Archiprint October 2011 \\ Volume 01 \ Issue 01
2
BUILDING INSPIRATIONS ramen, deuren, vliesgevels en zonwering
Reynaers ontwikkelt aluminium raam-, deur- en vliesgevelsystemen in nauwe samenwerking met architecten, projectontwikkelaars en gevelbouwers. Een mooi voorbeeld hiervan is vakantiewoning Balancing Barn in het Engelse Suffolk van architectenbureau MVRDV uit Rotterdam. In het oog springend zijn de ramen en schuifdeuren die de uitstraling geven van grote, zware schuifdeuren zoals schuren bij boerderijen vaak hebben. Om dit te realiseren is maatwerk gerealiseerd op het schuifsysteem: de eindstijl is weggelaten en de isolatoren zijn verplaatst binnen het systeem om koudebruggen te voorkomen. Interesse voor een profilering op maat? Neem contact op met de architectenadviseurs van Reynaers. Kijk op www.reynaers.nl of bel 0492 - 56 10 20
3
A TURNING POINT IN BUILDING DESIGN
KINGSPAN FAÇADE SYSTEMS
www.kingspanbenchmark.nl
4
Editorial It is a dark, rainy Monday night. I am late, as usual. In the back of the bar a small group of architecture students is meeting for the first time. That first night in October it became clear that we were all on the same page. There is so much research done for projects, so many articles are written for a course, but they all seem to end up in the bookcase of a teacher. In order to learn and broaden your view, it is necessary to share your findings with others, and to debate about other peoples thinkings. Months of heated conversation led to this first edition. As you are flipping through the pages of this magazine, you will find some articles written in English, others in Dutch. The debate about a choice on language has started on that first meeting and has continued throughout the whole process of creating Archiprint. No matter whether you prefer to write in English or in Dutch. We want you to write and share it. Whether you have a gloom vision on how architecture will develop in the future, or maybe you have just finished a project you want to share with your colleague students, send it to Archiprint, start the debate, inspire others. Kristel Spaninks, editor-in-chief Colophon Journal for Architecture, created by students of the Department of the Built Environment of the Eindhoven University of Technology and architectural study association AnArchi. anarchi@bwk.tue.nl, www.anarchi.bwk.tue.nl/archiprint Editors-in-chief Myrthe Buijs, Kristel Spaninks Editors Erik Hoogendam, Frank van Hoogstraten, Omayra Mingels, Nik Snellaars, Jan Verhagen Guest editors HÊlène Aarts, Laurence Bolhaar, Jolien Bruin, Bernard Colenbrander, Stijn Holdrinet, Renato Kindt, Gijs Wallis de Vries Advisory committee Bernard Colenbrander, Jacob Voorthuis, Maarten Willems Design Erik Hoogendam, Jan Verhagen Printing Drukkerij Van Druenen, Geldrop
variant:
woordmerk:
beeldmerk
woordmerk + jaargang/nummer:
rchiprint1
Contents Opening statement
6.
Onderwijsmaand
8.
The foundations of Archiprint | Myrthe Buijs, Bernard Colenbrander, Erik Hoogendam
Onderzoek en onderwijs: Het belang van de dialoog | Laurence Bolhaar
Project in focus
10.
Losing ground
14.
Look what I saw
16.
Render vs Reality
18.
Crisis als spiegel
21.
De schoonheid van verval
24.
Interview Peter St John
28.
Boekrecensie
31.
AnArchi
32.
Agenda
33.
Miniature timber building | Stijn Holdrinet
An essay on the questions of InDeSem 2011 | Jolien Bruin
DOM Store Cologne | Nik Snellaars
The politics of making images | Jan Verhagen
De gevolgen van de crisis voor het vak van de architect | Omayra Mingels
Een beeldend verslag van ‘Tekenen op reis’ | Erik Hoogendam, Jan Verhagen
The skill is in what you make of it | Myrthe Buijs
Voorbij de zeven dagen van architectuur | Gijs Wallis de Vries
Maak kennis met het nieuwe bestuur | AnArchi
Upcoming events Oct – Dec
6
| Myrthe Buijs, Bernard Colenbrander, Erik Hoogendam |
Openingsstatements Myrthe Buijs, hoofdredacteur Archiprint Het woord dat, in al zijn eenvoud, het best beschrijft waar we ons op deze universiteit mee bezighouden, is ‘leren’. Dit werkwoord is in betekenis tweeledig. Het is het verwerven van kennis en vaardigheden enerzijds, en het overdragen daarvan anderzijds. Het loont de moeite de consequentie van deze definitie te overdenken. Leren is niet iets dat zich beperkt tot het individu, maar dat zijn waarde krijgt wanneer het wordt gedeeld. Archiprint is in het leven geroepen om het mogelijk te maken Bernard Colenbrander, hoogleraar architectuurgeschiedenis en -theorie Ik ben blij met ieder nieuw architectuurtijdschrift en ik wil ze allemaal. Bij alle media die tegenwoordig beschikbaar zijn, is het aan het tijdschrift om te bemiddelen tussen de waan van de dag en de vaste schikking der dingen en ideeën. In de opeenvolging van boek tot internet hoort het tijdschrift precies in het midden te zitten. Als het een goed tijdschrift is, registreert het de actualiteit, maar spant het zich ook in om de losse gebeurtenissen te verklaren en kritisch te wegen ten opzichte van het bekende en de traditie. Met deze achtergrond wil ik Archiprint graag een opdracht meegeven. Meer dan ooit hebben we het op onze school nodig Erik Hoogendam, voorzitter tweede bestuur AnArchi Al kort nadat AnArchi was opgericht, inmiddels alweer twee jaar geleden, bleek dat een architectuurvereniging binnen onze faculteit van grote toegevoegde waarde is. Studenten moeten verder durven kijken dan alleen hun studie, en we zijn blij dat we hen mogelijkheden kunnen bieden om hier ook echt werk van te maken. Het heeft niet lang geduurd voordat enkelen zich meldden met het idee om zich meer theoretisch met het vakgebied bezig te houden.
NL
om te delen: in kennis, wijsheden, vragen en antwoorden. Dat doet Archiprint niet vóór, maar mét haar lezers. De lezers van dit blad zijn ook haar makers, en andersom. Archiprint verwerft, draagt over, leert en probeert daarbij steeds kritisch te blijven. Een kritische blik maakt het mogelijk om dat wat we leren op waarde te kunnen schatten. Dit nummer is het eerste resultaat. Het gaat over wat zich afspeelt op onze faculteit én daarbuiten. Archiprint gaat over wat ons, als studenten en architecten, bezig zou moeten houden. Lees dit eerste nummer en wees kritisch. Lees het als een spiegel. Dit is Archiprint. Dit zijn wij. dat publiekelijk gereflecteerd wordt op het vak, zoals het ‘buiten’ beoefend wordt, maar ook zoals het binnenshuis aan de orde wordt gesteld. ‘Buiten’ heeft de architectuur het momenteel niet gemakkelijk: het vak wordt bijkans verpletterd tussen enerzijds de gegroeide dominantie van de burgerlijke smaak en anderzijds beklemmende instructies van managers in soorten en maten en regelmatig falend bestuur. ‘Binnen’ is ook het een en ander aan de hand, waaronder een onderwijspolitiek die bepaald geen steun in de rug biedt voor onze categorie van onderzoek. Daar komt nog iets bij. Is het iedereen onderhand wel duidelijk dat architectuuronderwijs niet alleen gaat over behendig ontwerpen, maar ook over effectief betogen en argumenteren? Wat is er dan mooier dan een goed geleid en stevig geredigeerd tijdschrift? In het afgelopen jaar hebben we al gezien dat studenten met weinig middelen mooie dingen waar kunnen maken. En nu hebben we dit prachtige resultaat: ons eerste studenten-architectuurtijdschrift. Archiprint is als AnArchi zelf: door en voor studenten, maar niet bang om breder te kijken dan alleen binnen de universtiteit. Het vormt het ideale podium voor architectuurstudenten om te tonen wat ze in hun mars hebben. We hopen dat dit initiatief uit mag groeien tot een platform voor studenten dat nog jaren zal voortbestaan. Elk blad heeft ooit een eerste nummer gehad, en we hebben nu in ieder geval een prachtig begin. Tot in nummer twee!
Openingsstatement Opening statement
7
EN
Myrthe Buijs, editor-in-chief Archiprint The term that, in all its plainness, best describes what we do at this university is ‘to learn’. This verb is twofold in its meaning. On the one hand it means acquiring knowledge and skills, and on the other passing them on. It is worthwhile considering the consequences of this definition. Learning is not something that is limited to the individual, but it obtains its value when shared.
Bernard Colenbrander, professor of architectural history and theory I am pleased with every new architecture magazine and I want them all. With all the media available today, it is up to the magazine to mediate between the issues of the day and the fixed arrangement of things and ideas. In the sequence from books to the internet, the place of magazines should be in the middle. If it is a good magazine, it records contemporary topics, but also strives to explain and critically weigh separate events against the known and tradition. With this in mind, I would like to give Archiprint a task. More than ever, in our department, we need a public reflection on the way architecture is
Erik Hoogendam, chairman second board AnArchi Shortly after AnArchi was founded, two years ago, it turned out that an architectural study association at our department is of great value. Students have to scope beyond their studies and we are glad to offer them the opportunity to actually do so. It did not take long until a group of students came up with the idea of approaching the architectural field more theoretically. In the past year we have already experienced that students can achieve
Archiprint was created to enable us to share knowledge, wisdom, questions and answers. Archiprint does not do that for, but with its readers. The readers of this journal are its producers, and vice versa. Archiprint acquires, passes on, learns and tries to always be critical. Being critical enables us to value what we learn. This issue is the first result. It is about what happens at our university and outside it. Archiprint is about what we, being students and architects, should engage ourselves in. Read this first issue and be critical. Read it like a mirror. This is Archiprint. This who we are.
practised ‘outside’ as well as how it is addressed inside our institution. ‘Outside’, architecture is currently having a hard time: the craft is practically crushed between the increased dominance of bourgeois taste on the one hand and oppressive instructions of managers in all shapes and sizes and frequently failing politics on the other. ‘Inside’ has its own issues, for instance dealing with an education policy that provides no support for our type of research. Furthermore; is it clear to everyone that architectural education is not just about agile design, but also about the ability to effectively argue and convince? In this sense, what could be more beautiful than a well-managed and tightly edited magazine?
beautiful results with little means. So here we have this wonderful result: our first architectural journal made by students, which has the ambition to reach beyond the boundaries of the university. The Archiprint is like AnArchi itself: made by and addressed to students, but not afraid to broaden its view outside the university. It will be the ideal stage for architectural students to show the world what they have to offer. We hope that this initiative will develop into a platform for students that will be around for years. Every magazine has had its first issue and we now have a beautiful start. See you in the second issue!
| Laurence Bolhaar |
8
Onderzoek, onderwijs Het belang van de dialoog Architectuur is inclusief; een samenkomst van uiteenlopende disciplines en verschillende velden van expertise. Velden, opgespannen tussen ontwerp, theorie, praktijk, onderzoek en onderwijs. Deze laatste twee termen lijken in onze faculteit enigszins op gespannen voet te staan. Onderzoek kent, in tegenstelling tot ontwerp, een veel kleinere vertegenwoordiging in ons onderwijsprogramma; een verontrustend gevolg van de kloof tussen ontwerp en onderzoek. Of de oorzaak? Er moet iets gebeuren om de academische laag van de opleiding meer naar de oppervlakte te krijgen - wat betekent dat die bestaat, maar niet altijd even duidelijk op de voorgrond. Hoe? De dialoog aangaan. De ‘Eindhovense School’, als we de Eindhovense methode even deze naam geven, heeft zich in het verleden gekenmerkt door een grote verscheidenheid, maar ook door een gebrek aan herkenbaarheid. De vakken en onderzoeken doen nog tamelijk persoonsgebonden aan. De verweving van de rol van onderzoek in het curriculum blijkt vaak noch kwalitatief, noch kwantitatief voldoende: er ontbreekt een gedegen onderzoekstraditie. Echter, meer aan de oppervlakte, blijken ook veel academische basisvaardigheden te ontbreken bij studenten. Analytisch denkvermogen, interpretatie en
argumentatie, in een fatsoenlijk academische expressie - dan wel op papier, dan wel verbaal - blijken vaak onderontwikkeld of gebrekkig. Is dit een oorzaak of een gevolg van de ontbrekende onderzoekscultuur? Het academisch architectuuronderwijs aan onze faculteit is tweeledig van aard. Enerzijds dient het ons als ontwerper te vormen en te helpen vaardigheden te ontwikkelen die we na de studie in de beroepspraktijk kunnen inzetten. Anderzijds heeft een academisch onderwijsinstituut, als architectuurschool, een onderzoekscomponent. Maar wat betekent dat voor architectuur en haar onderwijs, ‘een onderzoekscomponent’? Hoe staan ontwerp en onderzoek tot elkaar en in welke verhouding zouden zij het curriculum moeten vormen? Met andere woorden: welke rol speelt ons architectuuronderwijs in de vermeende kloof tussen ontwerp en onderzoek? Om een aanzet te doen deze laatste vraag te beantwoorden, of in iedere geval aan discussie te onderwerpen, stond ze centraal in een reeks lezingen en een debat van het onderwijssymposium “onderzoek en onderwijs”, georganiseerd door de Commissie Onderwijs van AnArchi. Het bijbehorende debat werd door een groot aantal vragen ingekleed. Wat is de relatie tussen onderzoek en ontwerp? Dient het doel van onderzoeken in
het ontwerpen te liggen, om zo het ontwerp enkel van richting en retoriek te voorzien? Of juist niet? En welke rol speelt onderzoek in de identiteitsverandering van de architect? Wat betekent dat voor het vakgebied van de architect? Wat betekent dat voor ons onderwijs? En daarbij, hoe zou de relatie tussen het onderwijs en de praktijk, met onderzoek als gemeenschappelijke noemer, moeten zijn; een onderwerp dat nog verre van uitgekristalliseerd blijkt. Dit is een serieuze zaak, omdat het een onderdeel uit dient te maken van twee facetten van architectuuronderwijs: financieel - een steeds groter deel van de financiering van de faculteit moet bij academisch onderzoek vandaan komen maar ook inhoudelijk - onze opleiding leert ons als architect een houding aan, een visie. Een visie met een gedegen achtergrond die wij als architect dienen te hebben om in de ontwerppraktijk, vol ontwerpdisciplines en multidisciplinaire teams, te kunnen communiceren en functioneren. Daarbij is nog een derde functie van onderzoek te onderscheiden: reflectie. Reflectie verwerft inzicht, en zonder inzicht is kennis slechts ballast. Onderzoek aan de faculteit en in het vakgebied architectuur stelt zich dus een noodzaak. Daarnaast is het belangrijk in kaart te brengen welke relevantie het onderzoeksaspect in ons curriculum
Onderzoek, onderwijs
kent in de beroepspraktijk; wat zijn de verwachtingen en noodzakelijkheden? Wat betekent het woord ‘onderzoek’ in de praktijk? Het begrip kent een breed spectrum aan benaderingen. De lezingen die bij het symposium ten gehore zijn gebracht - door respectievelijk MVRDV, Broekbakema en van aken architecten - beoogden dit spectrum te vullen door het opwerpen van paradigma’s van toepasbaarheid van de onderzoeksvaardigheid. Bij deze lezingen ontstaat enig inzicht in het tal van mogelijke benaderingen: de meer academische interpretatie van MVRDV, tegenover de veelal ontwerpende benadering van het begrip door Broekbakema, met van aken architecten die daar tussenin opereert. Maar hoe benaderen wij, architectuurpupillen en -senioren als onderwijsverantwoordelijken, het begrip? En hoe vertaalt zich deze benadering als vertegenwoordiging in het curriculum? Welke onderzoekskaders richten wij in, en waarom? En hoe? Daar loopt het genoemde symposium wat op de zaken vooruit: om je eigen identiteit tussen die van anderen te plaatsen met het doel de dialoog aan te gaan, of om je eigen identiteit ter discussie te stellen, dien je eerst jezelf een spiegel voor te houden, dien je je eigen identiteit te kennen; karakter, vorm en herkomst. Met deze wetenschap is in juni 2011 een programma van start gegaan, waarin de ‘Eindhovense School’
9
zal worden geïdentificeerd. Een fundamentele beschrijving en toetsing van de herkomst van het typomorfologisch onderzoeksmodel dat onze architectuursectie stelt te hanteren: een belangrijke stap. Het seminar beschrijft achtereenvolgens de herkomst van ons model, dat fragmenten uit de Italiaanse, Franse en Engelse school kent, en de invulling van de methodiek - het aanbod aan ateliers, vakken en seminars. Dipl.-ing. Hüsnü Yegenoglu gaf in een lezing, voorafgaand aan het debat van het symposium, een stellige hypothese betreffende de motieven van de onderzoekslijnen van onze architectuurunit; een hybride analysemodel van vijf kernbegrippen - vorm, type, schaal, tijd en sociale structuur. Deze hypothese zal onder andere in dit seminar tegen het licht gehouden worden, om bij te dragen aan het in kaart brengen van onze onderzoekskarakteristieken. Zo dienen wij de kloof tussen ontwerp en onderzoek eerst te verkennen, alvorens we hem mogelijk zouden kunnen verkleinen; we moeten een eenduidige strategie hebben over de rol van én onderzoek én ontwerp in ons curriculum. Bestaan ze chronoloog of parallel? Dien je opgeleid te worden als ontwerper en daarna als onderzoeker, of andersom? Of tegelijk? Om de kloof te dichten tussen deze twee begrippen dienen we dus eerst eensgezindheid te bereiken over dit soort vragen. De dialoog in de vorm van een discussie zal hier een belangrijke rol in spelen.
Want, zo blijkt tijdens het debat van het symposium, het begrip onderzoek kent nog geen eenduidige definitie binnen onze architectuuropleiding. De eerste stappen om het begrip binnen het curriculum te duiden zijn nu echter wel genomen, en met elke gerichte discussie kunnen we weer een kleine stap voorwaarts maken. Het is belangrijk om te constateren dat de discussie rond het thema van het symposium, en het geplande vervolg daarvan, inzichten zal bieden in de motieven en manifestatie van ons onderzoeksmodel. Onderwijssymposia zijn hiermee een kostbaar instrument: de discussie als essentiële bouwsteen voor een stabiel onderwijsprogramma. Maar ook: de dialoog als bijdrage aan het voortdurende debat van de architectuur. Het instrument dient daarom ook tactvol en met regelmaat te worden ingezet. Het veelvuldig in dialoog gaan verscherpt, het scheidt hoofden bijzaken, het reflecteert, het vergroot het begrip, en bovendien ontwikkelt het een welbespraaktheid die noodzakelijk is voor de retoriek van de architect.< Laurence Bolhaar was Commissaris Onderwiijs in het tweede bestuur van sectievereniging AnArchi. In deze positie is hij onder andere betrokken geweest bij het organiseren van het symposium ‘Onderzoek & Onderwijs’, dat gehouden werd in maart 2011.
| Stijn Holdrinet |
10
Project in focus Miniature timber building Once the presentation of my graduation project was finished, my supervisor, prof. Dipl.-ing. Christian Rapp, gave a speech reflecting on my designs and method of designing. He characterised the result as the work of an arts-andcrafts architect, despite the ambition of the department to educate architects to be an ‘archineer’. Furthermore, he found an analogy in my path to graduation with Konrad Wachsmann’s wayward career. He was a German architect whose work, analysed in the first part of the graduation studio, formed the foundation of my graduation project.
Inspiration The occasion that marked the start of my approach in the graduation studio occurred several years ago. In my term as assistant curator to CASA, Dr. Jos Bosman brought the exhibition ‘Holzbauten der Moderne’ to Vertigo. In this exhibition the houses of Christoph & Unmack where shown, along with many of the designs that Konrad Wachsmann drew for this firm. The Saxony firm of Christoph & Unmack was one of the pioneers in prefabricated timber housing, not only in their method of work, but also in their variety of designs and method of marketing. The period in which Wachmann worked for this firm gave
him the chance to gain international fame with his design for the summer retreat for Albert Einstein, and marked the starting point of his future career as the creator of the modular panel construction method. Another source of inspiration can be traced back to my childhood. When I grew up, my family used to live in old dwellings which were always under construction. My grandfather was a carpenter. His knowledge was passed on to my father, so a lot of the home improvement was done with wood in supporting structures, finishing, furniture and even toys. This explains my predilection for wood. >
Miniature timber building
Figure 1: The matrix from which restrictions concerning volume, measurements and form were derived
11
| Stijn Holdrinet |
12
It is not only a construction material that was formed by nature, but it also represents the variety of usage and a recollection of its life by its smell, mass, shape and form. Wood is also a material which has tactility, a naturally derived tectonic, but above all it is a material that has an attached promise of adaptation. In this promise lies the main ingredient for the architectural operation; the craft of transforming the raw material into a structure and a skin.
Figure 2: The assembly of the bus stop design
The third component in shaping the assignment was related to photography and depiction. Both consciously and subconsciously a collection of images formed a ‘modus operandi’; an underlying fundament. The conception of this method was to find a base for blanks, a finding of conviction, a review of thoughts, and a depiction of the desired result. This collection forms the thread throughout the edification; it serves as a reflection of preferences of appeal and goal.
Strategy Within the boundaries of the graduation studio theme, ‘industrialisation and prefabrication’, I found a material which matched my personal preferences as well: cross-laminated timber. This building material is composed of multiple layers of wooden planks and beams, varying from three to nine layers, where each layer is rotated ninety degrees and glued together. This process does not only result in plain solid wood, but its outer
Miniature timber building
layers are also its finish. A system with a standardised production and processing method, based on a fixed width of 1.25 metres, was found at an Austria-based timber processing firm, Binderholz. With these timber elements, a matrix of five by five units was drawn to create a basic scheme and support the subsequent steps, which is basically an inversion of the architectural process in designing. Known to each architect, the first ingredient to designing and building is to draw up a basic scheme of demands, spaces, areas, regulations, and to start the sketching phase from these data and requirements. The five by five matrix fixed all dimensions and the basic shape, so the contours of every possible design in this matrix were already determined. In order to deal with these ‘restrictions’, a list of several building types and typologies was composed, from a guardhouse to a chapel and from a bus stop to a tea pavilion. All these types have certain specifics and dimensions, derived from the experience of their almost one-dimensional use and the gradual refinement of a task specific performance. Furthermore, these types are almost public possession due to their familiarity and recognisable appearance. In this wide variety of building types, and the stringent matrix of units, was the design challenge: combining the different functions of use with the standardised system and the similar appearance of each shape. Nevertheless the matrix
13
proved to be more than a structural and ordination scheme. It also became the literal design base; the fundament of a family of designs, all related to each other in both appearance and similarity. Design of the bus stop Bus stops are objects with a highly regulated programme; seats, visibility towards the street, adaptation of an advertisement system, and shelter from rain and wind. Furthermore, these objects have to be maintainable, easy to place and resitant to wear and tear. The timber bus stop is based on a ratio of one by two units, the broad side facing towards the street. On this side, the entrance is made, simply by routing out a rectangular opening. This same shape is routed out on the back panels, allowing a standard advertisement system to be placed in. Even though these walls are symmetrical, placing a clock on the front side interrupts this rigidness. On both sidewalls, a circular shape is routed out of the timber, allowing visibility towards the street, to monitor the arrival of the bus. On both sides, the timber elements are used as seats.
times. This method of cross-matrix designing led to a similar appearance or even style: rectangular openings for entry and exit, round openings for sight, light and air ventilation, and a hybrid, graphical translation of task specific openings. The ensemble of the eight designs, a dog pen, a bus stop, a timber storage, two bicycle sheds, a bird-watching facility, a horse stable and a boat house, was the result of this process. However, considering the basic theme of ‘product thinking’, these designs were incomplete without a binding component. Therefore, as a convention of all designs, an exhibition was designed: a spatial translation of the matrix. In order to transmit the described architectural attributes of the timber elements and the resulting designs, all models were made in a 1:10 scale, placed on slender steel pedestals. This exhibition was the accumulation of all the small details, oddities, predilections, crafts and domains, which formed the fundament of this graduation project in the preceding years. < Stijn Holdrinet graduated the design studio of Christian Rapp in August 2011.
The method of designing the bus stop represents every design: starting out with a clear vision on the basic task specific requirements and composing a simple, almost straightforward building with the timber elements. In designing multiple buildings in the matrix, solutions regarding doors, windows and task specific elements have shifted and were tweaked multiple
| Jolien Bruin |
14
Losing ground On how today’s communication and information age is changing the role of the architect and urban designer Every year, since 1962, Delft University of Technology organizes an ‘International Design Seminar’ to address current themes in architecture. InDeSem 2011 was a reflection on a growing fear among architects that our profession loses importance due to the rise of the virtual world. Has virtual space become the new public space and if so, has it made the hard-copy one obsolete? Guest editor Jolien Bruin participated in the seminar and elaborates on the questions asked. Public space is described as a place accessible to everyone, regardless of race, gender, age or any other demographic factor. It is also usually connected to ‘hardcopy’ or ‘analogue’ space – squares and streets are the most obvious examples. It immediately becomes clear that this definition is not applicable to virtual space, since it is not accessible to everyone – think of China, for example – and has no actual location. Indeed, the placelessness of cyberspace is one of its biggest advantages: one can be everywhere in the world without ever leaving home. In his book “The Fall of Public Man”, Sennett 01 describes how since the 18th century the public identity and the private identity got into conflict with one other. The boundaries between the strictly
separated realms started to erode, blurring behaviour and emotions that belong in the private realm into the public one and vice versa. Sennett argues that with the growing tendency to regard impersonal actions and relationships as less desired ones, public space became personalised and as a result, we have lost both realms. With the new communication technologies this has only accelerated. Sikiaridi and Vogelaar 02 agree with Sennett’s observation – they speak of hybrid spaces. Unlike Sennett they do not see this as a negative development, but simply explain that with today’s communication technologies almost all spaces have become hybrid: when you are talking on your cell phone while walking in the street, you create a bubble of private space. When you work from home or watch television at home, you bring public space into your private environment. With the change of public and private space into less clear domains and virtual space seeping through both of them, space itself has changed in character. Without getting into the argument of whether this is good, bad or just something we need to accept as a given, it does change the role of the architect and urban designer. The very nature of the thing we deal with, and therefore how we have to design it, has changed. The modernists already
Images: ‘Urban ballet’ from the documentary ‘The Social life of Small Urban Spaces’ by William H. Whyte
Losing Ground
acknowledged part of this change and they responded with multi-purpose rooms and free floor plans. Then why does this new thing called virtual space frighten us enough to devote a seminar to it and call it “Losing Ground”? Are we losing something, or are we merely faced with a challenge we do not know the answer to yet? Is the placelessness of virtual space such a great value that it will make public space, and therefore part of our design task, obsolete? It seems like an overreaction to think that virtual space can bring a satisfying alternative to face-to-face communication: reading one others body language and touch. Public space is often seen as a place where strangers are likely to meet. With internet dating and Facebook we have new – perhaps less threatening – opportunities to get into contact with strangers, yet at some point almost all relationships will have to be taken into the hardcopy world. Even business relations that are of any importance are usually maintained in public space with lunches, meetings etc. Can we really imagine a world where architects, clients, contractors and subcontractors will only meet on Skype? InDeSem 2011 raised many interesting questions prior to the event, but failed to bring satisfying answers. This was
15
partly due to the emphasis on parametric design, which diverted the attention from the actual questions that should have been addressed. Many lectures were very interesting, but did not get into the theme of losing ground. Are we losing ground and if so, what is it exactly that we are losing ground on? Herman Hertzberger gave heavy counterweight with his celebratory talk on public space, but looked back in time instead of into the future. Peter Cook also expressed a strong opinion against the current state of affairs in architecture and raised interesting questions, but not on the topic as discussed above. It was significant that five out of the eight groups had the same answer at the end of the week: interactive tiles as a solution to connecting the digital and the physical. It is my opinion that if we now accept hydraulic tiles as an answer to the question on how the change in the use of space will affect our design task, we have already lost ground. Instead, Urbanization studies from the United Nations 03 show that almost three billion more people than today will live in urban areas by 2050 (70% of the world population against 50%). For the developed world this means we need to house an extra 200 million people in urban areas within the next 40 years – roughly twenty-five New York Cities. The rest of
the growth will take place in third world countries. This tremendous and global task requires the attention of specialists: architects and urban planners, but also sociologists, anthropologists, engineers and many others. Public space today is far from dead. Its use just changed over time, as it has always done. It’s how we investigate that change and how we react to it that will matter most. < Jolien Bruin is a student in Architecture at Eindhoven University of Technology and visited InDeSem held at Delft University of Technology.
01 SENNET, R. (1974) The Fall of Public Man, New York, Pengiun Books Ltd 02 SIKIARIDI, E., VOGELAAR, F. “The use of space in the information/ communication age”, Infodrome, April 25 2011 03 DEP. OF ECONOMIC AND SOCIAL AFFAIRS (2009) World Urbanization Prospects – The 2009 Revision, United Nations, New York, 2010
16
| Nik Snellaars |
Photo: Uwe Horstmann
Look what I saw! The DOM store Cologne
Cologne is a city of many different facades and expressions: from the almost always visible, 157 meters high cathedral in the middle, to the smallest hidden little home-brew bar next to the river. It is a city marked by its past, since it was almost completely destroyed by bombing during the Second World War. The cityâ&#x20AC;&#x2122;s landmark, the in 1880 finished cathedral, was hit fourteen times! However, the church would not come down and thus became a symbol of the post-war revival of Cologne. In the present-day, Cologne presents itself as a modern looking city, with some of its cultural heritages restored. Considering that this major city is so full of both historic and modern eye-catchers, it is strange that one would be distracted by something else. Why am I drawn to
a little designer shop in a distant alley? What makes the image of this jewelry shop stand out compared to one of the largest cathedrals in the world? By doing what a jeweler does best. Sparkle. By nailing tiny reflective circles to a tile facade, designer Christian Koban makes his store stand out and even enables it to be influenced by wind and sunlight. Why not make the facade of the jewelry store an interpretation of what it is meant to sell? Well, one could argue whether the result is not a cheap encasing of the expensive products it is trying to sell. It looks a bit like a dynamic facade for dummies, but still shows a lot of skill in precision and execution. Every metal circle can twist and turn on its own; thus appearing almost organic rather than static, in
contrast to its neighbours. At first sight it demands attention instead of deserving it through sheer quality. After studying it closely, its forced attention becomes more evident through its simplicity. The DOM store, as it is called, is part of a chain of stores by designer Christian Koban. He owns a total of eleven shops situated in the United States, the Netherlands and Germany. The style of the facade in Cologne can be found in some of his other stores, but never in this quantity. Although the statement that the facade is trying to make, and maybe even its beauty, is arguable, the designer actually accomplishes what he intends to achieve: to show what his stores have to offer, but mostly just to be noticed. <
Een gebouw voor nu en de toekomst
Met Schüco zet u een stap in de toekomst. Schüco Energy3 Buildings: gebouwen die energie besparen, winnen én distribueren. Naast de zeer efficiënte en energiebesparende gevelelementen van het Schüco 2° systeem, zijn het de ProSol TF zonnepanelen in de gevel die ervoor zorgen dat het gebouw meer energie genereert dan verbruikt. Deze energie kan via het Schüco SmartNet direct worden gebruikt voor LED verlichting, automatisering, ventilatie, koeling en e-mobiliteit. Daarnaast levert Schüco ook een duurzame renovatieoplossing, zodat het gebouw weer voldoet aan de standaard van morgen. Investeren in de Schüco Renovatiegevel ERC 50, die voor de oude gevel wordt geplaatst, levert in alle opzichten een kostenbesparing op en is een waardevermeerdering van uw vastgoed. Met de oplossingen van Schüco behoort het gebouw tot het hoogst haalbare op het gebied van duurzaamheid. www.schueco.nl
Groene technologie voor de Blauwe Planeet Schone energie met Solar en kozijnen
18
Render vs Reality The politics of making images Surfing the internet, from architecture blog to design website, our screen is filled with the most incredible images of the future. Renders which approach the boundaries of reality. They sketch the ideal image of a perfect world and rarely show unhappy faces. Making these images is a process of choice. Architects can choose not to show elements that undermine their intent. A render therefore primarily expresses a desire: a wish for transparency or reflection. Yet, in reality this desire is always mirrored to its physical environment. <
| Jan Verhagen |
Render vs Reality
19
Photo: Jan Verhagen
Render: CIIID Architectural presentations
Your Vision. Built by Bestcon. Al ruim 50 jaar ontwikkelt en produceert Bestcon betonnen prefab-bouwsystemen en gevelsystemen voor toepassingen in de utiliteits- en woningbouw. Zowel casco’s in ‘klassiek grijs’ als prefab-oplossingen voorzien van een esthetische gevelafwerking in baksteen, architectonisch beton en natuursteen. Bestcon ontwerpt, produceert en monteert, met een overtuigende combinatie van kwaliteit en esthetica als resultaat. Met prefab-oplossingen van Bestcon zet je echt iets neer.
Bestcon B.V. Industrieweg 187a 5683 CC Best Postbus 189 5680 AD Best T +31 (0)499 366 366 F +31 (0)499 366 399 E bestcon@heijmans.nl www.bestcon.nl
Omayra Mingels
21
Crisis als spiegel Leidt de sociaal-economische crisis tot een definitieverandering voor de hedendaagse architect? De crisis heeft zich onverwachts aangekondigd binnen de samenleving; ook binnen de architectuur. De topjaren waarin we genoten van een lage werkloosheid en de toename van uitgaven vergrootten het optimisme van ieder. Het economisch tij is echter veranderd en het financiële hoogtepunt van 2007 behoort tot ons verleden. Waartoe leidt deze situatie? Moeten wij ons zorgen maken over een mogelijke definitieverandering voor de hedendaagse architect? Economen spreken over een historisch moment dat nog lang niet aan het einde van zijn Latijn is; de sector heeft ‘slechts’ een tekort aan opdrachten en een overschot aan arbeiders ervaren. De crisis confronteert ons met de onvolmaaktheden binnen de samenleving, waardoor een onvoorspelbare en complexe situatie ontstaan is. Deze terugval binnen de markt mag niet leiden tot een overmaat aan pessimisme. Het is belangrijk om als architect de rol binnen de maatschappij te herzien, zodat angsten worden overwonnen en zelfvertrouwen terugkeert. Wellicht betekent dit een verschuiving binnen ons huidige denkkader met betrekking tot de definitie voor de architect. Allereerst is het begrijpen van de situatie belangrijk om te kunnen anticiperen op veranderingen die nog komen. De crisis is vergelijkbaar met een breuk die fungeert als overgangsperiode. De huidige
crisis wijst ons op een periode van ontwerpen waarin kwantiteit de overmacht had en architectuur haar statement verloor. Zo ook wees het ons op het heden waarin de rol als architect gevormd wordt door het verwachtingspatroon van de opdrachtgever, aangesterkt door financiële tekorten. Het wordt tijd dat architecten en opdrachtgevers een stap terug doen in hun obsessie met kwantitieit en de uitdaging weer aangaan. Het is de taak van de verzwakte architectenbureaus om te vechten tegen de angst voor een uitzichtloze toekomst als ‘dienstverlener’.01 Hoe denken architecten daar zelf over? Volgens MVRDV is de huidige rol van de architect, door de groei van vele soorten specialisaties in de bouwsector, veranderd in die van een columnist; een journalist die zijn statement een plaats moet zien te geven in de gevel van een gebouw. De hedendaagse architect wordt door architecte Jeanne Dekkers gezien als ‘maker, bedenker en ontwerper’ 02, die de wensen van de opdrachtgever in acht neemt. Deze positie is volgens haar niet gereduceerd tot columnist, dienstverlener of ontwerper van de buitengevel; “deze positie vul je zelf in, afhankelijk van je eigen opvattingen; je eigen houding.”03 Voelen de diverse disciplines als een bedreiging? Dan behoor je volgens Jeanne Dekkers je eigen kwaliteiten
en creativiteit te gebruiken om de uitdaging tegemoet te gaan en jezelf vrij te stellen van enige claustrofobie. Niet alleen de definitie van de architect, maar ook de toename van specialisaties binnen de bouwsector vormt voor menig architect een discussiepunt. Wanneer we ons toespitsen op de huidige situatie zien we dat onze samenleving niet meer geschikt is voor de klassieke architect met een allesvervullende rol. De architect van de 21ste eeuw zal zich moeten versterken binnen het teamverband met andere specialisaties. Door een veelzijdige rol in te nemen zullen architecten hun positie weer kunnen versterken. Zelfs ten tijde van crisis zou zo eigenzinnigheid kunnen voortbestaan. Volgens MVRDV zouden architecten horen te leren van wetenschappers en journalisten, waarbij “de noodzaak van onderzoek” 04 hoog in hun prioriteitenlijst te vinden is. We kunnen ons echter afvragen of deze wetenschappelijke ontwerpstrategie niet fataal zal worden in een wereld van sociale interactie. Om een beter aanname te vormen over hoe de huidige architect dient te reflecteren op de crisis is het nodig om zowel het theoretisch vlak als de praktijk te bespreken. Dat kan ons duidelijk maken welke transformaties binnen het huidige denkkader horen plaats te vinden, om als architect weer boven water te komen. >
| Omayra Mingels |
22
Theorie De econoom George Soros biedt een zorgvuldige beschrijving over de crisis. Hierin omschrijft hij niet alleen de situatie, maar ook zijn theorie over hoe wij op de werkelijkheid horen te reflecteren. De huidige situatie kent volgens hem denkfouten en is daardoor toe aan een verschuiving binnen ons huidig denkkader. Eén van deze fouten is de gedachte dat de economie altijd neigt naar een zuiver evenwicht. Deze gedachte illustreert volgens hem niet de werkelijkheid, omdat er altijd verdraaiingen optreden. De vervormingen gaan vaak gepaard met een wisselwerking tussen kennis en subjectiviteit van participanten. Zo nemen zij vaak beslissingen met onvolledige kennis, die van grote invloed zijn op de markt. De wijze waarop participanten handelen is dus niet alleen op basis van kennis, maar ook op basis van sociale interactie. Dit kenmerk mogen we volgens George Soros niet vergeten, wanneer we de werkelijkheid onder ogen willen komen.Vandaar dat hij met nadruk het begrip reflexiviteit introduceert; de wisselwerking tussen kennis en handelen. De theorie van George Soros kunnen we beproeven door het toe te passen op de architectuur zelf. Zo kunnen architectenbureaus cognitief handelen; het waarnemen en het bestuderen van de buitenwereld. Gedurende crisis betekent dit dat architectenbureaus rationele besluiten nemen die volledig gefocust zijn op directe waarnemingen van de recessie. Vaak leidt dit eerst tot kleine bezuinigingen,
met daaropvolgend ontslag van werknemers. Het mogelijke eindresultaat is fusie, halvering van het bedrijf of faillissement. Volledig begrip van de situatie gaat verloren, door eigenbelang en een gebrekkige perceptie van de werkelijkheid. Natuurlijk kan men ook manipulatief reageren; de situatie beïnvloeden naar eigen wil. Gedurende crisis betekent dit dat architectenbureaus de sociale situatie naar eigen hand zetten en beslissingen nemen met specifieke verwachtingen. In deze situatie is hun denkwijze onafhankelijk van de situatie geworden. Een architectenbureau laat duidelijk zien waar het voor staat en gaat op zoek naar het vergroten van eigen ontwikkelingsperspectieven. Deze denkwijze sluit aan bij een uitspraak van MVRDV; “Define your own position, your own story.”05 Het manipulatief handelen heeft veel invloed op de rest van de wereld en zal hoofdzakelijk door grote architectenbureaus gebruikt worden. Enkel manipulatief denken biedt echter geen uitweg. Een ontmoeting tussen beide denkwijzen zou de ultieme combinatie zijn om veranderingen binnen deze ruwe tijd te verwerken in de praktijk. Praktijk Hoe blijkt de inname van deze positie in de praktijk te werken? Is het waar dat de nieuwe methode, waarin het cognitieve en het manipulatieve handelen elkaar naderen, de uitweg is voor menig architectenbureau? Zou het beroep van architect opnieuw uitgevonden moeten
worden of verandert de rol van de architect heel natuurlijk doordat deze nou eenmaal meegaand en sturend hoort te zijn tijdens een veranderende situatie? Volgens Dekkers zou je als opererende architect altijd een goed antwoord naar buiten moeten brengen dat meegaat in de tijd. “Dit kan alleen wanneer je als architect voordurend nadenkt over de vraag: Wat is een architect en wat vraagt de tijd? Onze toekomst is afhankelijk van de manier waarop wij onze beslissingen maken.”06 Daarbij moeten we volgens Dekkers niet vergeten dat specialisme een kenmerk van onze tijd is en aangeeft hoe men omgaat met de beschikbaarheid van disciplines. Onderlinge samenwerking kan leiden tot een compleet product, met veel meer vastheid en diepgang. Blijf niet op zoek gaan. “Ik zie het gewoon als een uitdaging, wanneer de wereld verandert.”07 Een architect moet voldoende capaciteiten in huis hebben, voornamelijk denkcapaciteiten betreffende de visie en de bestemming waartoe je je houding bepaalt, om eventuele veranderingen binnen de tijd op te kunnen vangen. “Architectuur is meer dan bouwkunst, “architectuur is Architectuur.”08 Volgens Dekkers kom je dan op een maatschappelijk vlak dat ook uitdrukking kan geven aan een cultuur in een bepaalde tijd. De interactie van de architectuur met de maatschappij is onmisbaar wanneer architecten de werkelijke situatie willen verkennen. Net als de financiële markt
Crisis als spiegel
die niet alleen bestaat uit ‘zuiver’ evenwicht, maar ook uit de wederkerigheid met de samenleving; reflexiviteit. Zowel de theorie als de praktijk laat ons zien hoe we horen om te gaan met veranderingen in deze tijd. De theorie geeft aan dat er een samensmelting tussen het cognitief en manipulatief handelen aanwezig moet zijn. De praktijk laat zien dat we ruimte horen te creëren door innovatie, creativiteit en onderzoek voorop te stellen. Vooruitzicht De toekomst zal nooit het verleden reflecteren; het zal niet meer bestaan uit een extreme hoeveelheid aan opdrachten. De toekomst zal eerder een periode vormen waarin het aantal en de grootte van de opdrachten wordt gereduceerd; ‘meer door minder’.09 Het meenemen van de opdrachtgevers in een wereld die er nog niet is, door ‘eigenzinnigheid en intelligentie’10 zal hierin nooit verloren mogen gaan. Middels deze houding zul je als architect meer waardering vanuit de opdrachtgevers krijgen, wat leidt tot meer ruimte voor persoonlijke invulling. Alleen integriteit en diepgang in de denkcapaciteit kan een architect brengen tot topprestaties. Werkwijze Om niet de werkelijkheid te ontvluchten, horen we de veranderingen binnen de tijd te accepteren. Architectenbureaus dienen zich ervan bewust zijn, dat zij in deze onvoorspelbare periode het toekomstbeeld
23
zelf in de hand hebben. Ze behoren de angst uit hun ogen te wrijven en zich niet te laten vernederen door deze crisis. De architectuur mag niet de aandacht binnen de samenleving verliezen, aangezien ze een groot visueel veld in beslag neemt. Architecten behoren de onzekerheid niet als een angst te beschouwen, maar als een beroepsplicht die het verlangen binnen de architectuur aanspoort om de samenleving te optimaliseren. Ze behoren weer zelfvertrouwen te krijgen met hun denkcapaciteit als grondhouding; daar komt creativiteit, eigenzinnigheid, maakbaarheid en intelligentie uit voort. Zo kunnen mensen weer worden meegenomen in het droombeeld van de architect als ‘wegbereider’11. Architecten mogen hun liefde voor architectuur tijdens deze terugval niet verliezen. Zij horen de rol als architect voortdurend te reflecteren aan de tijd en aan de positie binnen de samenleving. Dan en dan alleen kunnen we ons spiegelen aan de werkelijkheid. < Omayra Mingels, architectuurstudent aan de Technische Universiteit Eindhoven, baseerde dit artikel op haar gelijknamige essay voor het vak ‘Architecture and Philosophy’.
01 ,TILMAN, H., Drie manieren om je gezag als architect opnieuw te bevestigen, www.dearchitect.nl/ blogs, 2011 02 - 03, 06 - 11 JEANNE DEKKERS (directeur/ architect van Jeanne Dekkers Architectuur te Delft, lid van landelijk bestuur BNA) , interview gehouden door Omayra Mingels, 19 april 2011. 04 - 05 , ZUIDGEEST, J. - MVRDV, De noodzaak van onderzoek, lunchlezing - symposium ‘Onderzoek & Onderwijs’, 17 maart 2011 G. SOROS, The Crash of 2008 and what it Means origineel gepubliceerd in de Verenigde Staten van Amerika als ‘The New Paradigm for Financial Markets’, New York, PublicAff airs tm 2008
Afbeelding: Gebouwen ontstaan vanuit de kracht van het idee.
24
| Hélène Aarts, Erik Hoogendam, Renato Kindt, Jan Verhagen |
Beeldessay De schoonheid van verval Het onderwerp van Tekenen op Reis in Dessau afgelopen zomer was de ‘Rhetorik der Zeichnung’. Door middel van verschillende tekentechnieken werd de overtuigingskracht van beelden onderzocht. Op het drukke programma stond onder andere een studie naar de schoonheid van verval, waarvoor de leeglopende provinciestad het ideale decor vormde. Dit beeldessay toont een selectie van de resultaten van het onderzoek. De Franse kunstschilder Georges Braque omschreef schilderen als volgt: ‘Het schilderij heeft niet de bedoeling een anekdotisch feit te reconstrueren, maar een picturaal feit te constitueren.’ De tekenaar neemt een standpunt in, en een goede tekenaar zet alle middelen in om dat standpunt over te dragen. Hij heeft hiervoor verschillende instrumenten tot zijn beschikking. Tijdens de oefening werd het verval van Dessau gekozen als onderwerp om kleur, kader, plasticiteit, contrast en thema te onderzoeken. Uit een discussie die ‘s avonds plaatsvond bleek hoezeer beelden vatbaar zijn voor verschillende interpretaties. Hoewel er overeenstemming was over het doel van de tekening, hadden de ingezette middelen verschillende effecten op de toeschouwers. De commentaren in de bijschriften van docenten Hélène Aarts (ha) en Renato Kindt (rk) kunnen een eerste aanzet zijn tot het vormen van een eigen mening over de tekentechnieken en de schoonheid die het verval van de stad Dessau kan bezitten.<
Mendel Broekhuizen, fineliner, pastel op papier
RK De symboliek in en van de tekening is een uitdrukking van escapisme. We zien een verstilde observatie van waaruit een wrangheid tevoorschijn komt, echter zonder enige troosteloosheid duidelijk in beeld te brengen van waaruit ontsnappen zaligmakend zou zijn. Wellicht is de beschouwer wel gevangen. Een zuiver stilleven van een sociologisch verval. HA De gevangenschap zoekt een uitweg in zijn troosteloosheid door het toevoegen van een kleurig element in de vorm van bloemen. Het is de symboliek van tralies en bloemen waar de tekenaar op ingespeeld heeft en ook beeldend (het felle rood tegenover de grauwe ramen, welke als repeterend element zijn afgebeeld op een zacht gekleurde achtergrond) zijn focus op heeft gelegd. Of hiermee het verval wordt zichtbaar gemaakt blijft de vraag.
Schoonheid van verval
25
Femke Stout, kleurpotlood op papier
RK Het steriele abstracte beeld staat in contrast met de waargenomen natuurlijke vergankelijkheid van verfmateriaal. Intrinsiek is het schoonheid van verval omdat een op zichzelf staand fenomeen wordt afgebeeld. In beeld is het eveneens een singulariteit. Het ontbreken van een ruimtelijk kader van waaruit verval gedefinieerd kan worden versterkt dit nog.
HA Een ‘schoon’ en esthetisch beeld dat in zijn abstractie of gemis aan referentie niet toekomt aan het begrip ‘verval’. De schoonheid in de vervallen situatie is wel schitterend weergegeven door de tekenaar, maar voor de beschouwer is niet voelbaar of zichtbaar dat de tekening over verval handelt.
26
| HÊlène Aarts, Erik Hoogendam, Renato Kindt, Jan Verhagen |
RK De tekening is een samenspel tussen een onpersoonlijk woningbouwstramien en een toegevoegde natuurlijk gevormde aantasting. Een conflict is het echter niet, evenmin een symbiose. Het duidt eerder een verhuld commentaar waarin de toeschouwer zelf positie kan innemen. Cultuur versus natuur. HA Nog net zichtbaar is het vermoedelijk eindeloos repeterende van een woonblok met identieke en eentonige geveldelen. Het verval wordt zichtbaar gemaakt in vlekken die begroeiing moeten suggereren, maar of hiermee de schoonheid zichtbaar wordt gemaakt is zeer de vraag.
Joris van Maastrigt, fineliner, inkt op aquarelpapier Erik Hoogendam, fineliner, marker op papier
RK De dualiteit binnen de tekening levert het beeld zowel compositorisch als expressief een wankel evenwicht. De helften vormen elkaars referentiebeeld, waarbij een eenduidigheid van schoonheid of van verval juist illustratief afwezig is. Een Januskop met onafscheidelijke polen. HA De middenas van het beeld valt vrijwel samen met de regenpijp, welke als scheiding fungeert tussen de vervallen zijde en de niet vervallen zijde. Het contrast is duidelijk, maar representeert daarmee nog niet de schoonheid.
Schoonheid van verval
27
Wendy van Kessel, fineliner, grafiet, aquarel op papier
RK De nadruk ligt vooral op de kracht en stilte van een schier oneindig ritme temidden van een schijnbaar totale verwoesting van de omgeving. Het materiaalgebruik versterkt dit losmaken van een ruimtelijke locatie. De aftakeling van het gebouwde is slechts miniem aanwezig, maar daardoor veelzeggend. Subtiele stilte in de storm.
HA Een helder contrast tussen aan de linker zijde de sterk perspectivische ruimte (in licht-donker) waarin de leegte opvallend aanwezig is en het abstracte gekleurde vlak in de perspectivische contravorm aan de rechter zijde. Beide zijden ontmoeten elkaar in het (bijna) middelpunt van het beeld. Op subtiele wijze worden hier leegte en verval tot schoonheid samengebracht.
| Myrthe Buijs |
28
Interview Peter St John The skill is in what you make of it Caruso St John was founded in 1990 in London by Adam Caruso and Peter St John. The office received international fame with their New Art Gallery in Walsall and Brick House in London. The architects are now finishing the design for the Veembuilding (Veemgebouw) in Strijp-S in Eindhoven. St John is leading the project and visits client Trudo every few weeks. We interviewed the architect about his method, the design and its background in one of the buildings of the Hoge Rug, with a stunning view over Strijp-S and the city. The English ‘new completeness’ The location of our meeting at the offices of Trudo is characteristic of the good understanding between architect and client. According to St John, the client has always been very supportive. This is something that might be explained by the refreshing attitude of Caruso St John compared to Dutch architects. ‘What is different is that we are proposing quite a radical transformation of the building, and not just treat it as a historic building that will be restored. We treat it as a context; we try to transform it into something different. We are really interested in the history of the building. Dutch architects are perhaps more obviously bold and modern. In this country you can often see a big contrast between the historic building and the modern. We are not interested in contrast, but in a new completeness.’
A more public figure This distinct attitude of the office was probably the reason why they were invited to take part in the competition for the design of the Veembuilding. The original brief was for a mixed use building with a furniture retail store on the lower levels, a hotel in the upper part and apartments on the roof. Caruso St John proposed a design in which a great internal public space was created by making an atrium at the centre of the
Peter St John
building. ‘We transformed the building into a more public figure. But then, this was in 2008, the economic situation was different. The brief changed completely.’ After Caruso St John won the competition, the programme for the design changed and the architects had to start over with the design. Nonetheless, St John explains, the idea remained the same. ‘We did not want the building to remain as an industrial loft building. We thought that we could do something different. The conventional treatment of an industrial building is that you keep its industrial quality, you enjoy the generosity of the scale of its spaces, but you inhabit them as a found space. We thought that, if you are going to make Strijp-S into a city, you should do more than that. You should change its character to reflect its new metropolitan role.’ The change is in the circumstances Its location in Strijp-S has, of course, been very important for the development
29
of the design. St John explains that the context of the design is very important in his office. ‘We find it interesting to really look carefully at the given circumstances and let things arise from that. Most architects would have regarded many of our first projects as ordinary, to be done very quickly. We took time, years, to look carefully at every detail.’ This focus and care for the context is found in all of the offices projects, both new and old buildings. ‘Old buildings are amazing things and they do have stories. You can weave extraordinary stories around the history of a building. When working with historic buildings, there is always a circumstance, always something special to look at. I suppose that is one of the interesting things about it. The strategy might always have things in common, from one project to the other, but the circumstances are very different.’ The circumstances and the context of the Veembuilding are determined by the
history of Philips. ‘The cultural context for us is the importance of Philips in Eindhoven and the way in which this building is an important representation of the site.’ The Veembuilding also has a special meaning on a more fundamental level. ‘There is a special tradition of building in brick in Holland, an expressionist architecture. The Veembuilding is very different from these other buildings on S, which are magnificent, kind of modernist white warehouse or factory buildings. The Veembuilding has this latent, slightly quiet architectural spirit, which has to do with it being brick, with its curved corners; it has styling, more styling than the functional modernism.’ This architectural context is what led to the design. ‘There is always material. The skill is in what you make of it.’ A sculptural car park After the brief changed, the new programme involved a food market
| Myrthe Buijs |
30
on ground floor, housing on top of the building and a car park in-between. ‘It required a different set of ideas. We were not able to rely so strongly on making dramatic interiors. There had to be more emphasis on the façade. The effort was in trying to imagine the new brief of housing that really felt as if it belonged on top of this building.’ To achieve this, the old top floor of the building will be removed. ‘The roof top part is of lighter construction and was modified in the fifties. It had some exotic functions: a gymnasium, a television studio and offices. We looked at converting it, but it wasn’t suitable for the new programme.’ The new top will have a different look. ‘I think we have made the best top for this function. The curving brick elevations of the housing terraces refer to the styling of the existing building. You are probably aware that it has been changed, but it is not so obvious.’ Although much of the building is left intact, Caruso St John is presenting new building. ‘It has a contemporary attitude to architecture. We are not interested in putting the clock back or faking historic architecture. The building will be different, because it will be full of cars, and it will not have this rather melancholic emptiness. There will be a busy ground floor. But hopefully it will be equivalent to the original building in its intensity of use.’ Of course, the change of the programme into a car park was disappointing at first. ‘We felt in a way we had to try harder with the architecture, because it would be disappointing if you looked
at the Veembuilding and would say it was only a car park. I think we have achieved that there will be enough of a change. We are keeping and respecting the massive nature of the building. It has an extraordinary density that I really like. If you pass the building, it will be very dramatic. The changes will make you feel more aware of its sculptural potential. I hope it is a respectful project.’ A naturalness of use Caruso St John’s design for the Veembuilding anticipates a new use of the area. Not only the design itself matters, its place in the context is at least equally important. Looking into the future, when will the project have been a success? ‘That is a very difficult question to answer. I think it will take time for the city to stretch out to here, and the process will begin when people start to live in these buildings. Slowly, new buildings will be built, and the landscape will grow, more and more people will start to use this as a quarter. The most important thing to me is that the building contributes to a naturalness of the use. I hope that we will have managed to bring the building back to life in a dignified way. To me it is about realising the potential of the situation and that we have made the most out of the circumstances.’ < The interview was made in collaboration with Omayra Mingels and Jan Verhagen.
Images: Caruso St John Architects
Gijs Wallis de Vries
31
Boekrecensie
Voorbij de zeven dagen van architectuur Recensie: Gerard van Zeijl, ‘Voorbij de zeven dagen van architectuur’ (3 delen) Uitgeverij Gopher: Amsterdam 2010 ISBN: 9789051796612 Ontwerpen verhoudt zich tot bouwen als schrijven tot drukken. Wie schrijft die blijft, maar dat geldt vooral als het in druk verschijnt. Het is passend dat de recensie van de gebundelde geschriften van Gerard van Zeijl verschijnt in het eerste nummer van Archiprint, een tijdschrift in het teken van ‘gedrukte architectuur’. Bekender is de term ‘papieren architectuur’, vaak laatdunkend gebruikt, maar ook positief: als uiting van de emancipatie uit het bouwvak. Gerard van Zeijl was de tweede hoogleraar architectuurgeschiedenis en –theorie aan de faculteit Bouwkunde in Eindhoven. Hij volgde in 1993 Geert Bekaert op en werd in 2005 opgevolgd door Bernard Colenbrander. Van Zeijl was onder andere de wegbereider van de Eindhovense School, een stroming van uiteenlopende jonge architecten die maar een ding gemeen hadden: de herovering van de architectuur als autonome discipline. In 1988 opende Gerard een tentoonstelling ‘De Eindhovense School, het moderne verleden’ in de Singel, in Antwerpen, die daarna nog te zien was in Eindhoven, Groningen, Delft, Zürich en opnieuw in Eindhoven. Alumni en collega’s zullen Gerard herinneren als man van het woord. Hij
sprak met humor en met verve - niet omwille van het woord zelf maar van de beelden die het oproept en het denkspel dat het mogelijk maakt. Hij was een socratisch docent die met suggestieve vragen inzichten ontlokte. Het is goed dat hij als emeritus de tijd heeft gevonden om zijn geschriften te ordenen en uit te geven, want hoewel hij geregeld publiceerde is het meeste moeilijk naspeurbaar. Het is een versleuteld boek. Het cijfer 7 is een mythisch getal. Het verwijst naar de zeven wereldwonderen uit de klassieke oudheid, naar het Bijbelse scheppingsverhaal en heeft antecedenten in het architectonisch discours (Ruskin, Johnson, Kleihues, Bekaert). Gerard past het onder meer toe op ‘de zeven zinnen van het architectuuronderwijs’: zien, tasten, horen, verbeelden, spreken, proeven en ruiken (DEEL I, 49). Met het titelwoord ‘voorbij’ doelt de auteur op de weigering van een sluitend systeem
en zinspeelt hij op de 8 van AGT, zijn leerstoelgroep. Het is een eigenaardig traktaat geworden, met een raadselachtig gehalte, maar de compositie is doorwrocht. In de inleiding wordt twee keer verwezen naar de ‘intensieve coherentie’ van Jeffrey Kipnis, en ook de ‘fragmented wholeness’ van Tony Cragg duikt op als referentie. Het is overigens een zorgvuldig bezorgde editie, voorzien van namenregisters, een ‘lexicoon’, of beeld- en begrippen-ABC van ‘Abendländische Kultur’ tot ‘Zeven’ (waarbij Möbius genoemd wordt), en een uitvoerig cv. Als het al een soort testament is, dan staat het midden in het leven. Veel teksten zijn rijke vindplaatsen voor (toekomstige) architecten. Neem bijvoorbeeld ‘Neoclassicisme & Eclecticisme’, een voordracht voor de BNA Nijmegen uit 1986. Daarin traceert hij de opleving van klassieke vormen naar de periode rond 1800, waardoor duidelijk wordt wat er in het geding is: de regel en de ontregeling. Hij signaleert daarbij een verschil, want terwijl de Verlichting zich tegen het ornament richtte, gaat het thans erom het dominante modernisme zonder versiering te bevrijden uit de normativiteit van wetenschap, overheid en bouwpraktijk. Of het nu gaat om onderwijs, onderzoek of ontwerp, Gerard van Zeijl betoogt steeds dat de behoefte aan regels enerzijds en chaos anderzijds een paradox is, die hij onvermoeibaar ontleedt. < Gijs Wallis de Vries, Universitair Hoofddocent ‘Architecture history and theory’
32
AnArchi Een nieuw collegejaar!
Sectievereniging voor het masterprogramma Architectural Design and Engineering Technische Universiteit Eindhoven Postbus 513 Den Dolech 2 5600 MB EINDHOVEN anarchi@bwk.tue.nl www.anarchi.eu
Het 3de bestuur van AnArchi Afgelopen 19 september heeft de Wissel ALV plaatsgevonden waar wij als nieuw, derde bestuur van AnArchi zijn voorgesteld. Het derde bestuur bestaat uit mijzelf, Iris Jansen, als voorzitter, Matthijs Gerds als secretaris, Elisa Moossdorff als penningmeester en Bob L’Herminez als Commissaris Onderwijs. Wij zijn zeer enthousiast om als derde bestuur AnArchi te vertegenwoordigen en er weer een mooi bestuursjaar van te maken. Onze kerndoelen van dit jaar zijn samen te vatten in vier begrippen; efficiëntie, professionaliteit, externe nationalisering en interne internationalisering. Door middel van de Archiprint, het leggen van contacten zowel binnen als buiten de faculteit en door meer te gaan doen met internationale studenten, hopen wij het netwerk van de vereniging te vergroten en klaar te staan voor de nationale én internationale studenten. Daarnaast worden er dit jaar vele mooie activiteiten voor de leden georganiseerd zoals de studiereis, Het derde bestuur van AnArchi: (vlnr). Elisa, Iris, Matthijs en Bob
Dankwoord
en de ExperiArch. Lijkt het je leuk om eens een activiteit mee te maken of een activiteit
We kunnen gezamelijk terugkijken op een
Ik hoop daarom dat we jullie ook dit collegejaar
mooi jaar voor AnArchi. Hoewel alle begin
weer terug mogen zien op alle momenten
moeilijk is, en dat gold ook het opstarten van
dat er weer iets te doen valt. Ik weet namelijk
de eerste initiatieven van het collegejaar, is
zeker dat er weer mooie nieuwe ideeën zullen
er weer een bomvolle agenda van gemaakt.
ontstaan, zoals ook vorig jaar is gebleken. Ik
Van Kijkjes In Eigen Keuken tot Project
wil daarom iedereen bedanken die zich heeft
Hopping, van de Maand van het Onderwijs
ingezet voor alles wat AnArchi heeft kunnen
tot het drukbezochte feest in het Stroomhuis
bieden, en natuurlijk ook iedereen die heeft
(en voor de overzichtelijkheid sla ik dan nog
deelgenomen aan de vele activiteiten. Hopelijk
een hele lijst aan activiteiten over): er was
zien we jullie ook dit jaar weer terug!
meer dan genoeg te beleven voor iedereen die geïnteresseerd is in architectuur.
Tekenen op Reis, Meerdaagse Excursie, KIEK
Erik Hoogendam was voorzitter van het tweede bestuur van AnArchi, tijdens het collegejaar 2010-2011.
te organiseren, laat het ons dan weten! Iris Jansen is voorzitter van het derde bestuur van AnArchi
Nieuwe commissieleden gezocht AnArchi gaat in 2011-2012 weer flink uitpakken, en kan daarbij jouw hulp goed gebruiken! Lijkt het je leuk een keer een lezing te organiseren? Is de studiereis misschien iets voor jou? Kun je goed wotoshoppen en lijkt het je leuk om posters te maken? Of heb je misschien een heel nieuw, ander idee? Kom dan langs bij AnArchi op vloer 5! Of kijk op www.anarchi.eu voor nog veel meer informatie.
Agenda
33
AGENDA OCT
\\ Sun 9 Oct Dag van de Architectuur Vlaanderen
\\ Sat 22 to Sun 30 Oct Dutch Design Week en
\\ Wed 12 Oct De stad als verleidingsmachine
individualistic works and insightful solutions
03
\\ Fri 9 Sep to Sun 30 Oct The voice of... en Exposition Onomatopee, Location: Bleekweg 23 06
Lezing SG Eindhoven, Prof. dr. Henk van
Houtum, Locatie: Filmhuis De Zwarte Doos 04
\\ Tue 4 okt en Archilecture 2011 Wiel Arets Lecture CASA Vertigo
01
\\ Fri 14 Oct Afscheidscollege prof.ir. Jan Westra
Locatie: Auditorium, Blauwe Zaal 01
DDW presents unparalleled ideas,
devised by innovative designers. 05
Pitch your Project Exposition
CASA Vertigo, Location: Plaza Vertigo 01
Copy Nature #2: Elementary Sentiments Can we stimulate a new
demand by offering a new supply? Elementary Sentiments presents 10 designers who innovate raw materials through adding
\\ Thu 6 to Sun 9 Oct en Architectuur Film Festival Rotterdam ‘Think big, act small’,
\\ Thu 20 Oct en Archilecture 2011 Christian Kieckens Lecture CASA Vertigo 01
and life of the contemporary designer 05
NOV
\\ Sat 25 Jun to Sat 12 Nov A tale of two cities en Exposition
\\ Thu 17 Nov to Sun 27 Nov STRP Festival, Music, Art and Technology Festival en
Location: Lantaren Venster, Rotterdam 02
\\ Sat 5 Nov to Sun 12 Nov GLOW, International Forum of Light in Art and Architecture Eindhoven en Subject: “Illusion and
Eindhoven - Almere, What could Eindhoven
is an essential intangible building block.
international projects from different architects,
Reality”, Where science and art meet, light Location: Central Eindhoven
07
DEC \\ Fri 1 July to Sun 8 Jan Dwarsdesign Tentoonstelling NAI, Locatie: NAI Rotterdam 09
\\ Sat 24 Sep to Sun 8 Jan Märklin World en Models
by 40 artists, Location: Kunsthalkade 11
and Almere learn from each other in the
cultural value. Exposition Onomatopee 06
Film + Design Festival will once
again show design films about the work, drive
Location: Klokgebouw, Eindhoven 10
future? Location: Casa Casla, Almere 08
\\ Fri 1 July to Sun 13 Nov Testify! en Exposition NAI of 25 Location: NAI Rotterdam
\\ Tue 22 Nov Archilecture 2011 en
Joan Busquets Lecture CASA Vertigo 01
09
\\ Fri 2 Dec to Thu 7 Jan Red Light District Pilot Projects en Tsaiher Cheng shows
the transformation inside of the ‘Wallen’ in Amsterdam, Exposition ARCAM Amsterdam 12
\\ Wed 12 Oct to Sun 15 Jan Expo Bozar Architectuur en Exposition Paulo Mendez da Rocha,
Location: Museum of Fine Arts, Brussel 13
www.tue.nl 01 www.affr.nl 02 www.dagvandearchitectuur.be 03 www.studiumgenerale-eindhoven.nl 04 www.ddw.nl 05 www.onomatopee.net 06 www.gloweindhoven.nl 07 www.casla.nl 08 www.nai.nl 09 www.strp.nl 10 www.dekunsthalkade.nl 11 www.arcam.nl 12 www.bozar.be 13
PROEF abonnement vaktijdschrift Bouwen met Staal
Ad
1
gedraaide kegel van 28 m hoog. De Oostenrijkse , prof. Wolf D. Prix van Coop Himmelb(l)au – ben het Groninger Museum – gebruikte samen met e ingenieurs Bollinger+Grohmann 5500 ton staal constructie én de glazen gevel die respectievelijk uitgevoerd door de Duitse firma’s Josef Gartner er Söhne. De opdracht voor de bouw werd al in
raai
2001 gegeven, maar de eerste werkzaamheden begonnen pas in 2004, omdat de bouwgrond tot die tijd parkeerterrein was voor het Olympisch Stadion. Meer dan duizend mensen werkten mee aan de bouw van BMW Welt dat 170 tot 250 auto’s per dag zal uitleveren en zo’n 850.000 bezoekers per jaar wil trekken, voornamelijk via de diabolovormige entree. Een icoon? Zeker, maar wellicht ver-
vaktijdschrift Bouwen met Staal
BMW WELT, MUNCHEN (D) Munchen is sinds 17 oktober een publiekstrekker rijker. Op die dag gingen daar namelijk de deuren open van BMW Welt, het nieuwe uitlevercentrum en expositieruimte van de wereldberoemde autofabrikant. BMW-topman Norbert Reithofer sprak bij de opening liever over een ‘home of the brand’, waarin alles draait om het merk. Misschien is daarom de entree wel uitgevoerd als een
abonnement
dubbele, gedraaide kegel van 28 m hoog. De Oostenrijkse architect, prof. Wolf D. Prix van Coop Himmelb(l)au – bekend van het Groninger Museum – gebruikte samen met de Duitse ingenieurs Bollinger+Grohmann 5500 ton staal voor de constructie én de glazen gevel die respectievelijk werden uitgevoerd door de Duitse firma’s Josef Gartner en Maurer Söhne. De opdracht voor de bouw werd al in
Duitse draai
jaar
40
BOUWEN MET STAAL 199
horizon tale stramien van Las Palmas. De verdiepingsvloer ligt vanzelfsprekend op gelijke hoogte met het middelpunt van de cirkeluitsnede. Het eenvoudige witte volume is bekleed met aluminium beplating. De twaalf gebogen ramen in de koppen zijn 3,9 m lang en zijn daarmee de langste gekromde ruiten die tot nu toe in Europa zijn gemaakt. Ze geven de bezoeker vanuit het Penthouse een gefragmenteerd beeld van zowel de straat als de omringende hoogbouw. Er is zo helder mogelijk glas toegepast om goed aan te sluiten bij de openheid en lichtheid van het onderliggend gebouw. De vloerrand van de verdieping is afgedekt met hetzelfde glas en daardoor overdag niet zichtbaar in de gevelís. Avonds tekent de vloer zich donker af. Dan gaat de geïntegreerde verlichting op de vloerrand aan en is de noordgevel een tekst in morse-code te lezen: ‘penthouse las palmas’. Het dak van het werkplaatsengebouw is vormgegeven als daktuin. Het is daadwerkelijk een ‘vijfde gevel’, gezien vanuit de bestaande en toekomstige hoogbouw eromheen. Onder het Penthouse, op het dak van het werkplaatsengebouw, is het mogelijk met autoís te rijden. Daarvoor is de oude goederenlift omgebouwd tot autolift.
BOUWEN MET STAAL 199
beeldt de zandloper ook wel een tijd waarin de Bayerische Motoren Werke herrees na het zware bombardement in WO II. Net alsof het propellerblad zich letterlijk uit de grond heeft gedraaid en Duitsland – op autogebied – weer tot een wereldmacht maakt. MP
Architectuur Las Palmas is in 1953 gebouwd als werkplaatsengebouw voor de Holland Amerika Lijn, naar een ontwerp van de architecten Van den Broek en Bakema. Met zijn gevel van uiterst verfijnde schokbetonnen panelen straalt het een strakheid uit die kenmerkend is voor de Nieuwe Zakelijkheid. Met de renovatie is het gebouw teruggebracht naar de staat waarin het was gebouwd. De robuuste betonconstructie met paddestoelkolommen bleef vrijwel in tact en de gevel werd in oude luister hersteld. Doordat het nieuw toegevoegde Penthouse lijkt te zweven en door de ronde kanten zet het zich sterk af tegen de andere gebouwen op de pier. De krachtige vorm compenseert het relatief kleine volume en maakt het eerder tot een gebaar dan een gebouw. In het bestaande gebouw is het constructieve stramien van ongeveer 7,5 m verdeeld naar een driedeling in de gevel. In het Penthouse is diezelfde maat verdeeld in vier delen van 1,875 m, wat beter aansluit op huidige standaardafmetingen van bouwmaterialen en beukmaten van kantoorruimten. Bij de ronde koppen is het oorspronkelijke gevelstramien aangehouden. Dit heeft tot gevolg dat de straal van de ronding, en daarmee ook de hoogte van het Penthouse, afgeleiden zijn van het
40
Architectuur
2001 gegeven, maar de eerste werkzaamheden begonnen pas in 2004, omdat de bouwgrond tot die tijd parkeerterrein was voor het Olympisch Stadion. Meer dan duizend mensen werkten mee aan de bouw van BMW Welt dat 170 tot 250 auto’s per dag zal uitleveren en zo’n 850.000 bezoekers per jaar wil trekken, voornamelijk via de diabolovormige entree. Een icoon? Zeker, maar wellicht ver-
Geef je op voor een jaar lang gratis Bouwen met Staal. Ga naar www.bouwenmetstaal.nl en klik in de menubalk op ‘publicaties’ en vervolgens ‘vakblad’ en ‘proefabonnement’. Vul daar je naam, adres en collegekaartnummer in. Je krijgt dan vanaf het eerstvolgende nummer zes edities in de brievenbus. Gedurende je studie mag je slechts éénmaal gebruik maken van dit aanbod. Daarna ben je van harte welkom als student-lid.
beeldt de zandloper ook wel een tijd waarin de Bayerische Motoren Werke herrees na het zware bombardement in WO II. Net alsof het propellerblad zich letterlijk uit de grond heeft gedraaid en Duitsland – op autogebied – weer tot een wereldmacht maakt. MP
Las Palmas is in 1953 gebouwd als werkplaatsengebouw voor de Holland Amerika Lijn, naar een ontwerp van de architecten Van den Broek en Bakema. Met zijn gevel van uiterst verfijnde schokbetonnen panelen straalt het een strakheid uit die kenmerkend is voor de Nieuwe Zakelijkheid. Met de renovatie is het gebouw teruggebracht naar de staat waarin het was gebouwd. De robuuste betonconstructie met paddestoelkolommen bleef vrijwel in tact en de gevel werd in oude luister hersteld. Doordat het nieuw toegevoegde Penthouse lijkt te zweven en door de ronde kanten zet het zich sterk af tegen de andere gebouwen op de pier. De krachtige vorm compenseert het relatief kleine volume en maakt het eerder tot een gebaar dan een gebouw. In het bestaande gebouw is het constructieve stramien van ongeveer 7,5 m verdeeld naar een driedeling in de gevel. In het Penthouse is diezelfde maat verdeeld in vier delen van 1,875 m, wat beter aansluit op huidige standaardafmetingen van bouwmaterialen en beukmaten van kantoorruimten. Bij de ronde koppen is het oorspronkelijke gevelstramien aangehouden. Dit heeft tot gevolg dat de straal van de ronding, en daarmee ook de hoogte van het Penthouse, afgeleiden zijn van het
35
Bouwen met Staal Postbus 190 2700 AD Zoetermeer tel 079 353 12 77 info@bouwenmetstaal.nl www.bouwenmetstaal.nl BOUWEN MET STAAL 199
BOUWEN MET STAAL 199
horizon tale stramien van Las Palmas. De verdiepingsvloer ligt vanzelfsprekend op gelijke hoogte met het middelpunt van de cirkeluitsnede. Het eenvoudige witte volume is bekleed met aluminium beplating. De twaalf gebogen ramen in de koppen zijn 3,9 m lang en zijn daarmee de langste gekromde ruiten die tot nu toe in Europa zijn gemaakt. Ze geven de bezoeker vanuit het Penthouse een gefragmenteerd beeld van zowel de straat als de omringende hoogbouw. Er is zo helder mogelijk glas toegepast om goed aan te sluiten bij de openheid en lichtheid van het onderliggend gebouw. De vloerrand van de verdieping is afgedekt met hetzelfde glas en daardoor overdag niet zichtbaar in de gevelís. Avonds tekent de vloer zich donker af. Dan gaat de geïntegreerde verlichting op de vloerrand aan en is de noordgevel een tekst in morse-code te lezen: ‘penthouse las palmas’. Het dak van het werkplaatsengebouw is vormgegeven als daktuin. Het is daadwerkelijk een ‘vijfde gevel’, gezien vanuit de bestaande en toekomstige hoogbouw eromheen. Onder het Penthouse, op het dak van het werkplaatsengebouw, is het mogelijk met autoís te rijden. Daarvoor is de oude goederenlift omgebouwd tot autolift.
Geef je op voor een jaar lang gratis Bouwen met Staal. Ga naar www.bouwenmetstaal.nl en klik in de menubalk op ‘publicaties’ en vervolgens ‘vakblad’ en ‘proefabonnement’. Vul daar je naam, adres en collegekaartnummer in. Je krijgt dan vanaf het eerstvolgende nummer zes edities in de brievenbus. Gedurende je studie mag je slechts éénmaal gebruik maken van dit aanbod. Daarna ben je van harte welkom als student-lid.
Bouwen met Staal Postbus 190 2700 AD Zoetermeer tel 079 353 12 77 info@bouwenmetstaal.nl www.bouwenmetstaal.nl
41
41
ProefAbonn_Adv_A5_liggend_v8_arial.indd 1
18-07-2011 17:53:54
18-07-2011 17:53:54
Het Stimuleringsfonds voor Architectuur ondersteunt culturele projecten op het gebied van architectuur, stedenbouw en ruimtelijke ordening in en buiten Nederland
Subsidie aanvragen? Sluitingsdata 2011 Architectuur / Onderzoek en Ontwerp: 15 aug, 15 okt Internationale Projecten: 7 aug, 7 okt Stedenbouw: 7 aug, 7 okt
www.architectuurfonds.nl