Minuten van de briefwisseling van Pastoor J.B. Canters Pastoor van de parochie van Sint Laurentius te Stompwijk met het Bisdom Haarlem over o.a. de nieuwbouw van de kerk in de periode 1870- 1884
Samenvatting gemaakt door Piet van der Kolk, Oud-kerkmeester van de Parochie van Sint Laurentius Juli 2004
N° 1
Stompwijk den 14 October 1870
Monseigneur, Het parochiaal Kerkbestuur van den H. Laurentius te Stompwijk heeft de eer Uwe Doorluchtige Hoogwaardigheid kennis te geven; dat aan hetzelve door den Executeur van den WelEerwaarden Heer Theodorus Stoek, in leven Pastoor dezer gemeente, namens zijn Eerwaarde zijn aangeboden; 1e de navolgende rentegevende papieren als; a/ een certificaat Ned. Werk. Schuld N. 5358 groot f. 200,-rentende 3pc; b/ een dito N. 3269 groot f. 100,-- rentende 4%, c/ een certificaat pauselijke schuld N. 61005 (1860) groot 100 francs rentende 5pc, d/ een aandeel N. 92 Lr. C. van 100 gl. in de Negotiatie ten behoeve van "de Heibloem" rentende 4pc; dus te zamen f. 16,26 s' jaars; onder de verpligting van ten eeuwigen dage s' jaarlijks vijf H. Diensten door den tijdelijken Pastoor te laten doen (elk vierendeeljaars een) als eene ter eere van de H. Moeder Gods Maria en den H. Josef; eene voor geloovige zielen, eene voor zijn Eerwaarde's ziel, en eene voor deszelfs overledene familie en vrienden; en eindelijk eene (in de vaste) voor de bekeering der zondaars; voor welke aan den tijdelijken Pastoor moet worden uitgekeerd de som van 8 gulden 's jaars; 2e een certificaat Ned. W. Sch. N. 3268 van 100 gl rentende 4pc onder verpligting van ten eeuwigen dage, immers zoolang de renten er toe in staat zijn, s' jaarlijks in de maand Augustus een jaargetijde te laten houden voor de zielen van zaliger Jacobus van der Linden en Cornelia Stoek met de gebruikelijke afkondiging hunner namen vóór jaargetij, waar voor aan den tijdelijken Pastoor moet worden uitgekeerd een honorarium van drie gulden. Diensvolgens neemt het Kerkbestuur voornoemd de vrijheid Uwe Doorl. Hoogw. de noodige magtiging te vragen ten aanvaarding van beide schenkingen onder de daarbij gestipuleerde voorwaarden van H. Diensten. Namens het Kerkbestuur voornoemd (geteek.) J.B.Canters, Pastoor voorzitter. N.N.
N° 2 Bisdom van Haarlem N. 1514 Gezien Uw Schrijven van den 14 dezen maand, waarbij onze magtiging door U wordt verzocht ter aanvaarding der navolgende schenkingen, aan U gedaan door wijlen den WelEerw. Heer Theodorus Stoek, in leven Pastoor Uwer Parochie, namelijk 1e de navolgende rentegevende papieren a/ een certificaat Nederl. Schuld groot f. 200 rentende 3pc. b/ een dito groot f. 100 rentende 4pc. c/ een certificaat pauselijke schuld (1860) groot fr. 100,- rentende 5pc. d/ een aandeel in de Negotiatie ten behoeve van "de Heibloem" groot f. 100 rentende 4pc. te zamen rente f. 16,26 s' jaars, onder de verpligting van ten eeuwigen dage jaarlijks vijf H.H. Diensten te laten doen (elk vierendeeljaars een) en wel eene ter eere der H. Moeder Gods Maria en van den H. Josef, eene voor geloovige zielen, eene voor de zielerust van zijn Eerw. eene voor Z. Eerw's overleden familie en vrienden; en eindelijk eene (in de H. Vaste) voor de bekeering der zondaars, voor welke alle aan den tijdelijken Pastoor moet worden uitgekeerd de som van acht gulden s' jaars. 2e een certificaat Nederl. Schuld groot f. 100 rentende 4pc. onder verpligting, dat ten eeuwigen dage, zoolang de rente ertoe in staat zijn, s'jaarlijks in de maand Augustus een jaargetijde zal worden gehouden voor de zielen van zaliger Jacobus van der Linden en Cornelia Stoek met de gebruikelijke afkondiging hunner namen vóór het jaargetijde, waarvoor aan den tijdelijken Pastoor moet worden uitgekeerd een honorarium van drie gulden s'jaars. Zoo verleenen wij U bij deze de gevraagde magtiging met bepaling dat de geschonken rentegevende papieren op den Inventaris zullen worden geplaatst als Fonds der fundatiën en bij eventuele uitloting solied en rentegevend belegd. Voorts bekrachtigen wij de fundatiën, van welke nauwkeurige aanteekening zal moeten gehouden worden in het daarvoor bestemde Register en s'jaarlijks aan den Ordinarius verantwoording geschieden. Gegeven te Haarlem den 28 October 1870 De Bisschop van Haarlem (get.) + G. P. Wilmer
N° 3 Stompwijk den 30 November 1870. Monseigneur, Het R.K.Parochiaal Kerkbestuur van den H. Laurentius te Stompwijk bevindt zich in de noodzakelijkheid, Uwe Doorl. Hoogw. bij deze te berigten. 1e dat het Kerkgebouw der gemeente in een dusdanige bouwvalligen toestand verkeert, dat het algemeen dringend noodzakelijk geacht wordt, zoo spoedig mogelijk tot den opbouw eener nieuwe Kerk over te gaan. 2e dat de gezamentlijke onkosten van dien bouw volgens bijgaande begrooting en plannen van den Architect E. J. Margry te Rotterdam door dezen geraamd zijn op f. 56760,- doch zulks wat het heiwerk betreft alleen bij benadering, wijl dat eerst na het slaan der proefpalen met naauwkeurigheid begroot kan worden. 3e dat de fondering - bijaldien deze door het Kerkbestuur voor eigen rekening wordt ondernomen hoogstwaarschijnlijk nog al merkelijk goedkooper zal kunnen gemaakt worden, dan wanneer zij openlijk wordt aanbesteed, - eensdeels wijl als dan het heiwerk gedeeltelijk door kosteloozen arbeid der gemeentenaren kan worden uitgevoerd en de betaalde arbeid tot werkverschaffing van behoeftige gemeentenaren gedurende den winter kan strekken, en goedkooper zal zijn dan wanneer het werk door heijers ex professo moet verrigt worden, terwijl voor den zedelijken toestand der gemeente alleszins wenschelijk is dat slag van lieden buiten de grenzen te houden, doch ook ten andere wijl de oude steenen, der af te breken Kerk met meerder voordeel kunnen worden gebruikt voor het metselwerk der fondering. 4e dat wij tevens in de noodzakelijkheid vervallen eener noodkerk, wat dus de onkosten zal veroorzaken van f. 1500,- welk bedrag wordt opgewogen door de opbrengst van den afbraak der oude Kerk, welks waarde eveneens op f. 1500,- wordt geschat. 5e dat verder de gezamentlijke onkosten van het geheel werk bestreden kunnen worden uit de volgende middelen: a/ uit vrijwillige bijdragen door de gemeentenaren, toegezegd gedurende dit en de volgende twee jaren tot een bedrag van f. 18.000,b/ uit het batig saldo der Kerkekas van het afgeloopen dienstjaar, hetwelk met het vermoedelijk batig saldo van het loopende en de twee volgende dienstjaren kan geraamd worden op f. 3.600,c/ uit den verkoop van de helft eener boerenwoning met zeven en twintig morgen land, algemeen geschat op f. 20.000,------------f. 41.600,N.B. In het fundatieboek door den WelEerw. Heer Pastoor Stoek in het jaar 1842 opgemaakt, staat vermeld dat in het testament, waardoor de echtelieden Cornelius van Egmont en Apollonia van Eick in 1766 deze woning met twee en twintig morgen land aan Kerk en Armen vermaakt hebben onder gemeenschappelijken fundatielast van 12 jaarlijksche diensten ten eeuwigen dage, waarvoor de Pastoor geniet 18 gulden, uitdrukkelijk de vergunning vervat is om genoemde goederen te mogen verkoopen. Bij de overigen vijf morgen tot deze woning behoorende en door Cornelia Jochems Lelievelt aan Kerk en Armen geschonken onder fundatielast uitsluitend op de Kerk berustende van drie jaargetijden ten eeuwigen dage, waarvoor de Pastoor geniet 6 gl. wordt van zulke vergunning wel niet gewaagd: doch deze zouden daarom aan het Armbestuur kunnen toegedeeld worden, welk Bestuur zich bereid heeft verklaard om in eene verdeeling toe te stemmen en de fundatielasten op zijn gedeelte gevestigd te houden. d/ uit den verkoop van vijf morgen land onbezwaard en uitsluitend toebehoorende aan de Kerk, algemeen waard geschat f. 5.000,e/ uit eene geldleening van f. 13.000,------------f. 59.600,zoodat een saldo van f. 2840,- verkregen wordt, waaruit dus het Honorarium van den Architect à 5pc = f. 2838,wordt gevonden. 6e dat tegen de verkoop der vaste goederen hierboven 5° c/ en d/ vermeld geen bezwaar bestaat, wijl de gemeentenaren, de hooge noodzakelijkheid in acht nemende, algemeen gunstig daarvoor gestemd zijn en zelfs niet zelden daarheen verwijzen.
Als overwegend bezwaar zal toch wel niet kunnen gelden dat verkoop van land de genegenheid der geloovigen om vaste goederen aan de Kerk te vermaken zou kunnen doen verflaauwen; want immers daartegenover staat dat bezit van land en vooral van veel land eveneens alles behalve geschikt is om die genegenheid aan te wakkeren, en dit bezwaar van blijvenden aard, terwijl verkoop van voorbijgaande aard is, en met verloop van tijd uit het geheugen wordt uitgewischt. En in alle geval zou het toch wel wat hard zijn voor het levend geslacht merkelijk meerderen rentelast eener eventuele leening te moeten dragen ten einde voor het nageslacht, toch ook de Kerk gebouwd wordt, eene onzekere kans van vermakingen te waarborgen. 7e dat door den verkoop der halve boerderij en der vijf morgen land )5e, c/ en d/) de gewone jaarlijksche inkomsten der Kerk verminderd worden tot een zuiver bedrag (na aftrek namelijk van grond- polder en rijnlandsch lasten van f. 800,- en door de geldleening (5e e/) de jaarlijksche uitgaven, vermeerderd met f. 650,maken tezamen f. 1450,- welk bedrag gevonden kan worden: a/ uit het tot dusverre gewoonlijke jaarlijksche saldo van ± f. 350,b/ uit de verminderde onkosten van gewoonlijk jaarlijksch onderhoud van Kerk en boerenwoningf. 300,c/ uit de merkelijk vermeerderde zitplaatsen en verhoogde jaarlijksche contributie derzelve f. 525,d/ uit vrijwillige jaarlijksche bijdragen der gemeentenaren ter rentebetaling en aflossing der schuld f. 525,------------f. 1700,waardoor alzoo een saldo van 250 gulden ontstaat, hetwelk voor de jaarlijksche aflossing zal aangewend worden. Al het voorgaande ernstig in overweging genomen veroorlooft zich bovengenoemd Kerkbestuur de vrijheid om Uwe D. H. de noodige magtiging te verzoeken. I om zo spoedig mogelijk uit hoofde van bouwvalligheid tot den opbouw eener noodkerk, en tot het sloopen van het thans aanwezig Kerkgebouw over te gaan, II om de boerenwoning cum annexis tusschen Kerk en Armen te verdeelen, volgens voorwaarden, die in een gemeenschappelijk schrijven van het parochiaal Kerk- en het Parochiaal Armbestuur nader aan Uwe D. H. ter bekrachtiging zullen worden voorgelegd. III om de ons toekomende helft van genoemde boerenwoning benevens de vijf morgen land (5e d/) te verkoopen, doch zulks alleen onder onze geloofsgenooten. IV om eene geldleening ten laste der Kerk van f. 13000,- te sluiten tegen eene rente van hoogstens 5pc. s'jaars. V om de fondering der Kerk volgens bijgaande teekening voor eigen rekening te doen uitvoeren. VI om tot openbare aanbesteding van den verderen opbouw over te gaan. Namens het Kerkbestuur voornoemd (get.) J.B.Canters, Pastoor voorzitter N.N. N° 4 Vertrouwelijk schrijven van den Pastoor aan Secretaris Vregt om, bijaldien een gunstig antwoord op bovenstaand schrijven nog langer zich mogt laten wachten, dan reeds onmiddellijk met het bouwen der noodkerk en het sloopen der oude Kerk uit hoofde van verregaande bouwvalligheid te mogen beginnen. (16 dec.) N° 5 Bisdom van Haarlem N. 1786
Haarlem, 20 December 1870.
Ik heb uw verzoek om magtiging tot den bouw eener nieuwe Parochiekerk met de daarbij gevoegde teekeningen en verdere bouwkundige stukken ontvangen. Overtuigd van de behoefte, die er voor uwe Parochie aan een nieuwe Kerk bestaat, ben ik wel bereid dat verzoek met het bouwplan in overweging te nemen, zoo als ik dan ook reeds begonnen ben het in zulk eene gewigtige zaak noodige onderzoek in te stellen. Daar dit echter, uit den aard der zaak niet zoo spoedig kan afgeloopen zijn, als door uw Collegie schijnt gewenscht te worden, en intusschen de toestand van het tegenwoordig Kerkgebouw dringend vordert, dat nu reeds ten spoedigste met den bouw der noodkerk een begin gemaakt worde, zoo magtig ik Uw Collegie voorloopig bij dezen tot den bouw der noodkerk, waarvan de onkosten, volgens Uw schrijven geraamd zijn op f. 1500,- en gedekt kunnen worden door de vermoedelijke opbrengst van den afbraak der thans bestaande Kerk, waartoe ik dan ook bij deze, krachtens mij verstrekte volmagt van den H. Stoel de noodige magtiging verleen. De Bisschop van Haarlem (get.) + G.P.Wilmer
N° 6 Bisdom van Haarlem
Haarlem, 17 Januarij 1871.
WelEerw. Heer Pastoor, Aangezien ik volgens gewoonte het plan der nieuw te bouwen Kerk aan eenen deskundige ter onderzoek wensch te geven zoo is mijn verzoek dat Ueerw. Mij ook bestek en begrooting gelieve toe te zenden, dewijl de mij toegezonden Recapitulatie der begrooting niet voldoende daartoe wezen zal. Met hoogachting noem ik mij Uwen dienaar in O.H. (get.) G.P.Wilmer Biss. V. Haarlem N° 7 Stompwijk den Januarij 1871 Monseigneur, Na ontvangst van uw geëerd schrijven van 17 dezer, waarbij ik verzocht werd bestek en begrooting der nieuwe Kerk op te zenden, heb ik onverwijld den Architect hierover geschreven. Ik had dezen reeds vroeger mijn twijfel geopperd of de Recapitulatie alleen der begrooting wel voldoende zou zijn; doch hij had mij desaangaande volkomen gerust gesteld. Teneinde nu de zaak zoveel mogelijk te bespoedigen heb ik hem verzocht, bestek en begrooting regtstreeks aan Uwe D. H. op te zenden, zoodat ik vertrouw, dat die nu weldra in uw bezit zullen zijn. In afwachting eener gunstige beschikking noem ik mij met verschuldigde hoogachting, (get. J.B.Canters Pastoor. N° 8 Bisdom van Haarlem N. 227
Haarlem 18 februarij 1871.
Onder terugzending der teekeningen, bestek en begrooting van den voorgenomen bouw der nieuwe Parochiekerk, doe ik Uw collegie hier nevens bij extract, het resultaat toekomen van een ernstig en naauwgezet onderzoek dier bouwkundige stukken, dat ik, overeenkomstig mijne circulaire van den 17 Dec. 1868 SS II n. 7 aan een deskundige heb opgedragen. De aanmerkingen daarbij gemaakt zijn van dien aard dat ik, alvorens het bouwplan goed te keuren en U tot de uitvoering te magtigen verzekerd moet zijn, dat daaraan gevolg is gegeven en bepaaldelijk de soliditeit niets te wenschen overlaat. Mogten evenwel gegronde bedenkingen tegen die aanmerkingen in het midden kunnen gebragt worden, dan ben ik wel bereid die in overweging te nemen. Uw Collegie gelieve alzoo nevens gaande opmerkingen aan den Heer Architect mede te deelen. Daar nu de alligt te maken wijziging in het bouwplan van aanmerkelijken invloed kan wezen op uwe finantieële voorstellen en berekeningen, kan ik dan ook daaromtrent nog geene beschikking nemen. Dit echter kan ik U bij voorraad doen weten, dat ik geene vrijheid zal kunnen vinden om U tot den voorgestelden verkoop van boerenwoning en landerijen der Kerk te magtigen. Het zou, vooral in dezen tijd niet goed te verantwoorden zijn de Kerk van zulke soliede bezittingen te berooven. Veeleer zou ik een hooger bedrag van geldleening kunnen toestaan, naar evenredigheid van den waarborg, dien de opbrengst van de bedoelde vaste goederen voor rentebetaling en aflossing geven; zooals ik meermalen gedaan heb bij Kerken, die vaste bezittingen hadden. Daarmede blijven dan de Fundatien, die op de goederen gevestigd zijn, ook onaangeroerd. Eindelijk moet ik hier nog bij te voegen dat ik er bezwaar in zou zien U den bouw voor eigen rekening te doen uitvoeren. De Bisschop van Haarlem (get.) + G.P.Wilmer N° 9 Bisdom van Haarlem N. 353
Haarlem, 18 Maart 1871.
WelEerw. Heer Pastoor, Ingevolge uw verzoek van den 16e dezer verleenen wij Ueerw. hiermede de vergunning om de noodkerk voor het celebreren der H. Mis en het verrigten van andere Kerkelijke diensten in gebruik te nemen. Met hoogachting noem ik mij Uwen dienaar in O. H. (get.) G.P.Wilmer B. v. Haarl.
N° 10 Stompwijk 23 Maart 1871. Het Kerkbestuur draagt aan Zijne Hoogw. twee kandidaten voor het Kerkmeesterschap voor, Cornelis Onderwater en Cornelis van der Horst in plaats van Jan van Santen, die dit jaar moet aftreden. N° 11 Stompwijk den 22 Maart 1871. Monseigneur, Het R. K. Parochiaal Kerkbestuur van den H. Laurentius te Stompwijk heeft de eer aan Uwe D. H. bij deze te berigten dat door Anna van Dijk weduwe Gerrit Onderwater aan hetzelve ten geschenke is aangeboden de som van duizend gulden om te dienen tot den opbouw der nieuwe Kerk, onder verpligting 1° van gedurende veertig jaren na haar overlijden te laten doen a/ twee jaargetijen, een voor de rust harer ziel en een voor de zielerust van haar overleden man, waarvoor de tijdelijke Pastoor uit de Kerkekas zal genieten de som van zes gulden: b/ iedere maand twee H. Diensten dus vier en twintig s'jaars voor de zielerust van beiden, waarvoor den Pastoor uit de Kerkekas wordt verstrekt de som van zes en dertig gulden. 2° gedurende haar leven zullen bovengemelde jaargetijen en H. Diensten, onder uitkeering van het bepaalde honorarium, moeten geschieden volgens intentie door de donatrice aan te wijzen. Uwe D. Hoogw. verzoekende om gemelde gift onder den daaraan verbonden fundatielast te mogen aanvaarden, onderteekenen wij ons met verschuldigde hoogachting. Van Uwe D. H. de ootm. dienaren namens het Kerkbestuur voornoemd /get./ J.B.Canters, Pastoor voorzitter N.N. N° 12 Bisdom van Haarlem N. 644 Gezien uw schrijven van den 22 Maart l.l. waarbij onze magtiging wordt gevraagd tot aanvaarding eener schenking door Anna van Dijk, wed. Gerrit Onderwater, groot Duizend gulden aan Uw Collegie aangeboden om te strekken tot den opbouw der nieuwe Kerk en zulks onder verpligting: 1° dat gedurende veertig jaren na haar overlijden zullen gecelebreerd worden twee Jaargetijden één voor de rust harer ziel en één voor die van haren overledenen man, waarvoor de tijdelijke Pastoor uit de Kerkekas zal genieten een Honorarium van zes guldens, en bovendien iedere maand twee H. H. Diensten voor de zielerust van beiden, waarvoor aan den tijdelijken Pastoor verstrekt moet worden eene som van zes en dertig guldens: 2° dat gedurende haar leven gemelde jaargetijden en H. H. Diensten onder uitkeering van bovengezegd Honorarium s'jaarlijks zullen gedaan worden volgens intentie door de schenkster op te geven; Zoo verleenen Wij Uw Collegie bij dezen de gevraagde magtiging en bekrachtigen wij tevens de aan de schenking verbonden Fundatie van Kerkelijke diensten. Daar echter geene Fundatie zonder een bepaald en genoegzaam fonds zijn mag: zoo ook in de Diocesaan statuten (cap. XX) wordt aangegeven, zal de geschonken som van f. 1000,- ofschoon voor den bouw der nieuwe Kerk bestemd, - daarvoor - zoolang de gemelde Fundatie duurt, niet mogen gebruikt worden, ('t geen ook uitdrukkelijk in genoemde Statuten t.a.p. verboden is) ten ware Uw Collegie mij een of ander vast goed b.v. land van de Kerk, dat onbezwaard is en genoegzaam opbrengt om de Fundatie te voldoen, konde aanwijzen waarop ik dan de Fundatie zal vestigen. Eerst dan zoude de gift voor den Kerkbouw mogen verbruikt worden; anders moeten die gelden solied rentegevend worden belegd, als fonds van de daaraan verbonden Fundatie. Deze magtiging ter aanvaarding en bekrachtiging der Fundatie moet altijd verstaan worden als te zijn geschied onder het gewone voorbehoud bij dergelijke schenkingen onder de levenden in meer gemelde statuten t.a.p. aangegeven voor het geval van teloor gaan of vermindering van Kapitaal zonder schuld van het Kerkbestuur. En zal van de Fundatie naauwkeurig aanteekening gehouden en bij de jaarlijksche Kerkrekening verantwoording gedaan worden. Gedaan te Haarlem den 3 April 1871 De Bisschop van Haarlem /get./ G.P.Wilmer.
N° 13 Stompwijk den 15 April 1871. Monseigneur, Het parochiaal Kerkbestuur van den H. Laurentius te Stompwijk brengt bij dezen ter kennis van Uwe Doorluchtige Hoogwaardigheid, dat het in zijn schrijven van 23 Maart l.l. in plaats van den aftredenden Kerkmeester Jan van Santen aan Uwe D. H. als kandidaat voor het Kerkmeesterschap heeft voorgesteld Cornelis Onderwater en Cornelis van der Horst; - dat tot dus verre van wege Uwe D. H. nog geene keuze uit dit tweetal gevolgd is; - dat de eerste kandidaat Cornelis Onderwater door den Pastoor Voorzitter naar behooren vooraf ondervraagd is geworden of hij zich eene eventuele keuze zou laten welgevallen en dat hij daarop na een dag van beraad toestemmend geantwoord heeft; - dat echter dezelfde Cornelis Onderwater, hetzij geïntimideerd door zijn schoonvader den aftredende Kerkmeester, hetzij terugdeinzende voor de moeijelijkheden, die met den bouw der nieuwe Kerk gepaard gaan, en die vooral in de laatste dagen een dreigend aanzien hebben gekregen, thans ter elfde ure zijn woord heeft ingetrokken. Bovengemeld Kerkbestuur durft dus aan Uwe D. H. bij dezen een nieuw tweetal voor te stellen, namelijk Joannes Onderwater en Cornelis van der Horst, met eerbiedig verzoek dat het Uwe D. H. behagen moge uit dezen eene keuze te doen. Met de meeste hoogachting noemen wij ons Van Uwe D. H. de ootm. Dienaren Namens het Kerkbestuur voornoemd /getek./ J.B.Canters Pastoor voorzitter N° 14 Bisdom van Haarlem N. 725 Bisschoppelijk Besluit van 18 April 1871 houdende de benoeming van Joannes Onderwater tot Kerkmeester. N° 15 Bisdom van Haarlem N. 941
Haarlem 31 Mei 1871.
Aangezien Uw Bestuur zich niet vereenigde met het oordeel dat door eenen van Ons gekozenen architect uitgebragt was over de plannen voor den opbouw Uwer nieuwe Parochiekerk, hebben wij mede met uw goedvinden, eenen derden deskundige verzocht, om na onderzoek en vergelijking der twee uitgebragte adviezen, ons in te lichten, vooral over de hechtheid van het ontworpen bouwplan en de daarmede in verband staande noodige kosten. Ik had, om mij, zoowel van de kunde als van de onpartijdigheid in deze zaak te verzekeren, tot dat onderzoek uitgenoodigd den Heer E. Kuinders, civiel Ingenieur te Amsterdam. De bewerking van dit Rapport is echter van veel grootere omvang geweest dan wij ons voorstelden. Voor zoover wij daar over kunnen oordeelen is zij naar de vaste beginselen der bouwkundige wetenschap ingerigt en kan zij, naar verzekerd wordt, den toets van deskundigen doorstaan. Doch wat ons betreft: zonder in eenige details der bewijsgronden te treden, (zij zijn trouwens boven ons bereik) is het ons blijkbaar dat naar het oordeel van twee bekwame bouwmeesters: 1° het voorgestelde plan niet de hechtheid belooft, welke zulk een Kerkbouw eischt en 2° ditzelfde plan meer kosten zal vergen, dan waarop in de Begrooting gerekend was. Dewijl nu het vinden der middelen, ook voor de primitieve begrooting, zeer moeijelijk zoo niet onmogelijk moest worden geacht (immers onder die middelen was als eene hoofdvoorwaarde, zonder welke men volstrekt niet bij magte was, het verkoopen van al de Kerkgronden, waartegen wij reeds vroeger ons bezwaar hebben te kennen gegeven); aangezien het nu zeker blijkt dat die Begrooting faalt; aangezien men door vaste ondervinding weet, dat er altijd met de noodige voltooijing van het uit - en inwendige van zulk een gebouw, nog aanzienlijke sommen gemoeid zijn; en aangezien het ons van den aanvang af heeft toegeschenen dat het naar evenredigheid van uwe gemeente en haar krachten, veel doelmatiger zou wezen eene hechte en schoone Kerk met toren te bouwen van minder gehalte; b.v. zonder bovenlicht enz. Zoo zijn wij tot het besluit gekomen om aan uw Bestuur te kennen te geven, gelijk wij doen bij deze; dat wij het ontworpen plan met deszelfs bestek en begrooting zooals het daar ligt, en voornamelijk in verband met de beschikbare middelen, afkeuren en van de hand wijzen; dat Uw Bestuur door denzelfden bouwmeester of eenen anderen een nieuw plan enz. doe ontwerpen, geëvenredigd aan de middelen, welke met behoud van het Kerkeland of een groot gedeelte er van, verkrijgbaar worden geacht.
Wij zenden U hierbij de stukken en de bewijzen over zoo als die ons van den Heer Kuinders zijn geworden. Volgens opgave van gezegden Heer bedragen de kosten van het onderzoek de som van f. 450,00. De Bisschop van Haarlem /get./ + G.P.Wilmer N° 16 Bisdom van Haarlem
Haarlem 31 Mei 1871.
WelEerwaarde Heer Pastoor, Het is uitgekomen zooals ik van den beginne af gevreesd had. De rekening van den Heer K. is wel hoog. Toch geloof ik dat zij om het uitgebreid en wetenschappelijk onderzoek in regten niet te hoog zou worden geacht. De Heer K. weet dat zij ten laste komt uwer Kerk, wier middelen zeer beperkt zijn. Ik zou dus wel denken, dat er ten aanzien van vermindering misschien wel iets aan te doen zou zijn. Het zou het beste wezen dat Ueerw. eens hier kwam om die zaak met mij te bespreken. Met hoogachting noem ik mij Uwen dienaar in O. H. /get./ G.P.Wilmer, Biss. v. Haarl. N° 17 Den Heere E.Kuinders Civiel Ingenieur Amsterdam. Stompwijk den 14 Junij 1871. WelEdel Heer, Ik heb van Zijne Doorl. Hoogw. Den Bisschop van Haarlem ontvangen uw Rapport betreffende den voorgenomen bouw eener nieuwe Parochiekerk alhier met de daartoe behoorende rekening, welke, zooals Uw Ed. zal begrijpen ten laste komt onze parochiale Kerkekas. Ofschoon ik het niet mag ontveinzen, dat het bedrag van deze laatste, als zijnde voor onze finantiële krachten een zeer drukkende niet voorziene last, mij juist niet op zeer pleizierige wijze heeft verrast, ligt het evenwel niet in mijne bedoeling de juistheid of billijkheid er van te betwisten, trouwens uw Rapport is zeer uitvoerig, getuigt van ernstig en gezet onderzoek en is gewis niet zonder veel studie en arbeid volbragt. Desniettemin durf ik bij dezen een beroep op uwe edelmoedigheid te doen, teneinde eenige vermindering der rekening te erlangen. Uw Edele gelieve in overweging te nemen, dat het hier eene niet rijke landelijke gemeente geldt, welke reeds thans met de grootste moeijelijkheden te kampen heeft en zich de zwaarste opofferingen moet getroosten om de voor den Kerkbouw benoodigde fondsen bijeen te brengen: en dat in zonderheid ook ik in een moeijelijken toestand geraak tegenover mijne gemeentenaren, die niet in staat zijnde uwen arbeid naar waarde te schatten het bedrag dezer onvoorziene uitgaven onbegrijpelijk hoog zullen vinden, en, zooals te vreezen is, hunnen wrevel daarover tegen mij zullen lucht geven. In het vertrouwen dat ook Uw Ed. zich eenige opoffering zal willen getroosten om een Kerkgebouw, waaraan zulke groote behoefte bestaat, tot stand te helpen brengen, onderteeken ik mij met verschuldigde hoogachting, Uw dw. Dienaar /get./ J.B.Canters, Pastoor. N° 18 Stompwijk den 20 Junij 1871 Monseigneur, Bij mijn uitstapje naar Amsterdam na het laatste bezoek dat ik de eer had Uwe D. H. te brengen, is het mij niet gelukt den Heer Kuinders te spreken te krijgen. Ik heb mij toen schriftelijk tot zijn Edele gewend en slechts met moeite heeft hij er toe kunnen besluiten om mij eenen vermindering van vijftig gulden (als aalmoes aan de Kerk) toe te staan, zooals Uwen D. H. uit de lezing van zijn hierbijgaanden brief zal blijken. En ten einde Uwe D. H. te overtuigen dat niet ik door den inhoud of den toon mijns briefs tot een naar mijn inzien zoo laatdunkend en onheusch schrijven aanleiding gegeven heb, ben ik zo vrij hierbij tevens eene copie van mijnen brief te voegen. Het verlangen van den Heer K. om zijn Rapport terug te ontvangen teneinde het te copiëren komt mij wel wat vreemd voor. Zou dan Zijn Ed. geen copie er van bewaard hebben? Nogtans schreef hij zelf aan den Heer Margry omstreeks half Mei, dat het Rapport toen klaar was, en het nog in net moest worden overgeschreven. Ofwel zou zijn Ed. in de gelegenheid willen gesteld worden, om ongemerkt de eene of andere schrijffout ? te verbeteren? Uwe D. H. gelieve mij met een enkel woord in te lichten, of ik ten deze aan zijn verlangen behoor te voldoen. /get./ J.B.Canters, Pastoor.
N° 19 Bisdom van Haarlem
Haarlem 24 Junij 1871.
WelEerw. Pastoor, Hiernevens de brief van den Heer Kuinders terug; 't zal nu 't best zijn, die zaak maar spoedig af te maken. Ik heb hier f. 400 voor U beschikbaar ter voldoening van de pretentie van genoemde Heer. UwEerw. zal die zelf in persoon aan hem gelieven te overhandigen tegen kwitantie zijnerzijds aan het Kerkbestuur. Na ontvangst van die kwitantie kan UwEerw. hem zeggen dat ik wegens den finantiëlen toestand der Kerkekas der gemeente, en wijl de onkosten (ofschoon ze niet onverdiend geacht worden) zoo onvoorzien hoog waren, - de kwijting daarvan op mij genomen heb. Overigens bedanke UwEerw. hem voor de gift van f. 50 aan uwe Kerk geschonken: en zoo er Uwerzijds niets tegen is, geve UwEerw. hem 't bedoelde stuk ter copiëring. Van mijn kant heb ik daar geen bezwaar tegen. Ik meende eerst U de f. 400 toe te zenden; maar wijl UwEerw. toch over Haarlem naar den Heer Kuinders zal gaan, heb ik ze veiligheidshalve liever hier gehouden. UwEerw. kan ze alzoo, en passant, hier in ontvangst komen nemen, ook al mogt ik afwezig zijn. Inmiddels noem ik mij met hoogachting Uw dienaar in O. H. /get./ + G.P.Wilmer B. v. H. N° 20. Bisdom van Haarlem Haarlem 20 Julij 1871. Amice, Ik heb het genoegen U te doen weten, dat Monseigneur bereid is de door U verlangde verdeeling der boerenwoning in den grooten Westeindsche polder tusschen 't Kerk en 't Armbestuur overeenkomstig het door U opgeteekende goed te keuren, als daartoe een officieel schrijven in dien zin door 't parochiaal Kerk - en Armbestuur bij Mgr. wordt ingediend. We zullen dat alzoo nader inwachten. Inmiddels, /get./ J. Vregt (secr. N° 21. Stompwijk den 22 Julij 1871. Monseigneur, Het parochiaal Kerk - en het parochiaal Armbestuur van den H. Laurentius te Stompwijk hebben de eer Uwe Doorl. Hoogw. bij dezen te berigten; 1° dat zij in gemeenschappelijken eigendom bezitten eene boerenwoning gelegen te Stompwijk in den grooten Westeindsche polder met ruim acht en twintig morgen drie hond land, waarvan ruim zeventien morgen een hond in denzelfden polder elf morgen twee hond in den Swetpolder onder Soeterwoude; 2° dat op die woning met het land in den Westeindsche polder en vijf morgen vier hond van het land in de Swetpolder gelegen eene eeuwigdurende fundatie (Cornelius van Egmont en Apollonia van Eick) kleeft van twee jaargetijen en tien diensten s'jaarlijks, waarvoor de Pastoor geniet achttien gulden, door genoemde Besturen, ieder voor de helft te betalen, en op de overige vijf morgen vier hond in den Swetpolder eene eeuwigdurende fundatie (Neeltje Jochems Lelievelt) uitsluitend ten laste van het Kerkbestuur van drie jaargetijen, waarvoor de Pastoor geniet zes gulden. 3° dat het aan genoemde Besturen om meer dan ééne reden wenschelijk is voorgekomen, gemelde vaste goederen onder elkander te verdeelen, hoofdzakelijk wel ten einde het Kerkbestuur in de gelegenheid te stellen om door verkoop van zijn gedeelte den opbouw der nieuwe Parochiekerk, waaraan zoo dringend behoefte bestaat, tot stand te kunnen brengen; 4° dat gemelde Besturen in vereenigde zitting van 4 Julij l.l. zijn overeengekomen om eene dusdanige verdeeling, behoudens de hooge goedkeuring van Uwe Doorluchtige Hoogwaardigheid te doen plaats hebben op de volgende voorwaarden: a/ het Kerkbestuur krijgt voor zijn aandeel de boerenwoning met al het land in den Westeindsche polder, uitgenomen, een stuk land groot twee morgen twee hond, hetwelk aan het Armbestuur te beurt valt tezamen met al het land in den Swetpolder gelegen, zoodat het Kerkbestuur behalve de woning erlangt ruim veertien morgen vijf hond; het Armbestuur dertig morgen vier hond, wordende het verschil in de hoeveelheid door het verschil in de hoedanigheid genoegzaam opgewogen; b/ het Armbestuur belast zich met de kwijting van de twee bovengemelde fundatiën; c/ het Armbestuur betaalt de onkosten van overdragt van zijn gedeelte; d/ indien bij de veiling van het gedeelte aan het Kerkbestuur toekomende mogt blijken, dat het geen twintig duizend gulden kan gelden, wordt deze verdeeling als niet te zijn gedaan beschouwd.
Dientengevolge nemen gemelde Besturen de vrijheid Uwe D. Hoogw. met verschuldigde eerbied te verzoeken, deze voorgenomen verdeeling op de gestelde voorwaarden te bekrachtigen, en de gemelde fundatiën op het land aan het Armbestuur toekomende te vestigen. Namens het paroch. Armbestuur /get. A. de Jong " A. Arkesteijn
Namens het par. Kerkbestuur /get./ J.B.Canters, Pastoor " J. van Dijk
N° 22 Rotterdam 5 Aug. 1871 Zeer Eerw. Heer Pastoor, Hoevele moeite het voor mij ook kost mij te onderwerpen aan eene kritiek, die noch den toets van eerlijkheid, noch dien van deugdelijkheid kan doorstaan, wil ik toch gaarne ter wille van de goede zaak mij nederleggen, doch niet dan onder protest, door mij te beroepen op erkende autoriteiten, nog geleerder dan de Hooggeleerde Heer Kuinders, alsmede op bestaande feiten van oude en nieuwe dagteekening. Zonder twijfel betreft die onderwerping alleen het kwestieuze punt der gewelven, wat beide beoordeelaren met elkander deelen. De overige punten toch kan ik niet toestemmen zonder een der beide heeren te kwetsen of te miskennen, wijl zij in deze (meestal lijnregt) verschillen. Welnu ik maak geen bezwaar de Kerk nog sterker te maken dan zij reeds is, laat ons dus in vrede hun bezwaar tegemoet komen door de konterforten der gewelven te verzwaren en overigens eene bezuiniging in kosten zoeken, waardoor de Kerk bovendien in soliditeit wint. Ziehier dus Z. Eerw. Heer mijne opinie. Door het verzwaren der konterforten wordt eene verhooging (alhoewel onnoodig) gemaakt van ca f. 450,-. Hiertegen over stel ik voor eene aanmerkelijke vermindering in kosten, door 1e de gehele Kerk met zijbeuken etc. met één meter te verlagen, 2e den toren te verkleinen en verlagen en dezen in plaats van 6,00 El grondvlak te brengen op 5,00 El buitenwerk. Beide zaken, welke (wijl de dikte der muren dezelfde blijft) ongetwijfeld de soliditeit bevorderen en eene vermindering tezamen geven van ± f. 4800,- zoodat de bouwsom na aftrek der bovengenoemde f. 450,- alzoo nog met ± f. 4300,- zoude verminderen. Ziedaar mijne beste zienswijze om de zaak nog tot een spoedig resultaat te kunnen brengen. Kunt UEW. daarmede instemmen, gelieve dan Monseigneur dien voorslag bloot te leggen. Van mijnen kant kan ik UEW. gerust stellen, dat alhoewel de bouw daardoor aan schoonheidswaarde verliest, toch geenszins eenig defekt wordt veroorzaakt; de verlaging toch geschiedt proportioneel in alle onderdeelen van af de kolommen tot aan de kap, terwijl de Kerk in de middenbeuk als dan nog eene hoogte van ruim 14 El behoudt. Echter er is geen tijd te verliezen, wanneer men weder geen jaar den bouw wil vertragen en de fundamenten nog vóór den winter gereed wil hebben, wijl ik bij goedkeuring nog eenige weken noodig heb tot verandering der teekeningen. Ik betreur het echter dat men op grond van zulke kritiek verplicht wordt toe te geven en vergeefsche werkzaamheden worden veroorzaakt; doch wanneer ik bedenk welke onaangenaamheden UEW. een en ander reeds berokkend heeft, dan heb ik nog niet te klagen. Aangenaam zal het mij zijn, weldra van UEW. iets te mogen hooren, en bizonder wanneer UEW. door dien voorslag de toestemming van Monseigneur hebt kunnen verwerven. Hoogachtend en na beleefde groet: UEW' ootm. Dienaar (get.) E.J.Margry, arch. (N.B. Geschreven met het doel om onder de oogen van Mgr. gebragt te worden)
N° 23 Stompwijk den 10 Aug. 1871. Monseigneur, Het parochiaal Kerkbestuur van den H. Laurentius alhier, heeft de eer Uwe D. H. te berigten, dat het den Architect Margry heeft gelast zijne oorspronkelijke plannen voor den bouw der nieuwe Parochiekerk in dier voege te wijzigen; dat daardoor aan de ingebragte hoofdbezwaren worde tegemoet gekomen; dat zijn Edele dien ten gevolge blijkens bijgaand schrijven aan den Pastoor gerigt heeft voorgesteld: 1e de konterforten te verzwaren, tot een bedrag van f. 450,-, 2e daarenboven den ganschen bouw eene ned. El te verlagen en den toren in plaats van zes el grondvlak te brengen op vijf el buitenwerksch, waardoor eene bezuiniging wordt verkregen van ± f. 4800,- zoodat de totale som der begrooting wordt verminderd met f. 4300,- en dus van f. 56760,- terug gebragt wordt op f. 52460,-;
dat zijn Edele de specifieke opgave van deze wijzigingen zoodra mogelijk zal indienen, welke opgave als dan aan de goedkeuring Uwer D. H. zal worden onderworpen. Opdat echter de fundamenten nog dit jaar vóór den winter kunnen gelegd worden, - wat niet het geval zou zijn, indien daarmede moest worden gewacht totdat de architect bedoelde wijzigingen in al haar bijzonderheden uitgewerkt en de detailsteekeningen veranderd hebbe, de bisschoppelijke goedkeuring gevraagd en verkregen zij, het bestek gedrukt worde en de openbare aanbesteding hebbe plaats gehad, - zoo vraagt gemeld Kerkbestuur Uwe D. H. bij deze magtiging om reeds nu onmiddellijk met het leggen der fundamenten een begin te maken, en zulks wel voor eigene rekening, waarvoor de noodige geldmiddelen uit vrijwillige bijdragen der gemeentenaren en het batig saldo der Kerkekas aanwezig zijn. Voor het maken der fundamenten voor eigen rekening pleiten de volgende redenen: a/ door bijzondere omstandigheden zijn wij in de gelegenheid om de noodige heipalen goedkoop te verkrijgen en ook het inslaan ervan voor matigen prijs uit de hand aan te besteden, beide bemerkelijk beneden de begrooting; b/ de steenen voor het metselwerk der fundering zijn grootendeels in ons bezit ten gevolge van den afbraak der oude Kerk; c/ en wel voornamelijk wijl het grootelijks te betreuren zou zijn zoo wij genoodzaakt werden nog langer het begin der werkzaamheden uit te stellen, niet alleen wijl wij daardoor al weer zoo veel te langer ons met de noodkerk zouden moeten behelpen tot groot ongerief van herder en gemeente en tot belemmering der godsdienstoefeningen, maar ook hoofdzakelijk wijl de geest van ontevredenheid, die ten gevolge van het langdurig vertragen van den bouw reeds onder de gemeentenaren heerscht, merkelijk zou toenemen en op hunne vrijwillige bijdragen een zeer ongunstige invloed dreigt uit te oefenen. Uwe D. Hoogw. duide het ons dus niet ten kwade, dat wij ten slotte met vrijmoedigheid op eenigen spoed durven aan te dringen en een gunstig antwoord op dit ons schrijven alsmede op dat van den 22 Julij l.l. reikhalzend tegemoet zien. Met verschuldigde eerbied en hoogachting onderteekenen wij ons intusschen Van Uwe D. H. de ootm. Dienaren namens het Kerkbestuur voornoemd /get./ J.B.Canters, Pastoor Voozitter " J. Groenewegen N° 24 Bisdom van Haarlem N. 1256 Uw schijven van den 10e dezer betreffende de door den Heer Architect voorgestelde wijzigingen in het bouwplan der nieuwe Kerk - met alles wat daarbij door Uw Collegie is uiteengezet, rijpelijk overwogende hebbende, kunnen wij voorloopig genoegen nemen met de bedoelde voorstellen en magtigen Wij U tevens, met het oog op de door U aangevoerde redenen - om reeds nu onmiddellijk en wel voor eigen rekening tot het leggen der Fundamenten over te gaan. Gedaan te Haarlem den 12 Augustus 1871 De Bisschop van Haarlem /get./ G.P.Wilmer. N° 25 Bisdom van Haarlem N. 1259 Gezien uw schrijven van den 22 Julij l.l. waarbij Uw beide Collegiën mij berigten: 1e dat zij in gemeenschappelijk eigendom bezitten eene boerenwoning gelegen te Stompwijk in den grooten Westeindsche polder met ruim acht en twintig morgen drie hond land, waarvan ruim zeventien morgen een hond in dezelfden Polder en elf morgen twee hond in den Swetpolder onder Soeterwoude; 2e dat op de woning met het land in den Westeindsche polder en op vijf morgen vier hond van het land in den Swetpolder gelegen, eene immer voortdurende Fundatie (van Cornelius van Egmond en Apollonia van Eick) is gevestigd van twee jaargetijden en tien H. H. Diensten s'jaars, waarvoor de tijdelijke Pastoor geniet eene som van achttien gulden, door Uw beide Besturen ieder voor de helft te voldoen, en op de overige vijf morgen vier hond in den Swetpolder eene altijddurende Fundatie (van Cornelia Jochems Lelijveldt) van drie jaargetijden, uitsluitend ten laste van het Kerkbestuur, hetwelk daarvoor aan den tijdelijken Pastoor uitkeert de som van zes gulden;
3e dat het aan Uwe Collegiën wenschelijk is voorgekomen gemelde vaste goederen onder elkander te verdeelen; 4e dat men in eene vereenigde vergadering is overeengekomen, behoudens onze goedkeuring, die verdeeling te maken op de wijze als volgt; a/ het Kerkbestuur krijgt voor zijn aandeel de boerenwoning met al het land in den Westeindsche polder, uitgenomen een stuk groot twee morgen en twee hond, hetwelk aan het Armbestuur te beurt valt tezamen met al het land in den Swetpolder gelegen, zoodat het Kerkbestuur, behalve de woning, erlangt ruim veertien morgen vijf hond land, en het Armbestuur dertien morgen vier hond, wordende het verschil in de hoeveelheid door het verschil in de hoedanigheid van het land opgewogen; b/ het Armbestuur belast zich met de kwijting van de twee bovengemelde Fundatiën; c/ het Armbestuur betaalt de onkosten van overdragt of scheidingsacte voor zijn gedeelte; d/ indien bij de nader door ons toe te stane veiling van het gedeelte aan de Kerk toebedeeld, mogt blijken dat het geen f. 20.000,- kan gelden, wordt deze verdeeling beschouwd als niet te zijn geschied: Gezien Uw verzoek om onze goedkeuring op gemelde voorgenomen verdeeling of scheiding; Gelet op de redenen daarbij aangevoerd, als ook op art. 5 van het Algemeen Reglement voor de Besturen der parochiale en andere Katholieke Instellingen van Liefdadigheid in ons Bisdom; zoo hebben wij na rijp beraad en overweging bepaaldelijk ook omtrent de waarde van het minder aandeel dat aan het Armbestuur wordt toegekend, de voorgestelde scheiding en verdeeling gemeend te kunnen goedkeuren: zoo als wij die dan ook bij deze goedkeuren en bekrachtigen; terwijl wij tevens de meergemelde Fundatiën op het land aan het Armbestuur toebedeeld, vestigen, zullende dit diensvolgens op den Inventaris der Armengoederen, als fonds van die Fundatiën geplaatst worden en in het Fundatie Register naauwkeurig aanteekening daarvan worden gehouden. Gedaan te Haarlem den 14 Augustus 1871 De Bisschop van Haarlem /get./ + G.P.Wilmer Aan het Parochiaal Kerkbestuur van den H. Laurentius en het parochiaal Armbestuur te Stompwijk.
N° 26 Stompwijk den 16 Augustus 1871. Monseigneur, Het parochiaal Kerkbestuur van den H. Laurentius te Stompwijk heeft de eer Uwe Doorl. Hoogw. bij dezen te berigten: 1° dat het in de noodzakelijkheid verkeerende om eene nieuwe parochiekerk te bouwen, geen kans ziet dit groote werk naar behooren ten uitvoer te brengen tenzij door het verkoopen van eene boerenwoning met veertien morgen vijf hond land, gelegen in den grooten Westeindsche polder alhier, welke thans (na de verdeeling namelijk tusschen Kerk- en Armbestuur onlangs tot stand gebragt en door bisschoppelijk schrijven van 14 dezer bekrachtigd) het uitsluitend en onbezwaard eigendom der Kerk uitmaakt; 2° dat door Anna van Dijk wed. Gerrit Onderwater aan het Kerkbestuur geschonken is eene som van duizend gulden om te strekken tot den opbouw der nieuwe Kerk, onder een fundatielast van twee jaargetijen en vieren twintig diensten s'jaars gedurende veertig jaren, waarvoor de Pastoor uit de Kerkekas geniet twee en veertig gulden; dat echter Uwe Doorl. Hoogw. bij bisschoppelijk schrijven van 3 April j.l. als voorwaarde uwer toestemming tot het gebruik van die som voor den Kerkbouw gesteld heeft dat een of ander vastgoed worde aangewezen, waarop de fundatie kan gevestigd worden; dat het Kerkbestuur voor dit doeleinde thans aanbiedt een stuk land groot vijf morgen gelegen in den Meerpolder alhier, hetwelk onbezwaard aan de Kerk toebehoort; Diensvolgens neemt het genoemd Kerkbestuur de vrijheid Uwe Doorl. Hoogw. eerbiedig magtiging te verzoeken 1e om de bovenbedoelde boerenwoning met het daarbij behoorende land te verkoopen; 2e om de door Anna van Dijk geschonken duizend gulden voor den opbouw der nieuwe Kerk aan te wenden, onder bepaling dat de daaraan verbonden fundatie op het Kerkeland in den Meerpolder zal gevestigd worden. Met verschuldigde hoogachting onderteekenen wij ons Van Uwe D. H. de ootmoedige Dienaren Namens het Kerkbestuur voornoemd /get./ J.B.Canters, Pastoor Voorzitter " J. Groenewegen.
N째 27 Stompwijk den 16 Aug. 1871. Monseigneur, In het bijgaand schrijven van het parochiaal Kerkbestuur heb ik thans geen gewag gemaakt van het verlof door de erflaters (Cornelius van Egmond en Apollonia van Eick) gegeven om de bedoeld vaste goederen te verkoopen. In hun testament van 1766 was zulk verlof inderdaad uitgedrukt; maar zoals ik Uwe Doorl. Hoogw. reeds mondeling mededeelde, was aan de voet van dit testament deze kantteekening gemaakt: "N.B. Dit testament is vermaakt in 1772". Bij nader onderzoek heb ik nu onder oude Documenten bij het parochiaal Armbestuur alhier berustende een opdragtsbrief d.d. 5 febr. 1772 gevonden, waardoor genoemde echtelieden bedoelde boerenwoning met annexe landerijen in den Westeindsche polder aan de Roomsche Kerk en Armen verkoopen voor eene som van f. 8200,-, zoodat zij daarover niet meer per testament te beschikken hadden, wat dan ook wel aanleiding tot vermaking van het testament zal gegeven hebben. Uit het oorspronkelijk testament blijkt intusschen genoegzaam de bedoeling en de gezindheid van deze weldoeners: ik zeg weldoeners, want gezegde verkoopingsacte zal toch wel slechts het middel geweest zijn om eene dispositio ad pias causas = voor vrome doeleinden te dekken. /was get./ J.B.Canters, Pastoor N째 28 Bisdom van Haarlem N. 1299 Gezien uw schrijven van den 16e dezer, waarbij onze magtiging wordt gevraagd om eene Boerenwoning met veertien morgen vijf hond land, gelegen in den grooten Westeindsche polder te Stompwijk, welke bij de, door ons op den 14e dezer goedgekeurde en bekrachtigde goederenverdeeling tusschen Kerk en Armen, aan de Kerk is toegewezen, te mogen verkoopen, ten einde de opbrengst daarvan voor den bouw der nieuwe Parochiekerk te bezigen. Aangezien ons gebleken is dat uw Collegie zonder dien verkoop niet in staat is gezegden noodzakelijken bouw naar behooren te volvoeren; Aangezien de Fundatie, welke vroeger op gezegde woning en land gevestigd was, bij ons Besluit der goedkeuring en bekrachtiging van bovengemelde verdeeling d.d. 14e dezer, op het land aan het Parochiaal Armbestuur toebedeeld, is overgebragt, zoodat meergemelde boerenwoning met land onbezwaard eigendom der Kerk zijn (is); Aangezien ook van den kant der stichters dier Fundatie van wie meergemelde perceelen afkomstig zijn, geen bezwaar tegen den verkoop bestaat, zooals bij nader onderzoek gebleken is; Zoo verleenen wij, krachtens ons verstrekt volmagt van den H. Stoel, bij dezen Uw Collegie de gevraagde magtiging. Gedaan te Haarlem den 23 Augustus 1871. De Bisschop van Haarlem /get./ + G.P.Wilmer. N째 29 Bisdom van Haarlem N. 1300 Aan het paroch. Kerkbest. Van den H.L. te St.
Gezien uw voorstel en verzoek om de Fundatie van twee jaargetijden en vier en twintig H. H. Diensten s'jaars, iedere maand twee H. H. Diensten - gedurende veertig jaren, door nu wijlen Anna van Dijk wed. Gerrit Onderwater gesticht bij hare schenking van duizend gulden ten behoeve van den bouw eener nieuwe Parochiekerk; tot welker aanvaarding wij uw Collegie reeds den 3e April l.l. gemagtigd hebben - te vestigen op een stuk land groot vijf morgen, gelegen in den Meerpolder - zijnde onbezwaard eigendom der Kerk, waardoor alzoo de gezegde som van f. 1000,- veilig, overeenkomstig de bedoeling der schenkster ten behoeve van gezegden bouw zal kunnen verbruikt worden; Zoo vestigen wij bij deze gezegde Fundatie op het stuk land hierboven gemeld, 'twelk alzoo als fonds en waarborg daarvan, met de jaarlijksche uitkeering van f. 42,- zal bezwaard blijven, waarvan aanteekening op den Inventaris der Kerkgoederen en op het Fundatieregister zal gehouden worden. Gedaan te Haarlem den 23 Augustus 1871. De Bisschop van Haarlem /get./ + G.P.Wilmer
N° 30 Stompwijk den 23 October 1871. Monseigneur, Het R. K. Parochiaal Kerkbestuur van den H. Laurentius te Stompwijk heeft de eer Uwe Doorl. Hoogw. met deze te doen geworden de gewijzigde plannen en begrooting van den voorgenomen bouw eener nieuwe parochiekerk alhier. Tengevolge der wijzigingen door den Architect in zijn plannen gemaakt naar aanleiding der daartegen ingebragte bezwaren, wordt de oorspronkelijke begrooting van f. 56760,- teruggebragt op f. 52532,12; waardoor alzoo bij vermeerderde hechtheid van den geheelen bouw eene bezuiniging ontstaat van ruim f. 4200,-. Ter bestrijding der gezamenlijke kosten van het geheele werk, draagt het Kerkbestuur aan Uwe Doorl. Hoogw. thans de volgende middelen ter goedkeuring voor: a/ vrijwillige bijdragen der gemeentenaren f. 15000,b/ opbrengst der boerenwoning met daarbij behoorende landerijen, tot welke verkooping de noodige magtiging is verleend bij Biss. schrijven van 23 Aug. l.l. N 1299 f. 26250,c/ batig saldo van het loopende dienstjaar met dat van het vorige en het eerstvolgende f. 6000,d/ fundatie van Anna van Dijk wed. Gerrit Onderwater (Bissch. schrijven van 3 Apr. l.l N 644 en 23 Aug. l.l. N. 1300 f. 1000,d/ eene geldleening groot f. 7000,Tezamen uitmakende de som van f. 55250,waardoor dus een batig saldo wordt verkregen van f. 2717,88 waarmede teven het honorarium van den Architect à 5pc. tot een bedrag van f. 2628,- is aangewezen. Door den verkoop der boerenwoning worden de jaarlijksche inkomsten der Kerkekas verminderd met een zuiver bedrag (na aftrek namelijk van alle grond - en polderlasten en reparatiekosten) van f. 500,De jaarlijksche uitgaven daarentegen worden vermeerderd als volgt: a/ door de rentebetaling der geldleening van 7000,- ad 5 pc met " 350,b/ door de jaarlijksche aflossing derzelve met " 400,c/ door de fundatie klevende op de gift van Anna van Dijk met goedkeuring van Uwe Doorl. Hoogw. op een stuk Kerkeland overgebragt, met " 42,----------f. 1292,Dit bedrag wordt gevonden a/ uit het tot dusverre gewone jaarlijksche saldo der Kerkas ad f. 400,b/ uit de merkelijk vermeerderde zitplaatsen in de Kerk en de verhoogde jaarlijksche contributie derzelve " 900,----------f.1300,Al het bovenstaande in aanmerking genomen durft genoemd Kerkbestuur Uwe Doorl. Hoogw. eerbiedig te verzoeken 1° de aldus gewijzigde bouwplannen en begrooting goed te keuren en 2° ons te magtigen a/ om na de voltooijing der fundamenten, welke met toestemming Uwer Doorl. Hoogw. voor eigen rekening thans gelegd worden, tot de publieke aanbesteding van den bovenbouw over te gaan, en zulks wel zoo spoedig mogelijk, aangezien het nu de beste en voordeeligste tijd voor de aanbesteding is om gedurende den winter de timmerwerken goedkoop te kunnen uitvoeren; b/ om eene geldlening ten laste der Kerk te sluiten van zeven duizend gulden tegen eene jaarlijksche rente van 4,4% of hoogstens 5 percent. Namens het Kerkbestuur voornoemd /get./ J.B.Canters Pastoor voorzitter " N.N. N° 31 Bisdom van Haarlem N. 1569 Aan het par. Kerkbestuur van den H. L. te St.
Gezien uw schrijven van de 23e dezer, waarbij ons de gewijzigde plannen en begrooting van den voorgenomen bouw der nieuwe Parochiekerk zijn overgelegd, en onze magtiging wordt gevraagd om tot de uitvoering van dat gewijzigd bouwplan te mogen overgaan; Aangezien door die wijziging aan de bezwaren tegen het oorspronkelijk plan geopperd, is tegemoet gekomen en bij vermeerde hechtheid van den bouw, eene bezuiniging van ruim f. 4200,- ontstaan is, zijnde de Begrooting van f. 56760,- terug gebragt tot op f. 52.532,12;
Gelet op de in uw gemeld schrijven aangewezen middelen, waaronder, behalve de opbrengst van de boerenwoning, tot welker verkoop wij U reeds bij ons schrijven van den 23 Augustus l.l., krachtens Apostolische volmagt, gemagtigd hebben, - ook eene geldleening voorkomt van f. 7000,- tegen een jaarlijkschen intrest van hoogstens 5% en jaarlijksche aflossing van minstens f. 400,-; Gezien de berekening der middelen tot rentebetaling en aflossing van gezegde Leening: Zoo verleenen Wij Uw Collegie bij dezen de gevraagde magtiging om 1e den Kerkbouw volgens het ons overgelegd gewijzigd plan te doen aanbesteden en uitvoeren; 2e om de voorgestelde geldleening ten laste der Kerk aan te gaan. Gedaan te Haarlem den 23 October 1871 De Bisschop van Haarlem /get./ + G.P.Wilmer N° 32 Stompwijk den 24 Januarij 1872. Monseigneur, Het Kerkbestuur van den H. Laurentius te Stompwijk geeft aan Uwe Doorl. Hoogw. met verschuldigden eerbied te kennen, dat de thans bestaande begraafplaats der parochie naar evenredigheid van het zielental der geloovigen merkelijk te klein is, zoodat het dringend noodzakelijk is die te vergrooten; dat het voor de gemakkelijke uitvoering wenschelijk is deze vergrooting tot stand te brengen, nog voor dat met den bovenbouw der nieuwe Kerk begonnen worde; dat de kosten van de voorgenomen begrooting geraamd worden op 150 gulden, welk bedrag uit het batig saldo van het loopende dienstjaar kan gevonden worden. Diensvolgens durft genoemd Kerkbestuur aan Uw Doorl. Hoogw. bij deze de noodige magtiging te vragen om gezegde vergrooting voor gemelden prijs onverwijld te laten uitvoeren en eenige boomen die aan de geregelde voltooijing van het werk in den weg staan ten bate der Kerkekas te laten rooijen. Met de meeste hoogachting onderteekenen wij ons Van Uwe Doorl. Hoogw. de ootm. Dienaren Namens het Kerkbestuur voornoemd /get./ J.B.Canters Pastoor voorzitter J. Onderwater N° 33 Bisschoppelijk Besluit van 26 Jan. 11872 N° 122, waarbij het Kerkbestuur tot bedoelde vergrooting der begraafplaats wordt gemagtigd. N° 34 Stompwijk den 9 Februarij 1872. Monseigneur, Het parochiaal Kerkbestuur van den H. Laurentius te Stompwijk geeft aan Uwe Doorl. Hoogw. bij dezen te kennen, dat de huur van het Kerkeland groot vijf morgen in den Soetermeerschen Meerpolder onder Stompwijk gelegen, met Kersmis l.l. verstreken zijnde, het alleszins wenschelijk is én voor de goede behandeling van het land én voor een verhoogde huur, gemeld land voor langer te verhuren dan waartoe wij volgens Art. 20 van het Algemeen Reglement zijn gemagtigd. Diensvolgens vraagt gemeld Bestuur bij dezen Uwe Doorl. Hoogw. de noodige magtiging om bedoeld land voor vijf achtereen volgende jaren te verhuren. Met verschuldigde hoogachting noemen wij ons Van Uwe Doorl.Hoogw.de ootm. Dienaren Namens het Kerkbestuur voornoemd /get./ J.B.Canters Pastoor Voorzitter " Jac. Groenewegen N° 35 Bisdom van Haarlem N. 225 Aan het paroch. Kerkbestuur Van den H. L. te St.
Gezien uw schrijven van den 9e dezer, waarbij onze magtiging wordt gevraagd om het in dat schrijven bedoelde Kerkeland voor den tijd van vijf achtereen volgende jaren te verhuren. Zoo verleenen wij Uw Collegie, aangezien de verhuring voor dien tijd als voordeelig en alleszins wenschelijk in het belang der Kerk moet geacht worden, krachtens ons verstrekte volmagt van den H. Stoel voor ditmaal de gevraagde magtiging. Gedaan te Haarlem den 16 febr. 1872 De Bisschop van Haarlem /get./ + G.P.Wilmer.
N° 36 Stompwijk den 3 Maart 1872. Monseigneur, Het parochieel Kerkbestuur van den H. Laurentius te Stompwijk geeft aan Uwe Doorl. Hoogw. bij dezen met verschuldigden eerbied te kennen, dat het in zijne vergadering van heden, overeenkomstig de hiertoe betrekkelijke bepalingen van het Algemeen Reglement voor de parochiale Kerkbesturen in dit Bisdom, ter aanvulling der vacature in gemeld Bestuur zullende ontstaan door de gewone jaarlijksche aftreding, in plaats van den aftredende Kerkmeester Jacobus Groenewegen tot kandidaat heeft gekozen: 1° denzelfden Jacobus Groenewegen 2° Cornelis van der Horst Uwe Doorl. Hoogw. verzoekende uit dit tweetal eene benoeming te willen doen onderteekenen, wij ons met de meeste hoogachting Van Uwe Doorl. Hoogw. de ootm. Dienaren Namens het Kerkbestuur voornoemd /get./ J.B.Canters, Pastoor voorzitter " J. van Dijk N° 37 Bisschoppelijk Besluit van 23 Maart 1872 N° 611, houdende herbenoeming van Jacobus Groenewegen tot Kerkmeester. N° 38 Stompwijk den 19 October 1872. Monseigneur, De ondergeteekende heeft de eer Uwe D. L. het volgende te berigten; dat in den jare 1860 alhier gemaakt is eene bij Bissch. schrijven van 4 Junij van gemeld jaar bevestigde fundatie, waardoor Anna van Santen wed. Jacobus van Rijn aan de R. K. Kerk en Armen te Stompwijk legateert eene som van f. 1500,- Inschrijving Grootboek à 4pc, uit de jaarlijksche rente waarvan gedurende vijftig jaren voor de rust der zielen van haar testatrice en van wijlen haren echtgenoot in de kerk van Stompwijk s'jaarlijks moeten geschieden de volgende H. Diensten: a/ twee jaargetijen, waarvoor de tijdelijke Pastoor geniet zes gulden; b/ twaalf maanddiensten, waarvoor 18 gulden; c/ zoovele wekelijksche diensten als er verder guldens overig zijn van de renten, dat is, ongeveer vier en dertig; dat echter de vervulling dezen laatste diensten in de kerk van Stompwijk buitengewoon bezwaarlijk om niet te zeggen ondoenlijk is, aangezien de groote toevloed van intenties, waardoor ik zelfs zonder gene mee te rekenen, verpligt ben vele geloovigen, die H. Diensten verlangen, geruimen tijd te laten wachten, zoodat ik dan ook voortdurend door klagten desaangaande word lastig gevallen; dat het ook inderdaad als minder billijk mag worden beschouwd, tegen het minste stipendium, dat in het Bisdom voor iedere mis, welke ook, wordt uitgekeerd gehouden te zijn tot het volbrengen van fundatiemissen, waaraan zulk een buitengewone last is verbonden, die én voor den Pastoor én voor de geheele gemeente zeer bezwarend is; weshalve Uw Doorl. Voorganger z. g. dan ook de fundatie onder dit opzigt niet onvoorwaardelijk heeft goedgekeurd, maar alleen onder het uitdrukkelijk voorbehoud "dat het den Ordinarius ten leen tijde zal vrijstaan het stipendium der H. Diensten te verhoogen". Al het bovenstaande in overweging nemende durf ik Uwe D. H. bij deze eerbiedig te verzoeken gemelde fundatie in zoover te wijzigen, dat het den Pastoor vrij staat de sub c/ bedoelde diensten buiten de gemeente te laten voldoen, of anders dat met verhooging van het stipendium tot f. 1,50 derzelven getal gereduceerd worde en eene gerechtige beschikking, dewijl ik reeds in de twee vorige jaren bedoelde intenties buiten de gemeente heb laten voldoen, gelieve Uwe D. L. deze in zoover onvolkomen vervulling der fundatie geldig te verklaren. Een gunstige beschikking op dat verzoek tegemoet ziende, onderteeken ik mij met de diepste eerbied Van Uwe D. H. den ootm. Dienaar J.B.Canters, Pastoor. N° 39 Haarlem 14 Nov. 1872. WelEerwaarde Heer, In antwoord op uw schrijven van 19 oct. l.l. betreffende de fundatie van wijlen Anna van Santen wed. Jacobus van Rijn - diene dat die zaak te Rome zal moeten geëxponeerd worden, wijl mij in casu de noodige volmagt ontbreekt om aan uw voorstel of verzoek gevolg te geven. UwEerw. zal dus eene suppliek aan den H. Vader dienen op te maken en daarin de redenen uiteen te zetten, die uw verzoek kunnen motiveren, maar vooraf zal het nodig zijn de familie van de testatrice daarover te hooren en hare goedkeuring daarop te erlangen.
Dit toch pleegt Rome in die gevallen vooraf te eischen. Inmiddels noem ik mij hoogachtend Uwen dienaar in O. H. /get./ + G.P.Wilmer B.v.H. N° 40 Stompwijk den 15 Dec. 1872. Monseigneur, Het R. K. Parochiaal Kerkbestuur van den H. Laurentius alhier neemt de vrijheid Uwe D. H. bij deze te berigten: dat de pastorij der gemeente in zoo erbarmelijken en vervallen toestand verkeert, dat het dringend noodzakelijk is daarin op afdoende wijze te voorzien; dat echter om behoorlijk bewoonbaar te worden gemaakt, zij eene kapitale herstelling zou moeten ondergaan, waarvan de kosten zoo hoog zouden loopen, dat het volgens het oordeel van alle deskundigen in het welbegrepen belang der Kerkekas alleszins raadzaam is eene geheel nieuwe pastorij te bouwen liever dan ten koste van vele duizenden, eene herstelling van het oud gebouw, welke misschien niet eens doeltreffend zou blijken, te beproeven, gesteld ook dat de fundamenten er van nog gaaf en ongeschonden zouden zijn, wat echter grootelijks in twijfel moet getrokken worden. Uit dien hoofde is genoemd Bestuur, na ernstige overweging van het voorgaande alsmede van den finantiëlen toestand der Kerkekas vooral ook in verband met de thans bijna voltooide bouw der nieuwe parochiekerk, tot het besluit gekomen om behoudens de goedkeuring Uwer D. H. tot den opbouw ook eener nieuwe pastorij over te gaan volgens bijgaande bestek en teekeningen van den Architect Margry, waarvan de kosten door dezen geraamd zijn op f. 16940,- welke som evenwel met gebruikmaking van een aanzienlijk gedeelte van den afbraak der oude pastorij en der noodkerk kan gereduceerd worden tot op f. 13000,Uit den aard der zaak blijkt echter, zooals bijgevoegd schrijven van den Architect duidelijk maakt, dat zal deze gebruikmaking van oude materialen met beleid en met het meeste voordeel en zonder dat zij een bron van voortdurende moeijelijkheden tusschen aannemer en aanbesteder worde, plaats hebben, het noodig zou zijn den opbouw niet bij aanbesteding laten uitvoeren maar dien voor eigen rekening te ondernemen. Hiertegen bestaan dan ook, zooals ons reeds bij het maken der fondamenten van de nieuwe Kerk proefondervindelijk gebleken is, geene overwegende bezwaren, mits daarbij een opzigter ten dienste sta, welkdanige wij als toen gehad hebben, en die ons ook thans wederom is toegezegd. Daarbij heeft de Architect ons in bovengemeld schrijven gewaarborgd, dat de kosten van het gehele werk niet boven de som van dertien duizend gulden zullen loopen, terwijl hij zich voor al het meerde aansprakelijk stelt. Wat nu de middelen betreft om deze uitgave te bestrijden durft het Bestuur aan Uwe D. H. voor te stellen, eene geldleening van f. 13000,- ad 5pc, waardoor dus de gevestigde schuld der Kerk van f. 7000,- zou worden gebragt op f. 20000,- De jaarlijksche rentebetaling ad f. 1000,- met de aflossing ad f. 400,- kan overvloedig gevonden worden uit de opbrengst der zitplaatsen in de nieuwe Kerk, terwijl het overschot hiervan, gevoegd bij de overige gewone inkomsten der Kerkekas genoegzaam zijn om in alle behoeften der Kerk te voorzien en het dienstjaar telkens met een batig saldo te sluiten. Meergemeld Kerkbestuur vraagt diensvolgens bij deze Uwe D. H. de noodige magtiging: a/ om de thans bestaande pastorij te sloopen en de afbraak hiervan zooals ook van de noodkerk, in zoover die niet voor den opbouw der nieuwe pastorij wordt benuttigd ten voordeele der Kerkekas te verkoopen; b/ om eenige boomen rondom de pastorij te rooijen; c/ om eene nieuwe pastorij naar bijgaande bestek en teekeningen te bouwen en zulks wel om boven aangevende redenen voor eigen rekening; d/ om eene geldleening ten laste der Kerk te sluiten van f. 13000,- tegen eene rente van 4 of hoogstens 5pc, en dus de gevestigde schuld der Kerk van f.7000,- te brengen op f. 20.000,-. In de hoop van weldra met een gunstig antwoord vereerd te worden onderteekenen wij ons met eerbiedige hoogachting, Van Uwe D. H. ootm. Dienaar Namens het Kerkbestuur voornoemd /get./ J.B.Canters, Pastoor - Voorz. N° 41 Stompwijk den 9 Januarij 1873. Het parochiaal Kerkbestuur van den H. Laurentius te Stompwijk neemt de vrijheid Uwe D. H. bij deze te berigten: dat door Joannis Onderwater namens zijne Zuster Maria Onderwater, alhier op 10 October l.l. overleden aan de Kerkekas wordt aangeboden eene gift van f. 940 onder de volgende verpligtingen: a/ dat gedurende veertig achtereenvolgende jaren voor gemelde Maria Onderwater zullen geschieden een jaargetij, waarvoor den pastoor uit de kerkekas geniet 4 gl en twaalf maanddiensten s'jaars waar voor 24 gl.;
b/ dat daarenboven de vijf eerste jaren na haar overlijden nog voor haar zullen geschieden veertien diensten s'jaars, van ieder, van welke de Pastoor geniet twee gulden; Weliswaar is de intrest van bovengemeld kapitaal de eerste vijf jaren niet geheel toereikend om bedoelde honoraria uit te keeren: doch zulks wordt door de volgende jaren overvloedig opgewogen. Mogt evenwel Uwe D. H. uit dien hoofde er bezwaar in zien de fundatie op deze wijze goed te keuren, dan is het voorstel van den belanghebbende(doch zooals blijkt minder gunstig voor de Kerkekas) veertig jaren lang een jaargetij en twaalf maanddiensten tegen bovengemeld stipendium te bepalen, waarvoor hij dan in de Kerkekas zal storten 800 gulden, terwijl hij dan de overige 140 gulden zou gebruiken om daaruit het ontbrekende getal der verlangde diensten aan te vullen. Wij twijfelen dus niet of Uwe D. H. zal de fundatie volgens het eerste voorstel volgaarne willen bevestigen, terwijl wij ons onder betuiging onze eerbiedige hoogachting noemen. Van Uwe D. H. de ootm. Dienaren namens het Kerkbestuur voornoemd /get./ J.B.Canters Pastoor voorzitter N° 42 Bisdom van Haarlem N. 35 Aan het Par. Kerkb. van den H. L. te St. Haarlem 14 Januarij 1873. In heb het ontwerp en plan van den bouw eener nieuwe Pastorie, met uw verzoek om tot dien bouw gemagtigd te worden, ontvangen, doch kan niet ontveinzen dat dit verzoek mij eenigszins verwonderde: daar toch bij het bouwen der Kerk, na rijp beraad goedgevonden, was de Pastorij als voldoende en status quo te laten, en nu, volgens uw schrijven de Pastorie in zoo erbarmelijken en vervallen toestand verkeert, dat het dringend noodzakelijk is, daarin op afdoende wijze te voorzien. Intusschen, wanneer dit werkelijk zóó door deskundigen verzekerd wordt, dan stem ik met U in dat het veel verkieslijker is, eene geheel nieuwe Pastorie te bouwen, dan de oude te herstellen. Ik heb dan ook het mij toegezonden bouwplan met de daarbij behoorende bouwkundige stukken, door een deskundige doen onderzoeken. De aanmerkingen daarop gevallen gaan hierbij en ik verlang, dat die in acht genomen zullen worden, ten ware soms ernstige bedenkingen daartegen mogten bestaan. Op dien voet dan magtig ik uw Collegie tot den bouw eener nieuwe Pastorie, en wél zoo als mij in uw verzoek is voorgesteld, en na overweging van alle omstandigheden in dit geval ook het verkieslijkste voorkomt, voor eigen rekening, mits Uw Collegie de noodige waarborgen ontvangen onder andere, ook daarvoor dat de bouw niet hooger zal loopen dan, zoals de Heer Architect in zijn hierbij teruggaand schrijven aangeeft, f. 13000,- behalve het gebruik der materialen van de oude Pastorie. Dit alles evenwel slechts onder de uitdrukkelijke voorwaarde en bepaling, dat mij alsnog duidelijk door Uw Collegie worde uiteengezet en aangetoond dat de rentenbetaling en aflossing eener geldleening van f. 20.000,- à 5pc met jaarlijksche aflossing van f. 400,-- alzoo f. 1400,- s'jaarlijks goed kunnen gevonden worden. Met het oog op uwen vroegere opgave ter gelegenheid van de kerkbouw, alsmede op uwe rekeningen en begrootingen, ook die van dit loopende jaar, kan ik niet berusten in de algemeene verzekering dat die uitgaven overvloedig kunnen gevonden worden uit de opbrengst der zitplaatsen in de nieuwe Kerk, - en wel zoo dat het overschot daarvan gevoegd bij de overige gewone inkomsten der Kerkekas, meer dan voldoende is om in alle behoeften der Kerk te voorzien. Hiervan toch wenschte ik nader in bijzonderheden overtuigd te worden; en, indien ten gevolge van verhoogden prijs van materialen of door het opvolgen van nevengaande aanmerkingen, de onkosten van den bouw hooger mogten geraamd worden dan f. 13000,- zal mij bovendien behooren aangetoond te worden dat die verhooging evenzeer kan worden bestreden, of anders de bouw zal bezuinigd worden. Overigens magtig ik U, krachtens mij verstrekte volmagt van den H. Stoel altijd in de onderstelling dat de bouw eener nieuwe Pastorie doorgaat, tot slooping der oude Pastorie en verkoop van derzelve afbraak, alsook van die der Noodkerk, voor zoover die afbraak voor den bouw der nieuwe Pastorie niet zal gebezigd worden; zoo ook tot rooijing van eenige boomen rondom de Pastorie. De Bisschop van Haarlem /get./ + G.P.Wilmer.
N° 43 Bisdom van Haarlem N. 36 Aan het Par. Kerkbest. van den H. L. te St.
Gezien uw schrijven van den 9e dezer, waarbij onze magtiging gevraagd wordt tot aanvaarding eener gift van f. 940 door Joannes Onderwater, namens zijne overledene zuster Maria Onderwater Uw Collegie aangeboden onder de navolgende verpligtingen: 1° dat gedurende veertig achtereenvolgende jaren voor gemelde Maria Onderwater zullen gedaan worden een jaargetijde, waarvoor de Pastoor uit de kerkekas zal genieten een Honorarium van vier gulden, en twaalf Maanddiensten s'jaarlijks, voor een Honorarium van vier en twintig gulden en 2° dat daarenboven de vijf eerste jaren na haar overlijden, voor haar nog zullen gecelebreerd worden veertien H. H. Diensten ieder jaar, tegen een stipendium van twee gulden voor elke H. Dienst; en in aanmerking nemende dat hetgeen in de eerste vijf jaren tekort schiet aan de renten, die het Kapitaal zal afwerpen, ruimschoots na verloop dier jaren, en vooral na afloop van de geheele Fundatie, aan de Kerkekas vergoed zal worden. Zoo verleenen wij Uw collegie de gevraagde magtiging tot aanvaarding van gemelde som van f. 490,. Onder de daarbij gemaakte en hierboven vermelde bepalingen en lasten; zullende gezegde som solied rentegevend belegd worden als fonds van de daaraan verbonden Fundatiën, welke wij tevens bij deze bekrachtigen. En zal van die Fundatiën naauwkeurig in het daartoe bestemde Register aanteekening gehouden en bij de jaarlijksche Kerkrekening, verantwoording gedaan worden. Gedaan te Haarlem 14 Januarij 1873 De Bisschop van Haarlem /get./ + G.P.Wilmer N° 44 Stompwijk den 21 Januarij 1873. Monseigneur, Het parochiaal Kerkbestuur van den H. Laurentius te Stompwijk, heeft de eer Uwe D. H. te berigten dat op de Kerkewerf alhier een huisje aanwezig is, aan de Kerk in eigendom toebehoorende hetwelk tot dusverre in vieren werd bewoond tegen eene gezamentlijke onzuivere huur van f. 86,40 s'jaars, welk bedrag voor de Kerkekas echter niet noodzakelijk is om al de uitgaven van het jaarlijksche Budget te voorzien; Dat bedoeld huisje grootendeels in zeer bouwvalligen toestand verkeert en bij de plaats door de nieuwe Kerk ingenomen, den toegang tot het Kerkhof verspert, zoodat het noodzakelijk dient geamoveerd te worden. Uit dien hoofde vraagt gemeld Kerkbestuur Uwe D. H. de noodige magtiging om dat huisje te sloopen en de afbraak er van ten bate der Kerkekas te verkoopen. Met verschuldigde eerbied onderteekenen wij ons Van Uwe D. H. de ootm. Dienaren Namens het Kerkbestuur voornoemd /get./ J.B.Canters Past. voorz. " N.N. N° 45 Stompwijk den 22 Januarij 1873. Monseigneur, Het parochiaal Kerkbestuur van den H. Laurentius te Stompwijk, voldoende aan het verlangen van Uwe D. H. vervat in uw geëerd schrijven van 14 dezer, zendt Uwe D.H. bij deze een toelichtende staat ten betooge der gegrondheid onzer verzekering: "dat die uitgaven (voor intrest en aflossing) overvloedig kunnen gevonden worden uit de opbrengst der zitplaatsen in de nieuwe Kerk, en wel zóó, dat het overschot daarvan gevoegd bij de overige gewone inkomsten der kerkekas meer dan voldoende is om in alle behoeften der Kerk te voorzien". Het zij ons geoorloofd hierbij de bemerking te voegen, dat bij eene vroegere opgave van onze kant ter gelegenheid van de Kerkbouw geen sprake was van den bouw der pastorie, en dat dus enkel en alleen de middelen voor eerstgenoemde bouw behoefden aangewezen te worden, wat alstoen door ons met grond is geschied, zij het dan ook dat wij niet al onze middelen in hun ganschen omvang vooruit gezet hebben, wat trouwens niet noodzakelijk was en om verschillende redenen toen ook nog niet met die juistheid kon plaats hebben. Dat verder onze bovenaangehaalde verzekering door onze vroegere rekeningen en begrootingen, ook de begrooting van het loopende jaar, gelogenstraft of betwijfelbaar gemaakt zou worden, is slechts schijnbaar, zooals naar we durven vertrouwen bij inzage van bijgaanden toelichtenden staat, Uwer Doorluchtige Hoogwaardigheid duidelijk zal worden, terwijl wij weldra door de Rekening en verantwoording van het pas afgeloopen dienstjaar, welke zoo dit noodig werd geoordeeld, half Februarij zou kunnen worden ingediend, het handtastelijk bewijs voor de gegrondheid onzer berekening hopen te leveren.
Ten slotte zij het ons nog vergund met verschuldigden eerbied te bemerken dat onze gedane aanvrage tot de verhooging der gevestigde Kerkeschuld tot op f. 20.000 à 5pc in uw bovengemeld schrijven niet uitdrukkelijk is beantwoord, ofschoon het wel eene dusdanige verhooging veronderstelt en dus eene stilzwijgende toestemming bevat. Indien wij hierop geen nader schrijven mogten ontvangen, zullen wij dat dan ook in dien zin opnemen. Met eerbiedige hoogachting onderteekenen wij ons Van Uwe D. H. de ootm. Dienaren Namens het Kerkbestuur voornoemd J.B.Canters Pastoor Voorz. N.N. Toelichtende staat, behoorende bij het schrijven van het parochiaal Kerkbestuur van den H. Laurentius alhier, aan zijne D.H. Den Bisschop van Haarlem van 22 Januarij 1873. Geraamde opbrengst der zitplaatsen in de nieuwe Kerk 81 plaatsen in het midden van het kruis à f. 6,- per jaar = 69 in de kruisarmen f. 4,70 in de middelbeuk f. 5,70 in de middelbeuk f. 4,70 in de middelbeuk f. 3,-Totaal 360 plaatsen f. 1.602,--
f. " " " "
486,276,350,280,210,-
De raming der verhuurde plaatsen op een getal van 360 mag inderdaad alleszins matig heeten voor eene gemeente van ruim 700 communicanten, onder welke weinig armen. Hoogst waarschijnlijk zullen al spoedig de zijbeuken, die volgens nevenstaande berekening ongebruikt blijven, althans gedeeltelijk productief gemaakt moeten worden.
Van bovenstaand bedrag ad f. 1602,- aftrekken voor de rente van f.20.000,-- à 5pc f. 1000,--, voor de jaarlijksche aflossing f. 400,- = f. 1.400,--. Saldo f. 202,-Bij voorgaand saldo toe te voegen de gewone Inkomsten der Kerkekas: Huur van vaste goederen f. 452,60 Renten van belegde Kapitalen " 308,37 Gewone inzamelingen t.b.v. de Kerk " 700,-- * Opbrengst der begraafplaats " 100,-- * Totaal der gewone inkomsten (na aftrek van intrest en aflossing der Kerkeschuld) Totaal der gewone uitgaven volgens begrooting 1873, incl. f. 50,- voor buitengewone uitgaven zodat een batig saldo resteert van f. 130,37½.
f. 1762,97 f. 1632,59½
Zie Begrooting 1873. Onder dit bedrag is niet begrepen de huur van een huisje op de Kerkewerf, tot welks slooping in ons schrijven van gisteren magtiging is gevraagd. Op de Begr. Van 1873 is dit art. weliswaar geraamd op 600 gl. Dat het echter het hierneven geplaatst bedrag zal opbrengen mag met alle grond worden verwacht, als blijkt uit de werkelijke opbrengst de twee laatste jaren; in 1871 namelijk 768,23½. Zie Rek. en Verantw. Over dat jaar; in 1872 waarvan de Rek. en verantw. Nog niet bij het Bisdom is ingediend 780,36. Dezelfde bemerking geldt ook hier. Zie hier de werkelijke opbrengst der Begraafplaats in de laatste zes jaren: 155,- 176,- 145,- 123,50 190,10 en 134,85
N° 46 Bisdom van Haarlem N. 109 Aan het par. Kerkbest. van S. L. te St.
Gezien uw schrijven van den 15e December l.l. waarbij onze magtiging wordt gevraagd om, ter bestrijding van den bouw der nieuwe pastorie, eene geldleening te sluiten van f. 13.000 tegen eene rente van hoogstens 5pc en aldus de gevestigde schuld der Kerk te brengen op f.20.000 met eene jaarlijksche aflossing van vierhonderd guldens. Gelet op uw nader schrijven van den 22 dezer, waarbij aan ons een toelichtende staat is overgelegd, ter verzekering dat de lasten dier geldleening Uwe middelen niet te boven gaan: Zoo verleenen wij U bij deze de gevraagde magtiging. Gegeven te Haarlem den 31 Januarij 1873 De Bisschop van Haarlem /get./ + G.P.Wilmer
N° 47 Bisdom van Haarlem N. 110 Aan het paroch. Kerkbest. Van S. Laur. te St.
Gezien uw schrijven van den 21 dezer maand, waarbij onze magtiging wordt gevraagd om een huisje op de kerkwerf gelegen, en dat door de plaatsing der nieuwe Kerk den toegang tot het kerkhof belemmert, en daarbij grootendeels in zeer bouwvallige toestand verkeert, te mogen sloopen en voor afbraak verkoopen. Zoo verleenen wij U bij deze de gevraagde magtiging, krachtens de ons van den Apostolische Stoel verstrekte faculteit, en onder bepaling dat de gelden, die door den verkoop worden opgeleverd, solied en rentegevend belegd zullen worden. Gegeven te Haarlem den 31 Januarij 1873. De Bisschop van Haarlem /get./ + G.P.Wilmer N° 48 Schrijven van het paroch. Kerkbestuur een Zijne D. H. den Bisschop van Haarlem, waarbij in plaats van de aftredende Kerkmeester Petrus van Boheemen als kandidaat worden voorgedragen: Willem Oudshoorn en Cornelis van der Horst. 22 Maart 1873. N° 49 Bisschoppelijk besluit van 31 Maart 1873 houdende benoeming van Willem Oudshoorn tot Kerkmeester. N° 50 Stompwijk den 5 Junij 1873. Monseigneur, Het parochiaal Kerkbestuur van den H. Laurentius te Stompwijk geeft bij deze aan Uwe D. H. te kennen, dat bij het amoveren van den preekstoel uit de oude Kerk is gebleken dat hij niet meer geschikt is om in de nieuwe Kerk geplaatst te worden, vooral ook uit hoofde der belangrijke reparatiën, welke daaraan zouden moeten geschieden; dat ons voor gezegden preekstoel, die zich overigens niet door bijzondere kunstwaarde onderscheidt, een bod is gedaan van 200 gl , welk bod volgens onzen Architect zeer aanzienlijk mag heeten, en waarop men spoedig bescheid verlangt. Diensvolgens vraagt bovengenoemd Bestuur Uwe D. H. de noodige magtiging om den preekstoel voor gezegden prijs te gunnen en hieruit voorlopigen preekstoel te betalen, welke reeds in de nieuwe Kerk geplaatst is, en waarmede wij ons zullen behelpen tot dat wij in staat zijn een nieuwen aan te schaffen, welke in harmonie met de degelijkheid en den stijl der overige Kerkmeubelen en der Kerk zelve. Met de meeste hoogachting onderteeken wij ons, Namens het Kerkbestuur voorn. /get./ J.B.Canters, Pastoor voorzitter N.N. N° 51 Bisdom van Haarlem N. 904 Aan het par. Kerkb. van den H. Laur. te St.
Gezien uw schrijven van den 5e dezer, waarbij onze magtiging wordt gevraagd om den preekstoel uit de oude Kerk, die gebleken is, vooral ook uit hoofde der belangrijke herstellingen, welke daaraan zouden moeten geschieden, niet meer geschikt te zijn in de nieuwe Kerk geplaatst te worden, en overigens geene bijzondere kunstwaarde heeft, te mogen verkoopen voor de daartoe aangeboden som van twee honderd gulden, en tevens uit die som een voorlopige preekstoel te betalen, welke reeds in de nieuwe kerk geplaatst is, in afwachting dat later voor goed een alleszins betamelijke Preekstoel kunne geplaatst worden. Zoo verleenen wij uw Collegie - krachtens ons verstrekte volmagt van den H. Stoel - de gevraagde magtiging. Gedaan te Haarlem den 10 Junij 1873. De Bisschop van Haarlem /get./ + G.P.Wilmer
N° 52 Stompwijk den 9 November 1873 Monseigneur, Het parochiaal Kerkbestuur van den H. Laurentius te Stompwijk geeft bij deze aan Uwe Doorl. Hoogw. te kennen, dat door het plaatsen van zitbanken in de nieuwe Kerk de stoelen der vrouwen, die in de oude Kerk hebben gediend, overbodig zijn geworden, weshalve gemeld Bestuur Uwe Doorl. Hoogw. de noodige magtiging verzoekt om deze stoelen, ruim honderd in getal, te mogen verkoopen. Met verschuldigde hoogachting onderteekenen wij ons Van Uwe Doorl. Hoogw. de ootm. Dienaren Namens jet Kerkbestuur voornoemd /get./ J.B.Canters Pastoor voorzitter " J. Groenewegen N° 53 Bisdom van Haarlem N. 1579 Aan het paroch. Kerkbestuur Van S. Laurentius te Stompwijk.
Gezien uw schrijven van den 9e dezer, waarbij onze magtiging wordt gevraagd. Om de stoelen der oude Kerk, die door het plaatsen van banken in de nieuwe overbodig zijn geworden, te verkoopen. Zoo verleenen wij U bij deze krachtens de door ons verstrekte Apostolische faculteit, de gevraagde magtiging. Gegeven te Haarlem den 20 November 1873. De Bisschop van Haarlem /get./ + G.P.Wilmer N° 54 Stompwijk den 19 December 1873. Monseigneur, Het parochiaal Kerkbestuur van den H. Laurentius te Stompwijk geeft bij deze aan Uwe D. H. te kennen: Dat bij het verplaatsen van het orgel eerst in de noodkerk vervolgens in de nieuwe parochiekerk, aan hetzelve eene niet onbelangrijke wijziging en reparatie heeft moeten geschieden, waarvan de gezamentlijke onkosten bedragen 670 gulden. Ypma f. 77,--, idem f. 481,44 Westerhof f. 82,34, idem f. 8,-- en Castelijn f. 21,22
Hetzelfde is het geval geweest met het verplaatsen van de klok en het uurwerk in de nieuwe toren, waardoor eene uitgave is veroorzaakt van ± 350 gulden. Westerhof f. 6,68, idem f. 54,80, Henters f. 12,--, J.Stam f. 30,--, Castelijn f. 40,-- en v.d.Velde f. 200,--
Dewijl bij het opmaken der Begrooting van den Kerkbouw op deze tweevoudige uitgave niet gerekend en daarin alzoo ook niet voorzien is geworden, vraagt gemeld Bestuur Uwe D. H. bij deze magtiging om de gelden daarvoor te nemen uit het batig saldo van het loopende dienstjaar der Kerkekas, hetwelk te dien einde toereikend zijn zal. Met verschuldigde hoogachting onderteekenen wij ons Van Uwe D. H. de ootm. Dienaren Namens het kerkbestuur voornoemd /get./ J.B.Canters Pastoor voorzitter " J. Groenewegen N° 55 Bisdom van Haarlem N. 1761 Aan het par. Kerkbestuur Van de H. Laur. te Stompwijk.
Ingevolge uw schrijven van den 19 dezer magtigen wij Uw Collegie bij dezen om de onvoorziene uitgave onkosten van reparatiën aan het orgel ten bedrage van f. 670,- als ook aan de klok en het uurwerk groot ± f. 350 door het overbrengen in de nieuwe kerk veroorzaakt te voldoen uit het batig saldo van het loopend dienstjaar, hetwelk naar uw schrijven daarvoor toereikend zal zijn. Wij vooronderstellen natuurlijk dat daarmede niets zal te kort gedaan worden aan de overige verpligtingen der Kerk. Gedaan te Haarlem den 30 December 1873 De Bisschop van Haarlem /get./ + G.P.Wilmer
N° 56 Schrijven van het parochiaal Kerkbestuur van 3 Maart 1874 aan Zijne D. H. den Bisschop van Haarlem, waarbij in plaats van den aftredenden Kerkmeester Jan van Dijk als kandidaten worden voorgedragen Jan van Dijk en Cornelis van der Horst. N° 57 Bisschoppelijk Besluit van 2 April 1874 houdende herbenoeming van Jan van Dijk tot Kerkmeester. N° 58 Stompwijk den 13 Mei 1874. Monseigneur, Het R.K.Parochiaal Armbestuur van Stompwijk, hoezeer ook de billijkheid er van erkennende dat de Armen tot het bouwen eener nieuwe parochiekerk, welke voor allen is bestemd, bijdragen, vooral indien de finantiële toestand der Armenkas voordeelig, die der Kerkekas daarentegen minder gunstig is, heeft evenwel tot dusverre nog niets te dien einde bijgedragen, hoofdzakelijk wel, omdat het parochiaal Kerkbestuur alhier begreep geen beroep op deszelfs medewerking te moeten doen, zoolang het niet onmogelijk zou blijken zonder dat den Kerkbouw tot stand te brengen. Thans echter nu het Kerkbestuur na het voltooijen van Kerk en pastorij uit eigen middelen, daarenboven in de noodzakelijkheid verkeert eene Kosterswoning te bouwen, wenscht het Armbestuur daartoe op de volgende wijze de behulpzame hand te bieden, waardoor het tevens in eene bijzondere behoefte voor zichzelf voorziet. 1° Het Armbestuur doet aan het Kerkbestuur een renteloos voorschot van duizend gulden, onder deze voorwaarde, dat in de te bouwen kosterswoning ten allen tijde een geschikt lokaal beschikbaar zal zijn tot het houden zijner vergaderingen alsmede eene bergplaats voor brandstoffen; 2° Na twintig jaren zal de helft van gemeld kapitaal, dus vijf honderd gulden, rentegevend worden tegen eene rente van vijf percent s'jaars, en achtereenvolgens afgelost worden met jaarlijksche termijnen van vijftig gulden; 3° de resterende vijf honderd gulden blijven na gezegde aflossing voor onbepaalde tijd in gebruik bij het Kerkbestuur en wel renteloos, zoo nogtans dat het van dan af ten allen tijde aan het Armbestuur zal vrijstaan om tegen verlies van zijn regt op bedoeld lokaal en bergplaats het geheel resterende kapitaal terug te eischen, gelijk ook aan het Kerkbestuur om tegen teruggave dier som het regt op beide lokalen te ontzeggen; een en ander zal echter niet zonder toestemming van den Ordinarius kunnen geschieden. Ons eerbiedig verzoek is alzoo, dat het Uwe Doorluchtige Hoogwaardigheid moge behagen de noodige magtiging te verleenen: 1° aan het parochiaal Armbestuur om gezegd renteloos voorschot op die wijze te doen, 2° aan het parochiaal Kerkbestuur om het op die voorwaarde te aanvaarden. Met verschuldigde hoogachting onderteekenen wij ons Namens het parochiaal Armbestuur /was get./ C. Olsthoorn pres. " A. de Jong secr.
Namens het par. Kerkbestuur /was get./ J.B.Canters Pastoor voorzitter " J.Onderwater.
N° 59 Stompwijk den 14 Mei 1874. Monseigneur, Het parochiaal Kerkbestuur van den H. Laurentius te Stompwijk geeft met verschuldigde eerbied aan Uwe Doorl. Hoogw. te kennen dat het zich in de noodzakelijkheid bevindt om op de Kerkewerf eene kosterswoning te bouwen, waardoor tevens aan een ernstig en billijk verlangen der geheele gemeente zal worden tegemoet gekomen, en waarvan de gezamentlijke onkosten geraamd zijn op twee duizend gulden. Dewijl echter ten gevolge van den bouw der Kerk en pastorij onze geldmiddelen zoodanig zijn bepaald, dat wij geen kans zien om daaruit bedoelde uitgave te bestrijken, nemen wij de vrijheid aan Uwe Doorl. Hoogw. de volgende middelen ter goedkeuring aan te bieden: a/ een renteloos voorschot van duizend gulden, waartoe het parochiaal Armbestuur zich bereid heeft verklaard, blijkens bijgaand gemeenschappelijk schrijven der beide Besturen; b/ eene geldlening van duizend gulden tegen 4½pc s'jaars met aflossing van jaarlijksche termijnen van vijftig gulden.
De jaarlijksche aflossing zal gevonden worden uit de huur der te bouwen woning, en de jaarlijksche rentebetaling, welke het eerste jaar 45 gl. bedraagt, uit de verhoogde huur van twee aan de Kerk toebehoorende woningen tot een bedrag van 26 gulden, terwijl het de eerste jaren ontbrekende uit de Kerkekas zal kunnen worden aangevuld. Wij durven dus aan Uwe D. Hoogw. bij deze de noodige magtiging te verzoeken, om deze geldleening aldus te sluiten en bijgevolg de gevestigde Kerkeschuld te brengen op een en twintig duizend gulden; alsmede om tot den bouw der bedoelde kosterswoning over te gaan. Met verschuldigde hoo0hachting onderteekenen wij ons Van Uwe D. Hoogw. de ootm. Dienaren Namens het Kerkbestuur voornoemd /was get./ J.B.Canters Pastoor voorzitter " J. Onderwater secr. N° 60 Bisdom van HaarlemN. 786 Aan het paroch. Armbestuur en het par. Kerkbestuur van Stompwijk.
Gezien uw schrijven van 13 dezer, waarbij onze magtiging wordt gevraagd, opdat het parochiaal Armbestuur ten einde aan het parochiaal Kerkbestuur tegemoet te komen in de kosten van den bouw eener kosterswoning, aan gezegd Bestuur een renteloos voorschot zou mogen doen, groot duizend gulden, onder de navolgende voorwaarden; 1° dat in de te bouwen kosterswoning ten allen tijde een lokaal beschikbaar zal zijn ten dienste van het parochiaal Armbestuur tot het houden zijner vergaderingen, alsmede eene bergplaats voor brandstoffen; 2° dat na twintig jaren de helft van gemeld kapitaal rentegevend zal worden tegen eene intrest van vijf percent s'jaars, en achtereenvolgend afgelost worden met jaarlijksche termijnen van vijftig gulden; 3° dat de overblijvende vijfhonderd gulden na gezegde aflossing voor onbepaalden tijd in gebruik zullen blijven bij het Kerkbestuur en wel renteloos, zóó nogtans dat het van dan af ten allen tijde aan het parochiaal Armbestuur vrij zal staan om tegen verlies van zijn regt op bedoeld lokaal en bergplaats het geheele resterende kapitaal terug te eischen, gelijk ook aan het parochiaal Kerkbestuur om tegen teruggave dier som het regt op beide lokalen te ontzeggen, zullende echter een en ander niet kunnen geschieden zonder toestemming van den Ordinarius; Zoo verleenen wij bij deze aan uwe beide Besturen de magtiging om het omschreven renteloos voorschot respective te geven en te aanvaarden. Gegeven te Haarlem den 18 Mei 1874. De Bisschop van Haarlem /was get./ + G.P.Wilmer N° 61 Bisdom van Haarlem N. 785 Aan het paroch. Kerkbestuur Van S. Laurentius te Stompwijk
Gezien uw schrijven van den 14e dezer, waarbij onze magtiging wordt gevraagd, om op de Kerkewerf eene kosterswoning te bouwen voor eene som geraamd op tweeduizend gulden en om ter bestrijding van die uitgaaf a/ een renteloos voorschot groot duizend gulden op te nemen van het parochiaal Armbestuur; b/ eene som van duizend gulden te leenen tegen 4½pc met jaarlijksche aflossing van vijftig gulden. Gelet op hetgeen ten aanzien der middelen voor de rentebetaling en jaarlijksche aflossing door U nader is uiteengezet: Zoo verleenen wij U bij deze de gevraagde magtiging. Gedaan te Haarlem den 18 Mei 1874. De Bisschop van Haarlem /was get./ + G.P.Wilmer
N° 62 Stompwijk den 24 Junij 1874. Monseigneur, Het parochiaal Kerkbestuur van den H. Laurentius te Stompwijk geeft aan Uwe Doorl. Hoogw. met verschuldigde eerbied te kennen, Dat het ten gevolge van het bouwen der nieuwe Kerk met pastorij en kosterswoning noodzakelijk is geworden het terrein vóór en rondom de Kerk opnieuw aan te leggen, waarvan de kosten met inbegrip van plantsoen en grint geraamd zijn op vierhonderd gulden. Diensvolgens vraagt genoemd Bestuur Uwe Doorl. Hoogw. bij deze de noodige magtiging om deze uitgaaf te bestrijden uit de Kerkekas, welke daartoe toereikend zal zijn, zonder dat er in iets te kort gebleven worde aan de overige verpligtingen der kerk. Met de meeste hoogachting onderteekenen wij ons Van Uwe D. Hoogw. de ootm. Dienaren Namens het Kerkbestuur voornoemd /was get./ J.B.Canters past. voor. " J.Onderwater. N° 63 Bisdom van Haarlem N. 911 Aan het Parochiaal Kerkbestuur Van S. Laur. te Stompwijk.
Gezien uw schrijven van den 24e dezer, waarbij onze magtiging wordt gevraagd om het terrein rondom en voor de Kerk opnieuw aan te leggen, waarvan de onkosten, met inbegrip van plantsoen en grint, op vierhonderd gulden zijn geraamd, en tot welke uitgaaf de Kerkekas in staat is, zonder dat te kort zal worden gekomen aan de overige verpligtingen der kerk: Zoo verleenen Wij U bij deze de gevraagde magtiging. Gegeven te Haarlem den 26 Junij 1874. De Bisschop van Haarlem /was get./ + G.P.Wilmer N° 64 Stompwijk den 25 Augustus 1874. Monseigneur, Het parochiaal Kerkbestuur van den H. Laurentius te Stompwijk geeft met verschuldigde eerbied aan Uwe D. Hoogw. te kennen 1° dat weleer door Anna van Santen aan de Kerk ten dienste van het lieve Vrouwebeeld zijn gelegateerd de navolgende voorwerpen: een bloedkoralenketting met gouden streng en kruis en juweelen boot (deze van niet groote waarde) benevens een zilveren scepter; alsmede door Anna de Bever huisvrouw Jan van Santen ter verziering van het venerabel een paar gouden oorbellen, door Maria van der Geest wed. Petrus van der Geest een paar juweelen oorbelletjes van geringe waarde; en door Pastoor Stoek geschonken een zilveren lelietak voor het Sint Josef beeld, 2° dat daarenboven onder de sieraden der Kerk zich nog bevinden twee zilveren Rozekransen, een gouden Kruisje; en een zilveren altaarschel, welke defect is; 3° dat al de bovengenoemde voorwerpen, welke geene bijzondere kunstwaarde hebben, noch als antiquiteiten in aanmerking kunnen komen, en in de nieuwe Kerk niet meer bruikbaar zijn, en dus nutteloos en renteloos opgeborgen liggen, terwijl aan geene daarvan eenige fundatielast is verbonden. Diensvolgens vraagt genoemd Bestuur Uwe D. Hoogw. de noodige magtiging om meergemelde voorwerpen te verkoopen en wel bij voorkeur aan de betrekkelijke familie tegen taxatie, en de opbrengst er van te gebruiken tot aankoop van sieraden op meubelen voor altaar of kerk. Met de meeste etc. Namens het Kerkbestuur voornoemd /get./ J.B.Canters, P.V. " N.N. N° 65 Bisdom van Haarlem N. 1142
Haarlem 5 Sept. 1874.
In antwoord op uw verzoek van 25 Aug. l.l. diene dat ik er in den regel groot bezwaar tegen heb om dergelijke voorwerpen, als bij uw gemeld verzoek bedoeld zijn, door godvruchtige gevers met bepaalde doeleinden ter versiering van venerabele of godsdienstige beelden enz. geschonken te doen verkoopen.
Zulke vervreemding wekt meestal niet zonder reden ontevredenheid bij de gevers, of hunnen nablijvende familie en is zeker niet in staat de zucht tot dergelijke godvruchtige schenkingen en de milddadigheid der gemeentenaren ter versiering van Gods Huis of heilige voorwerpen te bevorderen. Intusschen, zijn er, onder de voorwerpen bij uw meer gemeld verzoek bedoeld, eenige, die volstrekt niet meer kunnen gebruikt worden, en ook niet met bepaalde doeleinden geschonken zijn, zooals ik veronderstel van de sub no. 2 vermelden, dan geef ik magtiging tot verkoop daarvan; maar voor de overige zoude ik, zoolang belanghebbende of familiën der gevers leven, niet gaarne magtiging geven; en zulks eerst geruimen tijd na hunnen dood raadzaam achten. Ook kunnen de versierselen van het venerabel toch altijd aan een ander venerabel gebruikt worden. In ieder geval zou ik 't minder kiesch achten de voorwerpen aan de familie zelve ten koop aan te bieden. Men kan niet te voorzigtig in die zaken te werk gaan, ter voorkomen van vele onaangenaamheden, zooals de ondervinding leert. /get. + G.P.Wilmer Bissch. v. H. Zie hieronder: Bedoelde voorwerpen ware bij mijn komst niet meer op den Inventaris en zijn ook niet meer aanwezig: waarschijnlijk aan andere sieraden besteed. Maart 1884. P.F.Masker, pastoor. N° 66 Schrijven van het parochieel Kerkbestuur van 23 febr. 1875 aan Zijne Doorl. Hoogw. den Bisschop van Haarlem, waarbij in plaats van den aftredenden Kerkmeester Jan Onderwater, als kandidaten worden voorgedragen Jan Onderwater en Cornelis van der Horst. N° 67 Bisschoppelijk Besluit van 22 Maart 1875 houdende herbenoeming van Jan Onderwater tot Kerkmeester. N° 68 Schrijven van het parochiaal Kerkbestuur van 14 Maart 1876 aan Zijne Doorluchtige Hoogwaardigheid den Bisschop van Haarlem, waarbij in plaats van den aftredenden Kerkmeester Jacobus Groenewegen als kandidaten worden voorgedragen Jacobus Groenewegen en Cornelis Hillenaar. N° 69 Bisschoppelijk Besluit van 11 April 1876 houdende herbenoeming van Jacobus Groenewegen tot Kerkmeester. N° 70 Stompwijk den 16 Augustus 1876. Monseigneur, Het parochiaal Kerkbestuur van den H. Laurentius te Stompwijk geeft aan Uwe Doorluchtige Hoogw. met verschuldigde eerbied te kennen: Dat door Henricus Smits (thans overleden) en zijne huisvrouw Anna Verberg aan het Kerkbestuur is aangeboden eene obligatie ten laste onzer Kerk, groot duizend gulden rentende 4 pc onder de navolgende voorwaarden: 1° Na den dood van bovengenoemden Henricus Smits zal voor de rust zijner ziel gedurende veertig achtereenvolgende jaren, jaarlijks geschieden; a/ een jaargetij met plaatsing van zijn naam op het zielenboek, waarvoor de pastoor uit de Kerkekas geniet vijf gulden; b/ twaalf maanddiensten tegen een honorarium van twee gulden ieder. Het overschot der rente dus elf gulden moet aan zijne overblijvende huisvrouw Anna Verberg worden uitgekeerd. 2° Wanneer deze komt te overlijden geniet ook zij gedurende veertig jaren een jaargetij met vermelding van haren naam in het zielenboek tegen hetzelfde stipendium als boven; alsmede gedurende de zes eerste jaren twaalf maandiensten s'jaars ook tegen een stipendium van twee gulden ieder. Na deze zes jaren moeten de boven sub 1°b/ gemelde maanddienst voor beiden gezamenlijk geschieden en zulks wel zoo lang tot dat het laatste jaargetij voor gemelde huisvrouw zal hebben plaats gehad. Uw Doorluchtige Hoogw. gelieve alzoo het Kerkbestuur te magtigen tot aanvaarding van genoemde obligatie, en de daaraan verbonden fundatie te bekrachtigen. Met de meeste etc. Van Uwe D. H. de ootm. Dienaren Namens het Kerkbestuur voornoemd (get.) J.B.Canters, Pastoor voorzitter W.Oudshoorn
N° 71 Bisdom van Haarlem N. 889 Gezien uw schrijven van den 16e dezer maand, waarbij onze magtiging wordt gevraagd tot aanvaarding van eene fundatie aan uw Bestuur gelegateerd door wijlen Henricus Smits, en bestaande in eene obligatie ten laste uwer Kerk groot duizend gulden en rentende vier percent, onder voorwaarden 1° dat gedurende veertig jaren voor de rust zijner ziel jaarlijks geschieden zullen a/ een jaargetijde met plaatsing van zijnen naam op het zielenboek en b/ twaalf maandelijksche diensten en dat aan den tijdelijken pastoor als honorarium van het sub a/ genoemde vijf gulden en van het sub b/ genoemde twee gulden zal worden uitgekeerd, terwijl het overschot der rente aan zijne vrouw Anna Verberg moet worden uitgekeerd. 2° dat wanneer zijne echtgenoot komt te overlijden, ook zij gedurende veertig jaren een jaargetijde met plaatsing van haren naam op het zielenboek, en honorarium als boven, alsmede gedurende zes eerste jaren twaalf maandelijksche diensten ook met een honorarium van twee gulden zal genieten; en dat na deze zes jaren de boven sub 1°b/ gemelde maanddiensten voortaan voor beiden gezamenlijk geschieden zullen, tot zoolang het laatste jaargetijde voor genoemde huisvrouw zal hebben plaats gehad; Zoo verleenen wij U bij deze de gevraagde magtiging, onder bepaling dat gezegde obligatie, bij eventuele uitloting, opnieuw solied en rentegevend belegd zal worden als fonds der fundatie, welke wij tevens bekrachtigen. Voorts bepalen wij, dat van de fundatie naauwkeurig aanteekening in het daartoe bestemde Register gehouden en, bij de jaarlijksche Rekening, verantwoording gedaan zal worden. Gegeven te Haarlem den 28 Aug. 1876 De Bisschop van Haarlem (get) + G.P.Wilmer N° 72 Schrijven van het parochiaal Kerkbestuur aan den HoogEerw. Heer P.M.Snickers, Vicaris Kapitulaar van het Bisdom van Haarlem, van 19 Maart 1877, waarbij in plaats van den aftredenden Kerkmeester Willem Oudshoorn, als kandidaten worden voorgedragen Martinus van Rijn en Leonardus van der Laan. (get.) J.B.Canters, Pastoor voorzitter " J.van Dijk N° 73 Besluit van genoemden Vicaris Kapitulaar van 29 Maart 1877 houdende benoeming van Martinus van Rijn tot Kerkmeester in plaats van Willem Oudshoorn, die niet meer voor eene herbenoeming in aanmerking wenschte te komen. N° 74 Aan den HoogEerw. Heer P.M.Snickers, Vic. Capitulaar
Stompwijk den 5 April 1877
Het parochiaal Kerkbestuur van den H. Laurentius te Stompwijk geeft aan Uw Hoog Eerw. met verschuldigde eerbied te kennen, dat de vloer de Kerk ten gevolge van de slapheid van den ondergrond voortdurend aan verzakking onderhevig is, waarin het dringend noodzakelijk is te voorzien; dat het eenig afdoend middel daartoe wordt geacht, gemetselde gewelven onder de vloer aan te brengen, waarvan de onkosten met inbegrip der materialen zijn geraamd op ± 1600 gulden; dat het Kerkbestuur zich in staat acht, deze uitgave uit de gewone inkomsten der Kerkekas over dit en het volgend dienstjaar te bestrijden, mits Uw Hoog Eerwwarde er in toestemme, dat in die twee jaren de gewone aflossing der Kerkeschuld ad 450 gl s'jaars achterwege blijve. Tegen deze niet aflossing bestaat geen overwegend bezwaar van de kant van de geldschieters, als welke over 't algemeen verlangend zijn, dat hunne gelden op de Kerk gevestigd blijven, terwijl zij buitendien toch steeds het regt hebben om die gelden op te zeggen. Diensvolgens vraagt gemeld Kerkbestuur bij deze Uw Hoog Eerw. de noodige magtiging om bedoelde werkzaamheden te laten uitvoeren, en de middelen daartoe op de aangeduide wijze te vinden. In afwachting van een gunstig antwoord, onderteekenen wij ons met de meeste hoogachting Uw Hoog Eerw.s ootm. Dienaren, Namens het Kerkbestuur voornoemd (was get.) J.B.Canters Pastoor Voorzitter " J.van Dijk
N° 75 Bisdom van Haarlem N. 381 Gezien Uw schrijven van den 5 dezer, waarbij onze magtiging wordt gevraagd om ter voorziening in de ontstane verzakking van den vloer der Kerk gemetselde gewelven onder den vloer te doen aanbrengen, waarvan de onkosten met inbegrip der materialen geraamd zijn op ± f. 1600,- welke uit de gewone Inkomsten der Kerk gedurende het loopende en volgend dienstjaar kunnen gevonden worden, mits de gewone jaarlijksche schulddelging à f. 450 s'jaars achterwege blijve; Gelet op uwe verzekering dat er ook van den kant der geldschieters geen overwegende bezwaar tegen is, dat er dit en het volgend jaar geene aflossing zal geschieden; Zoo verleenen wij U bij deze de gevraagde magtiging. Gedaan te Haarlem den 27 April 1877 De Vicaris Kapitulaar van het B. v. H. (get) P.M.Snickers N° 76 Schrijven van het parochiaal Kerkbestuur van 12 Maart 1878 aan den Bissch. v. H., waarbij in plaats van den aftredenden Kerkmeester Jan van Dijk, tot kandidaten worden voorgedragen Jan van Dijk en Cornelis van Swieten. N° 77 Bisschoppelijk Besluit van 13 April 1878 houdende herbenoeming van Jan van Dijk tot Kerkmeester. N° 78 Stompwijk den 21 Aug. 1878. Monseigneur, Het par. Kerkbestuur van den H. Laurentius te Stompwijk heeft de eer Uwe D. H. bij dezen te berigten: dat door wijlen Nicolaas Overdevest, den 23 Maart dezes jaars alhier overleden; bij zijn leven aan de Kerk is geschonken 1° eens liberale gift van vijf honderd gulden, waarover de beschikking zonder eenige nadere verantwoording aan den Pastoor verblijft, 2° eene obligatie ten laste der nieuwe Kerk alhier, groot vijf honderd gulden rentende 4pc om gedurende de eerstvolgende twintig jaren uit de interest van die som jaarlijks een jaargetijde en heilige diensten tot rust zijner ziel op te dragen. Gemeld Kerkbestuur vraagt Uwe D. H. diensvolgens 1° magtiging om de liberale gift van 500 gl te aanvaarden en die aan te wenden tot aanschaffing van een nieuwen preekstoel in de Kerk, 2° magtiging om bovengenoemde obligatie te aanvaarden: en bekrachtiging tevens van de daaraan verbonden fundatielast, onder nadere bepaling, dat gedurende die twintig jaren voor den Donateur s'jaarlijks zal plaats hebben a/ een jaargetij met aflezing van zijn naam op het zielenboek, waarvoor de tijdelijke pastoor telkens uit de Kerkekas zal genieten vijf gulden, b/ negen H. Diensten, waarvoor aan den Pastoor het restant der rente , zijnde des vijftien gulden, zal worden uitgekeerd. Met opregte gevoelens van verschuldigde hoogachting, onderteekenen wij ons Uwer Doorl Hoogw.s ootmoedige Dienaren Namens het Kerkbestuur voornoemd /get./ J.B.Canters Pastoor voorzitter " J. Onderwater
N° 79 Bisdom van Haarlem N. 692 Gezien uw schrijven van den 21 dezer maand, waarbij ons magtiging wordt gevraagd tot aanvaarding van twee sommen, gelegateerd door wijlen Nicolaas Overdevest z.g. namelijk 1° eene gift van vijfhonderd gulden, waarover de beslissing aan den Pastoor verblijft, en welke uw Bestuur wenscht aan te wenden tot aanschaffing van een nieuwen Preekstoel. 2° eene obligatie ten laste der nieuwe Kerk groot vijf honderd gulden en rentende 4pc om gedurige de eerstvolgende twintig jaren uit de interesten dier som, jaarlijks een jaargetijden en H. H. Diensten tot rust zijner ziel op te dragen, en van welke fundatie Uw Bestuur ons eene regeling als volgt voorstelt: dat er namelijk jaarlijks een jaargetijde met aflezing van zijnen naam van (?) het zielenboek zal geschieden, en daarvoor aan den tijdelijken Pastoor vijf gulden zal worden uitgekeerd, en dat verder negen H. H. Diensten zullen geschieden, waarvoor aan den tijdelijken Pastoor het restant der rente alzoo vijftien gulden zal uitgekeerd worden; Zoo verleenen wij U de gevraagde magtiging, onder bepaling dat de gezegde obligatie op den Inventaris der Kerk vermeld en aangewezen, of bij eventuele uitlooting door een ander solied en voldoend stuk vervangen zal worden, als fonds der fundatie, welke wij tevens bekrachtigen. Voorts bepalen wij, dat van de fundatie naauwkerig aanteekening in het daartoe bestemde Register gehouden, en bij de jaarlijksche Rekening, verantwoording gedaan zal worden. Gegeven te Haarlem den 23 Aug. 1878. (get.) De Bisschop van Haarlem P. M. Snickers. N° 80 Schrijven van het parochiaal Kerkbestuur van 4 Maart 1879 aan den Bisschop van Haarlem, waarbij in plaats van den aftredenden Kerkmeester Jan Onderwater als kandidaten worden voorgedragen Jan Onderwater en Cornelis van der Horst. N° 81 Bisschoppelijk Besluit van 18 Maart 1879 houdende herbenoeming van Jan Onderwater tot Kerkmeester. N° 82 Officieus Advies van den Hoogw. Vicaris Generaal J.F. Vregt, volgens hetwelk de wekelijksche diensten van de fundatie Anna van Santen (zie hierboven N. 38, 39) praesumpta voluntate testatricis in de gegeven omstandigheden elders kunnen gelezen worden, mits er maar geen onaangenaamheden te vreezen zijn van den kant van nog overgebleven familie te Stompwijk. N° 83 Schrijven van et parochiaal Kerkbestuur van 17febr. 1880 aan den Bisschop van Haarlem, waarbij in plaats van den aftredenden Kerkmeester Jacobus Groenewegen, die niet meer als zoodanig in aanmerking wenscht te komen, als kandidaten worden voorgedragen Leonardus van der Meer en Leonardus van der Laan. N° 84 Bisschoppelijk Besluit van 26 Maart 1880, houdende benoeming van Leonardus van der Meer tot Kerkmeester. N° 85 Stompwijk den 22 Maart 1880. Monseigneur, Het parochiaal Kerkbestuur van den H. Laurentius te Stompwijk heeft de eer bij dezen Uwe Doorl. Hoogw. te berigten dat Wilhelmus van Santen, alhier den 31 Julij 1879 overleden, bij zijn leven aan de Kerk versproken heeft eene som van duizend gulden, onder verpligting van uit derzelver rente gedurende vijftig achtereenvolgende jaren voor de rust zijner ziel s'jaarlijks te laten doen de volgende H. Diensten: 1° een jaargetijde waarvoor met inbegrip van de plaatsing zijns naams op het zielenboek, de Pastoor zal genieten vijf gulden; 2° twaalf maanddiensten en daarenboven nog vijf andere diensten, wordende het stipendium van al die diensten bepaald op twee gulden voor iedere Dienst.
Diensvolgens neemt bovengemeld Bestuur de vrijheid om Uwe Doorluchtige Hoogw. magtiging te vragen ter aanvaarding van gemeld legaat, alsmede bekrachtiging van de daaraan verbonden fundatie. Met diepen eerbied onderteekenen wij ons Uwer Doorl. Hoogw. s ootmoedige Dienaren Namens het Kerkbestuur voornoemd (get.) J.B.Canters, Pastoor-Voorzitter N° 86 Bisdom van Haarlem De WelEerw.H. J.B.Canters Pastoor te Stompwijk.
Haarlem 2 April 1880. WelEerw. Heer, Uit de aanvraag van het Kerkbestuur van 22 Maart l.l. om magtiging tot aanvaarding der making met fundatie van wijlen W. van Santen is mij niet gebleken of het kapitaal als gift bij levende lijve is geschonken dan wel als Legaat bij Testament. Dit laatste zou ik uit de aanvrage onderstellen, wijl daarin gezegd wordt, dat de man het bij zijn leven "besproken" heeft, ook wordt magtiging gevraagd tot aanvaarding van het Legaat, maar dan zou er een notarieel Extract van het Testament, als ook een Request om de Koninklijke magtiging bij moeten geweest zijn. Is het werkelijk een Legaat bij Testament dan zal ik 't noodige Extract met Request als nog tegemoet zien; in ieder geval gelieve UWE mij nader met zekerheid te doen weten, waarvoor ik de bedoelde making heb te houden. Inmiddels verblijf ik hoogachtend, Uw Dienaar in O. H. (get) P. M. Snickers E.H. N° 87 Stompwijk den 4 April 1880. Monseigneur, In antwoord op uw geëerd schrijven van 2 dezer diene als volgt: Bij de making van wijlen W. v. Santen is er in geenen deele sprake van Legaat bij Testament. Ziehier hoe de zaak zich heeft toegedragen. De Fundateur heeft mij in zijne laatste ziekte verklaard eene fundatie van H. Diensten te willen maken, waarvoor hij eene som van duizend gulden had bestemd, en welken voorwaarden hij in overleg met mij bepaalde, zooals die in de aanvraag van het Kerkbestuur van 22 Maart j.l. zijn omschreven. Ter voorkoming van alle moeijelijkheid stelde ik hem voor gemeld kapitaal aan mij bij levenden lijve en wel terstond ter hand te stellen. Dit echter, zoo zeide hij, kon nog niet geschieden, wijl het kapitaal niet dadelijk uit zijne zaken kon genomen worden, met welker likwidatie misschien nog wel eenige jaren konden heengaan; zijne vrouw, die alles wist en goedkeurde, zou voor de uitkeering zorgen, en intusschen intrest betalen tegen 4 pc s'jaars. Toen raadde ik hem aan eene schuldbekentenis aan het Kerkbestuur te tekenen, wat hij goed vond. Diensvolgens heb ik eene dusdanige schuldbekentenis geschreven en hem voorgelezen, waaraan hij zijne goedkeuring hechtte, en die hij later (hij was toen bedlegerig) ook zou teekenen. De dood echter is hem overvallen, alvorens dit te kunnen doen. In de hoop van Uwe Doorl. Hoogw. door het bovenstaande betreffende de bewuste zaak genoegzaam te hebben ingelicht onderteeken ik met diepen eerbied Uwe Doorl. Hoogw. ootmoedige Dienaar (get) J.B.Canters Pastoor. N° 88 Bisdom van Haarlem Den WelEerw. Heer J.B.Canters, Pastoor te Stompwijk.
Haarlem 7 April 1880. WelEerwaarde Heer, Na de bijzonderheden die UwEerw. mij in uw schrijven van den 4e dezer ten aanzien der making van wijlen W. v. Santen heeft medegedeeld gelezen en overwogen te hebben, ben ik van oordeel dat het 't best zal zijn, met de officiële magtiging en bekrachtiging van de Fundatie mijnerzijds te wachten tot het door hem tot fonds der Fundatie bestemde kapitaal UwEerw. inderdaad zal zijn ter hand gesteld. Tot zoolang met UwEerw. maar voor de jaarlijksche intresten, die UwEerw. ontvangt de H. H. Diensten celebreren, zooals het verlangd heeft en intusschen naauwkeurig aantekeening van de zaak houden. Met hoogachting noem ik mij Uwen Dienaar in O. H. (get) + P.M.Snickers Ep. H.
N° 89 Schrijven van het parochiaal Kerkbestuur van 9 Maart 1881 aan den Bisschop van Haarlem, waarbij in plaats van den aftredenden Kerkmeester Martinus van Rijn als kandidaten worden voorgedragen dezelfde Martinus van Rijn en Leonardus van der Laan. N° 90 Bisschoppelijk besluit van 13 April 1881 houdende de herbenoeming van Martinus van Rijn tot Kerkmeester. N° 91 Stompwijk den 11 Sept, 1881. Monseigneur, Het parochiaal Kerkbestuur van den H. Laurentius te Stompwijk geeft met verschuldigde eerbied aan Uwe Doorl. Hoogw. bij deze te kennen, dat aan ons Kerkgebouw nog altijd een behoorlijke vloer ontbreekt, daar wij ons tot hiertoe uit gebrek aan de noodige geldmiddelen hebben moeten behelpen, met een noodvloer, die vervolgens bestemd is als ondervloer te dienen. Thans ziet gemeld Bestuur zich in staat om zonder stoornis van de financiën der Kerkekas bedoeld werk uit te voeren, mits wij de onkosten er van, die op pl. M. twaalf honderd gulden geraamd te zijn, over dit en het eerstvolgend jaar verdeelen. Diensvolgens vraagt het Kerkbestuur aan Uwe D. H. de noodige magtiging om gezegde werkzaamheid te laten uitvoeren zoover als het batig saldo van het loopend dienstjaar zulks zal gedoogen, en om het restant te brengen op de Begrooting van 1882. Met de meeste hoogachting etc, (get) J.B.Canters Pastoor voorzitter " J.van Dijk N° 92 Bisdom van Haarlem N. 1118 Aan het par. Kerkbestuur van S. Laurentius te Stompwijk.
Gezien uw schrijven van den 11e dezer maand, waarbij onze magtiging gevraagd wordt om voor eene som van ongeveer twaalf honderd gulden de vloer der Kerk te laten afwerken, hetwelk zonder stoornis der geldmiddelen zal kunnen geschieden, wanneer de helft dier som uit het batig saldo van het loopende dienstjaar betaald en de andere helft op de Begrooting voor 1882 gebragt wordt: Zoo verleenen wij U bij deze de gevraagde magtiging. Gegeven te Haarlem den 15 Sept. 1881 De Bisschop van Haarlem (get) + P. M. Snickers. N° 93 Schrijven van het parochiaal Kerkbestuur van 6 Maart 1882 aan den Bisschop van Haarlem, waarbij in de plaats van den aftredenden Kerkmeester Jan van Dijk als kandidaten worden voorgedragen dezelfde Jan van Dijk en Leonardus van der Laan. N° 94 Bisschoppelijk Besluit van 7 April 1882 houdende de herbenoeming van Jan van Dijk tot Kerkmeester. N° 95 Stompwijk den 11 Junij 1882. Monseigneur, Het parochiaal Kerkbestuur van den H. Laurentius te Stompwijk neemt de vrijheid Uwe D. H. bij dezen te berigten, dat het in zijn bezit heeft twee spaansche effecten, een van duizend gulden en een van drie duizend nominale waarde, aan welke geen fundatie is verbonden en die eertijds uit het batig saldo der Kerkekas zijn aangekocht. Daar nu onze Kassier ons dringend heeft aangeraden die stukken op te ruimen en dat wel hoe eer hoe beter, vraagt ons Collegie uwe Doorl. Hoogw. de noodige magtiging om genoemde effecten te verkoopen en de opbrengst er van aan te wenden tot buitengewone delging der Kerkeschuld. Met verschuldigde hoogachting onderteekenen wij ons Uwer D.H. s ootm. Dienaren Namens het Kerkbestuur voornoemd (was get.) J.B.Canters, Pastoor Voorzitter " J.van Dijk
N° 96 Aan het paroch. Kerkbestuur van S. Laurentius te Stompwijk. Bij dezen magtigen wij Uw Collegie de twee spaansche Effecten in uw schrijven van 11 dezer bedoeld te verkoopen en de opbrengst er van aan te wenden tot buitengewone delging van de gevestigde Kerkeschuld. Delft den 13 Juni 1882. (was get.) + P.M.Snickers Bisschop van Haarlem N° 97 Schrijven van het parochiaal Kerkbestuur van 13 febr. 1883 aan den Bisschop van Haarlem, waarbij in de plaats van den aftredenden Kerkmeester Joannes Onderwater als kandidaten worden voorgedragen dezelfde Joannes Onderwater Leonardus van der Laan. N° 98 Bisschoppelijk Besluit van 5 Maart 1883 houdende herbenoeming van Joannes Onderwater tot Kerkmeester. N° 99
Stompwijk 8e Oct. 1883. Het parochiaal Kerkbestuur van den H. Laurentius te Stompwijk geeft aan Uwe Doorl. Hoogw. met verschuldigde eerbied te kennen, dat in ons Collegie eene vacature is ontstaan door het overlijden van den Kerkmeester Martinus van Rijn op 2 Sept. j.l. Tot aanvulling dezer vacature heeft genoemd Bestuur in zijne vergadering van 12 Sept. overeenkomstig de hiertoe betrekkelijke bepalingen van het Algemeen Reglement voor de Parochiale Kerkbesturen in het Bisdom, tot Kandidaten benoemd Joannes de Groot en Henricus de Bruin, uit welk tweetal het Uwer D. Hoogw. moge behagen eene keuze te doen. Met diepen eerbied onderteekenen wij ons Van Uwen D. H. de ootm. Dienaren Namens het Kerkbestuur voornoemd (get.) J.B.Canters Pastoor Voorzitter " Jan Onderwater N° 100 Bisschoppelijk Besluit van Mgr. C.J.M.Bottemanne van 9 october 1889 houdende benoeming van Jan de Groot tot Kerkmeester. N° 101 Dato 6 Maart 1884: keuze van twee candidaten voor het Kerkbestuur. 1° het aftredend lid L.v.d.Meer 2° L.van der Laan. N° 102 Bisschoppelijk Besluit houdende herbenoeming van Leonardus van der Meer tot Kerkmeester. N° 103 Bisdom van Haarlem N° 1591
Aan het Par. Kerkbest. Van Stompwijk.
Na aandachtige lezing en overweging van Uw schrijven van 9 dezer betreffende de fundatie Maria Sebil, die ten jare 1880 aan Uw Collegie een Certificaat van Twee honderd gulden, nominaal, zijnde Certificaat N.W.S. à 2½% heeft ter hand gesteld onder voorwaarde, dat van de rente hiervan, zijnde f. 4,95 tot twintig jaren na haar overlijden jaarlijks twee H. H. Missen zullen gelezen worden en wel bij haar leven één jaargetij voor haren echtgenoot Petrus Heemskerk en ééne H. Mis voor Joanna Mens, en na haren dood één jaargetij voor haar, Maria Sebil, en één H. Mis voor haar en genoemde Joanna Mens tezamen, welk Certificaat met andere kleine stukken, later is verwisseld geworden in een Certificaat N.W.S. groot f. 1000 à 2½ percent, geven wij aan bedoelde gift met fundatie alsnog onze goedkeuring en bekrachtiging en keuren tevens een voorstel goed om het Certificaat van duizend gulden voornoemd te doen strekken als waarborgfonds dezes fundatie, zullende van deze fundatie naauwkeurig aanteekening gehouden worden in het Fundatie Register en bij de jaarlijksche Rekening verantwoording geschieden. Gedaan te Haarlem den 13 November 1884. De Vicaris Generaal van de Bisschop van Haarlem, get. J.F. Vregt
N° 104 Bisdom van Haarlem N° 1590
Aan het Kerkbestuur van Stompwijk
Gezien Uw schrijven van den 9 November j.l. waarbij onze magtiging wordt gevraagd tot aanvaarding van een gift groot één duizend gulden, uw Collegie aangeboden door de erfgenamen van wijlen Wilhelmus Jacobus van Santen Huibzoon, onder voorwaarde dat tot en met het jaar 1930 de naam van genoemde overledene op den doodceel uwer kerk zal blijven en jaarlijks voor zijne zielerust zullen gelezen worden áán jaargetij-mis, twaalf maandelijksche en vijf gewone H. H. Missen en dat als stipendium voor doodceel en jaargetijde vijf gulden, en over de H. H. Missen twee gulden, iedere Mis, alzoo tezamen negen en dertig gulden zal worden uitgekeerd aan den tijdelijken pastoor. Zoo verleenen wij u de gevraagde magtiging, onder bepaling dat zoo bedoeld bedrag… en obligatie ( 1 oblig. F. 1000 Rusland 1884 N° 160.68 rentende 5%) wordt ter hand gesteld deze obligatie op den Inventaris der Kerk zal worden geplaatst als fonds der fundatie, welke wij tevens bekrachtigen. Voorts bepalen wij, dat van de fundatie naauwkeurig aanteekening in het daartoe bestemd Register gehouden en bij de jaarlijksche Rekening, verantwoording gedaan zal worden. Gegeven te Haarlem, den 13 November 1884. De Bisschop van Haarlem (get.) J.F.Vregt Vic.gen. N° 105 Bisdom van Haarlem N° 1788 Aan het Kerkbestuur van Stompwijk Inhoudende de benoeming van Cornelis Onderwater tot Kerkmeester in de plaats van den Broeder Joës Onderwater is November j.l. overleden. Haarlem 17 December 1884.