric heraanpassing PureVision®2 HD for Astigmatism

96%

Snelheid van stabilisatie

97%

95% 89%

Soflens Toricheraanpassing PureVision®2 HD for Astigmatism

92% 0%

10%

20%

30%

CONCLUSIE Torische lensdragers vertegenwoordigen 1/3 van het aantal contactlensdragers 1, 2. Echter, gegeven de lagere successcores voor astigmatische lensdragers in vergelijking met sferische lensdragers 6, is het belangrijk om een lens te selecteren die tegemoet komt aan

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

de visuele behoeften van de drager. De beoordelingen van zowel contactlensdrager als oogarts in deze studie laten zien dat meer dan 8 van de 10 respondenten tevreden zijn over de algehele prestatie, stabiliteit en de kwaliteit van zien van PureVision®2 HD for Astigmatism.

1. Kurna, S.A., et al., Success rates in the correction of astigmatism with toric and spherical soft contact lens fittings. Clin Ophthalmol, 2010. 4: p. 959-966. 2. Young, G., A. Sulley, and C. Hunt, Prevalence of astigmatism in relation to soft contact lens fitting. Eye Contact Lens, 2011. 37(1): p. 20-5. 3. HicksonCurran, S. and L. Dias, Toric soft contact lenses where are we now? Optician, 2006. 6041(231): p. 14-6. 4. Consumer Toric Needs Study: US. Millward Brown., December 2010. 5. Barr, J.T., C.J. Mack, and M.J. Rah, Satisfying the Unmet Need of Astigmatic Correction. Optician, 2011(December). 6. Young, G., et al., A multi-centre study of lapsed contact lens wearers. Ophthalmic Physiol Opt, 2002. 22(6): p. 516-27. ®/™ geven handelsmerken aan van Bausch & Lomb Incorporated.

OVN_Visus dec 2012 C.indd 17

04-12-12 13:59


VISUS | 4/2012 | 18

Verslag van congres voor cataract- en refractiechirurgen Layla Bankras – van der Keijl, BOptom Tijdens het zomercongres van de European Society of Cataract & Refractive Surgeons (ESCRS) zijn vele sessies en (lunch)symposia gehouden. Daarnaast waren er ongeveer 280 stands van verschillende leveranciers op het gebied van medicatie, chirurgische instrumenten en de nieuwste apparatuur. In onderstaand verslag licht Layla Bankras – van der Keijl, die het congres in Milaan van 8 t/m 12 september jl. heeft bezocht, uit dit grote aanbod vier onderwerpen die zij interessant en vernieuwend vond en vat deze samen. Layla Bankras - van der Keijl is in 1996 begonnen in de optiek als leerling-opticien, daarna heeft ze de opleiding tot opticien gevolgd in Amersfoort. In 2007 heeft ze de deeltijd HBO optometrie afgerond. Gedurende haar opleiding heeft ze bij verschillende optiekwinkels en ooglasercentra gewerkt. Tijdens haar studie ontwikkelde ze een sterke affiniteit met de oogheelkundige kant van het vak. Na haar afstuderen heeft Layla de optiek en de klinische optometrie gecombineerd in een baan bij Groenhof Optiek en het Amstelland Ziekenhuis Amstelveen. Nu heeft ze gekozen voor de oogheelkundige kant en sinds 2010 is ze fulltime werkzaam bij Oogcentrum Noord Holland in Heerhugowaard.

Wij kijken uit naar een ervaren, modieuze, representatieve en commercieel ingestelde

Contactlensspecialist of Optometrist liefst full-time, part-time bespreekbaar

Functie-inhoud: alle voorkomende werkzaamheden in de optiek-, contactlenzen-, optometrie- en eyescanpraktijk. Voorkeur gaat uit naar iemand die belangstelling heeft voor bedrijfsleiding. Stuur uw reactie naar Hans van Dam via info@vandambrillen.nl

Mydriasert Mydriasert is een nieuw middel van Théa Pharma, dat nog niet op de Nederlandse markt beschikbaar is, maar in de nabije toekomst waarschijnlijk wel. Het is een combinatie van Tropicamide 0.28mg & Fenylefrine Hydrochloride 5,4mg in een kleine tablet, die preoperatief in de conjunctivaalzak wordt geplaatst om mydriasis te verkrijgen. De conclusie van het onderzoek van Caruba et al. is dat met Mydriasert een preoperatieve mydriasis te verkrijgen is die niet onder doet voor de mydriasis verkregen met druppels. Daarnaast is het volgens Caruba et al. efficiënter, omdat er minder handelingen nodig zijn. Het onderzoek is gedaan met 51 proefpersonen die gerandomiseerd verdeeld zijn over twee groepen. De onderzoeksgroep (n=25) kreeg: Atropine 1%, Diclofenac 0.1% en Mydriasert. De controle groep (n=26) kreeg: Atropine 1%, Diclofenac 0.1%, Tropicamide 0.5% en Fenylefrine 10%. Bij 92% van de proefpersonen uit de onderzoeksgroep werd een mydriasis bereikt van minimaal 6 mm, ten opzichte van 77% van de proefpersonen in de controlegroep. Vier proefpersonen verloren de tablet tijdens de studie (16%). Daarnaast had 16% van de proefpersonen van de onderzoeksgroep last van prikkende ogen, ten opzichte van 23% in de controlegroep.

Bromfenac De ontwikkeling van nieuwe technieken en instrumenten heeft geleid tot grote verbeteringen in cataractoperaties in de afgelopen jaren. Daarbij komt dat de verwachtingen van patiënten over de visuele uitkomsten hoger zijn dan ooit. Het is belangrijk om complicaties na een cataractoperatie, zoals retinale verdikkingen en cystoïd macula oedeem, onder controle te houden en zo de best mogelijke postoperatieve resultaten te verkrijgen. Dr. Donnenfeld sprak over de rol van NSAID’s bij preventie en behandeling van cystoïd macula oedeem. Anti-inflammatoire oogdruppels zijn hulpmiddelen tegen het optreden van oculaire ontstekingen en andere lange termijn complicaties, met inbegrip van netvliesverdikking en cystoïd macula oedeem na een cataract operatie. Klinische bewijzen (Donnefeld et al., Yavas et al., Wittpenn et al., Heier et al., Endo et al.) demonstreren de effectiviteit en veiligheid van NSAID’s ter voorkoming van en behandeling bij deze complicaties. Dit is met name het geval wanneer de NSAID’s gecombineerd worden met corticosteroïden. De anti-inflammatoire werking van

Brugstraat 7, Bodegraven, tel: 0172 - 612747, www.vandambrillen.nl

OVN_Visus dec 2012 C.indd 18

04-12-12 13:59


VISUS | 4/2012 | 19

Bromfenac (Xibrom) ontstaat door het vermogen om prostaglandinesynthese te remmen door cyclo-oxygenase 1 en 2 te blokkeren.

Correctie presbyopie: de Kamra inlay De Kamra inlay is een implantaat ontworpen om de gevolgen van presbyopie te ondervangen en het zicht op alle afstanden te optimaliseren. Het is een ondoorschijnend cirkelvormig schijfje met een kleine opening (1,6 mm) in het midden. Daarnaast heeft de inlay 8400 uiterst precieze lasergestuurde micro-openingen in het oppervlak, om de gezondheid van het hoornvlies te waarborgen. Deze micro-openingen maken de doorstroom van voeding door het implantaat mogelijk om zo corneale melting te voorkomen. Het implanteren van de Kamra inlay gaat vaak gepaard met een LASIK behandeling. De gehele procedure duurt ongeveer 10-15 minuten voor beide ogen. Eerst wordt er een cornea flap en pocket met de Femtosecond laser gecreëerd. De cornea flap wordt gelift en de LASIK correctie wordt uitgevoerd met de excimer laser om de vertesterkte te corrigeren. Daarna wordt de Kamra inlay geplaatst in de pocket en de cornea flap wordt teruggevouwen. De werking van de Kamra inlay berust op een verbeterde scherptediepte. De kleine opening in het midden zorgt ervoor dat niet gefocust licht wordt geblokkeerd en enkel gefocust licht de retina bereikt. Deze technologie is een alternatief voor corrigerende opties waarbij gebruik wordt gemaakt van een multifocale lens.

Figuur 1: Kamra corneal inlay, bron: presentatie van Minoru Tomita. Tijdens het congres is een aantal onderzoeken besproken waarbij is aangetoond dat een bilaterale LASIK met gelijktijdige implantatie van een cornea inlay in het niet-dominante oog een effectieve methode is voor de behandeling van presbyopie in combinatie met emmetropie, hypermetropie of myopie. Hieronder zijn de onderzoeken verder toegelicht. Aangezien de onderzoeken zijn gefinancierd door Acufocus, het bedrijf dat de Kamra inlay produceert, is het echter de vraag hoe betrouwbaar de resultaten zijn. Het onderzoek van Yilmaz et al. gaat over de lange termijn resultaten van de Kamra inlay bij phake presbyope ogen. Na vier jaar follow-up hebben alle proefpersonen (N=22) een

OVN_Visus dec 2012 C.indd 19

nabij visus die minimaal 2 lijnen beter is dan voor de behandeling. Geen van de proefpersonen had een significant verlies van het vertezicht. Er waren geen ernstige corneale complicaties opgetreden. Conclusie van dit onderzoek is dat de inlay effectief en veilig is. Tomita et al. hebben onderzoek gedaan naar de veiligheid en effectiviteit van gelijktijdig een LASIK voor de ametropie, en het implanteren van een Kamra corneal inlay voor de presbyopie. Voor het onderzoek werden 360 ogen van 180 proefpersonen geïncludeerd met een gemiddelde leeftijd van 52,4 jaar (range 41 tot 65 jaar). 64 proefpersonen waren beschikbaar voor 6 maanden postoperatief onderzoek. De gemiddelde logMAR ongecorrigeerde nabij visus in het oog met de cornea inlay verbeterde 7 lijnen bij hypermetrope ogen, 6 lijnen in emmetrope ogen en 2 lijnen in myope ogen. De gemiddelde logMAR ongecorrigeerde visus veraf verbeterde respectievelijk 3 lijnen, 1 lijn en 10 lijnen. De conclusie van het onderzoek van Seyeddain et al., met drie jaar follow-up, is dat de Kamra inlay veilig en efficiënt is om presbyopie te ondervangen. Er is een significante winst in visus voor nabij en de tussenafstand. Daar tegenover staat dat 28,3% van de proefpersonen 1 regel achteruit ging in maximaal gecorrigeerd vertezicht.

Cataractoperaties en macula degeneratie Tijdens het symposium van ESCRS en EURORETINA ‘Cataract surgery and macular disease’ werd met name gesproken over de risico’s van het krijgen van natte macula degeneratie na een cataractoperatie bij patiënten met reeds bestaande droge macula degeneratie. Dr. Wolf vertelde het volgende: “Als cataractchirurg ben ik vaak geconfronteerd met patiënten die tien jaar geleden te horen kregen dat ze nooit aan cataract geopereerd mogen worden. Hieruit voortvloeiend is een van de meest voorkomende vragen op de website AMD.org of cataractchirurgie veilig is voor mensen met macula degeneratie. Patiënten maken zich zorgen dat de operatie hun macula degeneratie zou kunnen verergeren.” Samenvattend kwam uit zijn presentatie naar voren dat recente studies van onder andere Chew et al. en Forooghian et al. concluderen dat er geen relevant verband bestaat tussen cataractchirurgie en progressie van macula degeneratie. In het onderzoek van Forooghian et al. waren de resultaten na de cataractoperatie als volgt: ogen zonder AMD verbeterden 8,4 letters in gezichtsscherpte (P <0,0001), ogen met milde AMD verbeterden 6,1 letters (P <0,0001), ogen met een matige AMD verbeterden 3,9 letters (P <0,0001), en ogen met vergevorderde AMD verbeterden 1,9 letters (P = 0,04). De statistisch significante winst in gezichtsscherpte na een cataractoperatie bleef gemiddeld tot 1,4 jaar na de cataractchirurgie gehandhaafd. Naast bovenstaande onderwerpen waren er op het congres nog vele interessante lezingen en sessies. Het was wat mij betreft nuttig en inspirerend en ik kan andere optometristen dan ook van harte aanbevelen dit congres in de toekomst te bezoeken. Volgend jaar misschien, dan vindt het wel heel dichtbij plaats, namelijk in Amsterdam van 5 t/m 9 oktober.

Referenties op aanvraag

04-12-12 13:59


VISUS | 4/2012 | 20

Van HEt nEt gEplUkt Michaella Sas-Meertens, BOptom zeer prettig bruikbare App. Met short cuts naar de verschillende disciplines en erg overzichtelijk. Jammer wel dat de App alleen het laatste nummer weergeeft. Maar via een link kom je zo op de website waar vorige nummers beschikbaar zijn.

We leven in een digitaal tijdperk, daarom proberen we in deze rubriek een selectie te maken van websites die opvallend en interessant zijn en uiteraard met ons vak te maken hebben. Wanneer u iets spot op het internet dat de moeite waard is om te delen met uw collega’s, laat het ons dan weten! What´s App Doc? Een term die door de populariteit van WhatsApp de laatste tijd heel toepasselijk is in onze digitale wereld. Waar ik vroeger een middag in de universiteitsbibliotheek op mijn knieën bij de boekenkast met tijdschriften zat om enige informatie te vinden, hebben we met de huidige App’s alles binnen handbereik. Om een beeld te krijgen wat er hierbij op optometrisch/oogheelkundig gebied te doen is, ben ik op zoek gegaan naar App’s die toepasbaar zijn in ons vak. Zowel voor de optometrist als voor klanten of patiënten. In de App store komen 956 App’s voor met de zoekterm oogheelkunde/Ophthalmology. Veel spelletjes, make-up voor je ogen, kleuren zien, maar ook 3 D games en vele, vele vage App’s. Zoekend op Eye komen er echter 215 resultaten vol met zeer interessante exemplaren die ofwel verwijzen naar een site, ofwel hele boeken bevatten. Van gratis via e0,79 tot wel e80,00. Zoals Optometry and Vision Science, een pracht van een app. Wel te verwachten van deze Amerikaanse gigant. Met full text beschikbare artikelen een

OVN_Visus dec 2012 C.indd 20

Anders is die van het American Journal of Ophthalmology, daarmee kom je direct in een menu waarmee je kunt zoeken op datum. Helaas wordt pas gestart met het downloaden van een issue wanneer je het opent, dus voordat je bij het werkelijke lezen bent gaan er wel –kostbareminuten voorbij. Een zeer verrassende App vond ik de CEO journal uit Australië en NieuwZeeland. Daar krijg je in luttele seconden een overzicht van de geplaatste artikelen. Full text indien gewenst en per jaargang gegroepeerd. Vanaf de andere kant van de wereld zo op je scherm. Recente artikelen kunnen geopend worden in PDF en bewaard om later te lezen. Eerdere artikelen kun je openen in de online bibliotheek van Wiley Online Library. Ook via de site www.whatshotoptometry.org kom je uiteindelijk op deze site. Je vindt er nieuwe of trending topics op optometrisch gebied. Snel, gemakkelijk en up to date. Zeer werkzaam en ook grappig vind ik de Save My Eyes App. Een eenvoudig programma om tijdens beeldschermwerk, af en toe een opgelegde pauze te nemen. Niet echt een hoogstaande app maar in het kader van computergerelateerde oogklachten een echte aanrader voor uw klanten/patiënten. In de E-learning een mooi opgezette App van IMTouchonline. com. Ook hier is betaling gewenst,

maar dan krijg je wel waar voor je geld. Geen goedkope, ($29,95 per maand) maar wel een prachtig ondersteunende tool. Middels foto en filmmateriaal, welke bewerkt en ingesproken kan worden met je eigen stem en informatie, is deze App zeer goed inzetbaar voor klanten/patiënten educatie. Een veelbelovende is de Eye Handbook. Op de site staan mooie beoordelingen vanuit de hele wereld. Ook deze App is niet gratis. Begrijpelijk als je ziet wat er zoal opstaat: 220.000 downloads sinds het begin in 2009 claimen de makers. Ook de Retina Atlas (e27,99) en de Nieuwe Kanski (e74,99) zien er zeer betrouwbaar uit. Deze laatste is met meer dan 1200 klinische afbeeldingen in de versie van het vertrouwde boek nu overal te gebruiken. De papieren versie kost e�169,15 dus er is niet alleen verschil in gewicht. Toch zit er soms een addertje onder het gras. Onder het kader gratis blijkt vaker dat wanneer je de volledige App wilt je toch zult moeten betalen. Het blijft soms lastig inschatten hoe hoog de kwaliteit is. Zeker als het gaat om onbekende makers. En juist een leuk handboek kan tegenvallen als je na betaling tot de conclusie komt dat de informatie niet verder gaat dan de basis. Toch zal E-learning een enorme sprong gaan maken de komende jaren. Inmiddels is live een lezing of cursus volgen via het web al lang niet meer een uitzondering. Het is een zeer effectieve manier om op een efficiënte en goedkope wijze een grote groep mensen te bereiken. Maar of er in Nederland ook online persoonlijk optometrisch en oogheelkundige consulten gegeven gaan worden? De toekomst zal het ons leren.

04-12-12 14:00


VISUS | 4/2012 | 21

Hygiënisch omgaan met contactlensaccessoires Dieuwke van Ooik, BOptom

Dieuwke van Ooik is in 2002 afgestudeerd als optometrist aan de Hogeschool Utrecht. Sinds zes jaar is zij werkzaam als optometrist bij Visser Contactlenzen en sinds september 2012 volgt zij naast dit werk de master­ opleiding Evidence Based Practice aan de Universiteit van Amsterdam. Ook is ze een aantal jaren praktijkbegeleider geweest bij het contactlensonderwijs van de optometrie opleiding in Utrecht.

Ondanks dat de huidige contactlenzen steeds beter worden, komen er jaarlijks nog veel contactlensdragers op een oogpoli met een bacteriële ooginfectie. De exacte data in Nederland zijn helaas niet bekend. Maar uit data van bijvoorbeeld de Verenigde Staten blijkt dat 2,2% van de daily wear contactlensdragers zich presenteren met cornea infiltraten3. Een van de redenen waarom dit zou kunnen zijn, is dat er soms wat gemakkelijk wordt omgesprongen met de contactlenzen en aanverwante artikelen, waarbij de hygiëne te wensen over laat. Uit onderzoek van Stapleton et al 11 blijkt bijvoorbeeld dat er een associatie is tussen het krijgen van een milde tot ernstige keratitis bij het niet regelmatig vervangen van de houder en niet goed schoonhouden van de houder. Voor dit artikel is gekeken naar wat er in Nederland door optometristen wordt verteld aan de consument en wat er in de literatuur voor advies wordt gegeven. Zijn we in Nederland op de goede weg of zullen we wat moeten veranderen aan onze adviezen?

Methode Om te achterhalen wat er in Nederland wordt geadviseerd door optometristen is er in april en mei 2011 in de nieuwsbrief van de Optometristen Vereniging Nederland een link geplaatst naar een enquête over contactlenshygiëne. Deze nieuwsbrief is verstuurd naar in totaal 947 leden en aspirant-leden. De enquête bestond uit 11 vragen over de adviezen die de optometrist geeft met betrekking tot het schoonhouden en vervangen van de contactlenshouder en aanverwante artikelen. Tevens is er in de literatuur gezocht naar onderzoeken die antwoord kunnen geven op de gestelde vragen.

Resultaten Respons Totaal is de enquête 47 keer ingevuld, dit is een respons van 5%. Vraag 1. Hoeveel contactlenscontroles doet u gemiddeld per week? 19,1% (9) minder dan 10 17 % (8) tussen de 10 en 20 63,8 % (30) meer dan 20 De contactlenshouder Vraag 2 en 3: Waarmee adviseert u de contactlenshouder af te spoelen na inzetten van de contactlenzen? Voor zachte lenzen (2) en vormstabiele lenzen (3). Het merendeel adviseert om de houder af te spoelen met water. Zowel bij zachte (58,7%) als vormstabiele (68,1%) lenzen (zie figuur1). Vraag 4: Hoe laat u de consument de houder drogen na het afspoelen? Hierbij wordt verschillend advies gegeven: 25,5 % laat afdrogen met een tissue, 34% laat aan de lucht drogen met de open houder naar boven en 40,4% aan de lucht drogen maar met geopende kant naar beneden, 8.5% geeft hier geen advies over (zie tabel 1). Er worden ook wel eens meerdere adviezen gegeven waardoor het percentage boven de 100% uitkomt.

Met een tissue Met een handdoek Met een theedoek

25,5% 2,1% 4,3%

Aan de lucht houder naar boven

34,0%

Aan de lucht houder naar beneden

40,4%

Aan de lucht, maakt niet uit welke kant

10,6%

Ik geef hier geen advies over

8,5%

Anders

0,0%

Tabel 1: Drogen van de contactlenshouder. Vraag 5: Adviseert u naast het uitspoelen van de houder ook nog een andere manier om de houder te reinigen? Hierbij liet 57,4% de houder niet verder reinigen, 42,6% wel en hen werd de volgende vraag gesteld: >>

Figuur 1: Afspoelen contactlenshouder.

OVN_Visus dec 2012 C.indd 21

04-12-12 14:00


VISUS | 4/2012 | 22

Vraag 6: Welke reinigingsmethode adviseert u voor het reinigen van de houder? Hierbij liet 40% de houder uitkoken, 25% adviseert de vaatwasser en 50% een andere methode (zie tabel 2).

ven en over het reinigen wordt door 41,3% geen advies gegeven. Vraag 10: Waarmee laat u de zuiger reinigen? Alles-in-1 vloeistof

22,6%

Uitkoken

40,0%

Water

63,0 %

Vaatwasser

25,0%

Reiniger voor

Anders

50,0%

vormstabiele lenzen

Tandenborstel (3x) Afwasmiddel (2x) Water en zeep(1x) Vaak vervangen (4x) Afhankelijk van product (1x)

Tabel 2: Reinigen van de houder. Vraag 7: Hoe vaak moeten uw klanten van u de houder vervangen? In Nederland wordt het meeste 3 tot 6 maanden geadviseerd (zie figuur 2).

Figuur 2: Vervangen van de contactlenshouder. Contactlenszuigers Vraag 8: Bij het gebruik van een contactlenszuiger, hoe vaak adviseert u deze te vervangen? Iedere 6 maanden

33,3%

Iedere 3 maanden

13,3%

Iedere 2 maanden

2,2%

Iedere maand Geen advies

4,4% 46,7%

Anders

2,3%

Tabel 3: Vervangen van een zuiger. Vraag 9: Laat u de zuiger na ieder gebruik reinigen? Ja 58,7% Nee 41,3%

Tabel 4: Reinigen van een zuiger. Over het vervangen van de zuiger wordt door 46,7% geen advies gege-

OVN_Visus dec 2012 C.indd 22

18.5 %

Anders 3.7%

Tabel 5: Reinigingsmiddel van de zuiger. Vraag 11: Geeft u nog andere adviezen die niet in deze enquête zijn opgenomen? Deze vraag werd 23 keer beantwoord. Waarbij 17 keer goed handen wassen werd genoemd, 1 keer niet zwemmen met lenzen en 2 keer ooglidhygiëne. De overige 3 antwoorden hadden geen betrekking op hygiëne.

lenshouder zit makkelijker hecht aan een vormstabiele lens dan aan een siliconen hydrogellens12. Daarentegen is de transmissie van de staphylococcus aureus 835 van de contactlens naar de cornea bij een siliconen hydrogellens makkelijker dan bij een vormstabiele lens12. In de literatuur varieert de hoeveelheid contaminatie van houders per onderzoek tussen de 30% en 80%. Daarom heeft een onderzoeksgroep uit Australië13 niet alleen gekeken naar de hoeveelheid bacteriën in een houder, maar ook naar de locatie van de contaminatie en tevens naar de leeftijd van de houder. Uit het onderzoek konden de volgende conclusies getrokken worden: • 58% van de houders was besmet. Bij de platte (meest gebruikte houders) is de contaminatie het hoogste aan de bovenrand van de houder, waarschijnlijk omdat de desinfecterende contactlensvloeistof daar niet bijkomt als deze wordt gevuld met vloeistof. • De houders ouder dan 9 maanden hadden een duidelijk hogere contaminatie dan de houders jonger dan 9 maanden.

Discussie De vraag of we in Nederland op de goede weg zitten met onze adviezen is moeilijk te beantwoorden omdat de respons op de enquête relatief laag was, maar wel binnen de normale response van 5-20%. Daarnaast is de enquête niet verstuurd naar de Uit onderzoek van Stapleton et al.11 contactlensspecialisten die verbonden in 2012 is gekeken naar de associatie zijn aan de Algemene Vereniging tussen de frequentie van vervanging van Contactlensspecialisten (ANVC). van de houder en milde tot ernstige De antwoorden zijn alleen maar van keratitis. De resultaten zijn weergeven toepassing op de kleine selecte groep in onderstaande tabel. optometristen die de enquête heeft ingevuld. Om een duidelijk beeld van de adviezen Frequency of case replacement associated to mild to severe keratitis in Nederland te krijgen, P value Odds ratio 95% CI zou deze enquête ook At least every 3 months 1.00 naar de leden van de (Referent) ANVC moeten worden At least every 6 months 0.685 1.47 0.23–9.48 verstuurd. Less than every 6 months 0.009 5.39 1.53–18.91 De resultaten uit de enquête geven aan dat Tabel 6: Frequency of case replacement respectievelijk 59% en 68% van de associated to mild to severe keratitis. zachte en vormstabiele contactlensBron: Stapleton F, Edwards K, Keay L, houders met water gereinigd worden. Naduvilath T, Dart JK, Brian G, Holden Waarbij de houder in 40,4% van de geB, Risk factors for moderate and severe vallen met de opening naar beneden microbial keratitis in daily wear congedroogd wordt aan de lucht. tact lens users, Ophthalmology 2012 De houder kan een bron van microAug;119(8):1516-21 organismes vormen. De meest voorkomende zijn staphylococcen, Bacillus Als we in deze tabel alleen kijken naar spp. en filamentaire schimmels13. Uit onderzoek blijkt dat de staphylococde odds ratio, dan zou je hieruit kuncus aureus 835 die in een contactnen opmaken dat zowel bij tenminste

04-12-12 14:00


VISUS | 4/2012 | 23

als bij minder dan 6 maanden vervangen van de houder er een verhoogd risico op milde tot ernstige keratitis is. Maar nemen we ook de statische 95% Confidence Interval in beschouwing, dan is alleen de associatie tussen een frequentie van minder dan iedere 6 maanden vervangen en milde tot ernstige keratitis significant. De Amerikaanse FDA (Food and Drug Administration) adviseert om de lenshouder iedere 3 tot 6 maanden te vervangen.6 Helaas is niet bekend hoe vaak de consument in Nederland de houder vervangt, maar in de Verenigde Staten geeft 48% van de contactlensdragers aan de houder een jaar of langer te gebruiken. 8 Bij het drogen van de houders is het belangrijk dat we kijken naar de osmolariteit van de vloeistof in de houder. De gemiddelde osmolariteit (concentratie van opgeloste deeltjes) van de traanfilm is 300 mOsm/Kg H2O to 310 mOsm/Kg H2O7,9. De gemiddelde osmolariteit van een contactlensvloeistof in de fles is, bij de meest gebruikte allesin-1 vloeistoffen voor zachte lenzen, lager of gelijk aan de traanfilm. Een te hoge osmolariteit kan de lensparameters veranderen, het comfort van het dragen of bij het inzetten van de lens verminderen, conjunctivale veranderingen bij droge ogen veroor­ zaken en zorgt voor verhoogde afgifte van ontstekings­mediatoren10. In het onderzoek van Abengózar-Vela1 et al is de osmola­ riteit van de vloeistof vergeleken tussen de eerste keer vullen van een schone houder en na 30 dagen gebruik van deze houder. Dit onderzoek werd uitgevoerd met houders zonder contactlenzen er in, deze werden dagelijks geleegd en daarna op 3 manieren weggezet: 1. Drogen aan de lucht 2. Niet gedroogd, dus gelijk de dop er weer op 3. Drooggemaakt met een vezelvrije tissue Uit figuur 3 blijkt dat de osmolariteit het minste stijgt bij het droogmaken met een vezelvrije tissue en dat dit dus de aan te raden methode is.

Voor vormstabiele lenzen kunnen we kijken naar een studie die is gedaan door Cho et al. bij ortho-K dragers4. Hierbij werd geen significant verschil gevonden tussen afspoelen met water en aan de lucht laten drogen of uitspoelen met alles-in-1 vloeistof en gelijk weer vullen tot aan de rand (en nogmaals vullen bij het opbergen). Wat betreft de contactlenszuiger blijkt uit onderzoek van Cho et al. in 20094 dat de zuiger een van de meest verontreinigde accessoires is bij ortho-K dragers. Bij de start van dit onderzoek werden alle producten die op dat moment werden gebruikt ingenomen en gekweekt. Hieruit bleek dat 54% van de zuigers sporen van pathogene micro-organismen bevatten t.o.v. bijvoorbeeld 29% van de houders. De deelnemers ontvingen bij dit bezoek nieuwe zuigers en moesten deze na een maand weer inleveren. Bij het bezoek na een maand bleek dat nog steeds 30% van deze zuigers waren verontreinigd, ondanks dat ze pas een maand oud waren. Een aantal van deze deelnemers kreeg te horen dat hun zuiger verontreinigd was en bij het volgende bezoek, een maand later, bleek dat 60% van hen nu wel een schone zuiger had. Van degenen met de verontreinigde zuigers gaf meer dan de helft aan dat ze nooit de zuigers schoonmaakten en degenen die dat wel deden maakten echter nooit de cilindrische houder schoon. In de literatuur worden wel adviezen gegeven voor het reinigen van de zuiger, maar er is geen onderzoek gedaan naar wat de beste methode zou zijn. Kunnen we ze het beste uitkoken, schoonmaken met de reinigingsvloeistof of is afspoelen met heet water voldoende? Wellicht een basis voor een nieuw onderzoek. Aanbevelingen Kijkend naar de onderzoeken is het dus heel belangrijk dat de houder bij zachte lensdragers niet alleen wordt leeggegooid na het inzetten van de lenzen, maar dat deze ook grondig wordt uitgespoeld waarbij ook aandacht besteed moet worden aan de rand. Kijken we naar de osmolariteit dan stijgt deze het minste als de houder nadien wordt droog gemaakt met een vezelvrije tissue. Ook regelmatig vervangen is van belang. Naar houders bij vormstabiele lenzen is helaas iets minder onderzoek gedaan, maar uit de bovenstaande studie blijkt wel dat er geen verschil is tussen aan de lucht drogen of bewaren met verse vloeistof. Aangezien aan de lucht drogen minder bewerkelijk is zal daar waarschijnlijk de voorkeur naar uit gaan. Over vervangen en reinigen van de zuiger wordt door de Nederlandse optometrist helaas weinig informatie gegeven aan de contactlensdrager. Ruim 40% (41,3%) geeft geen advies hierover en meer dan 45% (46,7%) geeft geen advies over vervangen (tabel 3 en 4). Hier ligt dus nog een mogelijkheid tot verbetering. Conclusie Welke adviezen kunnen we volgens de literatuur het beste geven? Houder: • Zachte lenzen: uitspoelen met vloeistof en nadrogen met een tissue • Vormstabiele lenzen: uitspoelen met water en nadrogen met een tissue • Iedere 3-6 maanden vervangen Zuiger: • Iedere dag reinigen • Niet nat opbergen in de cilindrische houder • Er is nog onderzoek nodig om de vervangingsfrequentie te onderzoeken.

Referenties op aanvraag

Figuur 3: Gemiddelde osmolariteit bij verschillende droogmethodes. Bron: Abengózar-Vela, et al. Contact Lens Case Cleaning Procedures Affect Storage Solution pH and Osmolality. Optometry and Vision Science Issue: Volume 88(12), December 2011,1414-1421

OVN_Visus dec 2012 C.indd 23

04-12-12 14:00


VISUS | 4/2012 | 24

First time right, always.

bezoek ons: s

OVN congres stand 19

Dit is Cassini.

Deze eerste Color LED Topographer ter wereld breekt alle records als het gaat om precisie en accuratesse. Bovendien een 100% Nederlandse innovatie van i-Optics en het VU medisch centrum. Voordelen? Het snel en makkelijk aanpassen van bijvoorbeeld premium contact lenzen. Een perfecte pasvorm, Keratoconus diagnose, geschikt voor droge ogen. Zelfs een link met EasyFit of uw eigen optieksysteem. Maar luister niet naar ons. Vraag het onze klanten, of kom het zelf bekijken op onze stand! Meer weten? Bel Obet Pattileamonia: +31 6 28240135 o.pattileamonia@i-optics.com www.i-optics.com

I-OPTICS_AD_CASSINI_VISUS_A4.indd 3 OVN_Visus dec 2012 C.indd 24

11/19/12 12:42 PM 04-12-12 14:00


:42 PM

VISUS | 4/2012 | 25

Beter kijken door spelen Rob J.Th. Gevers, BOptom

Rob Gevers is in 1996 afgestudeerd als optometrist aan de Hogeschool Utrecht. Hij werkt bij Oogbalans, praktijk voor optometrie en binoculair zien, en is gastdocent aan de HU op het gebied van binoculair zien. Rob Gevers is voorzitter geweest van de OVN en is op dit moment voorzitter van de vakgroep Binoculair Zien van de OVN.

Key words: Visual development, oculomotor control, visual skills, motor development and learning.

Referenties Liversedge, S.P., Cilchrist, I.D., Everling, S. (2011). The Oxford Handbook of Eye Movements. Oxford University Press, Oxford.

Naar aanleiding van de resultaten van eerder onderzoek (Driessen, 2008) naar de relatie tussen motorische ontwikkeling en leren is door Thea van Eijk-Looijmans van ‘Spelen Moet!’ de interventie ‘Beter Leren Door Spelen’ ontwikkeld. In de pilotfase van deze interventie is onder leiding van prof. dr. Anna Bosman van de Radboud Universiteit Nijmegen een studie verricht naar de effecten van doelgericht spelen en actief zijn in het dagelijks leven op de ontwikkeling van de motoriek, visuele vaardigheden en het zelfgenererend leervermogen van kinderen. In de huidige leefomgeving van (jonge) kinderen is er in toenemende mate sprake van bewegingsarmoede. Door het intensief gebruiken van moderne technologieën zoals game boys, computers, DVD en televisie ontvangen jonge kinderen steeds minder prikkels om in een natuur­ lijke, driedimensionale ruimte te bewegen en te spelen. De hypothese is dat wanneer kinderen onvoldoende spelen en zelf actief zijn, veel basisvaardigheden die voor het leren essentieel zijn onvoldoende worden ontwikkeld. In 2009 bleek slechts 21% van de jongens en 26% van de meisjes tussen de 4 en 17 jaar te voldoen aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (Tuil, 2009). Spelen en bewegen zijn naast het ontwikkelen van motorische en sensorische vaardigheden ook onlosmakelijk verbonden bij de ontwikkeling van het visuele systeem (Ruijssenaars, 2005). In de studie onder leiding van prof. dr. Bosman is dus niet alleen gekeken naar de motorische ontwikkeling en cognitieve vaardigheden van de kinderen, maar ook naar de ontwikkeling van motorische en sensorische visuele vaardigheden. Visuele vaardigheden zijn onder meer: oculaire motiliteit, vergentie en accommodatie. Samen zijn zij verantwoordelijk voor een efficiënte visuele waarneming. In dit artikel komen met name de optometrische onderzoeksmethoden en de uitslagen van de testen aan bod.

Maas, C.S.L. (2009). Pedagogische wetenschappen, beter leren door spelen, masterscriptie, Radboud Universiteit Nijmegen.

In januari 2010 zijn optometristen van de OVN vakgroep Binoculair Zien (BZ) benaderd om het visuele deel van de studie voor hun rekening te nemen. BZ optometristen houden zich intensief bezig met het onderzoek naar oogsamenwerking met de bijbehorende klachten of stoornissen. Dit kunnen o.a. asthenope klachten, lees- en leerstoornissen, concentratiestoornissen en lichamelijke balansklachten zijn. Aangezien kinderen met lees- en leerstoornissen een belangrijk deel van de cliënten van BZ optometristen vormen, waren de BZ optometristen onmiddellijk geïnteresseerd om aan het onderzoek deel te nemen. In de dagelijkse praktijk ervaren zij vaak de samenhang van motorische ontwikkeling en visuele ontwikkeling (Eijk, 2008).

Tuil, van, M. & Ven, van de, A. (2009). Scoren voor de gezondheid. Pulse, 4, pp. 38-41.

OPTOMETRISCHE ONDERZOEKSHYPOTHESE

Driessen, M. (2008). Pedagogische wetenschappen, de invloed van motorische vaardigheden op leerprestaties, masterscriptie, Radboud Universiteit Nijmegen. Weisinger, H.S. (2005). A comparison of autorefractor performance. Optometry and Vision Science, 82-1, pp. 9-10.

Ruijsenaars, A.J.J., Luijt, van, J.E.H, Lieshout, van, E.C.D.M. (2005). Rekenproblemen en dyscalculia. Rotterdam, Lemnescaat B.V. Eijk-Looijmans, van, T. (2010). Learning to learn: how to use tooties to teach basic learning skills and self-generated learning abilities trough movement. Santa Ana, CA: Optometric Extension Program Foundation. Maples, W.C., Atchley, J., Ficklin, T. (1992). Northeastern University College of Optometry, oculomotor norms. Journal of Behavioral Optometry, 1, pp. 87-91. Netelenbos, J. (2000). Motorische ontwikkeling van kinderen. Handboek 2: theorie. Amsterdam, Boom. Sigmundsson, H., Anholt, S.K., Talcott, J.B. (2009). Are poor mathematics skills associated with visual deficits in temporal processing? Elsevier, 469-2, pp. 248-250.

OVN_Visus dec 2012 C.indd 25

De hypothese die getoetst zal worden, luidt als volgt: De visuele vaardigheden van de kleuters uit de experimentele groep gaan significant meer vooruit dan de visuele vaardigheden van de kleuters uit de controlegroep. Voor het toetsen van deze hypothese zijn de scores geanalyseerd aan de hand van de non-parametrische hiërarchische, meervoudige regressieanalyse met interactie en logistische regressie en de non-parametrische Kruskal Wallis toets. De resultaten zijn weergegeven in tabel 1 en zijn uitgesplitst naar de aard van de toets, parametrisch (a) en non – parametrisch (b). Aangezien het interactie-effect voor geen van de variabelen significant bleek te zijn, zijn in tabel 1 slechts de statistieken behorend bij de hoofdeffecten gerapporteerd. Het is van belang om te vermelden dat de scores op de refractiemetingen niet voldoende normaal verdeeld waren. Alvorens over te gaan op de analyses, zijn die scores daarom getransformeerd middels de >>

04-12-12 14:00


VISUS | 4/2012 | 26

Oogsprong beweging test zogenaamde inverse-transformatie. Dat houdt in dat voor alle scores de volgende berekening is gemaakt: -1 / (score). De getransformeerde scores zijn vervolgens gebruikt voor de statistische analyses.

METHODEN Bij de nulmeting van september 2010 zaten de kinderen van zowel de onderzoeksgroep als die van de controlegroep in groep 2 van de basisschool. De onderzoeksgroep bestond uit 71 kinderen, waarvan 42 jongens en 29 meisjes. In de controlegroep zaten 33 kinderen, waarvan 17 jongens en 16 meisjes. De controleschool was zo gekozen dat beide scholen vergelijkbaar waren. De nameting vond plaats in mei 2011. De interventie bij de experimentele groep bestond uit het stimuleren van spelen en bewegen. In het lesprogramma van de experimentele school werd tijd ingeruimd voor spelen en bewegen en werden de ouders via de digitaal aangeboden leergang voortdurend geprikkeld om hun kinderen te laten spelen en bewegen (Maas, 2011). Bij deze jonge kinderen tussen de 5 en 6 jaar was het moeilijk om een valide optometrische testprocedure vast te stellen. Kinderen van die leeftijd geven nog geen betrouwbare feedback waardoor subjectieve visuele metingen nog erg lastig zijn. Daarom is voor vier objectieve metingen en observaties gekozen, passend bij de leeftijd van de kleuters. Gezien het grote aantal kinderen mocht om praktische en organisatorische redenen de testprocedure niet langer dan 10 minuten duren. Een testduur van 10 minuten past ook beter bij de concentratieboog van kinderen van deze leeftijd. De testen die werden afgenomen waren: visus en refractie, Near Point of Convergence (NPC), Oculaire motiliteit, TootiesÂŽ test. De verschillende testen zijn in protocollen beschreven en

OVN_Visus dec 2012 C.indd 26

door de zes deelnemende optometristen gedurende een trainingsdag besproken en geoefend. Visus Voor het opnemen van de visus is voor het gebruik van de ‘Fonda Anderson Reading Chart’ gekozen. Deze nabij test is bij jonge kinderen sneller en eenvoudiger uit te voeren dan een test op een grotere afstand en geeft toch een redelijke indruk van de visus. Omstandigheden: klaslokaal met een combinatie van daglicht en TL licht. Er werd eerst monoculair getest en daarna binoculair. Refractie De refractiemetingen zijn gedaan met Nidek autorefractometers welke door Holland Optical Instruments ter beschikking zijn gesteld.

NPC Omstandigheden: verlichting normaal. Fixatie object: Wolfwand. Dit is een stokje met op het uiteinde een spiegelbolletje. Laat het kind iets onder ooghoogte op het object fixeren. Controleer of hij het object waarneemt. Vraag om aan te geven wanneer het bolletje dubbel wordt gezien. Noteer het subjectieve en objectieve breek- en herstelpunt. Herhaal deze procedure vijf keer om te kijken of er uitputting optreedt. Oculaire motiliteit Bij dit onderzoek van de oogbewegingen is er naast het screenen van een mogelijke pathologische bewegingsbeperking vooral gekeken naar een functionele bewegingsbeper-

04-12-12 14:00


VISUS | 4/2012 | 27

king. Dat wil zeggen: welke vaardigheid bezit het kind om een fixatieobject te volgen. Voor dit onderdeel is gekozen voor de NSUCO Oculomotor test. Deze gevalideerde test is ontwikkeld door prof. W.C. Maples van de Oklahoma State University, College of Optometry (Maples, 1995). De test wordt als volgt uitgevoerd: staand, voeten op schouderbreedte uit elkaar en recht voor de onderzoeker. Er wordt aan de kinderen geen instructie gegeven of er met het hoofd bewogen mag worden. Fixatie object: Wolfwands, (zilver en goud-

kleurig bolletje) of pen pal fixations, (pen met een diertjesfiguur), één voor de Pursuits en twee voor de Saccaden. De Saccaden (sprongbewegingen) worden alleen in de horizontale meridiaan uitgevoerd, waarbij het kind drie keer heen en weer kijkt. De Pursuits (volgbewegingen) worden cirkelvormig uitgevoerd, driemaal met de klok mee en driemaal tegen de klok in. De cirkels moeten ongeveer 20 cm in diameter zijn met het centrum van de cirkel >> gericht op de neusbrug van het kind.

Tabel 1a Resultaten van de parametrische hiërarchische, meervoudige regressieanalyses (met in stap 1 de voormeting, in stap 2 de conditie en in stap 3 de interactie tussen de voormeting en de conditie) en logistische regressie voor de visuele ontwikkeling.

Hoofdeffect β

t /Wald (p)

R2 change

Absolute refractieafwijking rechter oog sferisch1

0.042

t = 0.43 ( .67)

< 0.01

Absolute refractieafwijking rechter oog cilindrisch1

-0.089

t = -1.26 ( .21)

0.01

Refractie rechter oog cilinder-as1

0.035

t = 0.37 ( .72)

< 0.01

Absolute refractieafwijking linker oog sferisch1

0.012

t = 0.12 ( .90)

< 0.01 0.01

Absolute refractieafwijking linker oog cilindrisch1

0.087

t = 0.97 ( .33)

Refractie linker oog cilinder-as1

0.087

t = 0.86 ( .29)

0.01

Breekpunt objectief1

0.323

t = 3.10 ( <.01)

0.08 0.04

Breekpunt subjectief1

0.213

t = 2.05 ( .04)

Uitputbaarheid2

1.469

Wald = 6.04(.01)

0.16

Somscore tooties set 1 zonder prismabril1

0.311

t = 3.09 ( <.01)

0.09

Somscore tooties set 1 met prismabril1

0.293

t = 2.07 ( .04)

0.03

Somscore tooties set 2 zonder prismabril1

0.362

t = 3.65 ( <.01)

0.11

Totale somscore tooties1 0.328 t = 3.30 (<.01) 0.11 2 3

Hiërarchische, meervoudige regressieanalyses Logistische regressie; met Nagelkerke R2 (in plaats van de R2 change)

Tabel 1b Resultaten van de non-parametrische Kruskal Wallis toetsen voor de visuele ontwikkeling.

Experimenteel

Controle

H (p)

r

H (p)

r

Visus rechter oog

-32.54 (< .01)

0.49

-6.82 (.53)

0.13

Visus linker oog

-33.80 ( < .01)

0.51 -

10.86 (.35)

0.16

Visus beide ogen

-27.27 ( < .01)

0.47

-35.53 (.01)

0.57

Herstelvermogen

-36.83 ( < .01)

0.29 -

27.52 ( .05)

0.62

Oogsprong mogelijkheid

-52.75 ( < .01)

0.69

-41.92 ( < .01)

0.61

Oogsprong accuratesse

-42.68 ( < .01)

0.58

-13.86 (.28)

0.17

Oogsprong beweging

-26.18 ( < .01)

0.34

-21.67 (.10)

0.30

Volgen mogelijkheid

-31.11 ( .01)

0.41

-2.52 (.85)

0.03

Volgen accuratesse

-29.81 ( < .01)

0.40

-12.47 (.31)

Volgen beweging

-30.84 ( < .01)

0.41

0.46 (.97)

0.17

0.01

*De Kruskal Wallis toets is gebaseerd op de ranks.

OVN_Visus dec 2012 C.indd 27

04-12-12 14:00


VISUS | 4/2012 | 28

De metingen werden als volgt genoteerd: Ability is het vermogen om de test te kunnen uitvoeren, dus hoe vaak kan er van links naar rechts gekeken worden zonder de fixatie te verliezen. Accuracy: hoe nauwkeurig wordt er gefixeerd. Movement: kan er gefixeerd worden zonder hoofd of lichaam te draaien.

Tootiestest

OVN_Visus dec 2012 C.indd 28

Tootiestesten Tot slot zijn drie testen van een Tootiestest® (Eijk 2010) afgenomen. De eerste set bestond uit het vijf keer gooien van een Tootie (soort hightech pittenzakje) tegen de zogenoemde Tootie Toss. Het was de bedoeling dat de kleuters een Tootie tegen het verende net mikten en de terugkaatsende Tootie probeerden op te vangen. De tweede test was vergelijkbaar met de eerste reeks, maar de kleuter droeg nu een prismabril. Door de prismabril werd het beeld verplaatst. De derde test was exact hetzelfde als de eerste reeks dus nu weer zonder prismabril. Zodra de prismabril werd opgezet, veranderden de omstandigheden voor de ogen en zodra die weer werd afgezet, veranderden die omstandigheden nogmaals. In deze test is zowel gekeken naar de pure prestaties op de visueel-motorische taak, als naar de snelheid waarin een visueelmotorische taak weer correct uitgevoerd kan worden nadat de (visuele) omstandigheden zijn veranderd. Bij deze testen werd bij elke poging geregi­streerd of de kleuter in staat was om de Tootie tegen de Tootie Toss aan te gooien en als dat het geval was, of het lukte om de terugkaatsende Tootie weer op te vangen. Er waren dus telkens drie scores mogelijk: 0 (niet raak, niet gevangen); 1 (raak, niet gevangen); 2 (raak, gevangen). Vervolgens zijn alle 15 pogingen gespiegeld en is er een productvariabele van gemaakt. Het getal van de poging (eerste poging (1); tweede poging (2); etc.) is vermenigvuldigd met de gespiegelde score (0, 1 of 2). Op basis van die nieuwe scores zijn vervolgens vier somscores berekend: een somscore voor de vijf pogingen van de eerste set (zonder prismabril); een somscore voor de vijf poging­ en van de tweede set (met prismabril); een somscore voor de vijf pogingen van de derde set (zonder prismabril) en tot slot een totale somscore voor de 15 pogingen bij elkaar. Door de prestaties op deze manier weer te geven is het mogelijk om tegelijkertijd een uitspraak te doen over de prestatie op de taak en over de snelheid waarmee de taak

weer correct kan worden uitgevoerd nadat de omstandigheden zijn veranderd. Kortom: de prestaties zijn zodanig weerge­geven dat daarvoor geldt hoe hoger de score, hoe beter en hoe sneller.

RESULTATEN/DISCUSSIE Visus: Er is gebleken dat de experimentele groep op zowel ‘visus rechteroog’, ‘visus linkeroog’ als ‘visus beide ogen’ significant vooruit is gegaan tussen de voormeting en de nameting (H = -4.30, p < .01; H = -4.32, p < .01; H = -3.92, p < .01). De controlegroep is slechts op ‘visus beide ogen’ significant vooruit gegaan tussen de voormeting en de nameting (H = -3.37, p = .01). Dat wil zeggen dat de kleuters uit de experimentele groep significant meer vooruit zijn gegaan wat betreft ‘visus rechteroog’ en ‘visus linkeroog’ dan de kleuters van de controlegroep (tabel 2). Refractie: Op geen van de refractiemetingen is er een significant verschil gevonden tussen de experimentele groep en de controlegroep ( p’s> .05). Uit onderzoek (Harrison, 2004) blijkt dat de metingen met autorefractors betrouwbaar zijn. In de dagelijkse praktijk wordt bij kinderen van deze leeftijd een refractie gedaan onder cycloplegie. Bij het screenen van grote groepen is dit echter erg tijdrovend en bovendien is het een ingrijpende ervaring en belastend voor de kinderen. Het doel van de meting was niet het vaststellen van de exacte refractieafwijking maar om vast te kunnen stellen of er een patroon was in refractieverandering tussen de beide groepen (tabel 2). NPC: De kleuters van de experimentele groep blijken niet significant meer vooruit te zijn gegaan dan de kleuters van de controlegroep op het breekpunt (zowel objectief als subjectief gemeten) en het herstelvermogen van de ogen (p’s > .05). Wat betreft de uitputbaarheid van de ogen is uit de logistische regressie het volgende gebleken. De waarschijnlijkheid dat de kleuters uitputbaar zijn (vs. niet uitputbaar) op de nameting, is 2,6 maal zo groot voor kleuters die op de voormeting uitputbaat waren, dan voor kleuters die op de voormeting niet uitputbaar waren. Dat zegt echter weinig over het verschil tussen de experimentele groep en de controlegroep. Daarvoor is het volgende gebleken. Gecorrigeerd voor de voormeting uitputbaarheid, geldt dat de waarschijnlijkheid om op de nameting uitputbaar te zijn (vs. niet uitputbaar) ruim vier maal zo klein (0,234) is voor kleuters van de experimentele groep dan voor

04-12-12 14:00


VISUS | 4/2012 | 29

kleuters van de controlegroep. Dat verschil is significant te noemen, p = .01 (tabel 2). Oculaire motiliteit: De kleuters van de experimentele groep blijken op alle vaardigheidsscores van oogsprongen en volgbewegingen significant vooruit te zijn gegaan tussen de voormeting en de nameting (H = -5.83, p < .01; H = -4.70, p < .01; H = -2.85, p < .01; H = -3.41, p = .01; H = -3.43, p < .01; H = -3.38, p < .01). De kleuters van de controlegroep zijn daarentegen alleen vooruit gegaan op de vaardigheidsscore ‘oogsprong mogelijkheid’ (H = -3.25, p < .01). Hier blijkt dat de ontwikkeling van algemene motoriek een positieve invloed heeft op de visuele motoriek (tabel 2). Tooties: De experimentele groep blijkt significant meer vooruit te zijn gegaan dan de controlegroep op zowel de afzonderlijke somscores van drie sets als de totale somscore van de Tootiestesten (t = 3.09, p < .01; t = 2.01, p = .04; t = 3.65, p < .01; t 3.30, p < .01). Dat wil zeggen dat de kleuters uit de experimentele groep zowel beter presteerden als zich sneller aan konden passen aan

veranderende visuele omstandigheden dan de controlegroep (tabel 2).

CONCLUSIE Uit het onderzoek is gebleken dat de experimentele groep significant meer vooruit is gegaan dan de controlegroep op de gebieden fijne motoriek, de visus van zowel het linker- als het rechteroog, de uitputbaarheid van het convergentiesysteem, het maken van oogsprongen, het maken van visuele volgbewegingen en tot slot de mogelijkheid tot aanpassing na veranderde visuele omstandigheden (Maas, 2011). Hieruit blijkt dat het op jonge leeftijd actief stimuleren van bewegen en spelen een positief effect heeft op de ontwikkeling van visuele vaardigheden. De deelnemende partijen in deze studie hebben de wens uitgesproken om dezelfde studie te herhalen bij iets oudere kinderen. Met name het objectief vaststellen van optometrische criteria is beter en betrouwbaarder bij iets oudere kinderen.

“Het op jonge leeftijd actief stimuleren van bewegen en spelen heeft een positief effect op de ontwikkeling van visuele vaardigheden.”

Tabel 2 Beschrijvende (geobserveerde) gegevens van de experimentele groep op de voormeting en de nameting van de visuele ontwikkeling.

Voormeting Nameting Min-Max

Gem (SD)

Min-Max

Gem (SD)

Visus rechter oog (%)

33-80

75.03 (8.68)

40-100

81.01 (9.33)

Visus linker oog (%)

33-80

74.03 (10.03)

40-100

80.72 (10.81)

Visus beide ogen (%)

50-80

76.77 (6.50)

50-100

82.00 (8.84)

Absolute refractieafwijking rechteroog sferisch

0-8

0.73 (1.08)

0-5

0.63 (0.83)

Absolute refractieafwijking rechter oog cilindrisch

0-3

0.59 (0.70)

0-5

0.62 (0.78)

0-180

88.33 (49.44)

0-175

85.45 (55.73)

Absolute refractieafwijking linker oog sferisch

0-8

0.73 (1.20)

0-7 0

0.65 (0.87)

Absolute refractieafwijking linker oog cilindrisch

0-3

0.57 (0.55)

0-4 0

0.54 (0.59)

0-180

84.56 (53.82)

0-197

99.71 (59.86)

Breekpunt objectief (cm)

0-50

3.62 (8.46)

0-50

4.16 (7.97)

Breekpunt subjectief (cm)

0-50

1.47 (6.33)

0-50

3.07 (6.87)

Herstel (cm)

0-50

4.28 (7.82)

0-50

5.71 (8.71)

Uitputbaarheid (%)

0 -1

0.23 (0.42)

0-1

0.54 (0.50)

Oogsprong mogelijkheid

1-3

2.06 (0.67)

1-3

2.71 (0.49)

Oogsprong accuratesse

1-3

1.69 (0.66)

1-3

2.24 (0.58)

Oogsprong beweging

1-3

1.51 (0.66)

1-3

1.87 (0.76)

Volgen mogelijkheid

1-3

2.13 (0.77)

1-3

2.57 (0.64)

Volgen accuratesse

1-3

2.01 (0.66)

1-3

2.39 (0.52)

Volgen beweging

1-3

1.52 (0.61)

1-3

1.94 (0.74)

Somscore tooties set 1 zonder prismabril

0-22

11.1 (4.8)

0-30

16.9 (7.1)

Somscore tooties set 1 met prismabril

0-22

5.4 (4.6)

0-24

9.0 (5.8)

Somscore tooties set 2 zonder prismabril

0-26

13.3 (5.4)

0-29

18.1 (6.3)

Totale somscore tooties

4-55

29.8 (14.8)

0-70

44.0 (14.8)

Refractie rechter oog cilinder-as

Refractie linker oog cilinder-as

OVN_Visus dec 2012 C.indd 29

04-12-12 14:00


VISUS | 4/2012 | 30

Agenda 27 en 28 januari 2013 OVN Congres 2013 Plaats: ReeHorst te Ede Inlichtingen: www.ovncongres.nl

20 t/m 22 maart 2013 NOG Jaarcongres Plaats: Martiniplaza te Groningen Inlichtingen: www.congresdienst.nl

19 t/m 21 april 2013 Jaarcongres European Academy of Optometry and Optics Plaats: Malaga (Spanje) Inlichtingen: www.eaoo.info

Data en locaties kunnen wijzigen. Raadpleeg daarom voor een actueel overzicht van activiteiten de website van de OVN (www.optometrie.nl) of de OptiekAgenda (www.optiekagenda.nl).

kort nieuws OVN Kwaliteitskringen De regionale samenwerkingsverbanden van optometristen verschillen momenteel in structuur, grootte en activi­teiten. In sommige delen van Nederland overlappen regio’s, terwijl andere delen van het land niet gedekt worden. In het OVN Beleidsplan 2011-2014 is opgenomen om het regiobeleid te verbeteren en uit te breiden onder een nieuwe noemer: kwaliteitskringen. Een kwaliteitskring wordt gevormd door een groep optometristen om met elkaar aan deskundigheids- en kwaliteitsbevordering te werken. De kwaliteitskringen dragen bij aan vermeerdering van kennis, ontwikkeling van vaardigheden en verster­ king van competenties. De kring biedt tevens, in brede zin, de mogelijkheid te reflecteren op het eigen handelen. Instrumenten hiervoor zijn o.a. inter­ visie, casuïstiek, na- en bijscholing en het beoordelen van landelijke praktijkricht­lijnen die in ontwikkeling zijn. Daarnaast is een kwaliteitskring een plek om collega’s te ontmoeten. Het opstarten en onderhouden van de kwaliteitskringen wordt begeleid en ondersteund door de OVN. In 2013 worden de 27 kwaliteitskringen gefaseerd opgestart.

OVN_Visus dec 2012 C.indd 30

Optometrisch Basis Onderzoek Optometristen hebben een zelfstandige beroepsverantwoordelijkheid. Het is de plicht van de optometrist om de oogzorg te geven die de cliënt/patiënt op dat moment nodig heeft. De exacte inhoud en volgorde van het optometrisch onderzoek wordt bepaald door het professionele beoordelingsvermogen van de optometrist en kan per cliënt/patiënt verschillen. De optometrist moet dit achteraf kunnen rechtvaardigen. Een goede verslaglegging is dan ook van groot belang. In het eerste kwartaal van 2013 zal de OVN het Optometrisch Basis Onderzoek (OBO) aan de leden presenteren. Het OBO is één van de documenten die de OVN heeft opgesteld voor onder­ steuning van de optometrist met betrekking tot professioneel gedrag. De documenten geven de visie van de OVN weer aangaande goede praktijkvoering, wat gedefinieerd kan worden als “hetgeen een competente optometrist in staat is om uit te voeren in de praktijk met de huidige beschikbare training en vaardigheden”. Het OBO is geen instructie of voorschrift voor de prak­tiserende optometrist en bevat geen controlelijst van klinische of professionele procedures die doorlopen moeten worden. Het document dient wel als leidraad wanneer de opto­ metrist zijn cliënt/patiënt onderzoekt.

Ezell Fellowship voor Carolina Kunnen Voor de tweede keer is de prestigieuze Ezell Fellowship toegekend aan een Nederlandse optometrist die bezig is af te studeren als PhD. Na Patrick Ladage, die nu in het Canadese Ottawa zijn eigen optometriepraktijk heeft, is de eer nu te beurt gevallen aan Carolina Kunnen. Zij is verbonden aan het Brian Holden Vision Institute in Sydney en studeert daar aan de University of New South Wales. In 2013 zal zij waarschijnlijk afstuderen als PhD op ‘Meibomian Gland Disfunction’, het disfunctioneren van de klieren van Meibom. De Ezell Fellowship wordt al sinds 1947 toe­­­ gekend door de American Optometric Foundation. Het doel is om getalenteerde studenten aan te moedigen hun PhD of Master te halen en een fulltime carrière in optometrisch onderzoek en onderwijs na te streven. De uitrei­ king vond plaats tijdens het jaarlijkse congres van de American Academy of Optometry, van 24 t/m 27 oktober in Phoenix, Arizona.

04-12-12 14:00

Day


ZIET U WEL ALLES?

optomap® Ultra-widefield kleuren opname

optomap® Ultra-widefield autofluorescentie opname

Digitale ultra-widefield opname van het netvlies. Meer dan 80 % in slechts 1 opname. Geen dilatatie en al mogelijk door kleine pupillen (2mm). Opname gemaakt in 1 seconde!

Meer informatie: E-Mail: nlinfo@optos.com Tel.: 06 - 21 57 53 07

Optos plc Queensferry House Carnegie Campus Enterprise Way

Dunfermline, Fife Scotland KY11 8GR Tel : +44 (0) 1383 843 300 Fax: +44 (0) 1383 843 333

© Optos 2012. All rights reserved. Optos and optomap are registered trademarks of Optos plc.

OVN_Visus dec 2012 C.indd 31 Daytona_Haben Sie alles im Blick_NL_121112_V2.indd 1

optos.com 04-12-12 13.11.2012 09:55:2414:00


www.fbo.de

HYLO-COMOD® en HYLO® -GEL – langdurige bevochtiging en verzorging van uw ogen Oogdruppels in het COMOD®-systeem met 0,1/0,2% natriumhyaluronaat Zonder conserveermiddel en fosfaten, is een veilig product Flacon 10 ml, 300 druppels, na opening 6 maanden te gebruiken

URSAPHARM Arzneimittel GmbH, Industriestraße 35, D-66129 Saarbrücken, Tel. : +49(0)6805 9292-0, Fax : +49(0)6805 9292-88, info@ursapharm.de, www.ursapharm.de | Correspondentie : URSAPHARM Benelux B.V., Steenovenweg 5, NL-5708 HN Helmond, Tel. : +31-492-472473, Fax : +31-492-472673, info@ursapharm.nl, info@ursapharm.be, www.ursapharm.nl, www.ursapharm.be

OVN_Visus dec 2012 C.indd 32

04-12-12 14:00


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.