2016 #38
PRAKTIJK
WETENSCHAP
OPINIE
VERENIGING
Een klacht bij het Tuchtcollege!
BDS 4.0 geschikt voor onderzoek
Focus op ‘Rechten van het Kind’
Denk en schrijf mee met JA!
Juridische aspecten
Juridische aspecten Heil en reinigen
Colofon JA! Jeugdarts Actueel!, magazine van de AJN Frequentie: 3x p.jaar ISSN: 1873-8346 EDITIE: 2016 #38 FORMULE: De JA! is het magazine van AJN Jeugdartsen Nederland, de specialisten voor een gezonde jeugd. De JA! is van en voor de jeugdartsen in Nederland en publiceert over ontwikkelingen in het vak, de beroepspraktijk en de vereniging. De JA! informeert, opinieert en biedt jeugdartsen een forum om ervaringen met elkaar te delen. Daarmee draagt de JA! bij aan de onderlinge communicatie en de ambitie van de AJN. KERNREDACTIE: Wike Lijs (voorzitter), Rianne Paalman (secretaris), Els Jonker (hoofdredacteur) REDACTIERAAD: Meriam Broersen, Kathleen Doumen, Sigrid Hendriks, Trudy de Jong, Jorien Kuijk, Ulco Schuurmans, Elle Struijf. CARTOONIST: Rosanne van der Lugt ONDERSTEUNING: Louise Dijkmans/Communicatie AJN SECRETARIAAT JA!: ja@ajnjeugdartsen.nl ART DIRECTION/SALES: Elma Media BV, Silvèr Snoek Salesmanager, s.snoek@elma.nl Postbus 18, 1720 AA Broek op Langedijk T: 0226 331 600, I: www.elma.nl Advertenties, advertorials en pagina’s ‘Marktvisie’ vallen buiten de verantwoordelijkheid van de redactie. COVERFOTO: dirkjansen.nl FOTOGRAFIE ALGEMEEN: (stock) uit eigen archief, dirkjansen.nl (p. 4 en p. 9) ABONNEMENT: Alle AJN-leden ontvangen de JA! Niet-leden kunnen losse nummers bestellen of zich abonneren. Meer informatie bij het secretariaat van de AJN.
In vrijwel alle artikelen lees ik die oorspronkelijke begrippen terug. Tussen de regels door of expliciet beschreven. Daarmee wordt de wet- en regelgeving op het gebied van privacy en beroepsgeheim, in plaats van een set droge regeltjes die ons tijd en energie kosten, een belangrijk methodisch instrument. Een instrument dat ervoor zorgt dat alle ouders zich met hun kinderen tot de jeugdgezondheidszorg blijven wenden (Mr. Lydia Janssen). En moet je (bijna) blij zijn als er een brief van het Regionaal Tuchtcollege op je deurmat valt: een kans om de kwaliteit van onze zorg tegen het licht te houden en te verbeteren! — Els Jonker Hoofdredacteur JA!
Inhoud WETENSCHAP Juridische aspecten bij wetenschappelijk onderzoek Promovendikring jeugdgezondheidszorg
PRAKTIJK Privacy en beroepsgeheim; keurslijf of meerwaarde? Help, een klacht bij het Tuchtcollege! Forensisch arts: tussen spreekkamer en rechtbank Wilsbekwaam of wilsonbekwaam? Anticonceptie bij een verstandelijke beperking Paparazzi & mamarazzi! Waar ligt de grens? Rechten, plichten en privacy bij E-Health Scheiding levert veel vragen op bij Artseninfolijn Voor galg en rad? Onderzoek naar kinderen met crimineel gedrag
4 8 10 15 16 19 21 32
OPINIE ‘Rechten van het kind’ als leidraad Balen? Over beroepsgeheim en privacy-regels! Juridische kwesties voor de jeugdarts?! JGZ en privacy in het sociale wijkteam Veilig Thuis voor groot en klein!
6 13 23 29 37
PLATFORM
SECRETARIAAT/CONTACT AJN: Churchilllaan 11, 3527 GV Utrecht, T: 0854 894 980, F: 0854 898 988 secretariaat@ajnjeugdartsen.nl www.ajnjeugdartsen.nl www.facebook.com/jeugdartsennederland www.twitter.com/jeugdartsen
Recensie - De Kleine Gids Privacy en beroepsgeheim in het sociale domein 2015
ALV – 18 november 2016.
Meld je aan: AJN-dag november Denk en schrijf met ons mee Thema’s volgende JA’s! Van het bestuur - Juridisch concretiseren
De JA!39 heeft als thema ‘Vluchtelingen’ Deadline: 15 december 2016.
30 39
25
VERENIGING 39 41 41 43
INHOUD
In mijn studententijd keek ik meewarig naar huisgenoten die voor hun rechtenstudie in mijn optiek onvoorstelbaar taaie kost moesten leren beheersen. Ons vak, onze leerstof, vond ik zoveel spannender, praktischer en nuttiger! In de loop der jaren verschoof dat beeld. De relatie tussen geneeskunde en recht bleek inniger dan ik destijds vermoedde. In Medisch Contact lezen we er wekelijks over, bijvoorbeeld in ‘Tuchtzaken’. Deze JA! gaat over tuchtrecht en andere juridische aspecten van ons vak. Volgens het etymologisch woordenboek is het bijnaamwoord juridisch, via Latijn iuridicus = iûs ‘recht, bevoegdheid’ en dicere ‘zeggen, spreken’, wellicht verwant met Sanskrit yós ‘heil’ en Avestisch yaoš inyaoždã - ‘reinigen’.
3
Privacy en beroepsgeheim; keurslijf of meerwaarde? Privacy en beroepsgeheim staan onder druk. Onder het motto 1 Gezin, 1 Plan moeten professionals zoveel mogelijk integraal werken. En dat zou, in de visie van sommige gemeenten, betekenen dat er veel informatie over ouders en kinderen gedeeld moet worden. Doe je vanwege privacy of beroepsgeheim niet mee, dan steek je een spaak in het wiel van de samenwerking. Dan vinden ze je ‘lastig’ of zelfs ‘star’. Lydia Janssen
Door: Lydia Janssen In deze bijdrage wil ik graag het omgekeerde aantonen: de regels over privacy en beroepsgeheim helpen de ambities van de transitie en transformatie te realiseren. Je speelt in op eigen kracht van ouders, je neemt hun problemen niet over maar gaat naast hen staan om hen zo in staat te stellen om problemen, zoveel als mogelijk, zelf op te lossen.
DREMPEL LAAG HOUDEN
PRAKTIJK
Het beroepsgeheim van medisch hulpverleners wil in de kern zeggen dat je als hulpverlener toestemming nodig hebt van je patiënt om met anderen over hem te spreken. Het belangrijkste doel van het beroepsgeheim is: de drempel tot de zorg zo laag mogelijk houden. Ouders en kinderen moeten weten dat wát zij de arts toevertrouwen, binnenskamers blijft en dat zij de regie houden over wat er met hun informatie gebeurt. Dan wenden zij zich gemakkelijker tot een arts en durven zij ook open over hun zorgen te spreken. Als de gedachte ontstaat dat wat je tegen de jeugdarts vertelt (te) gemakkelijk terecht kan komen bij de
4
leden van het wijkteam of bij school, dan loop je het risico dat ouders en kinderen zich afkeren van de zorg. Of dat zij wel blijven komen, maar niet open durven te spreken over hun zorgen. Zo bezien is het beroepsgeheim een belangrijk methodisch instrument om ervoor te zorgen dat alle ouders zich met hun kinderen tot de jeugdgezondheidszorg blijven wenden. Alleen dan kan de JGZ iets voor hen betekenen.
OPEN HOUDING GEVRAAGD Het beroepsgeheim wil niet zeggen dat je geen overleg kunt voeren met anderen. Dat kan zeker, maar wel met toestemming van ouders en kinderen. Dit betekent dat de jeugdarts eerst contact zoekt met de ouders om toe te lichten
waarom hij overleg nodig vindt en met wie hij wil overleggen. Aansluitend vraagt hij om toestemming van de ouders. Het aardige van dit toestemmingsvereiste is dat het de arts min of meer dwingt om open te zijn over eventuele zorgen over (de ontwikkeling van) het kind. Immers, je gaat niet zomaar overleggen, dan moet er iets aan de hand zijn. Als je er zo naar kijkt, borgt de geheimhoudingsplicht een transparante houding van artsen waarbij vooral met ouders en kinderen gepraat wordt en zo min mogelijk over hen. Over het algemeen zal een dergelijke open houding ook helpen om ouders en kinderen mee te krijgen in het erkennen van mogelijke zorgen en zo nodig in het aanvaarden van een (extra) hulpaanbod.
‘De geheimhoudingsplicht borgt een transparante houding van artsen.’
Toestemming?
In sommige wijkteams leeft de gedachte dat toestemming niet nodig is als het overleg ‘in het belang van het kind’ is. Dit is echt een misverstand! Vanzelfsprekend voer je alleen overleg als dat noodzakelijk is voor kinderen en/of hun ouders. Maar het feit dat overleg noodzakelijk is neemt niet weg dat er toestemming voor nodig is! Pas als blijkt dat het vragen of krijgen van toestemming echt niet mogelijk is, kun je in een uitzonderlijk geval - vanwege zwaarwegende belangen van het kind - besluiten om toch overleg te voeren ook al ontbreekt de toestemming. Men spreekt dan van een ‘conflict van plichten’ als een arts na een grondige afweging en na collegiale consultatie tot het oordeel komt dat de plicht om te spreken uiteindelijk zwaarder weegt dan de belangen die gemoeid zijn met zwijgen. Het is buitengewoon belangrijk (en ook een tuchtrechtelijke eis) om vooraf een collega over een dergelijk besluit te consulteren; om samen te kijken of er geen wegen zijn om toch toestemming te vragen en/of te krijgen. Een andere uitzondering op het toestemmingsvereiste vormen de wettelijke meldrechten richting Veilig Thuis, gezinsvoogd en Raad voor de Kinderbescherming. Deze meldrechten bieden je als arts het recht om, zo nodig ook zonder toestemming, informatie te verstrekken aan genoemde instanties. Al met al biedt de wet beperkte, maar mijns inziens voldoende mogelijkheden
om als het echt nodig is een uitzondering te maken op het toestemmingsvereiste. In heel veel gevallen zal juist het belang van het kind van de arts vragen om zich wél tot het uiterste in te spannen om toestemming te krijgen. Juist omdat die toestemming ook methodisch ingangen biedt.
LEEFTIJD EN MISVATTING Als een kind 12 jaar of ouder is, dan moet je als arts voor het verstrekken van informatie toestemming vragen aan het kind zelf. Is een kind nog geen 12 jaar, dan vraag je die toestemming aan de gezagsouders1. Soms zal een jeugdarts het nodig vinden om niet alleen informatie over het kind te verstrekken maar ook informatie over de ouders. Dan moet je daarvoor aan de ouders toestemming vragen, ook als het kind 12 jaar of ouder is. Vaak wordt gedacht dat een kind vanaf 12 jaar kan beslissen of de arts de ouders mag informeren. Ook dat klopt niet! De geheimhoudingsplicht geldt niet voor ouders van kinderen tot 16 jaar. Gezagsouders behoren door de arts geïnformeerd te worden over (de behandeling van) hun kind. Je bent
hiertoe verplicht en hebt hiervoor geen toestemming nodig van het kind tot 16 jaar. Meestal zul je in het kader van openheid die informatieverstrekking aan de ouders wel met het iets oudere kind bespreken. Alleen in uitzonderlijke gevallen kun je als arts (niet het kind) beslissen dat je ouders niet, of maar beperkt informeert omdat je anders tekort zou schieten in goed hulpverlenerschap ten opzichte van het kind. Zo is het denkbaar dat je ouders niet informeert als je met hun kind hebt gesproken over anticonceptie. En wel omdat het kind jou duidelijk heeft gemaakt dat zijn ouders fel tegen anticonceptie zijn en ook niet willen dat hun kind zich daarmee in laat.
METHODISCH INSTRUMENT Kortom, het medisch beroepsgeheim is een belangrijk methodisch instrument om ervoor te zorgen dat alle ouders zich met hun kinderen tot de jeugdgezondheidszorg blijven wenden. Juist door zorgvuldig om te gaan met privacy en beroepsgeheim dragen jeugdartsen bij aan het versterken van de eigen kracht van en regie door ouders en kinderen.
OVER DE AUTEUR: Mr. Lydia Janssen is juridisch adviseur en opleider in (jeugd)zorg en welzijn. NOOT: 1 Terzijde wijs ik er op dat bij toestemming voor behandeling, onderzoek en uitvoeren van JGZ-taken een dubbel toestemmingsvereiste geldt bij kinderen tussen 12 en 16 jaar. Voor behandeling is in die leeftijdsgroep toestemming nodig van de gezagsouders en het kind.
PRAKTIJK
MISVERSTAND EN UITZONDERINGEN
5
‘Rechten van het Kind’ als leidraad
3 19
ARTIKEL 3 HET BELANG VAN HET KIND
Bij alle maatregelen die kinderen betreffen dient het belang van het kind voorop te staan. Wanneer de ouders van het kind, of anderen die verantwoordelijk zijn, hun verplichtingen niet nakomen, zal de Staat het kind voorzien van de nodige zorg.
Tijdens de ABC-dag in januari 2016 verzorgde Lennie Haarsma samen met Goos Cardol een workshop over de jeugdarts en het Internationaal Verdrag Inzake de Rechten van het Kind (IVRK). De redactie vroeg Lennie drie artikelen uit dit verdrag in deze JA! toe te lichten.
Door: Lennie Haarsma
OPINIE
Het IVRK, ook wel het Kinderrechtenverdrag genoemd, is op 20 november 1989 door de Verenigde Naties aangenomen. Nederland heeft het verdrag geratificeerd, waarna het op 8 maart 1995 in werking is getreden. Het verdrag werkt automatisch door in de Nederlandse rechtsorde en staat dus boven de Grondwet. Het IVRK bestaat uit 54 artikelen waarin afspraken over de rechten van kinderen en jongeren tot achttien jaar zijn opgeschreven: ‘Door als overheid, als professionals, ouders en de kinderen zelf die artikelen in de praktijk te brengen, kunnen we er gezamenlijk voor zorgen dat kinderen gezond en veilig opgroeien in een liefdevolle omgeving (voorwoord Unicef).’
6
Er is geen artikel uit het Kinderrechtenverdrag dat zoveel gebruikt wordt in de jeugdzorg als artikel 3. Want welke professional die voor kinderen werkt, heeft het belang van het kind niet centraal staan? Ook ouders die in een vechtscheiding zijn verwikkeld baseren hun eisen op datzelfde belang van het kind. Onze nieuwe kinderombudsvrouw Margrite Kalverboer ontwikkelde in 2010 samen met Elianne Zijlstra een model dat de belangrijkste opvoedings- en ontwikkelingsvoorwaarden voor het kind in kaart brengt. Zij hanteren criteria als – adequate verzorging – een veilige fysieke directe en wijdere omgeving – een affectief opvoedingsklimaat – een ondersteunende flexibele opvoedingsstructuur – adequaat voorbeeldgedrag van ouder en samenleving – interesse in kinderen – continuïteit in de opvoeding en verzorging – een toekomstperspectief – respect – het bieden van een sociaal netwerk – educatie – omgang met leeftijdsgenoten – en stabiliteit in levensomstandigheden. Een mooie lijst die ook jeugdartsen in contact met ouders en kinderen een kapstok biedt om inhoud te geven aan artikel 3 van het Kinderrechtenverdrag!
ARTIKEL 19 BESCHERMING TEGEN MISBRUIK EN VERWAARLOZING De Staat zal het kind beschermen tegen elke vorm van mishandeling door ouders of door een derde die de zorg over het kind heeft. Ook zal de Staat doelgerichte sociale programma’s opzetten om misbruik te voorkomen en om hulp te bieden aan slachtoffers. In Nederland kent iedere professional de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Jeugdartsen zijn op grond van hun medische expertise kenners van lichamelijke en psychische signalen van kindermishandeling. Juist door die combinatie van medische en sociale kennis zijn zij van meerwaarde als signalen of vermoedens van kindermishandeling en huiselijk geweld in bijvoorbeeld wijkteams worden besproken. Overigens kunnen we in dat kader nog leren van onder andere Zweden, waar kinderen zonder toestemming van ouders bevraagd kunnen worden op die signalen.
22
ARTIKEL 22 SPECIALE BESCHERMING VOOR VLUCHTELINGENKINDEREN
Aan elk kind dat de vluchtelingenstatus heeft of deze wenst te verkrijgen, zal speciale bescherming worden geboden. De Staat is verplicht samen te werken met bevoegde instanties die deze bescherming en steun bieden. De verhalen over trauma’s, onzekerheid over verblijfvergunning en de schrijnende gevallen van gedwongen uitzet-
Een goed voorbeeld van implementatie van dit artikel is het op de website van de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde ingerichte Meldpunt zorgproblemen van vluchtelingenkinderen. Ook jeugdartsen kunnen daar een melding doen.
JEUGDARTSEN IN DE WIJKTEAMS Deze artikelen uit het Kinderrechtenverdrag, toegespitst op de rol van jeugdartsen, vragen nadere uitwerking. En op zijn minst experimenteren met een volwaardig lidmaatschap in de wijkteams. Want waar komt de deskundigheid van jeugdartsen beter tot zijn recht dan daar, waar jeugdprofessionals denken en handelen vanuit het belang van het kind? En dan specifiek het belang van het (vluchtelingen)kind dat recht heeft om beschermd te worden tegen elke vorm van mishandeling. Daar werken jeugdprofessionals en jeugdartsen betrouwbaar en transparant samen volgens een beroepscode. Een code waarin de relatie
VERDER LEZEN: – Cardol, Goos (2012), Het Kinderrechtenverdrag in de praktijk, Alphen aan de Rijn, Kluwer Uitgevers – Pulles, Gert Jan (2014), Vijfentwintig jaar IVRK en de Nederlandse rechter. Tilburg: Wolf Legal Publishers – Verdrag inzake de Rechten van het Kind, Unicef, www.unicef.nl – Fotoboekje ‘Ik blijf hier’ en petitie ‘Ik blijf hier’, (2016), Defence for Children International – Kalverboer, Margrite en Zijlstra, Elianne (2010), Het belang van het kind in het Nederlands recht, voorwaarden voor ontwikkeling vanuit een pedagogisch perspectief, Amsterdam, SWP
tussen cliënt en professional verstevigd is en die gebaseerd is op respect voor de cliënt. Daar werken jeugdprofessionals en jeugdartsen samen vanuit richtlijnen die overeenkomen op belangrijke thema’s zoals ADHD, autisme, kindermishandeling en psychosociale problemen van kinderen. Daar kan men optimaal gebruik maken van de mogelijkheid van jeugdartsen om op basis van de Jeugdwet jongeren te verwijzen naar jeugdhulp en (specialistische) ggz. En daar kunnen de beroepsgroepen samen hun stem laten horen voor een beter, kindvriendelijk en op kinderrechten gebaseerd gemeentelijk beleid.
OVER DE AUTEUR: Lennie Haarsma is jurist en werkt als zelfstandige in de (jeugd)zorg
OPINIE
ting zijn legio. Juist jeugdartsen kunnen zorgproblemen van vluchtelingenkinderen signaleren. Denk aan het gebrek aan continuïteit van zorg aan kinderen door de vele overplaatsingen tussen opvanglocaties en aan communicatieproblemen tussen betrokkenen in het zorgsysteem.
7
Help, een klacht bij het Tuchtcollege!
PRAKTIJK
Door: Els Jonker
8
Er lag een enveloppe op mijn bureau. PERSOONLIJK EN VERTROUWELIJK. De afzender bleek het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (RTG) te zijn.
Voor deze JA! leg ik een aantal vragen voor aan ‘mijn’ juriste gezondheidsrecht Agatha Hielkema. En ‘mijn’ AIOS uit die tijd Rianne Paalman beschrijft hoe zij de zitting van het RTC heeft ervaren.
‘Hierbij zend ik u een kopie van een op 5 april 2011 binnengekomen tegen u gerichte klacht van … en de brochure ‘Tuchtrecht in de Gezondheidszorg’. In het kader van het vooronderzoek stel ik u in de gelegenheid daarop schriftelijk te antwoorden .…….’ De klager verwijt mij zonder zijn toestemming informatie over zijn zoon gedeeld te hebben en voegt daar nog beschuldigingen aan toe van smaad en laster plus het met opzet toebrengen van schade.
ADVOCAAT NODIG?
Ik sla op tilt, voel me als aangeschoten wild zo kwetsbaar! Ik fris mijn geheugen op met het papieren dossier uit het archief: de zoon was aangemeld bij de Commissie LeerlingZorg (CLZ) waar ik deel van uitmaakte. Er is sprake van een vechtscheiding, mogelijk huiselijk geweld en pas nadat de kinderrechter vader heeft opgedragen mee te werken, konden we als CLZ aan de slag. In het dossier stond de notitie ‘de kinderrechter heeft vader overruled’, mijn korte verslag met voor het zorgtraject relevante gegevens uit het JGZ-dossier was in kopie aanwezig. Met het dossier in de hand zoek ik contact met mijn medische rechtsbijstandverzekering en trek ik aan de bel bij mijn leidinggevende.
Er was destijds veel organisatorische onrust op mijn werkplek en de klacht maakte mij angstig en onzeker. Ik koos volstrekt intuïtief voor een eigen advocaat. Is dat wel nodig? Agatha: De secretaris van een van de tuchtcolleges vertelde dat sommige mensen zichzelf uitstekend vertegenwoordigen en dat voor anderen juridische bijstand echt nuttig is, maar dat je jezelf tekort doet als die advocaat of jurist niet deskundig is in het medisch tuchtrecht! Aan het begin van de procedure maakt het uit of je een eigen juridisch adviseur hebt of een adviseur via de werkgever. Zeker als er bijvoorbeeld ook sprake is van een (dreigend) arbeidsconflict, als er andere zaken spelen of als een leidinggevende vindt dat het allemaal wel meevalt. Dan wil je niet het gevoel hebben verantwoording af te leggen aan (de jurist van) de werkgever. De klacht is immers tegen jou persoonlijk gericht, niet tegen je leidinggevende of je werkgever!
AAN HET WERK Die klacht veroorzaakte grote stress. Het snelle persoonlijke contact gaf steun,
daardoor wist ik wie me bijstond en een beetje wat ik kon verwachten. Agatha: Eerste stap is zo snel mogelijk alle stukken van het RTC plus een kopie van de verslaglegging, van het medisch dossier uit te wisselen. En tegenwoordig stuur ik alvast een schematisch overzicht van de stappen bij het Regionaal Tucht College. Als we elkaar daarna ontmoeten is er meer rust om een en ander door te spreken. En na die ontmoeting begrijp ik al beter hoe iemand in zijn werk staat, hoe het in zijn werkomgeving gaat en waar het probleem kan zitten. Het RTG moet straks weten hoe het in deze specifieke werksituatie geregeld is. Wat is de afspraak, het protocol, hoe ziet de patiëntenfolder er uit. Dat kan onderbouwen dat je zorgvuldig gewerkt hebt, dan wordt duidelijker hoe het normale plaatje is.
GEEN STRAF- OF CIVIELRECHT Op de zitting van het RTG ontkende de klager dat de kinderrechter hem had opgedragen mee te werken. We legden geen belofte of eed af dat we de waarheid zouden spreken. Hoe zit dat? Agatha: In het Medisch Tuchtrecht gaat het om toetsing of de beroepsbeoefenaar binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven. Je bent daarbij wel van de waarheid afhankelijk, maar het is niet het doel. Het RTG is niet gehouden om de waarheid
KLACHT BEPAALT Vader verweet mij verweet mij van alles, het RTC deed uitspraak over slechts een onderdeel en verklaarde zich voor de andere onderdelen niet-ontvankelijk. Agatha: Hoewel Tuchtrecht géén klagersrecht is, bepaalt de klacht wel waarover het RTG zich moet buigen. De klager moet zeggen wát hij de aangeklaagde arts verwijt. Het RTG beperkt zich tot tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen. Soms formuleert iemand de verkeerde klacht. Ook dan mag het RTG de klager niet helpen zijn klacht goed te formuleren. Wel kan het college om verduidelijking vragen of de vrijheid nemen om de klacht ruimhartig te lezen en bijvoorbeeld de hele periode van diagnostiek te bekijken in plaats van alleen een bepaald moment.
WAT HELPT EN WAT NIET? Uiteindelijk heeft het hele traject ruim twee jaar geduurd. En al die tijd voelde ik me kwetsbaar en soms zeer gestrest. De steun en het begrip van mijn naasten, collega’s en vrienden (vooral die met een medische achtergrond) en de hulp van Agatha hebben mij geholpen. Maar wat helpt bij een tuchtzaak? Agatha: Belangrijk is zo snel mogelijk, zoveel mogelijk informatie compleet te hebben over wie, wat, waar en wanneer. Zo concreet mogelijk. Nog belangrijker is dat we met elkaar een vertrouwensrelatie opbouwen. Of er iets fout gegaan is of niet, je moet toch iemand meenemen op een ongekend pad. Daarin moet je elkaar een beetje leren kennen en begrijpen. Ik moet dicht aankruipen tegen hoe iemand in zijn werk staat; ook om te voorkomen dat diegene, als hij voor het RTG staat, heel anders overkomt dan in de stukken te lezen was. Die samenwerking wordt moeilijk als het lijkt dat iemand iets achterhoudt en dat je er niet achter kunt komen
waarom. Of als mensen me vragen te snel een keuze te maken tussen ‘er is niks fout gegaan’ en ‘er is wel wat fout gegaan en we hebben uitgezocht waarom dat is gebeurd’, zeker als er informatie verborgen blijft. Dan kan ik nog geen antwoord geven, dan zou ik iemand ten onrechte geruststellen.
DO’S AND DON’TS Wat zijn je belangrijkste tips voor ‘als’? Niks doen – geen optie: de klacht gaat nooit vanzelf weg! Wel doen – Uitzoeken of je de werkgever of opdrachtgever moet informeren dat er een klacht is ingediend. Meestal moet dat. – Tijd winnen door de klager zo snel mogelijk een kort briefje te sturen dat je de klacht hebt ontvangen, dat je er zorgvuldig mee om zult gaan en dat je erop terugkomt, maar daarvoor tijd nodig hebt. – Ongerustheid bij ouders ondervangen. Vermeld als je nog met het kind of ouders van doen hebt, in je ontvangstbevestiging dat je het feit dat ouders een klacht hebben ingediend, niet zult laten meewegen. En bied indien mogelijk aan de zorg over te dragen aan een collega, mochten ouders daar prijs op stellen. Daarmee voorkom je onnodige escalatie, ook van belang als de zaak via de tuchtrechter verloopt.
TIJDSPAD ALS HOUVAST Als je een klacht krijgt, of als er iets gebeurt waarvan je denkt dat het niet goed gegaan is: maak voor jezelf een korte beschrijving van de feiten. Van de wie, wat, waar en wanneer, in een tijdspad. Dat geeft jezelf wat rust, je kunt anderen beter vertellen wat er aan de hand is en je voorkomt dat je in verwarring raakt als de klagende partij, vanuit hun perspectief en emoties, met een heel ander verhaal komt. Hoe eerder je uit eigen herinnering hebt opgeschreven hoe het is gegaan, hoe meer houvast je er in het latere traject aan hebt.
TERUGBLIK In hoger beroep werd de waarschuwing van het RTG verworpen. Dat voelde als erkenning van mijn stijl van werken, van zorgvuldig en transparant met beroepsgeheim (en ouders) omgaan en niet bang zijn voor conflicten. En mocht er opnieuw zo’n brief op mijn bureau liggen, dan bel ik mijn verzekering!
Agatha Hielkema is jurist Gezondheidsrecht bij de VvAA, ledenorganisatie en dienstverlener voor medici, paramedici, (para)medisch studenten en zorginstellingen. www.vvaa.nl.
OVER DE AUTEUR: Els Jonker is arts M&G, jeugdarts en onder meer hoofdredacteur van de JA! @elsjonker
JEUGDARTS RIANNE PAALMAN: Als AIOS was ik aanwezig bij de zitting van het RTG toen mijn opleider zich moest verdedigen. Dat Tuchtrecht kende ik uit een module Gezondheidsrecht van mijn geneeskunde-opleiding en de tuchtzaken in het Medisch Contact. Hier kwam de theorie in praktijk ... Mijn opleider die ik ken als een bevlogen, zeer kritische, maar ook secuur werkende jeugdarts stond daar met haar advocate. Het RTG kreeg een gezicht, de klager kreeg een gezicht, de rechtbank kreeg een gezicht en al deze gezichten zijn mij bij gebleven. Het gezicht van een gespannen sfeer. Vele impressies heb ik die dag opgedaan, maar de inhoud is me ontschoten. Dat verbaast me omdat wij als artsen juist gespitst zijn op die inhoud in ons luisteren, doorvragen en samenvatten. Maar dat akelige, kille gevoel van die rechtszitting kan ik nog steeds zo weer naar boven halen’.
PRAKTIJK
volledig te ontsluiten, het gaat om de feiten en de gang van zaken vast stellen voor zover als dat mogelijk is. Daarbij wordt het tuchtcollege in belangrijke mate geholpen door de verslaglegging. In het Strafrecht staat waarheidsvinding wél centraal: als feiten ontbreken kan iemand niet veroordeeld worden. En in het Civiel Recht spreekt de rechter zijn juridisch oordeel uit over de zaak zoals die aan hem wordt voorgelegd, waarbij hij soms om aanvullende feiten vraagt en die afzet tegen de professionele standaard.
9
Voorzitter van de JA!-redactie Wike Lijs interviewde Jonne Kortmann (foto), forensisch arts, over haar vakgebied.
Forensisch arts: tussen spreekkamer en rechtbank WIE IS JONNE KORTMANN?
MEDISCH VERWIJZERS
“Voordat ik bij de Forensische Polikliniek Kindermishandeling (FPKM) in Utrecht kwam, werkte ik meerdere jaren als jeugdarts en forensisch arts voor GGD Noord- en Oost-Gelderland. De FPKM is een landelijk werkende organisatie die als onafhankelijk beoordelaar is in te schakelen bij een vermoeden van fysieke kindermishandeling en/of seksueel misbruik.
Jonne Kortmann: “Ik krijg onderzoeksvragen van signalerende artsen, zoals jeugdartsen, huisartsen en kinderartsen, al dan niet anoniem. Ik merk dat zij vooral in de spreekkamer behoefte hebben aan een extra steuntje in de rug als het vermoedens van kindermishandeling betreft. Het is niet gemakkelijk om kindermishandeling ter sprake te brengen, vooral als er ook een behandelrelatie met ouders is. Hen bied ik graag een helpende hand door als onafhankelijke partij een oordeel te vormen over een letsel bij een kind. Met dit oordeel kan de arts het gesprek aangaan met betrokkenen en een eventuele melding bij Veilig Thuis onderbouwen.
Sinds 2013 werk ik bij de FPKM als forensisch arts voor kinderen. De uitdaging van deze baan is om de kennis die ik bij de GGD heb opgedaan, met ‘on the job’ training te ontwikkelen naar een specifieke expertise, waardoor ik nu als gerechtelijk deskundige optreed in zaken van kindermishandeling.”
INTERPRETEREN LETSEL “Als forensisch arts voor kinderen ben ik gespecialiseerd in het interpreteren van letsel bij kinderen. Mijn dagelijkse werkzaamheden bestaan uit het verrichten van lichamelijk letselonderzoek, het schrijven van rapportages en het ‘vertalen’ van medische bevindingen voor justitie. Het lichamelijk letselonderzoek voer ik samen met een forensisch verpleegkundige uit. Het is een uitwendig top-teen onderzoek inclusief het anogenitaal gebied. Tijdens dit onderzoek zijn ouders/verzorgers niet aanwezig in de kamer. Dit om beïnvloeding te voorkomen, aan te kunnen sluiten bij het niveau van het kind en het kind de ruimte te geven om zich vrij te gedragen.
PRAKTIJK
Ik word geconsulteerd door partijen die betrokken zijn bij een vermoeden van kindermishandeling. Als onafhankelijk beoordelaar in de keten van kindermishandeling heb ik een bijzondere positie. Ik kan, wanneer nodig, ook op basis van enkelvoudige toestemming van één ouder of een andere gezagdrager, mijn onderzoek verrichten.”
10
‘Het herhaaldelijk bevragen door derden kan leiden tot na-papegaaien.’ Bij vertrouwensartsen van Veilig Thuis of een wijkteam merk ik vaak behoefte aan extra informatie over het letsel, omdat zij een afweging moeten maken: aangifte doen bij de politie of afhandeling binnen de hulpverlening. Voor medisch verwijzers is ons onderzoek kosteloos, wij ontvangen hiervoor subsidie.”
POLITIE EN JUSTITIE “In opdracht van de politie verricht ik ook letselonderzoek bij kinderen; vaak in de acute situatie, nog voordat er aangifte is gedaan. Het is belangrijk om in een dergelijke situatie het
POSITIE TUSSEN MEDICI EN JURISTEN “Voor de juristen in de rechtszaal schrijf ik een soort vertaling van het medisch dossier. Wat voor medici logisch is kan voor juristen volledige abracadabra zijn. Daarnaast vinden juristen totaal andere zaken relevant voor het juridische proces dan medici misschien denken. Of ouders wel of niet een goede band hebben met het kind in de spreekkamer is bijvoorbeeld minder relevant dan het verhaal dat als eerste werd gemeld bij een letsel.”
DE PRAKTIJK Jonne: “Mij valt op in medische dossiers en processen-verbaal van de politie, dat er vaak meerdere malen gesprekken worden gevoerd met betrokkenen/getuigen over een mogelijke toedracht van het letsel. Helaas kan dat het latere proces van opsporing door de politie ernstig verstoren, waardoor waarheidsvinding in het geding komt.
Dit zie je bijvoorbeeld bij onderzoek bij een jong meisje, waarvan de moeder de vader beschuldigt van ontucht (niet zelden een vechtscheiding). Vaak is er dan sprake van een nietzorgelijke, atypische bevinding, zoals een rood genitaal gebied, wat verkeerd geïnterpreteerd wordt door betrokkenen. Het herhaaldelijk bevragen van het meisje door derden zal er toe leiden dat het meisje het verhaal van derden gaat na-papegaaien, zonder dat dit echt gebeurd hoeft te zijn. Dit is onwenselijk voor alle betrokken partijen.”
WAT ALS … “Het is belangrijk om letsel bij een kind op het moment van presentatie direct goed en toetsbaar vast te leggen, want letsels verdwijnen en sporen gaan verloren. Dus houd er rekening mee dat wat in de spreekkamer begint, in de rechtszaal kan eindigen. Als je een vermoeden hebt van toegebracht letsel bij een kind dan kun je als jeugdarts alle uren van de dag, 24/7, contact zoeken met de Forensische Polikliniek Kindermishandeling. Daarnaast zijn er regionaal eerstelijns forensisch artsen beschikbaar die een extra bijscholing hebben gevolgd over kindermishandeling.”
Voor meer informatie zie de richtlijn van forensisch artsen voor het verrichten van letselonderzoek: – www.forgen.nl/richtlijn/7/letselrapportage – www.fpkm.nl
PRAKTIJK
letsel goed vast te leggen zodat dit te vergelijken is met latere verklaringen. Het fotografisch vastleggen van het letsel verzorgt de forensisch verpleegkundige. Dit voldoet aan de regels van de politie (ook als we het letselonderzoek verrichten voor een medisch verwijzer). Door goede fotografie is het letsel visueel toetsbaar door derden, als bijvoorbeeld in een later stadium een partner in de strafketen een second opinion vraagt. Als een zaak voor de rechter komt, wordt mij, naast de beschrijving van het letsel, ook gevraagd een beoordeling en uiteenzetting te schrijven over de beschikbare medische gegevens. Het onderzoeksdossier bestaat dan vaak uit medische dossiers van de huisarts, jeugdarts, kinderarts en een eventueel partusverslag. Ik schrijf alleen een beoordeling van de medische feiten in een rapportage.”
11
MET DE NIEUW E SCHIJF VAN VI JF
Informatiematerialen
‘Goede voeding voor kinderen’ Poster
Het FrieslandCampina Institute heeft verschillende informatiematerialen over ‘Goede voeding voor kinderen’: een brochure om aan ouders mee te geven als geheugensteuntje voor thuis, een poster voor in de wacht- of spreekkamer en een gesprekskaart voor uitleg over goede voeding tijdens het consult. Hierin worden de voedingsaanbevelingen voor kinderen in de leeftijd van 1 t/m 8 jaar visueel weergegeven. En natuurlijk is ook de animatiefilm ‘Goede voeding voor kinderen’ weer helemaal up-to-date!
Gesprekskaart
Brochure
Bestel deze materialen kosteloos via: www.frieslandcampinainstitute.nl Wilt u op de hoogte blijven over zuivel, voeding en gezondheid? Schrijf u dan via onze website in voor onze nieuwsbrief! Animatiefilm
Bekijk het filmpje hier!
FrieslandCampina Institute Het FrieslandCampina Institute biedt gezondheidszorgprofessionals wereldwijd informatie over zuivel, voeding en gezondheid volgens de laatste stand van de wetenschap. Hierbij werken wij intensief samen met onze FrieslandCampina R&D experts. Daarnaast biedt het FrieslandCampina Institute praktische tools op een breed scala van voeding en gezondheid gerelateerde onderwerpen: van opgroeiende kinderen tot gezond oud worden.
Wilt u meer informatie over zuivel, voeding en gezondheid? Neem dan contact op met het FrieslandCampina Institute Nederland. 0800-2345600 institute.nl@frieslandcampina.com www.frieslandcampinainstitute.nl Volg ons ook op social media @FCInstitute_NL /FrieslandCampinaInstitute
‘Het huishouden was een puinhoop en we aten vaak patat.’ Balen? - Column -
Wie heeft wat over het kind te zeggen? En klopt dat met hoe het juridisch geregeld is? Hoe verleidelijk is het dan om met andere hulpverleners te overleggen zonder expliciete toestemming. Lekker efficiënt en we hebben toch het beste voor met kind en ouders??? Ik hoef maar even terug te denken aan de momenten dat ik zelf in de knel zat, dat ik me als ouder voelde falen, dat ons gezin op de kop stond ... om te weten dat het niet zo werkt. Vlak na de geboorte van mijn eerste kwam onze huisarts regelmatig op huisbezoek, altijd onder etenstijd. Hij was nog zo’n arts die alles deed. Van begeleiding tijdens de zwangerschap tot bevalling en de controles op het CB. En ik was als kersverse moeder met een huilende baby doodmoe en superonzeker. Het huishouden was een puinhoop en elke keer als hij langskwam aten we patat; wat moet hij wel niet gedacht hebben? Gelukkig overlegde die huisarts van toen niet in een jeugdteam ‘over’ me, maar zocht hij samen met ons naar oplossingen. Ook tijdens mijn scheiding voelde ik me falen, kwetsbaar. Ik had immers niet kunnen voorkomen dat mijn kinderen hun gezin van herkomst kwijtraakten en voelde me als echtgenote
en moeder afgedankt. Gelukkig kon ik - ondanks mijn boosheid en verdriet - voorkomen dat ik in de o zo verleidelijke valkuil van ‘vechten’ stapte. Maar alleen al het feit dat je niet meer echt ‘samen’ ouder bent en dat je niet als vanzelf betrokken bent bij beslissingen over je kinderen, maakt zeer wantrouwend. Dan zijn het medisch beroepsgeheim en de privacy-regels beschermend! Juist als je je kwetsbaar voelt, en als je kwetsbaar bent, moet je weten wat er gecommuniceerd wordt; welke informatie wel en niet met derden gedeeld wordt en waarom. Alleen als je weet dat er niet over maar met je wordt gesproken, durf je jezelf bloot te geven en hulp te vragen. In ons werk vormen wij ons een beeld over ouders en kinderen. Daarbij is het de kunst om helder onderscheid te maken tussen feitelijke observaties en onze interpretaties. Hoe ingewikkelder die observaties zijn (onverzorgd uiterlijk, moeizame interactie, afhoudend gedrag, opeenvolgende partners), hoe zorgelijker de interpretatie (verwaarlozing, hulpmijdend, multiproblem). En hoe moeilijker het wordt onze interpretatie voor te leggen aan de betreffende ouder, des te meer we zullen neigen tot overleg zonder expliciete toestemming. We maken ons immers wel zorgen! Wederzijds vertrouwen is onmisbaar om als jeugdarts in moeilijke, kwetsbare situaties tot steun te kunnen zijn. Privacyregels, medisch beroepsgeheim, de WGBO; ze dwingen ons samen te werken met ouders en kinderen. Zodat we ons pluis en niet-pluis gevoel verwoorden in concrete en toetsbare taal, zodat we er met die ouders en kinderen over kunnen praten. Dat we ervoor waken observatie met interpretatie te verwarren. En dat we in gesprek zijn en blijven met de ouder die er toe doet. Ouders, kinderen en de jeugdarts hebben dat nodig!
Anja.
COLUMN
Zo af en toe baal ik van het medisch beroepsgeheim en privacy-regels! Wil iemand van het jeugdteam even met jou als jeugdarts overleggen, blijken ouders niet op de hoogte. Laat staan dat ze toestemming hebben gegeven. Zelf contact zoeken met vaders en moeders kost tijd, er is extra overredingskracht nodig. En voor je het weet beland je in een patstelling doordat die andere professional het gesprek met ouders niet was aangegaan. Of je wordt gemangeld tussen vechtscheidende ouders die beiden een informed consent moeten geven.
13
ON
n I NS lij AT IO R T
1eEPARUC
PR ST IN
Met LGG With LGG®®
In sneltreinvaart richting het einde van koemelkallergie Eerste tussenstation - het verdwijnen van allergische verschijnselen √ Aangetoonde gemiddelde klinische werkzaamheid van 99% 1^ √ Snellere verdwijning van KMA-verschijnselen vergeleken met Nutramigen zonder LGG 2,3†
Richting eindbestemming All the existing benefits of Nutramigen LIPIL with the addition of a probiotic branded LGG®, for no extra cost. º terug naar melk en richting het einde van KMA √ De eHF waarvan klinisch is bewezen dat deze de tijd tot een terugkeer naar melkº verkort 4‡ First stop — symptom resolution √ Na 12 maanden gebruik kunnen 8 van de 10 zuigelingen koemelk verdragen 4,5 Proven to have an average efficacy of 99%1† Faster resolution of CMA symptoms vs previous formulation2,3 √ Nutramigen LGG (caseïne hydrolysaat) mag nu volgens de nieuwe JGZ richtlijn ook voorgeschreven worden in de eerste lijn voor milde en matige KMA6 Final destination — oral tolerance to leave CMA behind √ Er is nagenoeg geen prijsverschil tussen Nutramigen LGG en wei hydrolysaten; 4‡ Thegoede only eHF clinically to accelerate to tolerance een reden om vanproven Nutramigen LGG uwtime eerste keuze te maken
Wereldwijd toonaangevend in de aanpak van KMA7
4‡
PR
ESTIMIL LIP EG
www.nutramigen.nl IL
IGEN PUR AMIGEN PURA M A A
NOINO MI M
® M w iet t L G GG® h LG
RAMIGEN UT N TRAMIGEN U N
2 2
M TRA IGEN NU TRAMIGEN 1 U 1 N
NUNUT TR R
8 out of 10 infants are tolerant to cow’s milk after 12 months of use The world's leading CMA formula5 Mocht u bij een zeer ernstige vorm van KMA niet uitkomen met Nutramigen LGG 1 of 2, kan Nutramigen PURAMINO™ een uitkomst bieden.
Een oplossing voor al uw KMA-behoeften A solution for all your CMA needs
® M w iett L G GG® h LG
Belangrijke mededeling: Borstvoeding is de beste voeding voor baby’s. Nutramigen LGG 1 & 2 en Nutramigen Puramino zijn dieetvoedingen voor medisch gebruik en moeten onder medisch toezicht worden gebruikt. ® Nutramigen withC LGG not recommended for Mpremature and immunocompromised infants unless directed and supervised by Referenties: 1. Dupont et al. Br Jis Nutr 2012;107:325–338. 2. Nermes et al. Clin Exp Allergy 2011;41:370–377. 3. Baldassarre ME et al. J Pediatr 2010;156:397–401. 4. Canani RB et al. J Pediatr 2013;163:771–777. 5. Canani RB et al. Jwww.nutramigen.co.uk Allergy Clin Immunol 2012;129:580–582 6. JGZ-richtlijn voedselovergevoeligheid, 2014 7. Mead Johnson Data on file, 2014. a healthcare professional.
Dit materiaal is uitsluitend bestemd voor zorgprofessionals.
01-2016
®
. Berekend aan de hand van gegevens over allergische reacties na orale voedselprovocatie met een eHF uit tabel 3 van Dupont C et al. 2012, vóór toevoeging van LGG Studied before the addition of LGG®. Calculated using data on allergic reactions after oral food challenge with an eHF from table 3 of Dupont C et al. 2012, as judged by the beoordeeld door de Voedingscommissie van de Franse Vereniging ‡ voor Kindergeneeskunde. †vs. Nutramigen LIPIL. ºOnder terug naar melk wordt hier verstaan het normale fysiologische Committee on Nutrition of the French Society‡Vergeleken of Paediatrics. eHF based on casein, riceLGG, hydrolysate, and amino acid formulas. CMA, milkop allergy; extensively proces waarin voeding een grote rol speelt. met vs eenancaseïnehydrolysaat zonder een sojasoy voeding, een rijsthydrolysaat en eencow’s voeding basis eHF, van aminozuren. ® hydrolysed formula; LGG , Lactobacillus rhamnosus GG. References: 1. Dupont C et al. Br J Nutr rhamnosus GG. 2012;107:325–338. 2. Nermes M et al. Clin Exp Allergy 2010;41:370–77. 3. KMA: Koemelkallergie; eHF: Intensief gehydrolyseerde voeding; LGG ®: Lactobacillus Baldassarre ME et al. Jvan Pediatr 4. Canani RB et al. J Pediatr 2013;163:771–777. 5. Data on file,Reserved. 2014. Trademark and copyright used under license. LGG ® en het *Gedeponeerd merk Mead2010;156:397–401. Johnson & Company, LLC. ©2016 Mead Johnson & Company, LLC. All Rights IMPORTANT NOTICE: Breastfeeding provides the best nutrition babies. *Trademark Mead Johnson Company, LLC. © 2015 & Company, LLC. All geregistreerde handelsmerken van Valio Ltd, Finland. for Mead Johnson Nutrition,ofWTC Toren H, 17e&verdieping, Zuidplein 142,Mead 1077 Johnson XV Amsterdam, Servicenummer: LGG ®-logo zijn ® 0800reserved. - 44 55 001 (tijdens kantooruren). is a registered trademark of Valio Ltd, Finland. This material is for healthcare professionals only. EU15.572/09–15. rights LGG
† ^Onderzocht
Wilsbekwaam of wilsonbekwaam? Anticonceptie bij een verstandelijke beperking
Tijdens mijn co-schap Sociale Geneeskunde kwam ik met een jeugdarts bij een ZMLK (zeer moeilijk lerende kinderen)-school voor voortgezet onderwijs. De leerlingen op deze school zijn in de leeftijd 12-20 jaar en hebben een verstandelijke of meervoudige beperking. De schoolleiding vroeg zich af of zij als school, ouders wel of niet moeten aanraden een even-tuele sterilisatie te ‘regelen’ voor het achttiende levensjaar van hun kind. Linet den Ouden
Door: Linet den Ouden
De NVAVG-standaard samengevat: – Informed consent is nodig voordat een arts over kan gaan tot medische handelen. Hiervoor moet een patiënt/cliënt wilsbekwaam zijn. – Voor een jongere met een verstandelijke beperking, die wilsbekwaam wordt geacht, verschilt de regelgeving niet ten opzicht van jongeren zonder verstandelijke beperking: tussen de 12 en 16 jaar is toestemming nodig van de cliënt en die van de ouder/voogd. – Er zijn geen juridische mogelijkheden om anticonceptie onder dwang toe te passen bij een wilsbekwaam persoon. – Acht de arts een jongere wilsonbekwaam, dan moeten de ouders/voogd tot de leeftijd van 18 jaar toestemming geven voor de behandeling. Vanaf de leeftijd van 18 jaar is het de wettelijk vertegenwoordiger die toestemming geeft. – Als de arts en de wettelijk vertegenwoordiger anticonceptie wenselijk vinden, proberen zij de wilsonbekwame jongere te overreden wanneer die zich fysiek en/of verbaal verzet. Lukt dat niet, dan is drang (en zeker dwang) uitsluitend toegestaan als de kwaliteit van het bestaan van de cliënt ernstig in het geding is, medisch dan wel psychosociaal. 2 – Bij cliënten onder de 18 jaar moet men volgens de standaard zeer terughoudend omgaan met sterilisatie. Maar ook boven
de 18 jaar moet sterilisatie gezien worden als een ultiem middel, dat alleen wordt toegepast wanneer andere vormen van anticonceptie niet toepasbaar zijn of onvoldoende effectief blijken.
ADVIES AAN SCHOOL Sterilisatie voor het achttiende levensjaar ‘regelen’ om later ‘gedoe’ te voorkomen komt niet overeen met de relevante wetgeving en de medische standaard. Ouders en schoolleiding moeten dus inzetten op seksuele voorlichting en anticonceptievormen die wel toepasbaar zijn bij de kinderen. Voor persoonlijk medisch advies kunnen ouders terecht bij hun huisarts of AVG-arts; en natuurlijk de jeugdarts! De schoolleiding was geholpen met deze informatie. En dit uitzoeken leerde mij dat ik als arts niet alleen kennis moet hebben over anticonceptie, maar ook over wils(on)bekwaamheid en civielrechtelijke maatregelen als curatele en mentoraat. Gelukkig is veel informatie te vinden op www.goedvertegenwoordigd. nl, waar ook het KNMG-stappenplan wilsonbekwaamheid te downloaden is.
OVER DE AUTEUR: Ik ben Linet den Ouden, 25 jaar en ik ben in augustus 2016 afgestudeerd als basisarts aan de Universiteit van Maastricht. Een keuze co-schap bij de GGD Noord- en Oost-Gelderland bevestigde mijn enthousiasme en interesse in de jeugdgezondheidszorg.Ik hoop er een mooie carrière in op te bouwen.’ NOOT: 1 www.nvag.nl > standaard kinderwens en anticonceptie 2 Te beoordelen door de behandelend arts, bij voorkeur samen met een tweede arts en een gedragsdeskundige
PRAKTIJK
Ik kreeg de kans om een antwoord te formuleren op deze interessante vraag, rekening houdend met de wet- en regelgeving en de medisch professionele standaard. Met dat antwoord kan de jeugdgezondheidszorg het onderwijs helpen ouders goed te informeren. De Vereniging van Artsen voor Verstandelijk Gehandicapten (NVAVG) heeft in 2005 de standaard ‘Omgaan met vragen omtrent kinderwens en anticonceptie bij mensen met een verstandelijke handicap’ uitgebracht. 1 Op basis van deze standaard hebben wij ons advies aan school geformuleerd.
15
Paparazzi & mamarazzi! Waar ligt de grens? Steeds meer ouders en jongeren leggen elk bijzonder, grappig of nuttig moment vast op camera, film of met een geluidsopname. De smartphone in de spreekkamer; de jeugdarts herkent het fenomeen maar al te goed. Meestal is het positief, maar niet altijd. De JA!redactie peilde de meningen in de ABC-Raad* op Facebook.
PRAKTIJK
Door: Louise Dijkmans
16
Een groeicurve kieken, de eerste stapjes, de eerste vaccinatie … ‘Maar ook zelf een foto maken van een huidafwijking, van gestapelde blokjes’. Jeugdarts Lucy Smit (JGZ Kennemerland) reageert meteen als de JA!-redactie informeert naar de aanwezigheid van de smartphone in de spreekkamer. Kennemerlandcollega Lineke Dogger vult haar al snel aan: ‘Ouders tonen met filmpjes hun bezorgdheid, over bepaald gedrag of het wegdraaien van ogen en trekkingen’. Zelf fotografeert Lineke met haar
smartphone bijvoorbeeld buitenlandse vaccinatiebewijzen, afwijkingen in de mond en meer. Voor haar is de smartphone ook niet meer weg te denken uit de spreekkamer.
CONSULT TAPEN Voor jeugdarts Anneke Kesler, hoofdredacteur van de GroeiGids, was de toename van filmpjes in de spreekkamer een trigger om de inmiddels succesvolle
‘Voordat je het weet zwerft een foto overal rond.’
TOESTEMMING EN DOEL Dat de smartphone ook wel eens hinderlijk aanwezig kan zijn inspireerde de collega’s in Twente (jeugdarts Sandra Gijzen en team) om een affiche te introduceren met de tekst:
‘Selfie maken? Okay. Maar: geen medewerkers en geen (mede)patiënten fotograferen. En als het de zorgverlening stoort, vinden we het ook niet okay’. Op de werkplek van jeugdarts Selma van der Harst gelden er gedragsregels, die ook te vinden zijn op de websites van het Haagse CJG en Jong Florence: ‘Paparazzi en mamarazzi’ luidt de aanhef: ‘Opnames maken van jezelf en je kind mag, maar let op dat er geen andere bezoekers of medewerkers herkenbaar te zien of te horen zijn.’ De regels betreffen: toestemming vragen en aangeven wat het doel van de foto/ film is. Een ‘like’ op social media juicht Jong Florence toe. En: ‘Heb je een leuke ervaring of heb je een tip deel deze dan gerust op bijvoorbeeld Facebook of Twitter via …’ En meer.
INZET BIJ VECHTSCHEIDING Henrique Sachse (Veilig Thuis) maakt tenslotte nog een kritische kanttekening. Want hoe leuk en nuttig het ook kan zijn, de smartphone wordt door een aantal vaders en moeders ook misbruikt: ‘Ouders gebruiken bijvoorbeeld filmpjes en foto’s bij vechtscheidingen om aan te tonen dat de andere ouder ‘verkeerd’ bezig is, zacht uitgedrukt. Ze gebruiken het als ‘bewijs’. En soms nemen ze ook gesprekken op’. Daarnaast wijst zij op het privacyaspect: ‘Voordat je het weet zwerft een
foto overal rond’. Sachse pleit daarom voor gebruik van een zakelijke mobiel, maar ook dan is het zaak alert te blijven (zie ook kader!). * De ABC-Raad is een Facebook-groep waar actieve leden van de AJN (ruim 200, 2016 red.) elkaar kunnen ontmoeten.
OVER DE AUTEUR: Louise Dijkmans is als communicatiemedewerker voor 10 uur per week werkzaam voor AJN Jeugdartsen Nederland.
‘De toename van filmpjes was een trigger om de GroeiApp te starten.’ BLIJF ALERT! Ulco Schuurmans, jeugdarts en trendwatcher E-Health: “Voor de professionals in de JGZ biedt een smartphone allerhande mogelijkheden. Neem bijvoorbeeld WhatsApp. Heel handig om informatie en expertise uit te wisselen met vakgenoten. Spreekuren, netwerkconsulten of een videoconferentie? Het is allemaal mogelijk. Maar: een belangrijk bezwaar aan openbare community’s vormt de kans op het schenden van privacy en datalekken.
De KNMG heeft daar herhaaldelijk voor gewaarschuwd: ‘Artsen kunnen beter niet vertrouwelijke informatie over patiënten via WhatsApp uitwisselen! (2016 red.)’ Zo lang het gaat om anoniem even een uitslag delen, of een foto van een moedervlek voorleggen aan de specialist, is het geen probleem. Zolang uit de gegevens die worden gedeeld, maar niet valt op te maken wie de patiënt in kwestie is: ‘Wis foto’s weer bij verzender en ontvanger’.
PRAKTIJK
GroeiApp te starten. Hierin kunnen ouders zelf de ontwikkeling van hun kind bijhouden met filmpjes en foto’s. Pim Jansen reageert in de ABC-groep ook volmondig positief: ‘Door niet afwijzend tegenover de smartphone te staan, sluiten we beter aan bij de klant. Veel van wat we vertellen zakt snel weg, dus waarom geen consult opnemen?’
17
ACTIEVE DAG?
HET GOEDE VAN HALFVOLLE MELK MET ÉXTRA VITAMINE D EN IJZER Campina Actieve dag is halfvolle melkdrank met éxtra Vitamine D en ijzer. Vitamine D en ijzer heb je elke dag nodig voor een gezond en actief leven. Maar wist je dat: • 1 op de 3 kinderen een tekort aan VITAMINE D heeft? Vitamine D helpt om calcium
uit de voeding op te nemen en draagt bij aan het behoud van botten en tanden. • 10% van de kinderen te weinig IJZER binnen krijgt? IJzer draagt bij aan de
cognitieve ontwikkeling en de vermindering van vermoeidheid. Één glas Campina Actieve dag levert 80% van je dagelijks benodigde hoeveelheid vitamine D en 17% van je ijzerbehoefte. Meer info op www.campina.nl/actievedag.
Rechten, plichten en privacy bij E-Health In de elektronische gezondheidszorg (E-Health) bij de JGZ gaan er nogal wat digitale gegevens rond. Denk aan: elektronische dossiers, ouderportalen, e-mails (waaronder zorgmail), online begeleiding of blended care. ‘De JGZ heeft de plicht om zorgvuldig met klantgegevens om te gaan.’
Door: Ulco Schuurmans
RECHTEN CLIËNT Net als bij andere medische dossiers hebben onze cliënten ook inzagerecht in hun eigen elektronische dossier. Dat geldt zowel voor pure data als grafische registraties, gezondheidsprofielen, vragenlijsten en opgenomen beeld of geluid. Voor de ouderportalen geldt precies hetzelfde. Over wie er dan precies wanneer mag inkijken, gelden aanvullende regels. Deze ouder heeft, tenzij de rechter dat heeft ingeperkt, informatierecht omtrent de gezondheid van zijn kind(eren). Ook als deze geen gezag of voogdij heeft. Jeugdigen hebben vanaf 12 en zeker 16 jaar ook zelf inzagerecht. Tussen 12-16 jaar is ook toestemming van de jeugdige nodig om ouders in hun e-dossier te laten kijken.
PLICHTEN JGZ De JGZ heeft de plicht om zorgvuldig met de verkregen klantgegevens om te gaan. Dus niet een USB-stickje ergens laten slingeren, onbeveiligde mails of onbedoeld informatie in cc te verzenden, vertrouwelijke data online niet af te schermen, om een paar treffende voorbeelden te noemen. Zie ook de Wet op bescherming persoonsgegevens (Wbp). Ook dient de JGZ te faciliteren bij het inzien van de gevraagde eigen cliëntgegevens.
TOESTEMMING VRAGEN Onvermijdelijk is dat e-klantgegevens op een bepaald moment met anderen in het zorgcircuit gedeeld moeten worden. Bijvoorbeeld bij een verwijzing, het starten van een interventieplan op school (passend onderwijs), bespreking in een zorgteam of het aanvragen van een beschikking bij de gemeente. Cruciaal is daarbij het gewoon vragen van toestemming aan de ouders en/of jeugdige. De praktijk leert dat daar in rond de 90% van de gevallen dan geen bezwaar tegen is. Zonder toestemming kunnen er geen gegevens gedeeld worden die herleidbaar zijn naar de cliënt (dus ook niet naamloos delen, terwijl anderen weten over wie het gaat). Een uitzondering is het conflict van plichten.*
BIJ HET DELEN VAN GEGEVENS BIJ E-HEALTH (SHARING) TELT: – Waarvoor, voor welke info, is deze toestemming? – Waar komen de gegevens dan terecht? Als je dit niet vooraf borgt, betekent digitaal elektronisch al snel de halve wereld. – Wie mag deze gegevens in hun geheel of met beperkingen inzien? (leesprivéleges). – En dan ook nog wanneer. Bij de geboorde gegeven toestemming om het Kinddossier later te mogen delen, kan nog lang doorwerken. Na elk consult bij voorkeur even checken. Deze vier toestemmingsvragen heten in het jargon de opt-in, te bevestigen met een vinkje. Als klant moet je deze opt-in ook weer kunnen intrekken, de opt-out.
BIG DATA IS WATCHING YOU De gezondheidszorg verzamelt grote hoeveelheden digitale gegevens: Big Data. Ideaal voor grootschalig onderzoek, het testen van interventies en het precies op maat kunnen aanbieden van voorlichting en curatie. Dat staat regelmatig haaks op de privacy en het medisch beroepsgeheim: 1. Gegevens verzamel je altijd met een bepaald doel anders is dat wettelijk gezien verkeerd. 2. Gegevens zijn in principe niet herleidbaar tot individuen en postcodeniveau. Tenzij mensen daar toestemming voor geven. 3. Bij beschikkingen, PGB’s, toelatingseisen en overdracht aan andere behandelaars beslist de cliënt daarover zelf. Tenzij deze daarin niet bekwaam is. Alle medisch juridische zaken via de Vertrouwensarts van Veilig Thuis en/of Forensisch Geneeskundige. 4. Controleer apps en social media voor communicatie altijd op hun betrouwbaarheid en veiligheid. * Pas als blijkt dat het vragen of krijgen van toestemming echt niet mogelijk is, kun je in een uitzonderlijk geval - vanwege zwaarwegende belangen van het kind - besluiten om toch overleg te voeren ook al ontbreekt de toestemming. Men spreekt dan van een ‘conflict van plichten’ als een arts na een grondige afweging en na collegiale consultatie tot het oordeel komt dat de plicht om te spreken uiteindelijk zwaarder weegt dan de belangen die gemoeid zijn met zwijgen.’ (Mr. Lydia Janssen red.).
OVER DE AUTEUR: Ulco Schuurmans is jeugdarts bij GGD Hart van Brabant, lid van de JA!redactie en fanatiek blogger over E-Health op social media, zie ook: www. ajnjeugdartsen.nl (Opinie - blog).
PRAKTIJK
Maar we zijn er nog niet, wat te denken van: vragen op websites, vragen aan het CB op Facebook, beeldbellen, gezondheidsapps en het online afnemen van vragenlijsten. Duizelt het al? En dan hebben wij het nog niet eens over de Big Data voor grootschalig onderzoek, preventie en gezondheid of de datahonger van de overheid. Al deze datastromen en -opslag hebben consequenties voor de rechten van en plichten naar onze JGZ-cliënten evenals hun privacy. In het kort de highlights die daarbij op tafel komen.
19
VERTROUWD Het meest voorgeschreven langwerkend methylfenidaat van Nederland1 De eerste in zijn klasse met 4 beschikbare sterktes sinds meer dan 8 jaren.
Sinds 2002
Sinds 2002
Sinds 2008
Sinds 2002
Uniek in zijn klasse met OROS® technologie.
Slechts 1 inname per dag
Tabletten met verlengde en gecontroleerde afgifte. *of via het Janssen Customer Service Center op het nummer 0800 2 42 42 42 of via email: janssen@jacnl.jnj.com Verkorte productinformatie staat elders in deze uitgave
Janssen-Cilag B.V.
©Janssen-Cilag B.V. – PHNL/CONC/0816/0002
Terug naar school: vraag hier uw interactief patiëntenmateriaal op*
Scheiding levert veel vragen op bij Artseninfolijn
AZ Informatie verstrekken aan politie en justitie, hoe zit dat? Moet ik een dossier van een kind vernietigen als ouders daarom vragen? Leden van federatiepartners van de KNMG kunnen met hun juridische en medisch-ethische vragen kosteloos terecht bij de KNMG Artseninfolijn: 030 282 33 22.
Door: Co-productie Redactie JA!
Rineke van Baal, Annemieke Prinsen en Carla Kuijf bemensen de infolijn en beantwoorden jaarlijks zo’n 6500 telefoontjes. Vooral huisartsen weten de Artseninfolijn goed te vinden, jeugdartsen bellen zo’n honderd keer per jaar. Hun vragen gaan vooral over het dossier. Waarbij gescheiden ouders, contact met en inzage in het dossier door de politie bij kindermishandeling en verzoeken om vernietiging van (een deel van) het dossier in de top drie staan.
PRAKTIJKDILEMMA’S A-Z
De vele vragen rondom gescheiden ouders wijt Rineke onder meer aan de Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding (2009) en aan aanpassingen in het Jeugdrecht: “Sindsdien ontvangen we beslist meer vragen rondom gescheiden ouders. Het is essentieel om te weten of beide ouders het ouderlijk gezag hebben. Vaak klaagt de ene ouder over de verzorging van het kind door de andere ouder. Als
beide ouders gezag hebben, dan hebben ze allebei rechten. Ook de leeftijd van het kind telt mee, vanaf 12 jaar heeft het kind ook recht van spreken en vanaf 16 jaar geldt het individueel behandelingsrecht, dan heeft de jongere zijn eigen behandelovereenkomst. Ook bij verwijzingen heb je bij kinderen onder de 16 jaar toestemming van beide ouders nodig. De jeugdarts kent bijvoorbeeld moeder en kind, maar vader woont elders. Soms een heel gepuzzel.” Deze en vele andere praktijkdilemma’s zijn overigens ook terug te vinden op www.knmg.nl/praktijkdilemma. Met een handig overzicht van A tot Z.
WAT VERTEL JE DE POLITIE?
Rineke van Baal: “Veel vragen gaan over de vraag of je als arts bij (vermoeden van) kindermishandeling wel of niet informatie moet verstrekken aan Veilig Thuis; of aan politie of justitie als een kind is overleden. Want ook al hanteer je de Meldcode en ken je de theorie van het beroepsgeheim, dan nog kan de dagelijkse praktijk je aan het twijfelen
‘Jeugdartsen bellen zo’n 100 keer per jaar.’
brengen. Onze Handreiking Beroepsgeheim en politie/justitie kan mogelijk al twijfel wegnemen. www.knmg.nl/beroepsgeheim Tot slot zijn er veel vragen rondom verzoeken om vernietiging van (delen van) het dossier. Soms vragen ouders de jeugdarts bijvoorbeeld om aantekeningen uit het dossier te schrappen, uit angst dat hun kind daar last van kan hebben. Ouders hebben dat recht als het hun eigen dossier betreft, maar het is niet aan hen om delen uit het dossier van hun kind te laten vernietigen. Wat vindt het kind er zelf van? En wat is de leeftijd van het kind? Voor een specifieke casus en nuances biedt de Artseninfolijn uitkomst.”
ANTWOORDEN
Rineke en haar collega’s kunnen zo’n zeventig tot tachtig procent van de vragen meteen beantwoorden. De wat moeilijker kwesties leggen zij dagelijks voor aan collega’s die nog meer thuis zijn in de rechtspraak en ethiek. Veel antwoorden kunnen jeugdartsen zelf al vinden op onderstaande webpagina’s en in de Toolkit juridische vragen DDJGZ van GGD GHOR Nederland. Een link naar die Toolkit is ook op www.ajnjeugdartsen.nl te vinden. Blijven er twijfels? Bel ons op de Artseninfolijn!
KNMG ARTSENINFOLIJN
PRAKIJK
‘Veel vragen rondom (vecht)scheiding.’
030 282 33 22. Maandag t/m vrijdag van 9.30-16.00. Terug bellen op een moment dat het u uitkomt? Mail dan naar: artseninfolijn@fed.knmg.nl of gebruik het terugbelformulier. www.knmg.nl/advies-richtlijnen/ artseninfolijn/advies Zie ook: www.knmg.nl/richtlijnomgaan-met-medische-gegevens/ (recent herzien)
21
Zeldzame ziekten vereisen ongekende betrokkenheid. Ons doel: een verschil maken in de levens van mensen met zeldzame ziekten en zeer gespecialiseerde aandoeningen.
Shire International Licensing B.V. Strawinskylaan 659 - 1077 XX Amsterdam 020-3640074
NL/C-APROM/CORP/16/0005
‘Blijf jezelf, wees eerlijk, heb vertrouwen.’ Juridische kwesties voor de jeugdarts?! - Column -
Ik had het gevoel dat ik tussen twee vuren in zat, terwijl ik mijn werk als bedrijfsarts probeerde te doen voor zowel werknemer als werkgever. Wat heb ik van deze casus geleerd? Blijf jezelf. Wees eerlijk. Heb vertrouwen. Schrijf alles duidelijk op in het dossier. Deze zaak kwam uiteindelijk voor de rechter, waar werkgever en werknemer alsnog een schikking hebben getroffen. Ik ging verder bij deze werkgever in wederzijds uitgesproken vertrouwen tot de tijd kwam dat ik afscheid nam van het beroep van bedrijfsarts. Nu ben ik al weer vele jaren jeugdarts. Een letselschadezaak zoals hierboven zal ik in mijn huidige werk waarschijnlijk niet opnieuw meemaken. Maar dergelijke ervaringen hebben me
wel kritisch leren kijken naar de juridische aspecten van mijn werk. Zoals bijvoorbeeld de situatie bij een vechtscheiding. Ik wil altijd weten wie de gezagsouders zijn. Welke informatie moet en mag ik delen? Ik herinner me nog die schreeuwende gescheiden ouder aan de telefoon, die ik wel kon vertellen hoe het met zijn kind ging en welk advies ik had gegeven, maar zeker niet wat zijn ex daarover te vertellen had. Deze ouders vochten zelfs met elkaar over de vraag of hun kind wel of niet medische zorg nodig had. Ook in mijn werk als jeugdarts moet ik soms laveren tussen vechtende partijen, tussen de vraag om informatieverstrekking aan sociale teams en het belang van privacy en beroepsgeheim. De Meldcode Kindermishandeling van de KNMG ervaar ik als houvast als er sprake is van een vermoeden van kindermishandeling, of als Veilig Thuis me belt om informatie. En elke keer als er een ernstige casus van kindermishandeling in het nieuws komt, stel ik mezelf de vraag of ik nog paraat heb wat NIET mag, WEL mag en wat ik MOET doen.
Irene Stekelenburg OVER DE AUTEUR: Irene Stekelenburg is arts M&G en werkt als jeugdarts bij Yunio.
COLUMN
Als ik denk aan ‘juridische aspecten’, gaan mijn gedachten direct terug naar een casus uit de jaren dat ik als bedrijfsarts werkzaam was: De man had al bijna veertig jaar fysieke arbeid verricht toen zijn dossier op mijn bureau belandde. Ik was sinds kort zijn bedrijfsarts en er was overduidelijk sprake van beroepsgerelateerde fysieke klachten. De letselschadezaak daarover sleepte zich al minstens tien jaar voort. Als bedrijfsarts heb ik hierover heel wat slapeloze nachten gehad: Welke aangepaste werkzaamheden kan hij binnen het bedrijf nog wel verrichten? De werknemer geeft bij de letselschadezaak aan dat ik als bedrijfsarts betaald word door de werkgever en daarom met name de kant van de werkgever benadruk. De werkgever vindt dat ik als bedrijfsarts de kant van de werknemer ondersteun, omdat ik zijn advocaat met het medische dossier voorzag van informatie voor de rechtszaak ...
23
RECENSIE - De Kleine Gids Privacy en beroepsgeheim in het sociale domein 2015 ‘De Kleine Gids’ is voor mij al twee decennia een begrip. Bij de bedrijfsgeneeskunde was sociale wetgeving verplichte literatuur. Déze Kleine Gids weet in minder dan honderd pagina’s de privacywetgeving op eenvoudige wijze toegankelijk te maken voor de jeugdarts. Wetgevingen worden regelmatig herschreven, het is dus van belang om de meest recente uitgave tot je beschikking te hebben.
Door: Irene Stekelenburg ‘Beroepskrachten in het sociale domein worden geacht om intensief met elkaar samen te werken. Om zo gezinnen effectieve ondersteuning te bieden op basis van 1 Gezin 1 Plan.’ Met deze insteek beschrijft auteur Mr. Lydia Janssen in totaal vijftien hoofdstukken hoe professionals zoals jeugdartsen dienen om te gaan met privacy en beroepsgeheim. Met welke regels hebben zij te maken en wat zijn de rechten van ouders en kinderen? De eerste vier hoofdstukken beschrijven de regels voor de omgang met het beroepsgeheim. Daarbij komt aan de orde wat beroepsgeheim inhoudt, wat het doel ervan is en met welke uitzonderingen de jeugdarts te maken kan krijgen. In hoofdstuk vijf tot en met twaalf wordt de Wet Bescherming Persoonsgegevens besproken en de daaruit voortvloeiende privacyregels: de verplichtingen voor beroepsbeoefenaren (en de organisaties) en de rechten van burgers. In enkele hoofdstukken wordt specifiek aandacht besteed aan de jeugdhulp, Veilig Thuis en de gezondheidszorg en de privacyregels bij leerplichtzaken.
EEN MUST De Kleine Gids Privacy en beroepsgeheim in het sociale domein leest plezierig. De auteur is er in geslaagd juridische regelgeving en terminologie te vertalen naar voor de jeugdarts herkenbare casuïstiek en dilemma’s. En Janssen maakt duidelijk waarom beroepsgeheim en privacyregels geen obstakel bij samenwerking hoeven te zijn, maar juist kunnen bijdragen aan samenwerking met ouders en kinderen. Er zijn meer Kleine Gidsen relevant voor jeugdartsen, onder andere die over Kindermishandeling, de Jeugdwet, Jongeren
en verslaving, Rechten van kinderen zonder papieren, Wet Maatschappelijke Ondersteuning en Wet Langdurige Zorg. Zeker is dat de deze Kleine Gids Kleine Gids Privacy en beroepsgeheim in het sociale domein als leerboek en naslagwerk een must is in onze boekenkast! De Kleine Gids Privacy en beroepsgeheim in het sociale domein 2015, Mr. Lydia Janssen 93 pagina’s Wolters Kluwer, 2015 ISBN 9789013129755, e-book 9789013129762. Prijs 27,50 euro, e-book 31,39 euro.
OVER DE RECENSENT: Irene Stekelenburg is arts M&G en werkt als jeugdarts bij Yunio.
PLATFORM PRAKTIJK
Hoofdstuk dertien tot en met vijftien beschrijven wat beroepsgeheim en de privacywetgeving betekenen voor het samenwerken van professionals in het sociale domein.
25
Schijf van Vijf: handvat voor jong aanleren eetgewoonten door Francis Riekhoff en Christel Vondermans
Voor gezondheid later in het leven is het belangrijk al jong goede eetgewoonten aan te leren. Daar ligt een belangrijke taak voor de jeugdgezondheidszorg en (kinder)diëtisten als aanspreekpunt bij vragen over voeding. De nieuwe Schijf van Vijf van het Voedingscentrum is een handig hulpmiddel in de advisering over voeding. Meest opvallende veranderingen: dagelijks een portie ongezouten noten (tot 4 jaar als ongezouten notenpasta), elke week een portie peulvruchten en minder vlees. Dit en meer kwam aan de orde tijdens het congres Jong geleerd is oud gedaan – Nieuwe Richtlijnen goede voeding en Schijf van Vijf, georganiseerd door het FrieslandCampina Institute. Ruim driehonderd jeugdartsen, jeugdverpleegkundigen en (kinder)diëtisten waren aanwezig.
RICHTLIJNEN GOEDE VOEDING De nieuwe Schijf van Vijf van het Voedingscentrum is gebaseerd op de Richtlijnen goede voeding van de Gezondheidsraad (november 2015). ‘Het uitgangspunt van de Richtlijnen goede voeding is een zo groot mogelijke bescherming tegen tien veel voorkomende chronische- en welvaartsaandoeningen’, vertelt Edith Feskens, hoogleraar Voeding en Gezondheid in de levenscyclus, Wageningen UR. De oude richtlijnen gingen vooral in op voedingsstoffen, de nieuwe richt zich meer op voedingsproducten en voedingspatronen. Er zijn adviezen opgesteld voor onder andere thee, brood, zuivel, groenten, vlees en fruit. Volgens Feskens is dit in de communicatie naar consumenten handiger. ‘Je koopt immers sinaasappels en geen vitamine C.’’
KINDEREN De Richtlijnen goede voeding zijn echter niet zomaar door te trekken naar een voedingsadvies voor jonge kinderen. ‘Ze zijn namelijk gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek dat voornamelijk bij volwassenen is gedaan. Voor doorvertaling naar kinderen heeft het Voedingscentrum gebruik gemaakt van de voedingsnormen van de Gezondheidsraad’, aldus Feskens. Het Voedingscentrum heeft hierbij aangehouden dat kinderen van 1-3 jaar 25% van de aanbevolen dagelijkse hoeveelheden van volwassenen nodig hebben, 4-8 jarigen 50% en 9-13 jarigen 75%. De verwachting is dat de Gezondheidsraad in 2018 de Richtlijnen goede voeding voor 0-2 jaar uitbrengt (red.).
SCHIJF VAN VIJF
MARKTVISIE
‘In de nieuwe Schijf van Vijf staan producten die gezondheidswinst opleveren’, legt Astrid Postma-Smeets uit. Zij is Expert Voeding en Gezondheid bij het Voedingscentrum. Per leeftijdsgroep zijn concrete adviezen opgesteld, maar in het algemeen geldt: veel groente en fruit, vooral volkorenproducten, minder vlees en meer plantaardig, genoeg zuivel, een handje ongezouten noten, zachte of vloeibare smeer- en bereidingsvetten en voldoende water. ‘Producten met veel verzadigd vet, transvet, zout, totaal of toegevoegd suiker en weinig vezels vallen buiten de Schijf van Vijf. Dit zijn bijvoorbeeld snoep en snacks, bewerkt vlees en vleeswaren, suikerhoudende dranken inclusief sappen, geraffineerde graanproducten, boter en harde margarines.’
26
DAG- EN WEEKKEUZES Het Voedingscentrum adviseert producten buiten de Schijf van Vijf niet te vaak en niet te veel te eten. Ze zijn ingedeeld in een dagelijkse en wekelijkse keuze. ‘Voor kinderen hanteren we dat ze één tot vijf keer per dag iets kleins buiten de Schijf kunnen nemen. Voor peuters is dit één keer per dag en voor tieners tot vijf keer per dag’, aldus Postma-Smeets. Veel gangbaar broodbeleg voor kinderen valt buiten de Schijf en is een dagkeuze, zoals: (halva)jam, vruchtenhagel, appelstroop, chocoladeBRON: VOEDINGSCENTRUM, 2016 hagel, komkommersalade en minder vette en minder zoute vleeswaren. Ook is het kaasadvies voor kinderen van 1-3 jaar komen te vervallen. Broodbeleg dat wel binnen de Schijf past: notenpasta (zonder toegevoegd zout en suiker), zuivelspread, ei, hummus (met minder dan 0,5 g zout), banaan, avocado en groentespread. Postma-Smeets: ‘Daarnaast hebben kinderen de ruimte om nul tot drie keer per week iets groters te kiezen, waarbij nul keer voor kinderen tot 4 jaar geldt en tot drie keer per week voor grotere kinderen.’ Onder weekkeuzes vallen bijvoorbeeld een stukje taart, een glaasje vruchten- of groentesap en een softijsje. ’Eten volgens de Schijf van Vijf is het ideaalplaatje. Het hoeft niet meteen perfect. Elke stap in de goede richting is goed voor het lichaam!’, aldus Postma-Smeets (Voedingscentrum).
VOCHT Aandachtspunt in voeding van kinderen is vocht. Brenda Glas, kinderdiëtist/voedingskundige, Consultancy in Kindervoeding: ouders denken meestal dat hun kind goed drinkt. ‘Maar bij doorvragen blijkt dat vaak sap en limonade gegeven wordt.’ Glas adviseert om aan ouders te melden dat suikerhoudende dranken, naast dat deze veel energie en suikers bevatten, ook minder gunstig zijn voor de tandgezondheid. Voorkeursdranken voor kinderen zijn water en thee zonder suiker. Daarnaast tellen de aanbevolen porties zuivel ook mee voor de vochtconsumptie.
OPVOEDKUNDIGE VAARDIGHEDEN Hoe krijg je een kind aan de gezonde voeding? Volgens Monique L’Hoir, psychotherapeut, klinisch pedagoog en senior onderzoeker bij TNO Child Health is het vergroten van opvoedkundige vaardigheden van ouders hiervoor relevant: want jong beginnen met goede eetgewoonten is belangrijk voor gezondheid op latere leeftijd. ‘Hebben ouders een kind aan tafel dat niet wil eten van de avondmaaltijd? Adviseer ze om de sfeer aan tafel neutraal te houden. Laat ze niet over eten maar over andere dingen praten, bijvoorbeeld bij wie ze op visite zijn geweest of welke dieren het kind heeft gezien op de kinderboerderij.’ Niet iedere ouder staat echter open voor eetadviezen. Geef ouders dan adviezen over slaap, adviseert L’Hoir. ‘Als kinderen kort voor het naar bed gaan nog naar een beeldscherm kijken, maken ze geen of minder melatonine aan en worden ze niet moe. Kinderen die slecht of weinig slapen, hebben vaak meer overgewicht.’
BUNDELEN VAN KRACHTEN Tijdens de paneldiscussie schoven Ingrid Mimpen, kinderdiëtist Voeding & Zo Rotterdam, Kim Bischoff, verpleegkundig specialist JGZ Zorggroep Almere en Riet Haasnoot, stafarts jeugdgezondheidszorg GGD Twente aan. Zij pleitten alle drie voor samenwerking tussen verschillende professionals. Mimpen: ‘Preventie van overgewicht hoort bij de jeugdgezondheidszorg (JGZ). Bespreek met ouders wat al goed gaat, maar ook wat je opvalt en welke stappen de ouder met het kind wil maken. Wordt het ingewikkelder of willen ouders meer informatie? Dan is de kinderdiëtist een verlengstuk.’ HET VIDEOVERSLAG VAN HET CONGRES IS TE VINDEN VIA: WWW.FRIESLANDCAMPINAINSTITUTE.NL. Aanbevolen hoeveelheden per dag per leeftijdsgroep zijn te vinden via de website van het Voedingscentrum.
MARKTVISIE
Francis Riekhoff is diëtist, voedingskundige en manager FrieslandCampina Institute. Christel Vondermans werkt als tekstschrijver bij Scriptum, communicatie over voeding.
27
1EFASE FASEOPLEIDING OPLEIDING ARTS GEZONDHEID 2016 2017 1E ARTSMAATSCHAPPIJEN MAATSCHAPPIJ EN GEZONDHEID Een basis voor een levenslang professioneel leren Wil jij een adequate bijdrage leveren aan het bevorderen van de gezondheid van de jeugd in jouw regio? Verwerf de competenties die je daarvoor nodig hebt in de opleiding jeugdarts KNMG bij TNO. Als je voor TNO kiest, kies je voor
3. het digitaal portfolio EPASS met o.a. een competentiemeting waaraan je kunt aflezen hoe je competentieontwikkeling verloopt tijdens de opleiding.
1. het volgen van het cursorische onderwijs in een jaargroep. Het leerrendement is groot door uitwisseling van kennis en praktijkervaringen. Je vergroot je netwerk in heel Nederland en je jaargroep biedt jou een steunende en veilige leeromgeving! 2. integratie van theorie en praktijk. Hierdoor word je goed voorbereid op de taken van de jeugdarts in het Basispakket JGZ waarbij veel aandacht is voor de sociaal-medische context.
STARTEN EN STARTEN ENINSTROMEN! INSTROMEN! De opleiding in in De opleidingstart startininapril april2016 2017 Eindhoven en in in Eindhoven enininseptember september2016 2017 Leiden. Naast is is Leiden. Naastdeze dezestartmomenten startmomenten het mogelijk mogelijk om het om in inbestaande bestaandegroepen groepen in te in te stromen: stromen: ininEindhoven Eindhoveninin septemseptember 2016 2017 (groep Eindhoven) 2016 ber 2017 (groep en Eindhoven) in Leiden in januari 2017 in Leiden inen januari 2018 (groep 2017 (groep 2016 Leiden). Leiden). Onderwijssecretariaat T 088 866 62 70 W www.tno.nl/onderwijs E onderwijs@tno.nl
Spinnenwebdiagram, visualiseert competentieontwikkeling in EPASS ( Electronic portfolio and assessment Support System).
Voor meer info: https://www.tno.nl/media/6111/opleiding_jeugdarts_knmg_1e_fase.pdf
een rookvrije start voor alle kinderen Taskforce Rookvrije Start Op 29 juni 2016 is de Taskforce Rookvrije Start van start gegaan. De Taskforce bestaat uit vertegenwoordigers van alle professionals die te maken hebben met rokende (aanstaande) ouders, waaronder AJN. Hoofddoelstelling van de Taskforce is dat meer (aanstaande) ouders stoppen met roken en rookvrij blijven. U kunt hier als jeugdarts een belangrijke bijdrage aan leveren. Monitor Middelengebruik en Zwangerschap Om de doelen van de Taskforce te evalueren voert het Trimbos-instituut de Monitor Middelengebruik en Zwangerschap uit op consultatiebureaus. De monitor levert landelijk representatieve cijfers over het roken (en ander middelengebruik), tijdens en na de zwangerschap van zowel de vrouw als haar partner. De eerste, zogenaamde 0-meting, zal dit najaar van start gaan, gevolgd door een nameting één jaar later. Rookvrije Ouders: ouders doorverwijzen voor hulp bij stoppen met roken Het Trimbos-instituut is een implementatieonderzoek voor de interventie Rookvrije Ouders gestart. De interventie Rookvrije Ouders biedt u de mogelijkheid om rokende ouders snel en makkelijk toe te leiden naar effectieve hulp bij stoppen met roken. Wanneer u tijdens reguliere consulten met ouders over stoppen met roken praat, kunt u rokende ouders vragen of ze meer informatie willen over effectieve hulp bij stoppen met roken. Rookvrije Ouders neemt vervolgens zelf met geïnteresseerde ouders contact op. E-learning en handleiding Rookvrij Opgroeien Het Trimbos-instituut werkt i.s.m. AJN en V&VN aan een handleiding en e-learning voor de JGZ waarin informatie gegeven wordt over het bespreken van stoppen met roken met ouders en het doorverwijzen voor intensieve begeleiding. De interventie Rookvrije Ouders wordt hier onderdeel van. Meer info? Wilt u meer informatie over het implementatieonderzoek Rookvrije Ouders? Kijk op www.rokeninfo.nl/rookvrijeouderss of mail naar rookvrijeouders@trimbos.nl. Wilt u meer informatie over het bespreken van stoppen met roken met ouders? Kijk op www.rokeninfo.nl/jgz of mail naar rookvrijopgroeien@trimbos.nl. U vindt hier ook folders, filmpjes en andere hulpmiddelen.
28
‘Waar haalt de wethouder hulp voor zijn probleempuber?’ JGZ en privacy in het sociale wijkteam Jeugdartsen en jeugdverpleegkundigen van gemeente X zijn lid van het sociale wijkteam. Sinds vorig jaar zijn ze generalist. Net zoals hun collega’s bij welzijn, maatschappelijk werk, MEE en een aantal gemeenteambtenaren. Alle generalisten vullen bij nieuwe klanten van 0-99 jaar een intake in met informatie over diverse leefgebieden. Daarna bepaalt de generalist welke zorg nodig is. Hij/zij zet de mensen oplossingsgericht in de positieve gezondheid-zelfredzaamheid modus. Leidt ze door naar een collega-generalist. Of geeft een beschikking af voor toegang tot de tweedelijns jeugd- of andere zorg.
Helaas voor de gemeenten is er een escape, in ieder geval voor jeugdzorg en jeugd-GGZ. Als je geen zin hebt om je lief en leed te delen met het sociale wijkteam en de gemeente. Als je geen behoefte hebt aan keukentafelgesprekken en intakes op al je leefgebieden. In dat geval omzeil je de privacy-valkuil van het sociale wijkteam en regel je via de huisarts, kinderarts of jeugdarts, jeugdhulp of -GGZ. Snel en efficiënt. En in elk geval veilig en vertrouwd. Interessante vraag om eens aan je wethouder te stellen: waar zou hij of zij zelf heengaan om hulp te zoeken voor zijn of haar probleempuber?
De gemeente wil natuurlijk graag weten wat dit allemaal kost en oplevert. En ook controleren of burgers niet van teveel voorzieningen gebruik maken of dingen doen die niet mogen. De gemeente vraagt informatie over iedereen bij wie het team een intake heeft gedaan. Omdat de jeugdgezondheidszorg onderdeel is van het sociale wijkteam en bij alle gezinnen een intake doet, wil de gemeente het liefst ook deze informatie. Op BSN, want dat koppelt zo lekker met andere gemeentebestanden.
Eén van de redenen voor het medisch beroepsgeheim is de toegankelijkheid van de medische zorg. Voor iedereen, in alle omstandigheden, wat je ook hebt uitgespookt. Voor arm en rijk. Voor hardcore crimineel en brave burger. Ongeacht achtergrond, huidskleur of geaardheid. Zouden deze waarden niet ook voor de sociale zorg en jeugdzorg moeten gelden? Zonder goede bescherming van de privacy van mensen die aankloppen bij sociale wijkteams en jeugdteams ontstaat er een tweedeling in de zorg. De zelfredzamen redden zichzelf en hun kinderen met hulp van wat eigen middelen, eventueel een PGB en de medische sector. De minder-zelfredzamen hebben slechts de keus tussen geen zorg of geen privacy. Zou dit de bedoeling zijn geweest van de transitie en transformatie? Gelukkig is er hoop. Gemeenten, jeugdhulp-aanbieders, jeugdhulp-professionals en medische professionals hebben in een manifest* (publicatiedatum 22 juni 2016 red.), afspraken gemaakt over privacybescherming in het jeugddomein. Het ziet er uitstekende uit! Nu maar hopen dat alle betrokkenen het snel invoeren!
De creativiteit bij gemeenten en ketenpartners in de transities is groot. Eindelijk de kans om ‘out of the box’ te denken en te laten zien wat zij waard is. Privacy van burgers, bescherming van persoonsgegevens en last but not least: het (medisch) beroepsgeheim is daarbij lastig, nodeloos complicerend en improductief. Maar gelukkig zijn er onvolledige wetten, onduidelijke wetten en zeer ruim of op eigen wijze te interpreteren wetten. Voor ieder ingenomen standpunt is wel een jurist te vinden die het gewenste advies geeft. Daarnaast kunnen ongewenste adviezen ook nog genegeerd, adviseurs weggepromoveerd of situaties ontkend worden. Want uiteindelijk geldt - na wat schaafwerk her en der - ‘wie betaalt bepaalt’. En dat is in deze gevallen toch de gemeente.
Elise Buiting
Voor meer informatie over privacybescherming in het jeugddomein: www.privacyborgingjeugd.nl
OVER DE AUTEUR: Elise Buiting is jeugdarts en arts M&G en werkt als medisch adviseur bij de GGD Hart voor Brabant. Ze was van september 2006 tot november 2010 voorziiter van de AJN.
COLUMN
- Column -
29
Patricia Graham-Giesbergen
Juridische aspecten bij wetenschappelijk onderzoek Een van de doelen van de wetenschappelijke commissie van de AJN is om jeugdartsen enthousiast te maken voor wetenschappelijk onderzoek. Deze keer gaat het over juridische aspecten waar je mee te maken kunt krijgen bij het doen van onderzoek.
Door: Silvia van den Heijkant Bij elk onderzoek waar data worden gebruikt van patiënten of cliënten, komt de vraag naar voren of deze gegevens zomaar gebruikt kunnen worden. Wanneer moet een onderzoeker toestemming vragen? Wie bepaalt of een interventie onderzocht mag worden? In dit artikel halen we twee praktijkervaringen aan. Dit artikel is géén samenvatting van wet- en regelgeving.1
WETENSCHAP
PATRICIA GRAHAM-GIESBERGEN
30
Patricia werkt als jeugdarts KNMG en klinisch epidemioloog bij GGD Hollands Midden. Ze vertelt: “Sinds eind 2013 neem ik deel aan de Expertgroep Optimalisatie BDS (Basis Data Set red.) voor het digitale dossier jeugdgezondheidszorg (DD JGZ). De BDS ondersteunt bij uniform registreren. Versie 4.0 van de BDS wordt zodanig ingericht dat er vanuit de informatie die is verkregen uit individuele contacten, op collectief niveau adviezen te geven zijn voor beleid op lokaal, regionaal en landelijk niveau. In de criteria voor opname in de BDS is daarom aandacht voor de registratie van rapportages.”
Mag je gegevens uit de dossiers gebruiken voor onderzoek?
Kan er wetenschappelijk onderzoek gedaan worden met de BDS-data?
“Ja, want preventief onderzoek valt niet onder de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen (WMO). Bij dossieronderzoek, zoals in de JGZ gebeurt voor rapportages, zijn de data niet herleidbaar tot de persoon. Dan is toestemming vragen aan ouders en/of jongeren niet van toepassing. De Wet op de Geneeskundige Behandel Overeenkomst (WGBO), waarbinnen persoonsgegevens beschermd zijn, geldt natuurlijk wel.”
“Nu is de BDS puur ingericht voor registratie; voor de zorg aan het individuele kind. Bij de volgende (vierde) versie, moet de BDS geschikt zijn voor onderzoek. Met een praktijkvoorbeeld wordt duidelijk dat men hier zorgvuldig over na moet denken: Iemand wilde onderzoeken hoe vaak eczeem voorkomt. Er was geteld op het item ‘bevindingen huid’. Feit is dat sommige kinderen wel eczeem hebben, maar zo goed zijn behandeld dat er geen afwijkingen zichtbaar zijn en er dus bij ‘bevindingen huid’ niets wordt ingevuld. Dat betekent dat die data niet bruikbaar zijn voor onderzoek.
Kunnen ouders ook aangeven dat de gegevens van hun kind niet gebruikt mogen worden? “Ouders kunnen aangeven bij de JGZ dat ze niet willen meedoen aan wetenschappelijk onderzoek. Als de data niet eenvoudig te verwijderen zijn, mogen ze wel geanonimiseerd meegenomen worden in de bulk van het postcodegebied. Data uit het DD JGZ worden landelijk verzameld door Jeugd in Beeld (JIB)2 en inzichtelijk gemaakt voor zorg, onderzoek en beleid.”
In het huidige systeem mist er bij verschillende vragen een vakje ‘geen afwijkingen’. Als er niets is ingevuld, weet je daarom niet … of het niet onderzocht is of dat er ook echt geen afwijking was. Alleen data, verkregen uit eenduidige registraties, zijn te gebruiken voor onderzoek.
Als de BDS geschikt is voor onderzoek, kan JIB deze gegevens aan elkaar koppelen. Juridisch is dit geen probleem; het gaat immers om geanonimiseerde data op groepsniveau.”
‘De BDS 4.0 moet geschikt zijn voor onderzoek.’
DE MEDISCH-ETHISCHE TOETSINGSCOMMISSIE
– er sprake is van medisch-wetenschappelijk onderzoek, en – personen aan handelingen worden onderworpen of hen gedragsregels worden opgelegd. “Eén van mijn eerste taken was toestemming regelen bij de Medisch Ethische Toetsingscommissie (METc). En bij onderzoek vanuit VUmc moet een interne Commissie Wetenschappelijk Onderzoek (CWO) eerst goedkeuring verlenen voordat onderzoek ingediend mag worden bij de METc. Dit is een eis van de Raad van Bestuur van het VUmc. Maar waarom zou je VoorZorg opnieuw moeten onderzoeken? De interventie
is immers al in de Verenigde Staten in diverse RCT’s onderzocht en effectief bevonden. De METc beoordeelde het onderzoek als ethisch verantwoord omdat de jeugdgezondheidszorg in Nederland niet vergelijkbaar is met de zorg voor jonge hoogrisico-zwangeren in de VS. Zo’n aanvraag heeft nogal wat voeten in aarde. Gelukkig zijn er stappenplannen en bleek de METc van het VUmc goed toegankelijk voor vragen en overleg. Maar dan nog heeft de hele procedure
een doorlooptijd van twee maanden. Daar komt de tijd nog bij die je nodig hebt om de commentaren te verwerken. Concluderend: Je hebt te maken met wet- en regelgeving als je wetenschappelijk onderzoek wilt doen. Je eigen organisatie of een Academische Werkplaats kan je hierover informeren. Wij kijken ondertussen uit naar de BDS 4.0 waarmee registraties in het DD JGZ ook geschikt worden voor wetenschappelijk onderzoek!”
OVER DE AUTEUR: Silvia van den Heijkant is jeugdarts KNMG bij de GGD Amsterdam en senior onderzoeker bij de Academische Werkplaats Jeugd en Gezondheid, VUmc, afdeling Sociale Geneeskunde, EMGO+; tevens lokaal coördinator AW voor de GGD Amsterdam. NOOT: 1 Voor wet- en regelgeving wordt verwezen naar www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/persoonsgegevens en www.ccmo.nl/ 2 www.ncj.nl/informatisering-jgz/jeugd-in-beeld 3 www.voorzorg.info
WETENSCHAP
Silvia van den Heijkant is projectleider van de effectstudie naar VoorZorg.3 Dat onderzoek valt onder de WMO en moet een medisch-ethische toets ondergaan omdat:
31
Voor galg en rad? Onderzoek naar kinderen met crimineel gedrag
Sigrid Hendriks
Lieke van Domburgh
Lucres Nauta-Jansen
Soms kom je tijdens je spreekuur een kind tegen waarvan je denkt … als die maar goed terecht komt! En dan hoor je een paar jaar later dat de wijkagent hem heeft aangehouden vanwege een strafbaar feit. Geldt dan: ‘Eens een dief, altijd een dief?’
Door: Sigrid Hendriks, Lieke van Domburgh en Lucres Nauta-Jansen
Welke kinderen raken van het rechte pad af en komen al op jonge leeftijd met politie in aanraking? De afdeling Kinderpsychiatrie van het VU medisch centrum (VUmc) doet er onderzoek naar, Lieke van Domburgh en Lucres Nauta-Jansen zijn er werkzaam als senior-onderzoekers. Samen vertellen zij over hun bevindingen.1 2 3
DRIE GROEPEN JONGE PLEGERS
PRAKTIJK
Lieke: “Bij 12-minners (zie kader) die met de politie/justitie in aanraking zijn gekomen kun je drie groepen jonge plegers onderscheiden:
32
1. Laag-risico-groep (40%): bij deze kinderen, die meestal geen gedragsproblemen vertonen, is ‘kattenkwaad’ uit de hand gelopen. Het delict is vaak onbedoeld begaan en ze hadden niet de intentie dat het zo zou aflopen. Hun omgeving is in de meeste gevallen steunend3 en de kans op herhaling is erg klein.
2. Midden-risico-groep (40%): deze kinderen hebben externaliserende gedragsproblemen of zijn sociaal minder vaardig. Hun omgeving is vaak steunend waardoor de kans op herhaling beperkt blijft. 3. Hoog-risico-groep (20%): het betreft kinderen met vaak (ernstige) externaliserende of antisociale gedragsproblemen. Omgevingsfactoren dragen meestal negatief bij en hun omgeving is vaak onvoldoende steunend. De kans op herhaling blijkt in deze groep veel groter.” Juist in de hoog-risico-groep is er vaak een stapeling van risicofactoren. Naast de gedragsproblemen van de kinderen en onvoldoende opvoedingscapaciteiten van de ouders spelen andere factoren een rol. Zoals: leerproblemen, een licht verstandelijke beperking, gezinsproblemen als werkeloosheid, schulden, huiselijk geweld of psychiatrische problematiek van de ouders.”
DEFINITIE 12-MINNERS 12-minners zijn kinderen jonger dan 12 jaar, die in aanraking komen met de politie vanwege een strafbaar feit, maar hier vanwege de leeftijd nog niet strafrechtelijk voor vervolgd kunnen worden. Het zijn kinderen die (ernstig) normoverschrijdend of overlastgevend gedrag vertonen en die - bijvoorbeeld vanwege de omgeving waarin ze opgroeien - (ernstig) risico lopen in de toekomst in contact te komen met politie en justitie. Bron: ‘Antisociaal gedrag op jonge leeftijd. De rol van de JGZ bij het signaleren van antisociaal gedrag en het voorkomen van criminaliteit bij kinderen’ (Folder NCJ).
jaar signaalgedrag zien voordat zij afglijden.’ SEKSUEEL DELICT Lucres: “Kinderen die op jonge leeftijd een seksueel delict begaan, blijken dit zelden te herhalen.2 Je moet hen dus niet het stempel van ‘seksueel delinquent’ opplakken. Zij maken bijna allemaal een normale seksuele ontwikkeling door, maar door sociaal onvermogen of door onwetendheid over hoe seksualiteit tussen personen werkt, loopt een situatie uit de hand. Bij een zeer kleine groep is er wel een probleem in de seksuele ontwikkeling, bijvoorbeeld omdat zij eerder zelf slachtoffer waren van seksueel geweld.”
AFWACHTEND Lieke: “Op basis van ons onderzoek hebben wij de indruk dat juist bij signalen die wijzen op een vroege start van het antisociale gedrag, professionals afwachtend zijn een interventietraject op te starten. Is het angst voor stigmatisering of voor reacties van ouders, of wordt de ernst van de problematiek niet onderkend? Vooral bij meisjes duurt het lang voor hulpverlening start.”
te vinden in het recente Inspiratieboekje van het NCJ, ‘Antisociaal gedrag op jonge leeftijd’. 4
INTERVENTIE EFFECTIEF Lucres: “Interventieprogramma’s met onder andere cognitieve gedragstherapie voor de kinderen en opvoedondersteuning voor ouders blijken effectief. Overigens zijn de interventies gericht op de omgeving het meest effectief. Ouders zijn een onmisbare schakel, ook als bij hen niet de oorzaak van de gedragsproblemen ligt.” 5
LAAGDREMPELIGE HULP Lieke: “De ouders van de hoog-risicokinderen zoeken meestal niet zelf hulp. Soms omdat ze het niet nodig vinden of niet weten dat er hulp beschikbaar is. Maar ook omdat ze bang kunnen zijn dat ze hun kind kwijtraken als ze om hulp vragen.” Het is dus belangrijk om goed naar deze ouders te luisteren en in te gaan op hun
angsten en weerstanden. Laagdrempelige voorzieningen als de jeugdgezondheidszorg en hulp via school of wijkteams zijn belangrijk om kinderen en ouders naar een interventietraject toe te leiden. Lees verder op pagina 35.
RISICOFACTOREN JONGE PLEGERS – – – – – –
Antisociaal gedrag Andere gedragsproblemen (ADHD) Lage opvoedcapaciteiten ouders Leerproblemen Lichte verstandelijke beperking Gezinsproblemen (schulden, werkloosheid, KOPP) – (Huiselijk) geweld Bron: ‘Antisociaal gedrag op jonge leeftijd. De rol van de JGZ bij het signaleren van antisociaal gedrag en het voorkomen van criminaliteit bij kinderen’ (Folder NCJ).
OPTELSOM “Individuele signalen en/of risicofactoren zijn los van elkaar misschien niet ernstig, maar opgeteld zijn ze aanwijzing voor de kans op antisociale of criminele ontwikkeling. Dat te herkennen is belangrijk, dan kun je eerder doorpakken. Kinderen laten gedurende zo’n zeven jaar signaalgedrag zien, voordat zij daadwerkelijk afglijden naar ernstig en hardnekkig crimineel gedrag.”
De jeugdarts kan bijdragen aan dat zichthebben op signaalgedrag. Besprekingen in multidisciplinaire teams en wijkteams bieden de mogelijkheid signalen samen te brengen. Een taxatie-instrument als de EARLY-PC kan helpen bij de inschatting van de signalen. Meer informatie is
PRAKTIJK
SIGNALERING
33
Mondriaan Kinderen en Jeugdigen “Voor daadkrachtige jeugd-ggz Limburg”
Mondriaan behandelt jongeren op school Mondriaan, instelling voor geestelijke gezondheidszorg in ZuidLimburg, heeft een innovatief interventieprogramma (BOKS) ontwikkeld om jongeren die risicovol middelen gebruiken, vroegtijdig op school de juiste hulp te bieden. BOKS is erop gericht met deze jongeren in contact te komen en hen ongedwongen te motiveren voor een gezondere leefstijl. Samenwerking ouders en leerkracht op school Jongeren experimenteren met het leven, zoeken naar hun identiteit en naar wat bij hen past en wat niet. Niet alle jongeren maken deze levensfase vlekkeloos door en bij een kleine groep leidt dit tot psychische klachten. Verslechtering van leerprestaties en risicovol gedrag zijn vaak het gevolg. Ouders en de leerkracht op school vangen als eerste deze zorgelijke signalen op maar hun bemoeienissen worden door de jongeren zelf niet altijd op prijs gesteld. Jongeren zijn immers moeilijk te motiveren om met de problemen aan de slag te gaan, laat staan om voor hulp naar de ggz-instelling te gaan. Om die rede wordt BOKS op school en in nauwe samenwerking met de jongeren, hun ouders én de leerkracht gegeven.
Contact met ervaringsdeskundige leeftijdsgenoten Motiverende gespreksvoering, ervaringsgericht werken in een groep, cognitief-gedragstherapeutische werkvormen en het betrekken van ouders en leerkracht vormen de belangrijkste elementen van dit nieuwe behandelaanbod. Er wordt samengewerkt met ervaringsdeskundigen (leeftijdsgenoten die hun eigen ervaring met psychische problemen en herstel komen delen) en gebruik gemaakt van moderne technologie zoals apps, audio en video. Er is, samen met de doelgroep, goed nagedacht over hoe in de behandeling zo goed mogelijk aan te sluiten bij de interesse- en belevingswereld van de jongeren. Door jongeren te raken worden ze aangezet om in beweging te komen. Dit interventieprogramma wordt al enige tijd succesvol ingezet op een aantal Limburgse scholen. Voor meer informatie: www.mondriaankindenjeugd.nl of 045-5736150
Samenstelling: Tabletten met verlengde afgifte die respectievelijk 18, 27, 36 en 54 mg methylfenidaathydrochloride bevatten. Indicaties: Concerta is geïndiceerd als onderdeel van een uitgebreid behandelprogramma voor ADHD (aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit) bij kinderen van 6 jaar en ouder in die gevallen waarbij uitsluitend orthopedagogie onvoldoende blijkt te zijn. De behandeling moet plaatsvinden onder toezicht van een specialist op het gebied van gedragsstoornissen bij kinderen en/of adolescenten. De diagnose moet worden gesteld in overeenstemming met de huidige DSM-criteria of ICD-richtlijnen en moet worden gebaseerd op een volledige ziektegeschiedenis en evaluatie van de patiënt. Dosering en wijze van toediening: kinderen (vanaf 6 jaar) en ouder: Concerta wordt eenmaal per dag in de ochtend met of zonder voedsel ingenomen. Concerta dient in zijn geheel te worden doorgeslikt met wat vloeistof en mag niet worden gekauwd, gebroken of geplet.Het gebruik van lagere doseringen van methylfenidaatformuleringen met directe afgifte kan voldoende zijn om patiënten te behandelen die niet eerder met methylfenidaat behandeld zijn. Voor deze patiënten of voor patiënten die behandeld worden met andere stimulantia is de aanbevolen begindosis van Concerta 18 mg eenmaal per dag. In het algemeen kan de dosis eenmaal per week worden aangepast in stappen van 18 mg. De maximale dagelijkse dosering Concerta is 54 mg. Als na een adequate aanpassing van de dosis gedurende een periode van een maand geen verbetering van de symptomen optreedt, dient de behandeling met Concerta te worden stopgezet. Volwassenen: Bij adolescenten bij wie de symptomen blijven bestaan tot in de volwassenheid en bij wie een duidelijk voordeel van de behandeling is aangetoond, kan het wenselijk zijn dat de behandeling op volwassen leeftijd voortgezet wordt. Echter, het is niet geschikt om bij volwassenen een behandeling met Concerta te starten. Contra-indicaties: Overgevoeligheid voor methylfenidaat of voor (één van) de hulpstoffen; glaucoom; feochromocytoom; tijdens behandeling met nietselectieve, irreversibele MAO (monoamino-oxidase)-remmers of binnen minimaal 14 dagen na stoppen van het gebruik van deze geneesmiddelen, wegens risico van een hypertensieve crisis; hyperthyroïdie of thyreotoxicose; diagnose van of voorgeschiedenis met ernstige depressie, anorexia nervosa/anorectische stoornissen, suïcidale neigingen, psychotische symptomen, ernstige stemmingsstoornissen, manie, schizofrenie of psychopathische/borderline persoonlijkheidsstoornis; diagnose met of voorgeschiedenis met ernstige en episodische (type I) bipolaire (affectieve) stoornis die niet goed onder controle is; reeds bestaande cardiovasculaire stoornissen, inclusief ernstige hypertensie, hartfalen, arteriële occlusieve ziekte, angina, hemodynamische significante congenitale hartziekte, cardiomyopathieën, myocardinfarct, potentieel levensbedreigende aritmieën en canalopathie (stoornis veroorzaakt door een disfunctie van de ionenkanalen); reeds bestaande cerebrovasculaire stoornissen, cerebraal aneurysma, vasculaire afwijkingen inclusief vasculitis of beroerte. Waarschuwingen: Behandeling met methylfenidaat is niet bij alle kinderen met ADHD geïndiceerd en het besluit om het geneesmiddel te gebruiken moet zijn gebaseerd op een zeer grondige beoordeling van de ernst en de chroniciteit van de symptomen van het kind in relatie tot de leeftijd. De veiligheid en werkzaamheid van langdurig gebruik (langer dan 12 maanden) van methylfenidaat zijn in gecontroleerde klinische onderzoeken niet systematisch beoordeeld. De behandeling met methylfenidaat mag niet voor onbepaalde tijd zijn en dat is ook niet nodig. De arts die bij patiënten met ADHD kiest voor gebruik van methylfenidaat gedurende langere tijd (langer dan 12 maanden) moet bij kinderen en adolescenten de bruikbaarheid op lange termijn van het geneesmiddel door middel van een proefperiode zonder geneesmiddel opnieuw evalueren om het functioneren van de patiënt zonder farmacotherapie te beoordelen. Methylfenidaat mag niet door kinderen jonger dan 6 jaar en niet door ouderen worden gebruikt. De veiligheid en werkzaamheid zijn in deze leeftijdsgroep niet vastgesteld. Volwassenen: De veiligheid en werkzaamheid zijn niet vastgesteld voor het initiëren van een behandeling bij volwassenen of voor de routinematige voortzetting van de behandeling na de leeftijd van 18 jaar. Indien stoppen met de behandeling bij een adolescent die de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt niet succesvol was, kan het voortzetten van de behandeling op volwassen leeftijd nodig zijn. De noodzaak van verdere behandeling van deze volwassenen moet regelmatig opnieuw bekeken worden en dit moet jaarlijks plaatsvinden. Bij patiënten die in aanmerking komen voor behandeling met stimulantia moet een zorgvuldige anamnese worden afgenomen (inclusief een beoordeling van de familiegeschiedenis op plotseling cardiaal of onverklaard overlijden of levensbedreigende aritmie) en moet een lichamelijk onderzoek voor het bepalen van de aanwezigheid van een hartziekte plaatsvinden. Ook moet nader onderzoek worden gedaan op hartziekten als de initiële bevindingen op een dergelijke ziekte of voorgeschiedenis wijzen. Patiënten die symptomen ontwikkelen zoals palpitaties, pijn op de borst na inspanning, niet verklaarde syncope, dyspneu of andere symptomen die wijzen op een hartziekte tijdens behandeling met stimulantia moeten onmiddellijk een cardiale evaluatie ondergaan. Voorzichtigheid is geboden bij de behandeling van patiënten bij wie de onderliggende medische aandoeningen gevaar kunnen opleveren bij een stijging van de bloeddruk of de hartfrequentie. De cardiovasculaire status moet zorgvuldig worden gecontroleerd. De bloeddruk en de hartfrequentie moeten bij elke aanpassing van de dosis en daarna minimaal eens in de 6 maanden, worden genoteerd in een percentielgrafiek. Het gebruik van methylfenidaat is gecontra-indiceerd bij bepaalde reeds bestaande cardiovasculaire stoornissen, tenzij hierover cardiaal advies is verkregen van de kinderarts. In relatie tot het gebruik van stimulantia van het centrale zenuwstelsel is bij gebruikelijke doses bij kinderen, waarvan sommige structurele cardiale afwijkingen of andere ernstige hartproblemen hadden, plotseling overlijden gemeld. Hoewel sommige ernstige hartproblemen op zichzelf al een verhoogd risico van plotseling overlijden met zich mee kunnen brengen, worden stimulantia niet aanbevolen bij kinderen of adolescenten die bekend zijn met structurele cardiale afwijkingen, cardiomyopathie, ernstige hartritmeafwijkingen of andere ernstige hartproblemen waardoor zij in verhoogde mate gevoelig zijn voor de sympathicomimetische effecten van een stimulans. Mogelijk bestaat er een verband tussen misbruik van stimulantia van het centraal zenuwstelsel en plotseling overlijden en andere ernstige cardiovasculaire bijwerkingen. De behandeling met methylfenidaat is gecontra-indiceerd voor bepaalde cerebrovasculaire aandoeningen (zie contra-indicaties). Patiënten met extra risicofactoren (zoals een voorgeschiedenis van cardiovasculaire ziekte, gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die de bloeddruk verhogen) moeten nadat behandeling met methylfenidaat is gestart, bij elk bezoek op neurologische tekenen en symptomen
Janssen-Cilag B.V.
34
worden gecontroleerd. Bij ADHD komt vaak comorbiditeit van psychische aandoeningen voor. Ontwikkeling of verslechtering van reeds bestaande psychische stoornissen moeten bij elke aanpassing van de dosis en daarna minimaal eens per 6 maanden en bij elk bezoek worden gecontroleerd. Beëindigen van de behandeling kan dan de aangewezen weg zijn. Bij psychotische patiënten kan toediening van methylfenidaat de symptomen van de gedragsstoornis en de gedachtenstoornis verergeren. Tijdens de behandeling optredende psychotische symptomen (visuele/tactiele/auditieve hallucinaties en waanvoorstellingen) of manie bij kinderen en adolescenten zonder psychotische ziekten of manie in de voorgeschiedenis kunnen door stimulantia bij de gebruikelijke doses worden veroorzaakt. Het ontstaan of verergeren van agressie of vijandigheid kan worden veroorzaakt door behandeling met stimulantia. Patiënten met suïcidale ideatie en suïcidaal gedrag tijdens behandeling van ADHD moeten onmiddellijk door een arts worden beoordeeld. Methylfenidaat wordt in verband gebracht met de aanvang of verergering van motorische en verbale tics. Ook is melding gemaakt van verergering van het gilles-de-la-tourettesyndroom. Methylfenidaat wordt in verband gebracht met verergering van reeds bestaande angst, agitatie of spanning. Speciale voorzichtigheid is geboden bij gebruik van methylfenidaat voor de behandeling van ADHD bij patiënten met een comorbide bipolaire stoornis (inclusief onbehandeld type I bipolaire stoornis of andere vormen van bipolaire stoornissen) vanwege bezorgdheid over een mogelijke bevordering van een gemengde/manische episode bij dergelijke patiënten. Bij langdurig gebruik van methylfenidaat bij kinderen zijn een matig-ernstige afname van de gewichtstoename en een groeiachterstand gemeld. Tijdens de behandeling met methylfenidaat moet de groei worden geobserveerd: de lengte, het gewicht en de eetlust moeten minimaal eens per 6 maanden worden genoteerd waarbij een groeikaart moet worden bijgehouden. Bij patiënten die niet zoals mag worden verwacht groeien, langer worden of aankomen kan het noodzakelijk zijn dat de behandeling wordt onderbroken. Methylfenidaat moet met de benodigde voorzichtigheid worden gebruikt bij patiënten met epilepsie. Patiënten moeten zorgvuldig worden gecontroleerd vanwege het risico van gebruik voor ontspanning, verkeerd gebruik en misbruik van methylfenidaat. Na het onderbreken van de behandeling (mogelijk als gevolg van misbruik) is zorgvuldige supervisie noodzakelijk, omdat de behandeling mogelijk een depressie en chronische overactiviteit heeft gemaskeerd. Methylfenidaat mag niet worden gebruikt voor preventie of behandeling van normale vermoeidheidsklachten. Er is geen ervaring opgedaan met het gebruik van methylfenidaat bij patiënten met nierinsufficiëntie of met leverinsufficiëntie. Omdat de Concerta-tablet niet-vervormbaar is en in het maag-darmkanaal niet waarneembaar van vorm verandert, mag deze doorgaans niet worden toegediend aan patiënten van wie bekend is dat zij een ernstige maagdarmvernauwing hebben (pathologisch of iatrogeen) en ook niet aan patiënten met dysfagie of aan patiënten die aanzienlijke problemen hebben met het doorslikken van tabletten. Dit geneesmiddel bevat lactose. Interacties: Het is niet bekend hoe methylfenidaat de plasmaconcentraties van gelijktijdig toegediende geneesmiddelen beïnvloedt. Daarom is voorzichtigheid geboden bij het combineren van methylfenidaat met andere geneesmiddelen. Methylfenidaat wordt niet in klinisch relevante mate gemetaboliseerd door cytochroom P450. Er zijn echter meldingen die erop wijzen dat methylfenidaat het metabolisme remt van coumarinebevattende anticoagulantia, van anticonvulsiva (zoals fenobarbital, fenytoïne, primidon) en van sommige antidepressiva (tricyclische antidepressiva en selectieve serotonine-heropnameremmers). Methylfenidaat kan de werkzaamheid verminderen van geneesmiddelen die worden gebruikt voor de behandeling van hypertensie. Bij patiënten die worden behandeld met methylfenidaat is voorzichtigheid geboden bij gebruik van een ander geneesmiddel dat ook de bloeddruk kan verhogen. Vanwege een mogelijke hypertensieve crisis is methylfenidaat gecontra-indiceerd bij patiënten die worden behandeld (momenteel of binnen de voorgaande twee weken) met niet-selectieve, irreversibele MAO-remmers. Alcohol kan de ongewenste effecten van psychoactieve geneesmiddelen, inclusief methylfenidaat, op het centrale zenuwstelsel versterken. Het risico bestaat dat tijdens een operatie (met gebruik van gehalogeneerde anesthetica) een plotselinge stijging van de bloeddruk optreedt. Bij toediening van methylfenidaat is voorzichtigheid geboden bij gelijktijdig gebruik van dopaminerge geneesmiddelen, inclusief antipsychotica. Zwangerschap: Er zijn slechts beperkt gegevens beschikbaar over het gebruik van methylfenidaat bij zwangere vrouwen. Bijwerkingen: Zie voor een volledig overzicht de uitgebreide SPC-tekst. Hier volgt een opsomming van bijwerkingen die vaak of zeer vaak zijn gemeld: slapeloosheid, nervositeit, hoofdpijn, naso-faryngitis, bovenste luchtweginfectie, sinusitis, anorexia, verminderde eetlust, matig ernstige afname van de gewichtstoename en de lengtegroei tijdens langdurig gebruik bij kinderen, affectlabiliteit, agressie, agitatie, angst, depressie, prikkelbaarheid, abnormaal gedrag, stemmingswisselingen, tics, initiële insomnia, zwaarmoedige stemming, verminderd libido, spanning, bruxisme, paniekaanval, duizeligheid, dyskinesie, psychomotorische hyperactiviteit, overmatige slaperigheid (somnolentie), paresthesie, spanningshoofdpijn, accomodatiestoornis, vertigo, aritmie, tachycardie, hartkloppingen, hypertensie, hoesten, orofaryngeale pijn, pijn in de bovenbuik, diarree, misselijkheid, abdominaal ongemak, braken, droge mond, dyspepsie, alanineaminotransferase verhoogd, alopecia, pruritus, huiduitslag, urticaria, artralgie, gespannenheid spier, spierspasmen, erectiele disfunctie, pyrexie, groeiachterstand bij langdurig gebruik door kinderen, vermoeidheid, prikkelbaarheid, zich zenuwachtig voelen, asthenie, dorst, veranderingen in de bloeddruk en hartfrequentie (gewoonlijk een stijging), gewichtsverlies. Verpakkingen: Polyethyleen (HDPE) flessen voorzien van een kindveilige polypropyleen sluiting. Elke fles bevat een droogmiddel met silicagel en bevat 28 of 30 tabletten met verlengde afgifte. Prijzen: Volgens Z-Index. Vergoeding: Gedeeltelijke vergoeding. Uitgebreide productinformatie: Op verzoek beschikbaar. Datum: juli 2016.
Referenties 1. IMS health data augustus 2016
Telefoon: 0800-242 42 42, E-mail: janssen@jacnl.jnj.com, Internet: www.janssen.com/nederland
©Janssen-Cilag B.V. - PHNL/CONC/0816/0002
Concerta verkorte productinformatie Productinformatie bij advertentie elders in dit blad
Lieke: “Kinderen met antisociaal gedrag vragen van hun ouders en professionals om zich in te leven in hun gewetensniveau. De ontwikkeling van het geweten loopt vaak achter, hun gedrag is geen onwil, maar onvermogen. Je moet de hele dag onderhandelen om iets voor elkaar te krijgen. Dat is pittig!”
IN CONTACT BLIJVEN Lucres: “Het is nuttig om niet alleen direct na de crisis, maar ook na twee, drie jaar ouders en kinderen te vragen hoe het gaat en de periode rond het delict te bespreken. De tijd direct na het delict is voor ouders en kinderen het heftigst. Kinderen met antisociaal gedrag vinden het heel stoer om over hun delict te praten en zullen hun verhaal aandikken. Ouders zijn vaak zo geschrokken dat ze de situatie aanvankelijk als veel ernstiger rapporteren dan dat ze dat op een later moment doen. Na verloop van tijd kan het verhaal meer genuanceerd blijken te zijn, maar soms is de situatie verslechterd. Contact houden is ook belangrijk als er geen duidelijke diagnose is gekomen of als er aanvankelijk is afgezien van interventie.”
TOT SLOT Met signalering en toeleiding naar een interventie-traject zijn er kansen genoeg voor jeugdartsen om kinderen met een antisociale ontwikkeling en hun gezinnen te ondersteunen. Hoewel delinquente 12-minners later inderdaad op het verkeerde pad terecht komen, gaat het gezegde Eens een dief, altijd een dief niet voor iedereen op. Zeker niet als we er op tijd bij zijn.
Kinderen beneden de 12 jaar zijn niet strafrechtelijk vervolgbaar, de politie doet wel een zorgmelding en registreert ze in het politieregistratiesysteem Basisvoorziening Handhaving en Veiligheid.
OVER DE AUTEURS: Mr. dr. Lieke van Domburgh is senior-onderzoeker en van oorsprong psycholoog en jurist. Ze volgt een grote groep kinderen die al vóór de leeftijd van 12 jaar vanwege een strafbaar feit (delict) met de politie in aanraking zijn gekomen. Inmiddels zijn deze zogenaamde 12-minners bijna 20 jaar oud. Dr. Lucres Nauta-Jansen is biomedisch wetenschapper en onderzoekt als senior onderzoeker verschillende groepen delinquente jongeren, waaronder al acht jaar een groep van jongeren die verdachte zijn van een zedendelict. Sigrid Hendriks is voormalig jeugdarts en lid van de JA!-redactie.
Jongeren tussen 12 en 18 zijn wel te vervolgen en worden berecht volgens het jeugdstrafrecht. Een jeugdrechter houdt altijd rekening met hun ontwikkeling en een eventuele beperkingen of stoornis. Personen tot 25 jaar met een laag ontwikkelingsniveau worden ook volgens het jeugdstrafrecht berecht.
NOOT: 1 Geluk CA, van Domburgh L, Doreleijers TA, Jansen LM, Bouwmeester S, Garre FG, Vermeiren R.J. Identifying children at risk of problematic development: latent clusters among childhood arrestees. Abnorm Child Psychol. 2014 May;42(4):669-80. doi: 10.1007/s10802-013-9811-3. 2. Baarsma, M.E., Boonmann, C., ’t Hart-Kerkhoffs, L.A. et al. Sexuality and Autistic-Like Symptoms in Juvenile Sex Offenders: A Follow-Up After 8 Years J Autism Dev Disord (2016) 46: 2679. doi:10.1007/s10803-016-2805-6. 3. Geluk, C. (2014). Very Young Offenders. Who are at risk? A two-year follow-up study on the development of offending and related problems. Proefschrift. Amsterdam: VUMC. 4. NCJ-folder: Heerwaarden van Y, Pijpers F. Antisociaal gedrag op jonge leeftijd. De rol van de JGZ bij het signaleren van antisociaal gedrag en het voorkomen van criminaliteit bij kinderen. Publicatiecode NCJ143C. Te downloaden via www.ncj.nl of te bestellen via yvanheerwaarden@ncj.nl 5. Richtlijnen Kinderpsychiatrie: ODD/CD. www.kenniscentrum-kjp.nl.
PRAKTIJK
STRAFRECHT BIJ KINDEREN
35
Wij begrijpen, dat jij het soms niet begrijpt en dat de wereld jou vaak niet begrijpt.
Voor jongeren en jongvolwassenen met een psychische beperking
We teach...
TERUGKOMDAG VOOR GECERTIFICEERDE VISUSINSTRUCTEURS 24 november 2016, Utrecht NIEUW
SOCIAAL MEDISCHE ADVISERING IN HET KADER VAN DE JEUGDWET 16, 23 en 30 januari 2017, Utrecht
BASISPRINCIPES INFECTIEZIEKTEBESTRIJDING
Molendijk 23 3212 LH Simonshaven (0181) 45 32 17 www.bernisserhanden.nl info@bernisserhanden.nl
17 en 18 januari 2017, Utrecht
INTRODUCTIECURSUS JEUGDGEZONDHEIDSZORG 0-18 - 20 januari, 3 en 10 februari, 10, 24 en 31 maart 2017, Utrecht - 28 maart, 11 en 25 april, 9 en 23 mei, 6 juni 2017, Amsterdam NIEUW
Protac producten Producten die helpen om te kalmeren, de zintuigen te stimuleren en het lichaamsgevoel te verbeteren. Uitstekende werking bij: - slaapproblemen - onrust - concentratieproblemen
SKILLS PRAKTIJKLEREN ANDERE LEEFTIJDSGROEP 0-4 2 februari 2017, Utrecht
u Vraag n op 2 weken proef !!! Onze producten worden onder andere gebruikt bij: - ADHD - Autisme - Sensorische informatieverwerking - ADD
NIEUW
SKILLS PRAKTIJKLEREN ANDERE LEEFTIJDSGROEP 4-18 2 februari 2017, Utrecht
INTRODUCTIE E-HEALTH 8 februari 2017, Utrecht
JE WERKDRUK DE BAAS! 15 februari 2017, Zwolle
OPVOEDINGSONDERSTEUNING EN -ADVISERING 6, 13 en 27 maart en 3 april 2017, Utrecht
...en nóg 170 modulen!
Voor een uitgebreid overzicht van de ballendekens, ballenvesten en de ballenstoel kunt u onze website bezoeken: www.sarkow.nl
Bekijk het volledige bij- en nascholingsaanbod op www.nspoh.nl. Of vraag de brochure aan.
Voor meerdere informatie kunt u altijd contact met ons opnemen. Wij helpen u graag verder.
Sarkow b.v. revalidatiehulpmiddelen
Klokhoek 16B 3833 GX Leusden T: 033-432 00 44 E: info@sarkow.nl W: www.sarkow.nl
36
De NSPOH wil een waardevolle bijdrage leveren aan de verbetering van de volksgezondheid, de arbeidsomstandigheden en participatie in Nederland. Dit doen wij door professionals kwalitatief goed en vraaggestuurd op te leiden voor de hedendaagse praktijk van public en occupational health. Wij ontwikkelen en organiseren opleidingen, bij- en nascholing, in-company programma’s en symposia op academisch en post-hbo niveau.
‘De psychiater zegt dat er geen gevaar voor de omgeving is’ Veilig Thuis voor groot en klein! - Column -
Dit keer gaat het om huiselijk geweld van een bij zijn ouders inwonende volwassen man tegen zijn bejaarde vader en moeder van boven de tachtig jaar. Hij is bekend met psychiatrische problematiek en heeft zijn ouders de afgelopen jaren zo vaak geterroriseerd, dat hij al drie keer een huisverbod heeft gekregen. Elke keer nemen zijn ouders hem weer in huis; telkens herhaalt zich het patroon van geweld en verzoening. Zelf wijst hij hulp af, niemand mag informatie over hem opvragen en niemand weet waar hij toe in staat is, behalve dat hij thuis af en toe klappen uitdeelt. Het Veiligheidshuis2 zal de ouders begeleiden en wil daarom het gedrag van de zoon begrijpen. Echter, de psychiater die betrokken was bij een recente opname geeft die informatie niet prijs.
VOLWASSENENGEWELD Volgens de meldcode van de KNMG3 dient een arts bij volwassenengeweld terughoudendheid te betrachten om zijn beroepsgeheim te doorbreken. Wel wordt hij geacht stappen te ondernemen om het geweld te stoppen als een patiënt mogelijk pleger is van volwassenengeweld. Mijn uitleg en overredingspoging ten spijt wil de psychiater alleen kwijt, dat er op basis van de diagnose geen gevaar voor de omgeving is. Flinke klappen voor twee oudjes van tachtig-plus beschouwt hij blijkbaar niet als een gevaar voor de omgeving. De verplichtingen in de meldcode en WMO-artikel 5.2.64over huiselijk geweld overtuigen deze hulpverlener niet, hij blijft zich beroepen op zijn ambtsgeheim. Daarmee sta ik zelfs als vertrouwensarts van Veilig Thuis met lege handen en moet het Veiligheidshuis verder met minimale informatie.
KINDERMISHANDELING Gelukkig zijn de bevoegdheden van Veilig Thuis en de mogelijkheden van melders bij een vermoeden van kindermishandeling ruimer. Het meldrecht geeft artsen de mogelijkheid
om ook zonder toestemming van ouders informatie aan VT te verstrekken als dat noodzakelijk is om kindermishandeling te beëindigen of een redelijk vermoeden te onderzoeken. Jeugdartsen, huisartsen en kinderartsen zijn meestal bereid om relevante informatie met ons te delen als zij weten dat ouders (en kinderen vanaf 12 jaar) op de hoogte zijn. Of zij gaan eerst zelf in gesprek met ouders alvorens informatie te verstrekken. Die mondelinge informatie leggen wij vast in een schriftelijk verslag. En pas als die verslaglegging is geaccordeerd, komt de informatie in het VT-dossier. Zo voorkomen we misverstanden! Overigens kúnnen artsen van informatieverstrekking afzien om, zoals de meldcode beschrijft, ‘gewichtige redenen, het belang van het kind betreffende’. Maar dan moeten ze dat wel expliciet motiveren.
ENGAGEREN EN POSITIONEREN Omgaan met het wettelijk kader rond beroepsgeheim en beschermingsmaatregelen, veiligheidstaxatie en -planning, engageren en positioneren zijn vaardigheden die horen bij het vak van de vertrouwensarts. Anders dan de jeugdarts, verlenen we opgeschaalde zorg specifiek gericht op veiligheid. En zijn we specialist op geweldsgebieden in al haar verschijningsvormen bij kwetsbaren van -9 maanden tot 100+ jaar. Onze Vereniging Vertrouwens Artsen Kindermishandeling (VVAK) is, net als de AJN, lid van de KAMG. Nu de opleidingseisen voor vertrouwensartsen zijn vastgesteld, is het nog slechts een kwestie van tijd voordat ook dit profiel geregistreerd wordt als onderdeel van de sociale geneeskunde. Vertrouwensartsen van Veilig Thuis zijn we voor groot én klein, want thuis hoort het voor iedereen veilig te zijn!‘ OVER DE AUTEUR: Vasanthi Iyer, arts M&G, jeugdarts, instituutsopleider, vertrouwensarts i.o., in samenwerking met Rob Beukering, vertrouwensarts
Vasanthi Iyer
NOOT: 1 www.scp.nl/ouderenmishandelinginnederland_juni_2015 2 www.veiligheidshuizen.nl 3 www.knmg.nl/meldcode 4 www.wetten.overheid.nl zoek op: Artikel 5.2.6 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
COLUMN
Beroepsgeheim vanuit het perspectief van een jeugd- en vertrouwensarts. ‘Misschien kan jíj de psychiater vragen naar de diagnose?’ De maatschappelijke werkster, collega bij Veilig Thuis (VT), heeft haar hoop op mij als vertrouwensarts gevestigd. Sinds het Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld (ASHG) en Adviesen Meldpunt Kindermishandeling (AMK) zijn samengevoegd tot VT worden vertrouwensartsen ook vaak geraadpleegd bij huiselijk geweld en ouderenmishandeling.1
37
NESTLÉ innoveert
Een stevige basis
voor het leven 9 "0 ,+/ beste eiwit ooit, een laag eiwitgehalte met een hoge eiwitkwaliteit 9 "2 0 Probioticum BiďŹ dus lactis (Bl) 9 + !" +,!&$" 2,"!&+$//0,##"+ 6, )/ Ó˜ )&+,)""+611. (Omega 3) en vitaminen A en C
&'( 2,,. *"". &+#,.* 0&" ,- 333 +"/0)" 52,"!&+$ +) -.,#"//&,+ )/ +/ "&3&0$"% )0" !" 2,"!&+$//0,##"+ "+ 2&0 *&+"+ 6&'+ ,+#,.* 3"0$"2&+$ ") +$.&'(" &+#,.* 0&" 2,,. - . *"!& & !" ".")!$"6,+!%"&!/,.$ +&/ 0&" %""#0 + "2,)"+ ,* 63 +$"." 2.,13"+ "+ *,"!"./ 2 + 61&$")&+$"+ 0" &+#,.*"."+ ,2". !" 2,,.!")"+ "+ /1-".&,.&0"&0 2 + ,./02,"!&+$ + %"0 &'6,+!". ! 0 ,./02,"!&+$ !" "/0" 2,"!&+$ &/ "+ !" "/0" "/ %".*&+$ 0"$"+ 6&"(0"/ &"!0 ,"!"./ *,"0"+ ,,( "$")"&! 3,.!"+ *"0 !" 2,,. "."&!&+$ ,- "+ 2".!".6"00&+$ 2 + ,./02,"!&+$ *"0 !" + !.1( ,- %"0 ") +$ 2 + !" (3 )&0"&0 2 + %1+ "&$"+ 2,"!&+$ 0&'!"+/ !" 63 +$"./ % - "+ + !" $" ,,.0" ++,!&$" &+0.,!1 0&" 2 + $"!"")0")&'(" 8"/2,"!&+$ ,# +!"." 2,"!&+$/*&!!")"+ ,# !. +("+ 6,1 ,+0*,"!&$! *,"0"+ 3,.!"+ ,*! 0 %"0 ""+ +"$ 0&"2" &+2),"! ,- ,./02,"!&+$ ( + %" "+ ,2"+!&"+ *,"0"+ *,"!"./ $"3 ./ %13! 3,.!"+ ! 0 *,"!"./ +&"0 0".1$ (1++"+ (,*"+ ,- %1+ "/)&//&+$ ,* $""+ ,./02,"!&+$ *"". 0" $"2"+ ,,.! 0 ""+ *,"!". "/)1&0 ,* 8"/2,"!&+$ 0" $"2"+ 6,1 6" $" !2&/"".! *,"0"+ 3,.!"+ ,2". !" /, & )" "+ 7+ + &=)" $"2,)$"+ 2 + % . "/)&//&+$ &'2,,. "")! )/ ""+ 5 "4 )1/&"# 8"/2,"!&+$ (.&'$0 ! + &/ *"". ! + $. * -". 3""( +,!&$ !1/ !" # *&)&",*/0 +!&$%"!"+ "+ !" (,/0"+ *,"0"+ &+ ,2".3"$&+$ 3,.!"+ $"+,*"+ ,"!"./ *,"0"+ ". + %".&++".! 3,.!"+ ! 0 ,./02,"!&+$ +&"0 ))""+ !" "/0" 2,"!&+$ * . ,,( !" *""/0 " ,+,*&/ %" 2,"!&+$ &/ ++"". 0, % 3,.!0 "/),0"+ ,* 8"/2,"!&+$ 0" $"2"+ &/ %"0 ") +$.&'( ,* !" '1&/0" &+/0.1 0&"/ *"" 0" $"2"+ ,*0."+0 %"0 $" .1&( 2 + !"6" 2,"!&+$ "+ ".,- 0" 3&'6"+ ! 0 ,+$"(,,(0 3 0". +&"0 $"/0".&)&/"".!" 61&$8"//"+ ,# ""+ ,+'1&/0" "."&!&+$ !" 5 6&"( ( + * ("+ "0 2.&"+!")&'(" $.,"0"+ "/0)< 52,"!&+$ +#,.* 0&" ))""+ "/0"*! 2,,. - . *"!& &
NANAJN092016
NAN OPTIPROÂŽ, het resultaat van 150 jaar ervaring en 50 jaar eiwitonderzoek
Meld je aan: AJN-dag november Op de AJN-dag van 18 november 2016 staan de juridische aspecten van ons vak centraal. Het belooft een inspirerende dag te worden met presentaties over beroepsgeheim, tucht- en strafrecht en met ontmoetingen met onze collega’s van onder meer de Vereniging Vertrouwensartsen Kindermishandeling. Er is speciale aandacht voor de vraag hoe we het doel van ons werk voor ogen kunnen houden en niet bang hoeven te zijn voor juridische aspecten. Nog niet aangemeld? Gauw doen! Dan ben je ook getuige van de uitreiking van de Dr. A.J. Swaakprijs! Save the date: aankomende AJN-dagen 2017: 24 maart en 17 november.
Promovendikring jeugdgezondheidszorg Binnen de wetenschapscommissie van de AJN is het plan opgevat om promovendi binnen de jeugdgezondheidszorg met elkaar in contact te brengen in de vorm van een promovendikring.
kring kunnen promovendi baat hebben van elkaars ervaringen. Omdat promovendi binnen ons vakgebied vaak verspreid en geïsoleerd werken, zal ook het delen op vakinhoudelijk gebied een meerwaarde hebben.
Promovendi in de jeugdgezondheidszorg zijn meestal ‘buitenpromovendi’. Dat betekent dat men niet meedoet met promovendi-netwerken van een universiteit. Vaak is er dus weinig contact met anderen promovendi. Maar ook promovendi in ons vakgebied, die binnen een universiteit promoveren kunnen hier behoefte aan hebben. De indruk is dat er behoefte is aan contact met jeugdartsen/verpleegkundigen in dezelfde positie en vakgebied. Een promovendikring kan een plek zijn voor ‘sparren’ en het delen van problemen en knelpunten. In deze
De kring is bedoeld voor promovendi in de jeugdgezondheidszorg, dus veelal jeugdartsen, artsen M&G en jeugdverpleegkundigen. Het plan is om als groep van circa acht promovendi en een enkele al gepromoveerde jeugdarts een paar keer per jaar samen te komen, bijvoorbeeld in Utrecht.
VERENIGING/WETENSCHAP
Mocht je interesse hebben neem dan contact op met: Babette Diepeveen (babettediepeveen@hotmail.com)
39
Natuurlijk opgroeien met VSM Kind Al 30 jaar maakt VSM Kind producten met natuurlijke ingrediënten speciaal voor de allerkleinsten. De producten van VSM Kind zijn effectief en hebben een milde werking. Zo kun je met een gerust hart kersverse mama's adviseren bij babykwaaltjes. Meer weten? Ga naar vsmkind.nl
• op basis van en t n ië d e r g in e jk li r u u t a n e • al vanaf de geb rt te gebruiken
Denk en schrijf met ons mee Ben je nieuwsgierig, houd je van taal én van je vak, dan is dit je kans: de JA! is op zoek naar (gast)redacteuren. We brengen drie keer per jaar de JA! uit en worden daarbij ondersteund door een professionele coördinator, eindredacteur en uitgever. Als redacteur ben je contactpersoon voor maximaal twee auteurs en/of ben je verantwoordelijk voor tenminste een artikel per JA!-uitgave. Je schrijft zelf of leest kritisch mee bij teksten van auteurs. Je neemt deel aan de redactievergadering (drie keer per jaar in Utrecht) en denkt mee over de inhoud. Meer weten? Neem contact met ons op via ja@ajnjeugdartsen.nl
39
JA! 39 verschijnt voorjaar 2017 en heeft als thema Vluchtelingen, deadline 15 december.
40
JA! 40, zomer 2017, behandelt Positieve Gezondheid: Dit thema benadrukt de kracht van mensen en legt minder de focus op het afwezig zijn van ziekte. Het biedt daarmee een alternatief voor de huidige definitie van gezondheid van de WHO. Gezondheid in termen van veerkracht, functioneren en participatie in plaats van alleen in somatische of psychische zin (Loketgezondleven.nl). Wat kan, wat doet de jeugdarts er mee? Wat draagt het bij aan ons vakgebied, aan ons vakmanschap? Deadline: 15 juni 2017. Wil je eigen ervaringen en kennis met je collega’s delen, hete hangijzers aankaarten, ben je enthousiast over jullie aanpak of heb je ideeën over wie we beslist aan het woord moeten laten in JA! ... Neem contact op met de redactie: ja@ajnjeugdartsen.nl !
JA! VERENIGING
Thema’s volgende JA’s!
41
eye q omega 3 en 6 â&#x20AC;&#x153;Geef ze goede bagage mee!â&#x20AC;&#x153; r! o o h m i l S
Eye Q bevat hoogwaardige, zuivere visolie met EPA & DHA en teunisbloemolie met GLA in de bijzondere verhouding EPA 9 : DHA 3 : GLA 1
EPA 9
I
DHA 3
GLA1
PUBLN DE ICITE Verkrijgbaar in verpakking met 60 en 210 capsules. IT Eye Q chew: 180 kauwcapsules met aardbeiensmaak.
Meer informatie of een probeerverpakking* aanvragen? E info@springfieldnutra.com t 5 0186 - 626 173 Volg ons ook op Facebook.com/springfieldnutra
Eye Q liquid: 200 ml vloeibaar met citrussmaak.
*Bevat enkele capsules om te zien of een kind ze lust.
www.springfieldnutra.com
Van het bestuur - Juridisch concretiseren
‘Vraag Esther maar’, was de reactie toen de JA!-redactie het AJN-bestuur vroeg wie voor dit magazine een bijdrage ging leveren. Ik heb vanuit het bestuur namelijk de contacten met LAD1 En dan wordt het al snel iets met juridische aspecten.
Door: Esther Kramer
AJN MET LAD OM TAFEL Tijdens de overleggen varieert het van individuele vragen over bijvoorbeeld iemands rechtspositie tot veel breder. Zoals: wat kun je als jeugdarts intern regelen zodat je sterker in je schoenen komt te staan? Bijvoorbeeld als het gaat over arbeidsvoorwaarden of de indeling van je tijd. En mijn persoonlijke ervaring is dan dat het heel erg kan helpen als je iemand vanuit de vakbond kunt bevragen, want daar zit pas echt een bulk aan kennis en ervaring op juridisch en arbeidsrechtelijk terrein! Voor velen van ons zal LAD de vakbond zijn. LAD ken je misschien ook als onderdeel van FBZ2 en AC3, zij zitten onder meer bij de onderhandelingen voor de CAO-VVT4 aan tafel. Dit was reden voor het AJN-bestuur om met LAD contact te leggen en gezamenlijk te kijken wat we voor de groep jeugdartsen hierin konden betekenen.
INVENTARISATIE KNELPUNTEN Wat is er besproken tussen AJN en LAD? Eerst hebben we samen bekeken waar de knelpunten vooral zitten. Daar zijn verschillende niveaus in te herkennen, bijvoorbeeld op het niveau van de wetenschappelijke/beroepsinhoudelijke vereniging: de AJN. Of op het niveau van een groep jeugdartsen binnen een organisatie, of het kan gaan om de individuele jeugdarts. Vooral het tweede niveau, dat van een groep jeugdartsen binnen een organisatie, leek aanknopingspunten te bieden. Hoe kun je hen versterken ten opzichte van die werkgever? Welke handvatten of tools kun je hen bieden? En wat zullen ze zelf moeten regelen?
AANPAK PROFESSIONEEL STATUUT We hebben samen met LAD het Professioneel Statuut zoals dat als aanhangsel in de CAO VVT genoemd wordt, flink aangepakt en met de eisen van de huidige tijd in ogenschouw beschreven. Ook zorgen we ervoor dat het voor iedere jeugdarts in Nederland te gebruiken is, ongeacht de sector waarbinnen je werkt. De meeste collega’s werken binnen de JGZ maar aan de collega’s binnen bijvoorbeeld de GGZ en de revalidatie denken we ook. Het Statuut regelt in feite de verantwoordelijkheden van de jeugdarts en van de werkgever. Het geeft ook de grenzen aan tot waar iedere partij iets kan besluiten. Dit vergt een actieve rol van ons allemaal, zo je wilt: medisch leiderschap. Maar voel je daarbij ondersteund door het Statuut!
PUBLICATIE NAJAAR 2016 We hopen in het najaar van 2016 het Statuut te kunnen publiceren. Tegelijkertijd zal LAD het dan ook gaan gebruiken bij CAO-onderhandelingen en andere overleggen waar zij bij aansluit. Het geeft een goed gevoel dat je samen met anderen zoiets kunt neerzetten. Het is een mooi voorbeeld van hoe een inhoudelijke vereniging als AJN Jeugdartsen Nederland samenwerkt met LAD, een arbeidsrechtelijke organisatie.
MEER WETEN? Mail esther@artsenjgz.nl OVER DE AUTEUS Esther Kramer is jeugdarts bij GGD Gelderland-Zuid en bestuurslid van AJN Jeugdartsen Nederland. NOOT: 1 LAD: Landelijke vereniging van Artsen in Dienstverband, www.lad.nl 2 FBZ: Federatie van Beroepsbeoefenaren in de Zorg www.fbz.nl 3 AC: Ambtenarencentrum 4 CAO-VVT: collectieve arbeidsovereenkomst in de Verpleeghuis-verzorging en thuiszorg
VERENIGING
Wat heb ik met juridische zaken? Allereerst mijn ervaring als lid van de ondernemingsraad (OR) bij mijn huidige en vorige werkgever. Daar krijg je geregeld zaken voorgelegd met de vraag of dat kan of mag. Vaak zitten er naast allerlei praktische dingen ook regelpuntjes bij: mag het wel volgens regeling zus of zo enzovoort. Met een paar jaar in de OR heb je veel ervaring en dat helpt je ook verder in je werk als jeugdarts. Daarnaast heb ik in het bestuur de portefeuille LAD. In de overleggen gaat het vaak over arbeidsrechtelijke zaken.
43
Kabrita geitenmelk zuigelingenvoeding door Hyproca Nutrition
Het is bijna drie jaar geleden dat geitenmelk door de European Food Safety Authority (EFSA) is goedgekeurd als basis voor zuigelingenvoeding1,2. Kabrita was een van de eerste merken geitenmelk zuigelingenvoeding verkrijgbaar op de Nederlandse markt. De afgelopen periode heeft het merk wereldwijd een sterke ontwikkeling doorgemaakt, met als hoogtepunt in Nederland de opname van Kabrita bij alle ETOS vestigingen.
GEITENMELK ALS BASIS VOOR ZUIGELINGENVOEDING Geitenmelk beschikt over een aantal interessante eigenschappen die het een uitstekende basis voor zuigelingenvoeding maakt. Zo zijn de wei-eiwitten uit geitenmelk makkelijk verteerbaar3,4 en wordt er dankzij de relatief lage hoeveelheid Ơs1-caseine eiwit in geitenmelk een zachtere massa gevormd in de maag, die makkelijk afbreekbaar is5. Daarnaast heeft geitenmelk een unieke vetzuursamenstelling met een relatief hoge hoeveelheid korte- en middellange vetzuurketens5,6, hoewel de vetzuursamenstelling in zuigelingenvoeding met name wordt gevormd door plantaardige vetten. Deze licht verteerbare eigenschappen maken van geitenmelk een goede basis voor zuigelingenvoeding, die ook voor baby’s die moeite hebben met de vertering van koemelk* een geschikt alternatief kan zijn.
MODERN SAMENGESTELD Kabrita geitenmelk zuigelingenvoeding combineert de natuurlijke voordelen van geitenmelk met een moderne formulering die voldoet aan de geldende wetenschappelijke inzichten. Naast de standaard nutriënten zoals de verplichte vitamines en mineralen, zijn de voedingen van Kabrita verrijkt met extra wei-eiwitten, DHA omega-3 vetzuren, prebiotische vezels (GOS) en een vetblend rijk aan Beta-palmitaat7,8. Deze unieke combinatie zorgt ervoor dat ouders niet meer hoeven te kiezen tussen een zuigelingenvoeding op basis van geitenmelk of een zuigelingenvoeding met een moderne samenstelling.
VERTROUWDE NEDERLANDSE KWALITEIT Kabrita geitenmelk zuigelingenvoeding wordt in Nederland geproduceerd op basis van de beste kwaliteit Nederlandse geitenmelk. Hyproca Nutrition, de organisatie achter Kabrita, is onderdeel van Ausnutria Hyproca. Dit Nederlandse zuivelbedrijf beschikt over ruim 75 jaar ervaring in de ontwikkeling en productie van zuigelingenvoeding. Kabrita geitenmelk zuigelingenvoeding is verkrijgbaar bij ETOS, bij de apotheek en online via de website www.kabrita.nl. Hier is ook meer informatie te vinden over de ingrediënten en voedingswaarden van Kabrita en kan een product brochure voor medisch professionals worden aangevraagd. * Belangrijk: geitenmelk zuigelingenvoeding is geen geschikt alternatief bij een medisch vastgestelde koemelkeiwitallergie
MARKTVISIE
REFERENTIES: 1. EFSA Panel on Dietetic Products, Nutrition and Allergies (NDA); Scientific Opinion on the suitability of goat milk protein as a source of protein in infant formulae and in follow-on formulae. EFSA Journal 2012;10(3):2603. 2. COMMISSION DIRECTIVE 2013/46/EU of 28 August 2013 amending Directive 2006/141/EC with regard to protein requirements for infant formulae and follow-on formulae 3. Pintado, M.E., Malcata X.F. Hydrolysis of ovine, caprine and bovine whey proteins by trypsin and pepsin. Bioprocess Engineering 23 (2000) 275-282 4. Almaas H., Cases A.L., Devold T.G., Holm H., Langsrud T., Aabakken L, Aadnoey T., Vegarud G.E. In vitro digestion of bovine and caprine milk by human gastric and duodenal enzymes. International Dairy Journal 16 (2006) 961-968 5. Park Y.W., Juárez M., Ramos M., Haenlein G.F.W. Physico-chemical characteristics of goat and sheep milk. Small Ruminant Research 68 (2007) 88-113 6. Park, Y.W. 2006. Goat milk – Chemistry and Nutrition. Chapter in: Handbook of milk of non-bovine mammals. Y.W. Park and G.F.W. Haenlein, Blackwell Publishing. 7. Bar-Yoseph, F., Y. Lifshitz, and T. Cohen, Review of sn-2 palmitate oil implications for infant health. Prostaglandins, Leukotrienes and Essential Fatty Acids (PLEFA), 2013. 89(4): p. 139-143. 8. Kennedy, K., et al., Double-blind, randomized trial of a synthetic triacylglycerol in formula-fed term infants: effects on stool biochemistry, stool characteristics, and bone mineralization. The American journal of clinical nutrition, 1999. 70(5): p. 920-927.
44
Veel gestelde vragen over geitenmelk zuigelingenvoeding door Hyproca Nutrition
1. WAAROM ZOU IK KIEZEN VOOR EEN ZUIGELINGENVOEDING OP BASIS VAN GEITENMELK? Borstvoeding is de meest geschikte voeding voor baby’s. Mocht borstvoeding geen optie zijn, dan kan geitenmelk zuigelingenvoeding een geschikt alternatief zijn. Geitenmelk beschikt over een unieke eiwit samenstelling die ervoor zorgt dat er in de maag een zachtere massa wordt gevormd, die gemakkelijk door het lichaam kan worden afgebroken. Hierdoor worden de belangrijke voedingsstoffen snel en efficiënt opgenomen en is de melk goed verdraagbaar. In Kabrita zuigelingenvoeding zijn deze natuurlijke voordelen van geitenmelk gecombineerd met een moderne samenstelling in lijn met de geldende wetenschappelijke inzichten. Deze unieke combinatie zorgt voor een milde, vriendelijke voeding voor iedere fase.
2. WAAROM IS EEN ZUIGELINGENVOEDING OP BASIS VAN GEITENMELK DUURDER DAN ANDERE ZUIGELINGENVOEDINGEN? De hogere prijs van geitenmelk zuigelingenvoeding heeft verschillende oorzaken, maar de belangrijkste reden is de hogere prijs van de grondstoffen. Een liter rauwe geitenmelk kost bijvoorbeeld twee tot drie keer zoveel als een liter rauwe koemelk. Ook voor andere ingrediënten geldt dat niet altijd de standaard en dus goedkopere variant gebruikt kan worden, bijvoorbeeld omdat deze op basis van koemelkeiwit zijn en daarom niet geschikt voor gebruik in een geitenmelk zuigelingenvoeding.
3. IS GEITENMELK EEN GESCHIKT ALTERNATIEF BIJ EEN MEDISCH VASTGESTELDE KOEMELKALLERGIE? Nee, ondanks dat dit nog wel eens gedacht wordt is geitenmelk geen geschikt alternatief bij een medisch vastgestelde koemelkallergie. Bij een vastgestelde koemelkallergie reageert het immuunsysteem op bepaalde eiwitten in koemelk. De kans op een kruisreactie met geitenmelk is zeer aanwezig.
MARKTVISIE
Gelukkig komt een medisch vastgestelde koemelkallergie maar relatief weinig voor; ´slechts´ 2 tot 3% van de kinderen onder 6 jaar ontwikkelt een koemelkallergie. Er is echter een veel grotere groep die niet allergisch is, maar toch niet goed op koemelk reageert. Dit kan zich uiten in diverse klachten, waaronder krampjes, verstopping en/of milde eczeem. Anekdotisch bewijs laat zien dat bij een overstap naar geitenmelk zuigelingenvoeding de klachten kunnen verminderen of zelfs helemaal verdwijnen. Hyproca Nutrition streeft ernaar met behulp van onderzoek en klinische studies de kennis omtrent geitenmelk en geitenmelk zuigelingenvoeding uit te breiden.
45
Ondersteun ouders met Krampjes Monitor
Veel geprobeerde oplossingen Niet bewezen effectief1 67% Fietsen met beentjes 63% Massage van buikje 61% Rondlopen met kind 41% Warm badje 15%
Geeft homeopatische druppels
1. Brand E. et al. (2014). It's normal to be special - results of quantitative research
54%
Van de ouders willen er alles aan doen om dit op te lossen1 Nutricia is gestart met de professionele online evaluatie Krampjes Monitor. Het doel: optimale ondersteuning van ouders bij darmkrampjes. Wilt u meer informatie en/of meedoen? Meld u dan direct aan op www.nutriciavoorprofessionals.nl/krampjesmonitor
1.Brand E. et al. (2014). Itâ&#x20AC;&#x2122;s normal to be special - results of quantitative research.
Borstvoeding is de beste voeding voor zuigelingen
De oplossing voor koemelkallergie Hero Baby heeft de receptuur van Hero Baby Pep vernieuwd en heet nu Hero Baby Nutrasense® Pep, de oplossing bij koemelkallergie. De vernieuwde voeding is op basis van een intensief hydrolysaat van caseïne en wei-eiwit en bevat de belangrijke vetzuren DHA en AA. Hero Baby Nutrasense® Pep is verkrijgbaar bij de apotheek.
nu in handige nieuwe verpakking
Heromedisch.nl