FILOSOFIE
Filosofie en Duurzame ontwikkeling Filosofieonderwijs rond een maatschappelijk vraagstuk
Drs. Kirsten Kuipers Katholieke Universiteit Nijmegen
Drs. Kirsten Kuipers Programma Duurzame Ontwikkeling Universitair Centrum voor Milieuwetenschappen Katholieke Universiteit Nijmegen Drs. Irene Dankelman (red.) Programma Duurzame Ontwikkeling Universitair Centrum voor Milieuwetenschappen Katholieke Universiteit Nijmegen Zomer 2003 Werkgroep Disciplinaire Verdieping Duurzame Ontwikkeling Netwerk Duurzaam Hoger Onderwijs Deze uitgave kwam tot stand met financiĂŤle steun van het ministerie van VROM
Inhoudsopgave
1
Summary
Pagina 1
Ten geleide
Pagina 3
Duurzame ontwikkeling en filosofieonderwijs
Pagina 5
1.1
Inleiding
Pagina 5
1.2
Filosofieonderwijs in Nederland
Pagina 11
2
Filosofen over duurzame ontwikkeling
Pagina 25
3
Aanknopingspunten bij subdisciplines van de filosofie
Pagina 33
3.1
Historische filosofie
Pagina 33
3.2
Metafysica
Pagina 34
3.3
Taalfilosofie
Pagina 36
3.4
Wetenschapsfilosofie en techniekfilosofie
Pagina 37
3.5
Sociale en Cultuurfilosofie
Pagina 41
3.6
Politieke filosofie
Pagina 42
3.7
Ethiek
Pagina 46
4
Perspectieven voor vernieuwing van het onderwijs 4.1 4.2
Pagina 53
Vernieuwing binnen opleidingen en interdisciplinaire samenwerking
Pagina 53
Filosofie als fundament voor ’sustainability science’
Pagina 56
Geïnterviewden
Pagina 59
Geraadpleegde en aanbevolen literatuur
Pagina 61
Bijlage 1: Voorbeelden van filosofische cursussen rond duurzame ontwikkeling
Bijlage 2: Organisaties, websites en tijdschriften
Pagina 65 Pagina 67
TITEL
Filosofie en Duurzame Ontwikkeling Filosofieonderwijs rond een maatschappelijk vraagstuk
Auteur
Drs. Kirsten Kuipers Universitair Centrum voor Milieuwetenschappen, Katholieke Universiteit Nijmegen
Redactie Drs. Irene Dankelman Universitair Centrum voor Milieuwetenschappen, Katholieke Universiteit Nijmegen Lay-out
Jolanda Hiddink / Lidwien van der Horst (concept lay-out) / Afd. Grafische Vormgeving, KUN
Drukkerij SSN, Nijmegen Papier
Cover: Biotop 250g/m2, binnenwerk: Biotop 120g/m2,
Uitgave
UCM/KUN
Bestellen UCM/DO, Toernooiveld 1, A-2044, 6525 ED Nijmegen / e-mail: amooren@sci.kun.nl Kosten
€7
ISBN
90-77004-14-9
Dit is deel vijftien in de serie Vakreviews Duurzame Ontwikkeling.
DE SERIE VAKREVIEWS DUURZAME ONTWIKKELING OMVAT DE VOLGENDE PUBLICATIES (2001, 2002 en 2003): 1
Dr. Jan Jonker & Rutger Grollers: Bedrijfskunde en Duurzame Ontwikkeling
2
Prof. dr. Jeroen van den Bergh en prof. dr. Cees Withagen: Economie en Duurzame Ontwikkeling
3
Dr. Remke Bras-Klapwijk: Natuurkunde en Duurzame Ontwikkeling
4
Drs. Gijs van Hengstum: Biologie en Duurzame Ontwikkeling
5
Dr. Henk van Zon: Geschiedenis en Duurzame Ontwikkeling
6
Dr. Gerard Alberts: Wiskunde en Duurzame Ontwikkeling
7
Dr. Remke Bras-Klapwijk: Civiele Techniek en Duurzame Ontwikkeling
8
Dr. Françoise Barten en dr. Joost van den Gulden: Health and Sustainable Development
9
Ir. Arjan Kirkels: Werktuigbouwkunde en Duurzame Ontwikkeling
10 Ir. Andreas Vlasman en drs. Irene Dankelman: Denkraam voor Duurzame Ontwikkeling 11 Drs. Tom Severijn: Technische Bedrijfskunde (HBO) en Duurzame Ontwikkeling 12 Dr. Anja de Groene: Economie (HBO) en Duurzame Ontwikkeling 13 Dr. Tineke Egyedi en ir. Dirk-Jan Peet: Informatica en Duurzame Ontwikkeling 14 Prof.dr. Nico Schrijver: Rechten en Duurzame Ontwikkeling 15 Drs. Kirsten Kuipers: Filosofie en Duurzame Ontwikkeling
Summary
Education is crucial for reaching a sustainable society. The realisation of sustainable development requires a new attitude and a new set of values and standards. The students of today will be the managers, politicians, producers and consumers of the next decades. This book on philosophy starts from this perspective. It is part of a series of so-called Disciplinary Reviews on Sustainable Development. The series explores the relationships between different disciplines, such as economics, biology, history and sustainable development. The publications are intended to challenge lecturers, students and practitioners in the specific sector to reflect on the role they could play in relation to the public debate on sustainability and on the role that sustainable development could play in their work.
Nevertheless there are still many opportunities to revive the interest of philosophers for this field of study. The series of interviews provided the author with a rich collection of ideas and proposals for elaborations on sustainability within different sub disciplines of philosophy. Chapters two and three present these ideas and proposals. One of the central questions is for example whether we really need to focus on the needs of future generations to be able to transform our society into a sustainable one, or that the discussion should rather focus on our own norms and values; our view on what ‘a good life’ is. Some other themes being mentioned are the so-called ‘greening of ethics’, different political philosophies ranging from anarchism and liberalism to eco-feminism, spirituality and worldviews, cultural
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
This disciplinary review on philosophy is mainly based on a series of interviews with Dutch philosophers working at different universities and besides that on research via literature and sources on the internet. The expertise of the interviewed lecturers is in several sub disciplines of philosophy ranging from for example metaphysics to political philosophy and ethics. First the review offers an insight in ‘the state of the art’ of the integration of sustainability issues in philosophical curricula at Dutch universities (chapter one). It turns out that after a period in which many universities offered courses on environmental philosophy in combination with sustainability issues, the situation in 2003 is rather disappointing. This year there are hardly any professors, lecturers or courses to be found in this field. It seems that after a decade (ca. 1990-2000) of antagonism between different schools of thought in environmental philosophy, the interest of philosophers for environmental and sustainability themes is fading.
1
attitudes towards nature, discourse-analysis in relation to sustainability and rationalism and technology versus romanticism and phenomenology. Chapter four focuses on ideas for institutional reform within departments of philosophy and on proposals for cooperation in research between philosophers from different universities. Furthermore it stresses the importance of interaction with specialists from other disciplines. Also the concept of ‘sustainability science’ is being explored. Finally the review offers a list of recommended literature for further reading and a list of relevant organisations, websites and examples of successful courses on sustainability issues.
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
Philosophical reflection on sustainability is important for it could not only improve the quality of the public debate and broaden our view on the issue at stake, but it also has the potency to stimulate interdisciplinary discussions within the scientific community. Hopefully this review gives inspiration and leads to renewed interest of philosophers to get engaged in the debate on sustainable development.
2
Ten geleide
’Man’s proper study is that of his relation to his environment... this is the business of his whole life’. J.J. Rousseau in Emile, or On Education.1
Vrij vertaald: ’Het eigenlijke onderwerp van studie dat de mens heeft, betreft zijn relatie met zijn omgeving. Uiteindelijk houdt dat hem zijn hele leven bezig.’ Wie kijkt naar de grote populariteit van boeken over levenskunst en andere filosofieboeken voor leken, ziet dat Rousseau’s opmerking nog steeds actueel is. Mensen blijven zoekende naar een bevredigend inzicht of idee over hun plek in de wereld en naar een invulling van wat ’het goede leven’ zou kunnen zijn, ook na het failliet van veel religieuze instituties zoals de traditionele kerken. Het betreft - in ieder geval in de Westerse wereld - vaak een individuele zoektocht.
Filosofen hebben er hun vak van gemaakt om na te denken over het wezen van de dingen en te zoeken naar ’het goede’, ’het ware’ en ’het schone’. De vraag naar het wezen van de mens en zijn relatie met zijn omgeving - andere mensen, de natuur is een van de grondvragen. Het zijn vaak filosofische vragen die helderheid kunnen brengen in moeizame discussies door vooronderstellingen en waarden van verschillende partijen inzichtelijk te maken. Filosofen zijn erin geschoold de fundamenten van verschillende opvattingen bloot te leggen en nieuwe filosofische en ethische perspectieven te doordenken. Hoe denken filosofen over duurzame ontwikkeling? En: Wat zijn interessante aanknopingspunten om duurzame ontwikkeling in het filosofie- en ethiekonderwijs aan de orde te stellen?
1
J.J. Rousseau in Emile, or On Education, 1762, vertaald door B. Foxley, Londen 1992, p. 209-210, geciteerd in J. Palmer (ed.), Fifty Key Thinkers on the Environment, Londen, 2001, p.56.
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
In deze verkenning staat het concept duurzame ontwikkeling centraal. Duurzame ontwikkeling veronderstelt nadrukkelijk een collectieve, gezamenlijke zoektocht van overheden, burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties naar een maatschappelijke perspectief dat een leefbare wereld garandeert, ook voor generaties die na ons komen. Welke rol speelt de filosofie in deze zoektocht?
3
Deze verkenning over Filosofie en Duurzame Ontwikkeling stelt bovenstaande vragen centraal. Het betreft deel vijftien in de reeks Vakreviews Duurzame Ontwikkeling. Het netwerk Duurzaam Hoger Onderwijs (zie www.dho21.nl) wil met deze reeks verkenningen inzichtelijk maken hoe de verschillende disciplines met het duurzaamheidvraagstuk omgaan en wat de mogelijkheden voor integratie van de thematiek in het curriculum zijn. Het onderhavige boekje richt zich met name op het universitaire filosofieonderwijs, maar kijkt daarnaast ook kort naar ethiek en filosofie rond duurzame ontwikkeling binnen het HBO-onderwijs. De inhoud is met name gebaseerd op interviews met een twintigtal Nederlandse filosofen en daarnaast op een beperkt, inventariserend onderzoek op basis van studiegidsen, internetbronnen en literatuur. Graag wil ik op deze plaats alle ge誰nterviewden en deelnemers aan de discussiemiddag op 22 januari 2003 in Studiecentrum Soeterbeeck te Ravenstein heel hartelijk danken dat zij mij lieten delen in hun grote kennis van zaken. Moge het resultaat in de vorm van deze verkenning inspiratie bieden voor onderwijsgevenden om met de filosofische en ethische aspecten van het concept duurzame ontwikkeling aan de slag te gaan en deze op een vruchtbare manier in het onderwijs aan de orde te stellen!
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
Drs. Kirsten Kuipers Programma Duurzame Ontwikkeling KUN Voorjaar 2003
4
Duurzame ontwikkeling en filosofieonderwijs Inleiding
1 1.1
De VN Commissie voor Milieu en Ontwikkeling lanceerde in de jaren tachtig van de vorige eeuw het rapport ’Our Common Future’ waarin het begrip ’sustainable development’ - houdbare of duurzame ontwikkeling - een centrale rol speelt: ’Sustainable development ... meets the needs of the present without compromising the ability of future generations to meet their own needs.’2 Het rapport wil kaders en randvoorwaarden aanreiken om onze zoektocht naar ’het goede leven’ in goede banen te leiden. Centraal staat het streven naar een harmonieus samengaan van ecologische integriteit, sociale rechtvaardigheid en economische groei. Het rapport roept op tot een gezamenlijke zoektocht - nationaal en internationaal - van overheden, burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties naar een houdbare toekomst. Voor meer achtergrondinformatie over de geschiedenis en betekenis van duurzame ontwikkeling als concept en ideaal, zie het boekje ’Denkraam voor Duurzame Ontwikkeling’ van de hand van drs. Irene Dankelman en ir. Andreas Vlasman.
Illustratie uit Vlasman & Dankelman, Denkraam voor Duurzame Ontwikkeling, Nijmegen 2002. 2
WCED, Our Common Future, Oxford, 1987.
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
In 1993 werd het Copernicus Charter ofwel University Charter for Sustainable Development uitgebracht en ondertekend. Het betreft een ’handvest’ of (in de praktijk meer een) intentieverklaring van leiders van universiteiten om vanuit de academische wereld duurzame ontwikkeling te ondersteunen met (de ontwikkeling van) kennis. Het is de bedoeling zowel via onderwijs en onderzoek als door middel van samenwerkingsverbanden met overheden en maatschappelijke organisaties vanuit de wetenschap een bijdrage te leveren aan duurzame ontwikkeling.
5
Op het gebied van onderwijs stelden universiteiten zich onder meer ten doel: ’Universities shall incorporate an environmental perspective in all their work and set up environmental programmes involving both teachers and researchers as well as students - all of whom should be exposed to the global challenge of environment and development, irrespective of their field of study.’ ’Universities shall encourage interdisciplinary and collaborative education and research programmes related to sustainable development as part of the institution’s central mission. Universities shall also seek to overcome competitive instincts between disciplines and departments.’ (punten 4 en 5 uit het Charter)3
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
De doorwerking van het Charter is heel divers. Sommige universiteiten hebben duurzame ontwikkeling opgenomen in hun missie (tot voor kort bijvoorbeeld de Universiteit Wageningen), anderen hebben ook concreet middelen vrijgemaakt om te zorgen dat hun hele studentenpopulatie via het onderwijs in aanraking komt met het denken over duurzame ontwikkeling (bijvoorbeeld de Katholieke Universiteit Nijmegen, zie www.kun.nl/duurzaamheid, en de Vrije Universiteit Amsterdam, zie www.vu.nl). Paradepaardje wat betreft ’duurzaamheidonderwijs’ was lange tijd de Technische Universiteit Delft waar het college van bestuur zich voor zeven jaar aan duurzame ontwikkeling committeerde (ook financieel) en duidelijke richtlijnen gaf. Iedere opleiding moest een basisvak rond duurzame ontwikkeling aanbieden en tevens binnen zoveel mogelijk vakken waar dat relevant is, het thema integreren. Ook is een interdisciplinaire afstudeervariant rond duurzame ontwikkeling opgezet (zie www.odo.tudelft.nl). Tot nu toe kan men echter nog nergens spreken van een structurele integratie in het onderwijs. Alle genoemde projecten hebben slechts tijdelijke financiering en het is van de inzet van individuele docenten afhankelijk of het succes beklijft.
6
Binnen het hoger beroepsonderwijs koos men voor een andere aanpak met de opstelling van het zogenaamde Duurzaamheidhandvest. Alle instellingen die het handvest ondertekenden, werken aan een structurele integratie van duurzame ontwikkeling in de opleidingen door te zorgen voor een vertaling van het concept in de eindtermen en competentieprofielen van opleidingen. Ook zijn verschillende lectoren duurzame ontwikkeling aangesteld die helpen bij het vormgeven van onderwijsveranderingen. De vorderingen van de hogescholen worden centraal bijgehouden door het Steunpunt Duurzaamheid HBO, dat thans is ondergebracht bij de Stichting Duurzaam Hoger Onderwijs (zie www.dho21.nl).
3
RMNO, Duurzame Ontwikkeling in Onderwijs en Onderzoek, Advies van de RMNO, Rijswijk, 2000.
Eind jaren negentig ontstond het landelijke netwerk Duurzaam Hoger Onderwijs. Dit netwerk van docenten, studenten, beleidsmakers en bestuurders wisselt informatie uit en werkt vanuit de basis aan projecten die de integratie van het denken over en werken aan duurzame ontwikkeling in het hoger onderwijs moeten bevorderen. De landelijke werkgroep DVDO (Disciplinaire Verdieping Duurzame Ontwikkeling) maakt deel uit van het landelijk netwerk. Ze wil docenten concrete aanknopingspunten aanreiken om binnen hun vakgebied met duurzame ontwikkeling aan de slag te gaan. Deze verkenning over Filosofie maakt deel uit van een reeks boekjes over duurzame ontwikkeling die de werkgroep uitbrengt, de zogenaamde Vakreviews Duurzame Ontwikkeling. Er verschenen tot nu toe boekjes over Bedrijfskunde, Economie, Biologie, Geschiedenis, Natuurkunde, Civiele Techniek, Werktuigbouwkunde, Wiskunde, Gezondheidswetenschappen en een algemene inleiding over duurzame ontwikkeling en toekomstdenken ’Denkraam voor Duurzame Ontwikkeling’. Tegelijk met deze uitgave verschijnen Economie II (voor HBO), Bedrijfskunde II (voor HBO), Rechtsgeleerdheid en Informatica.
Waarom een vakreview Filosofie?
Wie bekijkt wat er moet gebeuren om deze discussies over duurzame ontwikkeling op een hoger plan te trekken, bemerkt dat het bij uitstek filosofische vragen zijn die meer helderheid en inzicht in de pluriformiteit in interpretaties kunnen brengen. De verschillende duurzame toekomstvisies die te onderscheiden zijn, hebben - vaak impliciet - verschillende ethische waarden als basis. Kortom, het thema lijkt een interessant onderzoeksterrein voor de filosofie én de filosofie zou - zo lijkt het een belangrijke bijdrage aan de oplossing van dit maatschappelijke vraagstuk kunnen leveren.
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
Sinds de jaren tachtig is het begrip duurzame ontwikkeling een eigen leven gaan leiden. Er circuleren talloze definities van duurzame ontwikkeling, en even zovele opvattingen over wat het probleem is waar duurzaamheid het antwoord op pretendeert te zijn. Wie echter de vele discussies analyseert, valt het op dat de deelnemende partijen maar al te vaak langs elkaar heen praten. Enerzijds is dat ongetwijfeld een gevolg van de verschillende belangen die men vertegenwoordigt. Werkgever-werknemer, boer-natuurbeschermer, stadmens-plattelander, AfrikaanAmerikaan of Europeaan; bijna niemand stijgt heel gemakkelijk boven deelbelangen uit. Anderzijds lijken de tegenstellingen en spraakverwarring ook in sterke mate het gevolg van het niet kenbaar maken van vooronderstellingen die men hanteert en het niet stellen van achterliggende, wezenlijke vragen naar de motivaties en wereldbeelden van waaruit men leeft en werkt.
7
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
Doel van deze uitgave is in kort bestek te laten zien welke belangwekkende, filosofische vragen er spelen bij een vraagstuk dat dringender dan ooit de aandacht vraagt. Zoals: Dringend? Is het zo dringend? Gaat het zo slecht met de natuur en de wereld? Wanneer vinden we dan dat het slecht gaat? En waarom vinden we dat? Welke criteria hanteren we? Welke waarden spelen eigenlijk op de achtergrond als we vinden dat het anders en ’duurzamer’ moet? Wat zou ’duurzamer’ dan moeten inhouden? Die kritische vragen horen thuis in een discussie over het onderwerp. Dr. Marcel Wissenburg, docent politieke filosofie aan de KUN wijst op het volgens hem belangrijke onderscheid tussen activist en filosoof: ’Veel Nederlandse filosofen hebben de neiging elkaar op de vierkante meter af te maken. Dat is het product van de jaren zestig, van het idee dat je ook een maatschappelijke rol vervult. Er zijn natuurlijk dingen waar je in gelooft, maar je moet je professionele rol als filosoof daar altijd van scheiden, want daarin moet je altijd twijfelen. Iedere mening die je aantreft moet je onderzoeken, analyseren. Daar is intellectuele oprechtheid voor nodig waarbij je niets voor gegeven aanneemt.’ En dr. Martin Drenthen: ’Als de filosoof activist is, staat de uitkomst al vast en dan is er weinig filosofisch meer aan.’
8
Overigens is niet iedereen het daarmee eens. Verschillende geïnterviewden menen dat het kiezen van een beredeneerde positie nodig is om een constructieve bijdrage te kunnen leveren aan het debat. Zo betoogt drs. Wim Zweers juist dat het de primaire taak van filosoof is ook na te denken over alternatieven voor hele fundamentele normen en waardensystemen. Een filosoof die alleen bezig is met het formuleren van bedenkingen en het blootleggen van vooronderstellingen, verzaakt wat hem betreft zijn taak en is meer socioloog dan filosoof. Hij wijt de afstandelijke, niet-uitgesproken geëngageerde houding van veel filosofen ook aan de dominantie van het postmodernisme in de filosofie dat op een negatieve manier relativerend uitwerkt: ’Het postmodernisme is als het kind van onze cultuur. Als filosoof bedenk je je tegenwoordig wel drie keer om met grote woorden te spreken. Zo van “pas op, ze gaan nog lachen!”’ Zweers vreest voor de desintegrerende werking die van het deconstructieve postmodernisme uit kan gaan. Het zou nihilisme in de hand werken. En ook prof.dr. Koo Van der Wal wijst hierop: ’Mensen raken niet gemotiveerd als je ze alles uit handen slaat.’ Mensen hebben een perspectief nodig, een groot verhaal waar ze zich in herkennen. Er is behoefte aan een nieuwe ideologie, iets dat sociaal verbindend kan werken. Vanuit de wetenschap en in het bijzonder vanuit de filosofie kan daaraan een weloverwogen bijdrage worden geleverd door nieuwe perspectieven te zoeken en doordenken, meent Zweers. Hij vindt het geen probleem om als filosoof een positie te kiezen, als je maar erkent dat er meer perspectieven op de kwestie zijn.
De meeste geïnterviewden zien de spanning tussen engagement en relativerende kritische distantie niet als werkelijk problematisch, maar meer als een kwestie van balanceerkunst. Een zekere persoonlijke betrokkenheid wordt daarbij gezien als voorwaarde om de wezenlijke vragen aan de orde te kunnen stellen. Het is goed op deze plek ook te wijzen op de spanning tussen enerzijds de wens het onderwijs te benutten om maatschappelijke doelen dichterbij te brengen en anderzijds de vrijheid van onderwijs. Immers een al te instrumentele benadering van het onderwijs in de zin dat maatschappelijke doelen - en in dit geval een bepaalde interpretatie van wat duurzame ontwikkeling zou zijn - kritiekloos in het onderwijs worden opgenomen, is onwenselijk. Zoals prof.dr. Kees Klop het zei: ’Het primaat hoort te liggen bij de vrijheid van de academie, ook als dat betekent dat het onderwerp op een andere manier of niet zo aan de orde komt als men vanuit politieke overwegingen misschien zou wensen’.
Een viertal onderzoekers verbonden aan het Centrum voor Didactiek van Wiskunde en Natuurwetenschappen in Utrecht en de leerstoelgroep Toegepaste Filosofie van de Universiteit Wageningen publiceerden een in dit verband relevant en interessant boek, getiteld ’Duurzaamheid als Leergebied. Conceptuele analyse en educatieve uitwerking’. De publicatie is sterk filosofisch van aard en werd uitgebracht in het kader van het interdepartementale programma Natuur- en Milieueducatie. Weliswaar was de publicatie niet specifiek op het hoger onderwijs gericht, maar meer op maatschappelijk, sociaal leren in het algemeen. In hun conclusies en aanbevelingen geven de onderzoekers het bovengenoemde spanningsveld helder weer, zij het dat ook hun standpunt te kritiseren is als zijnde uitgesproken liberaal en relativistisch: ’Duurzame ontwikkeling is een maatschappelijke opgave in de zin dat de formulering(en) van wat het inhoudt een vraagstuk is voor de huidige pluriforme samenleving. Daarom kan en mag duurzaamheideducatie niet bestaan uit de overdracht van kennis, vaardigheden en houdingen die bijdrage aan de vormgeving en realisatie van een extern bepaald duurzaamheidbeleid. In dit geval zou sprake zijn van een conflict tussen een maatschappelijke imperatief (van een bepaald duurzaamheidbeleid) en de pedagogische imperatief (van de ontwikkeling van autonoom denkende en handelende
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
Dr. Heidi Muijen, verbonden aan de VU aan het programma Van Waarden Weten is niet zo beducht voor de vermenging van politieke doelen en onderwijsdoelen als het gaat om duurzaamheid: ’Je kunt het een politieke overtuiging noemen, maar meer dan dat is het een levensovertuiging. Het gaat tenslotte om de plaats van de mens in de wereld, of de kosmos. Het thema heeft een mondiale strekking en handelt over de situatie van interdependentie waar we in zitten. Het vraagt om een verruiming van het bewustzijn en het overstijgt daarmee de politieke vragen.’
9
personen in de samenleving). Duurzaamheideducatie behoort daarentegen levenspolitieke vorming te zijn, wat wil zeggen de ontwikkeling van individuele, collectieve, en algemene duurzaamheidinterpretaties en -oplossingsrichtingen , onder andere door reflectie op die van de lerenden zelf, de politiek, de wetenschap, het bedrijfsleven en andere personen en sociale instituties. Op deze wijze wordt het conflict tussen de maatschappelijke imperatief van duurzaamheid als een maatschappelijke opgave [...] en de bovengenoemde pedagogische imperatief overwonnen.’4
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
Helderheid helpen brengen in complexe begrippen en kwesties kunnen filosofen als geen ander. Het is immers hun vak om voortdurend te twijfelen en vragen te blijven stellen om bij de kern van kwesties te komen. De grote uitdaging is echter het gesprek en de discussie vruchtbaar te houden. De valkuil voor iedere filosoof is te blijven steken bij de verzuchting van de Franse filosoof Montaigne ’Que sais-je?’, ’Wat weet ik?’, de retorische vraag om niets positiefs meer te zeggen (en ook niets te doen?). Bij een dergelijke filosofische verzuchting wil deze vakreview niet blijven steken. Het is goed voortdurend kritisch te zijn en blijven, ideeën te ontleden en waanideeën door te prikken, maar, om het de filosoof Koo van der Wal (Erasmus Universiteit) na te zeggen: ’Je sloopt om te bouwen, niet om te slopen.’ Nieuwe perspectieven ontwikkelen en onderzoeken blijft belangrijk, ook binnen de filosofie. En is het niet aantrekkelijk om de potentiële waarde van filosofen te spiegelen aan denkers als Socrates of Spinoza? Zij stelden vragen bij maatschappelijke ontwikkelingen, analyseerden redeneringen en traden ook op als adviseurs van politiek leiders. Wetenschapsbeoefening vertegenwoordigt waarden die ook los van directe maatschappelijke relevantie belangrijk zijn, maar mag je als maatschappij ook iets verwachten van filosofen?
10
Deze vakreview verkent de verschillende manieren waarop filosofen tegen het duurzaamheidvraagstuk aankijken. Belangrijke vraag daarbij is hoe het thema in het filosofieonderwijs aan de orde gesteld kan worden. Ook studenten filosofie zullen in hun latere werkkring vroeg of laat met aan duurzame ontwikkeling gerelateerde vraagstukken te maken krijgen. Hoe kan het onderwijs daarop anticiperen zodat filosofen meer dan nu het geval is, bij dit maatschappelijke vraagstuk betrokken raken? In het navolgende komen verschillende relevante aspecten aan de orde. Paragraaf 1.2 biedt een overzicht van wat er thans binnen het Nederlandse filosofieonderwijs op het vlak van milieu en duurzame ontwikkeling gebeurt. Hoofdstuk twee behelst een overzicht van de belangrijkste commentaren en ideeën van de geïnterviewde filosofen over het thema in het algemeen. In hoofdstuk drie volgt een overzicht van deelthema’s ondergebracht bij de verschillende subdisciplines 4
S.Lijmbach, M.Broens en D. Hovinga i.s.m. M. Margadant-Van Arcken, Duurzaamheid als Leergebied. Conceptuele Analyse en Educatieve Uitwerking, Utrecht 2000.
van de filosofie, al is die onderverdeling niet altijd even gemakkelijk eenduidig te maken. Hoofdstuk vier tenslotte laat zien dat er nogal wat verschillende ideeën bestaan voor onderwijsvernieuwingen binnen of vanuit de filosofie, waarin duurzame ontwikkeling een rol speelt. Dit hoofdstuk biedt verder een korte reflectie op voorstellen voor institutionele vernieuwing die uit de interviews naar voren kwamen. Achterin deze vakreview is voorts een bijlage opgenomen met daarin een kort overzicht van en verwijzingen naar enkele filosofische vakken die rond duurzaamheid worden aangeboden. De vakreview sluit af met een beknopt overzicht van relevante, interessante organisaties, websites en tijdschriften.
Filosofieonderwijs in Nederland en duurzame ontwikkeling
1.2
In het begin van de jaren tachtig werd de milieufilosofie in Nederland geïntroduceerd. Het was de tijd waarin de milieubeweging veel van zich liet horen, nadat ze in de jaren zeventig sterk gegroeid was in reactie op onder meer het rapport van de Club van Rome, Grenzen aan de Groei (1972). Rond het begin van de jaren tachtig vragen filosofen zich af wat hun bijdrage zou kunnen zijn aan de discussie over de milieucrisis. In de Verenigde Staten ontwikkelt het milieufilosofisch vakgebied zich het eerst. Zo werd in 1979 het tijdschrift Environmental Ethics opgericht. In Nederland is Ton Lemaire de eerste die een grote studie publiceert met zijn boek 5 ’De Filosofie van het Landschap’ . Vanaf het begin van de jaren ’80 volgen de eerste tijdschriftpublicaties in Nederlandse filosofietijdschriften zoals Filosofie en Praktijk. Milieufilosofie omvat in de meeste visies ook filosofie rond duurzame ontwikkeling. In hun artikel ’Het Milieu van de Filosofen. 20 jaar milieufilosofie in Nederland’6 schrijven Martin Drenthen en Petran Kockelkoren dat er sprake is van drie golfbewegingen in de milieufilosofie in Nederland. Die hebben niet alleen binnen de universiteiten, maar ook binnen het politiek-maatschappelijk debat en het milieubeleid hun sporen nagelaten. Anderen spreken liever van verschillende scholen in het denken over milieufilosofie omdat de drie stromingen nog steeds bestaan. Zo suggereert prof.dr. Hub Zwart, hoogleraar Ethiek aan de KUN, dat je misschien wel kunt spreken van een these, antithese, synthese verhouding tussen de ideeën van de drie stromingen.
5
Ton Lemaire, De Filosofie van het Landschap, Baarn 1970.
6
Martin Drenthen, Petran Kockelkoren, Het Milieu van de Filosofen. 20 jaar milieufilosofie in Nederland’, in: Filosofie en Praktijk 20/4, 1999.
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
Verschillende stromingen
11
De eerste golf of ’school’ is die rond filosofen van de Universiteiten van Utrecht en Amsterdam (UvA), met als belangrijkste trekkers prof.dr. Wouter Achterberg (helaas gestorven in 2002) en drs. Wim Zweers. Zij organiseerden in 1984 en 1986 conferenties rond milieufilosofie en richtten in 1988 de projectgroep Milieufilosofie op. Deze eerste groep milieufilosofen moest tegen veel weerstand vechten, aangezien de traditioneel ingestelde faculteiten wijsbegeerte niet zonder meer genegen waren actuele maatschappelijke kwesties op de filosofische agenda te zetten. Deze eerste groep milieufilosofen stak haar engagement niet onder stoelen of banken. Men sympathiseerde met de natuur- en milieubeweging en hoopte vanuit de filosofie een bijdrage te leveren aan een beter begrip van de oorsprong van de ecologische crisis. Met behulp van grondige analyses en door te zoeken naar een filosofische fundering voor alternatieve maatschappelijke perspectieven wilde men bijdragen aan het draagvlak voor ingrijpende maatschappelijke veranderingen.
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
Voor een nadere duiding van deze en de andere twee groepen milieufilosofen verwijs ik naar het genoemde artikel in Filosofie en Praktijk. Hier wil ik in grote lijnen aangeven waar de verschillende ’scholen’ voor staan. Trefwoorden voor de eerste, ’Amsterdamse school’ en aanverwanten zijn radicaliteit in analyse en oplossingen (revolutionair denken) en aandacht voor mentaliteiten - ook wel grondhoudingen genoemd - als dieper liggende oorzaken voor de milieucrisis. Zo worden onder meer de mens als heerser, rentmeester of participant over respectievelijk aan de natuur onderscheiden. Daarnaast heeft zij fundamentele kritiek op de moderniteit en de filosofie waarop deze is gefundeerd (ook in het boek van Koo van der Wal, ’De Omkering van het Wereldbeeld’7 komt dat aan bod), heeft zij aandacht voor de spirituele dimensie van het milieuvraagstuk en legt zij nadruk op de intrinsieke waarde van de natuur. Opvallend is dat deze filosofen regelmatig een beroep doen op de ecologische wetenschap ter ondersteuning van hun ideeën, iets wat niet per se voor de hand ligt gezien hun perspectief rond mentaliteiten en de spirituele dimensie van het milieuvraagstuk. Zij zien deze twee benaderingen echter als beide noodzakelijk en aanvullend.
12
Wouter Achterberg publiceerde in 1994 het voor het thema duurzame ontwikkeling belangrijke boek ’Samenleving, Natuur en Duurzaamheid. Een inleiding in de milieufilosofie.’ Zoals de titel al zegt, besteedt de milieufilosofie ook aandacht aan het concept duurzame ontwikkeling. Op de vraag of je kunt stellen dat duurzaamheidfilosofie en milieufilosofie hetzelfde zijn, is het antwoord niet eenduidig te geven. Dit hangt samen met de verschillende opvattingen over de taak en reikwijdte van de milieufilosofie. Zo stelt bijvoorbeeld Kees Klop dat het samenvalt, aangezien wie 7
Koo van der Wal, De Omkering van de Wereld. Achtergronden van de milieucrisis en het zinloosheidsbesef. Baarn 1996.
zich met milieufilosofie bezighoudt vanzelf uitkomt bij het vraagstuk wat een duurzame ontwikkeling waarmee milieuproblemen zijn uit te bannen, zou behelzen. Wim Zweers wijst er echter op dat de milieufilosofie verder gaat dan duurzaamheidfilosofie. Het concept duurzame ontwikkeling is volgens hem puur op het overleven, de ontplooiing en het welbevinden van de mens gericht met de natuur in functie als reservoir van gebruiksmogelijkheden voor de mens. De milieufilosofie daarentegen kenmerkt zich wat hem betreft door breder en dieper te kijken naar de verhouding tussen mens en natuur, waarbij de mens niet per se centraal staat. Duurzame ontwikkeling is door het antropocentrische karakter van het concept wat Zweers betreft dan ook te beperkt. Het boek van prof.dr. Wouter Achterberg ’Samenleving, Natuur en Duurzaamheid’ wordt algemeen erkend als een goede inleiding tot het milieufilosofisch denken met een gedegen uiteenzetting over de duurzaamheiddimensie van het vraagstuk.
De tweede school milieufilosofen laat met name vanaf de tweede helft van de jaren negentig van zich horen. De Wageningers dr. Jozef Keulartz en prof.dr. Michiel Korthals voelen zich thuis in het postmoderne discours en zij sluiten in hun liberalistische denken aan bij het ideaal van Habermas van democratie en herrschaftsfreie Kommunikation. Zij kritiseren de ’eerste’ milieufilosofen wat betreft hun - naar zij vinden - ondemocratische insteek. Wat natuur is en wat een milieuprobleem is, zouden zij ten onrechte overlaten aan filosofen en ecologische deskundigen, terwijl iedereen daarover moet kunnen meepraten. De Wageningers kiezen voor een radicaal waardenpluralisme als startpunt voor de discussie. Ook staan ze een pragmatische wending in de milieufilosofie voor. Hun taak als filosofen zien zij niet in het beoor-
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
Ondanks hun inzet voor institutionalisering van de milieufilosofie, slaagden de filosofen van het eerste uur er niet echt in de milieufilosofie een vaste plek binnen de academische wereld te geven. Het lukte niet om bij de vorming van onderzoeksscholen in het begin van de jaren negentig, een onderzoeksinstituut voor milieufilosofie van de grond te krijgen. Daarmee werd het moeilijk, zo niet onmogelijk om structureel onderzoek en onderwijs rond milieufilosofie van de grond te krijgen. Wim Zweers omschrijft het institutionaliseringstreven als een totale mislukking, die veel te maken had met tegenwerking binnen de verschillende betrokken universiteiten. Aangezien alle filosofen werden geacht zich aan te sluiten bij een van de gevormde onderzoeksscholen, kreeg de milieufilosofie het moeilijk. De verdere ontwikkeling bleef grotendeels afhankelijk van enkele gedreven individuen die in de marge als bijzonder hoogleraar of als docent nog konden blijven functioneren. De ideeën van de eerste generatie milieufilosofen werden wel opgepikt door beleidsmakers - bijvoorbeeld de notie van de intrinsieke waarde van de natuur. Overigens is het wel zo dat de ideeën daar deel werden van de gevestigde orde zonder dat er wezenlijk veel veranderde.
13
delen van de verschillende benaderingen van het milieuvraagstuk en de natuur, maar te zorgen dat alle mogelijke benaderingen als stemmen in het debat gehoord worden. Het streven is alle vooronderstellingen bloot te leggen zodat het maatschappelijk debat open en breed gevoerd kan worden met alle onzekerheden en keuzes op tafel. In aansluiting op het denken van onder anderen Lyotard gaan de Wageningers uit van een gelijkwaardigheid van alle perspectieven.
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
Zoals te verwachten viel, ontstond een felle discussie tussen deze twee stromingen, waarbij de Wageningers de oude garde verweet bevooroordeeld te zijn (met als vooronderstelling: antropocentrisme is fout, ecocentrisme is goed) en te lijken op een religieuze stroming, die haar ideeën onterecht legitimeerde met door nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen achterhaalde ecologische ideeën (over systeemecologie en holisme). Ook zou ze naïef zijn in haar kentheorie en politieke filosofie. De Wageningers op hun beurt kregen het verwijt onverschillig te zijn ten aanzien van de ernst van de milieuproblematiek. Hun manier van werken zou een formele, procedurele ethiek inhouden. Zoals Zweers het formuleerde: ’Ze zetten de stoelen klaar voor een discussie, maar gaan er zelf niet op zitten.’ Martin Drenthen uit nog een andere bedenking hierover: ’Keulartz en de zijnen moeten oppassen dat zij niet zelf doen wat ze anderen verwijten. Ze pretenderen met hun procedurele, formele en rationele ethiek te voorkomen dat totalitaire tendensen een kans krijgen, echter zij kunnen weer dictatoriaal zijn in hun rationele benadering, waardoor allerlei ’emotionele’, aan bepaalde culturen gebonden perspectieven geen plaats krijgen en niet mee mogen doen.’8
14
Hoogleraar Milieukunde Lucas Reijnders bevalt de constructivistische benadering ook niet. Terwijl het voorbeeldig gearrangeerde democratisch gesprek over de natuur plaatsvindt en de uiteenzettingen over alle verschillende visies (’constructies’) elkaar opvolgen, kwijnt de natuur weg. In Vrij Nederland zegt Reijnders wat de gevolgen van Keulartz’ en Korthals’ benadering zijn voor bijvoorbeeld de onderhandelingen over de Noordzeevis. Over visserij zijn via het democratisch proces bindende afspraken gemaakt. Niettemin zijn de haring- en tongstand alle inspraak en democratie ten spijt ingestort. ’Uiteindelijk bepaalt de vis en niet de democratische besluitvorming wat van nature kan. Daarmee krijgt het begrip ’natuur’ een veel objectiever karakter dan Keulartz en Korthals construeren.’9 De ’Wageningse school’ 8
Toch is Drenthen ook niet enthousiast over Zweers’ aanpak: ’Zweers zet een perspectief neer, gegoten in een theorie en stelt dat je voor zijn wereldbeeld kunt kiezen. De keuze zelf beargumenteert hij onvoldoende. Dat is jammer want zijn verhaal verwoordt iets wezenlijks. Het gaat er nu om de morele ervaring die hem brengt tot een participerend perspectief verder te onderbouwen en te laten zien waarom dit een compleet en overtuigend standpunt is. Maar dat doet hij niet. Hij verwijst naar een morele ervaring, maar de oorspronkelijke ervaring wordt opgeslagen in een theorie, waarvoor je zou kunnen kiezen. De taak van de ethiek is juist de ongearticuleerde ervaringen te onderzoeken en morele betekenis te expliciteren die zich in die ervaringen toont: waarom raakt iets ons?’
9
Vrij Nederland, 5 april 1997, geciteerd in Martin Drenthen, Petran Kockelkoren, Het Milieu van de Filosofen. 20 jaar milieufilosofie in Nederland’, in: Filosofie en Praktijk 20/4, 1999, 187.
is zich in de loop der tijd steeds meer gaan richten op het dienstbaar maken van hun filosofie aan het beleid. Het idee van het reguleren van het democratische gesprek blijft in hun filosofie echter centraal staan en daarbij maken radicale visies in hun model weinig kans, zo lijkt het, omdat het model is gericht op het sluiten van compromissen.
De eerste groep milieufilosofen lijkt vooral oog te hebben voor de vervreemding van de mens van de natuur en ze beoogt weer in harmonie te komen met de natuur door zich ermee te identificeren en te komen tot een hernieuwde natuurbeleving èn door haar als richtingsgevend te zien voor het maatschappelijk leven. Overigens is het denken in deze trant - over culturele grondhoudingen en overtuigingen - al veel eerder begonnen. Vaak wordt in dit verband de studie van Lynn White genoemd die met zijn artikel in Science ’The historical roots of our ecological crisis’11 een belangrijke oorzaak van de milieucrisis legt bij de in het westen dominerende Christelijke cultuur, waarin de wetenschappelijke en industriële revolutie kon plaatsvinden met desastreuze gevolgen voor natuur en milieu. White hierover: ’The artifacts of society, including its political, social and economic patterns, are shaped primarily by what the mass of individuals in that society believe, at the sub-verbal level, about who they are, about their relation to other people and to the natural environment, and about their destiny. Every culture, whether it is overly 10
Marius de Geus, The End of Over-consumption.Towards a Lifestyle of Moderation and Self-restraint, Utrecht, 2003 en van dezelfde auteur: Ecological Utopias. Modelling the Sustainable Society, Utrecht 1999.
11
In Science 155, pag. 1205, 1967.
12
Joy Palmer (ed.), Fifty Key Thinkers on the Environment, Londen 2001, pag. 203.
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
Zweers en Van der Wal wijzen op het belang van idealen, zonder daarmee totalitair te willen zijn. Vanuit hun werk willen ze bijdragen aan idealen, aan nieuwe constructieve toekomstvisies. Van der Wal: ’Idealen leven alleen door aankleding, aanvulling, onderbouwing. Ook Korthals en Keulartz moeten erkennen dat als aan alle voorwaarden voor een goed georganiseerd democratisch debat is voldaan, het uiteindelijk om de inhoud moet gaan, om de zaak zelf, om de kracht van argumenten.’ Zij wijzen voor de invulling van de idealen niet alleen op de wetenschap, maar juist ook op de kunsten, literatuur, poëzie, zingevingbronnen, religieus of anderszins, vergeten kennisbronnen uit de eigen cultuur èn kennis uit andere culturen. De menselijke ervaring speelt bij hen een belangrijke rol. Beiden verwijzen ook naar het werk van collega Marius de Geus die met zijn laatste boeken ’Ecological Utopias’ en ’The End of Over-Consumption’10 tal van bouwstenen aanreikt - op basis van bronnen uit heden en verleden - voor het ideaal van een duurzame wereld. In het laatste boek is bovendien een hoofdstuk gewijd aan onderwijs en duurzame ontwikkeling.
15
religious or not, is shaped primarily by its religion.12 en ’(...)what we do about our ecology depends on our ideas of the man-nature relationship (...)more science and more technology are not going to get us out of the present ecological crisis until we find a new religion, or rethink our old one.’13
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
De tweede groep milieufilosofen is met name gericht op de procedures. Zij zien alleen de mogelijkheid voor een goed gereguleerd (democratisch) en rationeel gesprek over alle verschillende natuurervaringen die mensen kunnen hebben. Bij hen gaat het al niet meer over de natuur zelf, zo lijkt het. De derde en laatste ’golf’, ’stroming’ of misschien het begin van een ’school’ probeert de kloof tussen de twee andere stromingen te overbruggen. ’De Amsterdammers kwamen met hun these. Wageningen stelde de antithese en misschien moet je ons wel als de synthesegroep zien’, zegt Hub Zwart lachend in antwoord op de vraag welke positie hij inneemt in het milieufilosofisch debat. Hierin wordt geprobeerd, met een citaat van Martin Drenthen en Petran Kockelkoren uit hun eerdergenoemde artikel over 20 jaar milieufilosofie: ’(...)het inzicht in de onvermijdelijke veelheid aan contexten van natuurbeleving te verbinden met de notie van het eigen gewicht der dingen.(...) Als interpretaties niet ’juist’ of ’onjuist’ zijn, maar eerst bepaalde betekeniservaringen mogelijk maken, dan moeten ze worden beoordeeld met de vraag in hoeverre ze een zinvolle bijdrage leveren aan ons verstaan van de gelaagde normatieve betekenis van ons ’milieu’. We hebben het dan niet langer over cultuur (gesprek) enerzijds en natuur (beleving) anderzijds - die elkaar ook nog eens in de weg zouden zitten - , maar we stellen de onderlinge wisselwerking en weerbarstigheden centraal. Dat vergt een anders aankijken tegen cultuur (als mediërende factor) en ook tegen natuur (als tegenspeelster of medespeelster).’14 Overigens lijken de filosofen van de drie verschillende stromingen elkaar al meer en meer te vinden, getuige tenminste de titel van een recent verschenen bundel onder redactie van Maarten Coolen en Koo van der Wal, Het Eigen Gewicht der Dingen (Damon, 2002).
16
Een interessante enigszins afwijkende stem in deze discussie tussen verschillende groepen filosofen tenslotte is die van Martijntje Smits. Haar proefschrift Monsterbezwering. De culturele domesticatie van nieuwe technologie15 gaat in op de vaak vruchteloze discussies onder filosofen over milieuproblemen. Volgens haar zie je de maatschappelijke polarisatie in opvattingen over de ernst en aanpak van milieuproblemen - bij haar speciaal toegespitst op problemen die samenhangen met de introductie en het gebruik van nieuwe technologie - terug in de academische 13
Ibidem.
14
Martin Drenthen, Petran Kockelkoren, Het Milieu van de Filosofen. 20 jaar milieufilosofie in Nederland’, in: Filosofie en Praktijk 20/4, 1999, 189.
15
Martijntje Smits, Monsterbezwering. De culturele domesticatie van nieuwe technologie, Amsterdam 2002.
vertogen binnen de filosofie. Ofwel mensen zijn optimistisch en zien alleen grote voordelen en vooruitgang, ofwel mensen zijn pessimistisch en zien alleen risico’s en problemen. De controverse wordt daarbij vaak gezien als een conflict tussen rede en emotie.
Vervolgens komt Smits met verschillende mogelijkheden voor de omgang met ’monsters’, uiteenlopend van uitdrijving, aanpassing of assimilatie tot omhelzing. Het voert te ver om op deze plek uitvoerig in te gaan op de monstertheorie. Belangrijkste punt om hier wel te noemen is dat Smits denkt met een verklarende culturele analyse discussies verder te kunnen brengen dan de ’deadlock’ waarin ze nu vaak eindigen, en juist te kunnen anticiperen op dreigende impasses voor het zover komt. Wie Smits samenvatting bij haar proefschrift leest met de laatste regel 16
Martijntje Smits, Monsterbezwering, pag. 269-270.
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
Smits gaat te rade bij cultureel antropologen om meer inzicht te krijgen in de diepere achtergronden van deze grote verdeeldheid. Ze vindt geen van alle posities overtuigend en ging op zoek naar een verklaring voor de controverse waarbij zowel de angst als de fascinatie voor nieuwe technologie wat ze noemt ’symmetrisch’ worden verklaard uit eenzelfde mechanisme. Daarbij moest deze verklaring een simplistische benadering van emotionele reacties vermijden (als zou het puur het resultaat zijn van gebrek aan rationalisme) en tegelijkertijd een naturalistische rechtvaardiging van morele intuïties uitsluiten. Smits kwam uit op een ’Monstertheorie’ die ze baseert op inzichten uit de antropologie van onder anderen Mary Douglas: ’Impurity and pollution come into being when a phenomenon does not fit in current cultural categories. Those categories form a result of a social learning process. For the most part they are shared collectively, therefore they could be called cultural categories. They shape a symbolical reconstruction of worldly phenomena. This cultural order is of cognitive importance, but it also has a normative meaning. Cultural categories are moral categories at the same time. Thus, cultural, symbolic order is characterized by an inherent naturalism. Cultural categories form a precondition for our perception of phenomena. At the same time perception often struggles with those categories, because many phenomena, particularly new phenomena, regularly are at odds with clear-cut categories. A special case of confusion appears when at the same moment a phenomenon fits into two categories that were considered to be mutually excluding. This ambiguous phenomenon, this unnatural being, could be called a monster. It gives rise to feelings of fear and abhorrence or fascination and reverence, or of both. In case of environmental problems, waste has got a monstrous status. Waste is matter in a state of half-identity, which possesses features of two dominant and mutually excluding cultural categories: nature and culture.’ 16
17
’a pragmatist monster ethics thus means that we have to develop, renew and differentiate our cultural categories as well as our technologies, so as to let them fit into in a new order’17, zou kunnen denken dat ze met haar verhaal zonder meer past bij de groep constructivistische filosofen. Zo eenduidig is dat echter niet, gezien de afsluiting van de eigenlijke dissertatietekst: ’...Pragmatische monsterbezwering wil dus niet zeggen ’anything goes’; het betekent niet dat nu de culturele categorieën en natuurconcepties geheel naar eigen inzicht kunnen worden vormgegeven.(...) sommige auteurs(...) stellen voor ons te vragen wat voor natuur we willen en verlangen. Dit suggereert echter (...) dat deze [natuurbeelden] uiteindelijk toch maakbaar zijn. Maar juist omdat culturele categorieën en natuurbeelden mensenwerk zijn stuit de maakbaarheid of construeerbaarheid op de weerbarstigheid van de politieke deliberatie. Wanneer we iets als natuur definiëren, kunnen we dat opvatten als een andere manier om uit te spreken, dat we het buiten het domein van de menselijke keuze, invloed en verantwoordelijkheid willen plaatsen. Natuur is dan als het ware het zelfverkozen lot. De definitie van natuur is een nevenproduct van de afbakening van het domein waarover zich onze macht wil uitstrekken. In plaats van te vragen wat voor natuur we willen, kunnen we dus wellicht beter vragen: waarvoor willen en kunnen we verantwoordelijk zijn?’18
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
Dit overzicht van de richtingenstrijd onder milieufilosofen lijkt misschien te suggereren dat de milieufilosofie een levendige subdiscipline van de wijsbegeerte is geworden, waar volop uitwisseling met andere wetenschappelijke disciplines plaatsvindt. Echter zoals al even werd aangestipt, van een echte institutionalisering in de zin van een eigen onderzoeksschool of instituut en een vaste plek in het curriculum van filosofieopleidingen is het tot nu toe niet gekomen. Weliswaar krijgt het thema ’natuur en cultuur’ hier en daar aandacht in onderzoek, maar dit betreft kleinschalig onderzoek, met name gericht op casestudies op lokaal niveau (bijvoorbeeld onderzoek van de Universiteit Wageningen en van de KUN naar natuurbeelden). Bovendien betreft dit onderzoek onder de vleugels van onderzoeksgroepen en onderzoeksscholen met andere hoofddoelstellingen.
18
Onderwijs Wat betreft het onderwijsaanbod in de milieufilosofie en filosofie rond duurzaamheid is de situatie niet veel anders. Het lijkt anno 2003 op het eerste gezicht ronduit droevig gesteld met het filosofieonderwijs rond deze thematiek. Een inventariserend onderzoek via de websites van alle Nederlandse universiteiten waarbij in eerste instantie op vaktitels werd gezocht, levert voor het collegejaar 2002-2003 slechts een paar treffers op. Een ervan is het politiek-filosofische vak Modern and 17
Idem, pag. 275.
18
Idem, pag. 264.
Wat betreft puur filosofische vakken die expliciet over duurzame ontwikkeling gaan, was de oogst in eerdere collegejaren minder schraal. Zo levert de zoektocht via internet nog wel treffers uit voorbije jaren op. Prof.dr. Wouter Achterberg gaf tot in 2001 nog colleges milieufilosofie aan de UvA, dr. Frans Soontiëns aan de KUN, prof.dr. Koo van der Wal aan de Erasmus Universiteit en ook aan de Universiteit Wageningen had men tot voor kort veel aandacht voor het onderwerp. Het thema komt nu nog wel terug in algemene inleidende filosofievakken, maar slechts als een klein onderdeel van een vak. De leerstoelgroep Toegepaste Filosofie in Wageningen voelt zich in die zin gehandicapt dat ze geen afstudeerders heeft. De groep biedt serviceonderwijs in de vorm van bijvakken filosofie voor studenten van de verschillende opleidingen. Er wordt steeds meer ethiekonderwijs aangeboden, waaronder natuur en milieuethiek. In Wageningen zijn alleen de inleidende filosofische vakken verplicht. Daarin komt het thema duurzame ontwikkeling wel terug, maar slechts als klein onderdeel. Men gebruikt het boek ’Het Oog van de Wetenschapsfilosofie’19, met daarin een hoofdstuk over duurzame ontwikkeling. 19
Jan Luijten en Ben Hoefnagel (red.), Het Oog van de Wetenschapsfilosoof; visies op wetenschap en technologie, Amsterdam 1995.
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
green political philosophy van de politicoloog dr. Marcel Wissenburg (KUN). Dit is een vak dat expliciet en heel uitgebreid ingaat op wat sustainable development zou kunnen betekenen (meer hierover in hoofdstuk 3). Een opvallende andere treffer is het vak Milieufilosofie dat op de Technische Universiteit Delft als bijvak wordt aangeboden. Het betreft filosofieonderwijs dat niet vanuit een zelfstandige wijsbegeertefaculteit wordt aangeboden, maar vanuit een filosofievakgroep van de faculteit Techniek, Bestuur en Management. Deze vakgroep of sectie biedt ’serviceonderwijs’ aan studenten van andere disciplines. Het niveau van deze cursus is echter niet erg hoog gezien de doelgroep van het vak: studenten van technische opleidingen met geen of nauwelijks filosofische scholing. Voor het overige zijn er geen vakken te vinden die expliciet de duurzaamheidproblematiek centraal stellen (dit op basis van de interviews, een zoektocht in studiegidsen en op internetsites van de diverse faculteiten en vakgroepen filosofie). Overigens bestaat het vermoeden dat het thema wel vaker aan de orde komt dan het op het eerste gezicht lijkt. Het ’Van Waarden Weten’-programma van de VU is bijvoorbeeld een project dat je niet gemakkelijk terugvindt in studiegidsen, maar waarin wel degelijk (filosofische) dimensies van duurzaamheid aan de orde komen. Medewerkers van het universiteitsbrede programma treden in overleg met docenten van verschillende opleidingen - onder meer bij biologie, scheikunde en economie - om duurzame ontwikkeling vanuit filosofisch en ethisch perspectief in relevante vakken te integreren. Het gaat daarbij dus meer om toegepaste filosofie en ethiek.
19
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
Op de Universiteit Twente profileerde Hans Achterhuis zich jarenlang sterk op dit gebied, maar ook hij is gestopt met het vak milieufilosofie als een apart vak. Zijn vakgroep zorgt nu voor de rechtstreekse integratie van ethische aspecten in relevante vakken van de verschillende opleidingen. Daarbij speelt duurzaamheid nog wel een belangrijke rol. Dr. Mieke Boon van de Universiteit Twente meent dat duurzaamheid inmiddels al zo’n vanzelfsprekend aspect van het onderwijs is geworden dat je er geen apart filosofisch vak meer over hoeft te geven. Bovendien vinden de Twentse filosofen dat het meeste er nu wel over is gezegd. In de jaren tachtig en negentig gaf men zeer maatschappijkritisch milieufilosofisch onderwijs, maar daar is men van afgestapt. De hele wereld hoeft niet meer op de schop. Boon vraagt zich zelfs af of het wel verantwoord is om studenten filosofische vakken aan te bieden waarbij je de toekomst en duurzaamheid van de hele wereld aan de orde stelt. Ze is van mening dat ook wel eens gekeken mag worden naar de ethiek van de filosoof en ze stelt de vraag of het zin heeft om studenten met grote wereldproblemen op te zadelen, waar zij in haar ogen als individu niets aan kunnen doen. Het zou zelfs gevaarlijk kunnen zijn bij labiele mensen doordat hun wereldbeeld zo op de kop wordt gezet, dat ze misschien het idee krijgen dat ze de wereld moeten redden. Mogelijk zouden ze dan hun techniekstudie opgeven, filosofie gaan studeren of zelfs helemaal stoppen met studeren om activist te worden, hetgeen Boon niet wenselijk acht. Deze opvatting roept echter onmiddellijk de tegenvraag op of het niet juist van academici verwacht mag worden dat ze zich met de zeer complexe maatschappelijke vraagstukken bezighouden - en dan inclusief de vraagstukken die op mondiaal niveau spelen - juist omdat de actieradius van het maatschappelijk leven ook steeds verder reikt. Een diepgaande analyse vanuit een kritische houding lijkt daarbij zeer belangrijk voor het vinden van zinvolle oplossingsrichtingen. Ook hier speelt echter een verschil in opvatting over de ernst van de milieucrisis mee. Waar Boon erg optimistisch is en juist het idee heeft dat de wissels in de maatschappij - en zeker in het bedrijfsleven - allang zijn omgezet richting een duurzame samenleving, zijn de meer maatschappijkritische filosofen als Zweers en Van der Wal een stuk somberder. Zij menen juist dat de nodige radicale koerswijziging alsmaar uitblijft.
20
De meeste faculteiten Wijsbegeerte van de algemene universiteiten hebben het aanbieden van het vak milieufilosofie gestaakt, nadat het in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw wel regelmatig werd aangeboden. De vraag waarom het vak niet meer wordt aangeboden, levert bij medewerkers van verschillende instellingen verschillende antwoorden op. Een belangrijke factor is de afwezigheid van hoogleraren milieufilosofie, op een enkele in deeltijd werkende bijzonder hoogleraar na. Zo is prof.dr. Jan Boersema sinds oktober 2002 hoogleraar aan de VU met als leeropdracht ’culturele en levensbeschouwelijke dimensies van de relatie mens en natuur’. De aanwezigheid van een hoogleraar zorgt dat het vak ’op de
kaart blijft staan’; de afwezigheid leidt er vaak toe dat een vakgebied in de verdrukking komt ten gunste van vakgebieden die wel een hoogleraar hebben. In veel gevallen spelen bezuinigingen de grootste rol. ’Als vakgroepen prioriteiten gaan stellen worden de ’softe’ studieonderdelen het eerst wegbezuinigd. Universiteiten denken hier blijkbaar niet mee te kunnen ’scoren’. Docenten en onderzoekers die er wel iets mee willen hebben het moeilijk: ’Bijna al mijn tijd gaat op aan cursussen over Plato, Aristoteles en Hobbes. Als ik toch verder wil met milieufilosofie is dat extra werk dat je dan als hobby moet zien vol te houden tegen alle tegenwerking in. Dit maakt het lastig om ’op niveau’ te blijven’, aldus dr. Marius de Geus van de Universiteit Leiden. Anderen bevestigen zijn verhaal.
Als je kijkt naar het curriculum van de opleiding filosofie dan is dat vooral in de eerste jaren grotendeels opgebouwd rond theoretische vakken - met vakken als argumentatieleer, kenleer, logica en geschiedenis van de wijsbegeerte - waarin men niet snel concrete maatschappelijke discussies aan de orde stelt. Toch zijn er binnen alle opleidingen filosofie wel vakken aanwijsbaar waarin docenten maatschappelijke vraagstukken behandelen. Met name in de latere fase van de filosofiestudie zijn er bij vakken als cultuurfilosofie, ethiek en politieke filosofie veel aanknopingspunten. In dergelijke vakken halen docenten nu weliswaar niet expliciet het thema duurzame ontwikkeling aan, maar wel thema’s als globalisering, individualisme, kosmopolitisme, etniciteit, mensenrechten en vooruitgangsdenken; onderwerpen die nauw gerelateerd zijn aan duurzame ontwikkeling. Studenten die iets met het thema willen zouden het onderwerp zelf kunnen aandragen als casestudy voor de vakken die ruimte laten voor een eigen inbreng; dergelijke vakken 20
Visitatierapport Opleidingen Milieukunde, VSNU, 2002 (zie ook www.vsnu.nl).
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
Over het algemeen neemt echter ook de belangstelling van studenten voor het onderwerp af. Vakken waarvoor weinig animo bestaat, is meestal geen lang leven beschoren. Overigens is een vergelijkbare ontwikkeling te zien bij opleidingen milieukunde, waar studentenaantallen drastisch zijn teruggelopen, met dit verschil dat milieukunde institutioneel wel degelijk iets voorstelt. Er zijn immers nog steeds opleidingen milieukunde, op de KUN zelfs drie - sociaal-wetenschappelijke, natuurwetenschappelijke en beleidswetenschappelijke milieukunde - die ook in visitaties zeer goed worden beoordeeld. Interessant is in dit verband te vermelden dat in het laatste visitatierapport Milieukunde (2002) de aanbeveling wordt gedaan om de thematiek van het onderwijs en onderzoek te verbreden naar duurzame ontwikkeling.20 Opvallend is dat op de TU Delft de belangstelling voor het vak Milieufilosofie juist weer wat is toegenomen, sinds men daar een afstudeervariant rond Technologie en Duurzame Ontwikkeling kent, waarvoor het vak Milieufilosofie een keuzevak is.
21
zijn er binnen alle opleidingen. Ook kunnen studenten de vrije ruimte voor keuzevakken binnen de opleiding of stagemogelijkheden benutten om duurzame ontwikkeling vanuit een filosofisch perspectief te verkennen. Hierbij komt het echter helemaal op het eigen initiatief van studenten aan en in de praktijk gebeurt het nog niet veel. Studenten moeten dan al op een andere manier dan via hun studie in het onderwerp geïnteresseerd zijn geraakt.
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
Je kunt stellen dat filosofieopleidingen behoorlijk behoudend zijn ingesteld als het gaat om het bezig zijn met actuele maatschappelijke kwesties. Die disciplines die zich wel expliciet toeleggen op het overdenken van vraagstukken uit de actualiteit, zoals bijvoorbeeld de bedrijfsethiek, worden vaak niet helemaal serieus genomen. Een echte filosoof moet distantie betrachten en zich niet laten meeslepen door de waan van de dag, zo lijkt het motto. De vraag is hoe afstandelijk een filosoof moet zijn. En is duurzame ontwikkeling te karakteriseren als een modeverschijnsel, slechts een van de vele onderwerpen die maatschappelijk van belang zijn en niet meer of minder belangrijk dan al die andere? Filosofen blijken vooral te vrezen voor een verwarring van rollen. Prof.dr. P. Van Tongeren (KUN): ’Er is een verschil tussen politieke actie en wetenschappelijke reflectie. De een moet niet op het toneel van de ander gaan staan; daar worden beiden slechter van. Terecht vind je geen vakken over duurzame ontwikkeling of milieu bij ons. Er zijn nog wel tweehonderd andere belangrijke onderwerpen te vinden. De universiteit is geen instituut om zich met praktische problemen bezig te houden, maar ze is er om je dingen te leren en vaardigheden te laten opdoen waarmee je later kunt werken. De filosofiefaculteit aan de KUN richt zich daarom in het onderwijs welbewust niet direct op maatschappelijke actuele vraagstukken, maar men kiest voor een benadering vanuit de algemeenheid waarbij actuele vraagstukken als voorbeelden bij het onderwijs worden aangehaald. Na de studie kan de student aan de slag met actuele kwesties, omdat hij tijdens zijn studie het juiste denkgereedschap in handen heeft gekregen.’
22
Marcel Becker (KUN, Ethiek) is het daarin niet helemaal eens met Van Tongeren. Duurzame ontwikkeling is niet een onderwerp als alle andere, vindt hij. Het leent zich volgens hem juist bij uitstek voor filosofische studie om een aantal filosofische problemen duidelijk te maken, vanuit verschillende subdisciplines, van metafysica tot politieke filosofie en ethiek. Er zijn veel goede cases aan te ontlenen. Becker geeft zelf een cultuurfilosofisch college over duurzaamheid in de interdisciplinaire collegereeks van UCM en CICAM (KUN), ’Milieu, Vrede en Duurzame Ontwikkeling’. Hij behandelt daarin het veranderende denken over het goede leven en economische groei in historisch perspectief aan de hand van het boek van Hans Achterhuis ’Het Rijk van de Schaarste’. Dit is voor hem een voorbeeld van een goede casus rond duurzaamheid, dat wat hem betreft in het interesseveld van filosofie geïncorporeerd kan worden.
Marcel Wissenburg denkt dat filosofen ’van nature’(!) niet zo geïnteresseerd zijn in het milieuvraagstuk: ’De geringe belangstelling van filosofen voor milieu heeft ermee te maken dat veel filosofen het onderwerp van studie - de omgang met de natuur - als een object zien. Filosofen zijn daarin minder geïnteresseerd dan in structuren. Ze denken in structuren en niet in objecten. De meeste aandacht voor het onderwerp kun je verwachten binnen de ethiek en cultuurfilosofie.’ Wat betreft de vraag of duurzame ontwikkeling een modeverschijnsel is en daarom niet in het filosofieonderwijs thuishoort, antwoordt prof.dr. Edith Brugmans (KUN en Universiteit Leiden) ontkennend. Ze vindt die argumentatie niet terecht: ’De filosofie heeft de taak modeverschijnselen die lang aanhouden serieus te nemen, dus het is geen argument om te zeggen dat duurzame ontwikkeling slechts een modegril is en er daarom geen aandacht aan te besteden. Er zijn een heleboel
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
Het verwijt dat filosofen teveel bezig zijn met denkers uit het grijze verleden vinden de meeste geïnterviewden niet terecht. Van Tongeren hierover: ’Tijdens je opleiding filosofie leer je denken en dat leer je het beste door ná te denken wat een ander ’voordenkt’. Het heeft dus wel degelijk veel nut je te verdiepen in het denken en werk van grote denkers uit het verleden. Als je bovendien zo’n tekst leest uit bijvoorbeeld 400 voor Christus, dan kun je die alleen begrijpen door hem jezelf toe te eigenen vanuit deze tijd bekeken. Het staat daarmee niet tegenover het toepassen op de eigen tijd. Het gaat altijd samen. Een historicus probeert iets in het licht van de verleden tijd te zien, maar een filosoof leest iets altijd welbewust in het licht van de eigen tijd. Filosofen als Descartes en Spinoza konden nog denken dat ze zelf moesten beginnen met denken, maar wij kennen de geschiedenis en als je niet naïef wilt zijn, is het goed die gang door de geschiedenis te maken.’ De meningen verschillen over de vraag of de verhouding theorie en historisch-filosofische kennis enerzijds en toepassingen of actualiteiten anderzijds goed is binnen het huidige filosofieonderwijs. Dr. Michiel Brumsen, docent filosofie aan de TU Delft, vindt het bijvoorbeeld wel degelijk een probleem dat er zo heel veel tijd in het ’nadenken’ over (het werk van) andere filosofen gaat zitten. Hij denkt dat de afgestudeerden veel meer dan nu het geval is, na afloop van hun studie horen te weten hoe je je filosofische gereedschap in verschillende werksituaties buiten de universiteit kunt inzetten, óók met betrekking tot actuele maatschappelijke vraagstukken. Nu zijn filosofen vaak heel eenzijdig theoretisch georiënteerd. Wat hem betreft ’moeten de ramen open’ bij de filosofieopleidingen in Nederland. Overigens denkt Brumsen dat de situatie in het buitenland wat dat betreft niet veel beter is. Tekenend voor de situatie vond hij het programma van de European Conference on Analytical Philosophy, in 2002 in Zweden. Van alle workshops en sessies ging slechts een fractie over praktische filosofie of actuele vraagstukken. Men is vooral bezig met zeer abstracte en theoretische discussies, zonder de verbinding met de maatschappij en haar vragen te leggen.
23
alledaagse problemen die we als filosofen niet allemaal hoeven te behandelen. Maar filosofen moeten wel doorvragen en zich afvragen wat het zegt over mensen, wat het zegt over een cultuur dat bepaalde verschijnselen zich voordoen.’ Brugmans denkt voorts dat milieufilosofen niet voldoende in debat gaan met wetenschappers van andere disciplines en met beoefenaars van andere filosofische subdisciplines. Daardoor komen milieufilosofische discussies niet echt van de grond. Het beeld bestaat dat het een hele aparte tak van de filosofie is geworden, die zich vooral met specifieke onderdelen bezig houdt zoals dierenrechten. Veel filosofen vinden dat volgens haar gewoonweg niet interessant genoeg.
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
Wie de discussie tussen de milieufilosofen van verschillende ’signatuur’ onbevooroordeeld bekijkt, vraagt zich af waarom er niet meer wordt samengewerkt en waarom de verschillende scholen elkaar zo verketteren. De verschillende visies lijken elkaar aan te vullen en hebben de potentie elkaar te versterken in hun streven de discussie over duurzaamheid zowel op een hoger niveau te brengen als in bredere kring bekend en besproken. Misschien ligt de sleutel voor een dergelijke samenwerking in het zoeken naar nieuwe vragen om de discussie te agenderen. Een opmerking van prof.dr. Jan Boersema lijkt in dezen belangrijk. Hij zegt te zien dat het woord duurzaamheid of duurzame ontwikkeling een problematisch begrip is, waarbij je snel in lastige definitiediscussies terecht komt: ’Het gaat meer om kwaliteit dan om duurzaamheid. De kwestie komt voort uit ons gevoel dat we als mensen de wereld de laatste decennia niet mooier maken. (...) Eigenlijk betreft het gewoon een discussie over ons eigen waardenpatroon.’
24
Een kleine inventarisatie binnen diverse hogescholen liet zien dat de meeste hogescholen wel één of meer docenten ethiek of filosofie in dienst hebben, maar slechts bij enkele opleidingen komt in hun onderwijs duurzame ontwikkeling expliciet aan de orde. Met name de opleidingen bedrijfskunde en economie gaan in op de ethische dimensies van hun vakgebied in relatie tot het begrip duurzaam ondernemen. Ook in het agrarisch hoger beroepsonderwijs komt ethiek in relatie tot duurzaamheid en ontwikkelingsproblematiek aan de orde. De ruimte voor onderwijs op dit vlak is echter niet groot. Het blijft een sluitpost in het curriculum bij de meeste scholen en opleidingen. Wel proberen docenten filosofische en ethische vragen te integreren in andere reeds bestaande vakken of het als onderdeel in projectonderwijs aan de orde te stellen. Voorbeelden daarvan zijn te vinden op de Hogeschool Windesheim (economie, bedrijfskunde) en de HAS Den Bosch (agrarische studies).
Filosofen over duurzame ontwikkeling
2
Het blijkt moeilijk te zijn om grenzen te trekken rond het concept duurzame ontwikkeling. Wie start bij het milieuvraagstuk, komt vanzelf uit bij economische ordening en dynamiek (gaan economische groei en natuur- en milieubehoud wel samen?), verdelingsvraagstukken (zowel binnen landen als op mondiaal niveau), machtsverhoudingen, sociale verhoudingen (verschillende klassen, maar ook manvrouw verhoudingen), technologieontwikkeling, mensenrechten, democratie en kwesties als draagvlak voor verandering. Het lijkt onmogelijk het milieuvraagstuk tot een technisch probleem te beperken, al zijn er steeds weer pleidooien om dat toch maar wel te doen om het overzichtelijk te houden, zoals onlangs weer in een rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid21. De argumenten tegen zijn echter overtuigender.22 Duurzame ontwikkeling vraagt wereldwijd een heroverweging van onze manier van leven, met alle aspecten die erbij horen, cultureel, sociaal, economisch, technologisch.
21
Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, Duurzame ontwikkeling: bestuurlijke voorwaarden voor een mobiliserend beleid. Den Haag, 2002.
22
Zie bijvoorbeeld de artikelen in het NRC, d.d. 21-8-2002 hierover: ’Duurzaamheid is te ver opgerekt’ van de hand van Cock Hazeu en Jan Schoonenboom, beiden verbonden aan de WRR en het artikel: ’Duurzame Ontwikkeling is meer dan Milieu’ van de hand van twee leden van de regeringsdelegatie naar de top in Johannesburg, Irene Dankelman (KUN) en Hans Opschoor (ISS).
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
Er zijn vele definities van duurzame ontwikkeling, maar een aantal sleutelwoorden komt steeds terug. Het gaat erom een manier van leven en samenleven te vinden waarmee we de kansen op een prettig leven voor generaties na ons niet verslechteren, liefst verbeteren (verantwoordelijkheid nemen voor rechtvaardigheid tussen generaties). Tegelijkertijd willen we er in het hier en nu niet slechter van worden (behoud welvaart) en tevens zorgen dat op wereldschaal iedereen eerlijk deelt in de welvaart (sociale en economische rechtvaardigheid binnen generaties, gegarandeerde mensenrechten, behoud culturele diversiteit). Centraal staat ervoor te zorgen dat de mensheid met haar economische activiteiten het draagvlak van de natuur niet overschrijdt, zodat ecosystemen niet onomkeerbaar verstoord raken en de biodiversiteit (soortenrijkdom) op aarde behouden blijft (inclusief erkenning intrinsieke waarde van de natuur, of niet-menselijk leven). Dit alles vraagt een op democratische leest geschoeid maatschappelijk veranderingsproces waarbij sociale, ecologische en economische belangen in harmonie komen en blijven. Ziedaar het ideaal van duurzame ontwikkeling. Een normatief containerbegrip, noemen velen het. ’Waar gaat het eigenlijk níet over?’ lijkt een legitieme vraag.
25
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
Wie onze manier van leven bestudeert, komt onherroepelijk uit bij de fundamenten van het bestaan, zoals mensen die zien. Daarmee staat de deur open naar de filosofische wetenschap, om de vragen te stellen die relevant zijn. Daarbij gaat het niet alleen om vragen naar wat het goede leven zou inhouden (ethiek) wil het duurzaam zijn, of hoe een en ander politiek ingekaderd en gestuurd kan worden (politieke filosofie). Het gaat er ook om vooronderstellingen die achter verschillende oplossingsrichtingen liggen, bloot te leggen. Daarbij gaat het om metafysische vragen naar de wezenlijke aard van de mens en van de natuur en naar hun onderlinge verhoudingen. Die vragen zijn belangrijk, ook al zijn er geen definitieve antwoorden te geven. Bewust of onbewust leven mensen met bepaalde uitgangspunten die bepalend zijn of kunnen zijn voor hun manier van leven. Uiteindelijk zijn dit de achterliggende vragen bij religieuze of zingevingsvragen die in ieder mensenleven spelen, ook als in antwoord op die vraag een agnostisch of nihilistisch perspectief gekozen (of ervaren) wordt.
26
Voorts gaat het om sociaal-filosofische vragen over samenleven en om antropologische en cultuurfilosofische (ook interculturele) vragen, om kennis te krijgen van de oorsprong en context van wereldbeelden. Wetenschapsfilosofische en techniekfilosofische inzichten zijn daarnaast relevant gezien de rol die de wetenschap en techniek in onze samenleving spelen, ĂŠn in verband met de bepaling van wat problemen en oplossingsrichtingen zijn. Wat is kenbaar? Het vraagstuk van objectiviteit, subjectiviteit en intersubjectiviteit speelt ook in de duurzaamheiddiscussie, zo werd eerder al duidelijk. Tenslotte lijkt ook de taalfilosofie van groot belang en dan met name op het vlak van discoursanalyse, om inzicht te bieden in de betekenisverschillen in de duurzaamheidvertogen van de verschillende maatschappelijke spelers. Kortom een breed gedefinieerd begrip van duurzame ontwikkeling roept een breed scala aan filosofische vragen op, waarmee duidelijk wordt hoezeer filosofische inbreng in de duurzaamheiddiscussie van belang is om posities en keuzemogelijkheden helder te krijgen. Duurzame ontwikkeling simpelweg tot technisch probleem verklaren, doet geen recht aan de complexiteit van de ambitie die erin besloten ligt. Natuurlijk kan de geloofwaardigheid en haalbaarheid van deze ambitie bediscussieerd worden, echter op deze plek gaat het in eerste instantie om een inventarisatie van de vragen die relevant lijken te zijn. De geĂŻnterviewden blijken uiteenlopende oordelen te hebben over de bruikbaarheid van het concept duurzame ontwikkeling in het algemeen en over de zin van een filosofische benadering ervan in het bijzonder. In het navolgende volgen in vogelvlucht enkele van de meest opmerkelijke en interessante opvattingen in relatie tot duurzame ontwikkeling die zij kenbaar maakten. Gezien de beperkte opzet van deze vakreview, worden de verschillende visies slechts kort aangestipt. Voor de achtergronden is het raadzaam de literatuurlijst achterin deze uitgave te raadplegen.
De meeste geïnterviewden hebben zelf uitvoerig gepubliceerd over het onderwerp en deze werken zijn zoveel mogelijk opgenomen in het overzicht.
Gewetensfunctie Hub Zwart: ’Wat vroeger God was, zijn nu de toekomstige generaties. Het is opnieuw een externe beoordelende instantie, die we erbij halen om ons geweten te prikkelen en ons een spiegel voor te houden; een manier om ons gedrag te beoordelen. Daarmee biedt duurzame ontwikkeling een interessante ingang tot het denken over moraliteit.’
Dr. Henk Van den Belt (Universiteit Wageningen): ’Kijk uit voor een nieuwe politieke correctheid. Er zitten veel onduidelijkheden in het begrip duurzame ontwikkeling, dus je moet er wel de nodige vraagtekens bij zetten, ook al vindt niet iedereen het leuk als je twijfels zaait. Duurzame ontwikkeling lijkt steeds meer terreinen van het leven te omvatten. Het lijkt of alle goede dingen samen duurzame ontwikkeling inhouden. Alles wordt erbij gehaald tot aan gender-issues toe. De vraag is of het begrip dan nog hanteerbaar is in een liberale democratie. Je stuit daar op de tegenstelling of scheiding tussen het liberale denken en het communautaristische of gemeenschapsdenken. Het liberale denken staat een smalle politieke moraal voor, waarbij alleen de universele rechten van de mens in het publieke domein een rol spelen; alle overige waardediscussies laat het liberale denken over aan het individu en het privé-domein. Het gemeenschapsdenken staat daarentegen voor een brede moraal en wil over veel meer waarden in het publiek domein spreken en ook sturend optreden. Het liberale denken is daar huiverig voor vanuit het oogpunt van tolerantie. We zijn echter niet helemaal tegen het gemeenschapsdenken. Zo spreekt ons het denken van de Israeliër Avner de-Shalit (hoogleraar in Oxford, auteur van ’Why Posterity Matters’23) aan.’ De-Shalit gaat wel uit van gemeenschappen waarbinnen zich een gemeenschappelijke ethiek kan ontwikkelen, alleen hij verbindt dat minder rigide met de geschiedenis en de traditie van een gemeenschap. ’Je hebt communitarisme in soorten, maar we willen niet de kant op van het kleffe gemeenschapsdenken.’ Met dat laatste duidt Van den Belt vooral op vormen van confessioneel denken, die uitsluitend kunnen werken ten aanzien van andersdenkenden en waarbij volgens hem snel het gevaar van intolerantie en totalitarisme opspeelt. Tolerantie en de permanente, strikte scheiding van kerk en staat acht hij alleen veilig bij het liberale denken, en zoals hij aangaf eventueel bij een gematigde vorm van gemeenschapsdenken, waarbij de gemeenschap open blijft voor kritiek en verandering en de traditie geen overheersende rol speelt.
23
A.de-Shalit, Why Posterity Matters, Londen 1994.
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
Brede versus smalle moraal
27
Beperkingen van de liberale benadering Bij de visie van Van den Belt maakt Kees Klop de nodige kanttekeningen: ’Volgens het liberale denken kunnen waarden en normen niet collectief worden gedicteerd. Alleen het individu kan bepalen wat het goede leven is. Men vertrouwt op de mondigheid en rationaliteit van het individu waardoor een liberale samenleving uiteindelijk ook datgene zou bereiken wat goed is voor het collectief. Duurzaamheid is echter een collectief belang dat men wezenlijk serieus dient te nemen, ook als het individu er nog niet aan toe is. En ergens beseffen liberalen ook wel dat hun wereldbeeld niet helemaal houdbaar is. Zo proberen ze nu het individuele eigendomsrecht dat een van de peilers is van het liberale denken uit te breiden met de notie van collectieve eigendom en dat idee in het liberalisme te proppen.’ Daarnaast wijst Klop erop dat allerlei economische principes die binnen de liberale visie neutraal zijn in werkelijkheid verschillende waarden impliceren en dus helemaal niet neutraal zijn. Meer over deze visie is onder meer te lezen in de bundel ’Economie en Ethiek in Dialoog’24, onder redactie van Kees Klop.
Individualisme versus collectiviteit
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
Kees Klop: ’Net als de politiek heeft ook de filosofie een wending naar het subject gemaakt. Er ligt een raster van technisch, rationalistisch denken over de wereld waarmee veel ervaringen buiten beeld worden gelaten. Het individu staat echter niet los van de wereld. Er zijn waarden die aan ons appelleren, door bijvoorbeeld de ontmoeting met een ander mens of de geboorte van een kind, die niet kwantificeerbaar zijn in natuurwetenschappelijke termen, maar die wel wezenlijk zijn. Het zijn weliswaar individuen die proberen de morele ervaring te benoemen. Dat benoemen verloopt via het individu, maar het gaat om een collectief gebeuren. Een van de weinige filosofen die wel de collectiviteit als uitgangspunt heeft gehouden na Heidegger is de joodse filosoof Levinas die in het denken over duurzame ontwikkeling een belangrijke bijdrage zou kunnen leveren met zijn ethiek van morele ervaring’.25 Martha Nussbaum en Amartya Sen zijn twee andere in dit verband interessante filosofen. Zij werkten een tijdlang voor de VN aan een programma getiteld ’On the Quality of Life’.26
28
Begrip vol tegenstellingen Marcel Wissenburg: ’Het begrip duurzame ontwikkeling is verre van eenduidig. Het is belangrijk de retoriek eruit te halen en de beperkingen inzichtelijk te maken; het is als een winkelwagen waar iedereen achter kan lopen en er het zijne of hare 24
Kees Klop e.a. (ed.), Economie en Ethiek in Dialoog, Assen 2001.
25
Zie onder meer: E. Levinas, Het Menselijk Gelaat; Essays van Emmanuel Levinas, Baarn 1969.
26
Martha Nussbaum en Amartya Sen, The Quality of Life; A Study prepared for the World Institute for Development Economics Research (WIDER) of the United Nations University, Oxford 1993.
in kan leggen. Daardoor lopen nu veel verschillende groepen met heel verschillende, vaak tegengestelde belangen achter hetzelfde vaandel, maar in de loop van het proces blijken er steeds weer moeilijk te overwinnen tegenstellingen te zijn. De doelen bescherming van natuur en milieu enerzijds en de verbetering van het levenspeil in ontwikkelingslanden anderzijds kunnen elkaar wel eens bijten en moeilijk te verenigen zijn. Die tegenstellingen verdienen nadere overdenking. Het begrip kent beperkingen en sluit ook mensen, groepen en bijvoorbeeld de natuur uit. Dieren vallen er uit, tenminste voor zover zij geen direct nut voor de mens hebben. Het gaat om toekomstige generaties en om het duurzaam voortbestaan van de mens. De natuur wordt puur bekeken vanuit het oogpunt van het nut dat zij heeft voor de mens.’ Ook Wim Zweers wijst op dat probleem: ’Een goede analyse van het probleem laat zien dat het streven naar duurzame ontwikkeling slechts een doekje voor het bloeden is. Het is nog steeds de voortzetting van een essentieel aspect van de westerse cultuur, namelijk de volstrekt eenzijdige mensgerichtheid. De scherpe kantjes zijn er af. We zijn niet meer zo stom om alles meteen op te maken. Maar het helpt niet, want het blijft een voortzetting van de huidige cultuur. Er is iets anders nodig, namelijk het besef dat mensen er niet zijn als middelpunt van de werkelijkheid. En dan niet alleen in materiële zin, want zo leert de biologie het ons, is een open deur. Het gaat juist ook om levensbeschouwing en zingeving. We zijn slechts een deel van de werkelijkheid.’
Jozef Keulartz: ’Duurzame ontwikkeling is een moeizaam begrip. Net als biodiversiteit is het moeilijk hanteerbaar. Het is een handig politiek begrip want het laat vele interpretaties toe. Het heeft ook de connotatie van onveranderlijk en dat geeft mensen een gevoel van onbehagen. Als het gaat om toekomstige generaties, dan is moeilijk te bedenken wat zij precies willen. Dat is het probleem van de maatschappelijke dynamiek.’ Keulartz meent voorts dat bij radicale milieufilosofen de democratische setting in gevaar is. Democratie is volgens hen niet op het milieuprobleem berekend. Wouter Achterberg heeft deze bedenkelijke dimensie van de milieufilosofie als een van de weinigen opgepakt en geproblematiseerd. Keulartz stoort zich aan het milieupessimisme dat je ook bij veel milieufilosofen vindt. ’Het is dertig jaar na de Club van Rome, hun voorspellingen zijn niet uitgekomen, maar nog altijd is het einde nakende. Dergelijk milieupessimisme wreekt zich. Mensen blijven maar horen dat het vijf voor twaalf is. Dat de wereld naar de afgrond stormt. Maar welke therapie hoort bij de diagnose? Het lijkt op het verhaal van de prediker in de woestijn. Hij verwacht wel dat wij ons bekeren, maar waar moet je het dan van hebben? Iemand als Arne Naess, de vader van de Deep Ecology heeft wel eens gezegd dat we met niet meer dan 100 miljoen mensen zouden moeten zijn op de wereld. Zoiets is politiek niet te vertalen! Filosofen moeten bescheiden zijn én goed op de hoogte zijn van wetenschappelijke theorieën. Niet een
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
Duurzaamheid en democratie
29
beroep doen op de wetenschap als een soort schijnlegitimatie. Filosofen kunnen in multidisciplinaire settings een goede inbreng leveren, maar ze moeten niet op de stoel van de rechter gaan zitten.’
Vooruitlopen op de toekomst Koo Van der Wal gaat in tegen het argument dat we niet weten wat toekomstige generaties willen: ’Te zeggen dat we daar niet op kunnen vooruitlopen is mij al te gemakkelijk. We kunnen daar wel degelijk op vooruit lopen. Natuurlijk weten we dat ze het niet leuk zullen vinden als ze met een zonnebril moeten lopen als door afbraak van de ozonlaag de straling van de zon te sterk is geworden of als landbouwgronden geërodeerd zijn en hulpbronnen uitgeput. Dat zijn namelijk de voorwaarden voor welzijn. Natuurlijk gaat het in deze discussie ook om onze waarden, maar die waarden zullen ook in de toekomst spelen. Dat we niet precies weten wat toekomstige generaties willen is slechts een deelwaarheid. Het is een uiterst complex probleem, maar wel een heel serieus probleem, waar we verantwoordelijkheid voor moeten nemen. Het speelt niet alleen op ecologisch vlak, maar ook op cultureel gebied. Als je allerlei monumentale gebouwen tegen de vlakte slaat, ontneem je die daarmee toekomstige generaties. Het betekent natuurlijk niet dat er niets mag veranderen, maar het betekent wel dat we toekomstige generaties niet in een onmogelijke startpositie moeten brengen. Het hoeft er helemaal niet in uit te monden dat we loopjongens van de toekomst worden. Het gaat om fysieke voorraden en culturele resources. Daarbij kun je de notie van primary goods van de rechtsfilosoof Rawls (’A Theory of Justice’27) betrekken. Ook hij stelt dat opvattingen over wat bestaansvoorwaarden zijn deels cultureel bepaald zijn, maar bepaalde dingen worden door alle mensen positief gewaardeerd. Er zit ook een heldere intuïtie achter de duurzaamheidproblematiek, namelijk dat tekeer gaan niet duurzaam is.’
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
Perceptieverschillen rond duurzaamheid
30
Marcel Wissenburg: ’Het is ook interessant om te zien hoe de omgeving van mensen hun denken beïnvloedt. Dat zie je ook bij filosofen. We hebben hier bijna geen natuur meer, laat staan ongerepte natuur. Dat is heel anders in de Verenigde Staten of Australië. De Amerikanen kijken bijvoorbeeld heel anders tegen de natuur aan. Je ziet dat de deep ecology beweging er heel groot is. Zij kunnen de natuur nog als een ’presentie’ ervaren en bekijken. In Europa is die ervaring niet meer mogelijk; er zijn bijna geen plekken meer waar alleen natuur is. Wij kijken meer naar de natuur als hulpbron en zijn eerder bezig met onze economische omgang met de natuur. De problemen zijn hier dringender. Onze cultuur heeft daardoor meer behoefte aan een praktische aanpak en ethiek rond duurzame ontwikkeling.’
27
J. Rawls, A Theory of Justice, Cambridge 1971.
Aandacht voor internationale ontwikkelingsdimensie
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
Wissenburg wijst er ook op dat duurzaamheid zeker vanuit westerse optiek vaak met name over (technische) milieukwesties gaat, terwijl juist ook kwesties als de scheve internationale verdeling van de welvaart, de ontwikkelingsproblematiek en discussies over mensenrechten onlosmakelijk met de milieuproblematiek en de mogelijke oplossing ervan verbonden zijn. (Politieke) filosofen kunnen met dit soort mondiale vraagstukken in relatie tot de vraag wat duurzame ontwikkeling zou inhouden naar zijn mening interessant filosofisch onderwijs ontwikkelen. Ook thema’s als globalisering, wereldhandelsverhoudingen en de invloed van internationale organisaties (onder meer de WTO, de EU en de VN) zijn relevant als je duurzame ontwikkeling als een alternatief ontwikkelingsmodel gaat verkennen.
31
32
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
Aanknopingspunten bij subdisciplines van de filosofie
3
Zoals al eerder aangestipt, zijn er veel verschillende filosofische ingangen om het duurzaamheidvraagstuk te onderzoeken en behandelen. Er bestaat binnen de filosofische wetenschap geen eenstemmigheid over de onderverdeling van het vakgebied in subdisciplines. Toch zijn er wel gemeenschappelijke noemers. Een veel gevonden onderscheid betreft de verdeling in historische, theoretische en praktische filosofie. Tot de eerste behoren onder meer de geschiedenis van de filosofie per periode, van de filosofen uit de klassieke oudheid tot aan contemporaine denkers. De theoretische filosofie betreft onder meer kenleer, metafysica, wijsgerige antropologie en methodische vakken als argumentatieleer. Praktische filosofie tenslotte omvat politieke en sociale filosofie en ethiek. Hierna volgen een aantal reacties van geïnterviewden en andere bronnen, in antwoord op de vraag waar duurzame ontwikkeling als thematiek het beste aansluit en behandeld kan worden.
Met name in reactie op het idee dat duurzame ontwikkeling een modeverschijnsel is, noemen enkele geïnterviewden de historische filosofie. Duurzame ontwikkeling zou uiteindelijk gaan over de zoektocht naar een passende opvatting van ’het goede leven’. De vraag naar wat ’het goede leven’ is, wordt in alle tijden gesteld. De geschiedenis van de filosofie maakt in wezen de opeenvolging van verschillende antwoorden op die vraag zichtbaar, voor zover die via historische bronnen - impliciet of expliciet - kenbaar zijn. Het kan voor de huidige discussies zinvol zijn de geschiedenis van de filosofie met deze blik opnieuw te beschouwen. Enkele geïnterviewden (Van der Wal, Zweers) betogen bovendien dat in de geschiedenis van de westerse filosofie - aan de hand van de meest dominante denkers ook de oorsprong van de milieucrisis te vinden is. Van der Wal werkt deze visie uit in zijn eerder genoemde boek ’De Omkering van de Wereld’. Hij wijst op de verwetenschappelijking van het wereldbeeld, waarbij rationalisering zorgde voor een desacralisering van de werkelijkheid en vervreemding van de mens ten opzichte van de natuur. Deze manier van denken zou de legitimatie hebben geboden voor een niet te stuiten en nog steeds voortdurende overexploitatie van de natuur. Overigens kan dit ook onder de cultuurfilosofie worden geschaard.
3.1
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
Historische filosofie
33
3.2
Metafysica ’An ecocentric approach regards the question of our proper place in the rest of nature as logically prior to the question of what are the most appropriate social and political arrangements for human communities. That is, the determination of social and political questions must proceed from, or at least be consistent with, an adequate determination of this most fundamental question.’28
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
Over metafysica lopen de meningen sterk uiteen. Waar Keulartz bijna fulmineert tegen de metafysica die ’in onze botten zit’ en waar ’we vanaf moeten’, zien anderen er juist ’de’ ingang om het onderwerp goed op de filosofische agenda te krijgen (Brugmans). Ook deze kwestie lijkt samen te hangen met het verschil in opvattingen over de mate waarin radicale veranderingen nodig en mogelijk zijn. Niet iedereen ziet de zin van het zoeken naar of werken aan nieuwe grote verhalen over onze plaats in de kosmos en ’het goede leven’. Keulartz: ’Het essentialisme en de grote verhalen gaan te ver. Het zijn de rollen die mensen spelen, die kleuren hoe ze kijken. Kijk alleen maar naar hoe allochtonen de natuur ervaren in vergelijking met de gemiddelde Nederlander. Daar zit een wereld van verschil tussen.’ Keulartz associeert metafysica zo lijkt het met een vorm van confessioneel denken en met achterhaalde opvattingen over de kenbaarheid van de wereld en waarheid. Becker hierover: ’Als het om metafysica gaat, lijken de Wageningse filosofen te denken als Wittgenstein: “Datgene waarover men niet spreken kan, daarover moet men zwijgen”, en inderdaad is het niet gemakkelijk om helderheid en transparantie te krijgen op dit vlak. Het is weliswaar troebel, maar het is toch een uitdaging ermee bezig te zijn. Doe je het niet, dan snijd je teveel weg en kan het zijn dat je de wezenlijke vraagstellingen over het hoofd ziet. Maar je kunt hierin tegelijkertijd slechts een bescheiden pretentie hebben, gezien de grootheid van het probleem.’
34
De meeste filosofen zien net als Becker wél de zin van het onderzoeken van het metafysische perspectief. Van Tongeren: ’Er is geen filosofie mogelijk zonder metafysica. De filosofische benadering kenmerkt zich door achteruitdenken. Steeds kijken naar welke laag van denken ergens onder ligt. De metafysica betreft de meest onderliggende vragen, over het werkelijkheidsbegrip. Alle disciplines van de filosofie kun je zien als regionale filosofieën van de werkelijkheid, van het menselijk zijn en handelen en van het menselijk samenleven. Nogal veel mensen vinden metafysica onzin en luchtfietserij, maar dat is niet terecht. Het is wel begrijpelijk dat men het niet bij iedere verhandeling wil betrekken omdat het zo ver onderliggend 28
R. Eckersley, Environmentalism and Political Theory: Toward an Ecocentric Approach, Londen, 1992, p.28 geciteerd in Dobson, A., Green Political Thought, Londen 1995, p.83.
is, maar het is wel de basis van iedere filosofie. Als het gaat om duurzame ontwikkeling, kun je je drie lagen voorstellen, de bovenste laag is het duurzaamheiddiscours, daaronder liggen de verschillende vooronderstellingen aangaande begrippen zoals de mens, politiek, natuur. De metafysica is de laag die daar nog weer onder ligt en die gaat over de fundamenten van alle begrippen die gebruikt worden.’
Keulartz’ bezwaar tegen de theorie is dat Zweers een waarderingshiërarchie in de houdingen heeft aangebracht. Niet alle houdingen zijn even legitiem zo zou blijken uit de bewoordingen waarmee ze beschreven worden. Zo worden de antropocentrische houdingen beschreven met termen als reductionistisch, atomistisch, niet-holistisch. De participatieve houding wordt zodanig beschreven dat het tenminste líjkt of het de enige juiste en ware houding is, vindt Keulartz. Daarmee zou Zweers een soort metafysica bedrijven, waarin voor tegengeluiden geen plaats is en waarbij de westerse wetenschap tussen haakjes zou zijn gezet. Keulartz zelf gelooft alleen in een post-metafysische filosofie, waarin van achterhaalde waarheidspretenties afstand wordt genomen. Keulartz’ motivatie voor een relativerende houding komt voort uit vrees voor totalitaire maatschappijopvattingen, die in de twintigste eeuw grote drama’s hebben veroorzaakt. Ook met utopische ideeën uit het eco-anarchisme zoals Marius de Geus die beschrijft als inspiratiebron voor nieuwe perspectieven, kan Keulartz niet veel. Met Lyotard heeft hij z’n bekomst van de grote verhalen. Hij vindt dat ze tamelijk rigide opvattingen van de samenleving weergeven en er zitten volgens hem antilibe-
29
W. Zweers, Duurzaamheid vanuit participerend Gezichtspunt, in Oikos, 5, 1997.
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
Een interessante discussie binnen de milieufilosofie die op het gebied van metafysica tot heftige discussies leidt, is die tussen Keulartz en Zweers (zie eerder aangestipt bij de ’scholenstrijd’). Wim Zweers heeft in Nederland de theorie van de grondhoudingen verder uitgewerkt. Er zijn in zijn theorie zes houdingen van de mens ten opzichte van de natuur. Uiteenlopend van de mens als heerser, met een antropocentrisch wereldbeeld tot de unio mystica van mens en natuur, een ecocentrisch uiterste waarbij een eenheidsidee van mens en natuur leidend is. De theorie verklaart de verschillende manieren van omgaan met de natuur. Zweers is uitgesproken over de grondhouding die hij het meest wenselijk acht. Dat is namelijk de participatieve visie waarin de mens onderdeel is van de natuur zonder zichzelf daarvan als het middelpunt te zien waarom alles draait en waarin de mens het belang van transcendentie erkent. Transcendentie ziet Zweers als ’de overstijging van de menselijke soort en haar invoeging in een groter geheel, het besef te behoren tot iets wat de maat van het menselijke te boven gaat.’29 Met deze idee komt Zweers op het terrein der metafysica.
35
rale en antidemocratische tendensen in. Het gevaar van utopieën en grote verhalen is dat je er in kunt blijven steken. Keulartz wil nuchterder zijn en de problemen goed analyseren. Over de hekken van de verschillende disciplines heenkijken. Juist vanwege hun opleiding in lezen, zijn filosofen goed in staat zich de inzichten uit andere disciplines eigen te maken en de verschillende discoursen te zien. Keulartz kiest daarom voor een pragmatische filosofie. Hij vindt dat deze ten onrecht in het academische verdomhoekje zit. Over deze tak van filosofie heersen vooroordelen met trefwoorden als oppervlakkigheid en middelmatigheid, het zou bij de VS horen, het land van de dollar, van zaken doen en niet over diepe dingen des levens nadenken. Maar Keulartz meent dat de convergentiethese laat zien dat al degenen die zich in grote verhalen en definitiekwesties uitputten, als het erop aankomt, niet echt iets anders kiezen als de pragmatici. De uitkomsten van milieufilosofie zouden niet uitmaken voor de praktijk en gelijkstaan aan discussies in de Middeleeuwen over de vraag hoeveel engelen er op de punt van een naald passen. Pragmatische filosofie weet juist de zaak op scherp te zetten en discussies een draai te geven wanneer nodig. Het spanningsveld blijft dus bestaan tussen enerzijds te willen waken voor totalitaire tendensen en anderzijds nieuwe perspectieven te willen ontwikkelen waarmee een samenleving kan streven naar vergroting van het welzijn en sociale cohesie. Dit spanningsveld zou positief kunnen uitwerken op beide kampen, echter tot op heden is er nog geen echt vruchtbare dialoog ontstaan.
3.3
Taalfilosofie
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
Met name de richting binnen de taalfilosofie die zich bezighoudt met de analyse van de onbewust gehanteerde talen waarin mensen hun ideeën en overtuigingen weergeven, is interessant voor het onderhavige thema. Het is van belang inzichtelijk te maken hoeveel verschillende interpretaties van de werkelijkheid er zijn, wil je zinnige discussies kunnen voeren en kunnen komen tot een zekere mate van overeenstemming.
36
Van Tongeren: ’Duurzame ontwikkeling is voor de filosofie een begrip van de tweede orde. Het kan interessant zijn de ’begrippelijkheid’, de manier van denken en spreken over duurzame ontwikkeling te onderzoeken. Daarbij springt in ieder geval het aspect tijd in het oog. Duurzaamheid is een tijdscategorie en het begrip van de tijd heeft veel implicaties voor de duurzaamheiddiscussie.’ Ook anderen zien de waarde van de taalfilosofie voor zover het gaat om discoursanalyses. Het is interessant om te onderzoeken hoe de taal een rol speelt bij het benoemen van de werkelijkheid, het gaat daarbij om vocabulaires, taalspelen. Hoe praten mensen ergens over? Bijvoorbeeld een milieucrisis. Wanneer vinden mensen
dat er sprake is van een milieucrisis? Zo zijn er veel meer woorden en termen rond duurzaamheid die om nadere beschouwing vragen wat betreft de ideeën die erachter zitten, zoals bijvoorbeeld ’Spaceship Earth’ en ’Moeder Aarde’. De taalfilosofie kan ook een belangrijke rol spelen bij de analyse van argumenten en tegenargumenten van verschillende partijen in ethische discussies. De Wageningse filosofen hebben een pragmatische ethiek ontwikkeld, een discoursethiek, waarbij geen positie wordt gekozen. Daarbij worden rond een vraagstuk of belangenconflict verschillende toekomstscenario’s onderzocht op argumenteerstijlen en waarden en normen. Keulartz: ’Het gaat er daarbij om de verschillende metaforen die rondzingen en hun effecten te analyseren. In een discussie rond bijvoorbeeld abortus kun je als filosoof een rol spelen door een strategie te ontwikkelen om met de tegenstellingen om te gaan door het voeren van zogenaamde common ground discussies. Je begint dan niet met het hoofddiscussiepunt in wel/niet termen, maar via een omtrekkende beweging en met andere, minder grote en bediscussieerde vragen kun je partijen zo wel in gesprek brengen en houden. Bij alle discussiepunten zie je dat de filosofie rammelt van dichotomieën; het zijn polen van een spanningsvolle werkelijkheid. Het is interessant duurzame ontwikkeling juist vanuit deze twee disciplines van de filosofie, de taalfilosofie in de zin van discoursanalyse en de ethiek, in de zin van de pragmatische discoursethiek te benaderen.’
Wetenschapsfilosofie en techniekfilosofie
3.4
Behalve de machtspositie van de wetenschap is ook het paradigma van waaruit de wetenschap werkt een thema dat van groot belang is inzake duurzame ontwikkeling. Ten eerste werkt de wetenschap vanuit een eenzijdige, rationele benadering van de werkelijkheid. Allerlei aspecten die niet binnen het technische raster van de wetenschapsbeoefening passen, vallen weg, terwijl het wezenlijke elementen kunnen zijn voor het welbevinden van mensen. Het is de vraag of een overtuigende andere, minder eenzijdig reductionistische en rationalistische wetenschapsbeoefening mogelijk is en hoe die er dan uit ziet. Vanuit de fenomenologie - een stroming 30
E. Vermeersch, De Ogen van de Panda; een milieufilosofisch essay, Brugge 1988.
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
Wetenschap en technologieontwikkeling hebben met name in de afgelopen eeuw het aanzicht van de wereld drastisch veranderd en het maatschappelijk leven vergaand beïnvloed. Wetenschap, techniek en kapitaal hebben een belangrijke machtspositie verworven. Voor een interessante benadering van de rol van deze factoren bij het ontstaan en voortduren van de duurzaamheidproblematiek zij verwezen naar het werk van Etienne Vermeersch, met zijn theorie over het zogenaamde WTK-complex.30
37
binnen de filosofie met exponenten als Husserl, Heidegger en Merleau-Ponty zijn wel interessante pogingen gedaan om een wetenschapbeoefening waarin de ervaring een centrale rol speelt, te ontwikkelen.31 Deze stroming is echter tot nu toe niet wijd verbreid of geaccepteerd. Filosofe dr. Heidi Muijen lijkt in haar benadering aan te sluiten op de fenomenologie. Ze denkt dat filosofen kunnen helpen zoeken naar perspectieven voorbij de gangbare wereldbeelden. Voorbij (of verder) gaand aan de eenzijdige rationele benadering van vragen zoals we die kennen sinds de Verlichting. Er zijn meer bronnen van kennis, zoals de ervaring en kennis uit andere culturen en onderbelichte kanten van onze eigen cultuur. Het rationalisme heeft altijd tegenbewegingen gekend zoals de Romantiek, van waaruit men met een andere grondhouding naar de werkelijkheid kijkt en waarbij niet een afstandelijke houding tot kennis leidt, maar juist identificatie, vereenzelviging met het kenobject. Muijen denkt dat we er goed aan doen die tradities serieus te nemen en bij onderzoek rond duurzame ontwikkeling te betrekken.
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
Zeker is dat veel, zo niet de meeste wetenschappers nu nog werken vanuit niet expliciet gemaakte normen en vooronderstellingen waar vaak veel op af valt te dingen. Op fundamenteel theoretisch niveau gaat het daarbij bijvoorbeeld om het kenvermogen en de vraag of en hoe binnen de natuurwetenschappen objectieve kennis kan worden behaald. Hoewel dat idee is opgegeven, denken de meeste wetenschappers nog wel vanuit het oude paradigma. Verschillende geïnterviewden menen echter dat áls de wetenschap een constructieve bijdrage moet leveren aan duurzame ontwikkeling een nieuw wetenschappelijk paradigma onontbeerlijk is (zie hierover ook hoofdstuk vier).
38
Een probleem dat steeds meer opspeelt, is dat ontwikkelingen binnen met name de bètawetenschappen in zo’n hoog tempo voortgaan dat het voor leken erg moeilijk is discussies goed te kunnen volgen en zich een mening te vormen. Hier ligt een speciale taak voor filosofen die hun wijsgerige kennis combineren met specifieke kennis binnen de bètawetenschappen. Veel natuurwetenschappers en ingenieurs weigeren in discussie te gaan met leken omdat zij onvoldoende kennis van zaken zouden hebben om een goed oordeel kunnen vormen. Dit terwijl er vaak belangrijke maatschappelijke consequenties zitten aan de ontwikkeling van en keuze voor bepaald onderzoek en de toepassing van de resultaten ervan in de praktijk. Filosofen kunnen in de kloof springen en zorgen dat bijvoorbeeld de politiek tenminste minder ver achterloopt op de feiten in wetenschap en techniek. Marcel Becker hierover: ’We verliezen het van de andere wetenschappers op het gebied van empirische kennis. We moeten dan ook uitkijken voor huiskamerfilosofie door uit31
Voor een toegankelijke verhandeling over de fenomenologie zie V. Pratt, J. Howarth, E. Brady, Environment and Philosophy, London 2000, pag. 53-80.
spraken te doen over zaken waar we geen inhoudelijke kennis over hebben. Maar we zijn sterk in vragen stellen. Daar ligt onze kracht.’ Op praktisch toegepast niveau gaat het bijvoorbeeld om technologieontwikkeling (zoals in de biotechnologie) die voortgaat op basis van overwegingen - economisch, maar ook ideologisch - die vaak niet expliciet gemaakt worden. Het zijn echter juist die overwegingen, zowel binnen de gangbare wetenschapsbeoefening in het algemeen als bij de ontwikkeling van nieuwe technologie, waarover een maatschappelijke discussie gevoerd kan worden om alle implicaties zichtbaar te maken. Dan wordt ook duidelijk dat het niet om puur technische discussies gaat maar dat er normatieve (keuze-)momenten in onderzoek en de toepassing ervan spelen.
Dr. Mieke Boon, filosofiedocent aan de Universiteit Twente schreef een wetenschapsfilosofisch proefschrift over de vraag hoe duurzaamheid een rol kan spelen in wetenschappelijk onderzoek.34 Boon: ’De heersende normen voor wetenschappelijkheid werken tegen bij het uitvoeren van duurzaamheidgerelateerd onderzoek. De relevante vragen, die een interdisciplinaire aanpak vragen, blijven niet overeind door het reductionisme dat alles opknipt tot kleine deelvragen waarbij je steeds verder af raakt van de vraag waar het je om begonnen was. Neem bijvoorbeeld het 32
B. Lomborg, The Skeptical Environmentalist. Measuring the Real State of the World, Cambridge 2001. Zie ook zijn website www.lomborg.org
33
J. Boersema, Hoe Groen is het Goede Leven. Over vooruitgang en het natuurlijk milieu in onze westerse wereld, Amsterdam 2002.
34
M. Boon, Filosofische beelden in wetenschap. De relatie tussen ethiek en methodologie in toegepast wetenschappelijk onderzoek, Delft 1999.
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
In dit verband is ook de discussie rond het werk van de Deense onderzoeker Bjørn Lomborg ’The Skeptical Environmentalist’32 te noemen. Lomborg concludeert op basis van een grote hoeveelheid statistische gegevens dat het eigenlijk heel goed gaat met de wereld en de mensheid. Het zou zelfs steeds beter gaan en dat gaat niet ten koste van het milieu (op enkele lokale misstanden na). Op zijn weergave van de werkelijkheid valt echter veel af te dingen, getuige ook de heftige reacties van wetenschappers die het totaal oneens waren met Lomborgs analyse. De controverse die ontstond - waarover ook veel te lezen is op internet - is ook voor filosofen interessant gezien de verschillende vooronderstellingen en uitgangspunten die ten grondslag liggen aan de meningsverschillen. Zo ziet Lomborg de grote teruggang in soortenrijkdom op aarde niet als een groot probleem zolang het met de mensen steeds beter gaat. NRC-journalist Karel Knip karakteriseerde Lomborgs onderliggende visie uitdagend met: ’Een bloempot vol Schotse hooglanders. Is dat wat we willen?’ Zie over de discussie wat nu kwaliteit van leven is ook de oratie van Jan Boersema, Hoe Groen is het Goede Leven. Over vooruitgang en het natuurlijk milieu in onze westerse wereld.33
39
onderzoek naar het schoonmaken van vervuilde zeebodems. De oplossing van dat probleem vraagt een integrale aanpak. Het heeft weinig zin om één chemisch stofje uit de cocktail van gif te bestuderen als je in de praktijk met een cocktailprobleem te maken hebt. Toch is dat wat er gebeurt, want wetenschappelijk gezien kun je een heel monodisciplinair proefschrift wijden aan dat ene stofje. Voor duurzame oplossingen heb je niet veel aan zulk onderzoek. Dit is een groot probleem, maar het is binnen de wetenschapsfilosofie nog niet als zodanig geproblematiseerd.’ 35 In kort bestek geeft dit voorbeeld aan dat een complex vraagstuk als duurzame ontwikkeling dat eigenlijk een multi- of interdisciplinaire benadering vraagt, niet goed hanteerbaar is in de wetenschappelijke wereld. Vanuit de wetenschapsfilosofie kan deze thematiek worden geproblematiseerd en onderzocht. In de techniekfilosofie gaat ook veel aandacht uit naar de vraag wie of wat sturend werkt op de technologieontwikkeling. Stuurt de techniek de samenleving of omgekeerd? Er zijn verschillende techniekfilosofische benaderingen in het onderzoek op dit vlak. Enerzijds zijn er benaderingen die sterk op de praktijk van het ingenieursberoep en het ontwerpproces gericht. De onderzoeksmethodiek is analytisch en empirisch gericht. Anderzijds zijn er benaderingen die zich meer richten op interactieve aspecten gericht tussen techniek en samenleving. Daarbij gaat het ook om technology assessment, onderzoek naar de maatschappelijke implicaties van bepaalde techniekontwikkeling en toepassing. Interessant onderzoek op dit vlak wordt onder meer aan de TU Delft gedaan bij de sectie Technology Assessment van de faculteit Techniek, Bestuur en Management en ook bij de afdeling Politicologie aan de UvA is men met deze vraagstukken bezig. Op heel praktisch vlak, in de beroepspraktijk van de ingenieur geven duurzaamheidvraagstukken aanleiding tot ethische problemen. Denk bijvoorbeeld aan de discussie rond de onveiligheid van de kernreactor in Petten of de discussie die speelde rond De Kwaadsteniet van het RIVM die de berichtgeving over milieukwesties bekritiseerde. Dit wordt ook onderkend door het KIVI (het Koninklijk Instituut Van Ingenieurs), dat bezig is met een beroepscode waarin duurzaamheid, met name qua milieuaspecten aan de orde komt. Onder andere in dit kader speelt de discussie over het belang van het hanteren van het voorzorgsbeginsel een rol.
35
40
Bij multidisciplinariteit werken verschillende disciplines samen, terwijl zich bij interdisciplinariteit door de samenwerking gedurende het proces een eigen wetenschappelijke aanpak, vraagstelling en methodiek ontwikkelt. Bij transdisciplinariteit worden ook maatschappelijke actoren van buiten de wetenschap in het onderzoek betrokken.
Het concept duurzame ontwikkeling zoals het thans rondzingt in allerlei gremia van internationaal en nationaal tot lokaal niveau suggereert de mogelijkheid van een samenleving die in evenwicht is met de natuur. Maar wat zijn de overwegingen zoiets te willen? Waar wordt het tegen afgezet (tegen welke onwenselijke alternatieven)? En hoe moeten we ons dat voorstellen? Hoe anders zou onze cultuur en de inrichting van de maatschappij (moeten) zijn? Edith Brugmans benadrukt in dit verband het belang van onderzoek naar huidige en wenselijke sociale relaties: ’Duurzame ontwikkeling vraagt om een onderzoek naar de sociale structuren van samenlevingen. Daarbij moet je ook kijken naar het recht en de instituties en wat daarin moet veranderen. Daarbij kun je niet om de pluraliteit en multiculturaliteit van de samenleving heen; die dimensies moet je erbij in ogenschouw nemen. Daarbij spelen drie verhoudingen een rol: die van mens ten opzichte van de natuur, van de mens ten opzichte van de andere mens, en die van de mens ten opzichte van het transcendente, spirituele. We moeten nieuwe betekenissen vinden in alle drie de relaties om duurzame ontwikkeling een kans te geven.’ Ook prof.dr. Wim Van Binsbergen, hoogleraar interculturele filosofie aan de Erasmus Universiteit, ziet vele aanknopingspunten voor het betrekken van een concept als duurzame ontwikkeling in onderwijs en onderzoek. De vergelijking van verschillende culturele perspectieven en houdingen ten opzichte van de medemens en de natuur kan de discussie over duurzaamheid verbreden en verdiepen. Ook Zweers bepleit hartstochtelijk het betrekken van niet-westerse perspectieven op de milieu- en ontwikkelingscrisis omdat het een verrijking van de discussie oplevert en een mogelijkheid biedt te ontkomen aan onze eigen beperkte antropocentrische kijk op de kwestie. Verschillende geïnterviewden noemen voorts het thema ’de omgang met tijd, het tijdbesef’ bij cultuurfilosofie. Brugmans: ’Een belangrijk cultureel thema dat in duurzaamheiddiscussies meer aandacht zou moeten krijgen is tijd. Het tempo van de markt en van economische processen is veel hoger dan dat van de natuur. Dit is een terrein waarop veel meer onderzoek nodig is. Iemand als de econoom Bob Goudzwaard vraagt aandacht voor het probleem van het flitskapitaal, de snelle beurseconomie en de virtuele rijkdom die de wereld overvliegt in een volstrekt ander tempo dan het regeneratievermogen van de natuur aan kan. Het probleem van die verschillende klokken wordt echter nog te weinig overdacht.’ Waar sommige filosofen gruwen van het woord spiritualiteit, komt het toch steeds weer terug in discussies over duurzaamheid, zeker ook onder filosofen. Religie in haar geïnstitutionaliseerde vormen heeft in een belangrijk deel van de westerse wereld afgedaan, maar zingevingvragen blijven spelen. En juist daar waar op ’rationele’ gronden het religieuze in de vorm van godsdienst ’uit de tijd’ wordt verklaard,
3.5
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
Sociale en Cultuurfilosofie
41
komen nieuwe spirituele stromingen op. Volgens sommige filosofen is dat in reactie op het doorgeschoten materialisme en platte hedonisme, waarbij veel van wat mensen als waardevol zien of ervaren, maar wat niet in geld is uit te drukken, het onderspit delft (natuur, sociale verbanden). Daar waar maatschappelijke veranderingen in zodanig tempo plaatsvinden dat mensen het niet bij kunnen benen, gaan zij op zoek naar nieuw houvast. De sociale en cultuurfilosofie richt zich ook op deze richtinggevende en zingevende verhalen en ideeën die mensen hebben bij hun benadering van de wereld. Inzicht in deze verschillende benaderingen is voor duurzame ontwikkeling relevant. Brugmans: ’Je ziet de opkomst van een nieuwe religiositeit. Mensen hebben zich weliswaar afgewend van de kerken, maar het zoeken blijft. Ook de kerken reageren hier weer op. De Katholieke Raad voor Kerk en Samenleving heeft onlangs een brochure uitgegeven getiteld: Hunkering naar Heelheid. Ook een maatschappelijke wens als het streven naar duurzame ontwikkeling raakt aan een religieuze vraag en dimensie van het leven. Ethiek heeft ook te maken met religie en dat kan, maar hoeft niet per se religie in de vorm van een godsdienst te zijn. De sociale en cultuurfilosofie kan in een vraagstuk als duurzame ontwikkeling de samenhang van verschillende aspecten aanwijzen. Voor duurzame ontwikkeling is daarbij interdisciplinaire samenwerking hard nodig, maar die zal alleen van de grond komen aan de hand van concrete problemen.’
3.6
Politieke Filosofie
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
’...the most radical [green aim] seeks nothing less than a non-violent revolution to overthrow our whole polluting, plundering and materialistic industrial society and, in its place, to create a new economic and social order which will allow human beings to live in harmony with the planet. In those terms the green movement lays claim to being the most radical and important political and cultural force since the birth of socialism.’36
42
Een voor de hand liggende subdiscipline van de filosofie die relevant is voor duurzame ontwikkeling is de politieke filosofie. Duurzame ontwikkeling is een politiek concept - al is zeker niet eenduidig te zeggen welk politiek beleid vanuit welke politieke filosofie vereist zou zijn om duurzame ontwikkeling te bewerkstelligen. Er is een breed spectrum aan interessante politiek-filosofische vragen te stellen op dit vlak. Reikend van onderzoek naar de mogelijke wortels en oorzaken van de milieucrisis of juist de ’groene dimensies’ van verschillende stromingen in de politieke filosofie tot onderzoek naar nieuwe politiek-filosofische ideeën voor een 36
Porritt, J, Winner, D., The Coming of the Greens, 1988, p.9, geciteerd in Dobson, A., Green Political Thought, Londen, 1995, p.9.
duurzame samenleving. Ook de vraag of kapitalisme en duurzaamheid met elkaar te verzoenen zijn en welke alternatieven er misschien zijn, speelt hier.
Wissenburg publiceert ook op dit vlak en verzorgt daarnaast onderwijs: ’Ik geef het vak ’Green and Modern Political Thought’, waarbij ik acht scholen in het contemporaine politiek-filosofisch denken aan de orde stel. Ik begin bij het utilitarisme en de reactie daarop zoals die werd ontwikkeld door John Rawls cum suis (A Theory of Justice) in de vorm van het liberale egalitarisme. Daarnaast behandel ik het hernieuwde libertair of anarchistisch denken, de evolutie van analytisch Marxisme en de ontwikkeling van communitarisme, burgerlijk republikeins denken, multiculturalisme en het feministisch alternatief. Voor al die richtingen bediscussieer en bekritiseer ik met de studenten wat de betekenis van milieupolitiek ofwel ’groen’ denken is. Het tweede deel van de cursus is gericht op de andere kant van het verhaal, namelijk oorspronkelijk ’groen’ politiek denken en haar pogingen om gangbare politieke theorieën te incorporeren. Daarbij spelen vragen als: Waarom zouden we zorgvuldig omgaan met de natuur? Of met de toekomst? Om welke natuur gaat het? Om wiens toekomst? Duurzaamheid okay, maar duurzaamheid van wat? Hoe zou een groene samenleving eruit zien? Aan de orde komen ook milieuethiek en praktische dilemma’s die oplossingen tegenwerken. Duurzame ontwikkeling is ook gericht op internationale rechtvaardigheid. Daarmee knabbelt het aan het heilige dogma van staatssoevereiniteit. Sinds de Eerste en Tweede Wereldoorlog heeft er een revolutie in het denken op dat vlak plaatsgevonden. Het ideaal van duurzame ontwikkeling speelt nu in die veranderende opvattingen ook een belangrijke rol.’
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
Marius de Geus (Universiteit Leiden) en Marcel Wissenburg (KUN) houden zich uitgebreid bezig met ’groen-politiek’ denken. De Geus stelde bijvoorbeeld in samenwerking met Brian Doherty het boek Democracy and Green Political Thought samen. Ook schreef hij het al eerder genoemde boek ’Ecological Utopias. Envisioning the sustainable society’. Hierin onderzoekt de Geus de waarde van utopische toekomstbeelden uit de geschiedenis van de politieke filosofie, zoals die van Thomas More, Henry Thoreau en Aldous Huxley. Zouden dergelijke utopieën kunnen bijdragen in de actuele zoektocht naar een duurzame en verantwoordelijke samenleving, vraagt hij zich af. Concluderend denkt hij dat deze verhalen wel degelijk als een inspiratiebron kunnen dienen. Overigens is er binnen de filosofie ook hierover een controverse ontstaan. De filosoof Hans Achterhuis keert zich bijvoorbeeld in zijn boek De Erfenis van de Utopie fel tegen utopische toekomstbeelden, omdat die in de geschiedenis alleen maar tot ellende en onderdrukking zouden hebben geleid.
43
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
’Ik geef ook een vak aan eerstejaars waarin het ecologisme als politieke stroming aan de orde komt. Studenten zijn vaak erg geïnteresseerd en willen ook wel scripties schrijven over het onderwerp. Een van de scriptieonderwerpen ging over de vermeende tegenstelling tussen het streven of bereiken van duurzame ontwikkeling en democratie. Er is een jarenlange discussie geweest, geïnstigeerd door de filosoof Ophuls, dat milieubehoud en democratie niet samengaan. Er is een principieel probleem doordat het denken over milieu doelgericht is en het denken over duurzaamheid procesgericht. Wat er uit komt is meestal niet verenigbaar. En dat is niet alleen theoretisch zo, maar ook als je naar concrete cases kijkt zie je dat het Not-in-my-backyard-denken onuitroeibaar is. Weliswaar worden de argumenten wel steeds beter, maar voor de uitkomsten maakt dit niets uit.’ In het politiek-filosofisch denken speelt in dit verband ook de discussie over een smalle of een brede moraal. Liberalen - ook liberale filosofen - pleiten voor een smalle moraal en ook voor een smal duurzaamheidbegrip. Alleen dat zou werkzaam zijn binnen een moderne, liberale democratie. Slechts enkele universele waarden zouden in het publieke domein verdedigd moeten worden, en dat zijn die waarden die tolerantie garanderen door middel van democratie en eigendomsrechten. De overige waardendiscussies horen volgens de voorstanders van een smalle moraal niet thuis in het publieke domein, maar in het privé-domein. Daarin zou alleen het individu kunnen bepalen wat goed is. Wie zich verdiept in deze discussie komt er al snel achter dat de voorstanders van een smalle moraal spoedig vastlopen als het erom gaat collectieve belangen in het algemeen en speciaal in relatie tot duurzame ontwikkeling te waarborgen (zie hierover ook hoofdstuk twee).
44
Al lijkt in Nederland ook in de politiek-filosofische wetenschap de liberale stroming in het denken overheersend, volgens Wissenburg is er een breed scala aan benaderingen aanwijsbaar: ’(...) als je wilt publiceren, moet dat in internationale tijdschriften en dus moet je kijken wat je daar ziet. Weliswaar zie je daar veel denken in liberale stijl, maar wat je op het eerste gezicht ziet, is bedrieglijk. Er is bijvoorbeeld een hele kring Marxistische filosofen en ook het communitarisme is erg populair, evenals het multi-culturalisme en het zogenaamde ’civic republicanism’. Wissenburg gebruikt voor zijn onderwijs het boek ’Green Political Thought’ van Andrew Dobson, hoogleraar politicologie aan de Open University. Dit veelgeprezen boek - inmiddels is er al een derde editie uit - analyseert het politieke denken van de groene beweging en groene partijen in het bijzonder. Hij behandelt hun argumenten in een politiek-filosofische analyse en positioneert het ecologisme als ideologie naast andere politieke ideologieën. Het aantrekkelijke van het boek is dat er wel engagement uit spreekt, maar tegelijkertijd ook de nodige distantie aangezien Dobson ook kritiek geeft op het groene denken.
Jozef Keulartz vindt het interessant om binnen de politieke theorie en filosofie het concept duurzame ontwikkeling te onderzoeken op haar oprekbaarheid. Wat betekent duurzaamheid volgens verschillende partijen in de discussie nog meer behalve een rechtvaardige verdeling tussen en binnen generaties? Hoort een concept als kleinschaligheid erbij of niet? Duurzaamheid kan een connotatie van degelijk en solide hebben, maar waar komt dat idee vandaan en waarop is het gebaseerd? Edith Brugmans ziet een interessant onderzoeksterrein op het gebied van rechtsfilosofie in relatie tot politieke filosofie. Milieurecht en milieuwetgeving ontstaan uit politieke besluitvorming en sluiten aan bij discussies in de milieufilosofie. ’De ontwikkeling van het milieurecht is van vrij recente datum. Er is feitelijk een hele nieuwe tak van recht ontstaan. De waarden die centraal staan bij duurzame ontwikkeling, waaronder behoud van de natuur en zorg voor het milieu, hebben geleid tot regelgeving. Interessant is om te zien hoe die ontwikkeling verder kan gaan. Zo heeft in de VS een interessant debat gewoed over de vraag of bomen rechten hebben, toen de bekende jurist Christopher Stone een proefproces aanspande om hierin duidelijkheid te krijgen. Het Amerikaanse tijdschrift Environmental Ethics speelde een belangrijke rol in de ontwikkeling van dit debat.’37
Een bekend ecofeministe is de Indiase dr. Vandana Shiva die zich afzet tegen de heersende patriarchale maatschappelijke structuren die (voortdurende economische en technologische) ontwikkeling verheerlijken. Ze stelt er een andere ’vrouwelijke’ benadering tegenover die de heiligheid van al het levende huldigt. Shiva werd een spreekbuis voor vele vrouwen in het Zuiden. In haar eerste boek Staying Alive39 uit 1988 verwoordt ze haar analyse dat de natuur en vrouwen vanuit hetzelfde dominante westerse wereldbeeld worden onderdrukt en geëxploiteerd; de eurocentrische
37
Zie ook: Ch. D. Stone, Should Trees Have Standing? Revisited: How far will Law and morals reach? A Pluralist perspective. In: Southern Californian Law Review 59, pp 1-155, 1985.
38
S.Griffin, Woman and Nature: The Roaring Inside Her, New York, 1978, geciteerd in J. Palmer (ed.), Fifty Key Thinkers on the Environment, Londen, 2001, p.295-296.
39
V. Shiva, Staying Alive, New Delhi 1988.
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
Een belangrijke stroming binnen de politieke filosofie met een heel eigen geluid vormt het ecofeminisme waarin ook vrouwen uit ontwikkelingslanden duidelijk van zich laten horen. Opvallend is de zeer geëngageerde houding en persoonlijke betrokkenheid van veel vrouwen die ecofeministische perspectieven naar voren brengen. De eigen ervaring weegt zwaar bij hun analyses. De dichteres Susan Griffin verwoordt die betrokkenheid die uit veel feministische benaderingen spreekt indringend: We know ourselves to be made from this earth. We know this earth is made from our bodies. For we see ourselves. And we are nature. We are nature seeing nature. We are nature with a concept of nature... Nature speaking of nature to nature.38
45
wetenschappelijke en economische benadering zetten ontwikkelingen in gang die leiden tot sociale onrechtvaardigheid, armoede en milieuvernietiging. Shiva verbond feminisme met milieuactivisme en deed ook na Staying Alive veel van zich horen - onder meer in vele boeken van haar hand, maar ook door haar persoonlijke activisme - onder meer in het debat over internationale handel, biotechnologie en patenten op levend ’materiaal’. Het ecofeminisme heeft veel meer dimensies dan hier in kort bestek en aan de hand van één auteur kunnen worden aangehaald. Voor een introductie en overzicht van belangrijke ontwikkelingen en personen op dit gebied zie ondermeer de publicatie Ecofeminism van Mies en Shiva40 en het artikel Gender and Environment: Lessons to Learn41 van Irene Dankelman.
3.7
Ethiek
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
Dit overzicht van subdisciplines eindigt bij een discipline waarvan het meest wordt verwacht en die bij veel andere subdisciplines impliciet ook al aan de orde komt42, de ethiek. Duurzame ontwikkeling is een normatieve notie. Met de omschrijving van Brundtland als uitgangspunt kun je stellen dat het gaat om enkele ’geboden’: wij behoren - volgens een norm van rechtvaardigheid - de wereld leefbaar achter te laten voor generaties na ons, te zorgen voor de kwaliteit van het bestaan van nu levende generaties en te leven op een manier die oneindig vol te houden ofwel houdbaar is. Maar waar komt die norm vandaan, hoe kunnen toekomstige generaties een moreel appèl op ons doen? En hoe zit het met de natuur? Heeft de natuur intrinsieke waarde? Staan wij in een morele relatie tot de natuur of is zoiets onmogelijk? Ethici reflecteren op deze morele dimensies van duurzame ontwikkeling en problematiseren hetgeen in politieke pamfletten soms al te gemakkelijk wordt beweerd. In de literatuur zijn verschillende benaderingen te onderscheiden, variërend van plichtsethiek en verantwoordelijkheidsethiek tot de aloude deugdethiek.
46
Bijdragen van filosofen op voor duurzame ontwikkeling relevante terreinen lopen zeer uiteen in hun bereik. In de literatuur treft men volledig doordachte religieuze, politieke of sociale wereldbeelden met bijbehorende ethische dimensies aan, zoals bijvoorbeeld die uit de ’diepgroene’ filosofie, beter bekend staand als deep ecology43. En aan de andere kant leggen filosofen zich ook toe op een heel praktische,
40
M. Mies & V. Shiva, Ecofeminism, Londen 1993.
41
I. Dankelman, ’Gender and Environment: Lessons to Learn’ in: Encyclopedia of Life Support Systems, Unesco 2002.
42
Politieke filosofie bijvoorbeeld gaat immers over vragen als wat is de meest rechtvaardige staatsvorm, hoe zijn die normen die duurzaamheid politiek te vertalen? Of in de cultuurfilosofie: welke deugden worden in een bepaalde cultuur gehuldigd en zijn die al dan niet verenigbaar met opvattingen van duurzaamheid? Et cetera.
43
A. Naess, Ecology, Community and Life-style, Cambridge 1989.
toegepaste ethiek rond duurzaamheid in de bedrijfswetenschappen. Daarbij wordt niet heel het dominante wereldbeeld ter discussie gesteld, maar staan vragen centraal als ’hoe kan ik als bedrijf vorm geven aan maatschappelijk verantwoord en duurzaam ondernemen binnen de bestaande kaders? Welke ethische richtlijnen zouden mij op de goede weg helpen?’44
Van Tongeren denkt dat zijn theorie van de morele ervaring niet snel in fanatisme zal uitlopen, iets waarvoor hij wel vreest bij de gangbare bijdragen aan het milieudebat. Hij wijst op de drie belangrijkste argumentatieve principes in de gangbare milieuethische literatuur, waarvan hij denkt dat ze niet houdbaar zijn: Ten eerste is er het argument tegen een utilitaire benadering van de natuur. De natuur zou in zichzelf ook een waarde vertegenwoordigen waarom ze gerespecteerd 44
Bijvoorbeeld R. Jeurissen en G. Keijzers, Duurzaam Ondernemen; Toekomstethiek in Dialoog, 2003.
45
Van Tongeren is lid van het zogenaamde Thijmgenootschap, een groep wetenschappers die zich bezighouden met wetenschap en (met name Christelijke) levensbeschouwing. Dit genootschap bracht een bundel essays en beschouwingen uit waarin onder meer één van de kardinale deugden centraal stond, namelijk de matigheid: Henri Geerts (ed.), Maakbaarheid, Macht en Matigheid. Korte Beschouwingen in het Natuurdebat. Jaargang 86, deel 3, Nijmegen.
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
Een aantal termen komt voortdurend terug als het gaat om de zogenaamde ’greening of ethics’, namelijk respect voor al het leven, zorgzaamheid, verantwoordelijkheid, wederkerigheid, interdependentie. Prof.dr. Paul Van Tongeren geeft een overzicht van verschillende typen van ethische theorieën die hierbij aangehangen worden: Ten eerste zijn er utilistische theorieën die stellen dat het gaat om de vermeerdering van plezierervaringen van mensen of van alle bezielde of van alle levende wezens. Ten tweede onderscheidt hij plichts- of rechten theorieën, die stellen dat er fundamentele verplichtingen bestaan tegenover mensen, bezielde of levende wezens. Daarnaast - ten derde - bestaan er ook feministische of zorgethische theorieën, die stellen dat de afhankelijkheid van de niet-menselijke natuur voor de mens een specifieke taak tot zorg impliceert. Tenslotte noemt van Tongeren de theorie van de morele ervaring, een theorie die hijzelf huldigt. Hierbij gaat het om een benadering zonder een bepaald ethisch principe: uitgangspunt is dat onze morele verplichtingen tegenover niet-menselijke wezens niet kunnen worden gekend buiten onze morele ervaring van die wezens om, evenmin als we onze morele verplichtingen tegenover onszelf of andere mensen kennen buiten de morele ervaring van onszelf en andere mensen om. De niet-menselijke natuur kan ons echter wel op verschillende manieren als moreel relevant voorkomen. Het voert te ver om op deze plek een heel uitgebreid overzicht te geven van alle mogelijke benaderingen, daarvoor zij onder meer verwezen naar de literatuurlijst waar voldoende aanknopingspunten zijn voor verdere verdieping. Hieronder kort weergegeven volgt echter de deugdethische benadering45 die in het interview met Van Tongeren uitgebreid aan bod kwam, en waarbij verschillende andere benaderingen ook worden aangestipt.
47
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
en geëerbiedigd zou moeten worden; ze is zelf een intrinsieke waarde.46 Iets heeft intrinsieke waarde als die waarde onafhankelijk is van de feitelijke waardering. Het is dus iets anders dan een economische waarde. Als niemand een goed wil hebben, heeft het geen waarde. Bij intrinsieke waarde is het anders. De waarde dringt zich op; de natuur eist als het ware van ons dat wij haar op waarde schatten en dat los van haar eventuele nuttigheid. In deze lijn van denken past het pleidooi voor een uitbreiding van rechten voor de natuur, voor dieren et cetera. Van Tongeren denkt dat dit principe niet houdbaar is aangezien ons gehele denken over rechten is gefundeerd op de redelijkheid en we daarom redelijke, rationele argumenten voor die rechten willen horen (Immanuel Kant). De redelijkheid zelf is gefundeerd op de redelijkheid en geen enkel argument dat tegen de redelijkheid ingaat kan ooit geldig zijn. De rechten van de mens zijn dan ook geformuleerd als de rechten van mens als redelijk wezen en niet van de mens als natuurwezen. Binnen dit type van argumentaties maakt het spreken over de rechten van de natuur geen kans.
48
Een tweede principe betreft onze verantwoordelijkheid jegens toekomstige generaties. Hierin staat de mens centraal en staat de natuur de mens ten dienst. De bejegening van de natuur door de mens is echter niet moreel neutraal. De morele implicaties zitten niet in een recht van de natuur dat verplichtend op ons werkt, maar in de rechtvaardigheid die we jegens andere mensen moeten betrachten. We zouden zodanig duurzaam met de natuur en haar grondstoffen en voorraden moeten omgaan dat generaties die na ons komen ook nog kunnen genieten - in alle opzichten van de natuurlijke omgeving, vandaar het idee van duurzame ontwikkeling. Ook deze argumentatie acht van Tongeren niet houdbaar. Hier wordt een poging gedaan het utilitaire denken uit te breiden met toekomstige generaties. De argumentatie komt volgens hem neer op een pleidooi voor een soort collectief egoïsme. Het utilitaire denken gaat uit van het idee dat een mens bereid moet zijn om moreel te handelen omdat het de beste manier is om te bereiken wat hij wil. Maar als het gaat om het grootste geluk voor het grootste aantal in plaats van de eigen wensen, dan verdwijnt het utilitaire voordeel. Wat overblijft is een moeilijk te funderen plicht van intermenselijke solidariteit of rechtvaardigheid. Daarbij blijft
46
Zie hierover ook het werk van bijvoorbeeld Wouter Achterberg, Wim Zweers en de doorwerking ervan in tal van beleidsdocumenten over o.a. natuurbehoud, duurzaamheid en biodiversiteit waarin de notie van intrinsieke waarde van de natuur is opgenomen. Ook Martin Drenthen is niet positief over het begrip ’intrinsieke waarde’: ’Het is een leeg begrip geworden doordat het op afstand staat van onze morele ervaring terwijl dát wel is waar het om gaat. Het begon als een radicaal begrip, maar is nu een instrumenteel technocratisch begrip geworden door de manier waarop we erover spreken. Dat komt omdat de gangbare uitleg ervan een misverstand bevat. Sommigen suggereren dat intrinsieke waarden een soort van objecten zijn die helemaal los staan van onszelf. Maar het ethische debat over waarden gaat altijd óók over ons en onze waardeoordelen: wij mensen waarderen de natuur en het debat moet gaan over onze redenen daarvoor. Die erkenning leidt niet per se tot antropocentrisme. Maar wanneer we omgekeerd de waarde van de natuur losmaken van het moreel aangesproken-zijn van de mens, dan komt de natuur alleen nog maar verder op afstand van ons te staan wen wordt haar “intrinsieke waarde” tot een abstractie.’
toch de vraag opspelen waarom je je iets gelegen zou moeten laten liggen aan het geluk van mensen die je nooit zult zien47.
Bij allerlei maatschappelijke vragen kun je volgens van Tongeren met de deugdethiek48 uit de voeten. Weliswaar zijn er met de deugdethiek geen universele uitspraken over wat goed is te doen, maar wel uitspraken die binnen een bepaalde morele gemeenschap geldigheid hebben. Er is een gedeelde herkenning van voorbeeldig gedrag inzake bijvoorbeeld matigheid mogelijk. Door daar op te focussen is een koepel van morele idealen aanwijsbaar. Als je die eenmaal hebt ge誰dentificeerd, is de onenigheid die je hebt mogelijk oplosbaar. De eigen morele gemeenschap is te activeren door op zoek te gaan naar voorbeeldige gedragingen. Goed voorbeeld doet goed volgen. Op die manier kan de deugdethiek een sturende, vormende werking hebben. De matigheid betreft dan houdingen van mensen. Een fanaticus kent geen matigheid, want hij pretendeert te weten wat goed is voor iedereen. De deugdethiek is echter per se particularistisch en niet na誰ef. Er is altijd een element van twijfel.
47
Zie hierover ook bijvoorbeeld A. de-Shalit, Why Posterity Matters, Londen 1994; of H. Jonas, Das Prinzip Verantwortung, Versuch einer Ethik f端r technologische Zivilisation, 1984.
48
Een nadere bespreking van de milieufilosofische argumentaties door Paul van Tongeren staat in zijn boek, Deugdelijk Leven. Een inleiding in de deugdethiek, Nijmegen, 2003, dat in 2004 en 2005 als VWO-eindexamencahier filosofie wordt gebruikt.
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
Een derde principe dat kan worden beargumenteerd betreft de oproep aan de mens om de maat van de natuur te volgen; in de natuur zou de mens de ideale maat vinden voor zijn eigen en haar optimale verwerkelijking. Dit principe kan op twee manieren worden opgevat. Ofwel het betreft een tegenstelling tussen mens en natuur. De mens zal met behulp van de techniek steeds weer nieuwe middelen vinden om de maat van de natuur te verleggen en steeds meer mogelijk te maken. De benadering van de milieugebruiksruimte strandt in deze benadering. Die ruimte is nooit evident te maken aangezien de maat die de natuur stelt nooit vastligt, gezien de menselijke macht over de natuur met de techniek in handen. De discussie tussen milieuactivisten en hun tegenstanders zal dan ook onvruchtbaar blijven, zolang de techniek niet in ons begrip van natuur is opgenomen. Ofwel het betreft een zoektocht naar harmonie tussen mens en natuur die wellicht te vinden is als de mens als onderdeel van de natuur, de maat in zichzelf zoekt. En bij deze laatste argumentatie sluit Van Tongeren aan met zijn idee谷n over een deugdethische benadering van de milieuproblematiek. Hij wijst op de mens die middels de deugden zijn geluk vindt en tot zelfverwerkelijking komt. De deugd van de matigheid maakt dat de mens zichzelf een opgave stelt te zoeken naar de juiste mate, naar passendheid in zijn leven. De last ligt dan helemaal bij de mens, maar hij is ook het enige wezen dat bewust iets kan doen.
49
The Earth Charter en de Declaratie van Valencia
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
Een interessant initiatief om hier te noemen is het Earth Charter, het zogenaamde Handvest van de Aarde. In 1987 deed de Commissie Brundtland de oproep een nieuw handvest op te stellen dat wezenlijke principes voor duurzame ontwikkeling uiteen zou zetten. Vertegenwoordigers van regeringen en maatschappelijke organisaties hoopten het handvest al in 1992 tijdens de United Nations Conference on Environment and Development (UNCED) in Rio de Janeiro aangenomen te krijgen. Die termijn bleek niet haalbaar, de tijd was er niet rijp voor. In 1997 echter werd een Earth Charter Commissie gevormd die het ontwerp van het handvest begeleidde. Middels een grote interculturele open groepsconsultatie kreeg het document vorm. Duizenden individuen en honderden organisaties leverden inbreng. In 2000 werd de tekst officieel in het Vredespaleis in Den Haag gepresenteerd. In Nederland wordt de tekst van het Earth Charter verspreid door de Nationale Commissie voor Internationale Samenwerking & Duurzame Ontwikkeling (NCDO, zie www.ncdo.nl).49 De begeleidende tekst luidt: ’Het Earth Charter wil een verklaring zijn van wezenlijke principes voor het bouwen van een rechtvaardige, duurzame en vreedzame mondiale samenleving in de 21e eeuw. Zij probeert alle volkeren te inspireren tot een nieuw besef van mondiale afhankelijkheid van elkaar en gedeelde verantwoordelijkheid voor het welzijn van de aarde. (...) De inclusieve ethische visie van het document erkent dat milieubescherming, mensenrechten, rechtvaardige menselijke ontwikkeling en vrede van elkaar afhankelijk zijn en ondeelbaar. (...) Het resultaat is tevens een brede visie op duurzame ontwikkeling. Het Earth Charter is het product van een tien jaar durend wereldwijd intercultureel gesprek over gemeenschappelijke doelen en gedeelde waarden.’
50
Doel van het Earth Charter is zoveel mensen over de hele wereld met haar ideeën in aanraking te laten komen en het dus breed te verspreiden. Daarnaast zou het moeten dienen als uitgangspunt voor beleidsvorming van overheden, bedrijven en maatschappelijke organisaties en als onderwijsmateriaal. Het handvest kent zestien artikelen, verdeeld over vier hoofdstukken: I Respect en zorg voor alle levensvormen II Ecologische integriteit III Sociale en economische rechtvaardigheid IV Democratie, geweldloosheid en vrede. Interessant is dat het Charter de pretentie heeft mondiale, universele ondersteuning te krijgen. Het wil de basis vormen voor een mondiale ethiek. Wie de tekst bestudeert ziet veel aanknopingspunten voor filosofische discussie, of het nu gaat om de betekenis van religieuze tekstonderdelen als ’De bescherming van de levens49
NCDO, De Earth Charter, Handvest van de aarde. Waarden en principes voor een duurzame toekomst, brochure Amsterdam 2000, zie www.ncdo.nl of www.earthcharter.org .
Een ander interessant document voortgekomen uit een maatschappelijk initiatief betreft de Declaratie van Valencia ofwel de ’Verklaring van de Verplichtingen en Verantwoordelijkheden van de Mens’51, die door UNESCO werd opgesteld als tegenhanger van de Verklaring van de Rechten van de Mens. Dit document zag het licht ter gelegenheid van de viering van het vijftig jarig bestaan van de Verklaring van de Rechten van de Mens in 1998. Het werd geschreven op initiatief van de bekende rechter Richard Goldstone, verbonden aan het Internationaal Gerechtshof in Den Haag. Leidende gedachte is dat uit ieder recht ook verplichtingen en taken voortvloeien en dat het goed zou zijn die te formuleren. Goldstone bepleit het verankeren van de rechten van toekomstige generaties in de wet. Het verankeren van verplichtingen naast rechten in wetgeving is gezien de traditie van het recht verre van eenvoudig, zo niet onmogelijk, misschien zelfs onwenselijk? En ook het vastleggen van de rechten van toekomstige generaties is niet zonder problemen. Deze onderwerpen lenen zich echter uitstekend voor een filosofische studie vanuit de rechtsfilosofie of vanuit de ethiek.
50
Zie: www.earthdialogues.nl
51
Declaration of Human Duties and Responsibilities, Valencia 2000. Zie ook: www.unesco.org
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
kracht, verscheidenheid en schoonheid van de aarde is een heilige plicht’ of om de betekenis en reikwijdte van meer organisatorische en juridische onderdelen als ’Leg de bewijslast bij degenen die beweren dat een voorgestelde activiteit geen substantiële schade zal aanrichten en stel de verantwoordelijke partijen aansprakelijk voor schade aan het milieu.’ Vanuit de ethiek kunnen documenten als het Earth Charter kritisch worden beschouwd. Filosofen kunnen waarschijnlijk goede bijdragen leveren om meer helderheid te brengen in discussies als die over de mogelijkheid, invulling en wenselijkheid van een universele ethiek. Het Green Cross International dat nauw betrokken was bij de totstandkoming van het Earth Charter organiseert nu de zogenaamde Earth Dialogues50 met als doel ethiek, menselijke waarden centraal te stellen in de moeizame zoektocht naar het samengegaan van globalisering van de economie enerzijds en duurzame ontwikkeling anderzijds. Het eerste Earth Dialogues Forum werd in 2002 in Lyon gehouden met 1300 deelnemers uit bedrijfsleven, overheden, religieuze en maatschappelijke organisaties. Het doel is dergelijke dialoogsessies in alle delen van de wereld te houden om de belangrijkste stakeholders en beleidsmakers bij elkaar te brengen en te zoeken naar gezamenlijke oplossingen voor duurzaamheidproblemen. Dit soort sessies kunnen interessante aanknopingspunten zijn voor ethiekstudenten om zich met waardendiscussies in internationaal verband bezig te houden.
51
52
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
Perspectieven voor vernieuwing van het onderwijs
Vernieuwing in het filosofieonderwijs
4
4.1
Sinds de jaren zestig en zeventig klinkt steeds weer de roep voor om een centrale rol van de filosofie binnen de wetenschap. Het ideaal van de filosofische interfaculteit die tussen de verschillende wetenschapgebieden in moet staan en zou kunnen zorgen voor verbindingen tussen verschillende wetenschapgebieden spreekt veel van de gevraagde filosofen aan. Voor een veelzijdig vraagstuk als duurzame ontwikkeling zou dat ook vruchtbaar zijn, denkt men. De praktijk is echter dat de filosofen binnen de meeste Nederlandse universiteiten min of meer verschanst zitten binnen hun eigen faculteit en vakgroep zodat het beeld van de filosofie als interfaculteit vooralsnog ver te zoeken is. Het ideaal, onder meer ook terug te vinden in het denken van VU-grondlegger en christelijk filosoof Herman Dooyeweerd, blijft echter leven. Het eerder genoemde VU-programma ’Van Waarden Weten’ doet nog het meeste aan deze benadering denken, al gaat het hier niet om een faculteit tussen
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
De geïnterviewden verschillen nogal in hun oordeel over het huidige filosofieonderwijs in relatie tot maatschappelijke vraagstukken. Zie bijvoorbeeld het eerdere betoog van Van Tongeren over de vraag waarom het filosofieonderwijs juist niet uitgebreid hoeft in te gaan op actuele maatschappelijke vraagstukken en de tegenovergestelde mening van enkele andere geïnterviewden daarover (zie paragraaf 1.2). Toch klinkt ook vaak de opmerking - met name, maar niet alleen - van de jonge garde dat ’de ramen meer open mogen’ bij filosofieopleidingen in Nederland. Michiel Brumsen: ’Filosofie moet geen los aanhangsel van de wetenschap en de samenleving zijn, maar daarmee nauw verbonden. Je wilt als filosoof die les geeft niet op een wolkje binnen komen zweven.’ Het zou goed zijn om binnen de opleiding filosofie ook meer aandacht te besteden aan andere wetenschappen onder meer om samen aan vraagstukken als duurzame ontwikkeling te kunnen werken. Nu zouden filosofieopleidingen te zeer alfagericht zijn, met veel te weinig aandacht voor de exacte en gamma-wetenschappen. Enkelen pleiten voor de aanpassing van de eindtermen van filosofieopleidingen, waarbij dan meer aandacht zou moeten gaan naar het inzetten van het filosofisch denkgereedschap bij maatschappelijk actuele kwesties. Tijdens je studie zou je daar al meer in geoefend moeten raken. Filosofieopleidingen moeten hun ’ivoren torenhouding’ afschudden en meer midden in de maatschappij gaan staan. Brumsen hierover, denkend aan zijn eigen opleiding: ’Binnen de filosofiefaculteiten zie je teveel navelstaarderij. Men zou er goed aan doen meer filosofieonderwijs aan te bieden aan studenten van andere disciplines, want dat levert interessante confrontaties op.’
53
de andere faculteiten, maar om een klein team dat vanuit deze gedachte met duurzaamheid als centraal thema wil werken.
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
Opvallend is dat de institutionalisering van de milieufilosofie nooit van de grond gekomen is in Nederland. Er zijn geen serieuze onderzoeksgroepen op dit vlak en ook geen opleidingen op enkele losse vakken na. Marcel Wissenburg denkt dat Nederland te klein is om echt iets van de grond te krijgen als bijvoorbeeld een Master rond filosofie en duurzame ontwikkeling. In de Verenigde Staten lukt dat wel, maar: ’De Verenigde Staten hebben een schaalvoordeel. Men kan het zich daar veroorloven een volledige milieufilosofische opleiding te hebben. In Nederland zou dat ook kunnen, maar dan moet het in een samenwerkingsverband, waarbij je over de facultaire grenzen heen kijkt én over de grenzen van instellingen. Maar daar stuit je op de institutionele bureaucratie en die is ondoordringbaar. Alleen ingrijpen van buitenaf zou daarin iets kunnen veranderen, maar dat zou ook onwelkom zijn. Men heeft er geen voordeel van te veranderen. Het kost geld, mensen, studenten en dus gebeurt het niet. Alleen als het geld op zou leveren gebeurt er iets. Het is dus afhankelijk van samenwerking tussen individuele docenten.’ Dat klinkt tamelijk pessimistisch, al blijkt dat er toch een redelijke groep filosofen is die zeer geïnteresseerd is in het onderwerp. Wil er toch meer van de grond komen dan hier en daar incidenteel een vak, dan moet de samenwerking tussen docenten die er iets mee willen worden verstevigd en uitgebreid. Interessante gedachte is te onderzoeken is of iets dergelijks misschien in het Nederlandse taalgebied - dus samen met Vlaanderen, denk aan de universiteiten van Gent, Antwerpen en Leuven te realiseren is. Of anders, in deze tijd van internationalisering van het onderwijs, een Engelstalige variant met partners in omliggende landen.
54
Ook politieke en maatschappelijke druk zijn belangrijk. Brugmans: ’De reden dat bepaalde onderwerpen niet op de onderwijsagenda terecht komen, heeft ook te maken met politieke onwil om een probleem serieus te nemen. Het is een belangrijke belemmering om vakken geen prioriteit te geven. Er zijn echter vraagstukken die steeds dringender om de aandacht vragen, zoals het vraagstuk van de globalisatie en migratie. Zo worden faculteiten en opleidingen uiteindelijk toch gedwongen om het vraagstuk - via de insteek van een andere onderwerp - serieus te nemen; men kan het dan niet meer ontlopen.’ Een andere bemoeilijkende factor is de grote invloed van de zogenaamde tweede en derde geldstromen voor onderzoek op het doen en laten van filosofische onderzoekers en docenten. Wissenburg: ’Het gebrek aan dynamiek in filosofieonderzoek op dit gebied heeft te maken met het feit dat NWO toch nog voornamelijk wordt geleid door oude mannen; hoogleraren die aansluiten bij de bestaande tradities. Het systeem dwingt ertoe niet al te vernieuwend te zijn. De opzet waar je binnen moet passen
is geschoeid op een natuurwetenschappelijk model. Je moet een tijdsplan maken en voorspellen wat eruit zal komen. Wild onderzoek maakt daarbij geen kans, terwijl het net zo werkt als bij menswetenschappen: als het creatiever wordt is het verloop van het onderzoek minder voorspelbaar. Je ziet dat de origineelste mensen zo voorspelbaar mogelijk proberen te zijn om onderzoeksgelden in de wacht te slepen. Dat is dodelijk. ’Er komt wel geld vrij voor ethiekonderzoek, maar wat ik ervan gezien heb - en ik heb bijvoorbeeld een tijd voor de EU onderzoeksvoorstellen beoordeeld is het bijna alleen maar technocratisch en utilitaristisch van insteek, in de trant van ’stel we kunnen een karbonadeboompje maken, is dat ethisch aanvaardbaar?’ Een nieuwe hoogleraar ethiek in Groningen, Martin van Hees, is op een interessante manier met biotechnologie en gentechnologie bezig. De benaderingen die men heeft komen onder meer uit de rationele keuzetheorie en dat is bijna een economische theorie. Daarbij wordt het menselijk handelen verklaard in termen van speltheorieën. Individuen zijn gericht om uit iedere situatie het uiterste te halen; doelstellingen te behalen met zo min mogelijk inspanningen. Ook altruïsten passen prima in dit verhaal, hun motivaties worden in termen van de speltheorie vertaald. Van Hees probeert in dit economische denken ruimte te maken voor (deontologische) begrippen als rechten en vrijheden.’
Ook kwamen ideeën voor nieuwe onderwijsvormen naar voren: Wellicht zijn er stageprojecten te ontwikkelen rond initiatieven als Het Earth Charter en de Earth Dialogues. Een docente in de VS had rond het handvest een creatief onderwijsproject bedacht waarbij ze studenten indeelde in groepen van de wereldbevolking uit verschillende regio’s waarbij ze de opdracht kregen zich in lezen en leven in hun rol, zich te verdiepen in verschillende bestaande waardeoriëntaties en principes tot ze deze met verve konden verdedigen. Vervolgens werd een ’wereldtop’ gehouden waarbij de studenten in dialoog en onderhandeling moesten samenwerken aan een Earth Charter52. Verdere ontwikkeling van onderwijsmodulen rond de Earth Charter is wereldwijd gaande.
52
Stephani Kaza, associate professor of Environmental Studies, University of Vermont in: Earth Ethics. Evolving Values for an Earth Community, winter 2002, pag. 47-48.
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
Andere ideeën van de geïnterviewden betroffen onder meer: Meer samenwerking tussen filosofen van verschillende instellingen zou kunnen leiden tot een bijsturing van het financieringsbeleid, de mogelijke ontwikkeling van een gezamenlijk onderzoeksprogramma, misschien zelfs een onderzoeksschool. Zodra er meer onderzoeksactiviteit is, krijgt ook het onderwijs rond maatschappelijke thema’s meer ruimte. Op de universiteit zijn onderwijs en onderzoek inhoudelijk immers nauw verbonden.
55
Een ander idee dat naar voren werd gebracht, was het laten organiseren van publieke symposia en debatten door studenten over actuele aan duurzaamheid gerelateerde filosofische of ethische vraagstukken. Dit zou ook interessant zijn om te doen in interdisciplinair verband. Drs. Janske Hermens, onderzoekster en docente bij rechtsfilosofie aan de KUN, maakt zich ook sterk voor meer actief engagement van filosofen. Ze wijst op het belang van grondige en onafhankelijke wetenschappelijke studie, maar hamert er daarnaast op dat het niet alleen om studeerkamerethiek moet gaan. Wat is je theorie waard, als die in het werkelijke leven problematisch blijkt. Juist door ook de koppeling te hebben tussen theorievorming en de werkelijkheid van alledag - persoonlijk engagement - ben je in staat kritisch te blijven kijken naar je eigen wetenschappelijke werk en theorie, aldus Hermens. Zo organiseerde zijzelf samen met studenten een discussie over de weerbarstige praktijk van milieubehoud en solidariteit met mensen die in armoede of andere problemen leven. Edith Brugmans tenslotte doet een voorstel voor een combinatie van subdisciplinaire benaderingen: ’Een interessante thematiek voor een nieuw vak rond duurzame ontwikkeling focust op de samenhang tussen ethiek en metafysica. Daarbij is het interessant te starten vanuit klassiekers als het boek van Hans Jonas, ’Das Prinzip Verantwortung’53 en ’A Sand County Almanac’54 van Aldo Leopold en natuurlijk het werk van deep ecologist Arne Naess. Het gaat in deze teksten over de uitbreiding van verantwoordelijkheden van de mens en ook over de uitbreiding van rechten van andere dan menselijke levende wezens, tot aan bomen toe. Het is interessant hierbij vragen uit de metafysica en ethiek te stellen. Naess heeft metafysica en ethiek ineen geschoven. Interessant is in een nieuw vak dergelijke teksten te behandelen, gekoppeld aan het actuele debat.’
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
4.2
56
Filosofie als fundament voor ’sustainability science’ Als laatste vraag kregen de geïnterviewden de vraag voorgelegd of ze zich iets kunnen voorstellen bij een nieuw te ontwikkelen tak van interdisciplinaire wetenschap getiteld ’sustainability science’, waarbij de filosofie een centraal steunende rol zou kunnen vervullen. Het idee voor deze nieuwe vorm van wetenschapsbeoefening wordt op veel plaatsen in de wereld bediscussieerd. Harvard University speelt hierbij een belangrijke rol door deze discussies op het internet bijeen te brengen en ruimte te geven in het zogenaamde Forum on Science and Technology for Sustainability55. 53
Jonas, H., Das Prinzip Verantwortung, 1984.
54
Aldo Leopold (1949), A Sand County Almanac and Sketches here and there, Oxford.
55
Zie hierover ook verschillende bronnen op internet, onder meer: http://sustsci.harvard.edu/
Veel geïnterviewden lijkt deze voorgestelde benadering interessant, in ieder geval om als experiment te wagen, omdat het mogelijk een antwoord kan bieden op de voortgaande versnippering van wetenschappelijke kennis. Het geeft bovendien de filosofie weer een volwaardige rol in het wetenschappelijk bedrijf. Maar er zijn ook sceptische reacties. Boersema bijvoorbeeld vreest overspannen verwachtingen: ’Uiteindelijk kan de wetenschap geen antwoorden geven op fundamentele maatschappelijke vragen. Daarmee overvraag je de wetenschap. We moeten zelf de antwoorden op die maatschappelijke vragen geven. Wetenschap en ook techniek kunnen daarbij wel krachtige hulpmiddelen zijn.’ Ook denkt Boersema dat zo’n zwaar opgetuigde interdisciplinaire of misschien zelfs transdisciplinaire benadering snel ten koste zal gaan van het disciplinaire handwerk. Bij zijn oratie zei hij over dit mogelijke probleem: ’De wetenschappelijke zoektocht, het gepassioneerde peuteren naar het hoe en waarom moet niet verward worden met het noodzakelijke brede streven naar de meest gewenste oplossing. Transdisciplinair polderen levert mogelijk wel consensus op, maar zelden interessante waarheden.’57
56
Op basis van een discussie hierover bij een docentenberaad rond duurzame ontwikkeling op de Katholieke Universiteit Nijmegen o.l.v. prof.dr. Wouter de Groot (hoogleraar Sociaal-wetenschappelijke Milieukunde) en drs. Irene Dankelman (coördinator van het Programma Duurzame Ontwikkeling), 2002.
57
Boersema, J. (2002), Hoe Groen is het Goede leven. Over vooruitgang en het natuurlijk milieu in onze westerse wereld. Amsterdam, pag. 14.
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
Een opvatting van wat sustainability science zou kunnen bieden56 is de volgende. Uitgangspunt is dat duurzame ontwikkeling een vraagstuk is met zoveel verschillende kanten - alleen al ecologisch, sociaal en economisch - dat het moeilijk vanuit één disciplinair perspectief benaderd kan worden. Doel is de ontwikkeling van een nieuwe interdisciplinaire wetenschappelijke benadering waarin gekozen wordt voor een bepaalde interpretatie van duurzame ontwikkeling. Wetenschappers van verschillende disciplines zouden hierin samenwerken en hun kennis bundelen om vraagstukken inzake duurzaamheid aan te pakken. Daarbij zouden alle vooronderstellingen en uitgangspunten voortdurend expliciet worden gemaakt met behulp van de filosofie. Filosofen zouden bij sustainability science zorgen voor de verbindende schakels, zowel op wetenschapsfilosofisch terrein als op het gebied van ethische argumentatie bij keuzen die in het onderzoek worden gemaakt. Het gaat hierbij om wetenschapsbeoefening vanuit een nieuw paradigma, namelijk een expliciet normatieve en holistische wetenschapbeoefening, die echter met behulp van de filosofie zorgt voor zo groot mogelijke transparantie in en onderbouwing van alle uitgangspunten en overwegingen in het onderzoeksproces. Idee is dat verschillende instellingen die in bepaalde relevante disciplines uitblinken intensief zouden moeten samenwerken. Het vraagt dus ook een vergaande vernieuwing in organisatievorm.
57
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
Evenwel denken de meeste ondervraagden dat juist hier een heel belangrijke taak van de filosofie ligt: in het bevragen van wat gangbaar is en normaal lijkt, en in het helder maken van vooronderstellingen en uitgangspunten. Of het nu bij een misschien wat pretentieus gemeenschappelijk experiment zou zijn of bij lopende discussies in wetenschap of maatschappij, duurzame ontwikkeling biedt genoeg voer voor verdere discussie over de toekomst tussen en met filosofen.
58
Geïnterviewden
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
• Dhr. dr. M. Becker, Katholieke Universiteit Nijmegen, Ethiek. • Dhr. dr. H. van den Belt, Universiteit Wageningen, Toegepaste Filosofie, Milieufilosofie. • Dhr. prof.dr. J. Boersema, Vrije Universiteit, Bezinningscentrum VU, Wetenschapsfilosofie, Milieufilosofie. • Mw. dr.ir. M. Boon, Universiteit Twente, Milieufilosofie. • Mw. prof.dr. E. Brugmans, Rijksuniversiteit Leiden, Katholieke Universiteit Nijmegen, Rechtsfilosofie. • Dhr. dr. M. Brumsen, Technische Universiteit Delft, Algemene Filosofie, Techniekfilosofie, Milieufilosofie. • Dhr. dr. M. Drenthen, Katholieke Universiteit Nijmegen, Milieufilosofie. • Dhr. dr. M. de Geus, Rijksuniversiteit Leiden, Rechtsfilosofie, Milieufilosofie. • Mw. drs. J. Hermens, Katholieke Universiteit Nijmegen, Rechtsfilosofie. • Dhr. drs. A. Jansen, Christelijke Hogeschool Windesheim, Bedrijfsethiek. • Dhr. dr. J. Keulartz, Universiteit Wageningen, Sociale Filosofie, Toegepaste Filosofie. • Dhr. prof.dr. C. Klop, Katholieke Universiteit Nijmegen, Politieke Ethiek. • Mw. dr. H. Muijen, Vrije Universiteit, programma Van Waarden Weten. • Dhr. dr. F.J.K. Soontiëns, Katholieke Universiteit Nijmegen, Wetenschapsfilosofie, Natuurfilosofie, Milieufilosofie. • Dhr. prof.dr. P. van Tongeren, Katholieke Universiteit Nijmegen, Ethiek. • Dhr. prof.dr. K. van der Wal, Erasmus Universiteit Rotterdam, Milieufilosofie. • Dhr. dr. M. Wissenburg, Katholieke Universiteit Nijmegen, Politieke Filosofie. • Dhr. prof.dr. H. Zwart, Katholieke Universiteit Nijmegen, Wetenschapsfilosofie, Natuurfilosofie, Milieufilosofie, Ethiek. • Dhr. drs. W. Zweers, Universiteit van Amsterdam, Milieufilosofie.
59
60
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
Geraadpleegde en aanbevolen literatuur
Achterberg, W. & W. Zweers (eds.), 1986. Milieufilosofie in Theorie en Praktijk. Utrecht. Achterberg, W., 1986. Partners in de Natuur. Een onderzoek naar de aard en fundamenten van een ecologische ethiek. Utrecht. Achterberg, W., (red.), 1989. Natuur, Uitbuiting of Respect? Natuurwaarden in discussie. Kampen. Achterberg, W., 1992. Humanisme zonder Arrogantie. Modern humanisme en ecocentrisme. Inaugurele rede Universiteit Wageningen, 5 november 1992. Wageningen. Achterberg, W., 1994. Samenleving, Natuur en Duurzaamheid. Een inleiding in de milieufilosofie. Assen. Achterberg, W. & W. Zweers (red.). Milieucrisis en Filosofie. Westers bewustzijn en vervreemde natuur. Amsterdam. Achterhuis, H., 1988. Het Rijk van de Schaarste. Van Thomas Hobbes tot Michel Foucoult. Baarn. Achterhuis, H.J., 1990. Van Moeder Aarde tot Ruimteschip: Humanisme en Milieucrisis. Inaugurele rede universiteit Wageningen 29 maart 1990. Wageningen. Achterhuis, H.J., 1995. Natuur tussen Mythe en Techniek. Amsterdam. Barry, J., 1994. ’The Limits of the Shallow and the Deep: Green politics, philosophy and praxis’, in: Environmental Politics Vol. 3, nr. 3. Barry, J. en Wissenburg, M., 2001. Sustaining Liberal Democracy: ecological challenges and opportunities. Basingstoke. Bennet, D. & R. Sylvan, 1994. The Greening of Ethics. From anthropocentrism to deep-green theory. Tucson (USA) & Cambridge. Boersema, J., 1997. Thora en Stoa. Over mens en natuur. Een bijdrage aan het milieudebat over duurzaamheid en kwaliteit. Baarn. Boersema, J., 2001. How to Prepare for the Unknown? On the significance of future generations and future studies in environmental policy. In: Environmental Values 10, pp. 35-38. Cambridge. Boersema, J., 2002. Hoe Groen is het Goede Leven. Over vooruitgang en het natuurlijk milieu in onze westerse wereld. Amsterdam. Bookchin, M. & D. Foreman. Defending the Earth. Montreal & New York.
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
In onderstaand literatuuroverzicht staan zowel voor dit boek gebruikte bronnen, als de werken die door geïnterviewden werden aanbevolen. Nota bene, het betreft heel verschillendsoortige boeken en artikelen die zeker niet alle direct in het onderwijs bruikbaar zijn.
61
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
62
Bookchin, M., 1988. Toward an Ecological Society. Montreal. Bookchin, M., 1991. Post-scarcity Anarchism. Montreal. Bookchin, M., 1991. The Ecology of Freedom. Montreal. Boon, M., 1999. Filosofische Beelden in Wetenschap. De relatie tussen ethiek en methodologie in toegepast wetenschappelijk onderzoek. Delft. Brady, E., Howarth, J. & V. Pratt, 2000. Environment and Philosophy. Routledge Introduction to Environment Series. Londen. Braeckman, J. e.a. (red.), 1994. Rimpels in het Water. Milieufilosofie tussen vraag en antwoord. Leuven. Callicott, J. Baird, 1987. In Defence of the Land Ethic. New York. Chappell, T.D.J. (red.), 1997. The Philosophy of the Environment. Edinburgh. Coolen,M. en Koo Van der Wal (red.), 2002. Het eigen Gewicht der Dingen. Budel. Daly, H., 1996. Beyond Growth. The economics of sustainable development. Massachusetts. Dankelman, I., 2002. ’Gender and Environment: Lessons to Learn’ in: Encyclopedia of Life Support Systems, Unesco. De-Shalit, A., 1994. Why Posterity Matters. Londen. Dobson, A., 1995, oorspr. 1995. Green Political Thought. Londen. Doherty, B., M. de Geus, 1996. Democracy and Green Political Thought. Londen. Drenthen, M., 2003. Grenzen aan Wildheid. Wildernisverlangen en de betekenis van Nietzsches moraalkritiek voor de actuele milieu-ethiek. Budel. Evernden, N., 1985. The Natural Alien. Humankind and environment. Toronto. Evernden, N., 1992. The Social Creation of Nature. Baltimore. Fischer, F. & Hajer, M. (eds.), 1999. Living with Nature. Environmental politics as cultural discourse. Oxford. Geus, M., 1999. Ecological Utopias. Modelling the sustainable society. Utrecht. Geus, M., 2003. The End of Over-consumption. Towards a lifestyle of moderation and self-restraint. Utrecht. Grond, A., 1998. Moeder Natuur en haar recalcitrante Dochters. Een feministische stem in het milieudebat. Utrecht. Groot, W., 1992. Environmental Science Theory. Concepts and methods in a one-world, problem-oriented paradigm. Amsterdam. Groot, W., 1999. Van vriend naar Vijand, naar Verslagene en Verder. Een evolutionair perspectief op de verhouding tussen mens en natuur. Inaugurele rede, KUN, Nijmegen. Hoogstraten, van, H.D., 1993. Geld en Geest. Over milieu-ethiek. Baarn. Hueting, R. en L. Reijnders. Uncertainty and Sustainability. In: Ecological Economics, 27 pp. 139-147. Jacobs, J., 2002. Samenwerken aan Duurzaamheid. Wageningen. Jamieson, D. (red.), 2001. A Companion to Environmental Philosophy. Oxford. Jeurissen, R. en G. Keijzers, 2003. Duurzaam Ondernemen; Toekomstethiek in Dialoog. Jonas, H., 1984. Das Prinzip Verantwortung. Versuch einer Ethik für technologische Zivilisation.
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
Keulartz, J., 1995. Strijd om de Natuur. Kritiek van de radicale ecologie. Amsterdam. Keulartz, J. & M. Korthals, 1997. Museum Aarde. Natuur, criterium of constructie. Amsterdam. Klein, N., 2000. No Logo. London. Klop, K., 2001. Economie en Ethiek in Dialoog. Assen. Kockelkoren, P., 1992. De Natuur van de Goede Verstaander. WMWII. Enschede. Lemaire, T., 1970, 1996. Filosofie van het Landschap. Baarn. Lemaire, T., 2001. Met Open Zinnen. Natuur, landschap, aarde. Baarn. Lemons, J. & L. Westra (eds.), 1995. Perspectives on Ecological Integrity. Londen. Leopold, A., 1949. A Sand County Almanac and Sketches Here and There. Oxford. Levinas, E., 1969. Het Menselijk Gelaat; Essays van Emmanuel Levinas. Baarn. Light, A. & Rolston III, H. (eds.), 2003. Environmental Ethics. An anthology. Malden (USA) & Oxford. Low, N., 1999. Global Ethics and the Environment. Amsterdam. Luijten J. en B. Hoefnagel (eds.), 1995. Het Oog van de Wetenschapsfilosoof, Visies op wetenschap en technologie. Amsterdam. Mies, M. & V. Shiva, 1993. Ecofeminism. Londen. Naess, A., 1989. Ecology, Community and Life-style. Cambridge. Nussbaum M., en A. Sen., 1993. The Quality of Life; A Study prepared for the World Institute for Development Economics Research (WIDER) of the United Nations University. Oxford. Palmer, J.A. (ed.), 2001. Fifty Key Thinkers on the Environment. Routledge Keyguides. Londen. Partridge, E. (ed.), 1981. Responsibilities to Future Generations. Buffalo N.Y. Pierce, C. & VandeVeer, D., 1994. The Environmental Ethics and Policy Book. Philosophy, Ecology, Economics. Belmont, California. Rawls, J., 1971. A Theory of Justice. Cambridge. Rorty, R., 1980. Philosophy and the Mirror of Nature. Oxford. Schönherr, H-M, 1989. Von der Schwierigkeit Natur zu verstehen. Entwurf einer negativen Ökologie. Frankfurt a.M. Schuurman, E., 2002. Bevrijding van het Technische Wereldbeeld. Uitdaging tot een andere ethiek. Delft. Shiva,V., 1988. Staying Alive. Londen. Singer, P., 1992 (rev.ed.). Animal Liberation. New York. Smits, M., 2002. Monsterbezwering. De culturele domesticatie van nieuwe technologie. Amsterdam. Soontiëns, F.J.K., 1993. Natuurfilosofie en Milieuethiek. Nijmegen. Stone, Ch.D., 1985. Should Trees Have Standing? Revisited: How far will Law and morals reach? A Pluralist perspective. In: Southern Californian Law Review 59, pp 1-155.
63
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
Tieleman, H., 1991. In het Teken van de Economie. Over de wisselwerking van economie en cultuur. Baarn. Vermeersch, E., 1988. De Ogen van de Panda; een milieufilosofisch essay. Brugge. Wackernagel, M. en W. Rees, 1995. Our Ecological Footprint: Reducing human impact on the earth. Gabriola Island. Wal, van der, G.A., 1996. De Omkering van de Wereld. Achtergronden van de milieucrisis en het zinloosheidsbesef. Baarn. Wal, van der, G.A., 1997. De Halvering van het Wereldbeeld. Het andere gezicht van de moderniteit. Rotterdamse Filosofische studies XXII. Rotterdam. Wauzzinsky, R.A., 2001. Discerning Prometheus - The Cry for Wisdom in our Technological Society, Londen. Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, 1994. Duurzame Risico’s: een blijvend gegeven. Den Haag. Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, 2002. Duurzame Ontwikkeling: bestuurlijke voorwaarden voor een mobiliserend beleid. Den Haag. White, L., 1967. ’The Historical Roots of Our Ecological Crisis’ in: Barbour, I. (ed.) Western Man and Environmental Ethics. Reading. Wissenburg, M., 1998. Green Liberalism; The Free and Green Society. Londen. World Commission on Environment and Development, 1987. Our Common Future. Oxford. Zweers, W. (ed.), 1991. Op zoek naar een Ecologische Cultuur. Milieufilosofie in de jaren negentig. Baarn. Zweers, W., 1995. Participeren aan de Natuur. Ontwerp voor een ecologisering van het wereldbeeld. Utrecht.
64
Bijlage
Voorbeelden van filosofische cursussen rond duurzame ontwikkeling
1
In deze bijlage zijn als voorbeeld van ’hoe het kan’ enkele vakoverzichten en/of verwijzende internetlinks van interessante (soms interdisciplinaire) filosofische cursussen rond duurzame ontwikkeling opgenomen. Van Waarden Weten (VU): http://130.37.129.100/vanwaardenweten/duurzaamheid/index/indexVW.html Milieufilosofie (TUD): www.tbm.tudelft.nl Green and modern political thought (KUN): www.nsm.kun.nl/ Milieu,vrede en duurzame ontwikkeling (KUN): www.kun.nl/duurzaamheid
Module 1: Environmental Ethics & Philosophy: Questions of responsibility, human & animal rights and future generations. • What specifically moral and political matters are raised by deep ecology and its supporters? Is there a conception of environmental problems and their solution which is shared by deep ecologists, bioregionalists and ecofeminists? • Is concern for reducing the suffering of animals compatible with an ethic of non-interference in wild nature? Do animals form genuine communities with humans either in rural or urban environments? Is the animal liberation movement an environmentalist movement? • What duties are owed to future generations, if any? Do we already belong to a single ’trans-generational’ community? What kind of principles should we adopt for regulating technologies whose risks are unknown and whose potential for serious damage is real?
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
Voorbeeld van een cursus rond filosofie en duurzame onwikkeling: Een interdisciplinair seminar van het Centre for Development and the Environment (SUM) aan de Universiteit van Oslo.
65
Module 2: Economics, Policy and Environment: Honesty and rationality in individual and collective decision making. • Can moral or ethical values be measured in economic terms? What, if anything, is wrong with thinking of the environment as providing resources, goods and services? Do we think differently about things as citizens rather than as consumers? • To what extent does the rational actor conception of the human being apply to social and environmental policy? Should environmental problems be approached in an incrementalist fashion? How are environmental problems defined, and who sets the agenda for their solution? How do we ensure social policy is based on credible science and credible information? • Are scientific understandings of environmental problems (e.g. in human ecology, geography ecotoxicology) an adequate basis for making policy? Do we deceive ourselves, individually and collectively, about the likely consequences of our actions? Module 3: Environmental conflicts in the context of globalisation, poverty and world hunger. • What kinds of structural and other features lead to poverty and environmental destruction? Should poor people be allowed to die in order to save rare species, for example, the tigers of Chitwan Park in Nepal? Is poverty the cause of, or caused by, environmental degradation?
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
Contact informatie: Karen Syse, Course Co-ordinator Centre for Development and the Environment (SUM), Oslo, Noorwegen. k.v.syse@sum.uio.no of sum-mom@sum.uio.no
66
Bijlage
Organisaties, websites en tijdschriften
2
Organisaties, netwerken en websites: • Voorjaar 2003 is uit de discussiebijeenkomst rond deze vakreview een nieuw netwerk gestart rond milieufilosofie en duurzaamheid. Doel is het organiseren van regelmatige bijeenkomsten rond verschillende filosofische thema’s in relatie tot duurzaamheid. Contactpersoon is Lotte Asveld van de sectie Filosofie van de TU Delft, e-mail: l.asveld@tbm.tudelft.nl • International Society for Environmental Ethics (ISEE): www.cep.unt.edu/ISEE.html • Liverpool University: www.liv.ac.uk/Philosophy/special.html • www.scu.edu/ethics • http://ethics.acusd.edu/index.html • Mansfield College Oxford: www.mansfield.ox.ac.uk/ocees/ocees.html • Lancaster University: www.lancs.ac.uk/users/philosophy/mave/ • The International Association for Environmental Philosophy, zie: www.environmentalphilosophy.org • Vereniging van Ethici in Nederland, zie: www.vven.nl • META, WAU, zie www.lei-meta.nl • De Stoutenburggroep, houdt zich bezig met levensbeschouwing en duurzaamheid, zie: www.stoutenburg.nl • Schumacher College (Engeland), zie: www.schumachercollege.org
Verdere links via: http://users.ox.ac.uk/~worc0337/phil_topics.html#environmental www.erraticimpact.com/~ecologic/html/sustainable_development.htm www.valdosta.peachnet.edu/~rbarnett/phi/resource.html www.ecofem.org/biblio/
Tijdschriften: • Environmental Values, kwartaaltijdschrift sinds 1992, Engeland, zie: www.environmentalvalues.org • Environmental Ethics, kwartaaltijdschrift sinds 1979, Verenigde Staten, zie: www.environmentalethics.org • Filosofie en Praktijk, tweemaandelijks tijdschrift, Nederland, zie: www.vven.nl • Oikos, kwartaaltijdschrift, België, via www.agalev.be • Environmental Politics, kwartaaltijdschrift, Engeland, via www.frankcass.com/jnls/ep.htm • The Ecologist, 10x per jaar, Engeland, zie: www.theecologist.org
VAKREVIEW FILOSOFIE en Duurzame Ontwikkeling
• • • •
67