Begraafplaats Selwerderhof UniversiteitsTerrein Campus RuG Zernikepark Paddepoelsterweg bosplan

Page 1

Een onderzoek in 2001 naar de natuurwaarden in het groengebied langs de Paddepoelsterweg

Flora en Fauna van de groenlanden van Selwerd


COLOFON Titel: Auteurs: Eindredactie: Trefwoorden:

Flora en fauna van de groenlanden van Selwerd. Een onderzoek naar de natuurwaarden in het gebied langs de Paddepoelsterweg. Edwin Dijkhuis, Roel Douwes en Wim Zolf Edwin Dijkhuis Groningen, Selwerd, Paddepoelsterweg, stadsnatuur en natuurwaarden

Voor informatie over dit rapport kunt u contact opnemen met: Edwin Dijkhuis Tel. 050-3600155, e-mail: J.E.Dijkhuis@hetnet.nl De volgende mensen hebben meegewerkt aan het onderzoek: 1 1 1 Planten: Edwin Dijkhuis , Willem Stouthamer , Roel Douwes , Marjan van Oosten, 1 1 1 2 Brenda Bolt , Peter Bult , Vincent Gooskens , Klaas Steenbergen , 2 2 2 2 Johanna Berghuis , Jaap Tonkes , Annie Vos en Willy Riemsma 1 Vogels: Wim Zolf en Brenda Bolt Paddestoelen: Roel Douwes Dagvlinders: Marc van Bemmel en Edwin Dijkhuis 1: KNNV, afdeling Groningen 2: KNNV, afdeling Veendam Wout Veldstra (stadsecoloog), Gert Kortekaas (stadsarcheoloog), Frits Vreede (Stichting Monument & Materiaal), Rinus Dillerop (Landschapsbeheer) en Anneke Bouwman worden bedankt voor het geven van aanvullingen en commentaar op dit rapport. De Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging (KNNV) zet zich in voor natuurstudie, natuurbescherming en het bevorderen van natuurbeleving.


INHOUD 1. 2. 2.1. 2.2. 2.3. 2.4. 2.5. 3. 3.1. 3.2. 3.3. 3.4. 4. 4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 5. 5.1. 5.2. 5.3. 6. 7.

INLEIDING ...................................................................................................................................... 1 GEBIEDSBESCHRIJVING ........................................................................................................... 2 Begrenzing van het onderzoeksgebied ...................................................................................... 2 Geschiedenis van het gebied ....................................................................................................... 4 Cultuurhistorische waarden .......................................................................................................... 4 Bodemopbouw en waterhuishouding .......................................................................................... 5 Beheer ............................................................................................................................................. 6 WERKWIJZE INVENTARISATIE ................................................................................................ 8 Hogere planten ............................................................................................................................... 8 Vogels .............................................................................................................................................. 9 Vlinders.......................................................................................................................................... 10 Paddestoelen ................................................................................................................................ 10 RESULTATEN .............................................................................................................................. 11 Hogere planten ............................................................................................................................. 11 Vogels ............................................................................................................................................ 18 Dagvlinders ................................................................................................................................... 19 Paddestoelen ................................................................................................................................ 20 WAARDERING LANDSCHAPPELIJKE ELEMENTEN .......................................................... 23 Weilanden en bermen langs de Paddepoelsterweg ............................................................... 23 Bosplantsoen en singel (Sprikkenburg) langs Van Starkenborgkanaal............................... 23 Relatie met begraafplaats Selwerderhof .................................................................................. 24 AANBEVELINGEN ...................................................................................................................... 25 LITERATUUR ............................................................................................................................... 27

Bijlagen 1. Soortenlijst Flora 2. Soortenlijst Vogels


INLEIDING

1.

1

INLEIDING

De Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging (KNNV) afdeling Groningen voert sinds een aantal jaren lokale natuurbeschermingsprojecten uit. De leden voeren veldinventarisaties uit, die worden weergegeven in een rapport. Op verzoek van de stadsecoloog Wout Veldstra zijn in dit kader in 2001 inventarisaties uitgevoerd in een deelgebied van de 'punt van Zernike'. Planten, broedvogels, paddestoelen en dagvlinders zijn geïnventariseerd in het gebied, dat bestaat uit de ten noorden van de begraafplaats Selwerderhof gelegen weilanden, de weilanden en het bosplantsoen ten westen van de Paddepoelsterweg en de singel (Sprikkenburg) langs het Van Starkenborghkanaal. Het gebied heeft een landschappelijke uitstraling en wordt daardoor door veel bewoners uit de naastgelegen wijken Paddepoel en Selwerd gebruikt om te recreëren (fietsen, wandelen, joggen). Behalve deze recreatieve functie is het gebied ook belangrijk als foerageergebied voor (op de begraafplaats) broedende vogels en als bufferzone tussen de stad en de Koningslaagte. De Koningslaagte is een weidevogelgebied dat deel uitmaakt van de ecologische hoofdstructuur (EHS). Daarnaast vormt het groen langs de Paddepoelsterweg een ecologische verbindingsroute met het openbaar groen in de wijken Paddepoel en Selwerd en versterkt het daarmee de stedelijke ecologische structuur. Dit waardevolle gebied staat momenteel erg onder druk. Enerzijds vanwege de uitbreidingsplannen van het naastgelegen bedrijven- en universiteitsterrein en anderzijds vanwege de realisatie van een nieuwe stadswijk pal onder Dorkwerd. Om deze wijk te ontsluiten is over het Reitdiep een brug gebouwd. Het verkeer zal uiteindelijk via het Zerniketerrein naar de nieuwe wijk worden geleid. Door de verbeterde bereikbaarheid van de ‘punt van Zernike’ is ook het onderzoeksgebied voor projectontwikkelaars interessant geworden. Dit rapport heeft als doel het vaststellen van de natuurwaarden in het weidegebied rondom de Paddepoelsterweg, zodat bij toekomstige planvorming voor de inrichting en beheer van dit gebied hiermee rekening gehouden kan worden. Leeswijzer In dit rapport komt, na deze inleiding, in hoofdstuk 2 een beschrijving van het onderzoeksgebied aan de orde. In hoofdstuk 3 is de werkwijze van de uitgevoerde inventarisaties beschreven. In hoofdstuk 4 zijn de resultaten van de afzonderlijke inventarisaties op hogere planten, vogels, dagvlinders en paddestoelen uitgewerkt en in hoofdstuk 5 en 6 zijn ten slotte de natuurwaarden vastgesteld en zijn aanbevelingen gedaan om deze natuurwaarden te behouden en verder te versterken.

KNNV, afdeling Groningen Natuurbeschermingsproject 2001


GEBIEDSBESCHRIJVING

2.

GEBIEDSBESCHRIJVING

2.1.

Begrenzing van het onderzoeksgebied

2

Het onderzoeksgebied ligt in het noorden van de gemeente Groningen en maakt deel uit van het gebied dat de 'punt van Zernike' wordt genoemd. Dit gebied wordt begrensd door het Reitdiep, het Van Starkenborghkanaal en de noordelijke ringweg (N46). De omgeving van het onderzoeksgebied is weergeven in figuur 1.

Figuur 1. Overzichtskaart 'punt van Zernike' (Topografische dienst, Emmen). Het westelijke deel is momenteel sterk in ontwikkeling. Zowel het Universiteitscomplex als het Zernike Science Park breiden zich de komende jaren sterk uit. Een groot deel van de tussen het Kernfysisch Versneller Instituut (KVI) en het Zernike Science Park gelegen weilanden zijn in 2001 bouwrijp gemaakt. Direct ten westen van het Reitdiep wordt momenteel gebouwd aan een nieuwe stadswijk. Om deze wijk te ontsluiten is over het Reitdiep een brug gebouwd. Het autoverkeer zal uiteindelijk via het Zerniketerrein naar de nieuwe wijk worden geleid. Het Van Starkenborghkanaal is ten behoeve van de scheepsvaart recent verbreed, de zuidelijke oever is daarbij afgevlakt (minder grote barrière voor dieren) en voorzien van basaltstenen als oeververdediging. Bij deze verbreding is een deel van de langs het kanaal aanwezige singel (Sprikkenburg) gekapt.

KNNV, afdeling Groningen Natuurbeschermingsproject 2001


GEBIEDSBESCHRIJVING

Het oostelijke deel van de 'punt van Zernike' heeft, in tegenstelling tot het langzaam verstedelijkende westelijke deel, nog een landschappelijke uitstraling. In het zuidoosten, direct ten noorden van de ringweg, ligt de begraafplaats Selwerderhof. De westkant van de begraafplaats, langs de Paddepoelsterweg, was oorspronkelijk bedoeld voor toekomstige uitbreiding. Dit deel heeft zich sinds de aanleg, ongeveer zestig jaar geleden, rustig kunnen ontwikkelen tot een gebied met hoge ecologische waarden. Uit recente tellingen door Avifauna blijkt dat op de begraafplaats 57 soorten broedvogels voorkomen, waaronder roofvogels als Sperwer en Buizerd. Deze grote vogelrijkdom is onder andere het gevolg van de rust die hier nog aanwezig is. Ten noorden van de begraafplaats ligt een complex van oude weilanden. Het door de KNNV geïnventariseerde gebied bestaat uit deze weilanden, inclusief de weilanden en het bosplantsoen ten westen van de Paddepoelsterweg en de singel (Sprikkenburg) langs het Van Starkenborghkanaal (figuur 2). Het onderzoeksgebied wordt aan de zuidzijde begrensd door de begraafplaats. Aan de oostzijde door het bosplantsoen en de daaraan parallel lopende brede sloot en aan de noordoostzijde wordt het begrensd door het Van Starkenborghkanaal. Door het gebied lopen een groot aantal sloten, die de percelen van elkaar scheiden.

Figuur 2. Het door de KNNV geïnventariseerde gebied.

KNNV, afdeling Groningen Natuurbeschermingsproject 2001

3


GEBIEDSBESCHRIJVING

2.2.

4

Geschiedenis van het gebied

De eerste bewoners in het gebied ten noorden van de stad waren landbouwers die zich vestigden op de oeverwallen langs natuurlijke stroompjes en geultjes. Dit gebeurde een aantal eeuwen voor Christus toen het gebied buiten de invloed van de zee was geraakt. Toen vervolgens, als gevolg van het stijgen van de zeespiegel, het aantal overstromingen toenam werden op de oeverwallen kleine hoogten (wierden) opgeworpen waarop de woonplaatsen werden gebouwd (zoals die van Dorkwerd). e De kleinere wierden binnen het onderzoeksgebied raakten in ongeveer de 4 eeuw overslibd, alleen e

Dorkwerd blijft bewoond. In ongeveer de 6 eeuw vestigen zich opnieuw boeren in het gebied. Deze gebruiken de zavelige oeverwallen om er akkerbouw op te plegen en eventueel vee te hoeden. De e

e

huidige verkaveling dateert waarschijnlijk uit de late Middeleeuwen (ongeveer 11 /12 eeuw). Dit verkavelingpatroon is in de omgeving Selwerd-Dorkwerd-Leegkerk sinds de middeleeuwen nagenoeg niet meer gewijzigd, behalve door grote recente ingrepen als de aanleg van de begraafplaats Selwerderhof (1942-'49), het universiteitsterrein (1968-nu) en de wijken Selwerd (1963-'66) en Paddepoel (1967-'73). De overgebleven weilanden, die het gebied haar karakter geven, zijn een relict van de uitgestrekte weilanden die hier tot begin 1900 lagen. De grond is in de jaren zestig door de Gemeente aangekocht als toekomstig volkstuinencomplex, maar door gebrek aan animo is het verpacht aan diverse particulieren die er vee (voornamelijk schapen) houden.

2.3.

Cultuurhistorische waarden

Het gebied is cultuurhistorisch gezien zeer waardevol. Niet alleen vanwege het oude verkavelingpatroon en de oppervlakkige begreppeling in een aantal weidepercelen (verdwijnt steeds meer door ruilverkaveling en landinrichting), maar ook door de aanwezigheid van archeologische resten in de bodem. Zo zijn ten oosten van de Paddepoelsterweg en ten noorden van de begraafplaats de restanten van het kasteel van de Heren van Selwerd nog als oneffenheden zichtbaar in het veld. Dit terrein, dat in de volksmond heel toepasselijk 'De Huppels' wordt genoemd, bestaat uit e

dichtgeslibde grachten en de resten van de voorburg en het steenhuis dat al in de 14 eeuw is gesloopt (foto 1).

Foto 1. 'De Huppels' met op de achtergrond de begraafplaats, foto vanaf het Van Starkenborghkanaal.

KNNV, afdeling Groningen Natuurbeschermingsproject 2001


GEBIEDSBESCHRIJVING

5

Ten noorden van 'De Huppels' bevond zich ter plekke van het huidige Van Starkenborghkanaal het terrein van het klooster van Selwerd. Door het graven van dit kanaal is het terrein grotendeels verloren e

gegaan. Het klooster, dat al in de 16 eeuw is gesloopt, kon worden bereikt via een kleiweg vanaf de Paddepoelsterweg. Deze 'Laan naar 't klooster' (foto 2) is nog aanwezig en recent verbonden met het fietspad langs het Van Starkenborghkanaal. De Paddepoelsterweg is dé landweg in de middeleeuwen om vanuit de klei Groningen te bereiken. Het is het noordelijke verloop van de Rijksstraatweg, Hereweg en -straat, Oude Boteringestraat en Moesstraat. Recent zijn bij archeologische opgravingen aan de Zernikelaan (ten westen van het onderzoeksgebied) de resten van een tweede kastelencomplex opgegraven. Ook dit kasteel behoorde toe aan de Heren van Selwerd (informatie Gert Kortekaas).

Foto 2. Laan naar 't klooster, foto vanaf de Paddepoelsterweg.

2.4.

Bodemopbouw en waterhuishouding

De ontstaansgeschiedenis De bodem ter plekke van het onderzoeksgebied is gevormd tijdens het Holoceen. Dit is de periode die volgt op de laatste ijstijd, ongeveer 10.000 jaar geleden, en die tot op de dag van vandaag voortduurt. Doordat het klimaat warmer werd smolt het landijs en trad een sterke zeespiegelstijging op. Als gevolg hiervan wordt het noordelijke kustgebied telkens met zeewater overspoeld en vinden er afzettingen van zeeklei plaats. De bodem ter plekke van de stadswijken Paddepoel en Selwerd bestaat uit zeeklei die is afgezet in de periode 250-650 na Christus. In deze periode overstroomden onder invloed van de eb- en vloedwerking van de zee grote gebieden aan weerszijden van de Hondsrug. Via het Reitdiep, de Drense Aa en de Hunze werd het zeewater ook na deze periode nog lange tijd opgestuwd, waarbij langs de oevers van deze rivieren pakketten zeeklei werden afgezet. Geleidelijk slibden het Drentse Aa- en Hunzedal dicht met zavel (zandige klei) en klei en heeft zich ten noorden van stad een gedifferentieerd landschap ontwikkeld dat rijk is aan oude rivierbeddingen. Zo is het Selwerderdiepje, dat aan de oostzijde van de begraafplaats stroomt, een restant van de vroeger sterk meanderende Hunze.

KNNV, afdeling Groningen Natuurbeschermingsproject 2001


GEBIEDSBESCHRIJVING

6

Bodemopbouw De bodemkaart van de omgeving van Groningen (Clingeborg, 1990) geeft aan dat de bodem binnen het onderzoeksgebied bestaat uit een kalkarme zavel of lichte kleibovengrond die is afgezet op zware knipklei (binnen 80 cm). Deze kleigronden wateren van nature slecht af en zijn van oudsher vooral in gebruik als grasland. Om de afwatering te verbeteren werden de percelen voorzien van een oppervlakkige begreppeling die in een aantal weilanden nog steeds kan worden waargenomen. Daar waar de zware knipkleilaag plaatselijk ontbreekt, bijvoorbeeld ter plekke van een voormalige geul, kan plaatselijk oppervlakkige kwel voorkomen. Holpijp (Equisetum fluviatile), een plant die uit niet veel meer dan een holle stengel bestaat, is een goede indicator voor dit type kwel. Tijdens de inventarisatie is aan de noordzijde van het onderzoeksgebied, in een sloot die parallel loopt aan de Paddepoelsterweg, Holpijp waargenomen. Volgens de bodemkaart bevindt zich direct ten westen hiervan een oude kreekbedding. Dit is waarschijnlijk de bedding van de benedenloop van de Drentse Aa die in de Koningslaagte samen kwam met de Hunze. De Drentse Aa liep oorspronkelijk iets ten westen van de Paddepelsterweg. Doordat de Drentse Aa vanaf de vroege middeleeuwen langzaam e dichtslibt is ergens in of na de 13 eeuw een nieuwe verbinding gegraven: het huidige Reitdiep (informatie Gert Kortekaas). Waterhuishouding Het huidige maaiveld ligt gemiddeld op 0,5 meter boven NAP. Op de bodemkaart wordt voor het gebied grondwatertrap 'V' aangegeven. Dit duidt erop dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand minder dan 40 cm beneden maaiveld bedraagt en de gemiddeld laagste grondwaterstand op 80-120 cm beneden maaiveld ligt. Het peil in de sloten wordt gehandhaafd op een peil van 0,93 cm beneden NAP. Het regen- en wellicht ook het kwelwater dat in de vijvers op het nabijgelegen Universiteitsterrein terechtkomt wordt bij een wateroverschot door een gemaal, via een hoofdwatergang, afgevoerd naar het Van Starkenborghkanaal. Hier hoort een terugslagklep te zitten zodat het water van het kanaal niet terug kan stromen. Onduidelijk is nog of deze terugslagklep daadwerkelijk aanwezig is en of ook de sloten binnen het onderzoeksgebied op de hoofdwatergang lozen (mededeling waterschap Noorderzijlvest).

2.5.

Beheer

Bermen De bermen langs de Paddepoelsterweg worden in opdracht van Stadsbeheer (Openbare Werken) gemaaid door een naburige boer. Het daarbij vrijkomende hooi wordt na een aantal dagen afgevoerd. In tegenstelling tot de bermen langs de Paddepoelsterweg worden de grazige vegetaties langs het bosplantsoen en langs het Van Starkenborghkanaal geklepeld. In de geklepelde zones is de plantengroei ruiger dan in de gehooide zones. De bermen van de Paddepoelsterweg zijn soortenrijk, deze bermen worden niet bemest, en doordat het gemaaide gras wordt verwijderd is de bodem hier schraler (minder voedingsstoffen).

KNNV, afdeling Groningen Natuurbeschermingsproject 2001


GEBIEDSBESCHRIJVING

7

Weilanden De weilanden zijn door de gemeente verpacht aan diverse hobbyboeren die er vee houden. De plaatselijk nog reliëfrijke weilanden worden over het algemeen extensief beheerd. De toegang tot diverse weilanden wordt ontsierd door hekwerk van sloopmaterialen (foto 3).

Foto 3. Lelijk hekwerk van sloopafval. Bosplantsoen Ten westen van de Paddepoelsterweg is in 1986, met subsidie van het rijk, een bosplantsoen aangelegd. Dit bosplantsoen heeft een oppervlak van ongeveer 6,5 hectare en bestaat uit plantvakken met overwegend Populieren of Gewone es. Na aanleg van het bos is er weinig onderhoud gepleegd, zodat het eind jaren negentig een sterke onderhoudsachterstand had. In 2000 is het bosplantsoen gedund en zijn een tweetal sloten vergraven. Hierbij is het talud wat minder steil gemaakt en is het wateroppervlak vergroot. De daarbij vrijgekomen grond is gebruikt voor het aanleggen van hellingen die op de zon liggen. Door het dunnen van het bosplantsoen, waarbij de gekapte bomen zijn blijven liggen, is een natuurlijker bos ontstaan. Er is verjonging opgetreden en de ondergroei, bestaande uit onder andere Hazelaar, Spaanse aak, Gewone vlier, Sleedoorn en Zwarte els heeft zich kunnen ontwikkelen. Voor het bosplantsoen is een beheerplan in ontwikkeling. Tijdens de inventarisaties is het ons opgevallen dat er veel zwerfvuil in het bosplantsoen aanwezig is. Ook is er veel afval in de waterpartijen gedumpt. Daarnaast is er sprake van sluipverkeer van auto’s over de Paddepoelsterweg.

KNNV, afdeling Groningen Natuurbeschermingsproject 2001


WERKWIJZE

3.

8

WERKWIJZE INVENTARISATIE

Om de natuurwaarden van het onderzoeksgebied te bepalen is een inventarisatie van de in het gebied voorkomende planten, vogels, dagvlinders en paddestoelen uitgevoerd. Voorafgaand aan het onderzoek is het gebied, samen met de stadsecoloog (Wout Veldstra) bekeken en is de begrenzing van het onderzoeksgebied vastgesteld. Vervolgens is het onderzoeksgebied in december 2000 verkend. Vanwege de Mond en Klauwzeer (MKZ) crisis in 2001 kon het gebied tot begin juni alleen vanaf de Paddepoelsterweg worden geïnventariseerd. Hierdoor is het mogelijk dat bepaalde soorten zijn gemist. Tijdens de verkenning zijn op de begraafplaats Selwerderhof eekhoorns gezien. Tijdens het inventariseren zijn ’s ochtends ook regelmatig reeën waargenomen in de nabijheid van het bosplantsoen. De reeën zoeken overdag dekking in het bosplantsoen.

3.1.

Hogere planten

De inventarisatie van hogere planten heeft plaatsgevonden op de in tabel 1 weergegeven data. De op 30 mei gehouden excursie, onder leiding van Roel Douwes, stond in het teken van het determineren van grasachtigen. Aan deze excursie hebben 10 leden van de KNNV afdelingen uit Groningen en Veendam meegedaan (foto 4).

Foto 4. De floristen van de KNNV uit Veendam en Groningen in actie.

KNNV, afdeling Groningen Natuurbeschermingsproject 2001


WERKWIJZE

9

Tabel 1. Dagen waarop inventarisaties van hogere planten zijn uitgevoerd. Datum

Tijdstip

25 april 30 mei 27 juni 27/28 en 29 juli 15 augustus

's avonds 's avonds 's avonds 's ochtends en 's middags 's avonds

De hogere planten in het onderzoeksgebied zijn zo volledig mogelijk geïnventariseerd. Hiervan zijn een aantal op kaart ingetekend. Er is gekozen voor soorten van graslanden (bermen en weilanden) en voor oever- en watervegetaties. De gekozen soorten zijn of niet algemeen op de klei ten noorden van de stad, of landelijk dan wel lokaal sterk achteruitgaand, of beschermd.

3.2.

Vogels

De MKZ-crises was in 2001 de grote spelbreker, zodat uiteindelijk slechts 4 bezoeken aan het onderzoeksgebied zijn gebracht. Hierdoor is niet voldaan aan de voorwaarden zoals gesteld in de handleiding Broedvogel Monitoring Project (BMP) in verband met datumgrenzen, geldende bezoeken en dergelijke. De vogelinventarisatie heeft dan ook een indicatief karakter. Gedurende de 4 bezoeken is steeds dezelfde route gelopen, en wel als volgt: Paddepoelsterweg geheel afgelopen, het pad langs het Van Starkenborghkanaal tot de zuidelijke begrenzing van de weilanden (doorsteek weilanden in verband met MKZ niet mogelijk), vanaf de noordpunt Paddepoelsterweg terug en steeds waar mogelijk de bospercelen ingestoken tot aan de sloot (westzijde onderzoeksgebied). Het onderzoeksgebied is bezocht op 18 maart, 29 april, 5 mei en 13 mei 2001. Daarbij is telkens vanaf zonsopgang tot circa 1 uur na zonsopgang begonnen met het inventariseren. Elk bezoek aan het gebied duurde zo’n 1 tot 2 uur.

KNNV, afdeling Groningen Natuurbeschermingsproject 2001


WERKWIJZE

3.3.

10

Vlinders

Tijdens het inventariseren op hogere planten op 27,28 en 29 juli 2001 viel ons de grote verscheidenheid aan dagvlinders op die in de omgeving van het bosplantsoen voorkwamen. Vooral de ruigte- en pioniersvegetaties met belangrijke nectarplanten als Akkerdistel bleken veel vlinders te herbergen. Vanwege deze vlinderrijkdom is besloten een beperkte inventarisatie uit voeren van de in het gebied voorkomende soorten. Daarbij is niet het gehele onderzoeksgebied geïnventariseerd maar hebben we ons beperkt tot de volgende bloemrijke gebieden: 

Een stuk berm langs de Paddepoelsterweg (coördinaat: 231.58-585.20) waarin gerommeld is en waar veel Herik en andere pionierssoorten stonden;

Een vrij ruige grasrijke vegetatie langs het bosplantsoen (231.70-585.04) met daarin haarden van Grote brandnetel en Akkerdistel;

De bermen langs het Kloosterlaantje;

Een ruigtevegetatie langs een recent vergraven sloot in het bosplantsoen (231.80-584.86) met onder andere veel Harig wilgenroosje, Grote brandnetel en Akkerdistel.

Helaas waren op het moment van de inventarisatie de bermen langs de Paddepoelsterweg pas gemaaid zodat deze niet zijn geïnventariseerd. Bovengenoemde gebieden zijn tweemaal, op 31 juli en 14 augustus 2001, rond het middaguur, bezocht waarbij de visueel waargenomen vlinders zijn genoteerd. Er is niet gezocht naar rupsen op waardplanten (voedselplant voor de rups). Het weer was zonnig en warm. In de nazomer zijn vooral de late soorten, soorten met een tweede generatie of trekvlinders actief. Vanwege de beperkte inventarisatie en het late tijdstip (nazomer) is het zeer goed mogelijk dat bepaalde dagvlindersoorten zijn gemist.

3.4.

Paddestoelen

Voor het vaststellen van de in het onderzoeksgebied voorkomende paddestoelen is gebruik gemaakt van jarenlange paddestoelenwaarnemingen (vanaf midden ’80), aangevuld met in 2001 verzamelde waarnemingen. Bij de inventarisatie is het onderzoeksgebied onderverdeeld in grofweg 3 mogelijk interessante biotopen voor paddestoelen: 1. de oudere houtsingels langs het Van Starkenborghkanaal en aan de oostkant van de Paddepoelsterweg ter hoogte van de begraafplaats Selwerderhof; 2. de jonge bosaanplant (daterend uit 1986) aan de westkant van de Paddepoelsterweg 3. de weilanden en bermen. De houtsingel langs het Van Starkenborghkanaal wordt al sinds midden jaren ’80 regelmatig door Roel Douwes geïnventariseerd. De overige biotopen zijn alleen in 2001 tweemaal bezocht omdat de verwachting om er paddestoelen aan te treffen laag gespannen was.

KNNV, afdeling Groningen Natuurbeschermingsproject 2001


RESULTATEN

4.

RESULTATEN

4.1.

Hogere planten

11

In totaal zijn er 227 soorten hogere planten waargenomen, hieronder zijn 18 struiken en bomen die zijn aangeplant. Een aantal van deze aangeplante soorten (o.a. Zwarte els, Rode kornoelje, Gewone Vlier en diverse wilgen) heeft zich via natuurlijke weg vermeerderd. Deze soorten voelen zich thuis op de voedselrijke kleigrond. Een soort als Wilde gagel, die recent is aangeplant langs de verbrede sloten in het bosplantsoen, hoort meer in de veengebieden ten zuiden van de stad thuis en zal zich waarschijnlijk niet lang weten te handhaven. In bijlage 1 is een overzicht weergegeven van alle in het onderzoeksgebied aangetroffen soorten. Als we het totaal aantal soorten corrigeren voor het aantal soorten dat is terug te voeren op aanplant dan houden we een totaal van 209 soorten hogere planten over. Dit is een hoog aantal soorten voor een kleigebied. Dit hoge aantal wordt veroorzaakt door de verschillende biotopen (weilanden, bermen, sloten, kanaal, bos en rommelhoekjes) die in het onderzoeksgebied aanwezig zijn. Weilanden In een groot aantal van de extensiever beheerde weilanden binnen het onderzoeksgebied zijn nog minder productieve grassen als Ruwe smele, Kamgras (figuur 3) en Veldgerst (figuur 4) aangetroffen (Dit is in figuur 3 en 4 aangegeven met een grote stip). Deze kenmerkende soorten worden als gevolg van de hoge mestgiften en het scheuren en opnieuw inzaaien van de graslanden steeds zeldzamer. Kamgras en Veldgerst vertonen landelijk gezien zo'n sterke achteruitgang dat zij recent op de Rode Lijst (RL2000) van bedreigde en kwetsbare planten zijn geplaatst [Van der Meijden e.a., 2000]. Het is daarom verheugend dat deze soorten binnen het onderzoeksgebied nog voorkomen. De weilanden waarin Kamgras en Veldgerst zich goed kunnen handhaven betreffen vooral percelen waar door de aanwezige hoogteverschillen een intensief gebruik wordt bemoeilijkt. Hieronder vallen het voormalige kasteelterrein 'De Huppels' en weilanden met een oppervlakkige begreppeling aan de oostzijde van de Paddepoelsterweg.

Figuur 3. Verspreiding Kamgras

KNNV, afdeling Groningen Natuurbeschermingsproject 2001

Figuur 4. Verspreiding Veldgerst


RESULTATEN

12

Bermen Kamgras en Veldgerst zijn daarnaast ook op een aantal plaatsen in een berm aangetroffen. Met name Kamgras is buiten de weilanden veelvuldig aangetroffen. Zo staat zij massaal in de berm langs de Paddepoelsterweg en in het plantsoen (de grasstrook) langs de brede sloot op het Universiteitsterrein Daarnaast komt zij in geringere aantallen voor langs het Van Starkenborghkanaal en in de berm van het Kloosterlaantje, deze bermen hebben een wat ruiger karakter waarin Kamgras zich met moeite weet te handhaven. In de bermen langs de Paddepoelsterweg komt ook Goudhaver voor (figuur 5). Goudhaver heeft, vergelijkbaar met Veldgerst, een voorkeur voor veelal kalkhoudende standplaatsen op zandige klei (zavel) die niet te zwaar worden bemest. Goudhaver is altijd al een zeldzame verschijning geweest in de provincie Groningen, uit recente inventarisatiegegevens blijkt dat zij in de omgeving van de stad Groningen nog maar voorkomt in 2 km-hokken. Één van deze groeiplaatsen betreft een soortenrijke berm langs de Euvelgunnerweg (voormalig stroomgebied Hunze). Ze vertoont net als Kamgras en Veldgerst een sterke achteruitgang en is dus eveneens op de Rode Lijst (RL2000) van bedreigde en kwetsbare planten geplaatst.

Figuur 5. Verspreiding Goudhaver Een andere bijzonderheid die we tegenkwamen bij het inventariseren van het Kloosterlaantje is de Gewone agrimonie (1 bloeiend exemplaar) in een verder vrij ruige berm. Gewone agrimonie komt vooral voor in Zuid-Limburg, langs de grote rivieren, in het Deltagebied en plaatselijk in kalkrijke duinen. Daarbuiten komt Gewone agrimonie slechts sporadisch voor. Zij is van oudsher wel bekend uit de omgeving van Groningen. Ook Gewone agrimonie staat tegenwoordig op de Rode lijst van bedreigde en kwetsbare planten (RL 90 en RL2000). Gewone agrimonie is de laatste 25 jaar slechts drie maal aangetroffen in de omgeving van Groningen, en wel in het stroomdal van de Hunze of het Reitdiep. De bodem langs de geulen van deze riviertjes is, in tegenstelling tot de omliggende kalkarme kleigronden (knipklei), veelal zavelachtig en bevat op geringe diepte vaak kalk (Clingeborg, 1990). Gezien de voorkeur van Gewone Agrimonie voor kalkhoudende grond is het niet verwonderlijk dat zij rond Groningen overwegend langs de (oude) geulen van de Hunze en het Reitdiep wordt aangetroffen.

KNNV, afdeling Groningen Natuurbeschermingsproject 2001


RESULTATEN

13

Naast bovenstaande zeldzaamheden vinden we in de bermen langs de Paddepoelsterweg ook minder algemene soorten als Gewone brunel, Gewone ereprijs (figuur 6) en Heggenwikke (figuur 7). Gewone brunel komt ook voor in het plantsoen (de grasstrook) langs de brede sloot op het Universiteitsterrein. Deze soorten hebben een voorkeur voor half beschaduwde plekken in weinig bemeste graslanden op matig voedselrijke vochthoudende grond.

Figuur 6. Verspreiding Gewone ereprijs

Figuur 7. Verspreiding Heggenwikke (rond; open), Kraailook (driehoek) en Hemelsleutel (rond; zwart)

Om een idee te krijgen van de soortenrijkdom die voorheen in bermen en weilanden aanwezig was is het in 1860, van de hand van H.C. van Hall, hoogleraar te Groningen, verschenen overzicht ‘De planten der provincie Groningen’ geraadpleegd [VAN HALL, 1860]. De in tabel 2 weergegeven soorten werden door Van Hall als typerend voor blijvende graslanden op kleigrond genoemd. Deze soorten kunnen, met uitzondering van Karwij en Gewone veldbies nog steeds worden aangetroffen in de bermen langs de Paddepoelsterweg. Door het ecologische beheer van deze bermen (maaien en afvoeren) is hier nog een soortenrijke vegetatie aanwezig. Met name de berm aan de oostzijde van de Paddepoelsterweg is goed ontwikkeld. De berm aan de westzijde is plaatselijk wat meer verruigd. Tabel 2. Door Van Hall opgegeven soorten die typerend zijn voor blijvende graslanden op klei. Nederlandse naam

Wetenschappelijke naam Nederlandse naam

Wetenschappelijke naam

Gewoon duizendblad Kraailook Grote vossenstaart Glanshaver Madeliefje Karwij Kamgras Ruw beemdgras Veldbeemdgras Kropaar Beemdlangbloem Rood zwenkgras Veldgerst Veldlathyrus

Achillea millefolium Allium vineale Alopecurus pratensis Arrhenatherum elatius Bellis perennis Carum carvi Cynosurus cristatus Poa trivialis Poa pratensis Dactylis glomerata Festuca pratensis Festuca rubra Hordeum secalinum Lathyrus pratensis

Lolium perenne Lotus pedunculatus Luzula campestris Medicago lupulina Phleum pratense Plantago lanceolata Ranunculus acris Ranunculus repens Rumex acetosa Taraxacum officinale Trifolium dubium Trifolium pratense Trifolium repens

KNNV, afdeling Groningen Natuurbeschermingsproject 2001

Engels raaigras Moerasrolklaver Gewone veldbies Hopklaver Timotheegras Smalle weegbree Scherpe boterbloem Kruipende boterbloem Veldzuring Gewone paardebloem Kleine klaver Rode klaver Witte klaver


RESULTATEN

14

In de berm langs de Paddepoelsterweg (westzijde) is de in Groningen minder algemene Kraailook aangetroffen (figuur 7). Kraailook komt binnen de gemeente Groningen vooral in de omgeving van het Reitdiep voor. De huidige vindplaatsen vallen binnen het bekende verspreidingsgebied. Kraailook houdt van wat ruigere bermen op (kalkrijke) klei. De voorkeur voor wat rommeligere bermen deelt zij met Hemelsleutel (figuur 7). Hemelsleutel is op diverse plekken aangetroffen in de westelijke berm van de Paddepoelsterweg. Zij groeit hier op de knik van het sloottalud, de droogste plek van de berm. Op regelmatig betreden zones zijn bijzonderheden als Grove varkenskers en Muizenstaartje (figuur 8 en foto 5) aangetroffen. Muizenstaartje staat daarbij op de dammen van weilanden, dit is een typische groeiplaats die vaak door tractoren open wordt gehouden. Muizenstaartje en Grove varkenskers worden hier vergezeld door zeer algemene tredplanten als Schijfkamille, Gewoon Varkensgras, Straatgras en Herderstasje.

Foto 5. Muizenstaartje

Figuur 8. Verspreiding Muizenstaartje (rond; zwart) en Grove varkenskers (rond; open)

Sloten en oevers Het gebied bestaat van oorsprong voornamelijk uit grasland met veel sloten. De in het weidegebied ten noorden van de begraafplaats aanwezige slootvegetaties zijn plaatselijk nog betrekkelijk goed ontwikkeld. Algemene waterplanten die zijn aangetroffen zijn Grof hoornblad, Smallle waterpest, Haarfonteinkruid, Tenger fonteinkruid, Stijve waterranonkel, Veelwortelig kroos, Klein kroos, Puntkroos en Sterrenkroos. Stijve waterranonkel kleurt in het voorjaar de sloten wit. De aanwezigheid van Grote kroosvaren en Wortelloos kroos in de sloot die parallel loopt met de Paddepoelsterweg (westzijde) duidt op zeer voedselrijk water. De op het water drijvende Grote kroosvaren kleurt deze sloot in het najaar geheel rood. Wortelloos kroos is pas sinds 2000 uit de omgeving van de stad bekend. De aanwezigheid van deze twee soorten is een slecht teken omdat dit op een toename van de voedselrijkdom duidt. Een toename van de voedselrijkdom leidt over het algemeen tot een verarming van het aantal plantensoorten.

KNNV, afdeling Groningen Natuurbeschermingsproject 2001


RESULTATEN

15

Minder algemeen zijn Fijne waterranonkel en Kikkerbeet (figuur 9 en foto 6). Het zijn soorten van niet al te vervuilde sloten. Kikkerbeet is op de klei een minder algemene verschijning. Zij komt nog het meest voor in het Reitdiepdal en langs het Selwerderdiepje. De huidige vindplaatsen sluiten hierop aan. Binnen het onderzoeksgebied komt Kikkerbeet samen voor met Pijptorkruid (figuur 10), Kleine watereppe (figuur 11), Moeraswalstro, Gewone waterbies, Watermunt en Moeras-vergeet-mij-nietje. Deze verlandingsvegetaties zijn het best ontwikkeld langs de ingetrapte en beweide oevers van de extensiever beheerde weilanden. Uit onderzoek van Ben Westerink en Heddy de Keijzer [Westerink & De Keijzer, 1990] blijkt dat de verlandingsvegetaties met Kikkerbeet en Pijptorkruid achteruit gaan. Van oudsher bevindt zich aan de noordzijde van de stad, langs het Selwerderdiepje en de daarmee samenhangende sloten, een uitgebreid en aaneengesloten gebied met Pijptorkruid.

Foto 6. Kikkerbeet.

Figuur 9. Verspreiding Kikkerbeet

Figuur 10. Verspreiding Kikkerbeet

Aan de noordzijde van het onderzoeksgebied is, in een sloot die parallel loopt aan de Paddepoelsterweg, Holpijp (figuur 12) waargenomen. Holpijp is een indicator voor oppervlakkige kwel. Deze kwel is waarschijnlijk het gevolg van de aanwezigheid van een oude kreekbedding, hierdoor is de bodem plaatselijk beter doorlatend. Holpijp komt (nog) algemeen voor in het stroomgebied van het Selwerderdiepje. In de nabijheid van Holpijp staat plaatselijk ook veel Slanke waterweegbree.

KNNV, afdeling Groningen Natuurbeschermingsproject 2001


RESULTATEN

Figuur 11. Verspreiding Kleine watereppe

16

Figuur 12. Verspreiding Holpijp

Langs de oevers van de sloten groeien, samen met algemene soorten als Valse Voszegge, Oeverzegge en Riet, plaatselijk nog bijzonderheden als Tweerijige zegge (figuur 13), Zwarte zegge en Blauw glidkruid. Blauw glidkruid is in het zeekleigebied een zeldzame verschijning. Het is op diverse plekken langs de Paddepoelsterweg (figuur 14) aangetroffen. Ook Zwarte zegge (figuur 13) wordt maar sporadisch op kleigrond aangetroffen. Zij groeit samen met Tweerijige zegge op soortenrijke plekken langs goed gevulde sloten. Langs de oevers van het Van Starkenborghkanaal komt plaatselijk (nabij de brug) een vrij ruige vegetatie voor met plantensoorten als Riet, Moerasspirea, Bitterzoet, Gewone engelwortel, Harig wilgenroosje en Rietgras. Vanwege de drukke scheepsvaart zijn er geen waterplanten aanwezig in het water van het Van Starkenborghkanaal.

Figuur 13. Verspreiding Tweerijige zegge (rond; zwart) en Zwarte zegge (rond;open)

KNNV, afdeling Groningen Natuurbeschermingsproject 2001

Figuur 14. Verspreiding Blauw glidkruid


RESULTATEN

17

Bosplantsoen en singel langs Van Starkenborgkanaal Het bosplantsoen aan de westzijde van de Paddepoelsterweg bestaat uit relatief jong bos dat nog maar ongeveer 15 jaar oud is. In het bos valt wat betreft de aanwezige flora nog maar weinig te beleven. Als gevolg van het recent uitgevoerde werkzaamheden waarbij een deel van het bos is gekapt en een tweetal sloten is vergraven is er wel een gevarieerder bos ontstaan. Tijdens het inventariseren is veel jonge opslag waargenomen, onder andere Zwarte els langs de vergraven sloten. Door deze werkzaamheden zijn op diverse plaatsen ruigten ontstaan met soorten als Grote brandnetel, Harig wilgenroosje, Haagwinde, Rietgras, Akkerdistel, Kleefkruid en Pitrus. Deze zeer algemene soorten zijn kenmerkend voor vochtige voedselrijke omstandigheden. Op een aantal plaatsen is de Bosandoorn aangetroffen, een op de klei van Groningen minder algemene verschijning (figuur 15). Bosandoorn houdt van licht tot matig beschaduwde plekken op vochtige en voedselrijke (gerijpte) grond, mogelijk heeft zij geprofiteerd van het dunnen van het bos. In de singel langs de Paddepoelsterweg (parallel aan de begraafplaats) en langs het Van Starkenborghkanaal (Sprikkenburg) komen Geel nagelkruid, Look-zonder-look en Klimopereprijs in de ondergroei voor. Deze schaduwminnende soorten ontbreken nog grotendeels in het relatief jonge bosplantsoen.

Figuur 15. Verspreiding Bosandoorn

KNNV, afdeling Groningen Natuurbeschermingsproject 2001


RESULTATEN

4.2.

18

Vogels

De resultaten van de inventarisatie op broedvogels zijn weergegeven in bijlage 2. In totaal zijn er ruim 30 soorten broedvogels aangetroffen. De resultaten hebben echter als gevolg van de MKZ-crises slechts een indicatief karakter. Het geïnventariseerde gebied wordt door veel vogels uit het de begraafplaats Selwerderhof gebruikt om te foerageren, daarnaast wordt de poel in het weiland gebruikt om toilet te maken. Uit recente gegevens van avifauna, betreffende de broedvogelmonitoring in de stad Groningen 1993-2000, blijkt dat de begraafplaats Selwerderhof met 57 vogelsoorten zeer rijk is [Avifauna, 2001]. Als zodanig vormt het aangrenzende groengebied een belangrijke buffer voor de broedvogels op de begraafplaats. Deze buffer staat echter danig onder druk door recreatie (trimmers), het uitlaten van honden, sluipverkeer van auto’s over de Paddepoelsterweg en het gebruik van het bosperceel door daklozen. In de weilanden is slechts een gering aantal weidevogels als Scholekster (1), Kievit (1) en geen enkele veldleeuwerik aangetroffen. Dit is onder andere het gevolg van de recreatiedrukte en het gebruik van de weilanden voor het houden van schapen en pony’s. Belangrijker is echter de aanwezigheid van predatoren als Zwarte kraai en Blauwe Reiger. De helft van de populatie Blauwe reigers (ongeveer 55 paartjes) in de gemeente Groningen broedt op de begraafplaats. Het relatief jonge bosplantsoen is na het recente dunnen vrij open van karakter en bevat langs de sloten, die door het bosplantsoen lopen of er direct aan grenzen, overjarig riet. Dit riet wordt door diverse rietvogels als Sprinkhaanzanger en Kleine karakiet gebruikt als nestgelegenheid. Ook zijn er in het bosplantsoen veel vogels aanwezig die ook elders in plantsoenen kunnen worden aangetroffen, het gaat hierbij om soorten als Merel, Zanglijster, Tuinfluiter en Zwartkop. Uitgezonderd Winterkoninkjes en Roodborstjes zijn er in de singel langs het van Starkenborghkanaal (Sprikkenburg) opvallend weinig broedvogels waargenomen. Binnen het onderzoeksgebied zijn roofvogels als Havik (1 paartje) en Buizerd (2 paartjes) gesignaleerd. Het is zeer waarschijnlijk dat Havik en Buizerd (1) broeden op de begraafplaats, ook in eerdere jaren zijn hier broedgevallen van deze roofvogels vastgesteld door Avifauna. Van het 2 paartje Buizerds is met zekerheid vastgesteld dat deze in het bosplantsoen broedt.

e

De begraafplaats Selwerderhof heeft een ‘’uitstralingseffect’’ op het geïnventariseerde gebied. Vooral op het plantsoen aan de westzijde van de Paddepoelsterweg, ten hoogte van de begraafplaats.

KNNV, afdeling Groningen Natuurbeschermingsproject 2001


RESULTATEN

4.3.

19

Dagvlinders

In het gebied zijn aantrekkelijke (pioniers)milieus voor dagvlinders aanwezig. Vooral de randen van het bosplantsoen met structuurrijke overgangen ter plekke van de recent vergraven sloten en de aangrenzende bloemrijke ruigtevegetaties (plaatselijk aanwezig) trekken vlinders aan. De meeste opvallende dagvlindersoorten zijn voor hun voortbestaan aan bloemrijke graslanden en ruigten gebonden. De ruigtevegetaties bevatten belangrijke nectarplanten, waardonder bijvoorbeeld Akkerdistel. Deze nectarplanten worden bezocht door vlinders als Atalanta, Citroenvlinder, Kleine Vos en het Bruin zandoogje. Behalve de ruigten zijn ook de bloemrijke bermen langs de Paddepoelsterweg en de extensief beheerde weilanden belangrijk als vliegterrein voor bijvoorbeeld het Bruin zandoogje. Langs de rand van het bosplantsoen komt veel Grote brandnetel voor, deze zeer algemene plant is een belangrijke voedselbron (waardplant) voor de rupsen van de Kleine vos, Landkaartje, Dagpauwoog, Atalanta en Gehakkelde aurelia. De rupsen van het Groot koolwitje, Klein koolwitje en het Klein geaderd witje zijn aangewezen op kruisbloemigen. In totaal zijn 14 dagvlindersoorten waargenomen (tabel 3). Alle waargenomen soorten zijn zowel landelijk als in Noord Nederland niet bedreigd en stellen over het algemeen weinig eisen aan hun leefmilieu. Gehakkelde aurelia is een soort die tot begin jaren negentig in Noord Nederland een zeldzame verschijning was. Sindsdien heeft hij zich spectaculair uitgebreid. Vanwege de beperkte inventarisatie in de nazomer is het zeer waarschijnlijk dat bepaalde dagvlindersoorten zijn gemist. Van soorten als Oranjetip (vliegt alleen in het voorjaar), Kleine vuurvlinder, Distelvlinder, Hooibeestje en het Icarusblauwtje is de kans groot dat zij eveneens in het gebied voorkomen (lokale informatie: Jan Gerard). Bovenstaande soorten zijn in de omgeving van Zernike waargenomen (informatie: Rinus Dillerop). Tabel 3. Overzicht in gebied aangetroffen dagvlinders. Wetenschappelijke naam

Nederlandse naam

Biotoop

Waardplant

Aglais urticae Araschnia levana Celastrina argiolus Gonepteryx rhamni Inachis io Lasiommata megera Maniola jurtina

Kleine vos Landkaartje Boomblauwtje Citroenvlinder Dagpauwoog Argusvlinder Bruin zandoogje

Grote brandnetel Grote brandnetel langs bosranden Sporkehout Sporkehout Grote brandnetel langs bosranden Diverse grassoorten Diverse grassoorten

Pararge aegeria Pieris brassicae Pieris napi Pieris rapae Polygonia c-album Thymelicus spec.1) Vanessa atalanta

Bont zandoogje Groot Koolwitje Klein geaderd witje Klein koolwitje Gehakkelde aurelia Zwart-/Geelspriet dikkopje Atalanta

Geen specifieke eisen Bosranden Bosranden, parken Bosranden Geen specifieke eisen Graslanden Kruidenrijke graslanden en bermen Bossen en bosranden Geen specifieke eisen Geen specifieke eisen Geen specifieke eisen Bosranden Droge graslanden en ruigten Trekvlinder

1)

Diverse grassoorten Kruisbloemigen Kruisbloemigen Kruisbloemigen Grote brandnetel, Iep Diverse grassoorten Grote brandnetel

Moeilijk van elkaar te onderscheiden soorten, het gaat zeer waarschijnlijk om het zwartsprietdikkopje.

KNNV, afdeling Groningen Natuurbeschermingsproject 2001


RESULTATEN

4.4.

20

Paddestoelen

Bij de bespreking wordt achtereenvolgend ingegaan op de paddestoelen die zijn aangetroffen in de oudere houtsingels, de jonge bosaanplant en de boomloze graslanden en bermen. De oudere houtsingels. Deze zijn verreweg het meest interessant voor paddestoelen. Al sinds midden jaren ’80 wordt de houtsingel langs het Van Starkenborghkanaal regelmatig geïnventariseerd. De begroeiing is gevarieerd en bestaat uit een boomlaag van Abeel, Populier, Zwarte els en Wilg met ondergroei van o.a. Meidoorn, Esdoorn, Hazelaar en Haagbeuk. Deze ondergroei wordt om de paar jaar een keer afgezet en mag dan weer opnieuw uitlopen. De kruidlaag is in het voorjaar geel van het Speenkruid, met daartussen Klimopereprijs en Look-zonder-look. Wat later komen Fluitenkruid en Geel nagelkruid uitbundig tot bloei. In de loop van de jaren is de lijst van paddestoelen gegroeid en elk jaar levert nog weer nieuwe verrassingen. Omstreeks eind april komen er enkele karakteristieke voorjaarspaddestoelen voor, zoals de Witte voorjaarspronkridder (Calocybe gambosa) en de Harde voorjaarssatijnzwam (Entoloma clypeatum), die bij meidoorn groeit. Iets later in het jaar kun je op de kale kleibodem onder de oude meidoornstruiken het Meidoornbesgeweizwammetje (Xylaria oxycantha) aantreffen. Deze soort behoort tot de Zakjeszwammen (Ascomycetae) en groeit op de houtige kernpit van afgevallen meidoornbessen van het vorig jaar. Wanneer het voldoende vochtig is valt er vanaf juli voor de oplettende wandelaar of fietser heel wat te zien. Zo komen er een aantal paddestoelen voor die samen met Abeel en Populier groeien. Van deze 1)

zogenaamde ecto-mycorhizasymbionten zijn in het verleden (bij voldoende regenval) de Harde populierenboleet (Leccinum duriusculum), de Zilverige ridderzwam (Tricholoma argyraceum), de Radijsvaalhoed (Hebeloma crustiliniforme) en de Krulzoom (Paxillus involutus) in grote groepen aangetroffen. In 2000 zijn na de overvloedige regen in september voor het eerst de Kruipwilgrussula (Russula persicina), de Bitterzoete melkzwam (Lactarius subdulcis, bij Haagbeuk), de Vaaggegordelde melkzwam (Lactarius evosmus) en de Populierenmelkzwam (Lactarius controversus) in het onderzoeksgebied gevonden. Ad 1, Ecto-mycorhizasymbionten vormen een belangrijke groep paddestoelen die een samenlevingsverband (symbiose) onderhouden met 1 of meerdere verschillende boomsoorten. Door middel van de ondergrondse zwamvlok, die als een beschermende mantel de wortelpunten van de boom omsluit, kan deze gemakkelijker water en andere voedingsstoffen opnemen. In ruil daarvoor levert de boom suikers aan de zwamvlok, waardoor deze de voor zijn voortplanting belangrijke bovengrondse vruchtlichamen (paddestoelen) kan vormen.

Van het geslacht van de Vezelkoppen komen langs de Sprikkenburg alle jaren verschillende soorten voor, waaronder de opvallende Lila satijnvezelkop (Inocybe geophylla var. lilacina ), de Vlokkige vezelkop (Inocybe flocculosa), de Lilagrijze vezelkop (Inocybe griseolilacina) en de Populiervezelkop (Inocybe squamata). Op de kale bodem naast het fietspad kun je de onopvallende, bruine knolletjes van de Kleine aardappelbovist (Scleroderma areolatum) aantreffen. Daarnaast komen er veel soorten voor die op dood hout of strooisel (bladresten, takjes etc.) groeien. De Gele trilzwam (Tremella mesenterica) is een opvallend fel gekleurde, gelatineuze paddestoel die op afgevallen takken groeit.

KNNV, afdeling Groningen Natuurbeschermingsproject 2001


RESULTATEN

21

Op dood hout van Populier komt het Vals judasoor (Auriculariopsis ampla) voor. Aan de voet van boomstompen vind je de Glimmerinktzwam (Coprinus micaceus) en de Zwerminktzwam (Coprinus disseminatus). Deze laatste soort groeit in grote groepen van honderden exemplaren bij elkaar. Tussen het gras in de bermen van het fietspaadje groeien dikwijls forse exemplaren van de Geschubde inktzwam (Coprinus comatus). Het Donsvoetje (Tubaria furfuracea) is een soort die vooral op de houtsnippers, die na het snoeiwerk achterblijven, voorkomt. Je kunt dit kleine bruine paddestoeltje de hele winter door vinden, wanneer het tenminste niet vriest. Een veel zeldzamer soort die ook pas laat in het seizoen tussen de snippers opduikt is het Bruinkorrelig vloksteeltje (Flammulaster granulosus). Over het algemeen levert het beheer van versnipperen van snoeihout vooral een beperkt aantal algemenere paddestoelen op. Voor de meer kritische soorten is het ongunstig. Ook in de plantengroei zie je geleidelijk een zekere verruiging optreden door de extra toevoer van voedingstoffen. Soorten als Fluitenkruid en Grote brandnetel profiteren, maar minder krachtige soorten leggen het loodje. Toch is de singel langs het Van Starkenborghkanaal nog steeds een zeer gevarieerd paddestoelenbiotoop, waar een grote rijkdom aan soorten voorkomt. De singel langs de Paddepoelsterweg is alleen in 2001 bekeken en leverde behalve een bij Abeel groeiende Harde populierenboleeet (Leccinum duriusculum) geen bijzonderheden op.

Jonge bosaanplant (westzijde Paddepoelsterweg) In het onderzoeksgebied liggen een aantal jonge bosjes. In 2001 zijn deze bosjes tweemaal bezocht en geïnventariseerd. Het meest gevarieerd is het noordelijke bosje aan de Paddepoelsterweg. Deze dichte aanplant met o.a. Zwarte els, Eik, Hazelaar en Meidoorn, ligt feitelijk buiten het onderzoeksgebied, maar was van de bezochte bosjes het meest interessant voor paddestoelen. Opvallend aanwezig was de Vuurmelkzwam (Lactarius hortensis), een ecto-mycorrhizasymbiont van Hazelaar. Bij de Zwarte els groeide de Zilversteelzompzwam (Naucoria bohemica). Verder werden vooral algemeen voorkomende soorten aangetroffen in het bosje. Van de strooiselverterende en houtbewonende soorten werden o.a. de Kleine breedplaatmycena (Mycena speirea), de Streepsteelmycena (Mycena polygramma), de Platte tonderzwam (Ganoderma lipsiense) en de Rookzwam (Bjerkandera fumosa) aangetroffen. Het is duidelijk dat zo’n bosje nog volop in ontwikkeling is en bij ouder worden interessanter kan worden voor paddestoelen. Bovendien is een meerjarige inventarisatie nodig om echt een goed beeld te krijgen van de paddestoelenflora. De andere bosjes langs de Paddepoelsterweg hebben over het algemeen een wat opener karakter dan het noordelijke bosje. Hierdoor zijn ze gevoeliger voor uitdroging waardoor het microklimaat voor paddestoelen ongunstig is. Es, Esdoorn, Populier bepalen het beeld van deze wat stakerige aanplanten. In de ondergroei en langs de randen vinden we vooral Meidoorns, Zwarte els en Hazelaar. Bosjes met Es en Esdoorn zijn meestal arm aan paddestoelen. Deze boomsoorten dragen geen ecto-mycorrhiza schimmels bij zich. Alleen strooiselverteerders en houtbewonende soorten komen voor.

KNNV, afdeling Groningen Natuurbeschermingsproject 2001


RESULTATEN

22

Het aardige aspect van de bosjes schuilt dan ook vooral in de grote hoeveelheid dood hout die aanwezig is: er liggen niet alleen veel dunne takken, maar bij het dunnen van het bos heeft men verspreid ook bewust dikke stammen laten liggen. Voor verschillenden houtzwammen en mossen een belangrijk biotoop! Op de dunnere takjes kwam in alle bosjes massaal het Rondsporig oorzwammetje (Crepidotus cesatii) voor. Op boomstompen grote plakkaten van de Gewone melkkorstszwam (Megalocystidium lactescens). Andere, algemeen voorkomende houtbewoners zijn de Platte tonderzwam (Ganoderma lipsiense op Populierenstammen), de Rookzwam (Bjerkandera fumosa) en het Geweizwammetje (Xylaria hypoxylon). Maar ook Elfenbankje (Trametes versicolor), Paarse knoopzwam (Ascocoryne sarcoides), Papierzwammetje (Meruliopsis corium) en de Witte bultzwam (Trametes gibbosa) werden aangetroffen. Deze laatste soort komt meestal op Beuk voor maar groeide hier op een Populierenstam. Hoewel deze bosjes zich door de aard van de aanplant nooit tot bijzonder rijke paddestoelbossen zullen ontwikkelen, zijn ze door de grote hoeveelheid dood hout toch voor een aantal soorten interessant. Door er de komende jaren regelmatig te inventariseren kan de soortenlijst zeker verder toenemen. Boomloze graslanden en bermen Over dit biotoop kunnen we kort zijn. Er zijn slechts enkele soorten aangetroffen, waaronder de Vroege leemhoed (Agrocybe praecox) en de Anijschampignon (Agaricus arvensis), die beide in de berm langs de Paddepoelsterweg groeiden. De graslanden zijn zeer voedselrijk en daardoor minder geschikt als paddestoelbiotoop voor bijzondere aan het graslandmilieu gebonden soorten. Bij extensivering van het beheer kan het aantal soorten toenemen. Bijvoorbeeld de smakelijke weidechampignon zou op termijn dan zeker een vaste bewoner kunnen worden.

KNNV, afdeling Groningen Natuurbeschermingsproject 2001


WAARDERING LANDSCHAPPELIJKE ELEMENTEN

5.

WAARDERING LANDSCHAPPELIJKE ELEMENTEN

5.1.

Weilanden en bermen langs de Paddepoelsterweg

23

Weilanden De weilanden ten noorden van de begraafplaats en ten westen van de Paddepoelsterweg zijn belangrijk als bufferzone tussen de stad en de Koningslaagte, maar vooral als foerageergebied voor op de begraafplaats broedende vogels. De hier broedende Blauwe reigers en Zwarte kraaien (predatoren) zorgen ervoor dat de weilanden niet in trek zijn bij weidevogels. In de weidepercelen, waar door de aanwezige hoogteverschillen een intensief gebruik wordt bemoeilijkt, zijn minder algemene grassen als Kamgras en Veldgerst aangetroffen. Beide grassen zijn recent op de Rode Lijst (RL2000) van bedreigde en kwetsbare planten geplaatst. Onder de bovengenoemde weidepercelen vallen het voormalige kasteelterrein 'De Huppels' en weilanden met een oppervlakkige begreppeling ten noorden van de begraafplaats. Plaatselijk komen langs de sloten (door vee vertrapte oevers) in deze weidepercelen water- en verlandingsvegetaties voor met onder andere Kikkerbeet en Pijptorkruid. Het zijn soorten van niet al te vervuilde sloten. Uit onderzoek in West-Groningen [Westerink & De Keijzer, 1990] is gebleken dat deze verlandingsvegetaties sterk achteruit gaan.

Boomloze bermen In de bermen langs de Paddepoelsterweg is, als gevolg van het beheer van deze bermen (maaien en afvoeren), een soortenrijke vegetatie aanwezig. Vooral de berm aan de oostzijde van de Paddepoelsterweg is goed ontwikkeld. De berm aan de westzijde is plaatselijk wat meer verruigd. In de bermen komen behalve minder algemene soorten als Gewone ereprijs en Heggenwikkel ook steeds zeldzamer wordende grassen als Kamgras en Goudhaver voor. Zeer bijzonder is de aanwezigheid van Gewone agrimonie in de berm van het Kloosterlaantje. Zowel Goudhaver als Gewone agrimonie staan op de Rode lijst van bedreigde en kwetsbare planten. De aanwezigheid van zeldzame planten als Goudhaver, Gewone Agrimonie en Veldgerst hangt waarschijnlijk nauw samen met de aanwezigheid van kalkhoudende zavel (zandige klei) dat in het verleden door de Hunze en Drentse Aa is afgezet.

5.2.

Bosplantsoen en singel (Sprikkenburg) langs Van Starkenborgkanaal

Bosplantsoen Het bosplantsoen bestaat overwegend uit plantvakken met Populieren en Gewone es. De sloten die door het bosplantsoen lopen of er direct aan grenzen zijn begroeid met overjarig Riet waarin diverse rietvogels nestgelegenheid vinden. In 2001 heeft in het bosplantsoen een paartje Buizerds gebroed. Doordat het bosplantsoen recent is gedund, waarbij de gekapte bomen zijn blijven liggen, is een natuurlijker bos ontstaan waarin diverse (struweel)vogels zich thuis voelen. In het relatief jonge bos (15 jaar oud) valt wat betreft de aanwezige flora nog maar weinig te beleven. Door de aard van de beplanting (soortenkeuze bomen) is het bosplantsoen vrij soortenarm wat betreft de aangetroffen paddestoelen. Door de grote hoeveelheid dood hout is het echter wel interessant voor verschillende houtzwammen en mossen.

KNNV, afdeling Groningen Natuurbeschermingsproject 2001


WAARDERING LANDSCHAPPELIJKE ELEMENTEN

24

Door het dunnen van het bos, in combinatie met vergraven van een tweetal sloten, zijn op diverse plaatsen ruigten ontstaan. Deze bloemrijke ruigten bevatten belangrijke nectarplanten voor diverse vlinders. Ondanks dat de inventarisatie slechts beperkt is uitgevoerd, zijn langs de randen van het bosplantsoen 14 algemene dagvlindersoorten waargenomen, een opvallend hoog aantal. Sprikkenburg De begroeiing van de singel langs het Van Starkenborghkanaal (Sprikkenburg) is gevarieerd met een boomlaag en een soortenrijke onderbegroeiing. In de singel komen schaduwminnende planten voor, die nog grotendeels ontbreken in het relatief jonge bosplantsoen. Deze singel, die sinds midden jaren ’80 regelmatig wordt geïnventariseerd op het voorkomen van paddestoelen, is in het bijzonder een gevarieerd paddestoelenbiotoop met een grote rijkdom aan soorten.

5.3.

Relatie met begraafplaats Selwerderhof

Het onderzochte gebied, bestaande uit bosplantsoen en weilanden, kan niet los worden gezien van de begraafplaats Selwerderhof. Uit recente tellingen door Avifauna blijkt dat de begraafplaats een voor broedvogels zeer waardevol gebied is, voor sommige soorten is het zelfs de enige plaats in de stad waar ze voorkomen. Het onderzochte gebied is belangrijk als foerageergebied. Ook vormt het, vanwege de rust die (nog) aanwezig is, als het ware een beschermende schil rondom de begraafplaats, een belangrijke buffer. Bij het geïsoleerd raken van de begraafplaats, bijvoorbeeld door de verstedelijking van de punt van Zernike, zullen er consequenties zijn voor de aanwezige fauna. Kwetsbare soorten zullen het eerste verdwijnen, minder algemene soorten zullen in aantal afnemen en alleen de cultuurvolgers blijven over. Het zou een duidelijke verarming betekenen.

KNNV, afdeling Groningen Natuurbeschermingsproject 2001


AANBEVELINGEN

6.

25

AANBEVELINGEN

Op basis van de in dit rapport beschreven inventarisaties kan worden geconcludeerd dat het onderzochte groengebied rondom de Paddepoelsterweg een gebied is met belangrijke natuurwaarden. De singel Sprikkenburg vanwege de soortenrijkdom aan paddestoelen die er voorkomt, de extensief beheerde bermen en de weilanden ten noorden van de begraafplaats vanwege het voorkomen van zeldzame planten die landelijk worden bedreigd en het gehele groengebied vanwege de ligging (buffer) tussen de koningslaagte (EHS) en de wijken Paddepoel en Selwerd. Bovendien is het belangrijk als foerageergebied voor de vogels die op de begraafplaats Selwerderhof broeden. Het groengebied rondom de Paddepoelsterweg maakt dan ook terecht deel uit van de stedelijke ecologische structuur. Door uitvoering van diverse ecologische beheermaatregelen is het mogelijk de ecologische kwaliteiten verder te versterken. Dit kan door uitvoering van de volgende maatregelen: Beheer van de bermen en weilanden. Beheer (verschraling) moet gericht zijn op ontwikkeling en behoud van soortenrijke grazige vegetaties. Continuïteit in beheer (maaien en afvoeren en geen gegraaf e.d.) zijn de belangrijkste voorwaarden om tot soortenrijke vegetaties te komen. Uit de aanwezigheid van zeldzame grassen in de berm langs de Paddepoelsterweg blijkt dat ook kleibermen bij een goed beheer (verschraling) interessant zijn voor planten en diverse insecten. Ook elders in de provincie zijn in oude, ongestoorde kleibermen veel bijzondere soorten paddestoelen en planten gevonden. Bij een goed beheer profiteren niet alleen de planten en dieren maar ook de wandelaar en fietser die van al het moois kan genieten! In weilanden ten noorden van de begraafplaats komen nog ‘ouderwetse grassen’ voor met een voorliefde voor oude landschappelijke elementen. Deze grassen worden steeds zeldzamer doordat ze vervangen worden door weilanden die bestaan uit een monocultuur van Engels raaigras. Voor het instandhouden van deze botanisch waardevolle weilanden mag het grasland niet worden gescheurd of te zwaar worden bemest. Bij continuering van het huidige gebruik als schapen- of paardenwei zullen deze grassen zich wel weten te handhaven. Mogelijk dat er afspraken kunnen worden gemaakt over het te voeren extensieve beheer met de hobbyboeren die momenteel de graslanden pachten. Het is daarnaast aan te bevelen om tevens afspraken te maken over de materialen (hekwerk) die mogen worden gebruikt voor het afsluiten van de toegang tot deze weilanden. Momenteel wordt de toegang tot diverse weilanden helaas ontsierd door hekwerk van sloopmaterialen, iets dat onzes inziens niet echt in een ecologisch waardevol gebied past. Sloot- en verlandingsvegetaties In de weilanden komen plaatselijk nog soortenrijke water- en verlandingsvegetaties voor. Het beheer van de sloten binnen het gehele gebied zou gericht moeten zijn op het ontwikkelen en behouden van verschillende stadia van het verlandingsproces. Om de kans te verkleinen dat kritische soorten verdwijnen, kan het best gefaseerd worden geschoond (bij voorkeur niet meer dan 1/3 van de sloten tegelijkertijd). De waterkwaliteit aan de oostzijde van de Paddepoelsterweg is beter dan die aan de westzijde, onduidelijk is precies waardoor dit wordt veroorzaakt. Aanbevolen wordt de waterhuishouding beter in kaart te brengen. Voor het handhaven van soortenrijke water- en verlandingsvegetaties is het van belang dat het gebiedseigen water zoveel mogelijk wordt vastgehouden. Mogelijk dat de oppervlakkige kwel langs het Selwerderdiepje (oostzijde van begraafplaats) een uitgangspunt kan zijn voor het verbeteren van de waterkwaliteit in het gebied zelf.

KNNV, afdeling Groningen Natuurbeschermingsproject 2001


AANBEVELINGEN

26

Bosplantsoen en singel (Sprikkenburg) langs Van Starkenborgkanaal Als gevolg van het recent uitgevoerde werkzaamheden waarbij een deel van het bos is gekapt en een tweetal sloten is vergraven, is er een gevarieerder en natuurlijker bos ontstaan. Door de voedselrijke kleibodem groeit het bos echter al snel weer dicht. Aanbevolen wordt bepaalde delen van het bos wat opener te houden, zeker langs de verbrede sloten waar nu al veel opslag van Zwarte els aanwezig is. De bloemrijke ruigte (belangrijk voor o.a. dagvlinders) die zich langs deze verbrede sloten heeft ontwikkeld zou eens in de twee tot drie jaar gefaseerd moeten worden gemaaid (in de herfst) en afgevoerd. Langs de sloten in het bos komt veel overjarig riet voor, dit is van belang als nestgelegenheid voor rietvogels. Aanbevolen wordt dit riet dan ook zoveel mogelijk te laten staan. Mogelijk dat langs de randen van het bosplantsoen structuurrijke overgangen kunnen worden gecreëerd door naast grazige begroeiingen ook ruigtevegetaties een kans te geven. Nu worden deze overgangen geklepeld waardoor zich hier een soortenarme vegetatie heeft ontwikkeld. Tijdens de inventarisatie is verder gebleken dat er in het bosplantsoen veel zwerfvuil aanwezig is. Het zou aan te bevelen zijn om minimaal 1 maal per jaar dit zwerfvuil te verwijderen en tegelijkertijd te proberen de vervuiling tegen te gaan. Voor de singel (Sprikkenburg) langs het Van Starkenborghkanaal geldt dat het huidige versnipperen van snoeihout, waarbij de houtsnippers in de singel worden achtergelaten, nadelig is voor de kritischere soorten onder zowel de paddestoelen als de hogere planten. Het levert een beperkt aantal zeer algemenere soorten op. Overwogen kan worden een deel van het snoeihout op rillen te plaatsen of af te voeren.

KNNV, afdeling Groningen Natuurbeschermingsproject 2001


LITERATUUR

7.

27

LITERATUUR

 Anonymus (1994), De levende stad (1994), een aanzet voor een stadsecologisch beleid. Gemeente Groningen, dienst RO/EZ;  Boerema, G. (1997), Projecto ecologica, ecologisch beheer- en inrichtingsplan voor Paddepoel, Selwerd en noordelijk buitengebied. Stagerapport in opdracht van gemeente Groningen;  Clingeborg, A.E. (1990), De bodem in en rond de stad Groningen. In: J.W. Boersma e.a. (red), 'Groningen 1040. Archeologie en oudste geschiedenis van de stad Groningen', pp. 17-32;  Dijk, A.J. Van (1996). Broedvogels inventariseren in proefvlakken (handleiding Broedvogel Monitoring Project). SOVON, Beek-Ubbergen;  Hall, H.C. Van (1860). De planten van de provincie Groningen. Bijdragen tot de kennis van den tegenwoordigen staat der provincie Groningen, pp. 355-376, Groningen;  Meijden, R. van der, C.L. Plate en E.J. Weeda. (1989). Atlas van de Nederlandse Flora 3; Minder zeldzame en algemene soorten. Rijksherbarium/Hortus Botanicus, Leiden; CBS, Voorburg/Heerlen;  Meijden, R. van der (1996). Heukels' Flora van Nederland. 22e druk. Wolters Noordhoff bv Groningen.  Meijden, R. van der, B. Odé, C.L.G. Groen, J.P.M. Witte & D. Bal (2000), Bedreigde en kwetsbare vaatplanten in Nederland. Gorteria 26 (4), pp. 85-208;  Modderman, R., R. Jalving en H. Miedema. (2001), Broedvogelmonitoring in de stad Groningen 1993-2000. Vereniging Avifauna Groningen en Gemeente Groningen.  Weeda, E.J. et al. (1985-1994). Nederlandse Oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 1 t/m 5. IVN, Amsterdam;  Westerink, B. en H. De Keijzer (1990), Wilde planten van West-Groningen, Provincie Groningen, Groningen.  Wynhoff, I., C. Van Swaay en J. Van der Made (1999), Veldgids dagvlinders. KNNV uitgeverij, Utrecht.

KNNV, afdeling Groningen Natuurbeschermingsproject 2001


BIJLAGEN

Bijlage 1.

28

Overzicht in gebied voorkomende hogere planten.

Soortnummer

Wetenschappelijke naam

Nederlandse naam

0001 0002 0004 0007 0011 0012 0013 0018 0019 0027 0028 0029 0035 0036 0037 0040 0042 0060 0066 0070 0081 0096 0101 2457 0121 0128 0133 0135 1215 0140 0143 2337 0171 6097 0188 0200 0203 0205 0208 0225 0235 0244 0245 0246 0259 0295 0296 0299 0306 0310 0315 0316 0331 0336 1679 0338 0339 0355 0359 0475 0366 0369 0372 0386

Acer campestre Acer pseudoplatanus Achillea millefolium Acorus calamus Aegopodium podagraria Aethusa cynapium Agrimonia eupatoria Agrostis stolonifera Agrostis capillaris Alisma lanceolatum Alisma plantago-aquatica Alliaria petiolata Allium vineale Alnus glutinosa Alnus incana Alopecurus geniculatus Alopecurus pratensis Angelica sylvestris Anthoxanthum odoratum Anthriscus sylvestris Arabidopsis thaliana Arrhenatherum elatius Artemisia vulgaris Artium minus Atriplex prostrata Azolla filiculoides Barbarea vulgaris Bellis perennis Berula erecta Betula pendula Bidens frondosa Bromus hordeaceus Butomus umbellatus Callitriche spec. Calystegia sepium Capsella bursa-pastoris Cardamine hirsuta Cardamine pratensis Carduus crispus Carex disticha Carex hirta Carex nigra Carex otrubae Carex ovalis Carex riparia Cerastium glomeratum Cerastium fontanum subsp. vulgare Ceratophyllum demersum Chenopodium album Chenopodium ficifolium Chenopodium polyspermum Chenopodium rubrum Cirsium arvense Cirsium vulgare Claytonia sibirica Claytonia perfoliata Clematis vitalba Cornus sanguinea Coronopus squamatus Conyza canadensis Corylus avellana Crataegus monogyna Crepis capillaris Cynosurus cristatus

Spaanse aak Gewone esdoorn Gewoon duizendblad Kalmoes Zevenblad Hondspeterselie Gewone Agrimonie Fioringras Gewoon struisgras Slanke waterweegbree Grote waterweegbree Look-zonder-look Kraailook Zwarte els Witte els Geknikte vossenstaart Grote vossenstaart Gewone engelwortel Gewoon reukgras Fluitenkruid Zandraket Glanshaver Bijvoet Gewone klit Spiesmelde Grote kroosvaren Gewoon barbarakruid Madeliefje Kleine watereppe Ruwe berk Zwart tandzaad Zachte dravik s.l. Zwanebloem Sterrenkroos s.l. Haagwinde Herderstasje Kleine veldkers Pinksterbloem Kruldistel Tweerijige zegge Ruige zegge Zwarte zegge Valse voszegge Hazezegge Oeverzegge Kluwenhoornbloem Gewone hoornbloem Grof hoornblad Melganzenvoet Stippelganzenvoet Korrelganzenvoet Rode ganzenvoet Akkerdistel Speerdistel Roze winterpostelein Witte winterpostelein Bosrank Rode kornoelje Grove varkenskers Canadese fijnstraal Hazelaar Eenstijlige meidoorn Klein streepzaad Kamgras

KNNV, afdeling Groningen Natuurbeschermingsproject 2001


BIJLAGEN

29

Vervolg tabel Soortnummer 0390 0397 0406 0412 0428 0437 0442 0446 0448 0451 0454 0457 1642 0460 0462 0463 0483 0487 0495 0498 0970 0514 0519 0520 0526 0531 0546 2376 0570 0574 0576 0579 0582 0584 0585 0606 0607 0631 0637 0640 0665 0673 0675 0678 0679 0680 0684 0700 0703 0704 0706 0708 0715 0723 0724 0725 0756 0763 0780 0782 0785 0794 0799 0813 0840

Wetenschappelijke naam Dactylis glomerata Deschampsia cespitosa Digitalis purpurea Dipsacus fullonum Echinochloa crus-galli Eleocharis palustris Elodea nuttallii Elytrigia repens Epilobium ciliatum Epilobium hirsutum Epilobium montanum Epilobium parviflorum Epilobium tetragonum Epipactus helleborine Equisetum arvense Equisetum fluviatile Erophila verna Erysimum cheiranthoides Euphorbia helioscopia Euphorbia peplus Fallopia convolvulus Festuca arundinacea Festuca pratensis Festuca rubra Filipendula ulmaria Fraxinus excelsior Galium aparine Galium palustre Geranium dissectum Geranium pusillum Geranium robertianum Geum urbanum Glechoma hederacea Glyceria fluitans Glyceria maxima Heracleum mantegazzianum Heracleum sphondylium Holcus lanatus Hordeum secalinum Hydrocharis morsus-ranae Iris pseudocorus Juncus articulatus Juncus bufonius Juncus compressus Juncus conglomeratus Juncus effusus Juncus inflexus Lamium album Lamium hybridum Lamium maculatum Lamium purpureum Lapsana communis Lathyrus pratensis Lemna minor Lemna trisulca Leontodon autumnalis Lolium perenne Lotus pedunculatus Lycopus europaeus Lysimachia nummularia Lythrum salicaria Matricaria recutita Medicago lupulina Mentha aquatica Myosotis arvensis

KNNV, afdeling Groningen Natuurbeschermingsproject 2001

Nederlandse naam Kropaar Ruwe smele Gewoon vingerhoedskruid Grote kaardenbol Hanenpoot Gewone waterbies Smalle waterpest Kweek Beklierde basterdwederik Harig wilgenroosje Bergbasterdwederik Viltige basterdwederik Kantige basterdwederik Brede wespeorchis Heermoes Holpijp Vroegeling Gewone steenraket Kroontjeskruid Tuinwolfsmelk Zwaluwtong Rietzwenkgras Beemdlangbloem Rood zwenkgras Moerasspirea Gewone es Kleefkruid Moeraswalstro Slipbladige ooievaarsbek Kleine ooievaarsbek Robertskruid Geel nagelkruid Hondsdraf Mannagras Liesgras Reuzenberenklauw Gewone berenklauw Gestreepte witbol Veldgerst Kikkerbeet Gele lis Zomprus Greppelrus Platte rus Biezenknoppen Pitrus Zeegroene rus Witte dovenetel Ingesneden dovenetel Gevlekte dovenetel Paarse dovenetel Akkerkool Veldlathyrus Klein kroos Puntkroos Vertakte leeuwentand Engels raaigras Moerasrolklaver Wolfspoot Penningkruid Grote kattenstaart Echte kamille Hopklaver Watermunt Akkervergeet-mij-nietje


BIJLAGEN

30

Vervolg tabel Soortnummer 0844 0848 0849 0869 0911 0967 0972 0973 0977 0926 0930 2385 0933 0946 0947 0952 0959 0981 0968 0990 0998 1003 5193 1006 1017 1019 1021 1032 1037 1876 1040 1041 1046 1047 1056 1058 0530 1074 0859 1076 1643 1634 1093 1097 1098 1099 1101 1112 1116 1118 1119 1133 1884 1173 2358 2290 1192 0807 1207 1211 1218 1219 1221 1223 1224

Wetenschappelijke naam Myosotis scorpioides Myosurus minimus Myrica gale Oenanthe fistulosa Oxalis fontana Persicaria amphibia Persicaria hydropiper Persicaria lapathiflolia Persicaria maculosa Petasites hybridus Phalaris arundinacea Phleum pratense Phragmites australis Plantago lanceolata Plantago major subsp. Major Poa annua Poa trivialis Populus x canescens Polygonum aviculare Potamogeton crispus Potamogeton pectinatus Potamogeton trichoides Potamogeton berchtoldii/pussillus Potentilla anserina Prunella vulgaris Prunus padus Prunus spinosa Pulmonaria officinalis Quercus robur Quercus rubra Ranunculus acris Ranunculus aquatilis Ranunculus circinatus Ranunculus ficaria subsp. bulbilifer Ranunculus repens Ranunculus sceleratus Rhamnus frangula Rorippa amphibia Rorippa microphylla Rorippa palustris Rosa canina Rubus fruticosus Rumex acetosa Rumex conglomeratus Rumex crispus Rumex hydrolapathum Rumex obtusifolius Sagina procumbens Salix alba Salix caprea Salix cinerea subsp. Cinerea Sambucus nigra Sambucus nigra laciniata Scutellaria galericulata Sedum telephium Senecio jacobaea Senecia vulgaris Silene dioica Sinapis arvensis Sisymbrium officinale Solanum dulcamara Solanum nigrum subsp. Nigrum Solidago gigantea Sonchus arvensis Sonchus asper

KNNV, afdeling Groningen Natuurbeschermingsproject 2001

Nederlandse naam Moerasvergeet-mij-nietje Muizenstaart Wilde gagel Pijptorkruid Stijve klaverzuring Veenwortel Waterpeper Beklierde duizendknoop Perzikkruid Groot hoefblad Rietgras Timoteegras Riet Smalle weegbree Grote weegbree s.s. Straatgras Ruw beemdgras Grauwe abeel Gewoon varkensgras Gekroesd fonteinkruid Schedefonteinkruid Haarfonteinkruid Klein/tenger fonteinkruid Zilverschoon Gewone brunel Vogelkers Sleedoorn Gevlekt longkruid Zomereik Amerikaanse eik Scherpe boterbloem Fijne waterranonkel Stijve waterranonkel Gewoon speenkruid Kruipende boterbloem Blaartrekkende boterbloem Sporkehout Gele waterkers Slanke waterkers Moeraskers Hondsroos Gewone braam s.l. Veldzuring Kluwenzuring Krulzuring Waterzuring Ridderzuring Liggende vetmuur Schietwilg Boswilg Grauwe wilg Gewone vlier Peterselievlier Blauw glidkruid Hemelsleutel Jakobskruiskruid Klein kruiskruid Dagkoekoeksbloem Herik Gewone raket Bitterzoet Zwarte nachtschade Late guldenroede Akkermelkdistel s.l. Gekroesde melkdistel


BIJLAGEN

31

Vervolg tabel Soortnummer 1225 1227 1229 1234 1241 1245 1246 1250 1259 1264 1218 2418 1299 1305 1306 0795 1312 1316 1317 1318 1321 1347 1350 1351 1896 1352 1358 1363 1367 1369 1373 1395

Wetenschappelijke naam Sonchus oleraceus Sorbus aucuparia Sparganium erectum Spergula arvensis Spirodela polyrhiza Stachys palustris Stachys sylvatica Stellaria media Symphytum officinale Taraxacum officinale Thlaspi arvense Tragopogon pratensis subsp. Pratensis Trifolium dubium Trifolium pratense Trifolium repens Tripleurospermum maritimum Trisetum flavescens Tussilago farfara Typha angustifolia Typha latifolia Urtica dioica Veronica arvensis Veronica catenata Veronica chamaedrys Veronica filiformis Veronica hederifolia Veronica persica Veronica serpyllifolia Viburnum opulus Vicia cracca Vicia sepium Wolffia arrhiza

KNNV, afdeling Groningen Natuurbeschermingsproject 2001

Nederlandse naam Gewone melkdistel Wilde lijsterbes Grote egelskop s.l. Gewone spurrie Veelwortelig kroos Moerasandoorn Bosandoorn Vogelmuur Gewone smeerwortel Gewone paardebloem Witte krodde Gele morgenster Kleine klaver Rode klaver Witte klaver Reukeloze kamille Goudhaver Klein hoefblad Kleine lisdodde Grote lisdodde Grote brandnetel Veldereprijs Rode waterereprijs Gewone ereprijs Draadereprijs Klimopereprijs Grote ereprijs Tijmereprijs Gelderse roos Vogelwikke Heggenwikke Wortelloos kroos


BIJLAGEN

32

Bijlage 2. Overzicht in het onderzoeksgebied aangetroffen broedvogels Wetenschappelijke naam

Nederlandse naam

Aantal Broedvogels

Accipiter gentilis

Havik

Acrocephalus schoenobaenus Acrocephalus scirpaceus Aegithalos caudatus Anas platyrhynchos Anthus pratensis Buteo buteo Carduelis chloris Certhia brachydactyla Columba palumbus Corvus corone Dendrocopos major Emberiza schoeniclus Erithacus rubecula Fringilla coelebs Fulica atra Haematopus ostralegus Locustella naevia Oriolus oriolus Parus caeruleus Parus major Phasianus colchicus Phoenicurus phoenicurus Phylloscopus collybita Phylloscopus trochilus Pica pica Prunella modularis Sylvia atricapillia Sylvia borin Sylvia curruca Turdus merula Turdus philomelos Troglodytes troglodytes Vanellus vanellus

Rietzanger Kleine karakiet Staartmees Wilde eend Graspieper Buizerd Groenling Boomkruiper Houtduif Zwarte kraai Grote bonte specht Rietgors Roodborst Vink Meerkoet Scholekster Sprinkhaanzanger Wielewaal Pimpelmees Koolmees Fazant Gekraagde roodstaart Tjiftjaf Fitis Ekster Heggemus Zwartkop Tuinfluiter Grasmus Merel Zanglijster Winterkoning Kievit

? Volwassen exemplaar binnen datumgrenzen. Waarschijnlijk broedend op begraafplaats. 1 8 1 > 15 1 1 1 2 Aanwezig (broedparen niet geteld) 5 1 2 6 2 4 1 2 ? Territoriumindicerend (zang) 2 4 1 ? (waarschijnlijk broedend op begraafplaats) 1 6 1 2 2 1 1 7 2 > 20 1

KNNV, afdeling Groningen Natuurbeschermingsproject 2001


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.