2 minute read

7.3.2 Grondwater

Next Article
LITERATUUR

LITERATUUR

7.3.2 Grondwater

Door de lage peilen en de lage ligging te midden van hoger gelegen gronden, zijn de mieden rond Rohel vrijwel geheel potentieel kwelgebied. Het grondwater is voor het grootste deel afkomstig uit de zandplateaus die rond het gebied liggen en deels uit de binnen de grenzen gelegen zandkoppen. Het grondwater stroomt daarbij vanuit de omringende hogere gronden in de richting van de polderdelen met de laagste peilen, wat hier het zuidoostelijke deel van de Twijzelermieden en de IJzermieden zijn. Sloten als de Zandsloot en de Miedsloot (Twijzelermieden) en de waterschapssloot op de overgang van de zandopduiking in Rohel naar de lagere gronden liggen dwars op de hoogtegradiënt. Ze onderbreken de grondwaterstromingen en vangen door hun lage peil veel grondwater af dat anders in de lagere delen omhoog zou kwellen.

Advertisement

Volgens modelberekeningen is in vrijwel het gehele gebied sprake van kwel, waarbij de sterkste kwel wordt aangegeven voor de IJzermieden, het zuidwesten van Rohel en het zuidoosten en zuidwesten van de Twijzelermieden. Infiltratiegebieden worden gevormd door de in het gebied liggende zandkoppen. Uit ecohydrologisch onderzoek blijkt, dat het grondwater op de flanken naar de hogere gronden vooral van lokale herkomst is en in de lagere delen van regionale herkomst. Vooral in het westen van Rohel en in het zuidwesten van de Twijzelermieden is sprake van relatief sterke kwel van hoofdzakelijk diep grondwater. Daarnaast is rond de Alde Dyk in de Twijzelermieden en in delen van Rohel en de IJzermieden sprake van enigszins brak grondwater, als gevolg van de vroegere zeeinvloed.

Kwelindicerende soorten onderschrijven bovenstaande beeld: soorten als Gewone dotterbloem, Holpijp, Snavelzegge en Waterviolier komen geregeld, en Grote boterbloem op een aantal plaatsen voor in de sloten en ontbreken alleen op de hogere koppen. Het zwaartepunt van de verspreiding ligt daarbij in het westelijke deel van zowel Rohel als de Twijzelermieden. Op een aantal locaties in het (zuid- en noord-)westen van de Twijzelermieden en het (noord)westen van Rohel komen vooral Holpijp, Snavelzegge, Gewone dotterbloem ook in de percelen voor, wat aangeeft dat de kwelinvloed daar tot in de wortelzone komt. Daarbuiten komt de kwelinvloed alleen tot uiting in de sloten. Ook in de IJzermieden komen kwelindicerende soorten, ondanks de daar berekende sterke kwel, niet of nauwelijks in het maaiveld voor. Echt ‘brakke’ soorten zijn niet aangetroffen.

Ook peilbuisgegevens uit de Twijzelermieden en polder Rohel wijzen op veel plaatsen op het optreden van kwel.153 De stijghoogten komen periodiek tot (vrijwel) aan of zelfs boven het maaiveld, maar zakken ’s zomers op diverse plaatsen tot > 50 à 60 cm beneden maaiveld. Dat betekent dat een eventuele kwelinvloed dan niet tot in de wortelzone zal reiken. In hogere delen, zoals de zandkop in Rohel, is sprake van infiltratie. Ook peilbuizen langs waterlopen als de Miedsloot en de Buitenpostervaart wijzen op infiltratie, wat veroorzaakt lijkt te worden door de drainerende werking van de lage peilen in deze watergangen.

Door de lage ligging en de toestroming van grondwater zijn de grondwaterstanden in de lage delen van het mieden van Rohel en omgeving doorgaans hoog (<40 cm en deels < 20 cm beneden maaiveld ), vooral in het voorjaar. Onder invloed van de lage polderpeilen zakken de grondwaterstanden ’s zomers op veel plaatsen echter tot meer dan 50 cm of meer dan 80 cm beneden maaiveld. De drooglegging in de zomer is het kleinst in het centrale (laagst gelegen) deel van Rohel (afb. 7.10).

153 In de IJzermieden en de Buitenpostermieden staan geen peilbuizen.

This article is from: