KIJKKUNST
24 maart 2015
Hoe de beeldmaker al bij de eerste indruk op de kijker kan inspelen
Inhoud Inleiding
Ik neemt u mee op reis naar de wereld van de eerste indruk. Aan de hand van levendige voorbeelden uit de dagelijkse praktijk en de kunst leert u uzelf en uw manier van kijken beter kennen. Daarnaast maakt u kennis met kunstenaars en mij als persoon en de persoonlijke ontwikkelingen die ik heb doorgemaakt. Voor het goed kunnen ZIEN van alle onderdelen in deze scriptie wil ik u vragen de volgende hulpmiddelen bij de hand te hebben: een smartphone met de app Aurasma*** en het spiegeltje dat u hiernaast aantreft. *
Download de app op uw smartphone via de PlayStore. Open de app, zet het geluid aan en log in met: Gebruikersnaam: gast Wachtwoord: 1234 Bekijk nu de voorkant van deze scriptie met de app. U ziet als het goed is de titel verschijnen.
** Mocht de app niet meer beschikbaar zijn, dan wil ik u vragen om de spiegel ter hande te nemen en de bladzijde om te slaan.
Inleiding
H1: Wat is de eerste indruk Interessant! Mijn idee van de eerste indruk De eerste indruk in een handomdraai De ervaring Conclusie
6-8
Hoofdstuk 2: De theorie achter de eerste indruk
Hoofdstuk 1: Wat is de eerste indruk
Een stukje geschiedenis Psychologie Interessant! - De perfecte crimineel van Cesare Lombroso (1835-1909) H6: Het maakproces Mijn idee van de eerste indruk - De lichaamstypen van Ernst Kretschmer (1888-1964) Het maakproces De eerste indruk in een handomdraai Sociologie De interviews De ervaring HetDe lezen van de omgeving kunstenaar en zijn verleden Conclusie Semiotiek De kunstenaar en zijn kijken en inzicht - DeDe theorie van Ronald Barthes kunstenaar en zijn maakproces - DeDe theorie van Charles Peircevan zijn werk kunstenaar en deSanders presentatie Conclusie Reflectie Conclusie
9 -19
H2: De theorie achter de eerste indruk Een stukje geschiedenis Psychologie De perfecte crimineel van Cesare Lombroso (1835-1909) De lichaamstypen van Ernst Kretschmer (1888-1964) Sociologie Het lezen van de omgeving Semiotiek De theorie van Ronald Barthes De theorie van Charles Sanders Peirce Conclusie Kinderpostzegels De kunstwereld Het sollicitatiegesprek Wat communiceert en Het openbaar vervoer leert kunst ons? H3: De theorie in de praktijk Kijken in de bus Conclusie Kinderpostzegels Conclusie Het sollicitatiegesprek Het openbaar vervoer Kijken in de bus Conclusie
Hoofdstuk 3: De theorie in de praktijk
21 - 41
H7: Mijn proces Mijn verleden Mijn kijken en inzicht Mijn maakproces De presentatie van mijn werk Plaça de la Virreina (2015) Conclusie Aleid Landeweerd (47) Corona Zschüsschen (33) Rik Versteeg Het verlossende woord (25) & Danny Djojosoedarmo (22) Rudy Simon (32) Conclusie Nawoord
Hoofdstuk 4: Kunst en communicatie
43 - 53
H4: Kunst en communicatie De kunstwereld Wat communiceert en leert kunst ons? Conclusie
55 - 69
Hoofdstuk 5: Kijken in de kunst
Dankwoord
71 - 93
Bronnen
Hoofdstuk 6: Het maakproces
Hoofdstuk 7: Mijn proces
- De kunstenaar en de presentatie van zijn werk
Mijn verleden Mijn kijken en inzicht Mijn maakproces De presentatie van mijn werk Plaça de la Virreina (2015) Conclusie
H5: Kijken in de kunst HetLandeweerd maakproces(47) Aleid De interviews Corona Zschüsschen (33) De kunstenaar zijn verleden Rik- Versteeg (25) &en Danny Djojosoedarmo (22) - DeSimon kunstenaar Rudy (32) en zijn kijken en inzicht - De kunstenaar en zijn maakproces Conclusie Reflectie Conclusie
95 -121
123 -141
Het verlossende woord 143 -153 Nawoord 155 Dankwoord 157 Bronnen 158 -160
Inleiding De tweede helft van het eerste jaar van de academie ging van start. Iedereen had zijn vaste richting gekozen en keek wie er allemaal in het lokaal aanwezig waren. Ken ik hem of haar al? Heb ik diegene eerder gezien? Nieuwsgierig en terughoudend als ik ben keek ook ik met deze vragen rond en probeerde ze alvast te beantwoorden. Aan de andere kant van het lokaal zag ik een kleine studente met lang haar en een wat norse blik zich zo onopvallend mogelijk opstellen. Naar mijn idee keek ze alsof ze boos was op haar omgeving en van binnen alles vervloekte. Ik hield afstand van haar door deze gedachte. Meer dan een jaar heb ik afstand van haar gehouden. Uiteindelijk kwam ik er achter dat het een hartstikke aardige meid is met een open blik. Het is ook u vast wel eens overkomen dat u een verkeerde eerste indruk van iets of iemand had. Toch zit je met de eerste indruk niet altijd verkeerd. Ik vroeg een andere klasgenote naar haar eerste indruk van mij. Ze wist mij te vertellen dat deze indruk niet zo positief was.
De Venus van Urbino, Titiaan (1538)
Haar eerste indruk van mij was, zoals u hierboven hebt gelezen, niet helemaal juist. Toch vormde hij voor haar geen reden om zich van mij af te keren. Ik mocht dan wel fel en koppig zijn, ze zocht de confrontatie op en leerde mij beter kennen. De negatieve eerste indruk werd langzaam maar zeker veranderd in een tweede indruk met zowel goede als slechte punten. Wat ik mij afvraag is hoe de eerste indruk nou eigenlijk tot stand komt. Welke aspecten hebben hier invloed op? Hierover heb ik, net als u, mijn ideeën. Deze gedachten zou ik graag met u delen in het eerste hoofdstuk. Uiteraard zal ik de concepten zo goed mogelijk verduidelijken met gevonden informatie, voorbeelden en anekdotes. Naast mijn ideeën over de eerste indruk zal ik in dit hoofdstuk verklaren waarom de eerste indruk mij zo ontzettend boeit. Ik zal u duidelijk maken hoe ervaringen uit mijn verleden mij ertoe hebben gebracht om onderzoek te doen naar een manier om de eerste indruk te kunnen sturen in de richting die ik als maker voor ogen heb. Echter, met speculeren vindt men geen concrete antwoorden. In het derde leerjaar ben ik in contact gekomen met een psychologe en iemand die gedrag en emotie analyseert. Beiden hebben mijn kennis verrijkt met hun kennis en ervaring betreffende de eerste indruk. Met deze informatie en mijn eigen gedachten en ervaringen vorm ik aan het einde van het eerste hoofdstuk een eerste conclusie die antwoord geeft op de eerder gestelde vraag. Of deze antwoorden ook juist zijn onderzoek ik in de latere hoofdstukken. In het tweede hoofdstuk baan ik mij een weg door de theorie achter de eerste indruk. De in de theorie gevonden antwoorden helpen mij om de vraag aan het begin van de vorige alinea te beantwoorden. Echter, een tweede vraag kondigde zich als vanzelfsprekend aan. Hoe werkt de eerste indruk? Een vraag die grotendeels te beantwoorden is met de uit de interviews gewonnen informatie. Ik zal voor het antwoord op deze vraag dieper de theorie in duiken en toetsen of de informatie uit de interviews deze theorieën bevestigt. Kennis over de theorie achter de eerste indruk vormt een belangrijke basis voor mijn onderzoek. Als illustrator wil ik dat mijn beelden het juiste verhaal communiceren. Niets is frustrerender dan een beeld dat verkeerd begrepen wordt. Ik ben dan ook benieuwd hoe het zit met de eerste indruk van een kunstwerk. Wat zorgt ervoor dat u bij het ene schilderij wel stil blijft staan en bij het andere niet? En als u stil blijft staan, wat gebeurt er dan met u als kijker? Wordt het beeld geïnterpreteerd zoals de kunstenaar het bedoelt, of geeft u er een eigen invulling aan die volledig afwijkt? 6
Een schilderij waar ikzelf langer voor stil bleef staan is De Venus van Urbino (1538) van Titiaan. Op de voorgrond ziet u een naakte vrouw liggen met aan haar voeten een kleine hond. Op de achtergrond staan twee vrouwelijke figuren, waarvan één op haar knieën voor een kist zit en hier iets uit pakt. De ander heeft een juten zak over haar rug geslingerd. Deze dames worden vanuit een hoger geplaatst raam aan de linker kant belicht door de avondschemering. Wat mij aantrekt aan het schilderij is niet het naakt, maar het hondje. Hij lijkt erg veel op het hondje van mijn oudtante dat enkele jaren terug is overleden. Ik was dol op het beestje. Voor mij krijgt het schilderij een lieflijke betekenis, maar is dit ook wat Titiaan met het schilderij wilde zeggen? Antwoorden hierop kunnen wij vinden in de semiotiek (tekenleer), maar ook in de kunstwereld zelf. In hoofdstuk drie zal ik de uitkomst van het verrichtte onderzoek illustreren met voorbeelden uit het alledaagse leven. Eenmaal op de hoogte van ons kijken en denken neem ik u mee naar het vierde hoofdstuk. In dit hoofdstuk leid ik u door het museum van de kunst in ons hoofd. Ik leg u uit wat kunst is en wie zich hiermee bezig houden. U zult ervaren hoe u naar kunst kijkt en wat het beeld aantrekkelijk maakt. Het is in dit hoofdstuk dat ik nog eens terugkijk op mijn conclusie uit het eerste hoofdstuk en een nieuwe conclusie trek. Om een goede impressie te krijgen van de kunstwereld na het afstuderen ben ik in contact gekomen met enkele hedendaagse kunstenaars. Ik vroeg hen naar hun werk en werkwijze. In het vijfde hoofdstuk stel ik u kort voor aan de kunstenaars en bespreek ik per kunstenaar één van hun beelden. Hierbij staan het idee, de blik van de kunstenaar en die van mij als kijker centraal. Komt het beeld over zoals gedacht en wat zou er aan verbeterd kunnen worden? Door verder te kijken dan het kunstwerk komen wij steeds meer te weten over de denkbewegingen van de kunstenaar. Een schets is een ware bron van potentie, het onvoltooide beeld dat nog vele kanten uit kan. Door keuzes te maken zet de kunstenaar een schets om in een beeld dat is gemaakt met zijn inzicht. Wat ik mij afvraag is of in een definitief schilderij (of definitieve illustratie) de juiste keuzes zijn gemaakt om het beeld over te laten komen zoals het bedoeld is, en in hoeverre de kunstenaar hier invloed op heeft gehad. Het antwoord op deze vraag schuilt in het zesde hoofdstuk. Zou Titiaan onze blik bewust hebben gestuurd met zijn verborgen symbolen, en hoe pakken hedendaagse kunstenaars dit eigenlijk aan? 7
Toen Marlene Dumas het kunstwerk ‘The Painter’ maakte, heeft zij toen ook rekening gehouden met de blik van de kijker in die belangrijke eerste 0,017 seconde waarin de eerste indruk wordt gevormd? De eerste indruk bekleedt in het zesde hoofdstuk een nog even belangrijke rol als in de eerdere hoofdstukken. Het gaat hier om de rol van de kunstenaar tijdens het maakproces van beeld. Maakt hij of zij de juiste keuzes ten opzichte van de eerste indruk, en wat maakt dit tot de juiste keuzes? De eerder genoemde kunstenaars worden wederom onderworpen aan mijn vragen, ditmaal over het maakproces. De antwoorden geven mij zicht op de kunstenaar in de praktijk. In hoeverre is hij zich bewust van zijn eigen werk, het maakproces en de kijker met betrekking tot de eerste indruk? Met de gewonnen gegevens en verdieping reflecteer ik in hoofdstuk zeven op mijn eigen werk en maakproces. Ben ik mij inderdaad bewust van de eerste indruk tijdens het maken van beeld en heeft het ook het effect dat ik beoog? Deze reflectie vormt samen met mijn reflectie op mijn eigen werkproces de conclusie waarmee ik de frustratie van verkeerd begrepen beeld in de toekomst kan voorkomen. Zoals u hierboven kunt lezen stel ik veel vragen en speculeer ik over onderwerpen waarop goed onderbouwde antwoorden gezocht dienen te worden. Vragen en onderwerpen waarop u antwoorden zult vinden als u een stukje verder bladert. Ik vraag u hier nog even mee te wachten, omwille van de centrale vraag die door de volledige scriptie heen klinkt:
Houd deze vraag in uw achterhoofd tijdens het lezen van mijn pleidooi. Laat de informatie op u inwerken en denk er dan nogmaals over na. Vergeet tijdens het lezen vooral niet om te genieten en stel uzelf, na deze scriptie te hebben gelezen, de vragen waar ik mijn verhaal mee afsluit op de laatste pagina.
HOOFDSTUK 1 WAT IS DE EERSTE INDRUK? 8
wij de eerste indruk noemen. u komen. Hierna volgt er een razendsnel proces in de hersenen waarmee de ruwe schets wordt gevormd die andere uw omgeving, lichtval, houdingen en gezichtsuitdrukkingen van personen, geur, kleur en geluid tot De eerste indruk is een eerste impressie die u vormt binnen 0,017 seconden. In deze korte tijd laat u onder
De eerste impressie, Akha Hulzebos (2015)
Interessant! Wat ik op de academie heb geleerd is dat een beeld niet hoeft te lijken om over te komen. Voorheen kwam het vaak voor dat mensen niet begrepen wat ik had getekend. Ze zagen wat het was, maar niet wat ik er mee bedoelde. Dit zorgde bij mij voor onderliggende frustratie die zich ook uitte in mijn beelden. De enige oplossing die ik kon bedenken was om zo realistisch mogelijk te gaan tekenen. Dan zouden de kijkers toch wel begrijpen wat ik er mee bedoelde? Dit bleek een vergissing. Zelfs na een opleiding Grafische Vormgeving kon ik nog niet vlekkeloos communiceren. Pas op de academie heb ik mijn boodschappen duidelijker leren overbrengen. Toch blijft het vertalen van gedachten op papier naar beeld een uitdaging.
De eerste indruk in een handomdraai Voor het essay interviewde ik onder andere Ghita Ramdhiansing. Zij analyseert voor haar vak bewegingen in het gezicht, micropatronen, lichaamshoudingen, zinstructuren en woordkeuzes. Dit doet zij aan de hand van videobeelden of een persoon die tegenover haar zit. Ze gebruikt geen foto’s, omdat een mens constant beweegt tot in het kleinste detail. Deze bewegingen vertellen haar hoe een mens in elkaar zit, zelfs voordat diegene gesproken heeft. Ik legde haar mijn theorie voor over de uiterlijke kenmerken en het mogen van een persoon aan de hand van eigen ervaringen met deze kenmerken. Hiermee was zij het volledig eens. Wel voegde zij toe dat naast het gezicht de lichaamshouding minstens zo verhalend is. Een gezicht kan men in bedwang houden (denk aan de pokerface), maar de lichaamstaal is minder makkelijk onder controle te houden. Om de lichaamsbewegingen te lezen gebruikt Ramdhiansing het freeze-fight-flight principe. Dit principe verdeelt de mensen onder in drie pijlers aan de hand van hun gedrag: freeze, fight, flight. De fighter is iemand die meteen actie onderneemt. U wint ze voor u door met korte, harde, onderbouwde argumenten te komen. Heeft u het over een flighter, dan zal deze persoon eerst mentaal een stap terug nemen, er over nadenken en uiteindelijk een beslissing nemen. Deze analytische geest wint u voor u met goed onderbouwde argumenten. Een freeze persoon zal ‘bevriezen’ en iemand anders inschakelen of de schuld geven. Deze mensen zijn erg goed in het aanwijzen van de beste persoon voor een taak. Om er achter te komen met welke pijler u te maken heeft moet u kennis hebben van micropatronen. Micropatronen zijn de kleine trekjes in het gezicht (zoals het knijpen met de neus) en de onopvallende gebaren van het lichaam. Door middel van het FACS (Facial Action Coding System) van Paul Ekman kunt u de micro-expressies verklaren.
De weg opende zich voor mij toen ik mijn werkproces van de afgelopen studiejaren naast elkaar legde. Het begon bij mijn eigen plaats in de familie. Alles was goed tot de scheiding van mijn ouders. Ze hadden veel ruzie en ik wist als achtjarige dat er iets mis was, maar wat precies wist ik niet. Na de scheiding moesten we, zonder dat ik het wilde, verhuizen. Het was in de nieuwe woonplaats dat ik het vertrouwen in mijn medemens verloor. Ik werd gepest, de aardigste mens kon ineens omslaan in een duivel. Aan de academie legde ik deze bevindingen vast in enkele 3D werken. Zo ontstond er uit hout en karton de kamer waarin ik en mijn broertje als kind sliepen, terwijl mijn ouders ruzie maakten op de gang. Kort daarop volgde het werk van een groep mensen met dierenkoppen die van plaats konden verwisselen. U kon zo uw ideale groep mensen creëren. Ik onderzocht welke mensen ik vooraan wilde en welke ik absoluut niet wilde zien. Maar waarom, waarom wilde ik deze mensen niet zien? In het zoeken naar het waarom kwam ik in aanraking met hoe wij kijken en een (eerste) indruk vormen. Ik wilde verder met het vormen van indrukken en maakte een aanzet tot een bordspel. De mensen met dierenhoofden zouden de pionnen worden om mee te lopen. Het spel was zo opgezet dat u als speler geconfronteerd zou worden met uzelf en uw keuzes. Het bordspel was echter te hoog gegrepen, waardoor ik de zoektocht naar de eerste indruk verplaatste naar mijn essay.
Mijn idee van de eerste indruk Voordat ik aan het essay begon had ik zo mijn gedachten over de eerste indruk. Naar mijn idee was de eerste indruk een middel om de omgeving te filteren. Welke persoon spreekt u wel aan en welke niet? Wat is de reden dat u een persoon aanspreekt? In een groep zijn er altijd mensen die u beter liggen dan anderen. In mijn essay ‘De eerste indruk’ (april 2015) kwam ik tot de conclusie dat dit lag aan de levenservaring van de persoon, de cultuur, de omgeving waarin u bent opgegroeid en de invloeden van buitenaf (zoals reclame). U zoekt op één of meerdere van deze punten een connectie voordat u iemand aanspreekt. Daarnaast kijkt u naar de uiterlijke kenmerken van een persoon om uw oordeel te vellen. Neem bijvoorbeeld de wandelende mensen uit de afbeelding op de volgende pagina. Kijk er even kort naar en wend dan uw blik af. U denkt nu nog objectief te zijn, maar u heeft hen al helemaal ingekleurd met uw kennis. U kijkt naar hun kleding, sieraden, schoenen en gezicht. In de foto is een tweetal alternatief geklede jongeren te zien. Ze kijken net als ieder ander mens, of vindt u dat ze somber kijken? Als u denkt dat ze somber kijken, waardoor denkt u dat dit komt? Media, meningen van anderen uit uw verleden, en uw gemoedsstand op dit moment maken er allemaal deel van uit. Nadat u de jongeren heeft beoordeeld op hun karakteristieken koppelt u de gevonden kenmerken aan ervaringen uit uw verleden. Als dit fijne ervaringen zijn, dan zult u deze donker geklede mensen sneller aanspreken dan wanneer u slechte herinneringen heeft aan bijvoorbeeld hun kledingstijl, gedrag of kleurkeuze. Zwart wordt immers vaak geassocieerd met neerslachtigheid en pessimisme. Als u op dit moment niet zo lekker in uw vel zit, dan is het niet vreemd dat u van de grauwe aanblik van de personen een negatief beeld vormt en hen liever zou vermijden. Tijdens mijn jaren op de middelbare school werden gothics en alto’s altijd gemeden vanwege hun donkere kledingstijl. Er werden ook eigenschappen aan hun karakter gekoppeld door de media en individuen. Het zouden depressieve zwartkijkers zijn die vooral veel slechte dingen doen, zoals blowen. Doordat ik juist met deze mensen om ging wist ik dat dit niet zo is. Het zijn veelal vrolijke mensen die positief over de toekomst praten. Door hen leerde ik dat mensen altijd hun vonnis klaar hebben liggen. Logisch, want ze kunnen kijken, redeneren en zo een mening vormen, maar is dit wel de juiste? U weet het pas als u met een persoon in gesprek gaat. Hierdoor verruimt u ook uw blikveld. U ziet meer, maar misschien ook minder doordat u minder kritisch of juist kritischer gaat kijken. Wat ik hierboven beschrijf is echter niet de eerste indruk in zijn puurheid. Wat ik omschrijf is hoe wij na de eerste indruk van 0,017 seconden een vooroordeel vellen over een persoon zonder hem of haar te hebben gesproken. © Andy Katsaitis
14
15
Door in gesprek te gaan met Nellie Stiny-Coops (psychologe) kwam ik verder in mijn zoektocht naar de reden waarom wij oordelen zonder een persoon ook maar gesproken te hebben. Iedereen is opgegroeid in een bepaalde cultuur en generatie. Hoe u naar iemands externe kenmerken kijkt heeft te maken met uw ervaringen, personen in uw omgeving, media en films, en uw emoties. Het zijn dingen waarop u commentaar kunt geven, maar ook kunt krijgen. Het mooie van externe kenmerken is dat u ze kunt aanpassen of faken. Maar volgens Stiny-Coops is de eerste indruk ook een reflectie van de eigen persoon. Als u niet zo vrolijk bent, dan zult u ook niet zo vrolijk naar mensen kijken en al snel een negatief beeld over een persoon vormen. Er spelen dus interne en externe factoren mee die invloed hebben op uw oordeel. U bent zich slechts van tien procent van wat u weet en doet bewust. Door bewuster te worden van uzelf zult u uw omgeving beter kunnen begrijpen en beoordelen. Als u met uw medemens in gesprek gaat zult u deze persoon beter leren kennen. Toch zal dit beeld nooit gelijk zijn aan de persoon, omdat u altijd door uw eigen ervaringen en gevoelens beïnvloed zal worden. Als u kijkt naar een andere cultuur zal de discrepantie nog groter zijn. In Nederland is het niet normaal om geld te geven aan een bedelende zwerver. In India is dit heel gangbaar, want het is een goede daad en die verbetert uw karma. Zelfbewust zijn en in gesprek gaan om een beter beeld te vormen van een ander worden echter (te) weinig toegepast in de praktijk. We kijken en we oordelen direct.
station
auto-ongeluk
16
De ervaring Neem bijvoorbeeld het station. Het duurt nog even voordat uw trein komt. Het regent en u bent blij dat u droog staat, hoewel de temperatuur best wat hoger had mogen zijn. Om de tijd te doden kijkt u om zich heen. Aan de overkant van het perron staat een man met een net kapsel en een baard van een paar dagen in een lange jas te wachten op de trein naar Amersfoort. Hij heeft een hoed op zijn hoofd en een koffer in zijn hand. U krijgt een wat benauwend gevoel bij deze man en kijkt snel verder. Naast hem staat een getinte moeder met twee luide kinderen van rond de tien jaar. De moeder probeert de kinderen in bedwang te houden en lijkt daar half in te slagen. U houdt niet zo van het geluid van luidruchtige kinderen en verplaatst uw blik naar het volgende koppel. U ziet twee mensen op een bankje. De man heeft een trolley naast zich staan en lijkt in een heftig gesprek te zijn verwikkeld met de oudere vrouw naast zich. Zouden dit moeder en zoon zijn? Gaat de moeder mee op reis of geeft ze hem nog eens het advies om elke dag een schone onderbroek aan te trekken? Voor u het weet heeft u hele verhalen bij de mensen om u heen verzonnen, zonder ook maar een woord te hebben gewisseld. Deze oordelen komen voort uit uw eigen ervaringen. De grote gebaren van de vrouw richting haar zoon (?) op het bankje laten u bijvoorbeeld denken aan uw broer en uw moeder, of aan een soap die u onlangs op tv heeft gezien. Het zijn van die typische houdingen die ze aanneemt en u herkent ze ergens van. Ondanks dat u ze niet kunt horen, vertellen die houdingen u genoeg. De ineengedoken, voorovergebogen man en de met haar handen pratende vrouw. Ze spreken boekdelen die u graag zelf schrijft met uw fantasie. Voor u het weet wordt het schouwspel aan uw zicht onttrokken door de trein die binnen komt rijden. U denkt nog even verder aan de mensen die u zag, vergeet ze, of praat er later over met uw vrienden of familie. Het ligt er maar net aan of deze personen indruk op u hebben gemaakt. Een ander voorbeeld komt van een eigen ervaring van Ghita Ramdhiansing. Zij was toeschouwer bij een ongeluk tussen een motorrijder die te hard reed, niet uitkeek en geschept werd door een auto van rechts. Haar omgeving reageerde op verschillende manieren. Er waren automobilisten die stopten om toe te kijken en foto’s maken, er waren mensen die direct 112 belden en er waren toeschouwers die afwachtend toekeken, klaar om iets te doen. Aan de hand van deze verschillende reacties koppelde Ramdhiansing de pijlers aan elke groep. De mensen die 112 belden behoren tot het fight-type. De afwachtende mensen behoren tot het flight-type. De mensen die stopten en foto’s gingen maken zijn de freeze-types. Ze bevriezen op hun plek en zullen alleen maar toekijken. Het is typisch voor deze tijd om daarnaast ook foto’s te maken om te delen op het internet of met bekenden. Het kan erg nuttig zijn om te weten wat voor persoon u te maken heeft. Door gebruik te maken van het freeze-fight-flight principe kunt u namelijk uw eigen houding aanpassen en inspelen op de persoon tegenover u. Er spelen overigens nog vele andere factoren (zoals ervaringen) mee die een gesprek beïnvloeden.
kunst
Wat het kijken naar een kunstwerk anders maakt dan het kijken naar de mensen op het station is de boodschap die het beeld communiceert. Een kunstenaar maakt een kunstwerk, omdat hij u iets wil laten zien, vertellen, voelen of leren. Een voorbeeld van een kunstwerk waarbij de kunstenaar ons iets wil vertellen met zijn personages is ‘Through the keyhole’ (2011) van Erwin Olaf. In dit kunstwerk zien wij een rij foto’s hangen met aan het einde een deur met een sleutelgat. De kleding, kapsels, omgeving en lichtval zijn allen in scène gezet. De afgebeelde personen staan met de rug naar de kijker toe. Door hun houding en de sobere omgeving voel je de schaamte en vernedering. Na het zien van de foto’s mag u als kijker door het sleutelgat kijken. Hier wordt een geluidloze film afgespeeld van een meisje dat iets opbiecht aan haar ouders. De ouders lachen, nemen haar op schoot en fluisteren iets in haar oor. U als kijker kunt hier veel uit opmaken, maar weet niet precies wat er zich afspeelt. Olaf laat het aan uw fantasie over om de gaten in het verhaal te vullen. Misschien heeft u zelf een soortgelijke ervaring gehad als kind of heeft u een film gezien waarin een kind de waarheid vertelde aan een volwassene. Uw eerste indruk, en dan voornamelijk uw ervaringen, spelen bij de interpretatie van dit kunstwerk een belangrijke rol. Doordat u uzelf projecteert op het kunstwerk beleeft iedere kijker het werk op een andere manier. De beleving van het kunstwerk ‘Beyond caring’ (1985) van Paul Graham vraagt om een andere vorm van reflectie. Op de scheef genomen foto zien wij wachtende mensen die niet al te vrolijk kijken. Wat Graham ons hier laat zien zijn werkloze mensen die hun bijstand komen ophalen. Graham nam de foto stiekem door snel een foto te maken van onder het bankje waar hij op zat. Dit deed hij om ons de ware aard van deze mensen te laten zien. Als hij aan hen had gevraagd te poseren voor de foto zou hun houding en uitdrukking niet hetzelfde zijn geweest. Het ongemak en de schaamte die uit de genomen foto spreken geven de foto zijn kracht. Dit zijn de mensen die u in het dagelijks leven over straat ziet lopen en kunt negeren. Nu wordt u met de neus op de feiten gedrukt en bent u verplicht te kijken naar deze mensen en hun non-verbale verhaal. Het verschil tussen het werk van Paul Graham en Erwin Olaf is dat het werk van Olaf de fantasie wil aanspreken terwijl het bij het werk van Graham om het aanschouwen van de werkelijkheid gaat. Daarnaast is het werk van Olaf in scène gezet en speelt het werk van Graham zich af in de werkelijke wereld. Het verschil in echtheid vraagt van de kijker een ander niveau van interpretatie. Hierdoor wordt de eerste indruk bij beide kunstwerken op een andere manier uitgebouwd tot een oordeel. Het is in dit geval de kunstenaar die invloed uitoefent op uw manier van kijken door de manier waarop hij het kunstwerk heeft opgezet. Bij het opzetten van het werk zou de kunstenaar ook nog rekening kunnen houden met het kijkniveau van de kijker, want niet iedereen kijkt op dezelfde manier. Een kunstenaar die het werk van een collega bekijkt kijkt met de ogen van een maker en zal niet zozeer ingaan op de inhoud. De gemiddelde museumbezoeker zal zijn ervaringen op het werk projecteren om zo verder het schilderij in te duiken. De directeur van het museum wil naar de inhoud van het schilderij en tot de kunstenaar doordringen. Een museum kan hier op inspelen door licht en omgeving aan te passen aan de tentoongestelde kunstwerken. Men kan met de kleur van de muur en de hoeveelheid licht spelen, verklarende bordjes ophangen of zitplaatsen maken. Daarnaast zou de omgeving aangepast kunnen worden aan de tijdsperiode van het werk om zo een ultieme beleving te creëren. Ieder beeld vraagt om een andere benadering. Het kan bijvoorbeeld zo zijn dat uw intellect het beeld voor u wil verklaren. Dit werkt vaak niet bij moderne kunst, omdat u het beeld over u heen moet laten komen om het te voelen. Daarnaast is de beschikbare tijd om te kijken van belang. Hoe langer u de tijd heeft, hoe meer u zich kunt concentreren en genieten. Door u te concentreren duikt u zonder druk in het kunstwerk. U wilt het begrijpen en verliest daarom uw grip op waar u bent en wie u bent. U heeft uw medemens vast wel eens zien rondlopen om een beeldhouwwerk of met zijn neus gedrukt op een schilderij. Als dit gedrag buiten het museum wordt vertoond (bijvoorbeeld op het station door te kijken naar een prullenbak), dan zouden mensen raar opkijken.
Conclusie Een afbeelding hoeft niet te lijken om over te komen. Zolang de kijker iets in het beeld herkent, bijvoorbeeld een kapsel dat simplistisch is getekend, dan kan diegene zijn eigen ik hierop projecteren. Als beeldmaker kan ik deze beeldvorming bijsturen richting het beoogde beeld. Ik kan van tevoren inschatten wat voor type personen er naar mijn werk gaan kijken en hier in het beeld rekening mee houden. Door bewust triggers te plaatsen zal de boodschap sneller overkomen dan wanneer ik het beeld alleen duidelijk heb voor mijzelf als maker. Daarnaast is een juiste omgeving voor het werk van belang. Door een sfeer of setting te creëren zet ik de deur naar mijn werk al op een kier. Ik geef de kijker een zaklamp mee om zichzelf bij te schijnen in het donker, zodat deze persoon hetzelfde pad kan bewandelen dat ik al tastend heb gevonden tijdens mijn proces.
17
HOOFDSTUK 2 DE THEORIE ACHTER DE EERSTE INDRUK
omgeving en wat voor middelen zet hij hier voor in? Hierna ga ik gericht verder op zoek naar het hoe en wat van onze perceptie. Hoe kijkt een mens naar zijn kunnen verklaren. Tussendoor zal beschrijven wat ik als maker met de gevonden informatie kan doen. beoordeelt. Voor het antwoord duik ik eerst de geschiedenis in om daarmee onze acties in het heden te indruk. In dit tweede hoofdstuk ga ik op zoek naar meer inzicht in de mens, zijn omgeving en hoe hij deze In het vorige hoofdstuk stelde ik u op de hoogte van mijn huidige kennis en inzichten over de eerste
Reflectie, Akha Hulzebos (2014)
Een stukje geschiedenis Een koude dag dringt zich aan. Met een glimlach doorbreekt de zon de grijze nevel met zijn zonnestralen. Om het bed staan de kinderen en een trotse vader met een glimmer in hun ogen te kijken naar het kleins dat daar ligt. De derde zoon van de rijke arts is geboren! Allen bedenken zich hoe gelukkig zij zijn op deze koude ochtend in 1809 en wat de toekomst hen zal brengen. De zoon groeide op aan de zijde van zijn vader en raakte geïnteresseerd in natuurlijke historie waarmee hij later groot zou worden. Hij voer met het schip de Beagle langs verschillende continenten en publiceerde in 1839 een boek over zijn bevindingen: The Voyage of the Beagle. Zijn meest omstreden theorie (de evolutietheorie) zou pas in 1859 verschijnen. Het is Charles Darwin bij wie mijn onderzoek in de geschiedenis begon en bij wie ik vaker dan eens terugkwam. Eind 18e eeuw werden volken en rassen geclassificeerd. Reden hiertoe was dat men aan de hand van een gezicht dacht te kunnen achterhalen wat voor persoonlijkheid er achter school. De evolutietheorie van Darwin (1859) had als gevolg dat er met een nieuwe blik werd gekeken naar de geschiedenis en het uiterlijk van de mens. De nieuw verkregen informatie over de verschillende uiterlijke kenmerken per ras werd massaal verspreid via kranten, boeken en fotografie. Het is deze informatie die zich nestelde in de westerse cultuur, ook al was de theorie volgens de wetenschap achterhaald.
fysionomie
De wetenschap over het gezicht en zijn ‘ziel’ vindt zijn oorsprong in de tijd van de Grieken. Zij veronderstelden dat er een geest schuil ging achter het gelaat. Door de geschiedenis heen zien wij het gezicht als prominent onderdeel naar voren komen in beeldhouwwerken, op huizen, in sierraden en op gebruiksvoorwerpen. De verbeelde gezichten zouden de geesteskracht bezitten van de eigenaar. Met een sprong door de tijd komen wij aan in de dertiende eeuw waar wij de eerste vastlegging op papier vinden van gedachten over het gezicht en zijn ‘ziel’. Villard de Honnecourt legde zijn (eerste) indrukken vast in manuscripten door middel van illustratie en tekst. Met de komst van de drukpers werden de vele gedachten en onderzoeken naar de ziel achter het gezicht op papier gezet. De Hominis Physiognomia van Michael Scot uit 1477 vormde het eerst gedrukte werk over de fysionomie (gelaatkunde). De fysionomie ontwikkelde zich voort en zette enkele knappe koppen in de spotlights. De eerste belangrijke persoon uit de fysionomische literatuur is Giambattista della Porta (1535-1615). Vroeger geloofde men dat er een relatie bestond tussen hemellichamen, de persoonlijkheid en de gemoedstoestand. Della Porta verzette zich hiertegen. Hij beschreef persoonlijkheden naar aanleiding van de hippocratische geneeskunde die is afgeleid van de oude Grieken. Zijn theorie berust op verschillende eigenschappen van zowel lichaam als geest. Hierbij worden vier stemmingen beschreven: Sanguïnisch
Energieke mensen. Hun lichaam bevat veel bloed.
Cholerisch
Mensen die snel geïrriteerd of kwaad worden. Zij hebben teveel geel gal in hun lichaam.
Melancholisch
Neerslachtige, introverte of depressieve mensen. Hun lichaam bevat teveel zwart gal.
Flegmatisch
Kalme en weinig emotionele mensen. Hun lichaam bevat teveel slijm.
Della Porta vervalt met zijn theorie helaas in de mens/dier vergelijkingen. Het is aan hem te danken dat wij bekend zijn met uitspraken als ‘Zo sluw als een vos’ of ‘Zo slim als een uil’. Wij weten dat dit in de verste verte niet in de buurt komt van hoe wij vandaag de dag de naar mensen kijken.
Enkele schetsen uit ‘De humana physiognomonia’, Giambattista della Porta (1586) 26
Johan Kaspar Lavater (1741-1801)
Een eeuw later kwam Johan Kaspar Lavater (1741-1801) met zijn rijk geïllustreerde theorie. Door gebruik te maken van poëtisch taalgebruik, voorbeelden uit het alledaags leven, scherpe observaties en mooie illustraties was zijn boek al snel razend populair. Lavater deelde de lichaamsbouw op in drie hoofdaspecten: de buik, de borst en het hoofd. De buik staat, volgens Lavater, voor het dierlijke leven. Hierin schuilt het laagste en meest aardse. Het centrale punt zijn de geslachtsorganen. De borst staat voor het midden of morele leven. Het centrale punt is hier het hart. Het hoofd ziet hij als het intellectuele leven waar de ogen het centrale punt vormen. Het gezicht ziet hij als een apart onderdeel van het hoofd dat valt onder te verdelen in vier kennispunten. Van voorhoofd tot wenkbrauwen zou men het verstand kunnen afleiden. De neus en wangen weerspiegelen het morele leven en het gevoelsleven. De mond en kin representeren het dierlijke leven, en de ogen zijn het centrum en de som van het totaal. Het karakter bepaalt hij door te kijken naar het uiterlijk. Scheve tanden horen bij een scheve of slechte persoonlijkheid. Helaas had Lavater weinig kennis van fysiologie en de menselijk anatomie, wat later voor de ondergang van zijn theorie zou leiden. Iemand die een nieuwe weg insloeg was Franz Joseph Gall (1758-1828). Hij was één van de eersten die zich fulltime bezig hield met de studie van de vorm van de schedel. Deze studie wordt de frenologie (schedelleer) genoemd. Voorheen werd de schedel als geheel bestudeerd. Volgens Gall was de schedel een reflectie van de karaktereigenschappen. Elk deel in een schedel groeit op een eigen manier, waardoor er uitstulpingen ontstaan. Dit benadrukt het individuele van een persoon. Door de schedel te betasten kon hij het intellectueel vermogen aanduiden van die persoon. Een latere studie in 1861 bewees echter het tegendeel. Het intellectueel vermogen van een persoon ligt besloten in de grijze materie. Hierdoor werden de boeken over de frenologie dicht geslagen en bewaard op hoge planken waar zij later misschien nog eens ingekeken zouden worden voor bijvoorbeeld een scriptie.
frenologie
Frenologische schedel, 19e eeuw (Museum Dr. Guislain, Gent)
Psychologie In de psychologie werd net als bij de fysionomie en de frenologie gekeken naar het uiterlijk en het innerlijk en een eventueel raakvlak hiertussen. Er werd gezocht naar een link tussen lichaamsbouw en karaktereigenschappen. Door middel van onderzoek werden specifieke uiterlijke kenmerken voor ons op een rijtje gezet. Lorenzo Techini,
De geboren crimineel van Cesare Lombroso (1835-1909)
de geboren crimineel
28
De criminoloog Cesare Lombroso (1835-1909) zocht een verband tussen het uiterlijk en crimineel gedrag. Hij stelde dat een geboren crimineel niet meer te redden was. Hij zou niet gevoelig zijn voor hulp en daardoor altijd een slecht mens blijven. Deze criminelen zouden te herkennen zijn aan verschillende kenmerken. De geboren crimineel heeft volgens Lombroso ten minste vier kenmerken van de lijst hiernaast.
Vijf verschillende types Goede ogen
Lage pijngrens
criminelen, wassen maskers.
Forse onderkaak
Uitgesproken, duidelijke
Agressief
(Museo di Antropologia Criminale
Wijkend voorhoofd
wenkbrauwbogen
Leugenaar
‘Cesare Lombroso’, Turijn)
Diepliggende ogen
Heeft tattoos
Impulsief
Brede jukbeenderen
Sterker dan gemiddeld
Dichte beharing
De lichaamstypen van Ernst Kretschmer (1888-1964) pyknische type asthenische type atletische type
Ernst Kretschmer (1888-1964) onderzocht in tegenstelling tot Lombroso de algemene, uiterlijke kenmerken van de mens. Hij deed dit aan de hand van tweehonderdzestig psychiatrische patiënten en publiceerde de resultaten in zijn boek Körperbau und Character (1921). Hierin beschreef hij drie soorten lichaamsbouw: het pyknische, het asthenische en het atletische. levensfase
Gedrongen en dik Gedrongen figuur Brede borst Matige schouderbreedte Neiging tot vetafzetting bij de romp Skeletspieren zijn zwak Hoofd is week gemodelleerd en breed (vooraanzicht vijfhoekig) Brede onderkaak Extrovert Aan de buitenwereld willen oriënteren
Pyknische type
Kenmerken man: Gepolijst, kaal hoofd Scherpe haargrens Atletische Asthenische Pyknische Buikje type type type Poezelige handen Rode, bloeiende huid
Tenger en lang
Grove botten en gespierd
Atletische type
Stevig skelet Gespierd (goed ontwikkeld) Dikke huid Brede schouders Brede borstkas Tengere heupen Asthenische Pyknische Atletische Breed hoofd type type type Lange, smalle onderkaak Hoofd is eivormig (vooraanzicht)
Asthenische type
Lang Smal Normale lengtegroei Weinig diktegroei Borstomvang is kleiner dan heupen Terugspringende onderkaak Hoofd is hoekig (zijaanzicht) Hoofd is verkort eivormig (vooraanzicht) Mager/smal/slank Dun beenderstelsel Scherpe, smalle neus Weinig ontwikkelde onderkaak
Deze ordening van uiterlijke kenmerken werd echter na de tweede wereldoorlog alweer tegengesproken. De typen zouden volgens de toenmalige maatschappij teveel op elkaar lijken om goed onder te kunnen verdelen in een categorie. Uit het stukje geschiedenis dat ik eerder beschreef hebben we geleerd dat ervaring deels gebaseerd is op de classificatie van rassen die zich diep in ons genesteld heeft. Daarnaast is de persoonlijke ervaring gebaseerd op onze emotie. Hoe het lezen van emoties in elkaar steekt verklaart Darwin in zijn artikel The Expression of Emotions in Man and Animals (1872). Hierin beschrijft hij aan de hand van fotografie en illustratie dat gezichtsuitdrukkingen overal ter wereld hetzelfde zijn. Sommige gelaatsuitdrukkingen zouden zelfs universeel zijn, waardoor ieder mens ter wereld een ander non-verbaal kan begrijpen. Deze basisemoties behoren, volgens Darwin, tot zowel de menselijke als de dierlijke natuur. Het was dan ook niet gek dat Della Porta mensen met dieren vergeleek.
In de hedendaagse psychologie werkt men echter niet meer volgens deze theorie over het uiterlijk. Het gaat vooral om dat wat er zich in het hoofd afspeelt. Deze manier van denken verschilt volgens de neo-freudianen per levensfase, omdat er steeds andere prioriteiten zijn. Zo bent u als puber op zoek naar uw eigen identiteit. Leeftijdsgenoten hebben hier een grote invloed op. De twintiger zoekt juist naar intimiteit. Het vinden van een levenspartner is voor deze personen erg belangrijk. Als dit lijkt te mislukken raken deze mensen in een isolement, wat zeer tegenstrijdig is met het gedrag van de puber die juist zijn leeftijdsgenoten opzoekt. Als middenvolwassene komt u in de fase van de vruchtbaarheid. De komst van kinderen en het opvoeden zorgen ervoor dat u minder met uzelf bezig bent. U wordt actiever op het werk en in het sociale leven. De laatste levensfase noemen de neo-freudianen wijsheid. Als de levensontwikkeling goed is verlopen en alle moeilijkheden zijn opgelost of verwerkt gaat deze laatste fase van start. U kunt de jongere generaties begeleiden en genieten van het leven. Tijdens deze levensfasen ontwikkelt zich de persoonlijkheid. De persoonlijkheid is een unieke en relatief duurzame manier van gedragen van een mens. Als een persoon zich over een lange periode in verschillende situaties op dezelfde manier gedraagt wordt de persoonlijkheid stabiel genoemd. Deze manier van handelen is kenmerkend en persoonsgebonden. We noemen iemand bijvoorbeeld koppig of flamboyant als hij of zij voor langere tijd op dezelfde manier handelt in verschillende situaties. In de inleiding las u de eerste indruk van een klasgenote van mij. Uiteindelijk is haar indruk veranderd doordat ik mij over een langere periode anders gedroeg dan tijdens de eerste ontmoeting. Ieder mens bouwt een eigen theorie op over de persoonlijkheid van zijn medemens door eigen ervaringen te koppelen aan degene tegenover zich. Toch kan het gebeuren dat een persoon verandert. Dit heeft veelal te maken met bijzondere omstandigheden. Een oorlog, echtscheiding of het verlies van een dierbaar persoon kan ertoe leiden dat u met een minder vrolijke blik naar de wereld kijkt, waardoor u deels of zelfs compleet verandert. Ik noem hier nu alleen maar slechte voorbeelden, maar er zijn natuurlijk ook positieve invloeden die een mens ingrijpend kunnen veranderen. Denk maar eens aan het veranderen van baan en de werkomgeving. Als u bij uw vorige baan erg ongelukkig was en u zich bij de nieuwe baan op uw gemak voelt zult u zich vrolijker gaan gedragen. De nieuwe werkomgeving en de collega’s die hierbij horen zorgen voor een positieve stimulans en een verandering in uw manier van handelen. Het aanpassen van uw gedrag aan de omgeving wordt socialisatie genoemd. Veel van onze eigenschappen ontstaan door cultuur en de sociale omgeving. Zo is het in China normaal om in de metro op de grond te spugen, terwijl wij dit in Nederland asociaal vinden. Onbewuste maatregelen die worden genomen ter bescherming tegen grote inspanningen, pijn of sterke emoties. Verdringen
Wegduwen van een nare ervaring, zoals een verkrachting, overlijden of mishandeling.
Projectie
De eigen emoties op een ander projecteren.
Regressie
Terugvallen in een eerdere fase van levensontwikkeling.
Overdekking
Een tegenovergestelde handeling uitvoeren, omdat de omgeving het gedrag niet zou tolereren.
vreemd gedrag
Rationalisatie Het wegpraten van twijfels of emoties. Je zoekt een verklaring die aannemelijk is.
30
Verplaatsing
Emotie afreageren op een ander.
Vluchtgedrag
Prikkels of emoties vermijden door bijvoorbeeld alcohol, drugs, TV, dagdromen of uzelf afmelden.
Sublimering (Freud)
Negatieve oerdriften zoals angst en agressie omzetten in een sociaal geaccepteerde vorm door middel van een bezigheid (bijvoorbeeld schilderen).
Ter bescherming tegen grote inspanningen, pijn of sterke emoties neemt ons lichaam onbewuste maatregelen. Zo kunt u het spugen in de metro rationaliseren door het goed te praten. ‘Het is normaal in China om op de grond spugen, dus het is niet onbeschaafd.’ Een mishandeling kunt u verdringen of afreageren op een ander. Dit wordt verplaatsing genoemd. Als een ouder kind opnieuw gaat duimzuigen uit onzekerheid wordt dit gezien als het terugvallen in kinderlijk gedrag. Wanneer iemand terugvalt naar handelingen uit een eerdere fase van levensontwikkeling wordt dit regressie genoemd. Het afmelden voor een belangrijke toets door angst valt onder vluchtgedrag. U kunt er ook voor kiezen om wel naar de toets te gaan, omdat uw omgeving het niet zou tolereert als u niet zou gaan. In dit geval is er sprake van overdekking. U voert een tegenovergestelde handeling uit van wat u eigenlijk wilt doen. De hierboven genoemde gedragingen kunnen vallen onder het kopje ‘vreemd gedrag’ voor iemand die u persoonlijk goed kent. Als u normaal rustig bent en ineens erg fel reageert door verplaatsing, dan zullen mensen uit uw omgeving eerst schrikken en vervolgens u proberen te kalmeren. Ze weten immers dat u weer kalm zult worden, omdat u een rustige persoonlijkheid heeft. Als u een vurig karakter had gehad dan had uw kennis u misschien eerst uit laten razen om vervolgens rustig met u te praten.
31
factoranalyse
the big five
Het gedrag van ieder persoon is anders en toch lijken we soms erg op elkaar in wat we doen. Gordon Allport (1897-1967) ontdekte dat de mens op achttienduizend verschillende manieren kan worden beschreven. Hij probeerde de meest fundamentele en centrale gedragingen op te sporen. Raymond Cattell (1905-1998) leverde een bijdrage door te werken met factoranalyse om verschillende karaktertrekken te ordenen. Met factoranalyse werden waargenomen karaktertrekken zo goed mogelijk verklaard met zo min mogelijk onderliggende factoren. Cattell kwam tot zestien fundamentele karaktertrekken die variëren van sterk aanwezig tot minimaal aanwezig in een persoon.
Afstandelijkheid Redeneren Emotionele stabiliteit Dominantie Levendigheid Houden aan regels Assertiviteit Sensitiviteit
Waakzaamheid Pragmatisch Openheid Zelfverzekerdheid Open staan voor verandering Zelfstandigheid Perfectionisme Gedrevenheid
Ook Hans Eysenk (1916-1997) maakte gebruik van factoranalyse. Hij ging hierbij uit van introversie en extraversie. Een introvert persoon is volgens Eykens iemand die alert reageert, minder snel is afgeleid en zich goed kan concentreren. Zij hebben een hoger activatieniveau van het zenuwstelsel. Hierdoor voelen ze eerder pijn en hebben ze een lage pijntolerantie. Introverte mensen zijn vooral gericht op reflectie en introspectie. Dit zijn volgens hem de wiskundige, ingenieur of tandarts in het beroepenveld. Een extravert persoon zoekt prikkelingen juist op en is graag onder de mensen. Zij zijn meer gericht op gebeurtenissen in de buitenwereld. Hun beroep bevindt zich aan de meer sociale kant van het werkveld. Het is wel duidelijk dat introverte en extraverte mensen verschillende voorkeuren, gedragingen, behoeftes en attitudes hebben. Op deze eigenschappen wordt veel gelet bij selectieprocedures in bedrijven. Een extravert persoon wordt bijvoorbeeld eerder gevraagd voor een leidinggevende functie dan iemand met een introvert karakter. Om alles wat makkelijker te maken wordt er bij een selectieprocedure uitgegaan van de ‘Big Five’. Een selectieprocedure is lang niet zo simpel meer als het vroeger was. U moet niet alleen beschikken over het juiste papiertje, u moet ook nog eens de karaktertest doorstaan. Past uw karakter tussen de andere verschillende persoonlijkheden? Daarnaast doet u natuurlijk uw best om binnen de sociale omgang in de smaak te vallen. Hebt u de juiste kleding aan en komt u zelfverzekerd genoeg over? Bent ú de juiste persoon die in de sociale kring van medewerkers past?
THE BIG
Vriendelijkheid - interpersoonlijke stijl Tegenovergestelde is onvriendelijk, stug en prikkelbaar. - Is attent - Vindt goede verhoudingen belangrijk - Heeft weinig aan te merken op anderen.
Emotioneel stabiel – emotionele stijl Tegenovergestelde is neurotisch - Is kalm in gespannen situaties - Is net depressief - Stressbestendig
Extraversie - expressieve stijl Tegenovergestelde is introversie - Houdt van gezelligheid - Spraakzaam - Zoekt gezelschap op
Zorgvuldigheid – werkstijl Tegenovergestelde is snel afgeleid, onbetrouwbaar en nonchalant. - Levert betrouwbaar werk - Voelt zich verantwoordelijk - Ordelijk - Geconcentreerd
Openheid voor nieuwe ideeën en ervaringen – intellectuele stijl Tegenovergestelde is conventionaliteit, vasthouden aan traditie, gebrek aan ideeën. - Vindingrijk - Creatief - Staat open voor verandering - Houdt van variatie
FIVE
Sociologie In de sociologie wordt gezocht naar relaties tussen mensen op basis van politieke, culturele, religieuze en economische aspecten in de samenleving. In de 18e eeuw gebeurde dit, zoals al eerder genoemd, door de classificatie van volken en rassen. Door de uitkomst ontstonden er verschillen in machtspositie. Deze machtsposities zijn door de jaren heen verschoven en veranderd. Denk hierbij aan de slavernij en het nazisme waarbij op basis van ras mensen werden benadeeld. Mensen zijn geneigd om hun medemens onder te verdelen in rassen. U heeft vast wel eens over straat gelopen en gedacht dat iemand er typisch Marokkaans, Duits of Chinees uit zag. Aan deze rassen zijn verschillende vooroordelen verbonden. De ene persoon hecht hier meer waarde aan dan de ander. Dit ligt aan de uw persoonlijke ervaring met het ras, uw persoonlijke achtergrond, cultuur en opvoeding.
De zestien fundamentele karaktertrekken
ras en type
het socialisatieproces
macht
32
Met deze uitspraak beschrijft Mill dat fysieke verschillen culturele verschillen bepalen. Het uiterlijk weerspiegelt, door vooroordelen, automatisch het innerlijk. Zo wordt wel eens gedacht dat alle Marokkanen criminelen zijn, een vuil ras. Dit is natuurlijk niet waar, want wat is een typische Marokkaan? Een ras is een onderscheidende factor op basis van standvastige en erfelijke kenmerken. Zuiver ras bestaat niet. Er zijn altijd onderlinge verschillen. Een ‘Turk’ of ‘huisvrouw’ is daarom een type mens en geen ras. De uitspraak van Paul Broca bevestigt deze redenering. Daarnaast stelt hij dat mensentypen een illusie zijn.
Ook de fotografie heeft bewezen dat er geen standaard uiterlijk is voor een type mens. Een voorbeeld hiervan is: ‘First beauty Composite’ van Nancy Burson, 1982. Met een computerprogramma zijn verschillende foto’s over elkaar heen gelegd. Hierdoor komen de heldere lijnen naar voren. Deze lijnen vormen in dit geval de standaard voor een mooi gezicht. Er zijn soortgelijke onderzoeken gedaan naar dit soort standaarden, maar zoals eerder aangegeven is er geen typisch ‘Nederlands gezicht’ of een standaard voor het gezicht van een crimineel. Deze ‘standaard’ beelden worden ons allemaal bijgebracht door onze sociale omgeving door middel van socialisatie. Socialisatie is het overnemen en verinnerlijken van normen, waarden, opvattingen en gedragsregels van mensen binnen een bepaalde gemeenschap of cultuur. Door u te gedragen naar deze normen, waarden opvattingen en gedragsregels wordt u gezien als deel van de groep en geaccepteerd. Het socialisatieproces gaat van start bij de geboorte. Tijdens dit proces leert u welk gedrag waardevol is en ontwikkelt u uw eigen behoeften, opvattingen en voorkeuren. Uw ouders zijn de belangrijkste en eerste socialisatoren. Door hen leert u uzelf eigenschappen aan zoals zorgzaamheid en eerlijkheid. Bij het leerproces wordt door ouders rekening gehouden met geslachtsidentiteit. Andere socialisatoren zijn groepsverbanden zoals scholen en verenigingen. Als u deel wordt van een nieuwe groep start er een nieuw socialisatieproces. Uw persoonlijkheid en gedrag kunnen veranderen door de socialisatieveranderingen. Elke keer dat u in een nieuwe groep of omgeving belandt, past u zich aan de omstandigheden aan. U imiteert handelingen en neemt deze dikwijls over. De handelingen worden sneller overgenomen als u zich kunt identificeren met de andere personen (bijvoorbeeld uw ouders of uw beste vriend of vriendin). Naast de persoonlijkheid verandert uw omgeving ook uw manier van kijken. De groep(en) waarin u zich bevindt en uw machtspositie binnen de groep bepalen mede wat u wel of niet ziet en hoort te zien. Normen en waarden in de groepscultuur spelen hierbij een rol. Hoe u kijkt en interpreteert heeft te maken met uw persoonlijkheid, geheugen, dat wat u geleerd heeft, uw motivatie en attitude. Als u een slechte ervaring heeft gehad met iemand, dan zult u dat ‘soort’ mensen proberen te vermijden. U kunt deze mensen gaan wantrouwen, gebaseerd op uw eerdere ervaring, ook al zijn deze mensen niet zoals u denkt dat zij zijn. Deze misvatting kan voortkomen uit het idee van de groep waarin u zich bevindt. Met een bovenmodaal inkomen geniet u een ander aanzien dan de mensen in de bijstand. Het kan zijn dat u deze arme mensen als nietsnutten ziet die simpelweg leven van een uitkering en niet willen werken voor hun geld. U kijkt op deze mensen neer, wil liever niets met hen te maken hebben en gaat hen mijden. Een mooi voorbeeld van wrijving tussen arbeidsklassen zijn de vluchtelingen uit Syrië die momenteel groot nieuws zijn. Veel werkzoekende Nederlanders verzetten zich fel tegen deze mensen, omdat zij sneller een huis en baan vinden. Vaak zijn dit de baantjes waar de werkzoekenden Nederlanders ‘nee’ tegen hebben gezegd, omdat zij zich te goed voelden voor deze baan. Doordat de Syriërs deze baan aanpakken voelen de Nederlanders zich benadeeld en bedreigd. Dit is wat vaker gebeurt als mensen zich in een situatie bevinden die vanuit hun oogpunt oneerlijk of afwijkend is. 33
Het schept wantrouwen en er ontstaan kleine rellen. Het grote aantal vluchtelingen heeft een groot aantal Nederlanders bang gemaakt en tot actie gedreven. De asielzoekers op straat worden lastig gevallen en nageschreeuwd. Hoe de asielzoekers worden herkend op straat heeft te maken met de informatie die de Nederlanders hebben gekregen uit eigen ervaring of via de media. Het standaard uiterlijk voor asielzoeker werd geschapen en kreeg van de bange Nederlanders een negatief stempel. Het vormen van een oordeel door negatieve informatie wordt ook wel het Horn-effect genoemd. Hetzelfde gebeurt als u vooraf positieve informatie krijgt over een persoon. U benadert de persoon in dit geval met een positieve blik en verwacht dat hij of zij voldoet aan de voorinformatie. Dit wordt het Halo-affect genoemd.
stereotypering
gestaltpsychologie
Tijdens een ontmoeting onderwerpt u de persoon tegenover u aan een onbewust schema van kennis- en ervaringsstructuren. In dit schema zitten de oordelen verwerkt die u aan personen toekent. De schema’s veranderen door de jaren heen met de kennis die u opdoet. Er vallen dingen af, en er worden dingen toegevoegd. Enkele voorbeelden van schema’s zijn het persoonsschema, het rolschema (uw rol in de maatschappij), het sociale schema (stereotypering) en het procedurele schema waarbij het handelen en denken dat u gewend bent centraal staat. Uit het totaalbeeld maakt u een etiket dat u iemand opplakt. Dit etiket wordt ook wel de eerste indruk genoemd. Het is moeilijk om anders te kijken naar een persoon als die eenmaal bepaalde kenmerken toegeschreven heeft gekregen. Als u iemand het etiket stereotiep opplakt is dit een teken dat u de persoon als een vereenvoudiging van de werkelijke persoon heeft onthouden, voorzien van een moreel oordeel. U ziet hierdoor niet alle specifieke persoonskenmerken meer.
Na het waarnemen van de prikkels is het de beurt aan het brein om ze te ordenen. Bepaalde prikkels worden op de voorgrond gezet en de andere prikkels verdwijnen dan naar de achtergrond. Dit wordt de figuur-achtergrond relatie genoemd. Stel, u staat in een bar en u ziet een aantrekkelijk persoon. In dit geval verdwijnt alles, behalve de aantrekkelijke persoon, naar de achtergrond. Als iemand achter deze fijn ogende aanwezigheid naar u zwaait of iets roept dan stoort dit uw blikveld en zal de aandacht tijdelijk verschuiven naar de bron van irritatie. Hierdoor wordt de aantrekkelijke persoon naar de achtergrond verplaatst en de zwaaiende persoon wordt ‘het figuur’. Tijdens het waarnemen verandert de figuur-achtergrond relatie constant. Soms ontstaat hierdoor verwarring bij het waarnemen. Denk hierbij aan de optische en ruimtelijke illusies van M.C. Escher. De volgorde van kijken en andere manieren van waarnemen worden onderzocht door de gestaltpsychologie. Een gestalt is een object in een beeld dat in zijn geheel wordt beschouwd. Een gezicht bestaat dus niet uit oog, neus en mond, maar is een object op zich. De gestaltpsychologie omschrijft verschillende soorten gestalt als wetten. Volgens Edward Boring (1886-1968) bestaan er honderdveertien van deze gestaltwetten die met elkaar samenhangen en elkaar overlappen. Elke wet beschrijft een manier om dat wat wij zien, weten en onderling hebben afgesproken, te sorteren. Enkele Gestaltwetten Wet van de Kernachtigheid (basisprincipe) U vult vormen aan met dat wat u weet. Zo ziet u in een wolk een gezicht. Wet van de voorgrond en achtergrond Deze wet beschrijft de scheiding tussen voor- en achtergrond. Denk hierbij aan optische raadsels, zoals het kunstwerk ‘Spinning heads in reverse’ van Tim Noble en Sue Webster uit 2006. De wet van de nabijheid Als je twee mensen op een bankje ziet zitten denk je automatisch dat ze bij elkaar horen. Wet van de overeenkomst Een verzamelwet voor elementen die op elkaar lijken en hierdoor bij elkaar horen. Producten uit dezelfde productlijn hebben bijvoorbeeld dezelfde kleuren, typografie en vormgeving. Wet van gelijke achtergrond Voorwerpen met een gelijke achtergrond horen bij elkaar. De kleurscheidingen in Word-tabellen is hier een voorbeeld van.
prikkels en waarneming
34
Het lezen van de omgeving Voordat we iets kunnen beoordelen moet er eerst gekeken worden. Door middel van de prikkels die wij binnen krijgen vormen wij een beeld in ons brein dat daarna kritisch onderworpen wordt aan ons wezen. Ons brein kan tweeduizend prikkels per seconde verwerken. Dit lijkt veel, maar als u nagaat dat elke geur, kleur en stukje lichtval hier onder valt is dat toch minder dan u zou denken. Van de vele prikkels filtert het brein de belangrijkste naar uw inzicht. Het ontvangen van prikkels, het ordenen hiervan en het interpreteren, zodat het een betekenisvol beeld vormt, heet perceptie. Hierin maakt de kijker duidelijke keuzes die voor eenieder anders zijn. Zo kan het zijn dat u de enige was bij de overval die zag dat de dader linkshandig is, omdat uzelf ook linkshandig bent. Wat men selecteert uit de binnenkomende prikkels hangt af van de kenmerken van de prikkels, de kenmerken van de waarnemer en de sociaal-culturele omgeving. Bij het verwerken van de prikkel wordt rekening gehouden met hoe belangrijk deze is. De prikkels die nodig zijn om te overleven komen als eerste binnen. Hierop volgen de emotionele prikkels met kort daarop de overige prikkels met de minder belangrijke details. Een losgebroken, grommende tijger uit de dierentuin die midden in de stad loopt valt natuurlijk heel erg op. De reden hiervoor is dat het beeld van de tijger in het straatbeeld nieuw is voor u. Daarnaast zijn de bewegingen die de tijger maakt opvallend tussen de vertrouwde beweging van wandelende mensen en rijdende auto’s. Deze prikkels vallen echter in het niets door de prikkel van dreigend gevaar dat dit dier bij u oproept. Zoals zojuist beschreven zijn er verschillende factoren die een prikkel belangrijk maken. Naast nieuwheid, contrast en beweging zijn intensiteit en geur belangrijke triggers. Als u brand ruikt gaat u meteen op zoek naar de bron en bij een vreselijke stank of hard geluid bent u meteen alert. Een auto die meermaals toetert trekt de aandacht, net als een auto die veel te snel langs rijdt. Er zijn ook prikkels die minder opvallen. Zo kunt u gewend raken aan een geluid als u het regelmatig hoort. Als u langs het spoor woont, hoort u de voorbij razende trein na een tijdje niet meer. Tot slot zijn er de prikkels die wij niet of moeilijk kunnen waarnemen. Een hondenfluitje kunnen wij niet horen, omdat het geluid te hoog is voor het menselijk gehoor. Een fluistering daarentegen kunnen wij wel waarnemen, maar slechts op korte afstand.
Wet van de symmetrie Symmetrische beelden worden als eenheid ervaren, ook als ze op afstand van elkaar staan. Zo worden twee dezelfde beelden aan weerszijden van een pad als één ervaren. De wet van de gelijkheid Dingen met eenzelfde soort uiterlijk horen volgens de kijker bij elkaar. Denk aan mensen met eenzelfde uniform.
opslag van informatie
Wet van de eenvoud ‘Less is more.’ Voorwerpen waarnemen in de meest eenvoudige vorm is prettig voor de ogen en geeft de kijker minder ballast. Wet van de ingeslotenheid Voorwerpen omrand door een lijn worden als geheel gezien en voorwerpen met een lijn er tussen worden als aparte objecten gezien. Dit wordt veel toegepast bij tabellen en om opsommingen te maken. Wet van het ingevulde hiaat Dingen die er niet zijn (subjectieve contouren) worden aangevuld door onze hersenen. De symbolen voor de rolstoeler en de baby op wc’s maakt gebruik van deze suggestieve ruimte. We zien bijvoorbeeld de romper van de baby, zonder dat deze is ingevuld. Wet van de gelijke bestemming/ Wet van de gelijke richting Objecten die dezelfde kant uit bewegen, zoals racende auto’s, horen bij elkaar. Wet van de continuïteit Door objecten en teksten uit te lijnen wordt onze volgorde van kijken en begrijpen beïnvloed. Als u op internet een afbeelding bekijkt staat hier onder soms een strip afbeeldingen. Deze geven aan welke kant u op moet navigeren om bij de volgende afbeelding te komen. Wet van ervaring De waarneming koppelen aan dingen die we kennen. Door ervaring kennen wij de betekenis van bepaalde symbolen. Zo weten wij dat een blauwe, onderstreepte tekst een hyperlink is naar een website.
Na het classificeren, identificeren en labelen van de prikkels is het de bedoeling dat belangrijke prikkels worden opgeslagen. Het opslaan van de gewonnen informatie bestaat uit drie stadia: het sensorisch geheugen, het werkgeheugen en het langetermijngeheugen. In deze stadia worden herinneringen gedurende verschillende tijdsperiodes in verschillende vormen opgeslagen. Als het opslaan goed is verlopen is een herinnering binnen een fractie van een seconde naar boven te halen of wordt hij onbewust ingezet om uw gedrag te beïnvloeden. Helaas laat het opslagproces nog wel eens een steekje vallen waardoor informatie kan vervormen.
35
fotografisch geheugen
de sociale constructie van de werkelijkheid
referentiekader
macro-patronen micro-patronen
36
De professor psychologie Daniel Schacter (1952-heden) houdt zich bezig met de opslag en het verlies van gegevens in het brein. In zijn boek The Seven Sins of Memory: How the Mind Forgets and Remembers beschrijft Schacter de zeven zonden (vergankelijkheid, verstrooidheid, blokkeren, onjuiste beoordeling, suggestibiliteit, volharding en bevooroordeeldheid) van het brein en hoe het ons soms ons in de steek laat. De oorzaak van het incorrect herinneren van informatie kan zijn dat er fouten worden gemaakt: het geheugen werkt niet goed of informatie wordt vertekend. Gelukkig kan het brein ook ongelooflijk goed werken. Het tegenovergestelde van de zojuist beschreven mankementen is het fotografisch geheugen. Bij een fotografisch geheugen blijven beelden minuten of zelfs dagenlang hangen. De beelden worden echter niet met alle details in het geheugen opgeslagen. Als het beeld wordt opgeroepen worden slechts de voor de waarnemer interessante of betekenisvolle delen van een tafereel tot in de detail weergegeven, terwijl op een foto wel alles gedetailleerd staat afgebeeld (Ralph Norman Haber, 1980). Men noemt dit fenomeen in de psychologie dan ook het eidetisch geheugen in plaats van het fotografisch geheugen.
basisemoties
Darwin legt hier echter niet uit waarom sommige spieren niet gehoorzamen en zo de verborgen emotie blootgeven. Dankzij de moderne wetenschap weten wij dat dit komt doordat gemeende en ongemeende emoties aangestuurd worden door verschillende gebieden in de hersenen. De meeste mensen laten zich misleiden door de macro-expressies. Door te letten op de micropatronen weet u wat er werkelijk omgaat in de geest van de andere persoon. Uit onderzoek blijkt dat als u een oprechte emotie vertoont uw gezicht meer symmetrisch is dan wanneer u een emotie faket. Het gelaat wordt dan juist asymmetrisch. Door middel van emoties kunnen we de geestelijke gesteldheid van de ander beter begrijpen. U bouwt in de eerste drie jaar van uw leven een patroon op dat bepaalt hoe u handelt in situaties. Dit patroon zult u de rest van uw leven blijven herhalen. Enkel door een ingrijpende ervaring past u het aan. Een mooi voorbeeld van hoe iemand over een langere periode hetzelfde blijft handelen is de hobbit Bilbo uit de film The Hobbit: An unexpected jouney. Deze man zit altijd in de veilige omgeving die hij zijn thuis noemt, totdat hij uit deze omgeving wordt gehaald en een avontuur begint. Als hij terugkeert, gaat hij weer in zijn veilige omgeving zitten en vervolgt zijn leven alsof er niets is gebeurd, maar met een ervaring rijker. Toch was deze ervaring niet ingrijpend genoeg om zijn patroon te doorbreken.
Naast het vermogen om te kunnen waarnemen en verwerken heeft de waarnemer zelf een grote rol in zijn kijken. Ieder persoon kijkt op zijn eigen manier. Zo zien extraverte mensen sneller sociale prikkels en vangen introverten fysieke signalen beter op. Een angstig of neurotisch persoon schermt zich af voor prikkels terwijl een avonturier juist de prikkels opzoekt. Daarnaast verandert dat wat u leert tijdens uw leven uw manier van kijken. Werkt u in de technische sector, dan zult u sneller het defect van een apparaat vinden dan een atechnisch persoon. Als u zichzelf heeft aangeleerd dat u een bepaald persoon niet moet vertrouwen dan zult u mensen met deze kenmerken uit de weg gaan. Ikzelf heb dit bijvoorbeeld met kale mannen, omdat ik vroeger door een kaal persoon werd geslagen. De sociologen Peter L. Berger en Thomas Luckmann noemen dit ‘sociale constructie van de werkelijkheid’. Een andere bron van invloed op uw kijken is uw motivatie. Als u trek heeft valt eten eerder op dan een oude vrouw met een roze plukje haar. Het kan ook zijn dat deze oude vrouw u juist wel opvalt, omdat zij u aanspreekt om de weg te vragen. U kijkt wat langer naar het roze plukje en besluit dat felgekleurd haar niet past bij oudere vrouwen, omdat het niet serieus overkomt. Het kan ook zijn dat u het juist heel gewaagd vindt. U heeft zelf ook gekleurd haar en vindt haar dan ook een tof mens. In het laatste geval valt de oude vrouw binnen uw referentiekader. In dit referentiekader bevinden zich de normen, waarden en opvattingen van een persoon. Als een prikkel binnen dit referentiekader valt neemt u hem serieuzer op. Als de prikkel ver buiten het kader valt zal hij juist opvallen, omdat het u stoort (Geert Hofstede, 1991). Het komt wel eens voor dat u dingen over het hoofd ziet. Dit kan komen doordat u ze niet verwacht te zien of er gewoonweg niet op let. Zo ziet u, als u wacht op een bepaald persoon, de mensen die u voorbij lopen niet volledig doordat u gefixeerd bent op de uiterlijke kenmerken van de verwachte persoon. In een kunstwerk gebeurt precies hetzelfde als u voorinformatie heeft gekregen over een bepaal onderdeel van een schilderij. Als u kijkt naar het werk zal deze informatie meespelen in uw onderbewuste en wordt de rest van het beeld minder belangrijk doordat u de hint uit de tekst probeert te plaatsen. Minder opvallende eigenschappen kunnen duidelijker worden door te kijken naar non-verbale communicatie oftewel lichaamstaal. Deze communicatie komt tot uiting in macro-patronen zoals gebaren, aanraken, nabijheidsgedrag en het in stand houden van een bepaald territorium, maar ook in kleinere micro-patronen. Het is bij micropatronen vooral belangrijk om te letten op de mond en neus. Dit zijn belangrijke indicatoren bij het koppelen van het gelaat aan het karakter. Iedereen heeft een vast patroon van micro-expressies die binnen zeven tot eenentwintig seconden terugkeert op het gezicht. Om micropatronen beter in beeld te kunnen brengen zette Paul Ekman (antropoloog), de bekendste onderzoeker van basisemoties, in samenwerking met Wallace Friesen een coderingssysteem (FACS – Facial Action Coding System) op om aan de hand van micropatronen emoties te kunnen indelen. Zijn onderzoek begon bij het eerder genoemde artikel The Expression of Emotions in Man and Animals (1872) van Charles Darwin, waarin Darwin concludeerde dat gezichtsuitdrukkingen overal ter wereld hetzelfde zijn en sommigen universeel.
Ekman was er destijds van overtuigd dat de cultuur invloed had op onze uitdrukking van emoties. Om dit te bevestigen vertrok hij naar Papoea Nieuw Guinea. Hij legde de mensen daar een emotionele gebeurtenis voor, waarna hij hen vroeg om een gezicht te trekken bij de gebeurtenis. Van deze gezichten maakte hij foto’s die hij mee terug nam naar Amerika en ze daar aan zijn studenten liet zien die de uitdrukkingen herkenden. Darwin had dus gelijk, cultuur heeft niets met de manier van uitdrukken te maken. Toch geldt dit niet voor alle emoties. Volgens Ekman zijn er zes basisemoties. Het gaat hier om angst, verbazing, blijdschap, verdriet, woede en walging. Deze emoties zijn overal ter wereld gelijk. Maar begrijp mij niet verkeerd. Een basisemotie is niet één emotie, het omvat hier alle bijbehorende gevoelens. Als u een teken van verdriet vertoont zal uw omgeving hierop reageren en vragen wat er aan de hand is. U zou kunnen zeggen dat het niets is en toont een glimlach. Een goed voorbeeld van een mens die heeft geleerd om zijn gezichtsuitdrukkingen in bedwang te houden. Kinderen moeten dit nog leren. Men zegt daarom vaak dat kinderen pure emoties vertonen. Maar ook de volwassen mens heeft vaak moeite met het controleren van zijn lichaamstaal.
de tekenleer
Semiotiek Het gebeurt meer dan eens dat een ervaring zoveel indruk op een persoon heeft gemaakt dat die gedeeld moet worden. De een doet dat door er over te praten via sociale media, de ander door er een boek over te schrijven, en weer een ander vertaalt de ervaring naar beeld. In deze verschillende talen verwerkt men bewust en onbewust tekens, elementen die betekenis dragen. Het verschilt per cultuur hoe deze tekens worden vormgegeven en hoe ze worden opgepakt en geïnterpreteerd. Het is de wetenschap van de semiotiek (ook wel tekenleer genoemd) die op zoek gaat naar deze tekens, ze bestudeert en in context plaatst. De semiotiek wordt beschreven door verschillende personen: Ferdinand de Saussure (taalkundige), Charles Sanders Peirce en Ronald Barthes. Barthes en Peirce hebben meer van doen met beeld dan Saussure, die zich voornamelijk bezig hield met tekens in tekst.
37
De theorie van Ronald Barthes
denotatief niveau connotatief niveau
Ronald Barthes (1915-1980) hield zich bezig met het psychologische proces. Als u naar een beeld kijkt gaat u op zoek naar punten van herkenning aan de hand van uiterlijke kenmerken. Barthes ontdekte dat het publiek tekens een betekenis geeft op twee niveaus: denotatief niveau (verwijzen) en connotatief niveau (interpreteren). Hij deelt het denotatieve niveau op in twee lagen. De eerste laag is de primaire denotatie. Hierbij legt u de uiterlijke kenmerken van een object naast elkaar. Vier wielen, koplampen, een logo en kentekenplaat koppelt u aan een auto. Bij de secundaire denotatie benoemt u het merk van de auto is en hoeveel hij waard is. Hiervoor heeft u specifieke kennis nodig. Vervolgens is het de beurt aan de interpretatie van het beeld. Hierbij probeert u het beeld te begrijpen en te waarderen. Hierop zijn uw persoonlijkheid en sociale omgeving van invloed. Ook hier deelt Barthes het niveau in twee delen op. Eerst kijkt u naar de auto aan de hand van primaire connotatie. U bekijkt naar de auto met uw wereldkundige oog. ‘ Dit is nou typisch een auto voor mannen die graag sleutelen aan hun auto om hem mooier en beter te maken.’ Vervolgens beoordeelt u de vierwieler op grond van uw eigen mening. U vindt de auto bijvoorbeeld niet bij u passen, omdat hij te sportief is voor u als introvert persoon. De theorie van Charles Sanders Peirce
iconische relatie indexicale relatie symbolische relatie
Charles Sanders Peirce (1839 - 1914) hield zich bezig met het verwijzingsproces van de tekens binnen een beeld. Hierbij onderscheidt hij drie verschillende relaties die een teken tot een beeld kan hebben: een iconische relatie, een indexicale relatie en een symbolische relatie. Bij een iconisch teken is de betekenis af te leiden aan het uiterlijk doordat het een gelijkenis vertoont met iets anders. Het teken is hierdoor direct toegankelijk. Een indexicaal teken heeft een verwantschap met een object zonder hier op te lijken. Wel kunt u de betekenis er van af leiden. Voorbeelden zijn een oorzaak-gevolgrelatie, een kenmerkrelatie en een deel-geheelrelatie. Het indexicale teken verwijst naar iets specifieks en is hierdoor indirect toegankelijk. In de zin ‘Waar rook is, is vuur’ is rook het indexicale teken dat verwijst naar de bron, het vuur. Als laatste is er het symbolische teken. Van dit teken is de betekenis enkel af te leiden aan de hand van afspraken die binnen een gemeenschap gelden. Zo herkennen wij als Nederlanders zonder moeite de Nederlandse vlag, maar dit is niet het geval voor iedere buitenlander of immigrant. De betekenis van een symbolisch teken is dus alleen af te leiden aan de hand van kennis en hierdoor niet zonder deze kennis toegankelijk.
Nadat het beeld is geanalyseerd is het tijd om het ontvangen van het beeld te onderzoeken. Eerder legde ik uit hoe de prikkels werden opgepakt door het brein en verwerkt worden. In het geval van de semiotiek wordt er onderzoek gedaan naar een mogelijke betekenis, naar een concrete betekenis of uitspraak en naar een geheel van uitspraken. Ook deze analyse is onderverdeeld in drie onderdelen: rhema, dicent en argument. Bij rhema wordt een teken geïnterpreteerd als verzamelnaam voor een reeks objecten. Een stoel is bijvoorbeeld een verzamelnaam voor verschillende stijlen en merken van stoelen. Bij een dicent krijgt het teken een extra kenmerk dat aangepast kan worden. Als de rode stoel het dicent is kan deze blauw gespoten worden, waardoor de kleur blauwe het nieuwe dicent wordt. Als de conclusie dat de stoel rood is in zijn algemeenheid wordt geaccepteerd (bijvoorbeeld door een foto) wordt dit een argument genoemd. Door argumenten te bestuderen wordt bevestigd of het semiotisch systeem klopt of niet. Als alle tekens bij elkaar worden gelegd wordt er gezocht naar het algemeen kader waarbinnen deze tekens passen. Door de betekenis en de samenhang van de tekens naast elkaar te leggen vormt er zich een conclusie. Hierdoor kan de ware bedoeling achter uitspraken in zowel tekst als beeld zichtbaar worden.
Om een teken te kunnen duiden zal deze eerst ontleed moeten worden. Allereerst is het zaak om de verschillende tekens in een beeld op te sporen en te benoemen. Wat valt er op of lijkt belangrijk te zijn? Als de basis (of grond) van een teken is vastgesteld kan deze in context worden geplaatst door de verschillende grondtekens met elkaar te vergelijken. Dit kunt u doen aan de hand van de gestaltwetten om zo achter de samenhang van de tekens te komen. In de semiotiek kan een teken drie verschillende grondslagen hebben: een quali-teken (kwaliteit), een sin-teken (enkelvoudig) en een legi-teken (wet). Quali-tekens zijn tekens met een bepaalde eigenschap of kwaliteit, zoals de kleur rood. De eigenschap rood zelf heeft weinig betekenis. De kleur krijgt pas een betekenis als hij symbool gaat staan voor bijvoorbeeld liefde of gevaar. Door de kleur te combineren met een vaste vorm (een hart of een verkeersbord) krijgt de kleur rood een betekenis. Sin-tekens zijn tekens op grond van hun voorkomen in de werkelijkheid. Het is een kenmerk dat aan iets of iemand wordt verbonden. Zo herkennen wij een schreeuw die pijn, verbazing of vreugde laat weerklinken. We herkennen iemand aan zijn stem, voetstappen of kapsel. Alle tekens die wij herkennen zonder dat zij op codes (algemeen geldende regels binnen een cultuur) zijn gebaseerd, behoren tot de sin-tekens. Een sin-teken heeft altijd de potentie om de vorm te krijgen van een eigenschap, waardoor het een quali-teken kan worden. Het sin-teken is simpel gezegd een quali-teken in wording. Als laatste zijn er nog de legi-tekens. Dit zijn de tekens die gelden op grond van algemeen geldende regels binnen een cultuur, zoals taal en handgebaren. ‘Are’ is een voorbeeld van een legi-teken. In de Nederlandse taal is het een woord voor een oppervlaktemaat, maar in de Engelse taal betekent dit woord het werkwoord ‘zijn’.
38
39
Conclusie Als sinds lange tijd is men op zoek naar het stempel waaronder alles valt samen te vatten. Een stempel dat zegt dat jij die ene persoon bent en valt binnen een bepaalde categorie. De stempel dat eigenlijk al bestaat en ‘de eerste indruk’ wordt genoemd. De drang om lijstjes te maken en alles in te willen delen is de mens eigen. We willen bij een groep horen en lijstjes met specificaties zijn hierbij van belang. Als illustrator kan ik deze lijsten goed gebruiken. Maar wat als ik het karakter van een persoon wil uitdrukken of een denkwijze bekend wil maken aan de kijker? Door het FACS-systeem (Facial Action Coding System) van Paul Ekman en het onderzoek naar basisemoties van Darwin weet ik nu welke emoties veilig te gebruiken zijn en welke ik beter kan gebruiken als er een specifieke doelgroep is. Het lastigste onderdeel is het overbrengen van een boodschap naar de kijker. Ik kan niet al die verschillende karakters tegelijk aanspreken. Iedereen kijkt met zijn eigen ervaringen en interesses. Door gebruik te maken van een van tevoren bedacht patroon van prikkels kan ik deze ervaringen triggeren op een manier die ik wil. Zo kan ik een installatie maken waar eerst een (hard) geluid te horen is om de aandacht te trekken. De volgende trigger zou iets ongewoons kunnen zijn om de aandacht erbij te houden. Daarna zouden details ervoor kunnen zorgen dat de boodschap helder wordt of ze zouden voor meer diepgang kunnen zorgen. Een project met de hiervoor beschreven kenmerken heb ik gemaakt aan het begin van het laatste studiejaar. Bij mijn werk Plaça de la Virreina (2015) komt de bezoeker binnen in een ruimte van drie bij vier meter. Het eerste wat men ziet is een groot, halfrond panorama met hiervoor een bankje. De tweede prikkel die de kijker ontvangt is het geluid van het plein. Dit kan ook de eerste prikkel zijn geweest die hen naar de ruimte toe heeft getrokken uit nieuwsgierigheid. Door de vele details hebben veel bezoekers er voor gekozen om op het bankje te gaan zitten en het geheel over zich heen te laten komen. Mijn doel was om de bezoeker de warme, gezellige zondag te laten voelen op het Plaça de la Virreina. Daarnaast wilde ik van mijn eerste indruk van het plein hun tweede indruk maken. Door gebruik te maken van augmented reality zagen de bezoekers dieren op en om het plein die eerder niet of slechts vaag te zien waren. Doordat dit bewegende animaties waren zorgde deze nog weinig toegepaste techniek voor veel oh’s en ah’s. Dit was voor mij het teken dat het panorama onthouden zou worden, doordat het vernieuwend en verrassend was.
40
Uit het tweede hoofdstuk heb ik veel informatie kunnen halen over het doen, denken en kijken van de mens. Het is dan ook niet vreemd dat ik mijzelf ben tegengekomen en nog eens heb nagedacht over hoe ik eigenlijk zelf functioneer. Hoe kijk ik zelf naar beeld en laat ik mij beïnvloeden? Elke keer als ik naar de winkel ga kom ik weer andere mensen tegen. Stiekem geef ik hen de stempel slim, dom, tutje of harriewarrie. Ook ik draag een onzichtbare tas met stempels met mij mee. Ook ik maak onzichtbare lijstjes waarop ik de vooroordelen afvink. Die ongure man daar moet ik vermijden en die slungelige jongen in het Jumbo-shirt moet ik aanspreken als ik wat zoek. Reclames spelen door mijn hoofd als ik langs de schappen loop. Dat zou ik ook moeten hebben met mijn eigen werk. Als ex-kijkers op het Plaça de la Virreina lopen in Spanje moeten zij zich herinneren dat ik daar een werk over heb gemaakt en dat daar virtuele honden en katten rondliepen. Misschien gaan ze zelf beter letten op de huisdieren op en rondom het plein! Het lijkt nu nog allemaal een droom, maar als ik meer naar buiten zou treden met mijn werk zou het zomaar kunnen gebeuren dat iemand er aan denkt. Om deze reactie te bewerkstelligen is van mijn kant meer lef nodig en contact met de juiste mensen. De grote sprong naar het aanspreken moet gemaakt worden en dan, ja dan is die eerste indruk er weer. Elke keer komt die 0,017 seconden weer voorbij razen en voordat ik ook maar een woord gesproken heb voel ik de stempel al drukken op mijn voorhoofd. Misschien moet ik eens niet overal in springen en direct mailen of bellen, maar eerst eens wat voorinformatie inwinnen over de persoon. Hoe kan ik hem of haar het beste benaderen? Welke informatie vindt deze persoon van belang en moet ik lang of kort antwoorden, met of juist zonder veel argumenten? Het einde van het jaar is voelbaar en ook de stres van het zoeken naar werk kijkt om de hoek. Een stageplek zoeken was, naast het schrijven van de scriptie, de eerste stap en die is overwonnen. Ik kan mij weer focussen op het project en op de scriptie. In het volgende hoofdstuk zal ik nogmaals de zojuist besproken theorie doornemen. Ditmaal aan de hand van enkele voorbeelden uit het alledaags leven. Wat zou u handelen in de genoemde voorbeelden en waarom?
HOOFDSTUK 3 DE THEORIE IN DE PRAKTIJK
de kijker als degene die bekeken wordt. behandelen, maar dan vanuit het perspectief van zowel enkele herkenbare voorbeelden de theorie nog eens omgeving lezen. In dit hoofdstuk zal ik aan de hand van de psychologie, sociologie, de semiotiek en hoe wij onze kennis die wij nu hebben. Hierbij richtte ik mij vooral op van het kijken en hoe deze zich ontpopte tot de huidige In het vorige hoofdstuk onderzocht ik de geschiedenis
Naamloos, Akha Hulzebos (2016)
Kinderpostzegels Ieder jaar komen ze weer aan de deur. De kinderen van de basisschool met hun kinderpostzegels. Ik zat net lekker op de bank na een vervelend telefoongesprek en ineens gaat de bel. ‘Wilt u ook kinderpostzegels kopen? Het is voor het goede doel!’ vraagt een hoog stemmetje. Ik zie een meisje staan met een wat angstig gezichtje. Ik zucht eens diep van binnen en geeft antwoord. In de tijd tussen het op opstaan en antwoord geven vindt er een razendsnel proces plaats waarmee verschillende indrukken en aannames worden gevormd. Voordat ik naar de deur loop heb ik mijn antwoord al klaar. Het telefoongesprek heeft mij in een bepaalde stemming gebracht die mijn antwoord zal beïnvloeden. Terwijl ik naar de deur loop probeer ik mijn gezicht in de plooi te houden en niet boos te kijken. Mijn lichaamshouding heb ik helaas niet onder te controle. Door mijn lichtelijk gespannen houding kan het kind opmerken dat mij iets dwars zit. Het kan zelfs zo zijn dat het meisje hier naar zal vragen. In dat geval kan ik zeggen dat er niets aan de hand is, terwijl ik eigenlijk wil dat ze weg gaat. Ik vertoon in dit geval overdekkend gedrag. Ik open de deur en zie een meisje staan met lang blond haar en blauwe ogen. Ze draagt een zwarte, glimmende jas met bontkraag en daaronder een spijkerbroek en zwarte laarsjes. Mijn eerste indruk is binnen no-time gevormd door haar uiterlijk aan haar innerlijk te koppelen en dan aan mijn eigen verleden en ervaringen. ‘Oh, dat is er zo eentje die denkt het beter te weten en nog wel eens flink kan terugpraten.’ Haar kleding doet mij denken aan de brutale jongen met het zwarte bomberjack die op de basisschool bij mij in de klas zat. Haar houding vertelt mij echter iets anders. Ze lijkt onzeker en een beetje onrustig. Het doet mij denken aan vroeger toen ik zelf ook met de postzegels langs de deuren moest. Ik leef mij dan ook in haar situatie in. Het is ook niet gemakkelijk om elke keer weer bij wildvreemden aan te bellen! Ze is wat afwachtend en ik bestempel ik haar als een freeze type, een persoon die afwachtend is en de schuld snel op een ander schuift. Toch lijkt ze ook een beetje van het fight type in zich te hebben, maar dat koppel ik alleen maar aan haar door de herinnering aan mijn oud-klasgenoot. Ondertussen blijven de blauwe ogen mij aankijken: gaat ze nog wat kopen of niet? Mijn besluit is intussen genomen. Ik doe het ondanks het gevoel dat het niet nodig is. Op deze manier is ze het snelst weg en heb ik toch een goede daad verricht. De buren doen ook altijd mee. Onbewust wil ik er dus toch bij horen. Door het socialisatieproces van deze buurt heb ik er voor gekozen de kinderpostzegels toch maar aan te schaffen. In de vorige buurt waar ik woonde had ik waarschijnlijk de postzegels helemaal niet gekocht, omdat ik daar geen contact had met de buren. Na alle gegevens te hebben ingevuld gaat het kind eindelijk weg, rust! Ik bedenk dat ik ook nee had kunnen zeggen en dat ze dan ook verder was gegaan, maar was dat niet zielig geweest? Het meisje keek vanuit een heel ander perspectief. Ze kwam net bij de buren vandaan die niet thuis waren. Vandaag was niet zo’n goede dag. Weinig mensen hadden nog wat gekocht en er was bijna niemand thuis. Het was toch best wel een lange dag zo, maar ze wilde doorzetten en de wijk afmaken. Hopelijk zijn deze mensen thuis. Ze gluurt door het raam en ziet iemand voor de TV zitten met een nors gezicht. Ze belt aan in de veronderstelling dat het niets gaat worden. Als de deur open gaat kijk ze mij gespannen aan en stelt de belangrijke vraag of ik kinderpostzegels wil kopen. Het blijft even stil en de moed zakt haar in de schoenen. Dit vertaalt zich naar de houding die ik als onzeker zag. Ondertussen gluurt ze bij mij naar binnen. Alles is wit en het ‘home is where the heart is’-bordje herkent ze, maar vindt het niet zo mooi. Ze ziet liever een kat in de vensterbank of wat planten. De stilte en de onzekerheid houden aan en ze durft mij niet echt aan te kijken terwijl ik mijn beslissing neem. Deze onzekerheid kan voortkomen uit het machtsverschil. Ik als volwassene heb volgens haar meer gezag dan zijzelf. Het kan ook komen door het leeftijdsverschil en haar sociale omgeving (school) waardoor ze niet weet hoe ze mij moet overhalen om kinderpostzegels te kopen. Daarnaast is het als kind natuurlijk hartstikke eng om aan te bellen bij onbekenden en ook nog eens iets te vragen. Als ik wegloop om een pen te halen kijkt ze nieuwsgierig naar binnen en ziet ze het kattenbeeldje staan. Haar eerste indruk van het saaie huis met het ‘home is where the heart is’-bordje verdwijnt hierdoor naar de achtergrond. Als ik terug loop staat ze geduldig te wachten, popelend om weg te gaan. Terwijl ik mijn handtekening zet denkt het meisje alweer aan de schooldag van morgen. Ze kan nu zeggen dat ze iets heeft verkocht, en misschien heeft ze wel de meeste vellen verkocht van de hele klas! Terwijl ik de deur sluit bedenkt het meisje hoe de rest van de klas zal reageren. Ze loopt weg en als ze weer op de stoep staat weet ze alleen nog dat er een kattenbeeldje bij mij in huis stond. Het is de tweede indruk van het kattenbeeldje die een blijvende indruk bij haar achterlaat. Als ze de zegels gaat rondbrengen zal zij zich mijn huis herinneren als het huis met het kattenbeeldje.
48
Het sollicitatiegesprek Solliciteren is altijd spannend. Waar ik ga solliciteren, ligt aan mijn voorkeuren en diploma’s. Stel ik ben net afgestudeerd van de kunstacademie en ga op zoek naar een baan bij een creatief en vrijdenkend bedrijf. Het hoeft niet groot te zijn, zolang er maar plek voor mij is. De eerste vacature die ik tegenkom vraagt om iemand die een ontwerpidee om kan zetten naar een digitale uiting. Er wordt dus weinig creativiteit gevraagd, hetgeen mij minder aanspreekt. Op hun website kijk ik naar het algemene praatje over het bedrijf en leid aan de hand van de sfeer en informatie af of dit bij mij past. Uit de algemene tekst blijkt dat dit bedrijf in strakke lijnen denkt en vooral werk maakt voor grote bedrijven. Ik kijk verder en kom bij de pagina waarop het team wordt voorgesteld. Het is een klein team met mensen van rond de vijfendertig jaar. Zelf ben ik jonger dan de rest. Op zich geen probleem, maar in het vorige hoofdstuk is gebleken dat zo’n leeftijdsverschil voor veel verschillen kan zorgen. Ikzelf ben nog een twintiger. Dit betekent volgens de neo-freudianen dat ik zoekende ben naar een levenspartner of deze al heb gevonden. Ik zoek naar intimiteit en een manier om goed in de gemeenschap te passen. De groep waar ik in terecht zou komen bevindt zich in volgende fase. Deze mensen hebben waarschijnlijk al kinderen of denken hier over na. Zij zijn actief op de werkvloer en in het sociale leven. Het vinden van mijn plaats binnen de groep kan hierdoor moeilijker worden, en er is een kans dat ik als het jonge schaap wordt gezien en ook zo zal worden behandeld. Iets wat ik natuurlijk wil voorkomen. Toch besluit ik om te solliciteren, want het is wel een baan in mijn sector. Ik kijk nog even verder en stel een lijst op van de gevonden vacatures om te bepalen welke functie ik het liefst zou willen uitoefenen. Uit deze lijst zal ik meerdere bedrijven, in verschillende sectoren, een sollicitatiebrief sturen. Als ik een brief opstel voor een beroep dat ik minder graag wil beoefenen, dan zal de brief minder enthousiast zijn dan de sollicitatiebrief voor de functie waar mijn voorkeur naar uit gaat. De lezer zal dit opmerken aan de schrijfstijl en meenemen in de overweging om mij uit te nodigen voor een gesprek. Tot mijn genoegen krijg ik het bericht van mijn nummer twee dat ik door de selectie van vele inzendingen heen ben en word uitgenodigd voor een gesprek. Ik bereid het gesprek zorgvuldig voor om een zo goed mogelijke indruk te maken tijdens het gesprek. De werkgever zal hetzelfde doen om zoveel mogelijk over mij te weten te komen. Voor het gesprek vindt er al een uitwisseling van informatie plaats. De werkgever vormt een beeld aan de hand van de informatie uit de sollicitatiebrief en het curriculum vitae. Met het curriculum vitae schep ik een beeld van mij als persoon door keuzes te maken in de verstrekking van informatie. Daarnaast laat ik mijzelf nog beter kennen door de gekozen vormgeving van het CV. Een curriculum vitae met vlakken straalt gerichtheid uit en een curriculum vitae met een illustratie geeft een lossere indruk. Om een nog sterker beeld van een potentiele werknemer te krijgen kijken bedrijven tegenwoordig ook naar sociale media profielen. Hierop staan vaak persoonlijke informatie en foto’s die een realistischer beeld geven van de persoon in kwestie. Als beide partijen de nodige informatie hebben gevonden wordt er een beeld gevormd van de ander zonder hem of haar ooit ontmoet te hebben. Hoe meer informatie er is gevonden, hoe scherper het beeld van de ander zal worden.
Met de gevonden informatie stappen beide partijen het gesprek in. Bij binnenkomst worden de vooroordelen bevestigd of vernietigd en wordt een nieuwe indruk gevormd. Ik heb een indruk gekregen van het team en verwacht dat zij zich daar naar zullen gedragen. Natuurlijk is dit een ideaalbeeld dat zij van zichzelf hebben geschapen. Dat heb ik immers ook gedaan in de sollicitatiebrief. Het is nu aan beide partijen om te ontdekken wie er nou daadwerkelijk tegenover hen zit. Voor het sollicitatieteam is de omgeving waarin zij zich bevinden vertrouwd. Zij richten hier dan ook niet hun aandacht op. Ze kijken vooral naar mij terwijl ik over de drempel stap. In de eerste 0,017 seconden vormen zij zich een nieuw beeld door te kijken naar mijn kenmerken. Deze kenmerken koppelen zij aan ervaringen en invloeden van buitenaf zoals de media en groepsverbanden.
49
Het openbaar vervoer Vandaag ga ik met de bus naar mijn plaats van bestemming. Voordat ik de deur uit ga controleer ik of ik alles bij mij heb: een grote A1 werkmap, een gewone tas met hierin onder andere mijn portemonnee en andere belangrijke spullen, mijn sleutels en mijn mobiele telefoon. Ik kijk naar de tijd en zie dat ik op moet schieten. Half rennend zie ik de bus al in de verte aan komen rijden. Het halve rennen wordt een sprintje, maar het mag niet baten. De bus is vertrokken als ik aan kom, wat betekent dat ik een half uur moet wachten tot de volgende komt.
Het sollicitatieteam bestaat uit een man en een vrouw. Beiden kijken op een andere manier. De man let vooral op tekens van het lichaam, terwijl de vrouw op de uiterlijke kenmerken let zoals kleding en kapsel. De kleding die ik aan trok voor het gesprek heb ik bewust gekozen. Ik koos voor een nette broek met een net hemd en colbert, omdat zij veel met grote klanten werken en ik vond dat dit er goed bij paste. De mensen tegenover mij hebben echter smaakvolle, casual kleding aan. Heb ik een verkeerde keuze gemaakt? Het komt in dit geval hun eerste indruk van mij ten goede. Met het pak maak ik een serieuze en zakelijke indruk. Precies wat zij zoeken in de vormgever. Er wordt overgegaan naar de handdruk. Ik geef een krachtige handdruk om mijn zelfverzekerdheid te laten blijken. De handdruk wordt beantwoord met een zakelijke hand van de andere kant. Vlug wordt er een blik geworpen op het gezicht van de ander om de handdruk te kunnen bevestigen. Als ik ook maar een beetje onzeker had gekeken dan was ik door de mand gevallen. Ik heb het sollicitatieteam met deze macropatronen om de tuin weten te leiden. Aan de micropatronen en mijn lichaamshouding valt echter nog veel af te lezen. Ik ga licht gebogen zitten, wat onzekerheid uitstraalt. Een teken voor de interviewers dat ik toch een beetje onwennig ben. De man biedt mij daarom wat te drinken aan. In de tijd dat hij het drinken haalt probeert de vrouw alvast wat meer informatie uit mij te trekken en mij op mijn gemak te stellen. Het onderwerp gaat nu nog over koetjes en kalfjes, een veilige zone. Wel heeft ze met deze vragen vast kunnen stellen of ik een freeze, fight of flight persoon ben waaraan zij veel heeft in het vervolg van het gesprek. Als zij verstand had gehad van micropatronen dan was ze na dit korte gesprek al meer over mij te geweten gekomen dan ik tijdens het ‘echte’ gesprek zou vertellen. Elke eenentwintig seconden speelt er zich namelijk een patroon van micropatronen af over het gezicht die de informatie in zich draagt die het panel zoekt. De man komt terug met het drinken en het werkelijke gesprek begint. Ik word onderworpen aan de ‘Big five’, een procedure waarbij zij zich een beeld proberen te vormen van mijn eigenschappen. Daarnaast zijn er de diepgaande vragen waar ik mij zorgvuldig op heb voorbereid, en hierdoor juist weet te beantwoorden. Naast mondelinge communicatie geef ik ook nog onbewuste signalen af met mijn lichaam die mijn verhaal versterken of ontkrachten. Het gesprek is voorbij en ik loop samen met de man richting de deur. De vrouw krijgt in deze tijd de gelegenheid om naar mijn houding te kijken. Ze ziet dat ik zelfverzekerder wegloop dan dat ik binnenkwam. Hoe zij deze houding zal interpreteren hangt mede af van haar collega. Als hij dezelfde indruk heeft gekregen als zij, dan zal ik zeker voor een volgend gesprek in aanmerking komen. Eenmaal buiten is het spel van lichaamstaal, emoties, reflectie en vooroordelen voorbij. De eerste indrukken hebben zich in het brein van allen gevestigd en worden besproken. Zonder dat iemand het door heeft hebben beide partijen meer over zichzelf verteld dan zij wilden. Onze zintuigen hebben deze informatie opgepakt en verwerkt. Als ik nog eens goed terug blik, kan ik het gesprek analyseren. Ik doe dit terwijl ik naar het vervoersmiddel terug loop waarmee ik ben gekomen. De interviewers doen dit aan een tafel om een besluit te nemen over mij als potentieel werknemer.
50
Gelukkig is er een bushokje met bankje en overkapping. Ik neem plaats en verfoei mezelf voor het missen van de bus. Ik probeer het missen van de bus te rationaliseren door het goed te praten. ‘Als ik nou niet naar de WC was gegaan en mijn boterham mee had genomen was ik vast op tijd geweest! En daarnaast is het wachten niet zo erg, er is immers een bankje om op te zitten en het is het droog.’ Alsof ik het over de duivel heb begint het ineens te miezeren. Dit komt mijn gemoedstoestand niet ten goede. Om mijzelf wat te doen te geven kijk ik op mijn mobiel. Geen Wi-Fi, verdorie, dan maar de bekende omgeving nog eens bekijken. Voor mij zie ik de vertrouwde gebouwen en begroeiing. Alles lijkt nu somberder dan een paar minuten geleden door mijn sombere gedachten. Het kijken slaat om in staren en langzaam passeren de eerste minuten. Ik hoor iemand dichterbij komen en het geluid wordt vervolgens langzaam zachter terwijl ik voor mij uit blijf staren. Ook het staren houdt op een gegeven moment op. Mijn blik verplaatst zich naar opzij en ik zie ineens de vrouw die naast mij is komen staan onder het afdakje. Hierdoor wordt de omgeving die ik net zag een stuk vager. Ik zie bijvoorbeeld niet meer dat er een bekende op de achtergrond voorbij fietst. Dit heeft te maken met de figuur-achtergrond relatie, waar de vrouw naast mij de belangrijkste figuur is geworden. De tweeduizend prikkels die ik per seconde verwerk tonen de naar mijn inzicht belangrijkste kenmerken van de vrouw die naast mij staat. Als zij een pistool uit haar handtas had getrokken en die op mij had gericht, dan was het dit voorwerp dat mijn aandacht het eerst had gevangen. Dit heeft te maken met hoe belangrijk de prikkel is. Als ik het pistool zou zien dan zou ik direct een teken van gevaar waarnemen en dekking zoeken. Gelukkig heeft deze vrouw geen pistool op mij gericht, maar kijkt ze rustig in de richting van waar de bus vandaan zal komen. Het eerste dat opvalt is de kleur en de vreemde lengte van haar jas. Vervolgens merk ik op dat het gaat om een wat oudere dame, want haar haar is kort en grijs. Met deze prikkels identificeer ik de vrouw. Haar status leid ik af van haar kledingstijl. Een donkere panty, simpele schoenen en een rok of jurk. Ik vorm hiermee een vrij algemene indruk van de vrouw. Ik wend mijn blik weer af. De vrouw trekt niet langer de aandacht en ik pak mijn telefoon om te kijken hoe laat het is. Over tien minuten komt de bus pas. Ik zucht eens diep, wat een pech! Intussen heb ik bij de vrouw naast mij een heel verhaal bedacht aan de hand van mijn eerste indruk van haar. Ze gaat op visite bij een goede vriendin nu ze nog kan lopen. Als ze bij de vriendin is biedt die haar wat te drinken en een koekje aan, gaan ze zitten en kletsen over hoe goed het vroeger wel of niet was. Alle (klein)kinderen worden behandeld tijdens dit gesprek. Bij deze gedachten projecteer ik mijn ervaringen met ouderen op deze vrouw. Praten oude mensen echt altijd over vroeger en hun (klein)kinderen? Ik zou toch beter moeten weten, maar de media en filmindustrie hebben dit beeld voor mij geschapen. Dit gebeurt echter niet in elke cultuur. Bij ons staat een oude vrouw voor wijsheid terwijl in een andere cultuur een oude vrouw als belangrijk wordt ervaren. Ze is de moeder van mijn moeder, die erg belangrijk is omdat zij mij op de wereld heeft gezet. In beide beelden van een oude vrouw komt de levensfase van de wijsheid terug die de neo-freudianen als alomvattend beschouwden voor de oudere mens. Zij stellen dat als alle andere levensfasen goed zijn verlopen u als oudere rustig achterover kunt zitten, uw medemens kunt helpen en genieten van het leven als oudere. De bus komt na lang wachten eindelijk aan. Ik laat de oude vrouw uit respect voorgaan. Ze begroet de buschauffeur en loopt vlot de bus binnen. Wacht even, vlot? Dat klopt niet met wat ik van oude mensen gewend ben. Ik kijk nog eens en ziet dat de oude vrouw eigenlijk helemaal niet zo oud is. Het is een jonge vrouw die toevallig haar korte haar zilverkleurig heeft geverfd. Oh, wat stom! Maar ook logisch, want ik was te druk met staren voordat ik haar plots opmerkte, kort bekeek en weer verder droomde. In de korte tijd dat ik haar zie staan maak ik een snelle tweede indruk. Haar houding vertelt mij dat ze vrij zeker is van haar zaak, maar vermoeid. Misschien is ze laat opgebleven of heeft ze veel aan haar hoofd. Niet gek dus dat ik haar eerst voor een ouder iemand aanzag, ze loopt er zo ‘oud’ bij. Ook hier bent ik mijn gedachten aan het rationaliseren om mijn foute interpretatie goed te praten. Als ik klaar ben met het verwerken van de tweede indruk van de jonge vrouw wens ik de buschauffeur een goede dag en zet de werkmap op de invalidenplaats. Het begroeten van de chauffeur is een proces dat ik als normaal zie door socialisatie. Ik besluit om achter de jongedame te gaan zitten, vlak bij de achteruitgang van de bus, zodat ik mijn grote map in de gaten kan houden tijdens de rit. De vrouw verdwijnt langzaam weer uit mijn gedachten en ik vervolg mijn reis naar de eindbestemming.
51
Kijken in de bus Vanaf mijn plek in de bus richt ik mijn aandacht op het interieur. Er hangen van die geinige cartoons over hoe ik me moet gedragen tijdens de rit en wat reclame. Mijn blik gaat allereerst uit naar de cartoon met een man die zijn tas op de stoel heeft staan en niet al te blij kijkt naar de jongen die er graag wil zitten. ‘Maak plaats voor uw medereiziger’ claimt het affiche met daaronder de hashtag #samenindebus, zodat ik mijn ervaring in de bus kan delen via sociale media. Als introvert persoon voel ik niet de neiging om te delen dat ik mijn werkmap op een plek heb gezet waar niemand er direct last van heeft. Was ik een extravert persoon geweest, dan zou ik waarschijnlijk hebben gedeeld hoe goed ik wel niet bezig was met deze actie. Naast de geaardheid van het beestje speelt socialisatie ook nog een rol. Als mijn sociale omgeving veel doet met sociale, online platformen dan is het waarschijnlijker dat ik meedoe aan de actie dan wanneer mijn omgeving minder online actief is. Ik kijk nog eens naar de illustratie zelf en besluit dat het niet echt een aantrekkelijk beeld is, maar wel zijn doel vervult. Als ik verstand had gehad van de semiotiek, dan had ik de cartoon als oefening kunnen onderwerpen aan een kritische analyse. Allereerst zou ik de tekendrager(s) identificeren. In dit geval zijn dat de tas, jongen, man en tekst. Hierna zou ik de grond van de objecten op de poster vaststellen door te beslissen of het een quali-teken, sin-teken of legi-teken is. De tekst is hier een legi-teken doordat hij verbonden is aan regels binnen onze cultuur (sociale media en taal). De afbeeldingen zijn opgebouwd uit enkele kleurvlakken en worden hierdoor toegedeeld aan de quali-tekens. Na de grond-tekens is het de beurt aan de vorm om onderzocht te worden. De tas, man en jongen vormen iconen die een representatie van de werkelijkheid weergeven. De tekst behoort tot de symbolische tekens die voor ons als Nederlander duidelijk zijn, maar voor bijvoorbeeld een Japanner niet te lezen. Uiteindelijk zal ik aan de hand van de hieruit verkregen informatie een mogelijke betekenis, een concrete betekenis of één of meerdere uitspraken vinden. In het geval van de cartoon staat de boodschap er letterlijk onder.
Conclusie Elke situatie vraagt om een andere manier van kijken. Toch zijn er veel zaken die telkens terugkomen in hoe wij de wereld om ons heen waarnemen. Zo speelt het proces van prikkels vanaf de eerste milliseconde al een rol. Door de ordening van prikkels en het verschuiven van de figuur-achtergrond relatie vormt de mens een dynamisch beeld. Ieder kiest hierin naar eigen inzicht de gewenste prikkels waardoor een persoonsgebonden beeld ontstaat. Socialisatie speelt hierbij een belangrijke rol. Hierdoor worden vooroordelen ontwikkeld die ons kijken beïnvloeden. Deze vooroordelen worden bevestigd of ontkracht door te kijken naar uiterlijk, lichaamshouding, gezichtsuitdrukking en hoe belangrijk de prikkel is. Bij een sollicitatie is het van belang dat de lichaamshouding en de gezichtsuitdrukking gecontroleerd worden of dat u zich in ieder geval bewust bent van uw lichaamstaal. Voor feedback zou u het gesprek kunnen opnemen en later terugkijken om uzelf te onderwerpen aan een onderzoek naar micro- en macropatronen of een analyse om vast te stellen of u een freeze, fight of flight type bent. Als u weet wat voor type u bent, dan kunt u aan de hand hiervan uw communicatievaardigheden verbeteren. Dit zijn punten waar ik zeker rekening mee moet houden bij de komende gesprekken. Door mijzelf als zelfverzekerd persoon neer te zetten die weet waar ze het over heeft presenteer ik mij als een zekere factor binnen het bedrijf. Wellicht kan ik evalueren in de vorm van tekst en beeld om mij in de toekomst voor te bereiden op een volgend gesprek. Bij de tekening zou ik hints kunnen achterlaten die voor mijzelf duidelijk zijn, maar voor een ander minder gemakkelijk te lezen zijn. De semiotiek is hierbij van belang. In het volgende hoofdstuk ga ik op zoek naar de juiste presentatie van werk. Hoe kijken wij naar kunst en wat zorgt er allemaal wel niet voor een goede beleving? Wie trekken er aan de touwtjes en zijn schetsen echt zo belangrijk?
Hoe verder de reis vordert, des te beter het weer buiten er uit ziet. Met het weer knapt ook mijn humeur een beetje op. Eenmaal aangekomen op de bestemming ben ik het grootste gedeelte van de reis alweer vergeten. Na het uitstappen heb ik geen idee meer hoe de buschauffeur eruit zag en of ik wel heb uitgecheckt, maar dat laatste doe ik automatisch al. Wat ik nog wel weet is hoe de (oude) vrouw er in grove lijnen uit zag. Daarnaast kan ik mij de cartoon op het raam nog redelijk goed herinneren. Ik had hem al eens eerder gezien en hij zit nu weer vers in het geheugen. Naarmate het beeld vaker langs zal komen, des te beter kan ik hem weer voor de geest halen. Al met al dus een geslaagde reclame. Als ik op mijn bestemming aankom ben ik de poster alweer vergeten, maar de vrouw blijft mij nog even bij. Wellicht bespreek ik de ervaring van de verkeerde indruk met mijn medemens, maar misschien wil ik deze fout ook wel helemaal niet delen. Allemaal keuzes die met mij als persoon te maken hebben.
52
53
HOOFDSTUK 4 KUNST EN COMMUNICATIE
dit toch anders werkt dan het waarnemen van onze omgeving. belangrijke rol bij ons kijken, ook in de kunst. In dit hoofdstuk onderzoek ik ons kijken naar kunst en ontdek hoe dit in de praktijk werkt. Vooral socialisatie, prikkels, de figuur-achtergrond relatie en eigen ervaringen spelen een In hoofdstuk twee en drie stelde ik u op de hoogte van de uitgebreide theorie achter de eerste indruk en hoe
De slachter, Akha Hulzebos (2014)
De kunstwereld Wat kunst precies is en wat daar onder valt, daar denkt iedereen anders over. Een mooi voorbeeld is terug te vinden in de film Intouchables (2011). Hierin wordt een abstract kunstwerk omschreven als iemand die met een bloedneus boven een doek heeft gehangen en hier duizenden euro’s voor durft te vragen. Opmerkingen zoals deze en ‘dat had mijn kind nog kunnen maken’ zijn aan de orde van de dag. Weerwoordjes als ‘maar uw kind heeft dit niet gedaan’ zijn vaak de snelle antwoorden van de kunstkenner om de rest van het gesprek af te kappen. Deze weet wel beter. Bij kunst hoef je niet altijd te kunnen zien wat het voorstelt. Het uitschakelen van het figuratieve denken blijkt voor veel mensen echter lastig te zijn. Abstracte kunst wordt vaak niet begrepen, omdat men er niets herkenbaars in kan vinden. Figuratieve kunst wordt meer gewaardeerd, omdat het herkenbaar(der) is voor de kijker. De kunst(~en) (v.) 1 het creatief en origineel tot uiting of voorstelling brengen van gedachten of gevoelens op vaak ontroerende of schokkende wijze. 2 elk van de disciplines die door kunstenaars beoefend worden. 3 een of meer kunstwerken. 4 door oefening en studie verkregen kundigheid, vaardigheid. 5 wat door mensen en niet door de natuur is gemaakt. De kunstenaar(~s) (m.) Iemand die de gave bezit kunst te scheppen.
In een museum kunt u goed zien hoe mensen kijken naar beeld. De gemiddelde museumbezoeker blijft zo’n negen seconden bij een beeld stilstaan. Hij komt aan bij het schilderij, werpt er een blik op, kijkt naar het verklarende bordje en loopt door. Treurig, want iemand probeert u iets te vertellen met zijn werk en heeft hier meer tijd in gestoken dan die paar seconden dat u ervoor stil staat. De kunstenaar probeert met het materiaal zijn visie zo duidelijk mogelijk over te brengen. Kunst is geen imitatie van de werkelijkheid, het is een wereld op zich. Ook al is het een hyperrealistisch beeld, het zal nooit meer worden dan de verf die een illusie schept. Door de realistische weergave herkent u het als een levensecht beeld. Het is aan de kunstenaar om in dit beeld zijn boodschap te leggen en helder te communiceren. De boodschap wordt veelal gevormd uit eigen ervaring(en) en visie(s). Het werk wordt hierdoor een lichamelijke expressie van de kunstenaar die voortkomt uit de verbondenheid die de kunstenaar heeft met de wereld om hem heen. Naast de kijker en de kunstenaar zijn er nog enkele andere mensen die zich bezig houden met de kunst, en dan voornamelijk met het beoordelen hiervan. Op de kunstacademie zijn het docenten die de kunstenaar in wording begeleiden. Zij beoordelen of het gemaakte werk goed is en wat er aan verbeterd kan worden. Bij musea zijn het de museumconservatoren, kunstverzamelaars en critici die bepalen of het werk goed genoeg is om te mogen staan of hangen. De directie van het museum kiest welke werken er komen te hangen. De werken worden onder andere geleend uit verzamelingen van kunstverzamelaars. Critici geven via reviews in kranten, bladen en op websites aan waar het beste werk hangt en welke tentoonstellingen het meest bezienswaardig zijn. De laatste groep die kunst beoordeelt zijn de besturen van stichtingen en overheidsinstanties op het gebied van cultuur. Zij organiseren exposities buiten de musea en bepalen welke kunstwerken hier het beste passen.
61
Wat communiceert en leert kunst ons? Tijdens exposities worden de werken met hun verborgen verhaal tentoongesteld in de hoop gezien en begrepen te worden. De organisator zorgt ervoor dat de kunstwerken bij elkaar passen en elkaar versterken. Hij houden hierbij rekening met de verschillende vormen van communicatie die een kunstwerk kan bezitten. Zo kan een expositie gehouden worden op basis van werk dat verbonden is aan een tijdsperiode of cultuur. Op deze exposities zijn vaak werken van verschillende kunstenaars te zien. Door de visies te combineren vormen zij samen een geheel dat er voor zorgt dat de tijdsperiode of cultuur beter begrepen wordt en dat de kijker verrijkt wordt met deze kennis. Een expositie kan ook uit werk bestaan van één bepaalde kunstenaar. Bij dit soort exposities krijgt de kijker de kans om zich te verdiepen in de wereld van de artiest. Een goed voorbeeld hiervan is de expositie in het GEM (Den Haag) van het werk van Charles Avery (februari 2015 t/m juni 2015). In zijn werk laat Avery ons zijn eigen wereld zien die gebaseerd is op de filosofie. Om zijn wereld te begrijpen heeft u verstand nodig van filosofie, maar u kunt ook de verklarende teksten lezen bij de expositie. Niet veel verderop in het gemeentemuseum van Den Haag was de tentoonstelling van Marc Rothko te zien (september 2014 t/m maart 2015). Met zijn kleurvlakken laat Rothko ons een gevoel ervaren. Helaas wisten veel mensen niet hoe zij deze kleurvlakken moesten bekijken, waardoor de emotie voor hen uit bleef en zijn werk voor hen minder interessant werd dan het figuratieve werk van Avery. Naast de verschillende soorten van communicatie speelt ook de aantrekkelijkheid van het beeld een rol. Hierbij is uw leeftijd van invloed. Als kind vond ik het niet zo erg om naar een ‘rotzooitje’ te kijken, want dit maakte ik zelf ook. De kriebelige tekening van een klasgenoot was zelfs mooier dan mijn eigen brij aan potloodstreken. Als puber zocht ik naar mooie afbeeldingen die iets te vertellen hebben. Nu, als jong volwassene, zoek ik naar het intellect in het beeld. Waar kijkt u zelf het liefste naar? Waarschijnlijk kijkt u liever naar een beeld dat prettig oogt dan naar een beeld waarvan het gebruikte materiaal (bijvoorbeeld teer) u alleszins tegenstaat. Het kan ook zijn dat u dit materiaalgebruik juist interessant vindt en nader gaat bestuderen. U kunt concluderen dat het beeld knap is gemaakt en bestempelt het hierdoor als een mooi beeld. Een kunstenaar kan hier op inspelen door een beeld zo te vormen dat u gaat denken dat het een mooi beeld is. Daarnaast zou hij kunnen spelen met nostalgische waarden of herinneringen. Door gebruik te maken van iconen of een ervaring die eenieder meemaakt in zijn leven kan er voor worden gezorgd dat u zich verbonden gaat voelen met het schilderij. Hierdoor wordt het beeld aantrekkelijker dan de werken van Rothko. Naast nostalgie, schoonheid en een knap gemaakt werk is ook de historie een factor die een beeld mooier of aantrekkelijker kan maken. Door schilderingen van vroegere tijden wordt u in staat gesteld een tafereel uit het verleden te aanschouwen en te beleven. Vooral het beleven is hier van belang, omdat u dit in het heden niet meer kunt doen. Een historisch beeld wordt nog meer gewaardeerd als de kunstenaar naast het scheppen van het beeld dit beeld ook nog naar de huidige tijd weet te trekken en zijn of haar visie erin weet te verwerken. Een voorbeeld is de fantastisch-realistische schilder Carel Willink. In zijn schildering Wilma met kat (1940) toont Willink ons een historisch ogend geheel met hierin zijn vrouw die de kat vast houdt. Hij combineert hier een oud ogende omgeving met schoonheid en voor mij (en misschien ook voor u?) ook met een beetje nostalgie. Het beeld doet mij namelijk denken aan mijn moeder die graag haar katten aanhaalt en oppakt. Naast de nostalgie deelt Willink ook een deel van zijn privéleven met ons in de vorm van zijn vrouw. Hierdoor maakt hij zijn beeld interessanter voor de kijker. Toeschouwers vinden het fijn om te kijken naar iets wat met de kunstenaar te maken heeft. Zij kunnen zichzelf hierop projecteren en ontdekken hoe iemand anders over verschillende zaken denkt. Als u de kunstenaar op een positieve manier beter heeft leren kennen voelt u een connectie met deze maker, waardoor er een positieve indruk achter blijft. U heeft op uw eigen manier een soort groepsgevoel geschapen.
Wilma met kat, Carel Willink (1940)
Alles wat ik hier heb beschreven is ook toepasbaar op illustraties. Bij een illustratie wordt de illusie geschapen dat deze in één keer te begrijpen is. U heeft echter veel tijd nodig om een beeld daadwerkelijk te begrijpen. Kunst vraagt namelijk om multidimensionale ervaring. U moet in staat zijn het emotionele aan het visuele en intellectuele te koppelen. Daarnaast komt het meer dan eens voor dat u achtergrondinformatie nodig heeft om een werk te begrijpen. Die kan u worden gegeven, maar het kan ook zijn dat er wordt verwacht dat u deze informatie paraat heeft. Zo kan het voorkomen dat een schilderij een reactie is op een ander kunstwerk, waarvoor u het andere werk samen met zijn historie moet kennen. Het kan ook zo zijn dat u de sociale historie moet kennen. Dit is veelal nodig bij oudere werken waar, in de tijd dat het werk gemaakt is, een heel andere cultuur was dan wij nu gewend zijn. In een museum wordt vaak rekening gehouden met deze informatie. Op verklarende bordjes of via een audiorondleiding krijgt u de ontbrekende informatie aangeboden. Het is aan het museum om deze informatie zo goed mogelijk voor te bereiden. Het komt ook voor dat musea de informatie verdraaien, waardoor zij u een andere weg insturen dan dat de kunstenaar in eerste instantie in gedachten had met het werk.
63
U kijkt hierdoor met de gekleurde bril van het museum in plaats van met de blik van de kunstenaar. Naast het duidelijk communiceren van (achtergrond)informatie houden musea ook rekening met het kijkniveau van de kijker. Iedereen heeft een verschillend niveau in kijken. De gewone burger ziet bijvoorbeeld minder in een schilderij dan de directeur van een museum. Als kijker gaat u op zoek naar een persoonlijke connectie met het werk om het te kunnen betreden. Iemand die verstand heeft van de semiotiek zal aan de hand van de verschillende tekens het beeld analyseren. Als een beeldmaker naar een beeld kijkt zal er gekeken worden met de blik van een maker. Ikzelf ervaar dit regelmatig in musea. Als ik een werk zie word ik nieuwsgierig naar het gebruikte materiaal en de toepassing ervan. Een voorbeeld van een werk dat mij nieuwsgierig maakte is het werk ‘Rotsblok in de Alpen’ van Walter Simon (2015). Het hing tijdens de zomerexpositie 2015 in het gemeentemuseum in Den Haag. Het beeld ving mijn blik door het driedimensionale. Toen ik van dichterbij keek zag ik dat het op dezelfde manier was gemaakt als de gelaagde postkaarten die mijn oma’s altijd zo leuk vonden om te maken. Dit kunstwerk was echter gemaakt met één van mijn favoriete materialen: hout. Het komt wel eens voor dat ik een beeld erg matig uitgewerkt vind. Hierdoor ga ik bedenken hoe het beter kan of wat ik er zelf aan zou verbeteren. In dit geval was het echter het tegenovergestelde. Ik stond als het ware te dansen om het beeld. Waarom? Ik concludeerde dat dit het sprookjesbeeld was van de vakanties die ik in de bergen heb doorgebracht. Ik besloot dat ik zelf ook eens zoiets zou willen maken. De boodschap gaat in dit geval aan mij als kijker voorbij doordat ik het esthetische minder goed kan waarnemen en alleen op de uitvoering let. Tijdens het kijken is er, naast de eerder genoemde zaken uit de eerdere hoofdstukken, de multidimensionale ervaring (het koppelen van het emotionele aan het visuele en intellectuele) die het kijken kan belemmeren doordat de verschillende onderdelen elkaar tegenwerken. Uw intellect kan het kijken dwarszitten doordat u het beeld wil verklaren met kennis. Bij werken zoals die van Rothko moet u het beeld juist over u heen laten komen. Een gevoel kunt u nu eenmaal niet vinden met kennis, dat moet u ervaren. De tijd die beschikbaar is, is van invloed op uw concentratie. Als er weinig tijd beschikbaar is kan het voorkomen dat u een werk niet volledig laat doordringen, waardoor het niet te begrijpen is, en dat is jammer. Het zou mooi zijn als u de tijd kon nemen om een beeld te bekijken, uzelf te verliezen en even te vergeten wie en waar u bent. Dit vereist een passende omgeving waar u niet wordt afgeleid door verklarende bordjes of ander werk dat te dichtbij hangt. Het is bij een wat ouder schilderij belangrijk dat u zich in die tijd kunt inleven. Door de zaal zo in te richten dat u zich als het ware in deze omgeving bevindt zult u sneller uw weg kunnen vinden in de schildering. Als u uw weg eenmaal heeft gevonden vermengt deze informatie zich met de opgeslagen informatie in uw hersenen. Hierdoor kunt u iets nieuws leren of dat wat eerder vaag was beter begrijpen, wat een voldaan gevoel geeft. Om deze ‘state of mind’ te bewerkstelligen is het voor de maker van belang te weten hoe de mens kijkt. Het menselijk waarnemen is tijdens het aanschouwen van een kunstwerk gespitst op verschillende prikkels uit het visuele, op het intellect en op geluiden. Drie opties voor een kunstenaar om uit te kiezen en vervolgens te gebruiken om uw eerste indruk te sturen. Om een beeld te begrijpen zult u als kijker op zoek moeten gaan naar deze prikkels binnen het werk en proberen te kijken met een bepaalde blik. Zo kunt u kijken door te denken als de maker. Hiervoor heeft u achtergrondinformatie van de kunstenaar nodig. U kunt ook uw fantasie gebruiken en de gevonden informatie projecteren op uzelf. U kunt kijken met een nostalgische blik, waardoor u een deel uit het verleden opnieuw beleeft. Door een werk te associëren met iets anders, bijvoorbeeld een ander kunstwerk, een kleur of een eigen ervaring, kunt u dieper doordringen in een werk. De laatste optie is om uzelf mee te laten voeren naar het ‘hogere’. Hiermee wordt bedoeld dat u zich laat gaan en even terug trekt uit het alledaagse leven. Door uzelf te trainen in deze verschillende manieren van kijken wordt u steeds beter in het analyseren van beeld.
Als u denkt dat u een beeld optimaal kunt ervaren met de gegeven informatie help ik u nog even uit deze droom. De ervaring van een kunstwerk hangt namelijk vooral af van de persoon zelf. De ervaring is gebonden aan uw leeftijd, de tijdsperiode en cultuur waarin u zich bevindt, uw persoonlijke mening en ervaringen, normen en waarden. Rotsblok in de Alpen, Walter Simon (2015) 64
65
Rotsblok in de Alpen, Walter Simon (2015) Rotsblok in de Alpen, Walter Simon (2015) 66
67
Kunstwerk d c
Kunstenaa r
a b c d
-
perceptie emotie intellect communicatie
Hoe u een prettige ervaring van een kunstwerk kunt bewerkstelligen onderzoekt de psycholoog Mihaly Csikszentmihalyi (1934 - heden). Bij het kijken zijn er volgens hem vier dimensies aanwezig: perceptie, emotie, intellect en communicatie.
Zoals eerder uitgelegd kijkt ieder mens met een andere blik naar werk. Zo heeft de kunstenaar (geel) een eigen idee over het beeld als hij het ziet en weet hij wat hij er mee wil vertellen. Als u a (donkergroen) naar het beeld kijkt heeft u ook een beeld voor ogen en leest u een verhaal met uw ogen. Delen hiervan zullen overeen komen met de blik van de kunstenaar, maar u kunt ook iets totaal anders zien. De overlapping in de afbeelding laat zien in hoeverre de visie van de maker en de beschouwer overeenkomen tijdens het kijken. Door uw kijkvaardigheden te verbeteren vergroot u het overlappende gedeelte. Zoals u op de afbeelding kunt zien is er een groot deel van het kunstwerk dat niet beslagen wordt door de kijk van zowel kunstenaar als kijker. Aan deze vlakken heeft zowel de kunstenaar als de kijker geen speciale betekenis verbonden. De vrije ruimte staat hierdoor open voor interpretatie en suggesties waarover gediscussieerd kan worden. U kunt dit vlak en de rest van het kunstwerk zowel met uw gevoel als met uw intellect beleven. Het is maar net wat het beste bij het werk past.
Kijker
b
Conclusie In het eerste hoofdstuk concludeerde ik dat een afbeelding niet hoeft te lijken om over te komen. Zolang de kijker iets in het beeld zou herkennen kan hij zichzelf hierop projecteren. Deze inschatting was zeker niet verkeerd. Het klopt inderdaad dat een schildering niet herkenbaar hoeft te zijn, maar het maakt het wel makkelijker om hem te betreden voor nader onderzoek. Hints in de vorm van iconen kunnen worden ontrafeld door de semiotiek of het geoefende oog. Dit gebeurt echter alleen als er geen voorinformatie beschikbaar is. Als er wel informatie aanwezig is kan het beeld gericht benaderd worden en is het gemakkelijker te betreden. De deur staat op een kier en het is de informatie die u bij schijnt in het donker. Door de verschillende soorten van communicatie en de verschillende manieren van kijken wordt het beleven van een beeld specifieker. U moet een bepaalde soort kennis in huis hebben wilt u tot een beeld doordringen om er wat uit te halen. Als u er in slaagt om iets uit het beeld te halen gaat u verder met nieuwe kennis of verheldering van een eerder vaag begrip. Dit geeft u een voldaan gevoel. Daarnaast doet u nieuwe inzichten op, waardoor u uw horizon verbreedt. Deze verandering in kennis en inzicht geeft aan dat onze werkelijkheid aanpasbaar is. Het is aan de kunstenaar om dit zijn medemens te laten inzien.
68
Naast de sociologische en psychologische invloeden op het kijken moet ik als beeldmaker rekening houden met de verschillende manieren van het interpreteren en benaderen van mijn gemaakte werk. Het belangrijkste gegeven is om in te schatten wat voor kijkniveau de kijker heeft. In een museum zal de toeschouwer een hoger niveau hebben dan de gewone burger die zich niet echt interesseert in kunst. Zij houden meer van gewone plaatjes. Dit heb ik al eerder waargenomen in een Facebook groep voor zowel professionals als beginners. Als er een esthetisch beeld voorbij komt zien zij alleen hoe mooi het is of hoe knap gemaakt. Er is bijna nooit iemand die ziet dat de verhoudingen niet kloppen of dat de lichtval er toch wat naast zit. In mijn eigen reeks portretten heb ik dit ook gemerkt. Het geheel ziet eruit als een mooie kop, maar er klopte niet veel van de blik en er waren zo hier en daar wat vervormingen te bespeuren. Op de Open Dag in 2014 leek niemand het op te merken, en ook in die Facebook groep kreeg ik alleen maar lof. Heeft dit te maken met het niveau van kijken of is er een sociale druk die er toe leidt dat men liever niet zegt dat iets lelijk is of niet klopt? Misschien moet ik eens proberen om een lelijke kop te maken waar geen donder van klopt en kijken hoe men dan reageert. Mijn verwachting is dat er opbouwende kritiek zal komen of dat het stil blijft, tot ik er nadrukkelijk naar ga vragen. Wat ik verbazend vind in de theorie van Csikszentmihalyi is dat er bij een kunstwerk veel ruimte over blijft voor vrije interpretatie. Zelf zuig ik bij een werkbespreking soms een verklaring uit mijn duim die ik eerder niet aan het beeld had toegekend. Toch past het in dat geval wel bij het werk, waardoor het meer context krijgt en hierdoor mijn eigen kijk op het beeld verbreedt. Dit is precies wat ook bij de kijker gebeurt naarmate ik hem meer informatie toedien bij het werk. Gek eigenlijk hoe die wisselwerking ontstaat tussen geven en nemen van zowel de kijker als de maker, zonder dat zij elkaar zien of spreken. Een kunstwerk wordt hierdoor een sociaal werk op een ander vlak dan waarvoor het bedoeld is. Het mooiste zou zijn als het werk op verschillende niveaus tegelijk zou functioneren om zo elk kijkniveau te voorzien van een uitdaging. De geoefende kijker zal uiteindelijk meer zien, maar wel met mij communiceren op een niveau dat hem of haar ligt. Is deze manier van communiceren eigenlijk wel wat ik zoek? Ik denk dat het antwoord hierop nee is. Ik wil de kijker iets specifieks laten zien, mijn eerste indruk. Wel kan ik hierin voor elke kijker een uitdaging neerzetten. Misschien moet het antwoord dan toch wel een ‘ja’ worden. In het volgende hoofdstuk ga ik dieper in op het maakproces met de kennis uit de vorige hoofdstukken in mijn achterhoofd. Ik projecteer de reeds behandelde theorie op vier kunstwerken. Hierbij ga ik uit van het beeld van zowel de toeschouwer als dat van de kunstenaar zelf.
69
HOOFDSTUK 5 KIJKEN IN DE KUNST
ideeĂŤn over het werk? van de kunstenaar overeen met mijn van mijn bevindingen. Komt de visie trok een eigen conclusie aan de hand zelf de toeschouwer van hun werk en de presentatie ervan. Vooraf speelde ik kijker erbij betrekken en hun keuzes bij hun verhaal achter het beeld, hoe zij de met vier kunstenaars. Zij vertelden mij uit het werkveld ben ik in gesprek gegaan aantal specifieke voorbeelden te geven beeld iets wil vertellen. Om u een aangezien de kunstenaar met het kunst vraagt om een andere benadering, hierop van invloed zijn. Het kijken naar hoe onze persoonlijkheid en ervaringen hoe het kijkproces van de mens werkt en de voorgaand hoofdstukken weet ik Met de tot nu toe verworven kennis uit
Spanje, Akha Hulzebos (2015)
De buurvrouw van Tera Skitzenblum, Aleid Landeweerd, (21 augustus 2012)
Aleid Landeweerd (1968-heden) In het jaar dat ik geboren werd (1992) studeerde zij af aan de kunstacademie in Kampen aan de afdeling Illustratie. Een energieke, geÍngageerde dame betrad het werkveld. Langzaam maar zeker deed zij nieuwe kennis op, leerde ze om te gaan met klanten en vond ze nieuwe interesses die haar een (nieuwe) richting gaven. Met haar alter ego Tera Skitzenblum verhaalt zij over haar kijk op de wereld en alle ditjes en datjes die er aan te pas komen. Tijdens ons gesprek kwam haar werk De buurvrouw van Tera Skitzenblum (2012) ter sprake. Als eerste zie ik een blanke vrouw die in een warm zonnetje buiten lijkt te staan. De vlinder bevestigt dit. Ik kan haar niet direct koppelen aan mensen uit mijn directe omgeving, maar heb genoeg van dit soort typetjes gezien. In films zijn dit de vrouwen die in hun eigen wereldje lijken te leven. Ik geef haar hierdoor het stempel introvert. Door de zonnebril kan ik helaas niet zien hoe zij precies kijkt. Wel weet ik dat ik zonnebrillen storende dingen vind als mensen ze op hebben doordat ik de ogen (of spiegels van de ziel) niet kan zien. Hierdoor blijft er een stukje waarheid verscholen. Echter, door het mondje met opeengeperste lippen en de horizontaal staande wenkbrauwen kan ik toch een idee krijgen van haar expressie. Ze is wat verveeld en misschien onzeker van haar zaak. Het kan ook zijn dat ze rolt met haar ogen en mij volkomen zit uit te lachen, maar dit kan ook mijn eigen onzekerheid zijn tegenover mensen met zonnebrillen. Aan haar houding te zien is zij ontspannen. De schouders staan naar beneden, maar niet te laag, wat zelfverzekerdheid uitstraalt. In combinatie met het strakke mondje zegt het mij dat zij haar eigen ruimte nodig heeft. In een reflex kan ze mij hebben aangekeken om daarna weer verder te gaan met haar eigen ding. Ik koppel deze actie aan mijn ervaringen met mensen die een wat hogere klasse hebben. Zelf kom ik uit een gezin uit de bijstand en had ik niet zo’n hoge pet op van de rijke mensen in het dorp waar ik woonde. Ik had een krantenwijk en ging met oud en nieuw langs de deur om de krant persoonlijk af te geven. Het is gebruikelijk dat de bewoner dan een kleine donatie geeft voor de wekelijkse bezorging het afgelopen jaar. De rijken smeten de deur soms gewoon dicht zonder ook maar dankjewel te zeggen. De armere mensen gaven juist gul en bedankten mij voor mijn diensten. De buurvrouw van Tera Skitzenblum roept bij mij het gevoel op van een verwaande, rijke vrouw die geen interesse heeft in mensen van beneden haar rang.
77
Als ik kijk aan de hand van de binnenkomende prikkels zie ik dit in de volgende volgorde: zonnebril – geel – oranje – rieten hoed – vlindertje – gebogen arm – lavendel (?) – bloemen op hoed. Zoals hierboven beschreven is de zonnebril voor mij een object van irritatie, waardoor ik snel naar de rest kijk. Dichtbij is de grote, gele, rieten hoed die een nadrukkelijke prikkel vormt in grootte. De kleur oranje is mijn favoriete kleur en het grote vlak blijft daardoor niet onopgemerkt. Als dierenliefhebber zie ik de vlinder daar vlak bij rondfladderen, wat ervoor zorgt dat ik de bloemen zie en bijna kan ruiken. Mijn hartsvriendin van de basisschool had deze plant bij de voordeur staan. De rode bloemen op de hoed betekenen voor mij het minste en vallen in het niet bij het grote, gele vlak van de rieten hoed. Ook al is rood een opvallende kleur, ze blijft hier voor mij onopgemerkt en is niet van belang. Doordat er geen omgeving is kan ik de vrouw niet meteen koppelen aan een sociale klasse. Wel zie ik nu de teksten. Als eerste zie ik de tekst over haar vrienden die racisten zijn. Hierdoor plaats ik de vrouw in een nog kwader daglicht. Met racisten omgaan die ook echt achter die uitspraken staan gaat mij veel te ver. Niet alleen de mensen van het eigen ras, maar eenieder moet men in zijn waarde laten. Dit is mij als kind geleerd en als waardevol bijgebleven. De volgende regel dat het ónze racisten zijn valt bij mij al helemaal niet goed. Het zijn dan wel racisten in ons land, maar dat betekent niet dat wij hun uitspraken maar moeten nemen voor wat het is. Hier kan zij als goede vriendin verandering in brengen. Door het maar te accepteren bevestigt dit mijn eerdere gedachte dat zij weinig interesse heeft in haar omgeving en op de eerste plaats voor zichzelf kiest. Na mijn gedachten te hebben gekoppeld aan mijn ervaringen en persoonlijkheid kwam ik tot de volgende conclusie. Deze vrouw doet zich voor als een aardige vrouw die het beste voor heeft met haar omgeving. In werkelijk is zij alleen geïnteresseerd in zichzelf en mensen met een hoge status, en is ze verveeld door haar omgeving. Door te zeggen dat sommigen van haar beste vrienden racisten zijn vist zij naar aandacht van haar omgeving en zoekt zij naar vermaak bij deze racisten. Dit alles onder de bescherming van haar zonnebril, zodat men niet ziet wat zij werkelijk denkt. Wat deze vrouw met de racisten moet kan mij, na haar te hebben ingevuld, nog maar weinig schelen. Wel heeft de tekst mij aan het denken gezet over ons als Nederlanders en racisme. Ben ik zelf ook een racist, aangezien ik van racistische grappen hou, en hoe zit het met de mensen in mijn omgeving? Stof om over na te denken, zeker na alle commotie rondom Zwarte Piet die een racistisch beeld zou weergeven. Elke Nederlander die dit beeld ondersteunt zou daarmee het racisme in stand houden. Zelf heeft Aleid Landeweerd een andere bedoeling met dit beeld. Ze verzint of gebruikt een quote en maakt hier beeld bij dat het geheel kan versterken. De tekst fungeert als ondersteunende basis. Bij dit beeld was het de bedoeling dat er een wisselwerking zou ontstaan tussen de lieve, zachte vrouw die zij had getekend en een tekst die u niet zou verwachten bij deze persoon. De gebruikte tekst was afkomstig van uitspraken van de toenmalige PvdA-lijsttrekker Rob Oudkerk en de politicus Job Cohen.
Landeweerd presenteert deze illustratie op het web tussen vele soortgelijke afbeeldingen. De afbeelding heeft hier te maken met verschillende invloeden die zowel op het scherm als naast het scherm van de computer te vinden zijn. De omgeving bepaalt mede hoe de kijker het beeld ziet. De website zelf is vrij schoon en ruimtelijk. De hoeveelheid wit, een minimum aan afleidende kleuren en teksten laten de kijker zich focussen op het beeld zelf. Daarnaast is er de mogelijkheid om op de afbeelding te klikken, waardoor deze vergroot wordt weergegeven en op zichzelf komt te staan. Als u de afbeelding heeft bekeken kunt u op volgende klikken voor de volgende illustratie. Een simpele, maar toch effectieve manier om beeld te bekijken die veel wordt toegepast op het internet. Webdesigners breken hun hoofd over de verschillende manieren van het presenteren van werk en zij zijn niet de enigen. De omgeving is van invloed op de manier waarop de kijker het beeld waarneemt. In musea is het dan ook belangrijk dat de omgeving overeenstemt met het beeld om het gevoel nog beter te communiceren. Door te kiezen voor het online presenteren van haar werk neemt Landeweerd een risico wat betreft de presentatie. De directe omgeving bepaalt zij zelf op het scherm. Waar zij geen rekening mee kan houden is waar haar werk fysiek wordt bekeken. Dit kan op een vertrouwde plek zijn (bijvoorbeeld thuis), maar ook in het openbaar (een café of in de trein). Deze verschillende plaatsen roepen allen een andere invloed op. Had zij haar werk gepresenteerd tijdens een expositie op een plek waar mensen fysiek aanwezig moeten zijn, dan had zij invloed kunnen uitoefenen op hun kijken door de omgeving zo in te richten dat dit een bepaalde manier van denken of gevoel zou oproepen. Het voordeel van een online presentatie is dat er veel kan worden gepresenteerd en er niet altijd rekening gehouden hoeft te worden met een selectie van het werk. Hierdoor kan de kijker door blijven klikken en alles in zich opnemen. Mensen krijgen zo een betere indruk van zowel de maker zelf als zijn werkwijze. Het fijne aan het werk van Landeweerd is dat het weinig tot geen extra tekst nodig heeft. Het beeld vertelt zichzelf door de kleine teksten die erbij staan geschreven. De beelden zelf zullen niet snel vervelen, doordat zij snel op te nemen zijn vanwege de simplistische stijl. Waren de beelden esthetisch geweest, dan zou u langer naar het beeld kijken en hier de boodschap in willen vinden. De tekst zou dan alleen een toevoeging zijn en tekst en afbeelding zouden niet als samenwerkend geheel worden gezien. Tera Skitzenblum (Aleid Landeweerd) presenteert haar werk het liefst op plaatsen waar veel mensen samenkomen. Het internet is hiervoor een uitkomst, doordat het werk ook gedeeld kan worden en makkelijk aan een ander kan worden gepresenteerd zonder dat zij hier ook maar iets voor hoeft te doen. Toch is zij in juni 2015 gaan exposeren in een theatercafé, ook een plaats waar veel mensen elkaar treffen. De omgeving was voor haar van belang. Als deze niet had gepast, dan had zij hier niet geëxposeerd. Een galerie is formeler en daardoor minder geschikt voor haar werk, omdat de kijker zich er dan bewust toe moet zetten om de galerie te betreden. Landeweerd vindt haar werk laagdrempeliger en voor iedereen geschikt. De werken had zij zo opgehangen dat zij elkaar versterken. Als ze met een andere kunstenaar had geëxposeerd had zij hier ook rekening mee gehouden. Door de expositie gaf Landeweerd de kijker de gelegenheid haar te leren kennen via haar werk. Ze liet tijdens de expositie haar originele werken zien. Hiermee laat zij iets zien wat men eerder nog niet had gezien. Daarnaast laat het de kijker haar plezier voor het vak zien en de moeite die erin zit. Dit zijn voor haar belangrijke punten waarnaar zij ook op zoek gaat in andermans werk. Zij constateerde tijdens de expositie dat vooral andere beeldmakers haar originele werken interessant vonden.
Het was de bedoeling van de maker om een dubbel gevoel op te roepen: de lieve vrouw en de nare uitspraken, hoe verhoudt dat zich ten opzichte van elkaar? Het feit dat het niet lijkt te kloppen had mij aan het denken moeten zetten. De combinatie van tekst en beeld zijn bedoeld om een reactie uit te lokken bij de toeschouwer. Mijn verkeerde interpretatie is een goed voorbeeld van hoe verschillend mensen beeld bekijken en in zich opnemen. Had Landeweerd meer met haar omgeving gecommuniceerd, dan had zij de afbeelding bij kunnen werken om zo de beoogde knipoog naar Cohen duidelijker te maken.
78
79
Corona Zschüsschen (1882-heden) In tegenstelling tot de andere geïnterviewden heeft Corona Zschüsschen geen opleiding genoten aan een kunstacademie. Zij zocht haar toekomst in de opleiding Kunst en Techniek. Binnen deze richting ontpopte zij zich als illustrator, ook al kostte dit iets meer tijd. In 2011 studeerde zij af na een gevarieerd opleidingstraject. Onder de naam Sjusjun geniet zij van haar carrière als illustrator en maakt zij vooral digitale illustraties, zowel in opdracht als voor zichzelf. Ik vroeg Sjusjun of zij een illustratie had gemaakt met een verhaal gebaseerd op symbolen. Ze toonde mij de digitale illustratie Secret Keepers (2014). De eerste prikkel die bij mij binnenkomt is het grote rode vlak dat zich manifesteert als een gordijn. Met de lijn van het doek mee zie ik vervolgens een lachend gezicht van een wat vollere dame met daarnaast de lichtbron: een brandende lantaarn met in zijn schaduw de zaken waar het om draait. De vrouw wijst met haar rechterhand naar de brandende wierook voor het schilderij van een zwarte kat. Naast de wierook staat een glazen pot met stenen waarop iets is geschreven. Onder de plank lijken de toverstaven van Harry Potter zichtbaar te worden, maar het kunnen ook andere voorwerpen zijn. Nog verder naar beneden staat een groene mand met zakjes, en daarnaast enkele sprayflesjes met de tekst ‘Holy Moly’. Door het wijzen van de vrouw en de kijkrichting van de kat ga ik er automatisch vanuit dat zij met elkaar verbonden zijn. Daarnaast is de wierook voor mij een verlengde van haar vinger die wijst naar de rook. Naarmate ik de afbeelding dieper op mij laat inwerken krijg ik het gevoel dat het geheel zich afspeelt in het Midden-Oosten. De kleurstelling, de lamp, de rijk versierde, gouden lijst en de rare kronkelstafjes laten mij denken aan dat wat ik van deze wereld weet, ondanks dat ik er nooit ben geweest. De indrukken heb ik voornamelijk meegekregen van de televisie en kinderprogramma’s uit de jaren negentig. De flesjes met Holy Moly lijken er voor mij niet bij te horen, en weet ik ook niet goed te plaatsen. De tekst koppel ik aan de volle vrouw die het beeld domineert. ‘Holy Moly wat een dikke vrouw!’ is de eerste gedachte die ik hierbij heb. Wat het beroep van de vrouw is haal uit de verschillende attributen die worden gepresenteerd. De vele, vreemde spullen, een zwarte kat, het geheimzinnige gordijn en de ouderwetse lamp zijn de clichés die ik verbind aan een heks of waarzegster. Slechts de neus met de pukkel en de kromme rug ontbreken nog. Films zoals Stardust (2007) hebben mij geleerd dat deze uiterlijke kenmerken verbloemd worden door het drinken van een drankje dat gemaakt wordt van het hart van een jong persoon die hiervoor gedood moet worden. Mijn beeld van haar is hierdoor niet al te positief. Toch staat zij mij niet tegen, want ze lijkt een beetje op een goede vriendin en op mijn moeder die beiden wat volslank zijn. Aan beide personen koppel ik zeer positieve emoties, waardoor de eerdere negatieve gedachte verdwijnt. Ik bekijk de vrouw nog eens wat beter. Ik zie de gebloemde jurk. Dit zou echt zo’n jurk zijn die mijn moeder aan zou trekken. Het volgende dat ik zie zijn de glimmende ogen, de lachende mond en de hand. De hand maakt het gebaar dat ik herken als een uitnodiging om verder te komen. Als ik de afbeelding van een afstand bekijk lijkt het echter alsof zij een sigaret vast houdt door de rook van de wierook die daar vlak boven uit kringelt. Vervolgens zie ik haar haar en de oorbel gemaakt van een pauwenveer. Zelf heb ik ook dit soort oorbellen. Het beeld wordt hierdoor steeds vertrouwder. De kettingen en de hoofdband vallen mij als laatste op. Zij zeggen mij het minst en hebben voor mij persoonlijk geen speciale waarde. Haar houding heb ik in de tijd dat ik haar uiterlijk bekeek op mij in laten werken. In deze 0,017 seconden heb ik met alle kenmerken een eerste indruk van de vrouw gevormd. De combinatie van beeldtekens zorgt ervoor dat deze vrouw mij een positief, maar mysterieus gevoel geeft, mede door de achtergrond. Ze lijkt mij te observeren en mee te trekken. Van mijn ouders heb ik door middel van socialisatie meegekregen dat je een vreemdeling nooit zomaar moet vertrouwen, ook al lijkt hij of zij nog zo aardig. Ik zou deze vrouw dan ook eerst aanspreken en vragen stellen voordat ik met haar mee zou gaan of ik zou heel hard wegrennen. Voor de beste reactie vroeg ik aan Corona Zschüsschen om de achtergrondinformatie.
Secret Keepers,
De invulling van de vrouw laat Zschüsschen dus helemaal aan mij over. Als ik haar uitleg hoor, probeert de vrouw de kijker het boek in te lokken. Ik weet nu waarvoor de ‘Holy Moly’ spray gebruikt wordt en waarom er namen op stenen geschreven staan. Allemaal hints die op de omslag aanwezig waren, maar die ik niet begreep. Had ik de context geweten, dan zou ik het werk anders benaderd hebben en waarschijnlijk ook een iets andere conclusie hebben getrokken. Mijn manier van lezen van het beeld is voor Sjusjun echter volledig acceptabel. Ze geeft toe dat achtergrondinformatie zeer handig kan zijn, maar vindt de vrije interpretatie ook belangrijk.
Corona Zschüsschen, (2014) 81
De eerder besproken illustratie is, net als haar overige werk, te vinden op haar website. Deze specifieke cover is terug te vinden tussen enkele andere covers die zij heeft gemaakt en natuurlijk op het uiteindelijke boek. Bij het plaatsen van de verschillende afbeeldingen naast elkaar houdt zij rekening met wat een klant zoekt. Dit valt af te leiding uit de kopjes die boven de verzamelingen staan. Waar zij geen rekening mee lijkt te houden is hoe de beelden zich tot elkaar verhouden. De illustraties staan dicht op elkaar, terwijl ze meer ruimte kunnen gebruiken om tot hun recht te komen. Gelukkig is er de optie om op een afbeelding te klikken waardoor hij vergroot wordt weergegeven. Door de pijltjes is er de mogelijkheid om te navigeren door de illustraties heen, waardoor ze meer tot hun recht komen. Bij de losse afbeeldingen is helaas geen verklarende tekst of uitleg te vinden waar het voor gemaakt is. Van dit ongemak is Sjusjun zich bewust. Ze had bij het maken van de website de keuze uit de opties: hoge resolutie afbeeldingen met weinig tekst of afbeeldingen van lage resolutie met veel tekst. Haar keuze ging uiteindelijk naar een goede weergave van haar beelden, waarbij de tekst dus achterwege zou blijven. De weinige informatie die ze mee kan geven bevindt zich als kop boven de serie afbeeldingen voordat er op geklikt wordt. De afbeelding van deze vrouw staat bijvoorbeeld onder het kopje ‘afbeeldingen met veel detail’. Dit kunt u in principe ook zien in de afbeelding zelf en heeft weinig toegevoegde waarde. Sjusjuns website is dus vooral gericht op de klant en wat hij kan verwachten. Ze laat hierdoor niets los over het maakproces of haar gedachten achter de beelden. Dit is een persoonlijke, praktische keuze. Wat meer tekstuele informatie zou (naar mijn idee) prettig zijn voor zowel de kijker als de klant.
82
Rik Versteeg (1990-heden) & Danny Djojosoedarmo (1993-heden) Dit jonge, interdisciplinaire duo zet maatschappelijke problemen in een ander daglicht. Zonder te shockeren, maar door gebruik te maken van het onderbewuste van de kijker, spelen zij in op ons geweten. Hun fotografie kenmerkt zich door artistieke beelden met lichte invloeden van de modefotografie. Momenteel zijn zij bezig met het vinden van hun plaats als kunstenaars in de maatschappij. In ons gesprek kwamen verschillende werken langs als voorbeeld. De één was meer maatschappelijk geëngageerd dan de ander of had een duidelijker verhaal. Het beeld dat mij het minst tot de verbeelding sprak was The luminous maiden uit de serie The appearance of the subconscious mind. Het was de eenvoud die het beeld snel liet verdwijnen uit mijn gedachten. Juist om die reden wil ik dit beeld bespreken, want toen ik het terugzag riep het weer die verwarring op die mijn nieuwsgierigheid naar de gedachte erachter opnieuw aanwakkerde.
The appearance of the subconscious mind -
Voor mij zie ik een spel van het wit en zijn belichting. Een kleur die geen kleur genoemd mag worden en alles om zich heen weerkaatst. Een verwarring voor het oog en in dit geval ook voor mijn brein. De eerste prikkel die binnenkomt zijn twee zwarte puntjes op een wit vlak. Ik maak het scherm van de computer helderder en kijk door mijn oogharen, maar het beeld blijft vrijwel gelijk. Door het uit te printen zie ik niet de juiste waarden, want mijn printer gooit de contrasten omhoog, waardoor de subtiele verschillen in tonen verdwijnen. Uiteindelijk kom ik tot de conclusie dat het beeld zijn eigen lichtwaarde bepaalt en ik zet het computerscherm op zijn felst, zodat de subtiele kleurverschillen het duidelijkst zichtbaar zijn. De zwarte puntjes op het witte vlak worden aangevuld door de lichte vlekken die de neus, mond en haren vormen. Er ontstaat een gezicht dat licht verwarrend overkomt. ‘Is het een man of een vrouw?’, vraag ik mij af. Als ik niet verder naar beneden had gekeken, dan had ik de persoon voor een man aangezien. De korte haren, de strenge harde blik, de rechte hoekige vorm aan de bovenkant van de neus en de harde kaaklijn zouden mij hebben misleid. De lichaamshouding wordt verbloemd door het witte doek, waarmee de vrouwelijke vorm van de schouders verhuld blijft achter het stralende wit. Eindelijk is dan het beeld van een vrouw in een wit kleed tot mij doorgedrongen. Toch blijft het gevoel van verwarring aanwezig. Als het geslacht van een persoon niet evident is, leidt dit tot verwarring doordat het socialisatieproces binnen de Nederlandse cultuur nog niet op dit soort mensen is berekend. Iedereen zal daarom op zijn eigen manier op deze mensen (en deze foto) reageren. Door de verwarring omtrent het geslacht ontstaat er in de foto een tweestrijdig beeld. Als de persoon op de afbeelding zou praten en bewegen, dan zal hoogstwaarschijnlijk duidelijk worden dat het om een vrouw gaat. We moeten het hier echter doen met haar verschijning en de borst die haar geslacht verraadt. Bij het bekijken van dit beeld houd ik in het achterhoofd dat het een vrouw is en beoordeel ik het beeld aan de hand hiervan verder. Het maagdelijk wit geeft de indruk dat zij puur is en ongeschonden, in tegenstelling tot het zwarte dat voor duisternis en het bevuilde staat. Dit beeld hebben wij meegekregen uit het geloof en is in vele generaties blijven steken. In deze foto wordt dit oordeel lichtelijk door de war gehaald. Wij zien het toonbeeld van een puur persoon, maar waarom kijkt zij dan niet gelukkig? Er schuilt iets achter de licht bozige blik en de mond die open staat. Een bozige blik kan voortkomen uit verwarring, frustratie, woede of om anderen af te weren vanuit een gevoel van onzekerheid. Woede is één van de basisemoties en wordt wereldwijd herkend. Door de openstaande mond lijkt het alsof zij iets wil zeggen, verward of verbaasd is, of moeilijk adem kan halen. Er zijn geen duidelijke spierspanningen rondom de mond, waardoor woede afvalt. Bij verwarring zouden de ogen licht opgesperd staan, dus ook deze emotie komt te vervallen. De meest logische emotie die voor mij te koppelen valt aan haar uitdrukking, is verbazing. Waar de verbazing vandaan komt mag de kijker zelf invullen. Hoe beter ik kijk, des te meer het doek bescherming lijkt te bieden. Een bescherming voor de naaktheid en puurheid van de vrouw, alsof zij niet besmeurd mag worden. Ik ben mij er hier van bewust dat ik het beeld probeer te rationaliseren, omdat het lichtelijk aanstootgevend is. Ik kijk zelf vaak weg als ik naakt zie, omdat het ongemakkelijk voelt en dan vooral als ik als kijker recht aangekeken wordt. Dit heb ik meegekregen uit mijn jeugd. Als mensen zich gingen omkleden in mijn bijzijn werd er altijd gevraagd of ik mij even om kon draaien. Niemand ging zomaar uit de kleren en keek mij daarbij recht in de ogen aan. Toch ervaar ik dit beeld niet als onprettig doordat de vrouw lijkt te vervagen en op te gaan in de achtergrond. Als ik beter kijk probeer ik het naakt te ontwijken. Het is dan vooral het doek en het gezicht waar mijn oog naar uit gaat. Als ik het beeld kort zou samenvatten, dan zou ik zeggen dat het gaat om een persoon die eigenlijk niet gezien wil worden en het liefst zou wegvagen. Door de subtiele contrasten wordt zij één met haar omgeving. Het is in ieder geval duidelijk dat zij net zo puur is als alles om haar heen en zeker geen gevaar is voor mij als persoon.
The luminous maiden, Djojo & Versteeg, (2013) 85
Ik vroeg de makers naar hun idee bij het beeld. Zij vertelden mij dat dit beeld onderdeel is van een serie waarbij de goden en elementen centraal staan. Ze willen de mens met deze beelden stil laten staan bij de omgeving waarin zij leven, en dan vooral het aardse. Het beeld The luminous maiden (2013) staat in de serie voor het licht op deze aarde. Het is mij nu duidelijk dat het beeld niet compleet is zonder de rest van de serie. Ik kan mij voorstellen dat de werken naast elkaar hangen of juist in een cluster om de eenheid te benadrukken. Voor hun expositie in Podium Bloos in Breda heeft het duo hier hun eigen keuzes in gemaakt. Ieder werk kreeg de ruimte die het nodig had om beter te communiceren met de kijker. Op hun website presenteren zij de serie onder een apart kopje. Door op de verzamelmap te klikken komt u bij de afbeeldingen. Hier kunt u doorheen klikken met de keuze om het werk full screen te bekijken, online te delen of een slideshow te starten. Alle werken staan gecentreerd op de pagina waardoor er veel wit om de afbeelding heen staat. U focust zich hierdoor op de afbeelding. Een goede keuze om de afbeeldingen op zichzelf staand goed te bestuderen. Voor de serie zelf zou het wellicht beter zijn geweest om er een visuele slideshow van te maken, zodat u aan weerskanten de voorgaande en de volgende afbeelding als half kunt zien. Hierdoor krijgt u meer een gevoel van eenheid. Wel zorgt het voor afleiding, maar met de knop van full screen kunt u ervoor kiezen om elke afbeelding op zich te bekijken. Bij de afbeeldingen geven Djojo & Versteeg een kleine tekst mee waarin de serie wordt uitgelegd. Hierna wordt het aan de kijker overgelaten om zijn eigen gedachten er op los te laten. Deze tekst is als u bij de afbeelding komt nog niet zichtbaar. U moet op ‘more…’ klikken wilt u het zien. Een sterke keuze vind ik zelf. Hierdoor komt de focus op de afbeelding te liggen, zonder dat de tekst voor afleiding zorgt en de manier van kijken beïnvloedt. Het duo presenteert hun werk alleen op plaatsen waar het beeld tot zijn recht komt. Past de sfeer niet bij het beeld, dan geen expositie. Er moet voor hen een goede samenwerking zijn tussen beeld en omgeving om de juiste gedachten op gang te brengen bij de kijker. Ideaal voor hen is een aanpasbare ruimte om het werk te presenteren. Hierdoor kunnen zij het geheel inrichten naar wens zonder rekening te hoeven houden met bijvoorbeeld een stuk muur dat te kort komt of over blijft. Door een goede samenwerking tussen werk en ruimte openen zij hun werk voor het publiek en wordt de boodschap helderder gecommuniceerd.
86
Rudy Simon (1983-heden) Deze autonome kunstenaar houdt zich bezig met van alles en nog wat. Met dat wat voorhanden is bouwt en tekent hij terwijl hij zijn creativiteit de vrije loop laat. Hierdoor ontstaan verrassende beelden in de vorm van illustraties en (mechanische) beeldhouwwerken die voor iedereen toegankelijk zijn. Tijdens het interview bespraken we de werken die Rudy Simon op dat moment exposeerde in Galerie Het Langhuis in Zwolle, het ene werk al wat ouder dan het andere. Het spannendste gedeelte van de expositie was te vinden op de tweede verdieping. Bij de trap stonden kleine zaklampjes die men mee moest nemen om zichzelf bij te schijnen op de donkere, tweede verdieping. Ik ging naar boven met nog twee andere mensen. In de eerste ruimte werden wij voorbereid op dat wat komen ging. Hier stonden enkele lampen die waren opgebouwd uit hetzelfde soort hout. Het was zeer prettig en warm ogend in contrast met de omgeving. De kleine stukjes hout lieten zien dat er veel gepast en gemeten was. Het riep iets nostalgisch bij mij op dat deed denken aan het puzzelen met Tangram stukjes. Dit werk was echter in 3D opgezet en niet meer het platte vlak dat nagemaakt moest worden. Na veel kijken en er omheen lopen vielen bij één lamp de blauwe vlakken op die een wat koeler licht weerkaatsten. Ik vroeg mij nu af of het iets toevoegde of niet, maar werd gestoord door een tik van een tijdschakelaar en een fel licht een stukje verderop. Dit waren de eerste prikkels waarmee ik kennis maakte met het grote kunstwerk aan de andere kant van de muur dat eerder nog verscholen had gelegen in duisternis. Al schijnend met de lampjes betraden wij, over de krakende vloer, de volgende ruimte met het eenzame, grote werk. Eerder had ik, door de opening naar de tweede ruimte, alleen een silhouet in de duisternis gezien. Nu zag ik de roodoranje, warme gloed van het licht in contrast met het donker er omheen. Dichterbij gekomen zag het kunstwerk er anders uit dan de werken uit de eerste ruimte. Het grote werk had geen gesloten vorm, er liep een treinrails overheen en er was een voorstelling achter het glas dat in de voorkant (?) was ingebouwd. Het was de voorstelling waar ik als eerste naar keek. Ik zag kleine mannetjes en veel dennen. Zo hier en daar stak er een mannetje uit een boom, alsof ze erin gekatapulteerd waren. Een grapje dat mij wel aansprak door de onwerkelijkheid. Aan de reacties van de mensen te zien waren zij het met mij eens. De vraag die opkwam was waarom de mannetjes uit de bomen staken. Voor we een antwoord vormden keken wij eerst verder. Misschien was er wel een hint te vinden. Meegaand met het treinspoor kwamen wij van alles tegen: treinen, een spoorovergang, autootjes, een gebouw met een aarden bodem dat niet af leek en een gat in het midden van het kunstwerk dat mij liet denken aan het verhaal van de reis naar het middelpunt van de aarde. Zo hier en daar waren er nog kleine ‘huisjes’ gebouwd waar de kleine mensjes leken te wonen. De kleine mensen leken ieder hun verhaal te vertellen in hun eigen ruimte, maar stonden te ver van elkaar af om samen een verhaal te kunnen vertellen. Slecht het totaalbeeld zou hen misschien samenbrengen. Niets in het kunstwerk bewoog. Dit alles gaf een verlaten sfeer die voelbaar werd in de ruimte. Een mooie gelegenheid voor de toeschouwer om er achter te komen wat er gebeurd kon zijn. Voor mij voelde het alsof de mensen naar huis waren gegaan na een lange dag werken.
Naamloos, Rudy Simon, (2011 en lopend)
Langzaam schuifelend en zo hier en daar schijnend met het kleine lampje bewogen wij ons als inbrekers rond het kunstwerk, af en toe een opmerking makend over een vondst. De lichtstralen van de lampjes schoten van voren naar achteren, waardoor de figuur-achtergrondrelatie steeds verschoof. Dan viel het ene detail op en dan het andere. Er ontstond een gesprek over het kunstwerk. Wat de bedoeling was van de kunstenaar wisten wij niet. Het voelde allemaal te toevallig om er een eenduidig verhaal bij te vormen. Wat wij wel concludeerden was dat er veel werk, concentratie en plezier in zat, en dat het iets nostalgisch had. We werden steeds enthousiaster over hoe het in elkaar was gezet. Het was alsof we zelf met legoblokjes een puzzel in elkaar aan het zetten waren met onze fantasie. We wilden er nog eens omheen lopen, maar de vijf minuten waren voorbij en het werd donker. We pakten onze lampjes en schenen op het werk, maar het bracht niet dezelfde voldoening als toen het licht aan was. Inmiddels startte er een filmpje dat op de muur gebeamd werd en onze aandacht trok. Het kind in ons werd wakker geschud. Het was precies wat ik als klein meisje had willen zien bij het spelen met treintjes op houten rails. We keken door het raampje in de voorste wagon naar buiten, terwijl de trein zijn ronde maakte over het spoor. De trein reed over de brug, door de tunnel en langs de oversteek. Dit alles met op de achtergrond het atelier bij daglicht. Het wekte de illusie dat er overdag dingen te zien waren langs het spoor. Met het filmpje werd voor mij het beeld completer. Het missende deel van beweging en dag werden hier ingevuld. Wel voelde het alsof het verhaal nog niet af was waardoor het leek alsof er nog een staartje zou komen, maar dat kwam niet. Het beeld werd zwart en we werden door duisternis omhuld. Over vijf minuten zou het licht opnieuw aanspringen om de volgende toeschouwers te verwelkomen.
89
Voor Simon zelf is het werk nog (lang) niet af en in volle gang. In 2011 vond hij inspiratie in stukjes hout die hij sneed uit mandarijnenkratjes. Door ze aan elkaar te plakken breidde het geheel zich steeds verder uit tot de vorm die het nu heeft. Er worden delen afgebroken en weer aan gebouwd. Het licht was een vondst per toeval. Eerder zag hij dat het daglicht de naden deed oplichten. Toen er per ongeluk een keer een lamp onder terecht kwam openbaarde zich het warme licht. Met dit licht is hij verder gegaan, maar het kan ook weer verdwijnen. Het volledige kunstwerk is een proces en heeft geen ander doel dan het proces. Het ontstaat door het toeval en door maar gewoon te doen. Inmiddels heeft het op verschillende locaties tentoongesteld gestaan in verschillende vormen. De volgende stap die Simon wil maken is het verdergaan met het huidige filmpje van de rijdende trein door het werk.
Conclusie De theorie van het kijken is ook bij het aanschouwen van een kunstwerk van toepassing. Het ontvangen en kiezen van de prikkels, de figuur-achtergrondrelatie, het toepassen van eigen ervaringen en vooroordelen op het beeld spelen nog steeds een belangrijke rol. Naast deze natuurlijke ordening en beoordeling blijkt bij kunst de presentatie van groot belang. Hoe sterker de omgeving past bij het beeld, des te sterker de overdracht van informatie. Bij veel werken komt het voor dat er een opstapje nodig is om het beeld te kunnen betreden en te begrijpen. Als kunstenaar zou ik er dan voor kunnen kiezen om het werk een naam te geven of een kleine, verklarende tekst ernaast te hangen. Het gevaar is dat teveel tekst het beeld minder interessant maakt door het verhaal te verklappen. Het is voor mij als maker dan ook van belang om hier rekening mee te houden. Van tevoren zou ik kunnen bepalen aan wat voor doelgroep ik het werk presenteer. Een expositie in een galerij trekt nou eenmaal een ander publiek dan die in het cafĂŠ of op het internet.
In Galerie Het Langhuis werd het beeld gepresenteerd op de tweede verdieping met een krakende vloer, verduisterde ramen en verschillende tijdschakelaars. De krakende vloer en de duisternis zorgen voor spanning. Of dit het gevoel is dat hij wil overbrengen weet ik niet, maar het werkt in ieder geval goed samen met het zachte licht van het werk en de oude omgeving. De wisseling tussen licht en donker zorgt echter voor een abrupt einde van dit gevoel. Het mysterie verdwijnt en maakt door het filmpje plaats voor de beleving van een treinreis. Door de film en het werk naast elkaar te zetten worden de twee onderdelen automatisch aan elkaar gekoppeld door de Wet van de nabijheid. Ze versterken elkaar door de verschillende perspectieven, maar blijven twee verschillende werelden door de verschillende uitwerkingen en het dag/nacht gevoel. Het geheel zou sterker zijn geweest als het kunstwerk in een aparte ruimte zou staan waar de bezoeker eerst doorheen moet lopen voordat hij bij de film aan komt. De herinnering aan het kunstwerk zou dan versterkt worden en meer tot leven komen door de film. Ter bevestiging zou de beschouwer nog eens terug kunnen keren naar de andere ruimte om het werk nogmaals te bekijken. Het voordeel hiervan is dat de beelden samenvallen en dat er geen vijf minuten wachttijd is die voor sommige toeschouwers te lang zou zijn. De gemiddelde bezoeker kijkt negen seconden naar het werk, het verklarende bordje, nogmaals naar het werk en loopt dan door. Rudy Simon doorbrak dit gedrag door het ontbreken van het verklarende bordje en door de toevoeging van de lampjes die de nieuwsgierigheid prikkelen. Een simpele, maar effectieve oplossing. Daarnaast zorgt het nostalgische gevoel van het met treintjes spelen ervoor dat de kijker langer stil blijft staan bij het beeld door gedeelde interesse. Wel blijft het werk door het ontbreken van het verklarende bordje nogal vaag. Aanvullende informatie over het ontstaan in 2011 en het proces daar naartoe zou al voor meer houvast zorgen en een beter inzicht geven. Rudy Simon vertelde mij dat het ontbreken van het bordje een bewuste keuze is. Als iemand maar lang genoeg zou kijken, dan zou deze hem en het werk beter leren kennen. Om dit te kunnen bewerkstelligen vormt Simon de ruimte naar zijn hand. Ook als deze totaal niet lijkt aan te sluiten bij het beeld zoekt hij hiervoor een oplossing door de plek vaak te bezoeken. Uiteindelijk zorgt de wisselwerking tussen ruimte en werk ervoor dat de boodschap overkomt. Doordat zijn werk persoonlijk werk betreft, zet hij de deur naar zijn eigen persoon op een kier en ontvangt hij iedereen die de deur verder open weet te krijgen met open armen.
90
91
Een goede presentatie is van groot van belang. Als een kok zijn voedsel slecht presenteert op het bord, dan wordt er automatisch vanuit gegaan dat het ook niet zo lekker zal smaken. Bij illustraties is dit ook het geval. Wordt de afbeelding niet juist gepresenteerd, dan zal de boodschap verdraaid worden. Het verschil tussen het eten en de illustratie is dat de illustratie en zijn presentatie niet esthetisch hoeven te zijn, maar elkaar moeten versterken. Zij brengen een boodschap en niet een smaak. In mijn eigen werk heb ik nooit erg veel aandacht aan de presentatie besteed. Het moest er wel verzorgd uit zien, maar over het versterken van de inhoud heb ik nooit hard nagedacht. Als ik een boekje presenteerde, dan zorgde ik ervoor dat de papierkeuze en de print in orde waren. Ik hield geen rekening met de omgeving van het boekje en de ruimte waar het in lag. Het lijkt mij als illustrator erg lastig om werk te presenteren met andere beeldmakers. Als het niet bij elkaar aansluit, dan kan het werk de sfeer voor de ander verpesten. Tijdens de Open Dag in 2015 werden wij hier als klas mee geconfronteerd. Het project over Spanje werd op deze dag gepresenteerd. Iedereen koos de ruimte die het beste bij het werk paste. Daarna was er nog een week de tijd om te schuiven of om van ruimte te wisselen. Goed overleg was hierbij van belang. Zelf zat ik in een veilige zone, doordat ik groot werk had gemaakt en hierdoor alleen exposeerde. Toen we aan het eind van de opzetweek bij elkaar langs gingen om te kijken hoe het geheel van de expositie eruit zag was er veel verschil te zien en ook veel commentaar te geven. Het ene groepje had zijn presentatie beter voor elkaar dan de ander. Het gevoel dat de ruimte overbracht was bij iedereen anders en zorgde dat sommige werken sterk naar voren kwamen en anderen iets minder. Bij mijn eigen presentatie merkte ik dat het afgeplakte raam op de achtergrond beter afgeschermd had kunnen worden door een doek of iets dergelijks. Daarnaast vond ik de bovenkant van het geschilderde werk erg storend. Hiervoor had ik een object kunnen maken dat ĂŠn in het beeld voorkwam ĂŠn deze harde rand af zou schermen. Van de toeschouwers zelf kreeg ik hier echter nauwelijks commentaar op. Toch heb ik het idee dat de beleving sterker zou zijn geweest als ik deze toevoeging wel had doorgevoerd. Nu ik weet wat er van invloed is op het kijken naar kunst ga ik hier in het vervolg meer rekening mee houden. Om een illustratie te laten werken zal de omgeving hier aan mee moeten werken, en het goed uitdenken hiervan kost tijd. In dit hoofdstuk liet ik u kennismaken met kunstenaars, hun werk en hun presentatiekeuzes. In het volgende hoofdstuk zal ik u op de hoogte brengen van het proces hier naartoe. Waar halen deze beeldende denkers hun inspiratie vandaan en hoe wordt dit ruwe idee omgezet naar een afgerond beeld? Voordat ik die vraag kan beantwoorden licht ik u in over de theorie achter het maakproces om uiteindelijk een conclusie te kunnen vormen over de sturing van de creatieve geest in het maken van beelden.
HOOFDSTUK 6 HET MAAKPROCES
theorie vertelt. of het maakproces in de praktijk net zo werkt als dat de gevonden hoofdstuk. Ik zal aan de aan de hand van hun antwoorden nagaan Dit doe ik aan de hand van de geĂŻnterviewden uit het voorgaande van het maakproces van de beeldmaker en zijn beeldende keuzes. beeld ontvangt en verwerkt. In dit hoofdstuk stel ik u op de hoogte invloeden en de presentatie van gemaakt werk bepalen hoe u een kijkproces en het verwerken hiervan in elkaar steekt. De verschillende Uit de voorgaande hoofdstukken blijkt hoe gecompliceerd het
Werkproces Plaรงa de la Virreina, Akha Hulzebos (2015)
Het maakproces Om achter de beweegredenen van de maker te komen is het maakproces van belang. Wat komt er allemaal kijken bij het ontwerpen, en wanneer worden de belangrijke keuzes gemaakt die een werk tot een eindproduct maken?
Creatieve Processen Model
Hoe u het beste een creatief proces kunt beginnen staat beschreven in het ‘Creative Process Model’ dat zijn oorsprong vond in 1908. Door de jaren heen hebben verschillende filosofen, wiskundigen en psychologen hun inbreng gegeven aan deze theorie. Volgens het huidige model moet u vijf stadia doorlopen om tot een goed en origineel beeld te komen. Voorbereiden: Allereerst bereidt u zich voor op de het onderwerp. Voordat u kunt beginnen aan een beeld zal er inspiratie gezocht moeten worden om een idee te vormen. Dit kunt u gericht doen, maar het werkt het beste om het onderwerp als vanzelf te laten komen. Broedperiode: Als u eenmaal een onderwerp heeft gevonden kan de tweede fase van start gaan waarbij gezocht wordt naar verschillende ideeën bij het onderwerp. In de intuïtie schuilt de scheppende kracht die aanzet geeft tot het maken van beeldend werk. Door gebruik te maken van deze grenzeloze gedachten komt u tot ideeën die het meest out-of-the-box en origineel zijn. In deze korte tijd wordt een spontaan beeld vervaardigd dat voor het geestesoog verschijnt. Het is belangrijk om dit beeld vast te leggen op papier of een ander medium, want het vormt de basis van het maakproces. Als dit niet gebeurt dan zal het brein met het idee aan de loop gaan door het idee te rationaliseren. Het ruwe beeld wordt dan aangevuld met de eisen die zijn gesteld aan het uiteindelijke doel. Het idee in de dop vormt zich hierdoor tot een opsomming van onderdelen in plaats van een goed, origineel en samenhangend geheel. Het is dus van belang dat u zich goed kunt concentreren om de ideeën te genereren vanuit de intuïtie en zich daarnaast niet laat afleiden door aanvullende gedachten.
Inzicht: U laat de ideeën even bezinken en denkt er over na. Deze denkperiode kan een uur, maar ook weken, maanden of zelfs jaren duren. U voegt af en toe iets toe aan de vorige ideeën waardoor zich nieuwe inzichten vormen. Evaluatie: Uiteindelijk legt u alle losse indrukken bij elkaar om te kijken wat bruikbaar is en wat niet. Bent u tevreden met uw ideeën, dan is het tijd om het geheel uit te werken. Zo niet, dan begint u weer van voren af aan. Uitwerking: Het proces van inzicht en evaluatie wordt bij de uitwerking meermaals herhaald. U reflecteert op uw eigen werk en genereert zo nieuwe inzichten die uw project ten goede kunnen komen. Hierbij zet u uw creativiteit in om tot nieuwe inzichten te komen. Onder creativiteit valt elke daad, elk idee of product dat een mens verrijkt of vernieuwd. Door creatief te zijn past u zich aan elke omstandigheid aan en bent u in staat alles op uw weg te gebruiken om uw doel te bereiken. Hieronder vallen materialen, mensen die u tegenkomt en gedachten. Tijdens dit proces, maar ook in de broedperiode wordt veel geschetst in zowel tekst als beeld. Als u de schetsen laat zien aan een buitenstaander, dan zien zij vaak meer dan er wordt gesuggereerd doordat de schets een beeld oproept in de fantasie. Ieders fantasie is anders door persoonlijke reflectie en hierdoor waardevol voor u als maker.
schetsen in de oudheid
Ook vroeger was men op de hoogte van het belang van de schets. Op de kunstacademie werden jaarlijks schetswedstrijden gehouden als gezamenlijke oefening. De student kon op deze manier zijn niveau vergelijken met dat van zijn medestudenten. De oefeningen werden gemaakt op kleine schilderijen met olieverf. Het ging bij het maken van deze schetsen om de compositie en niet om het uiteindelijk beeld. De schets, zo stelde men, liet de genialiteit zien van de kunstenaar. Zij werd hierdoor gezien als een kunstwerk op zich waar ideeën en inspiratie uit gehaald konden worden.
Le triomphe de Paul-Emile, Gérard de Lairesse (1670) 101
Hoe er keuzes werden gemaakt tijdens het schetsproces kunnen wij zien aan de ondertekeningen die door de verflaag van de oudere schilderijen heen begint te komen. In het museum voor Schone Kunsten in Luik kwam ik een mooi voorbeeld tegen van Gérard de Lairesse. In zijn werk Le triomphe de Paul-Emile, vers 1670 is bij zowel de paarden als de mensen te zien hoe het beeld uit schetsen is opgebouwd. De benen van de paarden hebben in deze goed zichtbare ondertekening verschillende houdingen die de kunstenaar als optie heeft gehouden en uiteindelijk anders heeft uitgewerkt. Zo ziet u maar weer dat niet elke schets uitgewerkt hoeft te worden tot een eindbeeld. Hedendaagse kunstenaars werken, net als de oude meester, niet altijd hun schetsen uit. Dit is een persoonlijke keuze die duidelijk wordt uit hun dummie (schetsboek) of dat wat voor dummie door kan gaan (een bundel papier). Uit het schetsboek van een kunstenaar spreekt zijn ontwikkeling in stijl, proces van werken en denken, en zijn persoonlijkheid. Het zijn dus vrij persoonlijke boekwerken. Het is dan ook begrijpelijk dat niet elke kunstenaar zijn schetsen met de wereld wil delen. Er zijn veel verschillende redenen waarom dummies worden bijgehouden. De ene kunstenaar houdt een schetsboek bij als reisverslag, dagboek of om herinneringen, ideeën en inspiratie in te vangen. Een ander gebruikt hem om in te experimenteren en te oefenen, verfresten op te maken of composities uit te werken. Dummies worden ook gebruikt voor werk gerelateerde zaken. Hiervoor wordt vaak een tweede dummie aangeschaft of gemaakt. In deze schetsboeken worden (vlugge) ideeën uitgewerkt, ontwerpen gemaakt en oplossingen gezocht. Het komt bijna nooit voor dat een dummie weg wordt gedaan en het kost soms jaren om er eentje te vullen. Een bladzijde eruit scheuren wordt daarom al snel gezien als een zonde. Uiteindelijk eindigen ze in een kast of op een speciale plank om later nog eens ingekeken te worden voor inspiratie of om nostalgische redenen. Soms worden dummies tentoongesteld. Hiermee worden de deuren naar de kunstenaar zelf op een kier gezet. De toeschouwer leert hierdoor de kunstenaar en zijn gedachten beter kennen. Daarnaast kan men inspiratie opdoen of geïnspireerd raken door de inhoud. Als een kunstenaar er zelf voor kiest de deuren naar zijn ziel te openen via de dummie zal hij u wellicht aanwijzingen geven.
Er zijn veel boeken waarin u dit soort vergelijkingen tegen kunt komen. Ook op het internet ziet u steeds vaker kunstenaars die hun schetsen tentoonstellen. Het publiek reageert hierop met veel positieve opmerkingen en kritieken. Dit helpt zowel de kijker als de maker verder in het proces. Door het tentoonstellen van de schetsen is te zien wat de kunstenaar zoal inspireert. Als voorbeeld neem ik hier Ben Finer. Finer is opgegroeid in de bergen en verzamelde als kind stenen, flessen, insecten, slangen en stukjes roestig metaal. Deze materialen en de bergen zijn regelmatig terug te zien in zijn werk, zoals hij zelf vertelt in zijn verklaring bij een schetsboek. Naast deze motivatie laat hij ook een stukje van zijn persoonlijkheid zien.
Door de commentaren bij de tekeningen oefent de maker onbedoeld invloed uit op uw mening. U wordt onbewust gestuurd in uw denken en kunt hierdoor geen objectieve mening over het schetsproces meer geven. Naast de schets is het gebruikte materiaal een bron die aanzet tot het vormen van een mening over een kunstwerk. Tekenmaterialen hebben allen een ander gevoel en een andere persoonlijkheid, zowel in gebruik als tijdens het kijken. De materiaalkeuze en het gebruik ervan vertellen iets over de kunstenaar. Iemand die met een kwast snelle streken zet getuigt bijvoorbeeld van vluchtigheid en een sterk karakter. Iemand die illustraties maakt met een potlood heeft meer tijd nodig en laat een geduldig karakter zien.
102
103
De interviews Voordat er naar het werkproces en de keuzes kan worden gekeken is het van belang om te weten hoe de maker zelf in elkaar steekt. Eenmaal op de hoogte van zijn of haar ideeën worden de keuzes helderder en ziet u ritmes terugkomen in de werkwijze. Ik ondervroeg Aleid Landeweerd (1968-heden), Corona Zschüsschen (1882-heden), het duo Rik Versteeg (1990-heden) en Danny Djojosoedarmo (1993-heden) en Rudy Simon (1983-heden) naar hun persoonlijke verleden, kijk op de wereld, inzicht in de psychologie en sociologie, maakproces en keuzes, definitieve beeld en de presentatie hiervan. Met deze informatie vorm ik een pad naar de conclusie op de vraag hoe de maker invloed heeft op de eerste oogopslag van de kijker.
De kunstenaar en zijn verleden Aleid Landeweerd (47) Aleid Landeweerd gegroeide op in een dorp. Zij werd gereformeerd opgevoed, maar heeft hier in haar latere leven niets mee gedaan. In groep acht verhuisde zij naar een ander dorp, maar daar vonden ze haar, tot haar verbazing, nogal stads. Zo voelde zij zichzelf eigenlijk helemaal niet! Ik vroeg haar of ze door deze verhuizing anders ging kijken naar de wereld en de mensen om haar heen. Ze wist het niet zeker, maar dacht van niet. ‘En hoe was het dan toen u naar de middelbare school ging?’ Ze weet nog dat ze niet wist wat ze aan anderen had en haar plaats probeerde te vinden.
De onzekerheid die zij als puber ervoer ziet zij vandaag de dag terug in de kinderen van haar vrienden en andere jongeren om haar heen. Het wekt een gevoel van nostalgie en medeleven op. Na de middelbare ging zij naar de kunstacademie in Kampen (tegenwoordig Zwolle). Ze vond dit een prettige periode. De lange gesprekken en de vele tijd die zij doorbracht met haar klasgenoten vormden een onbewuste band. Toch had ze niet met iedereen een even sterke band, wat logisch is, aangezien ieder mens anders is. Zo was er een klasgenote afkomstig uit Staphorst die vroegtijdig moest stoppen met de opleiding door reuma. Ze leefde wel mee met deze meid, maar had geen speciale band met haar. Wel had zij een vrijgevochten karakter dat haar aansprak. Na de academie kwam zij meteen in het werkveld terecht. Langzaam maar zeker leerde Landeweerd omgaan met de klant en het leven als freelance illustrator. Ze kwam er achter dat klanten soms moeilijk kunnen zijn en slecht betalen. Gelukkig staan daar tegenover de fijne klanten die het werk wel waarderen en het als een vak zien.
Corona Zschüsschen (33)
Rik Versteeg (25)
Rik Versteeg groeide op samen met zijn zus. Als hij buiten speelde deden zij dit samen of met andere kinderen die zij kenden. Als het vreemden waren, dan vermeed hij hen het liefst. Versteeg genoot een vrije opvoeding. Hij moest zijn eigen keuzes maken en werd hierin ondersteund. Op zijn zestiende verhuisde hij naar een plek waar zijn ouders wat minder blij mee waren, maar desondanks accepteerden zij zijn keuze. Voor zijn studie verhuisde hij naar de slechtste straat van Rotterdam-Zuid. Ondanks de slechte naam gebeurden er geen vreemde dingen, wat vast een opluchting was voor zijn ouders. Versteeg ontwikkelde zich tot een gedisciplineerd planner en vrij denker. Hij wil eerst weten hoe het moet voordat hij doet. Een trekje dat hij van zijn moeder heeft overgenomen. Zij was altijd erg strikt en een goede planner. In zijn werk is zijn jeugd terug te vinden in de vrije fantasie en de systematische opbouw van beeld waarin hij zoekt naar nieuwe werelden.
Danny Djojosoedarmo (22)
Danny Djojosoedarmo groeide op in een christelijk gezin uit Suriname. Hij was de jongste van de vier kinderen en gek op gamen. In tegenstelling tot Versteeg was hij juist veel binnen te vinden. Een echte huismus die alleen naar buiten kwam als hij gevraagd werd. Van zijn ouders leerde hij respect te hebben voor zijn omgeving en hij kreeg een sterk gevoel voor normen en waarden mee. Daarnaast leerden zijn ouders hem zijn eigen mening te vormen en zij leerden hem hoe hij zich moest gedragen in verschillende situaties. Doordat zijn ouders uit Suriname kwamen hadden zij moeite met het schoolsysteem in Nederland. VMBO, HAVO en VWO waren hen compleet onbekend. Als slimste van de kinderen ging Danny Djojosoedarmo naar het VWO. Hij verveelde zich, maar zette door. Voor zijn studie verhuisde hij naar Rotterdam. Hierdoor begon de huismus wat socialer te worden. Hij kwam naar buiten als hem werd gevraagd iets te gaan doen. Hierdoor leerde hij zichzelf en zijn medemens beter kennen. Op het HBO zette de verveling door en dit uitte zich in spijbelen. Wel leerde hij dingen te ordenen en zijn mening uit te spreken door middel van beeld. In zijn huidige beeld weerspiegelt hij zijn jeugd door de terugkomende concepten uit games. Daarnaast is zijn interesse in mythes en de elementen een veel terugkerend onderwerp.
Rudy Simon (32)
Rudy Simon groeide op in Putten. Als kind speelde hij veel met lego en buiten op de skelter. Dit deed hij alleen, maar ook met vrienden. Hij was gek op bouwen en dat zien wij nu nog steeds terug. Het is in zijn middelbare schoolperiode dat zijn interesse in het tekenen ontstond. Hij wilde zo min mogelijk voor school doen en gebruikte de tijd die hij daardoor over had om beter te worden in tekenen. Na de HAVO wilde hij iets doen met zijn creativiteit en ging Grafische Vormgeving studeren aan de kunstacademie in Zwolle. Hierdoor veranderde zijn manier van tekenen. Het was pas later dat hij verhuisde naar Zwolle. Verhuizen is iets wat Simon ziet als iets irritants. Hij heeft het liefst een thuisbasis die fijn en vertrouwd voelt.
Corona Zschüsschen groeide met haar gemixte achtergrond (vader Surinaams, moeder Nederlands en oma Indiaans) een beetje eenzaam op. Ze verhuisde veel, trok zich hierdoor terug in het tekenen en ontwikkelde een voorliefde voor katten. Van haar ouders kreeg zij naar haar idee weinig mee. Gelukkig waren er genoeg andere volwassenen die wilden luisteren en haar raad gaven. Ook op de middelbare school was ze veelal alleen. Ze had hier haar paardenfase, waarin ze veel paarden tekende. Dieren vormden een onderwerp dat regelmatig terugkwam in haar beelden. Toch hadden mensen (met de nodige fantasieën) de overhand. Het was op de hogere school dat zij eindelijk de mensen vond waarbij zij zich thuis voelde. Haar blikveld verruimde zich en ze vond sneller inspiratie. Een deel van deze periode kan zij zich echter niet meer zo goed herinneren door een minder prettige periode in haar leven die zij liever zou vergeten. Eenmaal klaar met de studie was het tijd voor het werkveld. Ze werd commerciëler en zocht haar eigen weg. Inmiddels heeft ze een aardige klantenkring om haar heen en geniet ze van het leven als illustrator.
104
105
De kunstenaar en zijn kijken en inzicht Aleid Landeweerd Wonende in Den Haag ziet Landeweerd dagelijks vele mensen. Ik vroeg haar hoe zij naar de mensen om haar heen kijkt en hoe zij denkt dat zij naar haar kijken. Allereerst ondervroeg ik haar naar de vooroordelen. ‘Als u over straat loopt, bestempelt u dan mensen als een bepaald type of soort mens?’, was mijn vraag. Nuchter als ze is antwoordde ze dat zij niet iemand is die snel oordeelt over mensen. Iedereen is voor haar gelijk. ‘Als ik in de stad mensen teken, dan teken ik wie ik zie. Als ik de weg vraag, dan spreek ik de eerste, beste persoon aan.’ Als cartoonist gebruikt zij echter regelmatig de standaarden die zijn opgezet door onze cultuur en maatschappij, maar in hoeverre is zij zich hiervan bewust? Landeweerd vertelde mij dat het lang niet altijd haar eigen vooroordelen zijn die worden verbeeld in haar illustraties. Bij schoolboeken wordt vaak om bevooroordeelde beelden gevraagd. Een opa moet een wandelstok hebben en grijs of wit haar. Aan deze vooroordelen geeft ze een eigen invloed mee en speelt met de verwachting van de lezer. Een getinte jongen zou zij nooit boos tekenen, omdat ze sympathie wil uitdrukken in haar beeld. Ze houdt op deze manier rekening met de getinte kinderen die het boek onder ogen krijgen. Als ze wel haar eigen vooroordeel schept, dan is dit opdat de kijker het oordeel makkelijker kan herkennen. Hierbij gaat zij niet tot in extremen, maar gebruikt ze subtiele tekens zoals voorwerpen en kleur om haar oordeel naar de kijker te communiceren. In haar persoonlijke werk houdt zij net als in haar betaalde werk rekening met de gevoelens van de ander, maar ze lokt wel een reactie uit. Op haar cartoonwebsite heeft ze een oproep voor lijfspreuken staan met de voorwaarde dat zij hier haar eigen invulling aan mag geven. Het komt wel eens voor dat de kijker door deze verandering niet al te blij reageert, omdat het in een andere context terecht is gekomen.
Soms blaast ze de situatie in het beeld op om een sterkere wisselwerking tussen tekst en beeld uit te lokken, maar ze wil er niemand mee kwetsen. Ze wil met haar beeld vooral sympathie en empathie opwekken. In haar achterhoofd houdt ze wel in gedachten dat ieder mens anders is en op zijn eigen manier zal reageren. Waar ze geen rekening mee houdt is de achtergrond of levensfase van de kijker. Ze selecteert dan ook geen specifieke doelgroep voor haar werk, tenzij de klant dit vraagt. Als Tera Skitzenblum maakt zij vooral werk voor mensen die houden van zwarte humor. Iedereen is welkom om haar werk te bekijken en in zich op te nemen. Toch zijn het vaak vrouwen die zich tot haar werk voelen aangetrokken, hoewel er ook mannelijke fans zijn. Met Tera Skitzenblum maakt Aleid Landeweerd haar andere ik bekend aan de wereld, maar hoe goed kent zij zichzelf eigenlijk? Een collega van haar gaf haar laatst het commentaar dat ze er op haar LinkedIn erg zakelijk uitzag door de bril die ze op had. Zelf vond ze het er gewoon professioneel uitzien. Om haar zelfkennis op de proef te stellen vroeg ik haar of zij zichzelf als introvert of extravert ziet. Hierop was het antwoord volmondig ‘Extravert!’. Om deze uitspraak te bevestigen vroeg ik of zij veel actief was op sociale media. Het antwoord was bijna als vanzelfsprekend een ‘ja’. Om nog wat dieper te graven vroeg ik haar of ze bekend was met het freeze-fight-flight principe. Ze moest bekennen dat haar dit niets zei, waarop het mijn beurt was om het geheel uit te leggen. Het bleef even stil, maar ze kwam uiteindelijk tot de conclusie dat ze een flight-type is aangezien ze eerst observeert en daarna pas een mening vormt. Ik vond dit toch enigszins tegenstrijdig met haar eerdere antwoorden. Daarom schoof ik haar in gedachten ook het fight-type toe, iemand die zelf haar boontjes dopt en altijd haar eigen werk zoekt. Met de portfolio onder de arm van de een naar de ander. Ik vroeg haar of ze een agent had en kreeg het volgende antwoord:
‘Hoe goed kunt u uw medemens inschatten?’, vroeg ik Landeweerd. Ze antwoordde dat ze het lastig vindt om mensen in te schatten. Tijdens een sollicitatiegesprek zat ze in een team met twee andere vrouwen. Vooraf had zij de Armeense jongen, die solliciteerde voor een plek in de studio, een rondleiding gegeven en had hem hierdoor beter leren kennen. De andere dames wilden een gezellige ‘theemuts’ om mee te kletsen in de studio. Landeweerds kreeg de indruk dat haar studiogenoten, tijdens het gesprek, de jongen misschien een paar keer vluchtig hadden bekeken en daarna hun conclusie trokken. Ze vonden dat hij erg arrogant overkwam en niet geschikt was voor de vrije plaats. Zelf snapte ze niet hoe zij zo kortzichtig konden zijn. Ik vroeg haar waar zij zelf vooral op lette, en waar haar eerste blik op zou vallen als ze bijvoorbeeld naar buiten liep. Ze vertelde mij dat het eerste dat opvalt als ze naar buiten loopt de lichtval is. Tenzij er iets gebeurt dat eerder de aandacht trekt, zoals een hard geluid of iets dergelijks. Ze gaat dus eerst uit van het visuele en daarna pas van geluid. Ze heeft tijdens het gesprek met de (Armeense) jongen waarschijnlijk eerst gelet op zijn bewegingen en daarna geluisterd naar wat hij zei. Wel attendeerde zij mij erop dat de volgorde van haar waarnemen per situatie kan verschillen. Het ligt er maar net aan welke prikkel het belangrijkste is.
De volgende vragen die ik haar stelde gingen over de plaatsing van het beeld op het papier. In hoeverre houdt zij rekening met de ruimtediepte en de figuur-achtergrondrelatie? Op de academie had zij hier les in gehad. Ook al gebruikte ze deze regel niet heel vaak, ze heeft het altijd onthouden en toegepast wanneer nodig. Zelf zei ze dat ze dit aan haar uitstekende geheugen te danken heeft. Als ze iets leert of een beeld ziet kan zij dit voor lange tijd onthouden. Ze noemde het zelf een fotografisch geheugen dat ze gekweekt heeft in de tien jaar dat ze bij De Kunstuitleen heeft gewerkt. Naast de figuur-achtergrondrelatie houdt Landeweerd ook rekening met de volgorde waarin een beeld word gelezen. Het was nu mijn beurt om te gaan zitten en naar de meester te luisteren. Gelukkig was er wel iets dat ik aan haar kon leren: de gestaltwetten. Onbewust maakt zij wel gebruik van deze wetten, maar ze wist niet hoe dit genoemd wordt. Ook micro-patronen waren haar compleet onbekend. Wel legt ze emotie in een gezicht, maar dan alleen zoveel als gevraagd door de tekening of klant. Kwade en verwarde uitdrukkingen tekenen noemt zij haar sterkste punt. Dit vindt ze dan ook leuk om te doen. Het is wel eens voorgekomen dat ze de gezichten te extreem had getekend, maar daar kreeg ze dan ook feedback op. Ik vroeg haar of ze wel eens het moeilijkste gezicht had getekend, een liegend persoon. Ze wist het niet zeker, dus ik vroeg haar hoe ze zo’n persoon zou tekenen. Tot mijn genoegen antwoordde ze dat iemand die liegt een scheve mond en wegkijkende ogen zou krijgen. Dit zijn volgens onderzoek inderdaad de tekenen van een liegend mens.
Corona Zschüsschen
Corona Zschüsschen (alias Sjusjun) kijkt als Utrechtse niet meer zo erg op van alle verschillende mensen om haar heen. Toch onderwerpt zij haar medemens aan vooroordelen. De één beoordeelt zij op het uiterlijk en de ander op zijn gedrag. Hoe goed ze ook probeert om dit tegen te gaan, het gebeurt telkens weer. Stiekem vindt ze het ook wel leuk om te gaan zitten en mensen te kijken. Van de velen die zij tegenkomt zijn er maar weinig die zij vermijdt. Het zijn mensen die dingen naar haar roepen (‘Hé meisje!’) en mensen die haar raar aankijken die zij automatisch vermijdt. Ze weet ze meestal van tevoren al wel aan te wijzen. Het liefst loopt zij ongestoord over straat zonder al deze commotie. Ze ziet zichzelf als een freeze-fight type. Ze is erg onzeker en voorzichtig in haar doen, maar heeft een sterk rechtvaardigheidsgevoel. Ze springt dan ook voor mensen in de bres als zij zichzelf slecht kunnen verdedigen. In haar doen is Sjusjun erg passief. In de sociale media is zij degene die alles leest, maar bijna nooit iets post. Op de vraag of ze zichzelf een introvert of extravert persoon vindt was het antwoord ‘Introvert all the way!’. Ze houdt zich op de achtergrond, waardoor ze er niet uit spat en moeite heeft met het netwerken. Ook al houdt ze zich aan afspraken en lijken mensen tevreden met het werk dat ze levert, het loopt niet echt stapel met opdrachten. Ze krijgt wel veel werk via-via, mede door de kwaliteit van haar werk. Ze heeft haar klanten niet echt voor het kiezen en heeft hierdoor geen specifieke doelgroep. Het komt meer dan eens voor dat er iemand bij haar aanklopt waarbij ze merkt dat zij eigenlijk iemand anders zoeken.
Deze woorden lieten mij denken dat ze misschien toch meer een flight-type is.
106
107
In haar werk komen de eerder genoemde vooroordelen regelmatig terug. Dit kan onbewust gaan, maar ook zeer bewust als de klant hier om vraagt. In haar werk Secret Keepers (2014) werd gevraagd of zij een vollere vrouw wilde tekenen. Dit deed zij met graagte, maar ze wilde niet de standaard dikke vrouw tekenen.
In samenwerking met de klant vervaardigt zij de bevooroordeelde beelden tot beide partijen tevreden zijn. Hierin verzet zij zich tegen traditionele rolverdelingen en bepaalde uiterlijke standaarden. Zo wil zij bijvoorbeeld geen karaktertrekken uitvergroten in het gezicht. De reden hiertoe is haar eigen, etnische achtergrond. Onderwerpen die aanstootgevend zijn zal zij dan ook vermijden. Haar eigen ervaring communiceren naar de kijker toe doet zij zelden, hoewel zij dit wel graag zou willen. Ze is zich bewust van het feit dat de kijker (en de klant) zichzelf projecteert op haar beeld. Uit eigen interesse heeft ook Zschüsschen zich eens verdiept in de waarnemingspsychologie. Als zij een illustratie maakt bij een bepaalde doelgroep, dan zal zij zich ook verdiepen in deze mensen.
Door te luisteren naar deze mensen kan ze het gevoel dat ze met haar beeld wil oproepen beter overbrengen. Hierbij houdt zij duidelijk rekening met de kijker en zijn achtergrond. Wat ze niet doet is de mensen beïnvloeden of uit de tent lokken met haar beelden. Ze noemt haar illustraties dan ook braaf en een beetje mainstream. Het voordeel hiervan is dat ze voor iedereen toegankelijk zijn. Het nadeel is dat ze vaak wat minder diepgang bezitten. Haar figuratieve werk heeft dan ook vaak de boodschap ‘What you see is what you get’.
clichés hierin. Een voorbeeld hiervan is De witte piet (2013). Iedereen herkent hierin een vrouwelijke zwarte piet, maar toch is zij anders. Dit komt door de keuzes in stof en kleur. De achtergrond speelt daarnaast ook een rol. De kijker wordt een verdraaid vooroordeel voorgeschoteld waardoor zij hun eigen ideeën over het beeld kunnen ontwikkelen. Met dit beeld willen ze de piet niet op ras provoceren. Ze houden hun beelden op zo’n niveau dat het veilig blijft en er geen problemen door ontstaan. Dit specifieke beeld is uiteindelijk gebruikt bij een artikel over de witte piet in de Volkskrant. Zelf hadden zij natuurlijk ook hun mening over de zwartepieten discussie, maar die hebben zij afgezwakt zodat het beeld herkenbaar en acceptabel werd. Hun mening doet in het beeld niet ter zake. Ze gaan met de flow mee en kijken wat er op het moment speelt en wat men interessant vindt. Aan de hand van het thema wordt een beeld ontwikkeld dat eenieder onbewust kan prikkelen en tot denken aanzet. Hierdoor wordt hun werk toegankelijk voor iedereen. Bij de presentatie geven zij het beeld een titel en het concept van het geheel mee. Het is echter niet de bedoeling om de kijker te shockeren.
Samengevat vervaardigt het duo steeds een persoonlijkheid met achtergrondverhaal door middel van materiaal en gezichtsuitdrukkingen. De beelden communiceren uitsluitend door het materieel, de lichaamstaal en uitdrukkingen. Het is aan de kijker om dit beeld op zijn manier te verwerken en te interpreteren. Als u kijkt naar het portfolio van het duo, dan zou u misschien zeggen dat zij een extraverte persoonlijkheid hebben, maar uit hun geschiedenis blijkt het tegenovergestelde. Ik vroeg het hen zelf en zij vertelden mij dat ze eigenlijk vrij introvert zijn, maar dat hun extraversie zich uit in hun werk. Voor opdrachten gaan ze zelf op pad. Bij een eventuele afwijzing vragen zij wel waarom hun werk niet goed genoeg is, maar ze zullen nooit ver doorvragen. Ik vroeg hen als wat voor type (freeze, fight of flight) zij zichzelf zouden beschrijven. Versteeg ziet zichzelf algemeen genomen als een flight-type. Wel gaf hij enkele voorbeelden van situaties waarin hij zich als een ander type zou gedragen.
Soms gebruikt zij in haar werk clichébeelden om het geheel meer ‘to the point’ te vertellen. Dit is bijvoorbeeld nodig bij ingewikkelde processen die zij uittekent voor bedrijven. Hierdoor verliest het beeld aan originaliteit en wint het aan functionaliteit. Om beelden te vervaardigen doet Sjusjun inspiratie op uit haar omgeving. Hierbij gaat zij uit van geluid en geur. Ze zal door haar gevoelige neus eerder een stinkende coupé verlaten dan een luidruchtige. Daarnaast zoekt Sjusjun altijd naar de rustige plekken, omdat zij niet van drukte houdt. Ze scant de omgeving af op mensen die rustig lijken en zal bij hen in de buurt gaan zitten. Ze let hierbij op de uitdrukking op iemands gezicht, hoewel de houding ook (onbewust) meespeelt. In haar illustraties probeert ze de uitdrukkingen en lichaamshoudingen zo goed mogelijk neer te zetten zonder al te veel te overdrijven. Blijdschap, genoegen en vastberadenheid zijn haar favoriete gevoelens om af te beelden. Ik vroeg haar of zij bekend was met micropatronen, maar dit moest zij ontkennen. Van deze spiertrekkingen maakt zij duidelijk geen gebruik in haar werk. Wat ze wel inzet zijn de gestaltwetten. Het is vooral de wet van de gelijkheid die zij veel gebruikt om bijvoorbeeld de boekomslagen van een bepaalde serie bij elkaar te laten horen. Rik Versteeg en Danny Djojosoedarmo
Gestationeerd in Rotterdam nemen deze mannen hun omgeving voor wat hij is, maar met hun eigen gedachten hierover. Met de blik van nuchtere Nederlanders betreden zij dagelijks de wereld buiten de deur. Ze laten iedereen in hun waarde en geven hen daarom geen stempel. Wel zijn er bepaalde personen die vermeden worden. Toen Versteeg in Rotterdam-Zuid woonde, aan de straat met de slechte naam, vermeed hij mensen na twee uur ’s nachts. Djojosoedarmo vermijdt mensen die in groepjes op straat zwerven en staan te joelen. Hij heeft geen zin in opmerkingen. Versteeg viel hierbij in, hij wil in het openbaar ook geen moeilijkheden. Herkenbaar, vind ik zelf, aangezien de eigen veiligheid waarborgen tijdens het socialisatieproces wordt aangeleerd. Toen ik als tiener uitging moest ik van mijn ouders altijd bereikbaar zijn en op tijd thuis komen, omdat er mensen konden zijn die jou iets aan wilden doen. In het geval van Djojosoedarmo en Versteeg zijn dit de joelende mensen en de mensen in Rotterdam-Zuid die het oordeel hebben gekregen dat zij een risico kunnen vormen. Echter, voor de persoon die zij als boosdoener bestempelen kan het natuurlijk ook zo zijn dat zij zelf als bedreigend worden ervaren. Zelf zeggen zij geen vooroordelen te hebben over anderen, maar wel te gebruiken in hun werk. Ze zijn zich bewust van de toegepaste
108
Danny Djojosoedarmo kwam al snel tot de conclusie dat hij een freeze-type is. Hij helpt mensen als hij ziet dat er iets mis is, maar helpt hen niet om hun problemen op te lossen. Tenzij hij zeker weet dat hij iets aan het probleem kan doen. Het door henzelf toegeschreven type werd duidelijker nadat ik hen ondervroeg over hun manier van kijken. Djojosoedarmo is, zoals zijn verleden en het freeze-type al doen vermoeden, iemand die eerst de ruimte ziet en daarna pas wat voor mensen er in aanwezig zijn. Hierbij gaat hij uit van beeld en geluid. Hij tast de omgeving af op zoek naar waar hij wel of niet moet zijn en de snelste ‘vluchtweg’. Om dit proces nog makkelijker te maken zou hij graag lage frequenties willen horen en eventueel de gedachten van mensen. Versteeg daarentegen zoekt juist de sociale omgeving op en ziet als eerste de mensen. Hij leest zijn omgeving aan de hand van beeld. Hierbij laat hij zich leiden door de uiterlijke kenmerken. Hun volgorde van kijken is duidelijk van invloed op hun gemaakte werk. Beiden zijn visueel en mensgericht ingesteld, wat valt af te leiden uit het gebruik van lichaamstaal, kleding en verdere uiterlijkheden van hun modellen. De achtergrond dient als algemene vertaling en versterking van het gevoel dat de persoon op de afbeelding moet oproepen. Ik vroeg hen of zij bekend waren met de gestaltwetten. Het eerste antwoord was nee, maar ze herkenden de regels wel als iets wat toegepast wordt in hun werk. Door gebruik te maken van de wet van de gelijkheid zorgen zij dat de seriematige werken bij elkaar horen. Dit gebeurt onder andere door kleur, compositie en lichtval. Ik vroeg hen, omdat zij veel met gezichtsuitdrukkingen werken, of zij ook met micro-patronen werken. Deze term was hen onbekend en na uitleg bleef het antwoord ‘nee’. Als zij een bepaalde emotie zoeken in hun werk, dan leggen ze het model een situatie voor die dit gevoel zou moeten oproepen. Op deze manier zal het model de juiste lichaamstaal vertonen, zonder dat het geforceerd is. De meest voorkomende emoties in hun werk zijn kwetsbaarheid en onschuld.
109
Toch zijn dit niet de emoties die hen het snelst opvallen. Voor Versteeg is vreugde de emotie die het makkelijkst herkenbaar is. Een logische keuze, aangezien dit één van de basisemoties is. Voor Djojosoedarmo zijn dit verwarring en frustratie. Doordat hij als freeze-type mensen goed kan inschatten ziet hij deze secundaire emoties waarschijnlijk sneller dan de basisemotie woede. Naast uiterlijke kenmerken gebruiken Djojosoedarmo en Versteeg ook symbolen in hun werk. Deze symbolen zetten zij bewust in om het beeld voor de kijker toegankelijker te maken. Ze deden onderzoek naar de occulte symboliek om zo hun werk te versterken. Vooral handen nemen vaak een vorm aan die in onze cultuur aan een betekenis is verbonden. Zelf bekijken zij achteraf of het handgebaar ook inderdaad zo overkomt als bedoeld. Als zij naar andermans werk kijken dan zien zij dit ieder op hun eigen manier. Versteeg is intuïtief ingesteld, waardoor zijn gevoel vaak zijn intellect beïnvloedt. Dit, in combinatie met de omgeving, zijn ervaringen en zijn gemoedstoestand, zorgt ervoor dat hij dieper doordringt tot de blik van de maker die hij hoopt te ontdekken. Djojosoedarmo zegt zich enkel te laten beïnvloeden door de omgeving en het beeld zelf om een werk over te laten komen. Ik vroeg hem hoe hij tegen abstract werk aankijkt. Hierop antwoordde hij dat hij een abstract werk over zich heen laat komen om het te voelen en ervaren. Achteraf vindt hij het echter lastig om er over te praten. Dit kan ook de toeschouwer van hun werk overkomen. Daarom vroeg ik hen hoe goed zij dachten dat het kijkniveau van de kijker is. Versteeg antwoordde direct dat de kijker een net zo hoog niveau heeft als de maker.
De kijker is in staat om meer te zien dan de maker. Dit stelt hem in staat om op gelijke voet te staan met de maker die als enige de ware bedoeling kent achter het beeld. In hun vroegere werken wilde het duo nog wel eens controle hebben over de vrije interpretatie van het beeld om zo boven de kijker te kunnen staan. Dit gaf de kijker een beklemmend gevoel dat niet overeenstemde met de beelden. Ze hebben er uiteindelijk voor gekozen om deze controle los te laten en minder conceptueel te denken, zodat de kijker vrij wordt gelaten in zijn kijken.
Hierin reageert hij op de ‘stomheid’ van de mens. Het werk representeert een succesvol gezin. Het is niet vanzelfsprekend dat de kinderen dezelfde inkomsten zullen genereren als hun ouders. Waarom worden de kinderen dan toch in deze richting gestuurd? Deze kritische noot weerklinkt in het werk als een hamerslag. De grote man draait rond en straalt gezag uit over het kleine gezin. Zullen zij zo groot worden als de man des huizes?
Simon houdt geen rekening met hoe de kijker het werk interpreteert. Het is wat het is en iedereen zal anders kijken naar het beeld door de eigen bagage. Hier is hij zich maar al te goed van bewust. Toch wil hij de kijker zijn idee niet opdringen. ‘Als ze lang genoeg kijken zien ze het vast wel’, vertelde hij mij. Rudy Simon is als middenvolwassene volgens de Neo-Freudianen op zoek naar vastheid in het leven, heeft een baan en kinderen. Dit weerklinkt in zijn tegenzin in verhuizen. Thuis is waar het vertrouwd is en fijn voelt, en dit wil hij behouden. Hij heeft een rustige persoonlijkheid, maar dit ziet hij niet meteen als een teken van introversie. Het ligt aan de situatie of hij zich in –of extravert gedraagt. Als hij tijd voor zichzelf nodig heeft, ja, dan noemt hij zichzelf introvert. Hij wil echter ook graag onder de mensen zijn, wat laat zien dat hij ook een extraverte kant heeft. De vraag of hij actief is op sociale media gaf geen doorslag. Rudy Simon heeft geen Twitter of Facebook. Zelf noemt hij dit overdreven gedoe. De mail bijhouden kost al genoeg tijd. Toen ik hem vroeg naar het freeze-fight-flight principe bleef het antwoord hetzelfde als bij de vraag naar introversie en extraversie. Het ligt aan de situatie hoe hij zou reageren. Het is duidelijk dat hij zich niet graag in een hokje laat plaatsen, net zoals hij op zijn website vermeldt. De Neo-freudianen hebben het in het geval van Simon bij het rechte einde wat betreft kinderen. Doordat hij kinderen heeft (waar hij gek mee is) houdt hij onbewust rekening met zijn medemens, aldus Simon. Natuurlijk zijn op het rekening houden met de medemens ook zijn eigen ervaringen en invloeden van toepassing.
Rudy Simon
Het monument van de succesvolle zakenman, Rudy Simon (2015)
110
Met zijn altijd zoekende ogen ziet Rudy Simon veel van de omgeving, zo ook de mens. Simon is zich er van bewust dat hij deze mensen zal beoordelen op hun uiterlijk, want niemand is vrij van het beoordelen van een ander in de korte tijd die de eerste indruk wordt genoemd. Wel valt het hem op dat hij nu minder snel een oordeel velt dan vroeger door deze bewustwording, of is het misschien ervaring? Met deze kennis zou het kunnen zijn dat hij bepaalde mensen ontloopt door vervelende ervaringen, maar hij kon zich zo niets herinneren dat dit zou bewerkstelligen. Wel zou het kunnen dat hij dit onbewust doet. In zijn werk past Simon vooraf gekozen vooroordelen toe. Dit heeft vooral betrekking op de figuren die hij kiest om te gebruiken in het project. Hij selecteert de figuren op basis van zijn eigen interesse of omdat hij ze grappig vindt. Hij maakt in zijn werk gebruik van de vooroordelen die aan het figuur hangen. Een voorbeeld hiervan is het werk Het monument van de succesvolle zakenman (2015).
Hij ziet zijn werk dan ook niet als aanstootgevend en zeker niet om mensen uit de tent te lokken. Wel bekent hij dat hij niet weet of zijn werk aanstootgevend is, doordat hij er niet altijd bij is als mensen naar zijn werk komen kijken. Uit reacties die hij krijgt blijkt echter van niet. Mensen geven veelal positieve feedback en complimenten. Het is dan ook niet vreemd dat hij vaak gevraagd wordt om zijn werk tentoon te stellen. Een agent heeft hij hier niet voor nodig. Ik vroeg hem hoe goed hij zijn medemens kan inschatten. Hiermee zou hij kunnen doorgronden of de positieve feedback gemeend is of niet. Hij antwoordde dat hij hier (op basis van gezichts- en lichaamshoudingen) heel voorzichtig mee is, omdat mensen zich soms anders voordoen dan zij zijn. Hoe hij zijn omgeving leest ligt aan de soort prikkels die hij binnen krijgt. Als het een sociale situatie betreft vangt hij prikkels het snelst op. Als de ruimte nieuw voor hem is, dan ziet hij fysieke prikkels als eerste. Bij het waarnemen van de prikkels trekt hij het sterkst naar beeld toe. Pas daarna zullen geluid en geur worden waargenomen, tenzij de prikkels prominent aanwezig zijn en naar aandacht schreeuwen. Dit beeldende kijken zien wij terug in de werken. Het spelenderwijs komen tot beeld ontstaat door proberen en goed kijken. Dit kijken past hij ook toe om ruimtediepte te creëren in het werk. Het is net zo lang passen en meten tot het werkt. De gestaltwetten past hij hier als vanzelfsprekend toe, zonder hen te kennen. Als voorbeeld geeft hij hier zijn illustraties met veel bakstenen en dakpannen. Hierin komen bijna geen mensen voor, waardoor de beelden bij elkaar lijken te horen. Naast het kijken en maken is er ook nog het kijken en vastleggen. Zoals eerder gezegd geschiedt dit door middel van fotografie en schets, maar ook door het geheugen. Rudy Simon heeft een selectief geheugen dat alleen onthoudt wat hij wil onthouden. De rest (zoals waar de sleutels neergelegd zijn) verdwijnt, wat nog wel eens lastig kan zijn. Hij ziet dit als een teken van een goed functionerend brein. Op dat moment herinnerde hij zich dat hij als student in de trein van Zwolle naar Putten altijd mensen schetste en hierin de blik van de persoon probeerde vast te leggen. Ik vroeg hem of hij bekend was met micro-patronen en kreeg tot mijn verrassing een ‘Ja’ terug. Helaas had hij deze kennis nog niet ingezet in beeld en wist hij de feiten niet meer op te noemen.
111
In zijn werk gebruikt Simon zo af en toe feiten die hij weer heeft opgezocht. Zo is het ei een terugkomend symbool in zijn werk. Daarnaast past hij symbolen toe uit de geschiedenis en gebruikt hij hun iconische waarde. Met deze iconen verwacht hij dat zijn beeld sterker wordt. Door de ezel boven het paard te verkiezen kiest hij voor een bepaalde iconische waarde. Door het werk tussendoor kritisch te bekijken en te laten beschouwen komt hij te weten of een icoon werkt of niet. Dat hierop zijn gemoedstoestand, omgeving en ervaringen van invloed zijn, daarvan is hij zich ten volle bewust. Met verschillende kijkniveaus houdt hij geen rekening, omdat hij geen commercieel werk wil en moet maken. Als mensen zijn werk interessant vinden, dan komen ze kijken, en anders blijven ze weg. Als hij zelf naar andermans werk kijkt laat hij zich beïnvloeden door de blik die hij kiest. Moet hij er iets over zeggen, dan zal hij kijken met de blik van een criticus of kunstenaar. Kijkt hij voor zijn eigen plezier, dan zal hij kijken met de blik van een bezoeker. Hierbij kan hij heel enthousiast vertellen als het beeld hem interesseert, maar hij zal nooit om een werk heen staan te dansen.
De kunstenaar en zijn maakproces Aleid Landeweerd In het werk van Aleid Landeweerd komen zo af en toe tekens uit haar jeugd naar boven drijven. Zo ziet zij als zij een boerderij tekent de boerderij van haar opa en oma voor haar geestesoog verschijnen. Mocht ze niet meer weten hoe een bepaald detail er ook al weer uit zag, dan grijpt ze terug op fotografie. Haar beelden zijn dus voornamelijk gebaseerd op haar geheugen. Zelf vindt zij dat ze een uitstekend geheugen heeft en misschien zelfs een fotografisch geheugen. Haar werkproces begint veelal door een prikkel uit het nieuws. Zo heeft zij werk gemaakt bij onder andere Charlie Hebdo en het koningshuis. Deze beelden blijven in haar geheugen hangen en eindigen vervolgens in een schets op los papier, in een dummie of als digitale schets op de computer. Ook als het al even geleden is en ze ergens iets opvangt dat haar interesse wekt wordt dit naar beeld vertaald. Ze toont deze gedachten zo af en toe aan de buitenwereld, en dan vooral aan haar vrienden en collega’s. Eenmaal voltooid eindigen de schetsen in een lade of map, niets gaat verloren. Uit oude schetsen put Landeweerd soms inspiratie. Zo kan een tekening over racisme uit 2012 ineens als inspiratiebron dienen voor beeld in de huidige tijd. Daarnaast laat zij zich voor haar eigen werk inspireren door kunstenaars die zij volgt op Pinterest. In haar werk gebruikt Landeweerd soms clichébeelden, omdat dit volgens haar duidelijker communiceert. Deze clichés zorgen er volgens Landeweerd echter niet voor dat haar werk ook cliché wordt. Ze geeft er haar eigen draai aan, waardoor het cliché functioneel wordt in het beeld. Ze ziet haar illustraties dan ook als origineel werk.
Werk in opdracht volgt echter een iets ander pad. Als het werk betreft bij een tekst, dan wordt deze eerst uitgeprint. Hierna wordt er intuïtief aan de zijkant geschetst. Ze omschrijft een schets dan ook vaak als een korte krabbel, een gedachte. Als het alleen gaat om een beeld, dan worden hier vaak richtlijnen aan gegeven. Zo wil de opdrachtgever bijvoorbeeld een oude man met een baard en een wandelstok. Een niet erg origineel, maar wel algemeen bekend beeld. Daarnaast werkt ze in de stijl die de opdrachtgever heeft aangewezen op haar website. Bij educatieve opdrachten is het vaak zo dat er al een bepaalde tekenstijl gehanteerd wordt en dat men dit wil voortzetten. In dit geval past zij haar stijl aan op dit al bestaande format (plan van aanpak) en geeft hier haar eigen twist aan. Hierdoor verschilt de originaliteit per opdracht. Hierna komt de uitwerking. Landeweerd gebruikt maar zelden schetsen. In opdracht werkt zij de illustraties dan ook direct uit. Bij een opdracht met een korte deadline vangt zij de tijd die ze tekort komt op met discipline en een hoge concentratie. Dit ondervindt zij het meest bij schoolboeken. Zij vindt dit jammer, omdat het uiteindelijk beeld beter kon maar het budget of de tijd dit niet toe liet. Toch is zij tevreden omdat ze in korte tijd een beeld heeft weten te vervaardigen dat ondanks alles een af gevoel geeft. Als het vrij werk betreft neemt zij voor dit onderdeel ruim de tijd en maakt ze eerst meerdere beelden. Er worden twee verschillende gedachten gecombineerd tot één. Wat past het beste bij elkaar en waarom? In het proces tot eindbeeld komt het nauwelijks voor dat ze als beeldmaker vastloopt. Gelukkig heeft ze in de vele jaren in het werkveld vele manieren ontdekt om zichzelf gaande te houden. Ze probeert dingen uit en kiest uiteindelijk een spoor waarmee ze verder kan om de illustratie tot een goed einde te brengen.
112
Corona Zschüsschen
Als teruggetrokken persoon gaat Zschüsschen bij zichzelf te rade als het gaat om inspiratie. Ze zoekt hiervoor een stille werkplek uit waar zij alleen kan werken zonder mensen om zich heen. Andere personen leiden haar alleen maar af. Hier laat zij haar intuïtie zijn werk doen. Ze ziet de intuïtie als een denkproces op de achtergrond en laat de ideeën vanzelf komen, zonder dat haar ratio ermee aan de haal gaat. Het is dan ook niet gek dat ze vlak voor het slapengaan de beste ideeën krijgt. Bij haar vrije werk begint dit proces met een grijze achtergrond in Photoshop. Hier overheen wordt een losse vorm geschetst. Bij werk in opdracht loopt het proces anders. De klant neemt contact met haar op en er wordt een afspraak gemaakt om het geheel te bespreken. De intuïtie ratelt tijdens het gesprek door op de achtergrond, maar komt minder aan de orde. De klant legt zijn eisen en eigen ideeën voor. Hierover wordt gediscussieerd en het is de ratio die het overneemt. De gedachten worden tekstueel op papier gezet en aan de hand hiervan komen de eerste schetsen. Helaas eindigen veel van deze schetsen in de prullenbak, doordat ze niet waardig zijn om in het schetsboek te blijven zitten.
Op de schetsen die wel goed genoeg zijn wordt regelmatig een blik geworpen. Hieruit wordt inspiratie gehaald of een tevreden herinnering aan het proces. De schetsen eindigen uiteindelijk in een kast of op een plek waar zij ze vergeet. Af en toe worden ze aan de buitenwereld getoond, maar ze houdt hen liever verborgen. Uiteindelijk volgt de uitwerking van de ideeën. De schetsen worden omgezet in digitale beelden. Hiervoor gebruikt zij haar oude Cintiq. Er verschijnen kleurrijke, gedetailleerde, lichtgevende beelden waarbij gebruik wordt gemaakt van de felheid van het beeldscherm. Het werk van Zschüsschen is dan ook voornamelijk bedoeld voor de digitale wereld. Het komt wel eens voor dat ze te ver doorwerkt aan een werk, waardoor hij volgens haar gevoelloos oogt. Soms gebeurt het dat er zomaar een cliché in zit. “Maar clichés zijn clichés geworden omdat ze zo herkenbaar zijn.” Soms moet zij met een cliché werken, omdat de klant dat echt wil. Wel probeert ze er dan een eigen draai aan te geven. Op deze manier hoopt ze origineel beeld te maken. Als beeldmaker gaat ze er al vanuit dat alles gemaakt is. Het kan hierdoor voorkomen dat ze vastloopt, maar meestal gebeurt dit doordat ze teveel ideeën heeft bedacht of onzeker is over het eindresultaat. Uiteindelijk is Sjusjun gemiddeld teveel tijd kwijt aan een tekening door haar perfectionisme. Soms kost het wel dertig uur voordat een gedetailleerde tekening klaar is, maar een werk kan ook voltooid zijn in een paar uur. Het uiteindelijk doel van haar werk is het geven van een voldaan gevoel. De uiteindelijke illustratie is vaak decoratief en uitleggend, maar voor bedrijven verkopend. Het geeft haar veel voldoening om een saai bedrijfsproces om te zetten in een fraaie illustratie. Zij ziet zichzelf hierdoor als een illustrator en zou nooit een kunstenaar genoemd willen worden.
Rik Versteeg en Danny Djojosoedarmo
Als duo starten Versteeg en Djojosoedarmo hun projecten met een gedachte of een thema. Na kort samen te hebben gebrainstormd over het onderwerp gaan zij ieder hun eigen weg om inspiratie op te doen. Hierbij gaan zij uit van hun intuïtie en de modefotografie. Door hun verschillende persoonlijkheden en geschiedenis pakken zij het thema ieder op een andere manier aan. Danny Djojosoedarmo gaat allereerst bij zichzelf te rade en schrijft ingevingen op. Hij sluit zichzelf hiervoor af van de buitenwereld en schetst vervolgens zijn eerste gedachten bij het beeld op papier. Deze beelden vinden uiteindelijk hun einde in een lade of aan de muur in de studio. Soms blijkt de schets onmogelijk uit te werken te zijn, zelfs met zijn vaardigheden als make-up artist. Als hij vastloopt grijpt hij terug op de geschreven woorden, zoekend naar een synoniem om zijn gedachten een nieuwe weg te laten inslaan. Versteeg pakt het denkproces anders aan. Hij treedt juist naar de buitenwereld en legt zijn ideeën voor aan zijn medemens om vervolgens uit hun opmerkingen nieuwe inzichten op te doen. Voorzien van nieuwe inzichten in het thema komt het tweetal samen om de volgende stap te nemen. De schetsen en teksten worden bij elkaar gelegd en er volgt een discussie waaruit een concept ontstaat. Het uitwerken van dit idee volgt een route van drie stappen: Ideeën opdoen, maakdag, schietdag. De eerste stap is in de beschreven fase voltooid en er worden voorbereidingen getroffen voor de maakdag. Hieronder vallen het opbouwen van het decor en het klaarzetten van de overige benodigdheden in de studio. Momenteel hebben zij een stagiaire grafische vormgeving die hen helpt bij het model staan en opbouwen van het decor. Dit vergt meestal één dag. Bij de schietdag komt het team bij elkaar voor de shoot. Het duurt een hele dag (en soms langer) voordat de juiste foto is genomen. Als dit niet lukt, dan worden stap twee en drie herhaald tot de juiste beeltenis en het juiste gevoel op de foto staan. 113
Het totaalproces kan op deze manier tussen de drie dagen en drie weken duren. Soms blijft een proces ook liggen doordat ze niet weten hoe ze nu verder moeten of doordat het idee (tijdelijk) vergeten wordt. Het uiteindelijk doel van het beeld is om de inhoud te communiceren en het onderbewuste aan te spreken. De stijl is hierbij ondergeschikt aan het concept. Doordat zij veel werken in series wordt er rekening gehouden met de onderlinge relatie tussen de beelden en hoe zij elkaar versterken. Tussendoor plaatsen zij de schetsen, opbouw van het decor en het eindresultaat op sociale media zoals Facebook. Hierdoor blijven klant en geïnteresseerde op de hoogte van hun voortgang en gedachten. Djojosoedarmo en Versteeg zien zichzelf als een interdisciplinair duo. Door samen te werken staan zij sterk. Ze omschrijven hun beelden als stilistisch, theatraal, sereen, introvert, maar ook extravert. Hierdoor voelen zij zich eerder kunstenaars dan fotografen. Hun werk heeft meer te vertellen dan de vastlegging van het uiterlijk. Het concept ofwel de inhoud is bij hen van groter belang.
De kunstenaar en de presentatie van zijn werk Aleid Landeweerd Voorheen presenteerde Landeweerd haar werk alleen op het internet en tijdens groepstentoonstellingen. In juni 2015 presenteerde zij haar werk ook in een publieke ruimte. In dit geval was dat een theatercafé. Ze vindt dat haar werk het best tot zijn recht komt in een ruimte waar mensen vrijwillig heen gaan. Het café was dus een uitkomst. Als haar zou worden gevraagd om te exposeren in een omgeving waar het werk niet past, dan zou het werk er ook niet komen te hangen. Tijdens het tentoonstellen maakt de fysieke omgeving van het beeld haar weinig uit, zolang er maar mensen komen kijken. Wel is het voor haar belangrijk dat de werken tot hun recht komen en elkaar versterken. Dit is iets wat ze bij De Kunstuitleen heeft geleerd. Het zou voor Landeweerd dan ook geen probleem zijn om samen met andere kunstenaars te exposeren.
Rudy Simon
Het proces begint voor Rudy Simon bij dat wat hij ziet. Door te kijken komt hij iets tegen en krijgt hier inspiratie door. Komt hij ‘rommel’ tegen (zoals bijvoorbeeld mandarijnenkistjes) dan neemt hij deze mee naar huis om misschien later te gebruiken. Het is deze rommel waar zijn werk uiteindelijk uit zal bestaan. Naast wat hij ziet zet Simon zijn intuïtie in om een richting te geven aan zijn werk. Zo sneed hij voor de lampen stukjes uit de mandarijnenkistjes om die vervolgens op andere wijze aan elkaar te plakken. Hierdoor ontstond een nieuwe vorm. Door het plaatsen van het licht onder dit hout ontstond de ontdekking van het warme licht. Het werk van Rudy Simon ontstaat dus door gewoon doen en kijken wat er gebeurt. De resultaten laat hij soms zien aan vrienden en familie voor feedback, maar hij houdt het liever voor zichzelf. Als hij vastloopt in het proces weet hij dit door ervaring te doorbreken. Ontdekt hij iets nieuws of interessants, dan wordt dit opgeschreven of snel geschetst op een los stukje papier, of er wordt een foto van gemaakt. Deze schetsen verdwijnen ergens, maar zullen nooit weggegooid worden. Het zijn deze schetsen die ervoor kunnen zorgen dat er een nieuw proces ontstaat. Het is wel eens voorgekomen dat hij na drie jaar een schets terugvond waardoor er een nieuw proces op gang kwam. Bij de uitwerking maakt Rudy Simon gebruik van de materialen die hij vindt, maar ook van bijvoorbeeld kleine figuurtjes die hij online bestelt. Hij zoekt deze poppetjes uit aan de hand van wat hem aanspreekt en niet met een bepaald doel. Het zoeken naar en uitwerken van beeld omschrijft hij zelf als meditatief. Hij neemt dan ook zijn tijd voor het maken van beelden. Een project kan af zijn binnen een paar uur, maar het kan ook jaren voortduren. Het uiteindelijk doel van een project is om mensen te bereiken, blij te maken, te laten nadenken en iets te leren, al staat het doel van tevoren nog niet vast.
114
Bij de tentoonstelling van haar werk in juni 2015 toonde ze de kijker haar originele werken. De tipp-ex en inkt zijn hierop goed zichtbaar. Ze laat hiermee het plezier in haar werk zien. Tijdens de expositie merkte ze dat vooral beeldmakers hierin geïnteresseerd zijn, al viel het ook zeker in de smaak bij haar fans. Ter verduidelijking had Landeweerd een klein stukje tekst bij het werk gehangen. Ze is zich er van bewust dat zelfs met tekstuele beelden er nog wel eens vragen overblijven die een antwoord zoeken. Het kijkniveau van de kijker speelt hierbij een rol en als ex-kunstuitlener weet zij hier alles van.
Corona Zschüsschen
Eerder vertelde ik al dat Corona Zschüsschen haar werk uitsluitend digitaal presenteert door gebruik te maken van het licht van het scherm. Ze heeft tot nog toe geen expositie gehad en vindt zelf dat haar werk hier ook niet geschikt voor is. Zelf denk ik dat haar werk zich wel degelijk leent voor een expositie. Het gebeurt vaak genoeg dat werken gepresenteerd worden op een scherm. Dit zou Sjusjun ook met haar werk kunnen doen. Ik stel mij nu een half verlichte ruimte voor met hierin verschillende beeldschermen of TV’s waarop haar werk te zien is. De kijker kan hier langs lopen en de beelden op zich in laten werken. Of zij een verklarende tekst bij de illustraties wil plaatsen laat ik aan haar over. Ze is zich er van bewust dat haar beelden soms om uitleg vragen, maar de kijker mag het beeld gerust invullen naar eigen inzicht. Ze wil dus ook vooral niet teveel invloed uitoefenen op de vrije interpretatie. De hoeveelheid sturing in haar beeld is dan ook gering, maar wel vrij letterlijk. Ze verwerkt veel symbolen en hints in haar beeld om de kijker het verhaal achter het beeld te laten begrijpen. Doordat het werk vooral op het visuele is gericht en soms in een historische context wordt geplaatst kan ik mij voorstellen dat de ruimte van de presentatie wordt aangepast aan de wensen van het beeld. In de beelden probeert Sjusjun zo accuraat mogelijk de tijdsperiode te evenaren en de directe omgeving van het beeld zou dit kunnen bevorderen door in deze stijl te worden opgezet. Zelf zegt zij dat de omgeving, haar gemoedstoestand en ervaringen het kijken naar werk altijd beïnvloeden. Als ze naar het werk van een ander kijkt dan zoekt zij vooral naar het figuratieve en hoe het beeld is gemaakt. Als het beeld haar pakt gaat zij op zoek naar de boodschap er achter, al denkt zij dat er meestal geen echte boodschap te vinden is.
115
Rik Versteeg en Danny Djojosoedarmo
In tegenstelling tot de hiervoor beschreven geïnterviewden hebben Djojosoedarmo en Versteeg ruimere ervaring met het presenteren van hun eigen werk. Ze vinden het erg belangrijk dat hun werk tot zijn recht komt en elkaar versterkt. Als de omgeving niet past bij het werk en niet de ruimte bied die het nodig heeft, dan zullen zij hier ook niet exposeren. Ik vroeg hen wat een droomplaats zou zijn om te mogen exposeren. Er kwamen verschillende namen voorbij die wel of niet geschikt zouden zijn.
Dit is een stukje langer dan het gemiddelde van negen seconden. De reden hiervoor is dat men de tijd moet nemen om rond de werken van Simon te lopen. Vanuit de aangeboren nieuwsgierigheid gaat men op zoek naar de boodschap. Voordat de kijker het weet staat hij een kleine vijftien seconden voor het werk eer hij op zoek gaat naar het verklarende bordje. Volgens Simon is een bordje bij werk vaak overbodig. De informatie die er op staat legt het werk uit en maakt het proces om het beeld te vervaardigen ondergeschikt aan bijvoorbeeld het jaartal. Jammer, vindt hij, want het is toch veel interessanter om te lezen hoe lang iemand er mee bezig is geweest dan wanneer het is gemaakt? Dit is pas interessant om te weten als er kennis nodig is van bijvoorbeeld een historische gebeurtenis of periode. Dit zou dan weer in de verklarende tekst kunnen staan.
De conclusie was dat een aanpasbare ruimte, zoals het wereldmuseum een ideale ruimte zou zijn door de aanpasbare omgeving. Hierdoor is de ruimte naar wens in te richten en krijgen de beelden de ruimte die zij verdienen. Daarnaast zou het een ideale ruimte zijn om met meerdere kunstenaars te exposeren. Zij hebben dit één keer eerder gedaan, maar het eindigde in een minder geslaagde expositie dan gehoopt. De werken voor de tentoonstelling moesten nog gemaakt worden, waardoor niet met zekerheid kon worden gezegd of de werken wel bij elkaar zouden passen. Er was uiteindelijk te weinig contact tussen de makers, waardoor het resultaat minder was dan verwacht. Het ophangen van de werken verzorgen zij zelf, omdat de mensen om hen heen niet genoeg verstand hebben van hoe werk zich tot elkaar verhoudt. Als ze zouden exposeren in een galerie, dan ligt dit anders, aangezien deze mensen er wel verstand van hebben. Hieronder valt ook de plaatsing van de verklarende tekst die nodig is om de diepere laag in de beelden te begrijpen. Ik vroeg hen hoe lang de gemiddelde bezoeker voor hun beelden stil blijft staan. Er volgde een korte stilte, waarna een onzeker antwoord volgde.
Om de onzekerheid nog wat verder op te voeren vroeg ik of ze dachten dat hun werk aantrekkelijk was voor de kijker. Ze waren het er stellig over eens dat hun werk zeer esthetisch is en dus aantrekkelijk voor de kijker. Ze proberen de kijker te bewegen op zowel emotioneel, intellectueel als visueel vlak. Hierbij maken zij gebruik van mythologische kenmerken, symbolen en kleding om een beeld ook een historische context te geven. Hiermee delen zij de interesses uit hun jeugd en hun huidige visie met de kijker. Welke doelgroep ze met hun beelden willen bereiken is nog open voor discussie, maar hier willen zij in de toekomst een antwoord op vinden. Rudy Simon
Het werk van Rudy Simon is regelmatig te zien voor publiek. Waar het werk gepresenteerd wordt maakt niet uit. Simon past de omgeving (ook zijn website) aan zijn werk aan om de juiste wisselwerking tussen werk en omgeving te vinden. Hij vindt het belangrijk dat zijn werk en de omgeving elkaar versterken. De expositie bouwt hij dan ter plekke op. Hierbij keert hij regelmatig terug naar de ruimte om nog eens goed te kijken. Of een ruimte geschikt is ligt aan de mensen, waar het is, wie er langs komen en wat het voor hem oplevert. De enige ruimte waar hij weinig mee zegt te kunnen zijn etalages. Als hij mocht kiezen waar te mogen exposeren, dan zou dit Galerie het Langhuis zijn in Zwolle door de vele mogelijkheden die de ruimte biedt. Voor de grap zou hij ook wel eens in de Saachi Gallery exposeren om te kijken hoe zijn werk daar uitkomt. Ik vroeg Simon hoe hij zijn werk wil laten communiceren. Hij antwoordde dat zijn werk voor zich spreekt doordat het hele persoonlijke werken zijn. De kijker heeft hierdoor geen extra informatie nodig, en als ze iets willen weten kunnen zij dit opzoeken. Het werk op zich wordt interessant door de persoonlijke benadering en de nostalgie die er in verwerkt is. Rudy Simon maakt hierbij gebruik van zowel het emotionele, visuele als het intellectuele. De emotie komt voort uit het persoonlijke aspect van het werk. Het visuele uit de sterk figuratieve beelden en het intellect schuilt in de zoektocht naar de inhoud die de kunstenaar op zijn manier erin verweven heeft. Elk beeld heeft iets te vertellen, hoe klein het verhaal ook is. Net als bij de andere beeldmakers vroeg ik ook Simon hoe lang hij denkt dat de gemiddelde bezoeker bij zijn werk stil blijft staan.
116
Reflectie Uit de interviews blijk dat de theorie die ik heb bestudeerd voor dit hoofdstuk en voorgaande hoofdstukken overeenkomt met het proces van de kunstenaars. De theorie vertelt mij dat een proces start bij de intuïtie of een gedachte, wordt genoteerd als schets en zich manifesteert in een concept. Aleid Landeweerd vindt haar inspiratie in het nieuws en houdt dit in gedachten. De gedachte vertaalt zich naar papier of een digitale schets door middel van haar intuïtie. De concepten worden zo af en toe aan familie en vrienden of aan de klant getoond voor feedback. Corona Zschüsschen begint haar proces in een ruimte afgesloten van de buitenwereld en laat haar intuïtie zijn werk doen. Voor vrij werk begint zij met een krabbel en werkt deze verder uit. Werk in opdracht is helaas aan paden gebonden en de intuïtie heeft nog maar weinig invloed op de beelden. Ze is zich ervan bewust dat deze beelden het minst origineel zijn. Rik Versteeg en Danny Djojosoedarmo starten hun proces met een thema of gedachte. Tijdens het proces gaan zij uit van hun intuïtie en inspiratiebronnen zoals de modefotografie. Ieder gaat hierin zijn eigen weg. Djojosoedarmo zoekt het bij zichzelf en maakt soms schetsen tijdens het proces. Versteeg schrijft zijn ideeën op en communiceert veel met zijn medemens. Uiteindelijk komen de twee weer bij elkaar en er ontstaat een concept dat door te reflecteren en nieuwe inzichten zichzelf tijdens het uitwerken verbetert. Rudy Simon begint zijn proces door te kijken en spullen te verzamelen. Tijdens het proces breekt hij af en bouwt hij op, kijkt nog eens goed en schrijft vondsten op ter herinnering. Na verloop van tijd ontstaat er een beeld dat hem tevreden stelt en het project is af. Door te vragen naar hun verleden en karakter kon ik hun beweegredenen beter in context plaatsen. Landeweerd is als flight-type een observeerder van nature. Ze gaat hierdoor eerst bij zichzelf te rade en laat haar schetsen alleen als het nodig is aan de buitenwereld zien. Bij de uitwerking trekt zij zich terug en maakt haar eigen keuzes. Het uiteindelijk werk is voor iedereen en straalt sympathie en empathie uit. Ze wil mensen laten nadenken, maar niet boos maken met haar beelden. Zschüsschen is een perfectionist die op zoek is naar voldoening met haar beelden. Als freeze-type werkt zij haar beelden uit zonder hulp van anderen. Wel koppelt zij schetsen terug naar de opdrachtgever, omdat dit moet. De beelden zelf zijn over het algemeen ‘to the point’ en passief, wat haar introverte karakter weerspiegelt. Het duo Versteeg en Djojosoedarmo zet het concept voorop in hun werk. In deze concepten keren enkele onderwerpen (mythologie, elementen, etc.) regelmatig terug en domineren het werk. Deze interesses komen grotendeels voort uit hun jeugd. De beelden zelf zijn zo opgezet dat zij niet aanstootgevend overkomen op de kijker. Bij de verschillende processen zijn schetsen voor hen niet erg belangrijk, maar ze worden wel bewaard. Tijdens de uitwerking doen zij nieuwe inzichten op die het belangrijkst zijn in het proces. De reflectie hierop brengt hen verder.
117
Voor Simon staat kijken in zijn werk centraal. Het bouwproces dat hierna van start gaat is terug te zien in zijn kindertijd waar hij graag met lego speelde en dingen bouwde. Door constant te reflecteren op het proces komen zijn projecten tot een bevredigend einde. Zijn allround karakter zorgt ervoor dat zijn werk voor velen toegankelijk is, maar minder goed te begrijpen. Als er een verklarende tekst over de maker aanwezig is bij zijn werk, dan creëert dit een toegang naar de kunstenaar zelf. Ik was benieuwd naar de kennis van de beeldmakers van de theorie achter de eerste indruk en koppelde deze informatie aan hun werk. Heeft hun kennis invloed op hun werk en zo ja, op welke manier? Door het gesprek met Landeweerd kwam ik er achter dat haar kennis van de medemens redelijk goed zat. Ze staat nuchter in het leven en beoordeelt de mens daarom niet snel. Haar kennis van vooroordelen is hierdoor matig. Ze zet ze bij haar werk in, maar weet niet goed waar ze vandaan komen. Het inschatten van mensen is mede hierdoor redelijk, maar niet haar sterkste punt. Wel heeft zij een goede kennis van de invloed die ervaringen hebben bij het aanschouwen van werk. Ze houdt hier dan ook rekening mee. Haar geheugen acht zij heel sterk. Als ik haar werkwijze zo bekijk kan zij inderdaad goed dingen onthouden. Eenmaal buiten is het eerste dat haar opvalt de lichtval. Helaas zet ze de lichtval die zij zo snel waarneemt weinig in haar werk in. Dit is een persoonlijke keuze. Wel gebruikt ze veel tekens als hints om het beeld duidelijker te laten communiceren. Corona Zschüsschen is, in tegenstelling tot Landeweerd, wel goed op de hoogte van vooroordelen. Ze is zich er volledig van bewust dat zij mensen beoordeelt op uiterlijk, ook al wil ze dit eigenlijk niet. Daarnaast weet zij dat ze bepaalde mensen ontwijkt. Tot deze conclusie kwam zij door haar voorkennis van de waarnemingspsychologie. In haar illustraties komt deze kennis lichtelijk tot uiting. Door haar voorzichtige natuur lijkt zij niet alles er te dik bovenop te willen leggen. Ze noemt zichzelf en haar werk dan ook passief. Dit gedrag resulteert in een kleine klantenkring en een goed observatievermogen van haar medemens (en omgeving). Haar omgeving tast zij af met haar reukvermogen en door te kijken naar de lichtval. In haar illustraties komt de lichtval en het hoge contrast dan ook vaak terug. Geuren duidt zij aan in kleuren en vormen. Hierdoor wordt de ruimte iets levends en krijgen de personen in de illustratie een invulling. Sjusjun is de enige van de geïnterviewden die op de hoogte was van de gestaltwetten bij naam, omdat zij zich hier al eens eerder in had verdiept. Ze merkte dat deze wetten onbewust worden ingezet, maar niet heel vaak. De Wet van de gelijkheid gebruikt zij seriematig het vaakst. Mijn conclusie over Sjusjun is dat zij goed op de hoogte is van zowel de psychologische als sociologische achtergronden, maar haar medemens slecht kan inschatten en hierdoor moeite heeft hen juist neer te zetten. De vervelende ervaring en het werken in eenzaamheid zullen hier onder andere een rol in hebben gespeeld. Versteeg en Djojosoedarmo zijn goed op de hoogte van clichés en het gebruik hiervan in hun werk. Hieronder vallen ook de vooroordelen. Zij noemen vooroordelen toegepaste clichés, wat aangeeft dat zij hier meer over na hebben gedacht dan de andere geïnterviewde beeldmakers. In hun werk passen ze deze vooroordelen toe in afgezwakte vorm. Ook dit duo wil niet de furie van het volk over zich afroepen, maar juist de mens aan het denken zetten over simpele dingen. Door de nieuwsgierigheid van de kijker te prikkelen met mystieke beelden maken zij het onbewuste wakker en zoeken wij als kijkers naar antwoord in het beeld. Hier is duidelijk goed nagedacht over de aard van de mens en hoe dit toe te passen valt in hun werk. Over de persoon en zijn ervaringen is echter minder nagedacht. Tijdens ons gesprek werden zij zich hier steeds meer van bewust. Ze vroegen zich af of ze niet een specifieke doelgroep moesten zoeken voor hun werk, maar het antwoord bleek voor nu nog een ‘nee’. Het brede bereik van hun beeld is juist een sterkte in hun reeksen. Het is een kunst op zich om alle mensen te laten nadenken over eenzelfde onderwerp. Zelf kijken zij beiden op een andere manier naar hun omgeving door hun verschillende persoonlijkheden. Wat zij wel gemeen hebben is dat zij alle twee beeldgericht zijn in hun kijken en licht allesbepalend vinden. Het belang van het licht is een onderdeel dat sterk weerspiegelt in hun werk. Wat tegenspreekt is de introversie van de makers in tegenstelling tot de extraversie in hun beelden. Wel is de zachtheid van de emoties in de fotografie een goede tegenhanger hiervan. Rudy Simon laat zichzelf niet makkelijk in een hokje plaatsen. Door zijn kennis van zowel de sociologie als de psychologie heeft hij veel informatie tot zich genomen, maar is hij de feiten vergeten. Die zoekt hij op als het nodig is. Zijn medemens zal hij dan ook niet zo snel een stempel opdrukken, maar eerst observeren. Hierbij zou hij gebruik kunnen maken van zijn kennis van de micro-patronen, maar helaas kan hij zich de feiten nauwelijks herinneren. De omgeving tast Simon af met zijn ogen. Kijken is het belangrijkste onderdeel van zijn processen. Het is dan ook niet vreemd dat hij voornamelijk naar beeldende aspecten kijkt en dat later pas licht en geur opvallen. Zijn beelden worden hierdoor erg figuratief, wat als voordeel heeft dat de beschouwer veel delen zou kunnen herkennen. Door in te spelen op de nostalgie ontstaat er een pakkend totaalbeeld.
118
Conclusie Elk maakproces heeft als doel iets te communiceren naar de medemens. Veelal start dit bij de intuïtie of een inspiratiebron. De ideeën vormen zich tot schetsen in zowel tekst als beeld. Een goede concentratie is van belang, zodat doelgerichte ideeën geen invloed hebben op de vrije gedachten. Hierdoor ontstaan de meest originele inzichten. Door de concepten te delen met de buitenwereld en feedback te vragen zullen de ideeën zich uitbreiden en nieuwe inzichten geven. Hieruit kan wederom een conclusie worden getrokken. Dit proces blijft zich voortzetten totdat er zich een idee vormt dat voldoet aan de eisen van de maker (en de klant). Tijd, geld en de maker roepen een halt toe aan het ontwerpproces. Hierna wordt een beeld uitgewerkt tot eindresultaat. Of dit ook echt het definitieve beeld is zal onduidelijk blijven, aangezien overal op doorgewerkt kan worden tot in het oneindige. Na het maakproces volgt de presentatie die even belangrijk is als het bedenken van het beeld. Zonder een goede presentatie is er geen juiste beleving en is al het werk bijna voor niets geweest.
119
Door de interviews weet ik nu hoe verschillende beeldmakers hun werken maken en presenteren. Ik ben daarnaast ook op de hoogte van hun kennis van de in deze scriptie verzamelde theorie. Door deze informatie samen te brengen heb ik kunnen concluderen dat men veel kennis nodig heeft over het menselijk functioneren en zijn kijk op beeld om de eerste indruk te kunnen beïnvloeden. Door middel van verschillende, beeldende elementen kan het beeld worden versterkt, maar in de juiste omgeving wordt het werk ook gevoeld. Dit zijn factoren die op mijn eigen werk ook van invloed zijn. Hoe ver sta ik zelf in dit proces en hoeveel heb ik eigenlijk onbewust toegepast? Sinds het derde leerjaar aan de academie heb ik mij beziggehouden met deze theorie en verdronk er uiteindelijk in, wat resulteerde in een herkansing van het leerjaar. Ik zou teveel bezig zijn geweest met deze theorie en het plezier in het maken van beeld verloren zijn. Zelf vond ik dit onzin, maar stiekem hadden zij wel gelijk. Ik zie mijzelf van dichtbij, maar de docenten konden mij volgen van een afstand. Leren zij mij hierdoor beter kennen? Nee, maar zij kunnen wel beter reflecteren. Zij zien dat deel van de mens dat open staat voor vrije interpretatie, net als in een kunstwerk. Een kunstwerk is eigenlijk een psychologisch en sociologisch spel. Net als dat de mens op zich een kunstwerk is dat begrepen moet worden door zijn omgeving. In hoeverre komt u op hetzelfde niveau als de persoon die u ziet of kent? Reflecteert u ook op deze persoon en laat u dat aan diegene blijken? Een mens kan zich beteren door reflectie, net als een kunstwerk in wording of een schets. ‘Ken uw medemens en ken (hierdoor) uzelf’ zijn de wijze woorden die mijn oma dikwijls sprak. Pas nu dringt tot mij de diepere betekenis door. In het volgende hoofdstuk ga ik op zoek naar mijn ‘ik’ als canvas. Hoe sta ik zelf in het proces van begin tot eind? Ben ik in het bezit van genoeg kennis om de eerste indruk van mijn medemens te beïnvloeden? Ik neem u in dit laatste hoofdstuk mee in een zoektocht naar mijzelf en mijn werk.
HOOFDSTUK 7 MIJN PROCES
te presenteren? tezamen om het geheel uiteindelijk eigen werk. Hoe breng ik alles inzichten en de toepassing in mijn over mijn verleden, mijn huidige ik hier zelf mee om ga. Ik vertel u In dit hoofdstuk onderzoek ik hoe mijn collega’s hier mee om gaan. maakproces en ik ontdekte hoe indruk, de theorie achter het vond ik de theorie achter de eerste In de voorgaande hoofdstukken
RA RA hoe kijk ik, Akha Hulzebos (2015)
128
Mijn verleden Ik groeide op in Almere-Buiten toen de huizen er nog maar net stonden. Hier beleefde ik een prettige jeugd. Ik was rustig, vriendelijk, verlegen en durfde niets fout te doen. Zowel op school als thuis was ik een harde werker en zeer leergierig. Ik kreeg van mijn ouders verschillende levenslessen mee uit onder andere het Rooms-Katholieke geloof. Zij leerden mij om mijn medemens lief te hebben, omdat er altijd wel iets goed in hen zat. Onbekenden die snoepjes aanboden moest ik vermijden en ‘nee’ tegen zeggen. Ik heb geleerd om hard te werken, tevreden te zijn met het resultaat en altijd op tijd te zijn. Aan deze lessen hecht ik nog steeds veel waarde. De wijsheden uit het geloof zweven nog steeds ergens in mijn achterhoofd, maar heb ik gelaten voor wat het is. Helaas komen alle fijne tijden tot een einde. Toen ik in groep vijf zat scheidden mijn ouders en vond mijn moeder een nieuwe liefde in de kale buurman met priemende, blauwe ogen die in het noorden ging werken. We verhuisden naar Rolde, een klein dorp vlak bij Assen. Het duurde niet lang of ik werd gepest, omdat ik één van de weinige roodharigen was in het dorp. Ik wilde niet graag meer naar buiten en speelde alleen nog in en rond het huis, tenzij mijn broertje mee ging, dan gingen we verder op pad. Om alles nog wat erger te maken bleek de nieuwe vriend van mijn moeder een naar persoon te zijn. Hij ging hardhandig en met luide stem tegen mij tekeer als ik volgens hem te ver ging, en ik was niet de enige. Ook mijn moeder, broertje en baby-zusje moesten het ontgelden. We vluchtten uit huis op zoek naar een nieuw thuis wat resulteerde in verschillende, tijdelijke woonplekken en uiteindelijk een veilig nieuw huis zonder deze man. Ik zat inmiddels in de brugklas, wat een verademing was. Ik had geen last meer van mijn belagers van de basisschool en begon met een schone lei. Ik werd rebelser en leerde voor mijzelf opkomen. Doordat ik hard werkte had ik veel tijd over die ik besteedde aan illustreren. Ik verdiepte mij in details en mijn eigen fantasie. Voor het MBO (grafische vormgeving) vertrok ik elke dag vanuit Rolde naar Zwolle. De opleiding zelf was eigenlijk van een iets te laag niveau, maar mijn creativiteit op de computer maakte een grote sprong. Op de kunstacademie kwam ik terecht tussen mensen die net zo ‘raar’ waren als ikzelf. Ik voelde mij meer op mijn gemak en kreeg de vrijheid om te doen wat ik het liefst deed: nieuwe technieken ontdekken en illustreren. Hierdoor breidden mijn vaardigheden zich uit en ontdekte ik een interesse in iets wat ik eerder vreesde: de mens.
De beleving zou ik nog specifieker kunnen maken door een specifiek publiek te selecteren. Hierbij kan ik mij richten op hun sociale status, levensfase, normen en waarden en behoeften. Als twintiger bevind ik mij in de levensfase van de intimiteit en heb ik de mazzel mijn partner al te hebben gevonden. Ik ben mij er van bewust dat niet iedereen dit geluk heeft. In gericht werk naar de twintiger toe zou ik hier dan ook rekening mee houden en alles niet te rooskleurig invullen, maar naar waarheid. Hiervoor gebruik ik zowel beelden uit mijn geheugen als beelden uit de fotografie. Om het beeld en zijn verhaal beter over te laten komen maak ik gebruik van de verschillende gestaltwetten. Doordat de gestaltwetten direct aanwezig zijn wordt de blik van de beschouwer gestuurd voordat deze er erg in heeft, en de eerste indruk wordt gevormd aan de hand van invloeden die ik meegeef in het beeld. Elk werk vraagt op zijn manier om de toepassing van de gestaltwetten. In het werk Plaça de la Virreina (2015) paste ik de Wet van de geslotenheid toe, zodat de kijker zelf de personen in kon vullen. Zij waren voor mij minder van belang dan de omgeving die ik eerder waarnam dan de massa. Als ik seriematig werk maak pas ik de Wet van de gelijkheid toe door gebruik te maken van dezelfde kleurstelling en hetzelfde formaat. De Wet van de nabijheid kan bij de presentatie van een serie ook invloed hebben, maar die gebruik ik alleen als ik wil dat mensen bepaalde onderdelen aan elkaar koppelen. Bij het afbeelden van mensen probeer ik voornamelijk de houding te laten spreken. Ik wil voorkomen dat degene die naar het beeld kijkt een verkeerde eerste indruk krijgt. Voordat ik aan het uiteindelijke beeld begin maak ik daarom schetsen om de juiste houding te vinden. Hierbij ga ik uit van verschillende foto’s. Meestal neem ik zelf de houding aan, maar soms is dit niet toereikend genoeg en raadpleeg ik het internet. De micro-patronen zijn in een afbeelding niet zichtbaar, doordat ik werk met stilstaand beeld. Momenteel ben ik de mogelijkheden en de techniek van de toegepaste animatie nog aan het ontdekken. Later wil ik deze kleine serie bewegingen toepassen op stilstaand beeld. Naast de micro-patronen zijn er ook nog de macro-patronen zoals gezichtsuitdrukkingen, handgebaren en activiteiten in de omgeving. Iedereen kijkt op een andere manier naar zijn omgeving en deze vrijheid laat ik mensen behouden tijdens het kijken naar mijn beelden. Ik gebruik geen tekens en moet bekennen dat ik ook niet heel erg goed op de hoogte ben van de huidige tekens in onze cultuur. Wel weet ik dat als ik tekens zou toepassen het beeld lang niet altijd meer beschikbaar zou zijn voor iedereen, waardoor het zijn doel (om de eerste indruk te sturen) voorbij gaat.
Mijn kijken en inzicht In mijn verleden heb ik vele verschillende mensen gezien en de reacties van mensen op elkaar. Er zijn hierdoor mensen die ik vermijd, zoals kale mannen met lichtblauwe ogen. Ik zet mijn eerste indruk in om te bepalen wie ik wel en niet moet vermijden, ook al kan ik hierdoor verkeerd zitten. Ik bestempel mijn medemens aan de hand van uiterlijke kenmerken en mijn eigen ervaringen met deze kenmerken. Ik weet van mijzelf dat ik niet de beste observatietechnieken heb, maar ik heb redelijk goed geleerd om gezichtsuitdrukkingen te lezen. Helaas zijn lichaamshoudingen nog steeds een raadsel voor mij. De omgeving vind ik veel makkelijker om waar te nemen. Het eerste wat ik zie als ik naar buiten stap is dat wat het dichtstbij is: de grond. Hierna neem ik de geluiden waar gevolgd door de lichtval. Deze onderdelen vertalen zich vlot naar papier. Hierbij hou ik in eerste instantie geen rekening met de eerste indruk en hoe deze wordt vertaald (en verbeterd) op het witte vlak. Onbewust zet ik als beeldmaker al verschillende hulpmiddelen in om mijn eerste indruk en gedachte(n) hierbij over te brengen naar de kijker. Ik probeer rekening te houden met ruimtediepte, omdat de beleving van het geheel anders verloren kan gaan. Bij de mens probeer ik eveneens de contrasten en ligging van de verschillende onderdelen goed te plaatsen. Voor het juist overbrengen van het verhaal is naast de vorm de inhoud van belang. Door het inhoudelijke duidelijk te communiceren komt het beeld sterker over en wordt het meer dan een mooi plaatje. In mijn beelden probeer ik zo min mogelijk vooroordelen te gebruiken. Hiermee wil ik voorkomen dat het beeld een cliché wordt dat van iedereen zou kunnen zijn. De illustratie blijft op deze manier van mijn hand, waardoor het verhaal automatisch aan mij en het beeld wordt gekoppeld. Ik schilder nou eenmaal wat ik zie en niemand kijkt zoals ik kijk. Het aandikken van de werkelijkheid staat mij niet aan. Waarschijnlijk komt dit door het pesten uit mijn jeugd. Hierdoor snap ik hoe offensief het beeld kan overkomen. Bij een roodharige zou ik de clichématige hazentanden in een lach veranderen met normale tanden. Misschien maak ik de lach wel onzeker om zo mijn eigen onzekerheid als kind te communiceren naar de kijker. Gevoelens van kwetsbaarheid en haat staan hierbij centraal. Ik zou de kijker uit kunnen dagen met een augmented reality app zodat zij het ware beeld (de tweede indruk) aanschouwen met de telefoon of tablet, terwijl het originele beeld in de fysieke ruimte aanwezig blijft. Zij zien dan op het scherm de argwanende persoon in plaats van de neutraal kijkende figuur. Deze techniek heb ik eerder gebruikt en lokt bij mensen enthousiaste reacties uit door de nieuwheid van deze techniek, waardoor het zeker een indruk achterlaat. Deze reactie wil ik met al mijn werk bewerkstelligen. Naast het aanleren en laten ervaren van nieuwe dingen wil ik ook dat de mensen zich blijven verbazen over het hier en nu. Hierdoor wordt de achtergrond voor de kijker ondergeschikt aan het werk. Er vormt zich een beleving die het waarnemen van de kijker kan beïnvloeden op een positieve manier.
Zelf kijk ik net als iedereen op mijn eigen manier naar mijn omgeving en naar kunst. Als introvert persoon doe ik dit het liefst alleen, zonder dat anderen mij hun verhaal erbij vertellen. Hierdoor kan ik een objectieve eerste indruk vormen die slechts gekleurd is door mijn eigen kunnen en weten. Als iets niet duidelijk is of als ik nieuwsgierig ben naar het denkbeeld van een ander, dan pas zal ik om de mening van anderen vragen. Ik wil zeker zijn van mijn zaak, maar ben ook bereid tot actie ondernemen om verder te komen in het proces. Ik bestempel mijzelf door deze combinatie van afwachten en ondernemen tot flight-type. Dit is ook de conclusie waar Ghita Ramdhiansing op uit kwam aan de hand van mijn micro- en macro-expressies. Bij een beeld van een ander probeer ik eerst te achterhalen hoe het werk in elkaar is gezet. Ik laat mij hierbij beïnvloeden door de blik van de maker. Ik ‘dans’ om het werk heen om alles goed te kunnen zien en trek een conclusie. Met dit onderdeel afgesloten kan ik nu rustig naar het werk kijken om de boodschap te ontdekken. Ik laat mij hierbij beïnvloeden door mijn gemoedstoestand en ervaringen. Mijzelf afschermen van alles om mij heen en in het werk duiken vind ik nog erg lastig. De maker weet mij hierdoor vaak niet te bereiken en de emotie blijft uit. Vooral abstract werk vind ik moeilijk te doorgronden. Als ik mijn kijkniveau zou moeten inschatten, dan geef ik mijzelf een zeven. De gemiddelde kijker schat ik iets minder hoog in doordat hij de kennis mist achter de vorming van indrukken waarover ik wel de beschikking heb door dit onderzoek. Ik zou hen daarom een zes geven.
Mijn maakproces Ik begin mijn proces met een onderwerp of een beeld. Aan de hand hiervan schrijf ik de eerste dingen op die in mij opkomen. Deze losse woorden vormen de basis van mijn eerste indruk bij het onderwerp aan de hand van mijn gedachten. Hierna volgen de schetsen om de gedachten voor mijzelf te verduidelijken. De intuïtie speelt hierbij een belangrijke rol, aangezien de eerste ideeën hier vandaan komen. Voor het opdoen van de ideeën zonder ik mij af van de buitenwereld. Ik ga in stilte achter mijn bureau of aan de keukentafel zitten en laat de ideeën tot mij komen. Het verder uitdenken vindt overal plaats. Als ik mijn dummie niet mee heb, dan zet ik de gedachten in korte zinnen op mijn mobiel of een stukje los papier. De eerste indruk wordt op deze manier aangevuld door de dingen die ik zie. Door ze te noteren wordt het geheel voor mij als maker duidelijker. Hoe verder ik kom in een proces, des te meer clichés er verschijnen. Meestal schuif ik deze ideeën opzij en probeer weer van voren af aan iets te bedenken. De cliché-vrije ideeën komen meestal vlak voor het slapengaan of als ik wakker word. Als ik de clichématige beelden niet zou uitbannen, dan zou de tot nu toe gevormde indruk aangetast worden door bestaande beelden. 129
Hierdoor is het niet meer puur mijn eerste indruk, maar deel ik hem met anderen. Dit kan het uiteindelijke doel zijn, maar in eerste instantie is dit niet de bedoeling. Bij werk in opdracht pak ik het proces anders aan. De klant komt naar mij toe met de opdracht en verschillende eisen. De indruk die het beeld moet achterlaten ligt al vast, waardoor mijn eerste indruk er bijna niet meer toe doet. Als vormgever geef ik slechts nog een vertaalslag van het idee naar een beeld. Als ik begin verschijnt de eerste associatie die ik heb met het onderwerp op papier. Aan de hand hiervan maak ik nog enkele schetsen. Vaak hebben de eisen van de klant hier al invloed op, waardoor het uiteindelijk beeld niet heel erg origineel wordt. Als ik bij het uitdenken van een concept vastloop laat ik het proces zien aan anderen en vraag ik hen om commentaar. Uit de eerste zinnen maak ik de eerste indruk op. Begrijpt men mijn bedoeling, dan zal ik niet veel aan het beeld doen. Zit men er ver naast, dan leg ik uit wat het beeld moet communiceren en vraag waar zij denken dat het mis gaat. Hierdoor kom ik te weten hoe mijn medemens naar het beeld kijkt en wat ik zou kunnen verbeteren. Mocht het commentaar niets opleveren, dan ga ik bij mijzelf te rade en val ik terug op de theorie, schetsen of inzichten om verder te komen. Hierdoor duurt het soms weken eer ik aan de uitwerking begin. Schetsen zijn voor mij een belangrijk communicatiemiddel. Zonder de vlugge illustraties mis ik een stuk inspiratie en communicatie naar de mensen toe als ik mijn proces aan hen laat zien voor feedback. Ze eindigen daarom niet snel in de prullenmand. Pas aan het einde van het project kijk ik welke het waard zijn om bewaard te worden en welke niet. Van de schetsen die het wel redden wordt menigeen gebruikt als ondertekening van een eindwerk. In dat geval was de schets zo goed of duidelijk dat hij een definitieve uitwerking verdiende. Voor deze uitwerking gebruik ik verschillende materialen zoals acrylverf, oost-Indische inkt, ecoline, klei, papier, pastelkrijt en houtskool. Het snelst grijp ik naar de acrylverf of de houtskool. Het komt regelmatig voor dat ik beide materialen in hetzelfde beeld gebruik. Ik zie deze materialen dan ook als kenmerken van mijn stijl. Daarnaast kenmerkt mijn werk zich door de vlotheid en de concentratie die er in zit. Het is hierbij opvallend dat het eindbeeld meestal een formaat groter dan A3 heeft.
Hoe lang ik bezig ben met het uiteindelijke werk hangt af van de hoeveelheid details en de grootte van het doek. Gemiddeld kost de uitwerking een week tijd. Mijn doel is dat de kijker wordt verblijd en nieuwe inzichten opdoet. Daarnaast wil ik de mensen een gevoel of gedachte meegeven. Als ik mijzelf als kunstenaar zou moeten omschrijven, dan zie ik mijzelf als een denker die zijn indrukken op doek wil zetten.
De presentatie van mijn werk Tot nu toe heb ik nog geen eigen expositie gehad. Wel zijn er op de academie verschillende momenten geweest, zoals de Open Dag, waar ik mijn werk heb kunnen presenteren aan het publiek binnen de vertrouwde muren van de academie. Het liefst zou ik mijn werk presenteren op een plaats waar veel mensen komen die het werk bekijken uit nieuwsgierigheid of interesse. Aangezien mijn werk vaak groot is of een connectie heeft met bordspellen zou de ideale ruimte midden in de stad zijn of op een spellenbeurs. Hierbij vind ik het belangrijk dat de omgeving past bij het werk. Door op een spellenbeurs te exposeren richt ik mij op een specifieke doelgroep en wordt het werk versterkt door de omgeving. Ik zorg er voor dat de ruimte aan mijn eisen voldoet door hem naar mijn hand te zetten. Dit is vooral van invloed op een plaats in de stad, aangezien hier veel verschillende mensen komen en de omgevingen variĂŤren. Als het gaat om het vinden van de juiste ruimte let ik vooral op de grootte van de ruimte, het licht en de geur. Bij het ophangen van het werk hou ik rekening met de kleuren en het contrast rondom het beeld. Voor de kijker bevestig ik een titel of klein stukje tekst bij het werk. Door vrij te geven hoeveel tijd er in het beeld zit valt het geheel voor de kijker nog beter in context te plaatsen. Toch is dit iets wat u niet snel zult zien staan naast een kunstwerk. Hierop staan eerder hints om het emotionele, visuele of intellectuele te prikkelen. Als alles op zijn plek staat vraag ik aan mijn omgeving hoe zij het beeld interpreteren met de gegeven informatie om te achterhalen of het geheel goed samenwerkt of dat er iets moet veranderen. Hierna ga ik bij mijzelf na of ik tevreden ben met het eindbeeld. Zou ik zelf voor mijn werk blijven staan en waarmee kan ik dit verlengen? Tijdens de Open Dag (2015) heb ik bijgehouden hoelang een persoon gemiddeld bleef staan voor mijn beeld. Dit was een kleine veertig seconden dankzij de kleine animaties die met de Ipad te zien waren op het grote doek. Zonder deze toevoeging was het geheel minder spannend geweest en waren de mensen sneller doorgelopen. 130
Schetsen van mogelijke presentatievormen
De docenten raadden mij aan om nog niet te ver vooruit te denken en eerst gewoon het panorama te maken om later beeldende keuzes te maken in de presentatie. De twee weken die hierop volgden werden besteed aan de uitwerking van het panorama. Allereerst zette ik de foto’s die ik had naast elkaar om een breedbeeld te creëren. Deze printte ik, samen met de overige foto’s van het plein, uit op A4 en plakte ze aan elkaar. De mensen op de losse foto’s knipte ik uit, rangschikte ik aan de hand van mijn herinneringen en gevoel op het panorama, en plakte ze daarna vast. Dit beeld vormde de basis voor het panorama.
Plaça de la Virreina (2015) U heeft nu meer inzicht in mijn verleden, werkwijze en keuze in presentatie. Ik weet nu hoe iedereen anders kijkt naar zijn omgeving en kunst, en wat hierop van invloed is. Kan ik deze kennis ook toepassen op mijn eigen werk en in hoeverre doe ik dit al? Hier wil ik achter komen door mijn meest recente werk Plaça de la Virreina (2015) te analyseren aan de hand van de gevonden theorie. Maakproces
Na de studiereis naar Spanje kregen wij als klas de opdracht om gedurende de zomervakantie na te denken over een mogelijk onderwerp waarmee wij Spanje of het boek Colometa wilden verbeelden. Ik vroeg mezelf af welke indruk mij het meest had geraakt om een thema of houvast te vinden voor het toekomstige project. Ik kwam uit op de dikke duiven in Park Güell, het plein Plaça de la Virreina op de zondag en de bergen rondom Girona. De bergen vond ik vooral fijn door de nostalgische waarde die er voor mij aan hing. Met mijn ouders ging ik vroeger veel op vakantie naar de bergen en wandelden wij hele dagen. Het plein in Barcelona had bij mij een prettige indruk achtergelaten, met name door de levendigheid die het uitstraalde op de zondag. De duiven in Park Güell waren zo gefixeerd op brood dat ik ze voor de grap dikke broodsletten noemde. Bijna als vanzelf werd de Spaanse benaming hiervoor opgezocht (grueso puta pan) en ontstond er voor ons een Spaans scheldwoord voor duiven. Het is vooral het plezier dat ik met anderen had om dit gekke woord waardoor de duiven mij bijbleven. Na de voor- en nadelen van elke optie te hebben afgewogen streepte ik de bergen in Girona af. Ik had er niet genoeg herinneringen aan of een duidelijk gevoel bij om er iets uit te kunnen halen. De duiven en Park Güell kon ik nog koppelen aan het eerste hoofdstuk van het boek Colometa, maar dit was erg geforceerd. Er bleef dus nog maar één optie over: het plein in Barcelona. Ik schreef deze keuze in afzondering op in mijn dummie en ging in mijn geheugen op zoek naar mijn indrukken van het plein. Uiteindelijk kwam ik met het volgende lijstje:
Opstelling presentatie
Positiebepaling van de mensen op het plein
Ik wilde al een tijdje een grote schildering maken en besloot dat ik van het plein een levensgroot panorama ging maken. Dit zou een heel karwei worden en ik wist ik dat ik moest gaan plannen voordat ik kon beginnen. Welke presentatiemogelijkheden zijn er allemaal voor grote panorama’s en op welke manier kan ik het gevoel dat men zich op het plein bevindt het beste overbrengen? Dit is waar het schetsproces begon. De beelden vlogen door mijn hoofd en vonden hun weg naar het papier door het potlood. Ik kwam tot de conclusie dat ik een volledig rond panorama wilde maken, daar binnenin een bankje zou plaatsen en gebruik zou maken van licht om de warmte over te brengen die ik daar had gevoeld. Daarnaast zou er het geluid van het plein afgespeeld worden, zodat de omgeving ook echt beleefd kon worden. Dit alles om de kijker mijn eerste indruk van het plein te laten ervaren. Ambitieus als ik was wilde ik een beeld schilderen van tien meter in omtrek en drie meter hoog. Hierdoor zou de diameter net iets ruimer worden dan drie meter en de afstand van kijker tot beeld anderhalve meter, een mooie afstand naar mijn idee. De dag om het idee te presenteren aan de docenten brak aan. Ik kreeg de tip om naar het Panorama Mesdag te gaan om te kijken hoe ze het daar hadden opgezet en dit heb ik dan ook gedaan. Ik keek goed om mij heen, vroeg bezoekers naar hun beleving en schreef de sfeer op die ik zelf voelde. Ik kwam tot de conclusie dat er bij een driehonderdzestig graden panorama meer komt kijken dan alleen het panorama en geluid. De omgeving waar men in staat is ook zeker van belang om een goede eerste indruk te scheppen. Daarnaast is het fijn om de bovenkant van het panorama niet te zien. De beleving wordt hierdoor nog completer. Eenmaal terug in Zwolle legde ik de eerdere ideeën en de nieuwe informatie bij elkaar. Er ontstonden nog enkele nieuwe ideeën door gesprekken die ik met medestudenten had. Ik noteerde alles en schetste het uit. Het resultaat ziet u op de voorgaande bladzijde. Uiteindelijk werd het tijd om een paar maquettes te maken om te zien wat wel en niet werkte. In welke setting kwam mijn eerste indruk het beste naar voren? Ik koos ervoor om het ronde en het halfronde panorama uit te werken met daarnaast nog de optie om een beeld volledig gestrekt over één muur te hangen. Voor de ultieme beleving was het 360 graden panorama met dak het beste geweest, maar in verband met de beperkte tijd koos ik voor het halfronde panorama, liefst met een afscherming voor de bovenkant van het doek. Het proces dat ik hierboven beschrijf speelde zich af in één week. Voor het project hadden we een maand de tijd gekregen.
132
Om de drie meter hoogte te halen bevestigde ik twee rollen papier aan elkaar en hing het geheel op in het tekenlokaal. Eén van de weinige plaatsen in de academie waar een doek van vijf meter breed ongestoord kon hangen, dacht ik. Ik zette vlug de eerste opzet op het papier, maar het beeld werd veel te groot. Door gebrek in tijd greep ik naar de beamer. Ik zette het in elkaar geplakte beeld op de foto en beamde deze vervolgens op het doek. Het overtrekken kon beginnen! Eenmaal klaar was de dag alweer bijna voorbij en ik ging naar huis. De dag erop kreeg ik te horen dat het doek in de weg hing en verplaatst moest worden. Met hulp versleepte ik hem naar een verdieping lager om op de gang opgeprikt te worden. Het doek hing nu pal voor de trap in het zicht van iedereen. Hierdoor werd ik gedwongen om veel met mijn medemens te communiceren. Er werd gespeculeerd over schildertechnieken, verhoudingen, contrasten en de mensen. Achteraf ben ik blij dat het doek hier kwam te hangen, aangezien ik op deze manier veel nuttig en opbouwend commentaar kreeg. De eerste dagen hoorde ik veel negatief gemompel, maar naarmate het beeld vorderde werd het steeds positiever.
133
commentaren van mensen die langsliepen
Er kwam op een gegeven moment zelfs een briefje bij te hangen met het de boodschap “Dit werk is een MEESTERWERK. Wij vinden het super mooi!” met het commentaar “Sluit ik me bij aan!!” ernaast. De eerste indruk van de langslopende meute werd met de dag bijgeschaafd. Er ontstond een tweede, derde en misschien wel vierde, vijfde en zesde indruk. Elke keer dat ze langsliepen was het beeld weer anders en riep het andere associaties op bij de beschouwer. Sommigen wilde deze nieuwe beleving maar al te graag met mij delen. Hierdoor kreeg ik beter inzicht in mijn werk en hoe het communiceerde.
Na drie dagen kon het doek bevestigd worden. Ik rolde hem uit, maar hij viel bijna direct om. Ik wilde hem met duct tape vast gaan zetten, maar wist dat dit slecht zou zijn voor het papier. Ik liet het probleem even rusten en haalde eerst het bankje op bij de moeder van mijn vriend. Zij kwam met de suggestie om het doek met klittenband vast te zetten, zodat hij ook makkelijk afrolbaar zou zijn. Een uitkomst, want ik kwam er diezelfde dag achter dat er een alarm achter het doek zat dat af zou gaan als ik het doek uitgerold liet staan ’s nachts. Ze gaf mij het klittenband mee dat zij nog had liggen en hielp met het bankje te verslepen. In het weekend zette ik het klittenband vast op de balken en sloeg er een spijker in zodat ik zeker wist dat het niet los zou gaan. Ik legde de vloer en kwam er achter dat er twee tegels misten. Ik vulde de gaten op met kartonnen platen die ik sneed uit de dozen waar de tegels in hadden gezeten. Uiteindelijk verfde ik de platen samen met de echte tegels zodat het een geheel leek. Ik testte het geluid en bedacht dat ik hier misschien iets mee moest doen om het gevoel bij de eerste indruk van het plein nog beter te laten overkomen. Zondags werkte ik daarom nog aan het geluid en kwam met drie versies: Het origineel, een Spaanse gitaarsolo en het originele geluid met de gitaarsolo op de achtergrond. De daarop volgende (presentatie)dag was het tijd om het licht te regelen en de geluiden te testen. Ik vroeg klasgenoten te luisteren naar de verschillende geluiden. Iedereens voorkeur ging uit naar het originele geluid, omdat hier ook al gitaar in zat en het anders wel heel cliché zou worden. Ik besloot daarom om het originele geluid te gebruiken. Het laatste wat nog moest gebeuren was de regeling van het licht. De ramen waren inmiddels afgeplakt en ik had drie bouwlampen geregeld. De vrijdag voor de presentatie had ik nog gesproken over de belichting met iemand die hier ervaring mee heeft. In ieder geval zou er één lamp met een gelig filter ervoor van boven schijnen. Echter, toen ik dit op maandag testte en de overige twee lampen aan weerskanten hing werd de ruimte te fel belicht. Hierdoor werd het doek onderdeel van de ruimte, en die wilde ik er juist niet bij betrekken omdat dit niet bij de beleving hoorde. Ik haalde één van de lampen aan de zijkant weg, maar het licht was nog steeds te fel en de ruimte te aanwezig. Uiteindelijk bleek de lamp met het filter de boosdoener. Hierdoor bleef er nog één lichtbron over, en hij bracht de sfeer precies goed over. Zittend op het bankje met het geluid op de achtergrond in het steeds warmer wordende kamertje waande ik mij weer even op het plein in Barcelona op die ene zondag. De presentatie verliep goed en men voelde wat ik bedoelde. Ook na de presentatie liet ik het werk open staan voor bezichtiging. Regelmatig zag ik mensen rustig zitten voor het werk. Het gebeurde ook wel eens dat mensen er heen gingen om in afzondering te kunnen praten zonder gestoord te worden. Ook al was dit een illusie doordat de deur open stond, men voelde zich er schijnbaar op zijn gemak en veilig. Dit is precies wat ik wilde opwekken met het beeld. Mijn missie was geslaagd.
Door de gesprekken over het werk en zijn inhoud was ik er achter gekomen dat het overgrote gedeelte van het publiek het schilderij herkende als een plaats in Zuid-Europa. Frankrijk, Italië en Spanje werden het vaakst genoemd. Eén van de conciërges herkende het plein van een vakantie die hij in Barcelona had doorgebracht, wat een blijde verrassing voor mij was. Veel voorbijgangers vroegen of ik de mensen nog ging invullen. In eerste instantie was dit wel het idee, maar door de gesprekken bleek dat bijna niemand dit nodig achtte. Het invullen zou geen toegevoegde waarde hebben. Ik wilde niet dat de mensen een persoonlijkheid zouden krijgen of dat de kijker zich met deze personen ging identificeren. De figuren bleven daarom wit, met de ondertekening nog zichtbaar. Ik twijfelde nog of ik het plein niet iets vlakker zou maken en of de mensen op de achtergrond misschien iets grijzer moesten. Ik maakte daarom een foto van het werk en probeerde dit uit in Photoshop. Het laatste bleek absoluut niet nodig te zijn, het zou het beeld juist benadelen. Het egaler maken van het plein was wel nodig om de golvende stoeptegels tot rust te brengen. Na deze aanpassingen te hebben aangebracht was het beeld, na twee weken hard zwoegen, dan eindelijk af. De laatste week brak aan en het was tijd om het skelet te maken waaraan het beeld zou komen te hangen. De palen en buizen voor het skelet kreeg ik van de academie, omdat deze over waren van de introductieweek van de eerstejaars. Ik dacht er nog over om latjes te halen voor het geraamte, maar bedacht dat het geheel met buizen makkelijker uit elkaar te halen zou zijn. Bij de kringloop vond ik de meest perfecte vloerplaten die ik maar kon wensen. Het was een soort kliklaminaat van 50m x 50m tegels. De overige benodigdheden had ik thuis staan. Toen ik alles in elkaar zette vielen de balken om. Ik ging op zoek naar gewichten om de druk op de balken te reduceren en ze vast te klemmen tegen de muren. Ik vond bakstenen voor aan de achterkant en theatergewichten van acht kilogram per stuk voor aan de voorkant van de balken. De middelste balk tapete ik zo goed mogelijk vast aan de verwarming.
134
135
Plaรงa de la Virreina, Akha Hulzebos (2015)
inzicht uitwerking
broedperiode
Reflectie maakproces Als ik het proces van begin tot eind langsloop en naast de theorie leg vallen er verschillende dingen op.
proces
evaluatie
Als houvast kreeg de klas twee mogelijke onderwerpen aangereikt van de docenten. Mijn keuze baseerde ik op mijn gevoel met het idee dat hier het meeste uit te halen zou zijn. Er werden vanuit de herinnering steekwoorden opgeschreven die het plein omschreven. Door de foto’s opnieuw te bekijken ontstond er een nostalgisch gevoel dat uiteindelijk ook in het beeld terecht zou komen. Volgens de theorie uit hoofdstuk vier is dit van positieve invloed op de kijker, doordat hij de maker leert kennen. Bij het uitschetsen speelde het onderbewuste (intuïtie) een belangrijke rol. Eenmaal klaar met het schetsen en bedenken van ideeën vormde ik een tijdelijke conclusie die, door het te tonen aan de buitenwereld, nieuw leven ingeblazen kreeg en leidde tot nieuw onderzoek. Het proces volgde op deze manier de volgende route: voorbereiden – broedperiode – inzicht – broedperiode – inzicht evaluatie – uitwerking – inzicht – evaluatie - uitwerking. Hieronder ziet u de stappen uitgeschreven.
uitwerking
Ook bij de uitwerking van het ophangsysteem werden de stappen inzicht en evaluatie herhaald tot het skelet stevig in elkaar stond. De laatste belangrijke onderdelen werden met wat tijdsdruk neergezet, waardoor de afwerking wat te wensen overliet. De lamp had beter verscholen kunnen zijn in een nis en de ontbrekende tegels had ik liever van kliklaminaat of hout gemaakt. Wel werd er steeds gezocht naar de best haalbare oplossingen middels herhaalde processen van inzicht en evaluatie. Het proces van de toepassing van het geluid verliep beter. Het geluid werd beluisterd, bewerkt en vervangen. Het vragen van de medemens was een goede stap om te ontdekken of het geluid werkte met het beeld. De creatieve processen (broedperiode, evaluatie, etc.) werden op deze manier goed ingezet en het cliché van de Spaanse gitaar verviel. Bij de presentatie van het werk is rekening gehouden met de omgeving. Er werd gezocht naar een ruimte waarin de kijker zich volledig zou focussen op het beeld en in afzondering zou zitten op het bankje om op te kunnen gaan in het beeld. Er werd een omgeving gecreëerd die het beeld het beste naar voren liet komen en de vier muren van het lokaal liet verdwijnen. Het werk werd op deze manier versterkt en de beleving completer. De persoonlijke keuzes en het gebruikte materiaal lieten de kijker een deel van de maker zien. Om het publiek niet af te leiden van het beeld en een eigen eerste indruk te laten ervaren is er geen informatie bij het beeld gehangen. De eerste indruk moest uit hunzelf komen, en niet aan de hand van voorinformatie op een informatief bordje.
inzicht
evaluatie
Ontwerpproces Plaça de la Virreina volgens het Creatieve Processen Model
Mijn idee en doelstelling van het beeld
Met het panorama wilde ik de kijker het plein in zijn geheel laten beleven zoals ik het had beleefd. De familie-achtige sfeer, de zonnige dag, de rust en de voorbij wandelende mensen. Het ging me vooral om de sfeer. Aan de omgeving besteedde ik dan ook veel aandacht. Dit schepte de illusie dat er meer te zien was dan er in werkelijkheid was. De mensen waren in dit geval ondergeschikt. Hen heb ik dan ook bewust open gelaten voor de kijker om zelf in te vullen. Het beeld op zich is esthetisch, maar wekte nog niet de beleving die men kreeg toen ik het geluid en de omgeving erbij betrok. Doordat er tegels op de grond lagen die aansloten bij de schildering, er geluid op de achtergrond speelde en er een warm, gelig licht scheen werd de beleving vollediger. Door het bankje vlak voor de tegels te plaatsen moest men hier overheen lopen en rustten de voeten bij het kijken vanaf het bankje op de stenen vloer. De kijker werd op deze manier één met het schilderij. Om de beleving nog completer te maken had ik het panorama rondom kunnen trekken. Er waren ook nog oplossingen te vinden in videomapping en animatie. De laatste heb ik nog toegepast. Het was meer een leuk extraatje dan een toevoeging aan het beeld, al vonden de toeschouwers de nieuwe techniek erg verrassend.
138
uitwerking
voorbereiden
Blik van de toeschouwer
Tijdens de Open Dag (2015) vroeg ik de toeschouwers naar hun beleving vanaf het moment dat ze binnenkwamen. De gemiddelde bezoeker hoorde als eerste het geluid en zag direct daarna het beeld. Wat opviel was dat de ruimte vrij donker was, maar de lichtval op het doek liet het geheel warm ogen. Men zag vervolgens het bankje waarop men ging zitten om het grote doek eens rustig te kunnen bekijken. Het eerste dat opviel waren de niet ingevulde mensen. De meeste kijkers zagen hen als een anonieme menigte. Er waren ook toeschouwers die het beeld hierdoor niet af vonden, maar het stoorde hen in het totaalbeeld verder niet heel erg. Het volgende dat de aandacht trok was het groen in de omgeving. Het waren vooral de bomen die de mensen greep. Ze kwamen levendig, overweldigend en echt over. De aandacht gleed hierna naar de rest van de omgeving en de gebouwen. Het straatbord in de schaduw werd vaak als laatste gespot. Hierna ging de aandacht naar de details. De ondertekening van de mensen werden waargenomen toen de ogen aan het licht gewend raakten. De vele kleine toevoegingen brachten de gebouwen en objecten tot leven. Het geheel voelde mede dankzij het geluid meer als een beleving of een ervaring dan een schilderij. Het beeld werd omschreven als mediterraans, warm en gezellig. Het riep een prettig gevoel op en voor hen die in Frankrijk, Spanje of Italië waren geweest ook een beetje nostalgie. Deze nostalgie kwam vooral voort uit de beleving en niet uit het beeld zelf. Het beeld was slechts een onderdeel om het totaalplaatje te kunnen visualiseren als onderdeel van de ervaring.
139
Door mijn eigen werk te analyseren en mijn werkproces te onderzoeken ben ik er achter gekomen waar de fouten liggen en waar verbeteringen plaats kunnen vinden. Momenteel ben ik bezig met het verder uitwerken van animaties voor het panorama van Barcelona. Door gebruik te maken van augmented reality zal er een tweede laag ontstaan over het beeld in verschillende, korte animaties. Zij vertellen een aanvullend verhaal over dieren, gebaseerd op mijn fantasie en ervaringen uit Barcelona. Een voorproefje toonde ik op de Open Dag en dat werd met veel enthousiasme ontvangen. Helaas was het nog niet toereikend genoeg voor een verhaal, maar de techniek zelf was schijnbaar al verrassend genoeg. Het is deze techniek, de holografie en andere nieuwere technieken die ik wil ontdekken en toepassen. Mijn droom is om de bordspellen nieuw leven in te blazen en dat is wat ik met deze technieken wil proberen. Mijn stage heb ik gevonden bij een bedrijf dat deze visie deelt en ik hoop dan ook dat wij hier samen in verder kunnen groeien. Hiervoor zal ik echter meer onderzoek moeten doen in een deel van de digitale wereld dat mij nog niet heel bekend is. Mijn vaardigheden in het digitale tekenen en het animeren zullen zich moeten vergroten. Ik wil mijn werkproces en uitvoering verbeteren en vooral veel over mijn werk blijven communiceren met mijn omgeving. Kortom: er moet nog veel gebeuren wil ik komen waar ik wil in de toekomst. In de conclusie leg ik mijn gedachten uit het eerste hoofdstuk naast de gevonden theorie. Ik kom er hier achter wat ik miste om de hoofdvraag te beantwoorden en zal u het verlossende antwoord geven.
Conclusie Het maakproces is voor iedereen anders. Zo heb ook ik mijn eigen ritueel bij het uitwerken van een beeld. U heeft gelezen dat ik begin bij een onderwerp, dat uitwerk door te schetsen, terugkijk en weer verder uitwerk. Hierdoor ontstaat een concept dat op zijn tijd ook weer aan reflectie wordt onderworpen. Uit de theorie heb ik geleerd dat dit een goede manier van onderzoeken is om een stevige basis te vormen. Waar ik wel voor op moet passen is om niet teveel te vervallen in de theorie en het schetsen, maar vooral moet blijven uitwerken. De uitwerking van een beeld gaat vrij rechttoe rechtaan, maar wordt door veel te communiceren met mijn omgeving een sterk geheel. Het is deze communicatie die er uiteindelijk voor zorgde dat het panorama de juiste eerste indruk overbracht. Aan mijn presentatietechnieken zal ik nog wat moeten sleutelen. Het zijn vooral de kleine dingen die om afwerking vragen. Bij het werk Plaรงa de la Virreina (2015) vragen de zichtbare lichtbron, balken, en de bovenkant van het doek om verhulling om volledig in het beeld en zijn verhaal op te kunnen gaan zonder afleiding van een tweede omgeving.
140
HET VERLOSSENDE WOORD
het aanschouwen van dit beeld? beeld, invloed op de eerste oogopslag van de toeschouwer bij In hoeverre heeft een beeldmaker, tijdens het maken van een komen op de vraag: verschillende onderdelen heen gaan om tot een antwoord te worden. Ik zal met u nog ĂŠĂŠnmaal in vogelvlucht door de antwoord op de hoofdvraag te wachten om gevonden te Tussen alle informatie, voorbeelden en anekdotes ligt het komt kijken dan herkenning. volgende hoofdstukken leerde ik echter dat er veel meer bij en de kijker zijn eigen ik hierop kan projecteren. In de hierop communiceert als er punten van herkenning in te vinden zijn `In het eerste hoofdstuk concludeerde ik dat een beeld goed
Spanje, Akha Hulzebos (2015)
We hebben inmiddels geleerd dat een eerste indruk wordt gevormd in 0,017 seconden. Het helpt ons om alles in het dagelijks leven een plek te geven zonder er al te veel over te hoeven nadenken. Voorheen liep ik onbewust met mijn stempel rond te zwaaien om op alles een afdruk naar aanleiding van mijn eerste indruk achter te laten. Toen ik mij dat realiseerde ben ik beter op mijn omgeving gaan letten. Ik kijk wat langer om er achter te komen of ik meer af kan leiden van wat ik zie, en zo van de eerste indruk een tweede (completere) indruk kan maken. Dit is nog niet zo gemakkelijk als het lijkt. Er komen verschillende prikkels binnen die worden geclassificeerd, geïdentificeerd, geordend en vervolgens opgeslagen. Op deze prikkels zijn verschillende filters van toepassing die bepalen wat ik als eerste zie. Ik zet ze hier op een rijtje.
Overlevingsdrang Het lichaam is geprogrammeerd om gevaar te herkennen (mits geleerd) en tot actie over te gaan. Gevaarlijke prikkels worden tijdens het kijken als eerste opgepikt en verwerkt.
De persoonlijkheid Door de jaren heen ontwikkelt iedereen een persoonlijkheid die onderscheidend is van anderen en in beweging blijft. Hierdoor heeft iedereen zijn eigen, verschillende interesses die ons kijken kleuren.
De cultuur Iedere cultuur heeft zijn eigen gewoonten en normen en waarden. In China is het normaal om op de grond te spugen, maar in Nederland wordt dit als asociaal gezien. Elke cultuur kijkt hierdoor met een gekleurde bril.
Ervaringen Door de jaren heen heeft u veel meegemaakt, zowel alleen als met anderen. Aan deze ervaringen zitten herinneringen en wijsheden gekoppeld waarmee u uw omgeving beoordeelt.
De sociaal-culturele situatie Elke groep binnen een cultuur handelt op een bepaalde manier en heeft zijn eigen normen en waarden. U past zich aan deze groep aan, waardoor uw kijken wordt gekleurd. Normen en waarden Normen en waarden bepalen hoe wij handelingen beoordelen. Ieder persoon heeft zijn eigen normen en waarden die deels voortkomen uit cultuur. Daarnaast ontstaat een persoonlijke moraal door invloeden vanuit de omgeving. Socialisatie Elke groep mensen waar u in terecht komt leert u nieuwe dingen, waarnaar u zich zult gedragen, en dit beïnvloedt uw manier van kijken. De achtergrond Iedereen heeft een ander verleden. Niemand is altijd op dezelfde plaats en beleeft hetzelfde. Hierdoor zullen sommige beelden bij u eerder herinneringen oproepen dan bij een ander. Uw verleden heeft op deze manier invloed op uw kijken. De kennis De kennis die u in uw leven heeft opgedaan kleurt uw manier van kijken. Met mijn grafische achtergrond zie ik bijvoorbeeld eerst de vormgeving van een poster en pas later de boodschap. De levensfase Tijdens elke levensfase bent u gericht op iets anders. De puber zoekt naar sociaal contact en de middenvolwassene is vooral bezig met werken en opvoeden. Een zakelijk beeld zal de middenvolwassene dan ook meer aanspreken dan de puber die nog niet weet wat hij later wil doen.
Motivatie Door omstandigheden wordt u selectief in uw kijken. Als u bijvoorbeeld trek heeft valt eten eerder op. Attitude Door uw ervaringen en motivaties vormt u een eigen manier van kijken waarmee u uw omgeving op uw eigen, unieke manier beoordeelt. Vooroordelen Vooroordelen ontstaan door ervaringen en gedeelde informatie. De media, boeken en films vertellen ons hoe wij en anderen zijn, en vooral hoe wij moeten zijn. Ons oordeel wordt hierdoor beïnvloed, en dit speelt mee in ons eerste oordeel. Uw referentiekader Hierbinnen bevinden zich uw normen, waarden en opvattingen over uw omgeving. Als een prikkel binnen het kader valt, dan kunt u hem plaatsen en dat ervaart u veelal als positief. Valt hij er buiten, dan weet u niet zo goed wat u ermee aan moet en dit geeft al snel een negatief gevoel. Een eerste indruk krijgt hierdoor een positief of een negatief karakter. Emotie Als u verdrietig bent, dan zal uw omgeving er grauwer uitzien dan wanneer u vrolijk bent. Uw kijken wordt hierdoor gekleurd. Het geheugen We zijn ons slechts bewust van 10% van ons denken. Veel informatie gaat verloren (ook bij het opslaan van prikkels) waardoor onze eerste indruk wordt teruggedrongen tot de herinnering van slechts enkele feiten en ervaringen.
Deze filters zijn bij ieder persoon anders, waardoor iedereen op een eigen manier kijkt naar de werkelijkheid. Om te achterhalen hoe ik zelf kijk ben ik in het zevende hoofdstuk nog eens teruggegaan naar mijn jeugd. Ik stelde mijzelf de vraag wie ik vroeger was en wat er nog van de jonge ‘ik’ is overgebleven. Het verlegen meisje is inmiddels verdwenen, hoewel de onzekerheid naar mijn medemens toe nog wel eens naar boven komt. Ik ben wijzer geworden en ging mijn onderzoekende houding in onder andere beeld vertalen.
149
Met het verkrijgen van nieuwe kennis wonnen mijn analytisch kijken en denken aan terrein, en dit vormt nu een obstakel bij het maken van beeld. Met herinneringen probeer ik dit patroon te doorbreken, maar eigenlijk moet ik weer terug naar hoe ik vroeger als kind was. Zoekende naar dingen die ik leuk vond om te tekenen, en gewoon doen! Ik moet stoppen met rationaliseren en vlugge schetsen maken, en meer gaan werken vanuit mijn gevoel. Al sinds lange tijd probeert de mensheid alles om hem heen te verklaren door middel van samenvattingen, analyses en categorisaties. Deze informatie wordt maar al te graag ingezet bij bijvoorbeeld sollicitatiegesprekken en in de media, maar ook bij het beoordelen en maken van een schilderij. Een gemaakt beeld wordt hierdoor ‘bedacht’ en kan zelfs eindigen in een cliché, zoals de oude man met de wandelstok. Dit wil ik koste wat kost voorkomen. Kennis van de bestaande theorie (samenvattingen, analyses en categorisaties) zou hiervoor, naast het kennen van mijn eigen verleden en handelen, een goede stap zijn. Door kennis van deze theorie en mijn eigen ‘lijstjes’ kan ik er achter komen hoe ik mijn analytische denken kan doorbreken. Hierdoor kom ik tot origineler beeld en omzeil ik clichés. Daarnaast kan ik dankzij de theorie rekening houden met de verschillende manieren waarop mensen kijken, herkennen, denken en handelen. Met deze informatie op zak kan ik de beste beeldende kenmerken toepassen op een illustratie om een zo sterk mogelijke herkenning te bewerkstelligen bij de kijker. Het is natuurlijk niet haalbaar om ieder individu op dezelfde manier met beeld te bereiken door de verschillen in persoonlijke geschiedenis, persoonlijkheid, kennis en andere persoonsgebonden eigenschappen. Waar ik wel rekening mee kan houden zijn de invloeden van cultuur, emoties, de sociaal-culturele situatie, de levensfase en andere algemenere kenmerken waarmee een grotere groep mensen te bereiken is. Door een gericht publiek te selecteren kan de boodschap beter worden overgebracht. De essentie van mijn werk is het overbrengen van mijn eerste indrukken, zodat ik anderen kan laten zien wat ik zie. Hiermee hoop ik dat de kijker ontdekt dat wat hij ziet anders is dan wat zijn medemens ziet. Daarnaast is het voor mijzelf een manier om te zien hoe mijn blik op de wereld en mijn interesses door de jaren heen veranderen. Een eerste indruk die is blijven hangen ontstond tijdens de zomervakantie van 2015. In het Aquarium van Luik zag ik voor het eerst een zeedier dat de naam buisaal draagt. Het zijn kleine, simpele wormen die leven in de zeebodem, hun kop uit het zand steken, langer en korter worden en met de stroom mee bewegen. Ik ging helemaal op in hun bewegingen en wilde meer mensen kennis laten maken met deze (voor mij) intrigerende dieren. Uit eerdere projecten weet ik dat augmented reality een goede manier is om mensen te betrekken bij een beeld. Doordat zij kijken naar de afbeelding en een onzichtbaar beeld zoeken, ontstaat er een onbewuste interesse in het beeld. De nieuwsgierigheid wordt geprikkeld en later beloond als het verborgen beeld is gevonden.
Tijdens het maken van het beeld heb ik als beeldmaker keuze uit verschillende fysieke en mentale hulpmiddelen. Onder de fysieke hulpmiddelen vallen de werkwijze, materialen en andere tastbare benodigdheden. Bij de werkwijze is het van belang dat alle creatieve processen worden doorlopen in volle concentratie en dat tussenstadia aan anderen worden getoond om tot een sterk beeld te komen. Onder de mentale hulpmiddelen vallen kennis van onze lijstjes (samenvattingen, analyses en categorisaties), maar ook van de gestaltwetten en de semiotiek. Door gebruik te maken van de gestaltwetten kan ik de blik van de kijker door het werk heen leiden, en met de semiotiek kan ik nagaan of het verhaal ook daadwerkelijk overkomt aan de hand van de tekens in het beeld.
De buisaal, Akha Hulzebos, (2015-2016)
150
Creatieve processen
Met een passende presentatie kan men het beeld versterken. Dit doet men door te letten op het licht, geluid, de directe omgeving en de totale ruimte. Door het werk te plaatsen naast ander werk ontstaat er een wisselwerking die positief kan uitpakken. Er kan gekozen worden voor een informatief bordje bij het werk om het toegankelijker te maken door middel van context of een titel. Door de omgeving aan te passen aan het werk (licht, geluid, geur, kleur, setting, etc.) ontstaat er een sfeer waarmee het publiek het beeld beter kan begrijpen. Zonder een goede presentatie zal de beleving aanmerkelijk minder worden, waardoor het verhaal aan kracht verliest.
Voorbereiden Interesse probleemstelling kiezen. Broedperiode Ideeën laten komen, niet bedenken. Inzicht Alles komt samen. Evaluatie Is het inzicht waardevol? Uitwerking Vindt plaats in delen. Inzicht en evaluatie worden in dit proces meermaals herhaald. Er wordt hierbij gereflecteerd op het eigen werk en dit genereert nieuwe inzichten.
Door op mijn eigen werkprocessen terug te kijken ben ik te weten gekomen dat ik vaak een stap oversla. Meestal is het de broedperiode die ik verwaarloos, maar het komt ook nog wel eens voor dat het kritisch blijven kijken (inzicht) wordt vergeten. Hierdoor worden mijn beelden minder interessant of zelfs onduidelijk. De diepgang in het werk gaat verloren, ook al is het nog zo mooi geschilderd of getekend. Een wonderschoon kunstwerk is daarom ook niet altijd een goed kunstwerk. Het verhaal van een beeld moet echter wel toegankelijk zijn voor de toeschouwer om het te kunnen overbrengen. Hiervoor is het nodig dat de kijker een connectie heeft met het werk, bijvoorbeeld door een aantrekkelijk beeld. Een beeld wordt aantrekkelijk doordat het knap is gemaakt, schoonheid uitstraalt, nostalgisch is, de historie er vanaf spat, er een beleving plaats vindt of doordat de kijker de kunstenaar leert kennen.
Naast het kunnen toetreden tot het beeld moet het ook te begrijpen zijn. De kijker moet in staat zijn het visuele, het intellectuele en het emotionele te kunnen samenbrengen. Hierdoor zal de gewenste beleving plaatsvinden.
Het controleren of de totaalpresentatie overkomt is een stap waarvan ik de waarde langzaam maar zeker ben gaan inzien. Echter, door het schrijven van deze scriptie ben ik te weten gekomen dat een goede presentatie het halve werk is, en dat hier toch echt meer tijd aan besteed mag worden. Twee dagen van tevoren beginnen is te laat. Door goed na te denken en veel te testen of het werkt komt een presentatie tot stand die het werk verdient. Ik weet inmiddels dat een beeldmaker veel verschillende mogelijkheden heeft om de eerste indruk van de toeschouwer, tijdens het aanschouwen van figuren, te beïnvloeden. Dit kan zowel bij de creatieve processen als bij de presentatie, maar alleen als hiervoor de juiste kennis in huis is en deze bewust wordt ingezet. Denk hierbij aan sociologische en psychologische kennis, maar ook aan zelfkennis van het eigen maakproces. Onbewust worden er al veel delen van de theorie ingevuld en de toepassing hiervan lijkt als vanzelf te komen. Hoe bewuster de maker is van deze onbewuste sturing, des te beter het beeld gestuurd kan worden in de beoogde richting. Bij de geïnterviewden merkte ik dat er verschillende niveaus zijn in de mate van kennis. Dit heeft te maken met de ervaringen en interesses van de desbetreffende personen. Door bewuster te worden van hun eigen handelen en kennis kunnen zij het maakproces verbeteren en hierdoor sterker communicerend werk maken. Hetzelfde geldt voor mijn eigen werk. Ik weet nu wat voor invloeden er zijn op ons kijken en hoe ik dit tijdens het maakproces en de presentatie van mijn werk kan inzetten en beïnvloeden. Door hier bewust mee om te gaan kan ik tot een veel sterker en beter verhalend beeld komen dan ik eerder heb gemaakt en miscommunicaties voorkomen.
Heeft u wel eens nagedacht over uw eigen creatieve processen en de mensen om u heen? Probeer eens bij uzelf na te gaan wat u beïnvloedt bij het vormen van een eerste indruk. Wat zorgt ervoor dat u die ene persoon ontwijkt of dat een beeld niet duidelijk overkomt? Spreek uw medemens eens een keer aan en laat u verrassen. Door te communiceren worden misverstanden voorkomen, en wie weet stelt u uw eerste indruk van een ander wel bij!
152
153
Nawoord Door het schrijven van deze scriptie ben ik veel te weten gekomen over ons kijken en denken. Deze informatie heeft mij aan het denken gezet over zowel mijzelf als mijn beeldende werk. Ik leerde door de informatie op mijzelf te projecteren dat er veel ervaringen zijn uit mijn jeugd die nog steeds invloed uitoefenen op mijn denken en maken wie ik ben. Ik vond de reden waarom ik bepaalde mensen vermijd en hoe socialisatie hier een belangrijke rol in speelt. Ergens is het een enge gedachte om te beseffen dat mensen onbewust invloed op u uitoefenen en uw gedachten sturen. Ze kruipen bijna letterlijk in uw hoofd en fluisteren op de achtergrond hun mening in. Of ik daar naar ga luisteren is aan mijzelf, maar het onderbewuste gaat er vaak in mee, ook al wil ik dit eigenlijk niet. Mijn denken wordt dus van alle kanten beĂŻnvloed en dit zal nooit eindigen. Waar ik wel controle over heb zijn mijn gedachten en hoe ik ze kenbaar maak aan de wereld. Dit kan verbaal, non-verbaal of door middel van fysieke materialen. Door ervaring heb ik de materialen leren gebruiken, maar er is nog veel te ontdekken. Ook het vinden van het beste werkproces blijft een uitdaging. Hoe zet ik de creatieve processen het beste in en wat is hier voor nodig? Het belangrijkste dat ik tijdens het schrijven te weten ben gekomen is dat de meeste goede kunstwerken tot stand komen door te communiceren met de buitenwereld. Een beeld kan voor mij nog zo duidelijk of leuk zijn, een ander zal het altijd anders beleven. Als ik vooruit kijk in de (nabije) toekomst, dan zie ik mezelf veel communiceren met mijn omgeving over mijn werk en neem ik langer de tijd om een presentatie goed uit te werken. Zaken waarvan ik allang op de hoogte was, nu ik terugblik op de afgelopen jaren, maar waarvan ik nu pas de waarde zie. Misschien moet ik voortaan toch maar beter luisteren naar mijn omgeving en mijn ideeĂŤn met hen delen, want is dit niet de essentie van kunst? Een communicatie teweeg brengen tussen twee bronnen, zodat zij elkaar kunnen verstaan. Een communicatie waar ik nog hard aan zal moeten werken.
Arkham Horror, Akha Hulzebos, (2015)
155
Dankwoord Bij deze wil ik de volgende mensen bedanken voor de medewerking aan deze scriptie. Ghita Ramdhiansing en Nellie Stiny-Coops wil ik bedanken voor het delen van hun inzichten in de theorie, hun eigen ideeĂŤn hierover en de interessante weetjes. Door onze gesprekken werd de gevonden informatie veel logischer en beter te begrijpen. Ik wil de beeldmakers Rik Versteeg, Danny Djojosoedarmo, Aleid Landeweerd, Corona ZschĂźsschen en Rudy Simon bedanken voor het openstaan voor de vele vragen, het delen van hun werk en werkproces, en de tijd die zij hiervoor hebben opgeofferd. Door jullie inzichten, meningen en processen heb ik veel geleerd over dat wat mij te wachten staat na de academie. Inez van de Ven wil ik bedanken voor het delen van haar eerste indruk van mij. Als laatste wil ik Jet Rijpstra, Natalie Sijen, Jonne Bijkerk en Anouk van der Meer bedanken voor de mentale steun en het controleren van de inhoud van de scriptie.
Kruidenmand, Akha Hulzebos, (2015)
157
Bronnenlijst Boeken
Internet http://www.intermediair.nl/testen-tools/persoonlijkheidstest Geraadpleegd: 10 december 2015
Mariëtte Willemsen, Denkbewegingen; inleiding in de filosofie van emoties, Amsterdam, 2010 Scriptie 1 indruk, Sharon Sportel, Zwolle, 2014 e
Filosofie van het kijken, Mieke Boon & Peter Henk Steenhuis, Rotterdam, 2009 Op het eerste gezicht, Tylers museum te Haarlem, Tielt, 2014 The art of seeing, Mihaly Csikszentmihalyi & Rick E. Robinson, Los Angeles, 1990 Groen bloed, Rosine Verkleij, Zwolle, 2008 Drawn In, Julia Rothman, Massachusetts, 2011
http://www.scientias.nl/vooroordelen-de-mens-kan-niet-zonder/ Geraadpleegd: 10 december 2015 http://www.personalityresearch.org/papers/fehringer.html Fehriinger, Heather M. (2004), Contributions and Limitations of Cattell’s Sixteen Personality Factor Model (proefschrift), Rochester: Rochester Institute of Technology Geraadpleegd: 13 november 2015 http://www.froot.nl/posttype/froot/6-fotografen-werden-gevraagd1-man-te-fotograferen-maar-er-is-een-twist/?utm_source=dlvr. it&utm_medium=twitter Geraadpleegd: 6 november 2015
Graphic Magazine issue ten, Amsterdam, 2006 Kijken naar beelden, J.M. Peters, Leuven, 1977 Psychologie en sociologie, Ella Wijsman, Groningen, 2008
http://dvtg.hku.nl/semiot/inlsemio.html Geraadpleegd: 13 november 2015 http://www.kunstbus.nl/design/semiotiek.html Geraadpleegd: 13 november 2015
Beeldtaal: Perspectieven voor makers en gebruikers, Jos van den Broek, Willem Koetsenruijter, Jaap de Jong en Laetitia Smit, Den Haag, 2010 https://natasjadotcom.files.wordpress.com/2012/06/samenvattinginleiding-op-de-semiotiek.pdf A. van Zoest (2012, 8 juni), Samenvatting Inleiding op de Semiotiek Gedownload op 5 januari 2016 Artikelen
Paul Ekman, Darwin, Deception, and Facial Expression, California, 2003 IEEE Trans Pattern Anal Mach Intell . 1999 Oktober ; 21(10): 974–974. Anniek van den Brand, Trouw: Eerste indruk van iemand wordt in vijf seconden gevestigd, 1998
http://tijdschriften.filmarchief.ub.rug.nl/FILES/root/ versus/1987/2-1987/semivachs/semiotiekvancharles1.pdf Hans van Drie1 & Wim Staat (2009, 5 augustus), De semiotiek van Charles Sanders Peirce Een inleiding Gedownload op 5 januari 2016 http://www.webbedwindows.nl/semioticus/h04.html Geraadpleegd op 5 januari 2016
Tijdschrift
Kunst in klad, Kunstschrift, 1981
https://books.google.nl/s?id=jGgcl6WyRLgC&pg=PA140&lpg=PA1 40&dq=Eidetisch+beeld&source=bl&ots=Me7JjHBkro&sig=KeS4fJR iu17pn86QDq3dibzkabw&hl=nl&sa=X&ved=0CD4Q6AEwBWoVCMIsemzupyOyQIVhHgPCh1xFAMM#v=onepage&q=Eidetisch%20 beeld&f=false Psychologie een inleiding (6e editie), Philip G. Zimbardo, Robert L. Johnsin, Vivian McCann (2009) Geraadpleegd op 13 november 2015
http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/diversen/112250-hetgeheugen-in-het-algemeen.html Psychologie een inleiding, Philip G. Zimbardo, Robert L. Johnsin, Vivian McCann, Amsterdam, 2009 Geraadpleegd op 13 november 2015 http://www.kunstbus.nl/kunst/kunst.html Geraadpleegd op 13 november 2015 http://www.avista.org/wp-content/uploads/2013/05/Villardman. net2013.pdf Dr. Carl F. Barnes (10 November 2011), The Portfolio of Villard de Honnecourt Gedownload op 24 december 2015 http://scholar.harvard.edu/schacterlab/pages/publications Geraadpleegd: 24 december 2015 http://www.directedcreativity.com/pages/WPModels.html Geraadpleegd: 28 januari 2016 http://smallbusiness.chron.com/5-steps-creative-processmodel-10338.html Geraadpleegd: 28 januari 2016
Interviews Ghita Ramdhiansing
Gedrag & emotie analist 06 287 13 278 Adres Linnaeusstraat 105 1 1093 EL Amsterdam
Nellie Stiny-Coops
Psychologe 06 344 24 885 Adres Kruisbergseweg 38 7009 BP Doetinchem
Aleid Landeweerd
Cartoonist en illustrator http://www.aleidland.nl/ http://www.mindfool.nl/ 070 346 10 18 06 301 440 28 aleid.landeweerd@hccnet.nl
Corona ZschĂźsschen
Illustrator http://www.sjusjun.com/en/ 0624378224 sjusjun@gmail.com
Rik Versteeg & Danny Djojosoedarmo Interdisciplinair duo (fotografie)
http://www.djojoversteeg.com/ 06 307 28 245 Rik Versteeg 06 484 74 907 Danny Djojosoedarmo info@djojoversteeg.com Adres Bergselaan 318 C3 3038 CM Rotterdam
Rudy Simon
Autonoom kunstenaar en docent http://www.rudysimon.nl/ 06 125 37 985 fatcatten@gmail.com post@rudysimon.nl Adres Assendorperplein 9 8012 TW Zwolle
Ik neemt u mee op reis naar de wereld van de eerste indruk. Aan de hand van levendige voorbeelden uit de dagelijkse praktijk en de kunst leert u uzelf en uw manier van kijken beter kennen. Daarnaast maakt u kennis met kunstenaars en mij als persoon en de persoonlijke ontwikkelingen die ik heb doorgemaakt. Voor het goed kunnen ZIEN van alle onderdelen in deze scriptie wil ik u vragen de volgende hulpmiddelen bij de hand te hebben: een smartphone met de app Aurasma en het spiegeltje dat u in het boek aantreft.