2016 vademecum freelancers juni 2016

Page 1

VADEMECUM voor ZELFSTANDIGE JOURNALISTEN 2016

Pol Deltour Ivan Declercq

1


Colofon Dit is een uitgave van de Vlaamse Vereniging van Journalisten (VVJ) / Algemene Vereniging van Beroepsjournalisten in BelgiĂŤ (AVBB) Auteurs: Pol Deltour, nationaal secretaris VVJ / AVBB pol.deltour@journalist.be Ivan Declercq, adviseur freelancers VVJ ivan.declercq@journalist.be

VVJ / AVBB Huis van de Journalist Zennestraat 21, 1000 Brussel Tel. 02 777 08 40 Fax: 02 777 08 49 E-mail: info@journalist.be Web: www.journalist.be

2


INHOUD

WOORD VOORAF

5

ENKELE ALGEMEENHEDEN 1. Journalist én ondernemer 2. Echte en schijnzelfstandigen

8 9

DE START 3. De markt 4. Financieel plan, boekhouding en jaarverslag 5. Investeren 6. Faciliteiten voor starters 7. Enkele administratieve ongemakken 8. Het statuut: beroepsjournalist of journalist van beroep

15 17 23 25 31 33

AAN HET WERK: LEVERING EN BETALING 9. De journalist en de overeenkomst 10. Hoeveel verdient dat hier? - Barema’s 11. Touwtrekken over auteursrechten

37 40 43 45

MORELE AUTEURSRECHTEN, AANSPRAKELIJKHEID EN VERZEKERING 12. Morele auteursrechten 13. De beroepsaansprakelijkheid 14. Verzekering voor beroepsaansprakelijkheid

48 49 51

SOCIAAL STATUUT 15. Sociale bijdragen voor sociale bescherming - lijst sociaalverzekeringsfondsen 16. Hoe sterk is het vangnet? - ziekteverzekering - arbeidsongeschiktheid - moederschapsuitkering en kraamgeld - kinderbijslag - pensioen - overbruggingsrecht 17. Appels voor de dorst

53 54 59 59 59 60 61 66 64 66

FISCAAL STATUUT 18. Auteurs vrijgesteld van btw 19. Inkomstenbelasting - forfaitaire aftrek beroepskosten - werkelijke aftrek beroepskosten - tarief belastingen 20. Fiscaliteit en auteursrechten

69 72 73 74 76 78

3


JOURNALISTIEK ALS BIJVERDIENSTE 21. Hoe een ander statuut combineren met freelancejournalistiek? - Occasionele journalistieke activiteit - Twee zelfstandige beroepen tegelijk - Loontrekkende en zelfstandig in nevenberoep - Student en zelfstandige - Werkloos en zelfstandige - Met tijdskrediet en zelfstandige - ‘Bruggepensioneerde’ en zelfstandige - Gepensioneerd en zelfstandige

83 84 84 85 85 87 88 88 90

ALLEEN OF IN GROEP 22. De helper van de zelfstandige 23. Eenmanszaak of vennootschap?

93 95

BIJLAGEN 24. Tips voor beginnende freelancers 25. Eisenplatform VVJ 26. Model van overeenkomst

101 102 104

EPILOOG

106

4


WOORD VOORAF Zelfstandige journalisten vormen een belangrijke groep binnen het vak: ongeveer een vierde van het totale Vlaamse journalistenbestand is freelancer. In juni 2016 telde de VVJ-databank 727 zelfstandige (stagiair-)beroepsjournalisten, tegenover 1929 loontrekkenden. Daarnaast zijn er nog 96 persmedewerkers lid van de VVJ. Van de 727 voltijdse freelancers hebben er 610 het statuut van erkend beroepsjournalist en zijn er 117 stagiairs-beroepsjournalist. Freelancejournalistiek is van alle tijden. Veel zelfstandige journalisten zouden geen ander statuut willen. Freelancers hebben overigens de meest schitterende journalistieke producten geleverd. Precies een gevolg, zeggen zij, van hun ongebondenheid. Het neemt niet weg dat freelancejournalistiek ook heel wat schaduwzijden heeft. Zo voelen bijvoorbeeld nogal wat collega’s zich in het statuut van zelfstandige ‘gedwongen’, terwijl ze eigenlijk liever een (eventueel deeltijdse) arbeidsovereenkomst zouden hebben en daar door hun manier van werken eigenlijk ook recht op hebben. Maar voor de mediahuizen is het kostenplaatje van zo’n ‘valse zelfstandige’ een stuk voordeliger. En vooral: hij kan makkelijker worden in- en uitgeschakeld door de redactiechefs. Los hiervan hebben veel freelancers niet bepaald een statuut om over naar huis te schrijven. Doorgaans liggen de honoraria voor zowel redactioneel als visueel werk erg laag, en dat terwijl de investeringen en kosten vrij hoog uitvallen. Niet zelden worden zelfstandigen ook opgezadeld met een te zware werkdruk en ondankbare werkomstandigheden. Over de behandeling van het geproduceerde werk door eindredacties – en de daarmee samenhangende eindaansprakelijkheid – bestaan eveneens nogal wat klachten. Journalistiek is – nog altijd – hét beroep bij uitstek dat jonge mensen aantrekt, maar het is evenzeer met stip het vak dat hen ook weer uitspuwt. Voor zelfstandige journalisten geldt die vaststelling nog meer dan voor loontrekkenden. Het verloop in de sector is dan ook groot. Met dit handboek wil de VVJ/AVBB in de eerste plaats tegemoetkomen aan de informatiebehoefte over freelancen die bij velen – vooral jongeren – bestaat. We wijzen op de valkuilen van het vak en geven praktische tips. Tegelijk willen we met deze publicatie redactieverantwoordelijken en directies inspireren. Hen zou het sieren de freelancejournalist met meer respect te behandelen dan ze vandaag soms doen. Moge deze publicatie ook de politieke verantwoordelijken niet ontgaan. Als de mediahuizen niet bereid zijn tot serieuze engagementen, dan kunnen de politici ervoor zorgen dat de situatie van de freelancejournalist verbetert. Dat komt niet alleen die journalist, maar ook de kwaliteit van het nieuwsaanbod – en bij uitbreiding de democratie – ten goede. Tot slot nog dit: als in de tekst sprake is van ‘de journalist’, dan wordt het voornaamwoord ‘hij’ gebruikt. Vanzelfsprekend geldt alles wat gezegd wordt ook voor ‘zij’.

5


Pol Deltour Nationaal secretaris VVJ / AVBB Ivan Declercq Adviseur freelancers VVJ

De actualisering van dit handboek is afgesloten eind juni 2016. Toch blijft zo’n publicatie per definitie iets relatiefs, want wetgeving verandert voortdurend. Wees daarom voorzichtig met bijvoorbeeld het cijfermateriaal, doe navraag naar de recentste gegevens of consulteer de vermelde internetsites.

6


ENKELE ALGEMEENHEDEN

7


1. Journalist én ondernemer Wanneer ga je aan de slag als zelfstandig journalist? Als je daar zin in hebt, natuurlijk. En kennelijk ontbreekt het heel veel jonge mensen daar niet aan. De opleidingen in de journalistiek barsten uit hun voegen. Aan welke objectieve voorwaarden moet je voldoen vooraleer je in dit vak te storten? In de eerste plaats heb je een minimum aan kennis nodig: een brede algemene kennis (over veel minstens een beetje weten) en – zo mogelijk – een diepgaande kennis van een of ander onderwerp. Zeker voor freelancers is dat laatste een pluspunt, om niet te zeggen dat het vaak een conditio sine qua non is voor werk. Van journalisten mag uiteraard worden verwacht dat ze taalgevoel hebben en goed kunnen schrijven, of meer algemeen, dat ze verbaal sterk staan. En fotografen of cameramensen (de zogenaamde beeldjournalisten) hebben vanzelfsprekend een goed oog voor beeld nodig. Journalisten zijn natuurlijk ook niet mensenschuw, want mensen contacteren en (soms indringend) ondervragen behoort tot de essentie van het vak. Hou er voorts rekening mee dat je als zelfstandig journalist doorgaans niet alleen verslaggever bent, maar tevens je eigen eindredacteur, researcher en documentalist. En ook dat vergt bijzondere vaardigheden. Voor zelfstandige journalisten komt daar iets belangrijks bij. Je moet behalve een goede journalist, ook een goede ondernemer zijn. Als freelancer ben je nu eenmaal minder omgeven door anderen, sta je meer alleen. Je moet je eigen materiaal en infrastructuur verzamelen, zelf investeringen doen. Je moet je eigen marktsituatie kennen en bijhouden, altijd opnieuw zelf clientèle zoeken. Een minimum aan zelfdiscipline en moed is echt nodig. Je moet ook je eigen sociale bescherming organiseren: wie bijvoorbeeld een pensioen wil genieten dat gelijkloopt met dat van een werknemer, begint daar maar beter al meteen voor te sparen. Ook een behoorlijke dosis flexibiliteit dringt zich op, want hoewel je in principe vrij bent je eigen arbeidstijd te regelen, moet vaak op de meest onregelmatige uren worden gewerkt. Vergeet tot slot niet dat het starten van een zelfstandige journalistieke zaak geld kost. Een goede smartphone / tablet / laptop / desktop – met randapparatuur zoals printer of scanner – zijn wel het minimum. Reken daarbij documentatie en archiefmateriaal. En voorts de middelen om je te verplaatsen. Het opstellen van een ondernemingsplan – met een realistisch overzicht van investeringen, uitgaven en (verwachte) inkomsten – is bij dat alles een must.

8


2. Echte en schijnzelfstandigen Juridisch gezien is een zelfstandige iemand die zijn beroepsbezigheid uitoefent zonder enige gezagsrelatie of ondergeschiktheid. Daarmee onderscheidt de zelfstandige samenwerking zich fundamenteel van een arbeidsovereenkomst en het ambtenarenstatuut, die wél een band van ondergeschiktheid veronderstellen. Een contract van zelfstandige samenwerking wordt ook wel aannemingscontract genoemd. Terwijl een arbeidsovereenkomst tussen een werkgever en een werknemer wordt afgesloten, is er hier sprake van een opdrachtgever en een aannemer. Concreet komt het erop neer dat de zelfstandige met een opdrachtgever contractueel overeengekomen ‘opdrachten’ vervult, of op eigen initiatief gerealiseerd werk aanbiedt, veeleer dan dat hij arbeidstijd ter beschikking stelt van een werkgever. Die nuance komt tot uiting in de term ‘freelance’, die teruggaat op de middeleeuwse strijders (‘lansiers’) die hun vechtkunsten ten dienste stelden van de vorsten die daar het royaalst voor betaalden. Zelfstandige journalisten worden in het Frans trouwens vaak ‘pigistes’ genoemd, in de zin van journalisten die ‘à la pige’ (of ‘per stuk’) werken en worden vergoed. Wat de zaken enigszins compliceert, is dat dé zelfstandige journalist eigenlijk niet bestaat. Sommige freelancers werken louter per opdracht, denk aan een reportage of een interview. Anderen beschikken over een kaderovereenkomst met een (of meer) opdrachtgever(s), en vervullen in het raam daarvan regelmatige opdrachten. Vaak is zelfs sprake van exclusieve samenwerking tussen de zelfstandige en diens opdrachtgever – wat het werken voor andere media dus uitsluit.

De Vlaamse praktijk: contracten van overdracht van auteursrechten Sinds enkele jaren leggen de Vlaamse uitgevers hun freelance journalisten weliswaar een heel andere type contract voor. Dat heet dan ‘contract van cessie van auteursrechten’, of iets gelijksoortigs. De redenen zijn tweeërlei. Om te beginnen wil de uitgever er op die manier zeker van zijn dat hij beschikt over alle auteursrechten op de content die een freelancer hem levert. Dat laat die uitgever dan toe vrijuit die content door te publiceren of op nog een andere manier te hergebruiken. En daarnaast heeft een contract dat enkel maar de overdracht van auteursrechten betreft, ook aanzienlijke fiscale voordelen. De journalist-auteur kan in dat geval namelijk aanspraak maken op een mooi fiscaal gunstregime, waarover we alles vertellen in hoofdstuk 22 (Fiscaal statuut).

Schijnzelfstandigheid Wat niét kan – omdat de wet het nu eenmaal verbiedt – is dat een opdrachtgever met iemand op zelfstandige basis wil samenwerken terwijl er feitelijk sprake is van ondergeschiktheid. Of anders uitgedrukt: de betrokkene krijgt geen arbeidsovereenkomst, terwijl zijn werksituatie feitelijk gezien helemaal aan de wettelijke omschrijving daarvan beantwoordt. Om zelfstandige te zijn moet aan de volgende drie voorwaarden worden

9


voldaan: afwezigheid van de mogelijkheid tot hiërarchische controle, een vrije werkorganisatie en de vrijheid zelf de arbeidstijden te bepalen. Toch komt het fenomeen van de schijnzelfstandige in de mediasector – zoals in nog andere sectoren – meer dan eens voor. Neem het geval van een freelancejournalist die gedwongen wordt op welbepaalde momenten te presteren, en dus niet vrij is zijn arbeidstijd zélf te regelen. Van zelfstandige journalisten wordt soms vereist dat ze werken op de redactie, of dat ze tijdens afgesproken perioden stand-by en oproepbaar zijn. Ook wordt soms geëist dat ‘exclusief’ voor één uitgever wordt gewerkt – wat het verbod impliceert om voor anderen te werken. Sommige ‘freelancers’ worden onderworpen aan interne controle- en sanctiemogelijkheden in het bedrijf. Met schijnzelfstandigen slaan werkgevers een dubbele slag. Mensen met een zelfstandig statuut kosten hun doorgaans een stuk minder dan journalisten met een loonstatuut. En bovendien kunnen ze freelancers van de ene op de andere dag aan de kant schuiven, zonder daarbij gebonden te zijn door vervelende opzeggingstermijnen of dure opzeggingsvergoedingen en dito contractverbrekingen. In de jaren ’90 van vorige eeuw woekerde het fenomeen van de schijnzelfstandigheid volop. Via diverse gerechtelijke procedures zijn toen ook mediabedrijven gewezen op hun verantwoordelijkheid. Sindsdien is er minder sprake van formeel onwettige schijnzelfstandigheid, maar dat belet niet dat nog altijd veel freelancers zich zo voelen. Steekproeven tonen aan dat voor de helft van de freelancejournalisten in Vlaanderen het statuut van zelfstandige geen vrije keuze is. Dat gebeurt tegen de achtergrond van moderne managementprocessen als ‘outsourcing’ en ‘flexibilisering’ van het werk. Zeker met de economisch-financiële crisis en toegenomen mediafusies zijn vaste banen op een redactie een schaars goed geworden. Met het misbruik van het statuut van zelfstandige is de betrokken journalist absoluut niet gebaat. Hij kan niet voluit genieten van de voordelen van het statuut, en tegelijk mist hij de voordelen van een arbeidsovereenkomst. Die laatste liggen zowel op het niveau van de arbeidsvoorwaarden (loonregeling, ontslagbescherming, recht op vakantie) als op het vlak van de sociale zekerheid (hoger beschermingsniveau). Maar ook de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ), die op die manier een hoop sociale bijdragen misloopt, is gedupeerde partij. Reden waarom schijnzelfstandigheid, als een vorm van sociale fraude, de aandacht trekt van de RSZ en de Sociale Inspectie. De opdrachtgever heeft in principe niet het laatste woord als hij een samenwerkingsverband als ‘zelfstandige arbeid’ catalogiseert. Een forse stem in het kapittel heeft de RSZ, die de sociale bijdragen ontvangt die gerelateerd zijn aan arbeidscontracten. Maar het laatste woord hebben uiteindelijk de (arbeids)rechtbanken. Zij beslissen, bij een conflict dat aan hen wordt voorgelegd, definitief of een werkverhouding als arbeidsovereenkomst dan wel als zelfstandige aanneming moet worden beschouwd. Daarvoor baseren de (arbeids)rechtbanken zich in principe op de feitelijke criteria van arbeidstijdregeling, onderworpenheid aan gezag en beschikbaarheid die we al vermeldden. Mettertijd zijn de rechtbanken wel almaar meer uitgegaan van wat de partijen op papier zijn overeengekomen, en weegt de feitelijke situatie dus minder mee. Dat is een gevolg van rechtspraak van het Hof van Cassatie 1. Het betekent wel een verzwakking van de positie van de schijnzelfstandige én van de RSZ.

1

Kwalificatiearresten Hof van Cassatie, 23 december 2002, 28 april 2003, 3 mei 2004.

10


In de lijn van die rechtspraak heeft de wetgever een Arbeidsrelatiewet opgesteld (27 december 2006) aan de hand waarvan een rechter kan oordelen of er sprake is van een dienstverband dan wel van zelfstandige samenwerking. De criteria zijn: - de wil van de betrokken partijen, zoals die in hun overeenkomst is uitgedrukt; - de vrijheid van organisatie van de werktijd; - de vrijheid van organisatie van het werk; - de mogelijkheid een hiërarchische controle uit te oefenen. Wat de freelancer en de uitgever op papier zijn overeengekomen, geldt in principe als bepalend voor de aard van de werkrelatie. De feitelijke situatie speelt een minder doorslaggevende rol. Wel geldt nog de afwezigheid van enige hiërarchische controle, als criterium om de kwalificatie ‘zelfstandige’ te handhaven. In maart 2012 is wel een akkoord bereikt over een strengere aanpak van schijnzelfstandigen, maar dat beperkt het weerlegbaar vermoeden dat iemand werknemer is tot slechts drie beroepssectoren: de bouwsector, de transportsector en de bewakingssector. Het geldt dus niet voor de mediasector. De wetgever is uitgegaan van de gelijkwaardigheid van de contracterende partijen, maar in de realiteit is vooral de beginnende freelancer geen echte sparringpartner voor een hoofdredacteur of redactiechef. Hierdoor kan de facto een schijnzelfstandigheid nog altijd door een aannemingscontract worden gemaskeerd. In een aantal gevallen is een zelfstandige samenwerking aldus omgezet in een arbeidsovereenkomst. Voor de journalist heeft zo’n regularisatie belangrijke voordelen. Hij wordt dan alsnog onderworpen aan de regels van het arbeidsrecht, bijvoorbeeld inzake een opzeggingstermijn of -vergoeding. Bovendien verwerft hij dan alsnog de voordelen van de sociale zekerheid die voor werknemers gelden, en die blijven nu eenmaal interessanter dan wat het sociaal statuut van de zelfstandige te bieden heeft. Je moet er wel rekening mee houden dat vorderingen in het sociaal recht in de regel na vijf jaar verjaren. We moeten natuurlijk realistisch blijven: voor een journalist die zich in een situatie van schijnzelfstandigheid bevindt, is het niet vanzelfsprekend om die situatie fel aan te klagen bij zijn uitgever. Het risico dat de hakbijl valt is dan meer dan denkbeeldig. Het belet niet dat ook na het beëindigen van de samenwerking nog een regularisatie kan worden gevraagd.

Journalisten-kunstenaars, één front? Een interessant model, dat ook voor freelancejournalisten zou kunnen geleden, bestaat momenteel voor kunstenaars2. De wet zegt dat kunstenaars voor de toepassing van de sociale zekerheid (bijdragen en rechten) vermoed worden werknemer te zijn. Dat heeft om te beginnen als voordeel dat ze aanspraak kunnen maken op werkloosheidsvergoedingen, als het werk even tegenzit.

Het gaat om kunstenaars die zich wijden aan “de creatie en/of interpretatie van artistieke oeuvres in de audiovisuele en de beeldende kunsten, in de muziek, de literatuur, het spektakel, het theater en de choreografie”. 2

11


Alleen wanneer de artiest zelf wil en kan aantonen dat hij wel degelijk als zelfstandige actief is, komt hij in het sociaal statuut van de zelfstandige terecht en kan hij zich inschrijven bij een sociaalverzekeringsfonds. Een speciale Kunstenaarscommissie, voorgezeten door een magistraat en verder bestaande uit ambtenaren van de RSZ (werknemers) en de RSVZ (zelfstandigen), kan een zelfstandigheidsverklaring uitreiken wanneer de artiest daarom vraagt. Info: www.kunstenloket.be.

12


Zelfstandige en toch in loondienst: het uitzendkantoor Toch is er nu al een mogelijkheid om het werken als zelfstandige – met zijn voordelen – te combineren met het statuut van loontrekkende – met de voordelen die dat te bieden heeft. Die oplossing heet: uitzendwerk. Zeker voor zelfstandigen die geregeld langlopende opdrachten vervullen, kan het een interessante formule zijn. Diverse uitzendkantoren bieden, via een gespecialiseerde afdeling, hun diensten aan, doorgaans tot tevredenheid van zowel opdrachtgever als uitzendkracht. Het uitgangspunt is dat de journalist vooraf met een opdrachtgever overeenstemming bereikt over het uit te voeren werk, de werktijden, honoraria, onkostenvergoedingen en dies meer. Voor de duur van het project treedt men dan officieel in loondienst bij een uitzendkantoor, dat voor de administratieve en financiële afwikkeling als schakel optreedt tussen opdrachtgever en journalist. Het uitzendkantoor berekent op basis van het tussen opdrachtgever en journalist afgesproken honorarium een brutoloon, waarop ook sociale bijdragen (zowel de patronale als die van de werknemer), fiscale voorheffingen en een vergoeding voor het uitzendkantoor zelf verrekend zijn. Het totale bedrag wordt gefactureerd aan het mediabedrijf. Het uitzendkantoor kwijt zich van de betaling van alle sociale en fiscale bijdragen, en betaalt vervolgens het netto als loon uit aan de journalist. De voordelen voor de journalist zijn dat hij vrij blijft in het kiezen van opdrachten, zonder dat hij de gebruikelijke administratieve, sociale en fiscale papierwinkel van de zelfstandige moet doorworstelen. Hij heeft officieel het statuut van werknemer, met de belangrijke voordelen op het vlak van vaste betaling en sociale zekerheid (denk aan ziekte, arbeidsongevallen en werkloosheid). Maar houd er wel rekening mee dat, na alle afhoudingen, wellicht niet veel meer dan één derde netto overblijft van wat aan de opdrachtgever is gefactureerd. Wie via een uitzendkantoor aan het werk gaat, moet wettelijk wel minstens evenveel verdienen als een gelijkwaardige journalist in loondienst van de opdrachtgever. En voor de erkende beroepsjournalist moeten ook de bijkomende inhoudingen worden verricht voor het extra journalistenpensioen (zie verder). Een probleem met uitzendarbeid is dat er soms misbruik van wordt gemaakt. Sommige mediahuizen dwingen journalisten te vaak en te lang in uitzendcontracten, in plaats van ze een volwaardige arbeidsovereenkomst te geven. De wet is nochtans duidelijk: uitzendarbeid is enkel mogelijk om een vaste werknemer tijdelijk te vervangen, in geval van tijdelijke vermeerdering van werk, om een uitzonderlijk werk uit te voeren, of – sinds eind 2013 – als instroom interim. In dat laatste geval kan een bedrijf een vacature maximaal zes maanden invullen met een uitzendkracht, met de bedoeling de betrokkene na afloop vast in dienst te nemen (of niet). Voorts zal het gebruik van opeenvolgende dagcontracten alleen nog kunnen als een bedrijf de behoefte aan flexibiliteit kan bewijzen. Ook moeten dagcontracten sinds 2014 worden getekend vóór aanvang van het contract. De VVJ kant zich tegen elk misbruik van het interimstatuut, zeker wanneer dat onwettig is.

13


DE START

14


3. De markt Het aanbod van freelancewerk is traditioneel veel hoger dan de vraag ernaar. Dat geldt overigens voor het métier in het algemeen: zij die solliciteren naar een job in de journalistiek vormen een veelvoud van degenen die uiteindelijk aan een arbeidsovereenkomst geraken. Dat overaanbod verzwakt uiteraard je individuele positie op de markt. Al te vaak blijken collega’s bereid te werken tegen nog lagere prijzen en moeilijker werkomstandigheden dan jij. Mopperen helpt niet veel: uitgevers gooien je voor de voeten dat een rij geïnteresseerden staat te wachten. Het resultaat is dat vooral beginners zich te snel plooien naar de tarieven die hun worden voorgelegd. En dat nogal wat zelfstandige journalisten – zeker in het begin van de carrière – zwarte sneeuw zien. Er zijn voldoende studies bekend die bevestigen dat zelfstandigen het vandaag moeilijk hebben. Journalisten vormen daar zeker geen uitzondering op. De enige uitweg is collectief weerwerk te bieden en, bij afwezigheid van voldoende goede wil van redactiechefs, de politieke verantwoordelijken zover te krijgen dat zij de mediahuizen tot inkeer brengen. Hoe zet je je eerste stappen in de mediawereld als zelfstandig journalist? Tenzij je het geluk hebt op zekere dag ‘gevraagd’ te worden om iets voor een blad of omroep te doen, zul je zelf met concrete voorstellen naar een redactie moeten stappen. Misschien ken je in de sector wel iemand persoonlijk, en dan moet je daar absoluut gebruik van maken. In de ene redactie moet je uiteindelijk bij de hoofdredacteur of newsmanager zijn, in de andere bij een rubriekverantwoordelijke. Nog elders houdt iemand zich specifiek bezig met alle zelfstandige medewerkers. Omschrijf in dit soort contacten zeer duidelijk het opzet en de inhoud van je project, plus de wijze waarop je het wilt uitwerken. Toon dat je een zaak hebt. Leg desgevallend een panklare bijdrage voor. Heb je een schitterend idee en ben je bang dat een redactiechef ‘nee’ zegt, maar het idee vervolgens laat uitwerken door iemand anders, dan kun je je voorzorgen nemen. Voor je het idee ergens presenteert, schrijf je het gedetailleerd uit, zodat het een echte format wordt, en stuur je het aangetekend aan jezelf op. Als de aangetekende zending arriveert, laat je de enveloppe ongeopend. Je hebt daarmee een gedagtekend bewijsstuk dat die format op een bepaalde datum van jou was. Verwacht als nieuwkomer overigens niet dat men automatisch zal publiceren wat je hebt aangeboden. Bovendien zul je je vaak moeten plooien naar de tarieven die in het betrokken medium gelden (meer hierover in hoofdstuk 10). Hou er ook rekening mee dat je bijdrage wel eens duchtig kan worden herwerkt (meer hierover in hoofdstuk 12). We raden je aan, zeker in de beginfase, voor verschillende media te werken. Op die manier zul je uiteindelijk zelf kunnen kiezen waar je je het best thuis voelt, dit wil zeggen aangesproken wordt op je creativiteit en hiervoor ook het best wordt betaald. Uit onderzoek is ook gebleken dat je het efficiënts werkt als je iets graag doet. Probeer ook zo snel mogelijk het statuut van stagiair-beroepsjournalist (kan al na drie maanden) en later van beroepsjournalist (na twee jaar) of van journalist van beroep te verwerven. Zo’n erkenning geeft je weliswaar geen garantie op werk – omdat mediahuizen niet verplicht zijn hun opdrachten uit te besteden aan erkende beroepsjournalisten – maar het doet toch nog altijd deuren opengaan.

15


Hou er wel rekening mee dat het statuut van beroepsjournalist niet verenigbaar is met enige ‘commerciële nevenactiviteit’. Dat stelt journalisten voor een principiële keuze: - ofwel erkend worden als beroepsjournalist met alle faciliteiten van dien, maar dan wel afzien van enige commerciële bijverdienste; - ofwel afzien van het statuut van beroepsjournalist met de faciliteiten daarvan en aldus de mogelijkheid behouden om commerciële nevenactiviteiten te ontplooien. Zie verder in hoofdstuk 8.

16


4. Financieel plan, boekhouding en jaarverslag Als zelfstandig journalist kun je niet omheen het nauwgezet bijhouden van je financiële situatie. Ook al zie je daar mogelijk enorm tegen op – zo zijn de meeste journalisten nu eenmaal. En ook al verplicht de wet je daar eigenlijk niet toe – boekhoudrechtelijke verplichtingen zijn alleen opgelegd aan kooplieden en vennootschappen. 3 Toch functioneert ook een freelancer als een kleine onderneming, en dan sluit je financiële avonturen het best zoveel mogelijk uit. Dat impliceert diverse uitdagingen: vooraf een beleidsplan opmaken, dat concretiseren in een begroting, onderweg goed alle facturen en rekeningen bijhouden, en na afloop van elk werkjaar secuur een financieel overzicht opmaken.

Businessplan Bij het van start gaan verdient het absoluut aanbeveling om zoiets als een businessplan op te stellen. Als zelfstandig journalist ben je niet alleen reporter, maar draai je ook op voor je eigen huisvesting, infrastructuur, vervoermiddelen, informatica, documentatie, boekhouding, enzovoort. Dat kost allemaal geld en veronderstelt dus een nauwgezet vooruitkijken, in de vorm van een beleidsplan. In een beleidsplan leg je vast welke activiteiten je zult uitoefenen, wie je klanten zullen zijn, waar je met je onderneming naartoe wilt, wat je doelstellingen zijn op de korte termijn en op de lange termijn. Omschrijf je product en geef ook voor jezelf aan wat er vernieuwend aan is. Bepaal bijvoorbeeld of je algemene of gespecialiseerde reportages wilt maken. Voor welke media wil je dat doen: dagblad, weekblad, maandblad, radio, tv, internet? En ga je lokaal, regionaal, nationaal of internationaal nieuws brengen? Ga je alleen werken, of met collega’s in een of ander samenwerkingsverband (vennootschap, maatschap)? In dat laatste geval: zorg ervoor dat jullie vaardigheden of talenten complementair zijn. Misschien is het wel handig als de ene een goede nieuwsjager is, de andere een taalvirtuoos en een derde over enige commerciële flair beschikt. Bekijk ook goed wat je doelmarkt kan zijn. Die wordt bepaald door de vaardigheden van jou en/of je medewerkers en door je doelstellingen op korte en lange termijn. Een freelancejournalist heeft nu eenmaal een kleiner klantenpotentieel dan pakweg een verzekeringsmakelaar, een kapper of een advocaat. Maar zelfs binnen de relatief kleine markt van ‘distributeurs van nieuws’ kun je het best bepalen in welke niche je wilt gaan zitten. Wie zich beperkt tot ‘Vlaamse dagbladen’ botst natuurlijk snel op de limieten van zijn marktpotentieel: hier zijn nog maar twee uitgeversgroepen actief. Maar daarnaast is er een hele waaier aan tijdschriften, zowel met algemeen nieuws als met veeleer gespecialiseerde berichtgeving. Je kunt je ook toeleggen op lokale berichtgeving als je in een bepaalde streek 3

Artikel 1 van de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding van de ondernemingen.

17


‘incontournable’ bent qua berichtgeving, en vanuit die positie diverse klanten bedienen. En waarom niet de grens over: Nederland heeft een bevolking die ruim 2,5 keer zo groot is als die van Vlaanderen en die bovendien ook nog eens een grotere leescultuur kent. Ben je erg goed in Engels, dan kun je in zowat de hele wereld je niches gaan zoeken. Dat geldt nog meer voor cameramen en fotografen, die niet afhankelijk zijn van het jongleren in een andere taal, maar puur op basis van hun vakbekwaamheid hun weg in de wereld kunnen vinden. Belangrijk is in elk geval dat je in je beleidsplan aangeeft waar je naartoe wilt. Niet onbelangrijk ook: wie zijn je concurrenten? En hoe onderscheid jij je van die concurrenten? Wat is jouw specifieke meerwaarde? Maak een SWOT-analyse (strengths, weaknesses, opportunities, threats) van je onderneming: waar ben je sterk in, waar moet je serieus bijspijkeren of een beroep doen op externe hulp? Hoe zal jouw markt zich ontwikkelen? En wat zijn voor jou daarin de kansen en de bedreigingen? Denk aan ontwikkelingen in technologie, die zeker het werk in de mediasector sterk beïnvloeden.

Begroting De volgende stap is dat je op jaarbasis een inschatting maakt van de werkzaamheden en inkomsten en uitgaven die je verwacht. Koester bij het opmaken van zo’n begroting geen al te hooggespannen verwachtingen en hou rekening met alle financiële aspecten van je werk. Maak een realistische schatting van inkomsten en uitgaven. De prijs die je voor je product – tekst, beeld, klank – kunt vragen, is wat de klant bereid is ervoor te betalen. Logisch, natuurlijk. Maar die prijs moet wel in een goede verhouding staan tot jouw totale kostprijs voor de productie van je waar. Als je tot de vaststelling komt dat je potentiële verkoopprijs niet of nauwelijks boven je kostprijs uitkomt, dan kun je wellicht beter overwegen in een andere sector aan de slag te gaan. Als je rekening houdt met al je kosten als freelancer – en je wilt even goed verzekerd zijn en voor je oude dag kunnen zorgen als iemand die in loondienst werkt – dan mag je ervan uitgaan dat de prijs die je moet hanteren voor je klant ongeveer drie keer het bedrag moet zijn dat je puur netto wilt overhouden. Want vergeet ook niet: een loontrekkende krijgt ongeveer 14 maandlonen (eindejaarspremie en vakantiegeld inbegrepen), terwijl een zelfstandige meestal zijn jaarinkomsten in 11 maanden moet vergaren. Word je volledig in auteursrechten betaald en niet als vergoeding voor je prestaties, dan kun je netto wel meer overhouden van het brutobedrag dat je aan je klant(en) aanrekent. Zie hierover hoofdstukken 10 en 20.

18


Inkomsten

Uitgaven

Honoraria  opdrachtgever X  opdrachtgever Y  opdrachtgever Z

Huisvesting  huur of afschrijving deel van eigen woning  energie (verwarming, elektriciteit)  onderhoud

Auteursrechten  uitgever X  uitgever Y  uitgever Z  JAM  boek  andere

Andere  lesgeven  lezingen Onkostenvergoedingen

Kantoorbenodigdheden  informatica: abonnement internetbeveiliging, internetabonnement, software, …  allerlei kantoormateriaal  post  telefoon (vast en mobiel) Documentatie & Vorming  abonnementen op bladen  cursussen Verplaatsing  afschrijving auto  brandstof, onderhoud  abonnement openbaar vervoer  lidmaatschap pechhulpdienst  afschrijving gps Terugbetaling lening Afschrijvingen  foto- of cameramateriaal  dvd-videorecorder  televisietoestel  kantoormeubilair  pc, printer, fax, scanner  smartphone, tablet Sociale bijdragen Verzekeringen

Hou er van in het begin rekening mee dat een begroting (zoals een financieel verslag, zie verder) niet alleen reële uitgaven moet omvatten, maar dat er voor eigen bezittingen ook ‘afschrijvingen’ in vermeld worden. Dat zijn geraamde jaarlijkse waardeverminderingen op

19


bijvoorbeeld je eigen kantoorruimte, meubilair, computer en auto. De jaarlijkse afschrijvingsbedragen hangen af van de aard van het goed. Terwijl je een computer bijvoorbeeld gerust op drie jaar kunt afschrijven, zal die termijn voor een pand natuurlijk heel wat langer zijn. Eens je aan het werk bent, kun je overgaan tot het opstellen van een concrete resultaatberekening. Een voorbeeld van een resultatenrekening: Jaar 1

Jaar 2

€ 00,00 € 00,00 € 00,00

€ 00,00 € 00,00 € 00,00

€ 00,00 € 00,00 € 00,00 € 00,00

€ 00,00 € 00,00 € 00,00 € 00,00

€ 00,00

€ 00,00

€ 00,00

€ 00,00

€ 00,00 € 00,00 € 00,00 € 00,00

€ 00,00 € 00,00 € 00,00 € 00,00

14. Nettobedrijfswinst (3 – 13) 15. financiële lasten, intresten op leningen

€ 00,00 € 00,00

€ 00,00 € 00,00

16. Lopende winst vóór belastingen (14 – 15) 17. belastingen 18. winst van het boekjaar (16 – 17)

€ 00,00 € 00,00 € 00,00

€ 00,00 € 00,00 € 00,00

BEDRIJFSINKOMSTEN 1. inkomsten 2. aankopen (die niet onder ‘bedrijfslasten’ vallen) 3. bruto bedrijfswinst (1-2) BEDRIJFSLASTEN 4. huur – onroerende voorheffing 5. water, gas, elektriciteit, verwarming 6. kosten auto (verzekeringen, brandstof, onderhoud) 7. bureaukosten (telefoon, abonnementen, telecom, post, onderhoud, ...) 8. lonen en bijhorende sociale lasten (indien met personeel werkend) 9. verzekeringen (brand, beroepsaansprakelijkheid, gewaarborgd inkomen, arbeidsongevallen voor personeel) 10. sociale verzekeringen als zelfstandige zaakvoerder 11. afschrijvingen 12. diverse kosten 13. Totaal van bedrijfslasten (4 tot en met 12)

Nog een stap verder is dat je ook een balans opmaakt. In tegenstelling tot de jaarrekening maakt die ook melding van je vermogenstoestand.

Boekhouding Van bij de start is het belangrijk dat je goed bijhoudt wat binnenkomt en buitengaat. Begin daarom met het openen van een kas en een bankrekening die losstaan van je private kas en rekening. Een goed uitgangspunt is dat je alle courante werkzaamheden in verband met boekhouding zelf verricht, terwijl je de niet-courante werkzaamheden (zoals het jaarlijks opmaken van de belastingaangifte) overlaat aan een gespecialiseerde boekhouder. Tegenwoordig zijn er

20


overigens gebruiksvriendelijke boekhoudpakketten beschikbaar, die haast iedereen toelaten een degelijke boekhouding te voeren. Zoiets bevordert niet alleen het inzicht in de eigen situatie, het is ook fiscaal gezien een must. 4 Alleen wie correct zijn inkomsten en uitgaven – en de verantwoordingsstukken daarvoor – bijhoudt, zal aanspraak kunnen maken op een juiste belastingheffing. Het meest praktische is te werken met een bank- en een kasboek. Elke papierhandelaar heeft modellen in voorraad. In het bankboek vertrek je van de rekeninguittreksels die je van je bankinstelling ontvangt. Voor elke bankverrichting verwijs je naar de ingekomen of uitgegane factuur. Die facturen hou je genummerd in twee onderscheiden verzamelmappen bij. Voor cashverrichtingen let je erop systematisch ontvangst- of betalingsbewijzen bij te houden, die je opnieuw nummert en in een of twee bijkomende mappen verzamelt. Als je opziet tegen de papierwinkel, kan het een uitweg zijn om zoveel mogelijk ergens ‘vaste klant’ te zijn. Dan vraag je je winkelier om eenmaal per jaar een totale factuur op te maken. Cashverrichtingen worden in het kasboek bijgehouden. Een praktische manier van werken is om in je begroting van meet af aan de diverse posten een nummer te geven en die nummering direct ook weer te geven op de facturen en kasstukken die je bijhoudt. Dat vergemakkelijkt de verwerking en het inzicht aanzienlijk. Overigens kan een goede boekhouder, die wat vertrouwd is met de specificiteit van freelancejournalisten, ook goede diensten bewijzen als adviseur. Een boekhouder kan bijvoorbeeld interessant zijn om je financiële planning mee te bespreken en om je te adviseren – en eventueel persoonlijk bij te staan – bij je contacten met de fiscus. De diensten van een boekhouder zijn natuurlijk niet gratis. Voor het boeken van facturen en het opstellen en indienen van fiscale aangiften en eventueel aangiften voor de btw kun je werken met een vooraf afgesproken forfait. Voor persoonlijk advies wordt vaak een uurloon afgesproken. Je kunt overigens het werk van je boekhouder al wat beperken door hem of haar je papieren niet rommelig in een of andere schoenendoos aan te bieden, maar al systematisch en geordend. Het spreekt vanzelf dat de boekhouding van een vennootschap normaliter meer zal kosten dan die van een eenmanszaak. Er is gewoon meer werk aan. En wie geen btw-administratie heeft, zal ook wel goedkoper af zijn.

Meer info  Boekhoudzakboekje, http://shop.kluwer.be/shop/nl_BE/Actiesites/zakboekjes-taxaccountancy  In elke Vlaamse provinciehoofdstad is een afdeling van het Agentschap Ondernemen, een interessante overheidsinstelling die (potentiële) ondernemers met raad en daad bijstaat. De hoofdzetel is gevestigd aan de Koning Albert II-laan 35, bus 12, 1030 Brussel. Tel. 02 553.37.05, www.agentschapondernemen.be

4

Een financieel dagboek naar het model van de vrije beroepen is echter niet verplicht.

21


 Bij het Beroepsinstituut van Erkende Boekhouders en Fiscalisten (BIBF) kun je bij het starten van een zelfstandige activiteit ook pro deo advies bekomen. Starters krijgen gratis hulp bij het opstellen van een financieel plan. Dat wordt opgesteld door een stagiair-boekhouder, onder toezicht van de stagemeester (zie eerstelijnsadvies): http://www.bibf.be/Index.asp?Idx=1848  Zeker voor de jaarlijkse belastingaangifte bewijst een gespecialiseerde boekhouder zijn nut. Zo’n boekhouder hoeft overigens niet per se duur te zijn. Een klassiek gezegde is dat een goede boekhouder zichzelf al snel terugverdient, door zijn vele besparing- en belastingtips.

22


5. Investeren Een groot verschil met de loontrekkende collega’s is dat je als freelancejournalist zo goed als altijd verplicht bent om te investeren in werkmiddelen. Alleen wie voor een permanente afnemer werkt, slaagt er wel eens in hier en daar wat materiaal ‘van de firma’ te pakken te krijgen. Dat je als freelancer voor je eigen kantoorruimte en vervoer moet zorgen, ligt voor de hand. Maar daarmee ben je nog niet aan het tekstverwerken, fotograferen, surfen, mailen, faxen en printen. Deze handleiding is uiteraard geen aankoopgids voor zelfstandige journalisten, maar misschien kan het nuttig zijn even te wijzen op het materiaal waaraan een zelfstandig journalist vandaag de dag behoefte heeft. Desktop en/of laptop en/of tablet. Zorg ervoor dat je een voldoende krachtige computer hebt. Eigen aan journalistiek is dat teksten of beelden zo snel mogelijk moeten kunnen worden doorgeseind, en daarin speelt de capaciteit van je pc een belangrijke rol. Bij de aankoop van een laptop spelen ook het gewicht en de uithouding van de batterij een niet te verwaarlozen rol. Beeldscherm. Investeer van meet af in een goed, trillingvrij en dus oogvriendelijk beeldscherm. Printer (*). Vraag je eerst af waarvoor je een printer nodig hebt. Hou vervolgens in gedachten dat een inkjetprinter zeker in de aanvangsfase de goedkoopste oplossing is, terwijl een laserprinter technisch superieur pleegt te zijn. Vergelijk zorgvuldig wat er op de markt is. Hou ook rekening met de prijs van inktpatronen. Scanner (*). Zie ‘printer’. Telecom. Vanzelfsprekend kun je niet meer zonder smartphone. Dan stuur je van overal teksten of foto’s door, eventueel met een koppeling aan je laptop. Alhoewel e-mail en apps de fax stilaan naar de geschiedenisboeken aan het verwijzen is, kan een faxtoestel (*) nog altijd nuttig blijken. Veiligheid. Als zelfstandige moet je ook zelf instaan voor de beveiliging van je apparatuur en programmatuur. Investeer daarom voldoende in materiaal om back-ups te maken, in antivirus- en anti-inbraakprogramma’s – en gebruik die ook! Tafel en stoel. Plaats dat allemaal op een degelijke bureautafel en zorg voor een goede bureaustoel, waarop je vervolgens een goede zithouding aanneemt. Je zult vaak langer dan je lief is voor je pc zitten. Dat kan leiden tot RSI (repetitive strain injury, een gewrichtsaandoening in armen, handen, polsen, nek of schouders). Investeer daarom ook in een ergonomisch toetsenbord als het even kan.

(*) Er zijn ook handige gecombineerde apparaten op de markt met printer, scanner, kopieerder en faxtoestel ineen. Plaats besparend en als je een beetje oplet van degelijke kwaliteit.

23


Even op verplaatsing ? Journalisten die voor een opdracht in Brussel moeten zijn, kunnen terecht in het IPC, waar goed uitgeruste werkstations beschikbaar zijn voor correspondenten. Internationaal Pers Centrum (IPC) Residence Palace, blok C, 1ste verdieping Wetstraat 155 1040 Brussel Tel. 02 235 22 11 – Fax. 02 235 21 10 www.presscenter.org

Voor contacten met buitenlandse journalisten: Brussels Press Club Froissartstraat 95 1040 Brussel Tel: 02 201 37 05 http://pressclub.be/

24


6. Faciliteiten voor starters Voor startende zelfstandigen zijn tegemoetkomingen uitgewerkt op diverse niveaus.

 Van werknemer of werkloze naar zelfstandige Werklozen of werknemers die aan de slag willen gaan als zelfstandige, kunnen gedurende 15 jaar aanspraak blijven maken op werkloosheidsuitkeringen, mocht het fout lopen. Werkloze Als je werkloze bent geweest en je een zelfstandig beroep begint, kun je gedurende maximaal 15 jaar je recht op werkloosheidsuitkering terug opnemen. Je moet het wel minstens zes maanden hebben ‘geprobeerd’ als zelfstandige. Wie minder dan zes maanden als zelfstandige aan de slag is geweest, heeft recht op een werkloosheidsuitkering nadat hij eerst een wachttijd heeft doorlopen. Breng de RVA schriftelijk op de hoogte van je start als zelfstandige, waarna je een schriftelijke bevestiging krijgt dat je je werkloosheidsrechten behoudt. Ben je werkloos en wil je je voorbereiden op een zelfstandige beroepsactiviteit, dan kun je onder bepaalde voorwaarden al enkele handelingen verrichten zonder je recht op uitkering te verliezen. Denk aan het uitvoeren van een haalbaarheidsstudie, het leggen van contacten, het inrichten van ruimten of het installeren van materiaal. Dat mag wel niet langer duren dan zes maanden. En ook hier weer: vergeet niet de RVA vooraf op de hoogte te brengen. Ben je minstens 55 jaar en heb je een beroepsverleden als loontrekkende van minimum 20 jaar, dan kun je tijdens je zelfstandige activiteit (in hoofdberoep) voor onbepaalde tijd een maandelijkse werkhervattingstoeslag (€ 197,93 per maand) ontvangen van de RVA. In principe geldt die toeslag weliswaar voor 12 maanden, maar dit kan telkens voor eenzelfde periode worden verlengd, zolang de werkhervatting duurt. Wie geen 20 jaar beroepsverleden kan aantonen (maar wel minstens 55 jaar oud is), kan een tijdelijke werkhervattingstoeslag krijgen: € 197,93 gedurende de eerste 12 maanden, € 131,95 voor de volgende 12 maanden en € 65,98 voor de daaropvolgende 12 maanden. Let wel: die toeslag krijg je niet als je als zelfstandige binnen de zes maanden aan de slag gaat ten voordele of voor rekening van je vroegere werkgever of van de groep waartoe die werkgever behoort! Als werkloze kun je – na een test bij de VDAB van je ‘ondernemingsgeest’ – een middenstandsopleiding volgen, zonder beschikbaar te moeten zijn voor de arbeidsmarkt. Belangrijk: sinds 1 juli 2008 geldt voor een schoolverlater die als zelfstandige aan de slag gaat, de periode als zelfstandige ook als wachttijd. De wachttijd – die heet nu beroepsinschakelingstijd en duurt 310 dagen – loopt dus gewoon door. Vroeger moest je na het stopzetten van de zelfstandige activiteit de rest van je wachttermijn nog vervullen. Wie jonger is dan dertig en nog niet of niet lang genoeg heeft gewerkt om in aanmerking te

25


komen voor een werkloosheidsuitkering, kan de wachtuitkering ontvangen na de stopzetting van de zelfstandige activiteit. Werknemer Ook als je als werknemer ontslag neemt of ontslagen wordt en je vervolgens een zelfstandige activiteit begint, kun je gedurende 15 jaar aanspraak blijven maken op een werkloosheidsuitkering voor het geval je de zelfstandige beroepsactiviteit weer zou opgeven. Essentieel is dat je bij de RVA een dossier indient om je rechten op werkloosheid te vrijwaren. Gedurende de eerste zes maanden kun je weliswaar geen aanspraak maken op werkloosheidsvergoeding (zelfde systeem als bij een werkloze die een zelfstandige activiteit begint: eerst zes maanden proberen). Maak je na je zelfstandige activiteit aanspraak op een uitkering, dan moet je eerst bewijzen dat je vroegere werkgever niet meer bereid is je in dienst te nemen. Indien je na je zelfstandig beroep een uitkeringsaanvraag indient, zal het bedrag van je uitkering berekend worden op basis van je vorige loon.

Meer info  www.belgium.be/nl/economie/onderneming  http://www.rva.be/

 Leningen en advies Sinds de zesde staatshervorming zijn de gewesten bevoegd voor kredieten. Voor Vlaanderen is dat Participatiemaatschappij Vlaanderen: http://www.pmvz.eu/#top (Oude Graanmarkt 63, 1000 Brussel, 02 229 52 30). Voor wie in Brussel is gevestigd is dat: http://www.srib.be/nl (Stassartstraat 32, 1050 Brussel, 02 548 22 11). Bij het Vlaamse participatiefonds PMV zijn volgende mogelijkheden: Startlening+ De Startlening+ is een achtergestelde lening voor alle starters – natuurlijke personen en rechtspersonen – die nog niet of gedurende ten hoogste vier jaar actief zijn. Het maximumbedrag is 100.000 euro, de rentevoet 3 %. KMO-cofinanciering KMO-cofinanciering is een achtergestelde lening van maximum 350.000 euro. Zij is bestemd voor zowel starters als bestaande ondernemingen en heeft een rente van 3 tot 3,25 % De lening wordt altijd verstrekt in combinatie met financiering van een bank, een investeringsfonds, één of meerdere business angels, of van verschillende partijen samen.

26


PMV-bedrijfsleningen PMV-bedrijfsleningen zijn financieringsoplossingen op maat voor kmo's en grote ondernemingen. Zij bedragen minimum 350.000 en maximum 5.000.000 euro en hebben een lange looptijd. PMV-bedrijfsleningen kunnen zowel achtergesteld als nietachtergesteld zijn. Waarborgregeling Als de bank geen krediet toekent wegens gebrek aan zekerheden kan PMV een waarborg geven, waardoor de kredietwaardigheid van de ondernemer Een waarborg tot 1,5 miljoen euro kan tot 75 % van het onderliggende krediet dekken. De bank of leasingmaatschappij kan meer informatie geven. PMV werkt samen met zestien financiële instellingen, met ruim duizend kantoren in Vlaanderen. Winwinlening Dit gaat om een lening bij vrienden, kennissen of familieleden. Die krijgen daarvoor een jaarlijkse belastingkorting van 2,5 % op het openstaande kapitaal. Als de kredietnemer niet kan terugbetalen, kan de kredietverstrekker 30% van het verschuldigde bedrag terugkrijgen via een

eenmalig belastingkrediet. De Winwinlening is een achtergestelde lening met een vaste looptijd van acht jaar. De kredietnemer kan maximaal 200.000 euro lenen. En elke kredietgever kan maximaal 50.000 euro ontlenen. De rentevoet voor 2016 bedraagt tussen 1,125 en 2,25%. Er kan maandelijks, driemaandelijks, zesmaandelijks of jaarlijks worden afgelost, of via een eenmalige aflossing na 8 jaar. Voorts is er nog het Europees Investeringsfonds (EIF): dat investeert ook in risicokapitaalfondsen en starterscentra die tot doel hebben ondernemingen die zich snel ontwikkelen of die actief zijn in de nieuwe technologische sectoren, te ondersteunen. Het verstrekt voorts aan banken die leningen op middellange en lange termijn verschaffen aan kmo’s garanties voor portefeuilles en vorderingen op deze categorie van ondernemingen. Voor advies kunt u terecht bij het Agentschap Ondernemen. Dat zal u kosteloos begeleiden bij uw zoektocht doorheen de steunmaatregelen voor zelfstandigen. Een interessant adres voor wie zijn weg zoekt als zelfstandige.

Meer info  Federale overheidsdienst Economie: http://economie.fgov.be/nl/ondernemingen  Europees Investeringsfonds: http://www.eif.org  ParticipatieMaatschappij Vlaanderen: http://www.pmv.eu/nl  Agentschap Ondernemen: http://www.agentschapondernemen.be/  Het Participatiefonds (in vereffening tot 30 juni 2022): http://www.fonds.org/nl

27


 Kmo-portefeuille Sinds 1 april 2016 zijn er twee subsidie-instrumenten: een vereenvoudigde kmo-portefeuille ter ondersteuning van de professionalisering van de Vlaamse kmo’s en een nieuwe kmo groeisubsidie voor bedrijven met groeiambities. De vroegere pijlers, domeinen en afzonderlijke steunplafonds en percentages van de kmoportefeuille zijn vervangen door één jaarlijks subsidieplafond en subsidiepercentage per kmo, voor opleiding en/of advies. Er wordt een onderscheid gemaakt volgens de grootte van de onderneming. Kleine ondernemingen krijgen een jaarlijks steunplafond van 10.000 euro, het steunpercentage bedraagt 40%. Middelgrote ondernemingen kunnen jaarlijks maximaal 15.000 euro via de kmo-portefeuille krijgen. Het steunpercentage bedraagt 30%. Voor meer informatie: http://www.kmo-portefeuille.be/

 Boekhoudkundige bijstand Als starter kun je terecht bij een erkend boekhouder-fiscalist, lid van het Beroepsinstituut van Erkende Boekhouders en Fiscalisten (BIBF), voor een gratis eerstelijnsadvies. Dat geldt wel alleen als je voor de eerste keer een zelfstandige activiteit begint en je nog in je eerste activiteitsjaar bent. Doorgaans maakt een stagiair-boekhouder dan ‘pro deo’ een financieel plan op (zie ook hoofdstuk 4). In principe wordt geen ereloon aangerekend, maar uitzonderlijk kan toch een vergoeding worden gevraagd.

Meer info Beroepsinstituut van Erkende Boekhouders en Fiscalisten (BIBF) www.bibf.be

 Aangepaste sociale bijdragen Sinds 2015 worden de sociale bijdragen berekend op je (geschat) inkomen van het jaar zelf. Maar omdat het om een geschat inkomen gaat, zijn die bijdragen dus ‘voorlopig’. Na twee jaar zal telkens een regularisatie plaatsvinden, omdat dan het fiscaal inkomen bekend is. Om in te schatten hoeveel je voorlopig moet betalen, krijg je per kwartaal een bedrag voorgelegd, gebaseerd op het inkomen van drie jaar geleden, maar dat kun je laten aanpassen (verhogen of verlagen, naargelang van je inschatting van je inkomen dit jaar). Als je pas start, heb je geen referentieperiode. Je betaalt dan sociale bijdrage op het inkomen dat je denkt te halen dit jaar, ofwel de wettelijke minimumbijdrage. Dat minimum is berekend op een jaarinkomen van € 13.010,66.

28


Start je in het tweede, derde of vierde kwartaal van een jaar, dan moet je volgende formule toepassen: je beroepsinkomsten x 4 (aantal kwartalen) gewerkte kwartalen De sociale bijdrage is 21,50 % van je beroepsinkomen tot € 56.182,45 en 14,16% op het gedeelte tussen 56.182,45 en € 82.795,16. De percentages in het eerste, tweede en derde jaar bedragen respectievelijk 20,50%, 21% en 21,50%.

Sociale kwartaalbijdragen, exclusief beheerskosten, voor starters – 2016

Hoofdberoep Eerste kalenderjaar Tweede activiteitsjaar Derde activiteitsjaar

Bijdrage € 666,80 € 683,06 € 699,32

De maximale bijdrage per kwartaal is € 3.961,90. Bij bovenstaande kwartaalbijdragen moeten nog de beheerskosten van het sociaalverzekeringsfonds worden bijgeteld. Die bedragen tussen 3,05 en 4,30 % van de kwartaalbijdrage, afhankelijk van het gekozen sociaalverzekeringsfonds.

Meer info http://www.rsvz.be/nl

de websites van de sociaalverzekeringsfondsen voor zelfstandigen (zie hoofdstuk 15)

 Fiscale stimuli Als zelfstandige betaal je in principe een vermeerdering op je verschuldigde belasting (zie hoofdstuk 19). Alleen door fiscale voorafbetalingen te doen kun je daaraan ontsnappen. Geen vermeerdering is evenwel verschuldigd door zelfstandigen die zich in de afgelopen drie jaar voor de eerste keer als zelfstandige in hoofdberoep hebben gevestigd. Die starters ontsnappen dus aan de fiscale voorafbetalingen, maar krijgen een bonificatie als ze wél voorafbetalingen verrichten. Ga ook na of je mogelijk recht hebt op een belastingkrediet. Startende zelfstandigen (eenmanszaken) kunnen immers aanspraak maken op een aftrek van de belastingen van tien

29


procent – tot maximaal € 3.750 – van het bedrag dat ze privé hebben geïnvesteerd in hun beroep. Wie een vennootschap heeft, kan sinds aanslagjaar 2007 genieten van een belastingaftrek voor risicokapitaal. Dat is de zogenaamde notionele intrestaftrek. Waar gaat het om? Een vennootschap kan een lening aangaan en de daarop betaalde intresten fiscaal aftrekken. Wie voorheen financierde met eigen middelen kon niets aftrekken. Met de invoering van de belastingaftrek voor risicokapitaal – de notionele intrestaftrek – wordt die discriminatie tussen vreemd en eigen kapitaal weggewerkt. Vennootschappen mogen dan hun belastbare basis verminderen met een fictieve intrest op hun eigen middelen, die gelijk is aan de intrest die de onderneming had moeten betalen indien ze vreemd kapitaal had aangetrokken. Het tarief van de aftrek wordt per aanslagjaar vastgelegd. Voor aanslagjaar 2017 (inkomsten 2016) is dat 1,13% (1,631% voor kmo’s). Voor aanslagjaar 2016 (inkomsten 2015) is de intrestaftrek 1,63% (2,13 % voor kmo’s). Belangrijk: in zoverre de Vlaamse uitgevers zijn overgeschakeld op contracten van overdracht van auteursrechten, is een specifiek fiscaal regime van toepassing dat een stuk voordeliger is dan het klassieke belastingregime voor beroepsinkomsten. Alle informatie daarover vind je in de hoofdstukken ‘auteursrecht’ en ‘fiscaal statuut’.

Meer info  Starters kunnen meer info bekomen bij het sociaalverzekeringsfonds waarbij ze moeten aansluiten. De meeste van die fondsen publiceren ook startersinfo op hun websites. Zie de lijst van sociaalverzekeringsfondsen in hoofdstuk 15.  http://financien.belgium.be/nl/zelfstandigen_vrije_beroepen/voorafbetalingen

30


7. Enkele administratieve ongemakken Om journalistiek actief te zijn – in om het even welk arbeidsstatuut – is een erkenning als journalist of het bezit van officiële persdocumenten niet vereist. Maar professionele journalisten kunnen die documenten wel aanvragen en die zullen hun werk ook vergemakkelijken (zie hoofdstuk 8). Wie een zelfstandige activiteit uitoefent, moet zich wel laten registreren bij de kruispuntbank voor ondernemingen (KBO) en krijgt daar een ondernemingsnummer. Sinds 1 juli 2009 geldt dat ook voor vrije, intellectuele en dienstverlenende beroepen. Vóór die tijd gold dat alleen voor handels- en ambachtsondernemingen, vennootschappen en ondernemingen met btw-plicht of personeel dat onderworpen was aan de RSZ. Sinds de wet van 2009 komen daar bij: ‘niet-handelsondernemingen naar privaat recht’, met een vestiging in België. Daar vallen de freelancejournalisten onder. Dat geldt ook – in tegenstelling tot wat soms wordt beweerd door bepaalde ondernemingsloketten – voor wie zelfstandig journalist in nevenberoep is! Voor de volledigheid: voor zelfstandige journalisten is de zogenaamde Nacebel-code: 90.031. Wie zijn ondernemingsnummer wil weten, kan dat opzoeken op volgende site: http://kbopub.economie.fgov.be/kbopub/zoekwoordenform.html?lang=nl. Voor de procedure voor het aanvragen van een ondernemingsnummer wordt een onderscheid gemaakt tussen natuurlijke personen en rechtspersonen. Een natuurlijke persoon wendt zich tot een ondernemingsloket, waar de volledige inschrijving kan gebeuren. Het ondernemingsloket kan meteen ook de inschrijving bij een sociaalverzekeringsfonds regelen (voor zelfstandige journalisten in hoofdberoep). Sommige ondernemingsloketten gaan er verkeerdelijk van uit dat alleen erkende beroepsjournalisten ‘niet-handelsonderneming’ zijn (omdat de wet van 30.12.1963 commerciële nevenactiviteiten verbiedt) en bijgevolg alle andere journalisten een ‘handelsonderneming’ zouden zijn. Dat klopt niet! Voor een lijst van erkende ondernemingsloketten, zie: http://economie.fgov.be/nl/ondernemingen/leven_onderneming/oprichting/ondernemingsl oket/#erkende_ondernemingsloketten Rechtspersonen (vennootschappen) moeten eerst langs bij de griffie van de rechtbank van koophandel of een notaris, die de plichtplegingen verrichten voor het oprichten van de onderneming met rechtspersoonlijkheid en het toekennen van het ondernemingsnummer. Daarna moeten de aard van ‘niet-handelsonderneming naar privaat recht’, de activiteiten en de vestigingseenheden worden ingeschreven door een ondernemingsloket. De eerste inschrijving van een startende niet-handelsonderneming is gratis. Wie later wijzigingen aanbrengt of de onderneming stopzet, moet daarvoor wel betalen. Elke wijziging (nieuw adres van de onderneming, andere of bijkomende activiteit, overschakeling van eenmanszaak naar vennootschap, enzovoort) moet worden gemeld bij het ondernemingsloket.

31


Andere belangrijke formaliteiten die je als startende zelfstandige journalist moet vervullen naast het aanvragen van een ondernemingsnummer, zijn de aansluitingen bij een sociaalverzekeringsfonds en bij een ziekenfonds (indien je zelfstandige in hoofdberoep wordt). Wat het sociaalverzekeringsfonds betreft, heb je de keuze tussen een erkende vrije instelling en de Nationale Hulpkas voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen (zie hoofdstuk 15). Vergeet nooit je sociaalverzekeringsfonds onmiddellijk op de hoogte te brengen van wijzigingen in de gezins- of beroepssituatie. Dergelijke wijzigingen kunnen immers een invloed hebben op je recht op uitkeringen, zoals de gezinsbijslag of het pensioen. Wat het ziekenfonds betreft, kun je eveneens kiezen tussen een erkende instelling en een gewestelijke dienst van de Hulpkas voor de Ziekte- en Invaliditeitsverzekering. Als je je niet inschrijft bij een sociaalverzekeringsfonds, riskeer je een boete van € 500 tot € 2.000.

Als freelancejournalist ben je in principe vrijgesteld van btw-verplichtingen, wat niet belet dat je er in bepaalde situaties wel financiële voordelen bij kunt hebben om wel met btw te werken (zie hoofdstuk 18). De vrijstelling van btw impliceert dat je je uitgever gewone ereloonnota’s kunt voorleggen in plaats van formele facturen. Op die nota vermeld je dan wel het best dat de prestatie is ‘vrijgesteld van btw krachtens artikel 44, §3, 3° van het btwwetboek’.

In theorie is zelfs het openen van een professionele bankrekening niet verplicht, maar om redenen van duidelijkheid (denk aan de belastingaangifte!) is dat meer dan aangewezen (zie hoofdstuk 4).

Het spreekt vanzelf dat de administratieve plichtplegingen toenemen als je ervoor kiest om je activiteit in het kader van een vennootschap te ontplooien (zie hoofdstuk 22).

32


Het statuut: beroepsjournalist of journalist van beroep 'Journalist' is geen wettelijk erkend begrip en dus evenmin een beschermde titel, zodat om het even wie zich journalist kan noemen. Toch heeft de wet voor journalisten die professioneel actief zijn twee beschermde beroepsstatuten uitgewerkt: dat van ‘beroepsjournalist’ voor wie actief is in de algemene informatiemedia en dat van ‘journalist van beroep’ voor wie werkt voor gespecialiseerde media.

Beroepsjournalist Wie in hoofdberoep journalistiek actief is in een medium dat algemene berichtgeving verstrekt, kan aanspraak maken op de titel van beroepsjournalist 5. Een bijkomende voorwaarde tot erkenning is dat je je journalistieke activiteit niet combineert met een 'commerciële nevenactiviteit'. Je moet minstens twee jaar actief zijn als journalist voordat je kunt worden erkend, maar in die aanloopperiode kun je de titel van stagiairberoepsjournalist voeren, als je drie maanden beroepsactiviteit kunt voorleggen. De titel van beroepsjournalist wordt toegekend door een officiële erkenningscommissie die uit beroepsjournalisten en uit mediadirecteuren bestaat – van elk evenveel. De titel van stagiair kun je verkrijgen bij de beroepsvereniging VVJ. Van de freelancers eist de erkenningscommissie dat ze een inkomen kunnen bewijzen dat beantwoordt aan het minimumloon voor werknemers. Het verbod van combinatie met een commerciële nevenactiviteit stelt velen vaak voor de keuze: ofwel het statuut van beroepsjournalist aanhouden en dus niet combineren met commerciële nevenopdrachten, ofwel toch commerciële nevenactiviteiten ontplooien en bijgevolg afstand doen van de erkenning als beroepsjournalist. De zelfstandigen bij de VVJ pleiten overigens voor een versoepeling van de wet op dat vlak: combineren met een commerciële nevenactiviteit zou moeten kunnen, voor zover dat de ‘onafhankelijkheid’ van de journalist niet in het gedrang brengt. Om toe te zien op de naleving van de erkenningsvoorwaarden, eist de erkenningscommissie dat freelancejournalisten enkele documenten voorleggen: een kopie van de belastingaanslag van de jongste twee jaar en een overzichtsstaat van de uitgever(s) over diezelfde periode. Als de overzichtsstaat niet voorhanden is, dan kan die worden vervangen door een kopie van de fiscale fiches (281.50 of 281.45), of door kopieën van alle uitgaande facturen van de jongste twee jaar. Veel freelancers is die controle een doorn in het oog; ze hebben het over een schending van hun privacy en mogelijke bedrijfsgeheimen en over een ongelijke behandeling, vergeleken met loontrekkende journalisten. De databank van de VVJ telt – in juni 2016 – 727 zelfstandige journalisten, van wie 610 met het statuut van beroepsjournalist en 117 met het statuut van stagiair-beroepsjournalist. Daarnaast heeft de VVJ nog 96 persmedewerkers als aangesloten lid.

5

Het statuut van beroepsjournalist is geregeld door een wet van 30 december 1963.

33


Als je als beroepsjournalist bent erkend, krijg je van de FOD Binnenlandse Zaken officiële persdocumenten. Als stagiair krijg je van de VVJ een stageperskaart die ongeveer dezelfde waarde heeft als de officiële perskaart. Die documenten verlenen vaak exclusieve toegang tot evenementen (bijvoorbeeld bij de parlementen, politie en justitie, het vorstenhuis) of zijn soms een voorwaarde voor het verkrijgen van specifieke accreditaties (bijvoorbeeld in de sportwereld of in de culturele sector). Andere voordelen van een erkenning liggen in soms aanzienlijke prijskortingen bij het openbaar vervoer (gratis bij NMBS), bij luchtvaartmaatschappijen en bij diverse instanties, onder meer in de culturele sector. Als beroepsjournalist kun je bovendien lid worden van de Vlaamse Vereniging van Journalisten (VVJ) / Algemene Vereniging van Beroepsjournalisten in België (AVBB). Het lidgeld voor het jaar 2016 bedraagt € 115. Leden die hun werkelijke beroepskosten fiscaal aftrekken (in plaats van het wettelijke kostenforfait), kunnen dat lidgeld volledig als beroepskosten inbrengen.

Journalist in bijberoep Sinds 2006 kun je ook als ‘persmedewerker’ lid worden van de VVJ. Het gaat om correspondenten die in nevenberoep journalistiek werk verrichten voor kranten, magazines en omroepen. Dat is geen officiële erkenning zoals de beroepsjournalisten die krijgen, maar voor een lidgeld van € 65 kun je wel een beroep doen op informatie en service van het VVJ-secretariaat, met name voor vragen van administratieve, sociale, juridische of deontologische aard. Tevens krijg je de mogelijkheid in te tekenen op de collectieve polis ‘beroepsaansprakelijkheid’ die de AVBB voor haar leden heeft onderhandeld. En net als de beroepsjournalisten ontvang je het maandblad De Journalist en de Journalistenagenda, en krijg je online toegang tot onze volledig website, inclusief dit Vademecum voor freelancers. Meer info: www.journalist.be. (Zie ook hoofdstuk 21: Journalistiek als bijverdienste).

Over de VVJ/AVBB

De beroepsunie VVJ/AVBB, ook wel bekend als ‘de journalistenbond’, behartigt de belangen van (beroeps)journalisten op drie vlakken:  Hun wettelijk beroepsstatuut: erkenning, persdocumenten en verwante faciliteiten. De VVJ/AVBB levert de helft van de mandatarissen van de erkenningscommissie en staat ook in voor de administratieve ondersteuning van die commissie.  Hun arbeidsstatuut: als vakvereniging bekommert de VVJ/AVBB zich maximaal om de loon- en werkvoorwaarden van de journalist. In tegenstelling tot de klassieke vakbonden gaat het niet alleen om de loontrekkende journalisten, maar vanzelfsprekend ook om de freelancers.  Hun intellectueel statuut: de VVJ/AVBB beoogt enerzijds de maximalisering van de wettelijk-gerechtelijke omkadering van de persvrijheid en anderzijds de optimalisering van de deontologische zelfregulering. Op dat laatste terrein is de VVJ samen met de Vlaamse mediahuizen oprichter en organisator van de Raad voor de Journalistiek.

34


Op die manier houdt de VVJ het midden tussen een overheidsdienst, een vakbond en een beroepsorde. Op elk van die drie terreinen wordt in de mate van de mogelijkheden gewerkt aan zowel individuele dienstverlening als aan structurele belangenbehartiging. De VVJ treedt op wanneer gewestelijke Vlaamse beleidsthema’s aan de orde zijn, zoals het omroepbeleid, de steun aan de pers of de zelfregulering via de Raad voor de Journalistiek. De AVBB is aan zet wanneer federale materies in het geding zijn: het wettelijk beroepsstatuut, het sociaal statuut, auteursrechten, de persvrijheid... Van het totaal aantal beroepsjournalisten is de overgrote meerderheid lid van de AVBB/VVJ. Dat maakt de organisatie tot een zeer representatieve beroepsunie. Het bestuur van de VVJ/AVBB is in handen van een raad van bestuur, die verkozen wordt door de algemene ledenvergadering en representatief is samengesteld. Het dagelijks beheer is in handen van het nationaal secretariaat van de vereniging.

Meer info VVJ/AVBB Zennestraat 21 – 1000 Brussel Tel. 02 777 08 40 – Fax 02 777 08 49 www.journalist.be e-mail: info@journalist.be

Journalist van beroep Voor journalisten die professioneel actief zijn in de ‘gespecialiseerde media’, of de vakpers, geldt tot nu een ander wettelijk statuut: dat van ‘journalist van beroep’ 6. Die groep – traditioneel journalisten van de ‘periodieke pers’ genoemd – telt een vijfhonderdtal journalisten. Ook zij hebben officiële persdocumenten, die wel wat verschillen van die van de beroepsjournalisten. Vanaf 2017 komen die journalisten ook bij de VVJ als beroepsorganisatie.

6

Hun statuut is geregeld bij Koninklijk Besluit van 12 april 1965.

35


AAN HET WERK: LEVERING EN BETALING

36


8. De journalist en zijn overeenkomst Ook al beschikken zelfstandige journalisten niet over een arbeidsovereenkomst zoals hun loontrekkende collega’s, toch zijn ook zij juridisch gebonden met het mediabedrijf waarvoor ze werken. Dat is in principe een ‘aannemingscontract’. Maar sinds enkele jaren vermijden de Vlaamse mediahuizen die juridische constructie, en gaan ze voluit voor contracten waarin enkel nog sprake is van de overdracht van auteursrechten. Die worden dan heel neutraal ‘overeenkomst tussen uitgever en zelfstandig journalist’ genoemd, of anders ‘contract van (con)cessie van auteursrechten’. Door een uitvoerige omschrijving van vergoeding, auteursrechten, leveringsvoorwaarden enzovoort, kunnen beide partijen de overeenkomst maximaal naar hun hand zetten. Dat kan gebeuren in de overeenkomst zelf, of anders in zogenaamde ‘algemene leveringsvoorwaarden’ waarnaar in het contract wordt verwezen. Voor alles wat niet contractueel is ingevuld, bepalen de wettelijke regels inzake ‘aanneming’ het doen en laten van de zelfstandige journalist en diens uitgever. Via enkele FAQ’s zetten we de belangrijkste principes op een rij.

 Vanaf wanneer is er een ‘overeenkomst’ tussen een mediabedrijf en een journalist? Dat is van zodra er sprake is van een aanbod enerzijds en de aanvaarding daarvan anderzijds. Concreet: een journalist biedt een stuk aan en de betrokken uitgeverij aanvaardt dat voor publicatie. Of een hoofdredacteur vraagt een opdracht te vervullen, en de journalist engageert zich hiertoe. Een overeenkomst kan betrekking hebben op een eenmalige levering, maar even goed kan ze vorm geven aan een meer duurzame samenwerking. De overeenkomst kan dan een bepaalde of zelfs een onbepaalde duurtijd hebben, al dan niet gekoppeld aan een opzeggingstermijn en/of opzeggingsvergoeding. Opgelet: die duurzame samenwerking mag niet leiden tot een gezagsrelatie waarin er sprake is van ondergeschiktheid en waarin de uitgever ook de modaliteiten van uitvoering gaat dicteren. In dat geval spreken de RSZ en de arbeidsrechtbanken van ‘schijnzelfstandigheid’ (zie hoofdstuk 2).

 Moet de overeenkomst op papier staan? Neen. Traditioneel worden bestellingen aan freelancejournalisten weinig geformaliseerd. Dat doet evenwel geen afbreuk aan de rechtsgeldigheid van de overeenkomst. Een probleem bij mondelinge contracten is natuurlijk dat het niet gemakkelijk zal zijn om achteraf te bewijzen wat precies was afgesproken. Als zelfstandig journalist heb je dus belang bij een document – een mailtje bijvoorbeeld – waarin duidelijk wordt afgesproken wat van je verwacht wordt en welke vergoeding daartegenover staat. Ook andere elementen kunnen aan bod komen, bijvoorbeeld de eindredactionele behandeling van je werk.

37


Sinds enige tijd leggen de Vlaamse pershuizen zelf bijna systematisch papieren contracten voor aan hun zelfstandige medewerkers. Ze doen dat met name om ook afspraken te maken over auteursrechten.  Wie bepaalt de inhoud van de overeenkomst? In principe, volgens de klassieke liberale filosofie van de ‘vrije burger’ waarop ons Burgerlijk Wetboek is gebaseerd, zijn dat beide partijen samen. Maar we moeten ons niet veel illusies maken: ook in de mediasector is het doorgaans de uitgever die de modaliteiten van de samenwerking oplegt. Dat verklaart onder meer de lage vergoedingen die voor freelancejournalistiek worden betaald (zie hoofdstuk 10).  Wanneer heeft de zelfstandige recht op vergoeding? Hier maken we een onderscheid tussen twee situaties. Kreeg de zelfstandige een opdracht en werd die goed uitgevoerd, dan moet die levering worden betaald. Het maakt niet uit of het artikel of het beeldmateriaal ook echt is gebruikt: het zal je maar overkomen dat je bijdrage louter door plaats- of tijdsgebrek geen plaats krijgt in de krant of in het radiojournaal, of dat ze stevig blijkt ingekort. De uitgevergever zou je je vergoeding wel kunnen onthouden als je werk niet voldoet: inhoudelijk loopt het mank, de deadline werd niet gehaald, enzovoort. Bij conflicten hierover nemen de rechtbanken ‘een normaal zorgvuldig journalist’ als referentie. Mogelijkheid twee: je stapt op eigen initiatief met een werkstuk naar een hoofdredactie of uitgever. Maken die er gebruik van, dan is het voor de hand liggend dat er een vergoeding wordt betaald.

 Kan een samenwerking zomaar worden beëindigd? Een groot verschil tussen het werknemers- en het zelfstandigenstatuut is dat het eerste strikte opzeggingstermijnen inhoudt voor het geval een van beide partijen de samenwerkingsovereenkomst beëindigt. Ook al bepaalt de wet iets soortgelijks niet voor aannemingsovereenkomsten, toch lassen diverse uitgevers die langlopende overeenkomsten afsluiten met freelancers ook opzeggingstermijnen in. De VVJ acht, van zodra een samenwerking zes maanden duurt, een termijn van minstens twee maanden gepast. Die moet dan door zowel de uitgever als door de journalist worden gerespecteerd. Overigens is er ook in de rechtspraak een tendens om – zelfs wanneer dat niet formeel is bedongen in de overeenkomst – een uitgever toch te verplichten tot het in acht nemen van een minimale opzeggingstermijn bij het beëindigen van de samenwerking. Uitzondering vormt het geval waarin er sprake is van een ernstige wanprestatie. Als voorbeeld drie hoopgevende precedenten, die met VVJ-steun zijn gerealiseerd:

38


De Antwerpse rechtbank van eerste aanleg veroordeelde op 11 februari 2005 de uitgever van een weekblad tot het betalen van een schadevergoeding van ĂŠĂŠn maand gemiddeld honorarium aan een freelancer die plotseling was bedankt voor bewezen diensten, na een jaar regelmatige samenwerking. De uitgever ging tegen dat vonnis in beroep, maar op 22 mei 2005 veroordeelde het hof van beroep in Antwerpen de uitgever tot het betalen van het dubbele: twee maanden honorarium. Een dagblad dat een zelfstandige sportmedewerker na negen jaar samenwerking in 2007 plotseling bedankte, heeft de freelancer uiteindelijk twee maanden honorarium betaald. In 2011 kreeg een zelfstandige persfotograaf, die na 24 jaar aan de kant werd gezet door een weekblad, na tussenkomst van een advocaat een minnelijke schikking van de uitgever: een vergoeding die neerkwam op zes keer het gemiddelde maandhonorarium dat de fotograaf bij dat weekblad had.

In de bijlagen van deze publicatie staat een model van contract voor freelancejournalistiek.

39


9. Hoeveel verdient dat hier? Het meest penibele element in het zelfstandigenstatuut is ongetwijfeld de honorering. Als freelancejournalist moet je niet snel aan sparen gaan denken. Integendeel, meer dan eens blijken de rekeningen rood te kleuren (zie hoofdstuk 4). De verleiding, vooral bij jongere journalisten, om tegen veel te lage tarieven te werken is groot, met alle nefaste gevolgen voor de algemene marktsituatie van dien (zie hoofdstuk 3).

De praktijk Als je een vergelijking wilt maken met een loontrekkende collega, houd er dan rekening mee dat die collega zijn maandloon 13,92 keer krijgt uitbetaald (wegens een ‘dertiende maand’ in december en in de zomer ook 92% vakantiegeld). Bovendien worden de kosten voor kantoor, informatica en telecom, transportkosten en nog veel meer gedragen door de werkgever… Wat een loontrekkende in (bijna) veertien maandlonen realiseert, moet de freelancer in elf maanden bij elkaar zien te krijgen, als hij ook een maand vakantie wil. Nu hebben freelancers sinds de circulaire van de FOD Financiën van september 2014 – en de bevestiging ervan door minister van Financiën Johan Van Overtveldt in de Kamercommissie Financiën op 25 februari 2015 – wel de mogelijkheid zich te laten uitbetalen in auteursrechten, wat aanzienlijke voordelen oplevert op het vlak van belastingen en op het vlak van het betalen van sociale bijdragen. Maar let wel: de Bijzondere Belastinginspectie (BBI) is het niet eens met die visie en zegt dat contracten die louter een vergoeding voor de overdracht van auteursrecht bepalen “niet overeenstemmen met de werkelijkheid”. Op inkomsten uit auteursrechten – die worden beschouwd als roerende inkomsten – geldt een belastingtarief van slechts 15%. En er worden ambtshalve vrij hoge forfaitaire kosten toegekend, waardoor de belasting de facto nog lager uitvalt. Een voorbeeld voor inkomsten uit auteursrechten verdiend in 2016 (aanslagjaar 2017): Auteursrechten

Forfaitaire kosten

Belastbaar

Roerende voorheffing

€ 0 – € 15.360 € 15.360 – € 30.710 € 30.710 – € 57.590 > € 57.080

50% 25 % 0%

7.680 11.512,50 26.880

15% (= € 1.152,00) 15 % (= € 1.726,88) 15% (= € 4.032,00) Géén roerende voorheffing, progressieve inkomstenbelasting (tussen 25 en 50%)

Voor inkomsten uit auteursrechten verdiend in 2015 (aanslagjaar 2016) geldt: Auteursrechten

Forfaitaire kosten

Belastbaar

Roerende voorheffing

€ 0 – € 15.270 € 15.270 – € 30.540 € 30.540 – € 57.270

50% 25 % 0%

7.635 11.452,50 26.730

15% (= € 1.145,25) 15 % (= € 1.717,88) 15% (= € 4.009,5)

40


> € 57.270

Géén roerende voorheffing, progressieve inkomstenbelasting (tussen 25 en 50%)

Voor meer uitgebreide informatie over de fiscaliteit van auteursrechten en de voorwaarden die moeten worden vervuld, verwijzen we naar hoofdstuk 20. Ook de sociale bijdragen vallen een stuk lager uit voor wie in auteursrechten wordt uitbetaald. Meer daarover in hoofdstuk 15. Maar wat betalen media nu in de praktijk? Voor redacteuren zijn tarieven bekend gaande van 3 cent per letter, 7 cent per woord, 70 cent per zin, € 50 per uur, tot € 200 per gepubliceerde bladzijde... Soms speelt de aard van het stuk mee of de bladzijde waarop het verschijnt. Faits-divers op een regionale pagina worden totaal anders gehonoreerd dan een reportage voor de weekendbijlage van een krant. Uit een enquête die de VVJ onder freelancers heeft gehouden – in april 2009, maar in de praktijk wordt anno 2016 vaak nog met dezelfde tarieven gewerkt – bleken weekbladen tussen € 100 en € 200 per pagina van 4.000 tekens te betalen. Bij de maandbladen lag dat tussen € 65 en ongeveer € 270 voor een tekst van eenzelfde lengte. In de vakpers kregen freelancers tussen € 75 en € 200 per 4.000 tekens betaald. In de dagbladwereld zijn de tarieven haast even complex als die van telecomleveranciers. Dat gaat van € 4 voor een kort berichtje tot € 1.000 voor een groot uitgewerkte reportage in een weekendbijlage. Maar dat laatste is veeleer uitzonderlijk. Een ‘gewone’ krantenpagina levert meestal iets tussen € 75 en € 140 op, afhankelijk van de aard van de krant. Tarieven voor foto's schommelen tussen € 15 en € 90 per foto. Hier valt een groot verschil tussen regionale en nationale berichtgeving te noteren. Met fotografen wordt voorts soms een bedrag afgesproken voor de ‘dragende foto’ van een reportage, en worden bijkomende gepubliceerde foto’s veel lager gehonoreerd. Kranten en fotoagentschappen betalen fotografen soms ook per opdracht, van € 67 voor iets van 2 à 4 uur werk, tot maximaal € 225 voor een dagopdracht, bleek uit de eerder genoemde enquête. Daaruit kwam ook naar voren dat éénzelfde mediagroep voor de ene foto € 7,50 betaalt en voor een andere foto tot € 104 over heeft, naargelang van het blad van de groep waarin de foto verschijnt. In de praktijk laten dagbladen nu hun lokale schrijvende correspondenten foto’s nemen, waarvoor die dan pakweg € 5 of € 6 krijgen. Dat maakt de regionale pagina’s goedkoper, maar is wel broodroof voor beroepspersfotografen. Cameramannen worden per opdracht betaald, waarbij tussen € 225 en € 350 wordt betaald voor een dag werk, die in die sector 10 uur bedraagt. Het gemiddelde ligt op ongeveer € 300. Bij fotografen en soms bij cameramannen worden die vergoedingen ook verondersteld de zware investeringen in materiaal te dekken. Naast het eigenlijke honorarium of een prijs voor de afstand van de auteursrechten kan eventueel aanspraak worden gemaakt op een vergoeding van gemaakte onkosten. Ook hier is de praktijk zeer uiteenlopend. In bepaalde bedrijven zijn de kosten in de vergoeding inbegrepen. In andere overeenkomsten staan ze expliciet opgesomd. Soms valt de kostenvergoeding samen met een kilometervergoeding. Maar er kan ook sprake zijn van maandelijkse forfaitaire bedragen voor telefoons en verplaatsingskosten. Her en der zijn er

41


bovendien nog vaste vergoedingen bepaald voor bijvoorbeeld nieuwsgaring of het zich beschikbaar houden voor opdrachten. De praktijk leert dat mediabedrijven vaak hun freelancers – zeker wat kostenvergoedingen betreft – betalen à la tête du client. Ook hier speelt de wet van vraag en aanbod: hoe ‘onmisbaar’ ben je voor de krant? Uit de enquête bleek een tendens dat de audiovisuele sector vaker een kilometervergoeding betaalt dan de geschreven pers.

Nog iets over de betalingstermijn: wanneer word je betaald? Ook hier is verscheidenheid troef. In de praktijk volgt in de meeste gevallen betaling binnen de maand na de publicatie of het insturen van de factuur. Maar er zijn ook klachten over het uitblijven van betalingen gedurende twee of nog meer maanden. Wettelijk gezien is de vergoeding opeisbaar vanaf het ogenblik dat het stuk geleverd is. Een betalingstermijn kan worden bepaald in de overeenkomst, of anders in de ereloonnota zelf. In veel sectoren geldt als regel een betalingstermijn van 15 dagen tot één maand, wat ook voor freelancejournalistiek een gerechtvaardigde eis is. Wacht overigens ook zelf niet te lang met het sturen van je ereloonnota nadat je je werk hebt ingeleverd. In de media zijn er stipte en minder stipte betalers. Probeer via collega’s of via de VVJ uit te vissen hoe bepaalde media hun freelancers financieel behandelen. Klachten over niet betaalde facturen komen nogal eens bij de VVJ terecht. Informeer je voordat je met een uitgever in zee gaat.

En wat als een klant niet betaalt? Stuur hem een herinnering, via een mail of een aangetekende brief. Blijft de klant hardnekkig weigeren je ereloonnota te betalen, zoek dan een bemiddelaar. De VVJ kan daarvoor worden ingeschakeld. Als ook dan de klant nog OostIndisch doof blijft, dan kun je – al dan niet via de VVJ – de juridische weg bewandelen.

42


Barema’s AVBB-adviestarieven per regel van 60 tekens De AVBB heeft richttarieven op papier gezet voor schrijvende journalisten, waarbij beklemtoond moet worden dat het om minima gaat. De vergoeding is berekend per regel van 60 tekens, waarbij ook de aard van het werkstuk en de oplage bepalende factoren zijn. Wil je dus weten wat een pagina van 4.000 tekens – een pagina van een nieuwsmagazine, zeg maar - minimaal zou moeten opleveren, dan vermenigvuldig je het onderstaande met ongeveer 67. Let wel: dit zijn richttarieven, ze zijn niet afdwingbaar.

minder dan 50.000

van 50.000 tot 100.000

€ 1,25

€ 1,49

€ 1,76

€ 1,97

commentaarstuk, recensie

€ 1,79

€ 2,18

€ 2,59

€ 2,73

reportage, achtergrondverhaal, interview

€ 1,97

€ 2,41

€ 2,85

€ 3,12

OPLAGE

Bewerking van persberichten, verslag van conferenties, gemeenteraden, processen

van 100.000 tot 200.000

meer dan 200.000

Voor foto’s geven we hieronder het adviestarief dat door de fotografenvereniging Sofam wordt gehanteerd:

OPLAGE

Minder dan 50.000 ex.

Van 50.000 tot 100.000

Van 100.000 tot 200.000

Meer dan 200.000

€ 95,11

€ 105,53

€ 116,27

€ 126,99

43


Voor magazines, gespecialiseerde publicaties, ondernemingsbladen en huis-aanhuisbladen, hanteert Sofam volgende tarieven (in euro):

oplage <15.000 <20.000 <25.000 <50.000 <100.000 <250.000 <500.000 >500.000 ¼ p. 92,50 109,03 118,02 144,11 160,64 176,01 192,83 209,07 ½ p.

109,03

118,89

132,81

161,80

177,17

193,99

210,81

225,89

1/1 p.

118,02

132,81

144,99

177,17

193,99

210,81

225,89

258,08

2/1 p.

131,94

144,99

161,80

193,99

210,81

226,18

258,08

289,97

cover

160,64

177,17

193,99

226,18

258,08

289,97

323,61

387,69

Sofam past deze tarieven toe bij het verlenen van licenties aan een eenmalige gebruiker van foto’s wanneer er geen samenwerking op regelmatige basis bestaat tussen fotograaf en gebruiker, evenals in geval van regularisatie van het gebruik van een foto zonder voorafgaande toestemming van de fotograaf.

Visie VVJ-Zelfstandigen De VVJ-Zelfstandigen ijvert voor een betere betaling van freelancejournalistiek in Vlaanderen. Bij de aanvang van een carrière zou een goede freelancer toch € 38 per gepresteerd uur moeten halen en tegen het einde van zijn loopbaan zou dat zeker € 58 per uur moeten zijn. Ter illustratie: uit een enquête van Unizo, gepubliceerd in juni 2016, bij freelancers (weliswaar in heel diverse sectoren) blijkt dat 47 % van de freelancers een uurtarief hanteert tussen 30 en 70 euro. Slechts 5 % zit onder de 30 euro per uur. Zo’n 40 % procent van de respondenten werkt voor een uurtarief van méér dan 70 euro. Verondersteld mag worden dat in die laatste groep niet veel journalisten zullen worden aangetroffen… Verschillen op grond van oplage of andere parameters zouden moeten worden opgeheven. In de uurvergoeding zijn normale kosten inbegrepen, maar bijzondere uitgaven kunnen apart worden ingebracht. Er wordt gewerkt met halve (4 uur) en hele (8 uur) dagen. Voor kleine opdrachten wordt minstens 1 uur uitbetaald. Voor standaardopdrachten, zoals het verslaan van een persconferentie, een studiedag of een proces, worden vaste maatstaven uitgewerkt. In het algemeen wordt vooraf afgesproken hoeveel uren de freelancer maximaal aan een opdracht besteedt. Het uitgangspunt daar is dat een zelfstandige journalist, bij een normale werkweek en met gemiddelde bedrijfskosten, netto evenveel (en bij voorkeur méér, vanwege extra risico) verdient als een met hem vergelijkbare loontrekkende journalist bij een dagblad.

44


11. Touwtrekken over auteursrechten De Belgische auteurswet van 30 juni 1994 streeft naar een evenwicht tussen auteurs en hun uitgevers of producenten.7 De eerste houder van auteursrechten is degene die het werk heeft gecreëerd. En niet diens werkgever, zoals met name in de Angelsaksische traditie van het ‘copyright’ het geval is. De auteur beslist dus als eerste over de exploitatie van zijn werk. “Alleen de auteur van een werk van letterkunde of kunst heeft het recht om het op welke wijze of in welke vorm ook te reproduceren of te laten reproduceren”, aldus artikel 1 van de auteurswet. De wet legt voor deze exploitatie trouwens geen financiële normen op. Het belet niet dat de auteur zijn vermogensrechten steeds kan overdragen: aan zijn werkgever of uitgever(s), maar ook aan een auteursmaatschappij. Die afstand van rechten wordt door de auteurswet evenwel nogal strak geregeld. Zo kan een overdracht slechts tegen een auteur worden ingeroepen als ze op papier staat. Daarbij moeten voor elke exploitatiewijze de vergoeding voor de auteur, de reikwijdte en de duur van de overdracht uitdrukkelijk worden bepaald. Een overdracht die slaat op nog onbekende exploitatievormen is nietig.8 Is er onduidelijkheid over het contract van overdracht, dan wordt dat altijd in het voordeel van de auteur geïnterpreteerd. Voor zelfstandigen is de overdracht van auteursrechten overigens nog strakker geregeld dan voor hun collega’s in vaste dienst. Zo kan voor loontrekkenden de overdracht ook via een collectief akkoord worden geregeld, wat uitgesloten is voor de freelance medewerkers. In het verleden hebben nagenoeg alle uitgevers in België zowel hun loontrekkende als hun zelfstandige journalisten overeenkomsten voorgelegd die de volledige overdracht van hun materiële auteursrechten inhielden. In het beste geval stond daar een minieme verhoging van de vergoedingen tegenover. Dat had te maken met de uitbouw door de mediabedrijven van allerlei multimediale initiatieven en de elektronische persknipselbank Gopress. Door de overdracht van auteursrechten hoefden de werkgevers voor dat hergebruik van het journalistieke product nauwelijks iets of niets meer te betalen. Die overeenkomsten zijn door de mediabedrijven opgesteld en zijn bijna altijd te nemen of te laten. Ons zijn diverse gevallen bekend van zelfstandigen die hun uitgever kwijtspeelden omdat ze weigerden hun auteursrechten zomaar over te dragen. Een zelfstandig journalist die voldoende sterk in zijn schoenen staat, probeert het best zijn auteursrechten maximaal aan zijn kant te houden. Voor hergebruik of doorverkoop kun je dan geval per geval een vergoeding afspreken.

7

In dit hoofdstuk hebben we het uitsluitend over de materiële auteursrechten of de vermogensrechten van de auteur. Daarnaast voorziet de wet van 1994 ook in morele auteursrechten. Die geven de auteur het recht het werk bekend te maken, het vaderschap ervan op te eisen en er de gepaste eerbied voor te vragen. Hierover hebben we het in hoofdstuk 12. 8

Ook de morele rechten zijn niet overdraagbaar – zie hoofdstuk 12.

45


Een alternatief is de aansluiting bij een auteursmaatschappij, aan wie je het beheer van je vermogensrechten overdraagt. Specifiek voor journalisten is de JAM (Journalisten Auteurs Maatschappij) opgericht. Lid worden kan door eenmalig een aandeel te kopen van € 50,00. Specifiek voor visuele kunstenaars – en daar vallen in zekere zin ook beeldjournalisten onder – is er ook nog SOFAM. In geval van schending van de auteursrechten van een lid – door een mediahuis of door een derde – eisen JAM en SOFAM in zijn naam een schadevergoeding.

Reprobel / Auvibel De wet maakt een belangrijk onderscheid tussen ‘primaire’ en ‘collectieve’ auteursrechten. 

Primaire auteursrechten zijn de rechten op hergebruik en doorverkoop. Die behoren in eerste instantie de auteur zelf toe, maar kunnen worden overgedragen aan een auteursmaatschappij (zoals de JAM) of aan een uitgever.

Collectieve auteursrechten zijn de rechten die voortvloeien uit kopiëring of openbare uitlening van je werk. De wet heeft hiervoor een ‘collectieve’ licentie gegeven aan het publiek – iemand mág dus je krantenartikel kopiëren of in een bibliotheek het magazine lenen waarin je schreef. Anderzijds worden auteurs hiervoor ook collectief vergoed. De fabrikanten en bezitters van kopieermachines bijvoorbeeld betalen aan Reprobel welbepaalde bijdragen. Voor de audiovisuele sector is dat aan Auvibel. Die beheersmaatschappijen keren de ontvangen reprografierechten dan uit onder alle betrokken auteurs. Specifiek voor journalisten kan die betaling heel soepel gebeuren via de JAM. Essentieel is nog dat deze ‘collectieve’ auteursrechten nooit kunnen worden overgedragen aan werk- of uitgever, enkel aan een auteursrechtenmaatschappij. Alleen al hierom is voor journalisten lidmaatschap bij de JAM – zij het dan enkel voor deze reprografierechten – pure winst. Je betaalt een eenmalige bijdrage van € 50, en vervolgens krijg je jaarlijks, na aangifte van het journalistieke werk dat je verrichtte, een deeltje van de Reprobel- of Auvibelfondsen.

46


MORELE AUTEURSRECHTEN, AANSPRAKELIJKHEID EN VERZEKERING

47


12. Morele auteursrechten Ook als freelancejournalist werk je doorgaans aan een collectief product in het kader van een redactie. Een vraag die dan snel opduikt, is of – en in hoeverre – een eindredacteur je teksten zomaar kan aanpassen, of je beeldmateriaal mag bijknippen. De Belgische auteurswet van 30 juni 1994 voorziet behalve in vermogensrechten (zie hoofdstuk 11) ook in morele rechten van de auteur op zijn werk. Die omvatten - het recht op bekendmaking van het werk, wat inhoudt dat de auteur beslist wanneer zijn werk voltooid is en hoe het kenbaar wordt gemaakt aan het publiek; - het recht op vaderschap, wat de vrijheid inhoudt om het te publiceren onder zijn eigen naam, een pseudoniem of anoniem; - het recht op eerbied voor de integriteit van het werk, wat impliceert dat hij zich kan verzetten tegen “elke vervorming, omvorming, wijziging” of tegen “elke andere aantasting” ervan. Die morele auteursrechten kunnen overigens nooit globaal worden overgedragen, alleen een punctuele afstand valt te rijmen met de wet. Nu betwist niemand dat een hoofd- of een eindredacteur ergens wel de mogelijkheid moet hebben om je bijdrage op maat te snijden of ze grammaticaal of stilistisch te verbeteren. Meer dan eens gebeurt het evenwel dat er zodanig aan een tekst of beeld wordt gesleuteld dat de benadering of de toon heel anders wordt. Een voortdurende bron van spanning tussen (zelfstandige) journalisten en eindredacties zijn voorts de koppen en bovenkoppen bij een stuk, en de quotes en onderschriften bij beeldmateriaal. Freelancers moeten daarom maximaal blijven aandringen op respect voor hun morele auteursrechten. Volgens de wet op de auteursrechten heeft de zelfstandige journalist recht op publicatie van zijn werkstuk zoals hij het heeft geleverd. In de aannemingsovereenkomst of in de algemene leveringsvoorwaarden met de uitgever kan dat alles nog eens worden bevestigd. Zo kunnen freelancers altijd aanspraak maken op vermelding van hun naam of minstens hun initialen onder een bijdrage. Freelancers hebben ook recht op overleg over tekstaanpassingen, koppen en illustratiemateriaal. Alleen in geval van tijdsnood kan men zich voorstellen dat de freelancer niet wordt geconsulteerd. Bij tekstwijzigingen of toevoegingen buiten weten van de journalist, is de uitgever verantwoordelijk voor de fouten die daar mogelijk uit voortvloeien, al zal je diens aansprakelijkheid ter zake soms wel moeten afdwingen.

48


13. De beroepsaansprakelijkheid Wettelijk, zelfs grondwettelijk gezien, is de journalist de eerste die aansprakelijk is als zijn werkstuk niet blijkt te voldoen en de benadeelde daartegen in het verweer gaat. Alleen als je je werk niet zou ondertekenen en je onbekend blijft, kan de uitgever aansprakelijk worden gesteld. Dat heet de getrapte verantwoordelijkheid in persaangelegenheden.9 Die beroepsaansprakelijkheid voor fouten speelt zowel op het strafrechtelijke als op het burgerrechtelijke vlak. Op strafrechtelijk vlak kunnen journalisten voor hun ‘opiniedelicten’, die dan onder de noemer ‘persdelict’ vallen, alleen door het hof van assisen worden berecht.10 In de praktijk komen assisenzaken tegen de pers niet voor. ‘Technische’ misdrijven, die niet neerkomen op het formuleren van een opinie, vallen overigens niet onder de juridische voorrangregeling via het hof van assisen en de feitelijke immuniteit die daaruit volgt. Denk aan het gebruik maken van een scanner, het vrijgeven van de identiteit van een minderjarige verdachte of het slachtoffer van zedencriminaliteit, het misbruik maken van inzagerecht in gerechtsdossiers, en dergelijke meer. Dat soort inbreuken wordt voor de gewone correctionele rechtbanken vervolgd – wat in de praktijk ook meer dan eens gebeurt. Zeker freelancejournalisten moeten zich goed bewust zijn van die strafrechtelijke beperkingen die de wet op de journalistieke informatiegaring en informatieweergave stelt.11 De (gedeeltelijk) strafrechtelijke immuniteit van de pers heeft in de loop der jaren wel geleid tot een opmerkelijke toename van het aantal burgerrechtelijke claims en processen tegen journalisten. Vaak met een veroordeling tot gevolg. Het Hof van Cassatie heeft de ‘getrapte’ verantwoordelijkheid van de pers – wat in de praktijk meestal neerkomt op de individuele verantwoordelijkheid van de journalist – intussen ook tot deze burgerlijke zaken uitgebreid. Dat creëert – vooral, maar niet uitsluitend – voor freelancejournalisten het risico dat ze moederziel alleen soms lastige processen moeten verwerken en zware schadeclaims moeten torsen. Collega’s in loondienst kunnen vaak een beroep doen op een advocaat ‘van het bedrijf’, terwijl dat voor freelancers meestal niet het geval is. En draait de rechtszaak uit op een veroordeling, dan moet soms een flinke schadevergoeding worden betaald. Je kunt je de vraag stellen in hoeverre het principe van de getrapte aansprakelijkheid nog hout snijdt, zeker als je vaststelt hoe zwaar hoofd- en eindredacties wegen op inhoud en vorm van journalistieke bijdragen. Sommige rechtbanken zien dat trouwens ook goed in, en betrekken, bij een veroordeling, ook eindredactie, hoofdredactie en zelfs uitgever in de zaak. Dat verzacht de soms zware financiële gevolgen voor de journalist. Artikel 25 van de Grondwet zegt letterlijk: “De drukpers is vrij. (...) Wanneer de schrijver bekend is en zijn woonplaats in België heeft, kan de uitgever, de drukker of de verspreider niet worden vervolgd.” 9

10

Artikel 150 Grondwet. De enige uitzondering zijn racistische persdelicten, die door de ‘gewone’ correctionele rechtbanken beoordeeld worden. 11

Zie voor een Vademecum Pers-Gerecht op www.journalist.be/publicaties.

49


Zolang de getrapte verantwoordelijkheid evenwel in de grondwet staat, blijft dat voor de journalist een krachtig argument om ten volle aanspraak te blijven maken op zijn morele auteursrechten (zie hoofdstuk 12).

50


14. Verzekering voor beroepsaansprakelijkheid Gelet op het voorgaande, is een goede verzekering voor beroepsaansprakelijkheid geen overbodige luxe. Alle journalisten, zowel loontrekkenden als zelfstandigen, hebben daar baat bij. Maar vooral freelancers moeten er goed op letten dat ze individueel verzekerd zijn voor gerechtsprocedures, beroepsfouten en de daaruit voortvloeiende schadeclaims. De VVJ heeft, samen met haar Franstalige partner AJP onder de koepel van AVBB, een paar jaar geleden een verzekering beroepsaansprakelijkheid en rechtsbijstand onderhandeld met makelaar AON. Het ging om een polis waarop journalisten zich individueel konden inschrijven, maar wel genieten van een lage groepsprijs. De verzekeringsmaatschappij heeft die polis evenwel opgezegd per 31 augustus 2016. Samen met de makelaar hebben VVJ en AJP nu overleg om een alternatieve verzekeraar te vinden.

Contactgegevens: Makelaar AON: Damien de Meester, Roderveldlaan 3, 2600 Berchem – Antwerpen 03 270 24 58, of e-mail: damien.de.meester@aon.be

Meer info Op het VVJ-secretariaat en op www.journalist.be.

51


SOCIAAL STATUUT

52


15. Sociale bijdragen voor sociale bescherming Zelfstandigen moeten hun sociaal statuut helemaal zelf financieren, wat een verschil uitmaakt met de loontrekkenden wier sociale zekerheid door de werkgever mee wordt gefinancierd. Bovendien houdt de sociale zekerheid van de werknemers een stuk meer in dan het sociaal statuut van de zelfstandigen (zie hoofdstuk 16). Op termijn zou een oplossing voor freelancejournalisten de gelijkschakeling met het ‘kunstenaarsstatuut’ kunnen zijn. Volgens de wet worden kunstenaars voor de toepassing van de sociale zekerheid (bijdragen en rechten) vermoed werknemer te zijn. Dat belet niet dat de artiest zelf er uitdrukkelijk kan voor opteren om onder het sociaal statuut van de zelfstandige te vallen. Met ‘kunstenaars’ worden personen bedoeld die zich wijden aan “de creatie en/of interpretatie van artistieke oeuvres in de audiovisuele en de beeldende kunsten, in de muziek, de literatuur, het spektakel, het theater en de choreografie”. Daar horen freelancejournalisten niet bij. Een speciale Kunstenaarscommissie, voorgezeten door een magistraat en verder bestaande uit ambtenaren van de RSZ (werknemers) en de RSVZ (zelfstandigen), kan een zelfstandigheidverklaring uitreiken wanneer de artiest daarom vraagt. Info: www.kunstenloket.be

Een vrijstelling voor freelancejournalisten in nevenberoep Wie zelfstandige journalistiek bedrijft als nevenberoep, naast een ander hoofdstatuut, kan zich voor zijn sociale zekerheid als freelancer beroepen op een belangrijke vrijstelling. De wet bepaalt dat journalisten, perscorrespondenten en iedereen die auteursrechten geniet, niet onderworpen zijn aan het sociaal statuut van de zelfstandige wanneer ze dat werk verrichten in nevenberoep (artikel 5 van het Koninklijk Besluit nr. 38 van 27 juli 1967). Dat betekent dat ze voor die activiteit geen sociale bijdragen moeten betalen, maar evenmin sociaal gerechtigd zijn. Het moet wel gaan om journalistiek werk (regionaal correspondent, recensent, columnschrijver, en dergelijke meer). De rechtbank van Antwerpen heeft geoordeeld dat occasioneel lesgeven aan een journalistenschool hiermee kan worden gelijkgesteld. Dat geldt ook voor het modereren van een debat of het interviewen voor een publiek, als dat een afgeleide is van een journalistiek hoofdberoep. Structureel lesgeven (een in het leerplan opgenomen cursus) wordt door het RSVZ evenwel niet erkend als een journalistiek nevenberoep. De arbeidsrechtbank van Luik heeft de vrijstelling ook geweigerd aan iemand die af en toe wat redactiewerk verrichtte voor uitgeverij CED Samson. Voor dit soort van bijklussen ben je dus wél verzekeringsplichtig, zij het dat je dan wel onder de bijdrageregeling valt van de nevenberoepers. De tweede voorwaarde is dat je al een ander hoofdberoep uitoefent. Concreet moet je als werknemer al minstens een halftijdse job hebben, of als statutair docent minstens 60 procent van een voltijds uurrooster. De vrijstelling geldt ook voor wie al een andere zelfstandige activiteit uitoefent als hoofdberoep, bij voorbeeld als advocaat, beheerder of cafébaas. Ook wie een hiermee gelijkstaand sociaal statuut heeft – met name als loopbaanonderbreker, werkloze of (brug)gepensioneerde (zie verder) – kan zich op de vrijstelling beroepen. De freelancejournalist die nog geen sociaal statuut heeft dat minstens gelijk is aan dat van de zelfstandigen, is toch verzekeringsplichtig. Meer over het statuut van de zelfstandige in nevenberoep: zie hoofdstuk 21.

53


Aansluiten bij een sociaalverzekeringsfonds Het eerste wat je als zelfstandige (voor journalistiek: in hoofdberoep) moet doen om in orde te zijn met je sociaal statuut, is je aansluiten bij een sociaalverzekeringsfonds. Je moet dit onmiddellijk doen bij het aanvragen van je ondernemingsnummer. Wie dat niet doet, riskeert een boete van € 500 tot € 2.000. Je kunt veranderen van sociaalverzekeringsfonds, zij het onder bepaalde voorwaarden. Zo mag je geen schulden meer hebben bij het vroegere fonds, en moet je voor de feitelijke overgang telkens wachten tot 1 januari.

Lijst van de sociaalverzekeringsfondsen

Zenito (het vroegere SVMB) Willebroekkaai 37 – 1000 BRUSSEL Tel: 02 212 22 30 – E-mail: info@zenito.be Website: www.zenito.be Acerta Sociaal Verzekeringsfonds Buro & Design Center Heizel Esplanade PB 65 – 1020 BRUSSEL Tel: 078 05 10 63 – E-mail: contact.svf@acerta.be & zelfstandigen@acerta.be Website: www.acerta.be Groep S Sociale Verzekeringskas voor zelfstandigen Poincarélaan 78 – 1060 BRUSSEL Tel: 02 555 15 20 – E-mail: infosvk@groeps.be Website: www.groeps.be Contactpersoon: Rita Beckers Xerius Brouwersvliet 4, bus 2 – 2000 ANTWERPEN Tel: 078 15 00 15 – E-mail: zelfstandigen@xerius.be Website: www.xerius.be Contactpersoon: Peter Jacobs Securex Vrij Sociaal Verzekeringsfonds voor Zelfstandigen Tervurenlaan 43 – 1040 BRUSSEL Tel: 02 729 92 22 – E-mail: merode@securex.be Website: www.securex.be

54


Partena Sociale Verzekeringen voor Zelfstandigen Anspachlaan 1 – 1000 BRUSSEL Tel: 02 549 73 00 – E-mail: logistikNA@start.partena.be Website: www.partena.be Attentia Torhoutsesteenweg 384 – 8200 BRUGGE Tel: 050 40 65 65 – E-mail: info.svas@attentia.be Website: www.attentia.be Contactpersoon: Dominique Derycker: 0491 61 86 83 – E-mail: dominique.derycker@attentia.be)) Multipen Sociale Verzekeringskas voor Landbouw, Middenstand en Vrije Beroepen Zeutestraat 2B – 2800 MECHELEN Tel: 015 45 12 60 – E-mail: info@multipen.be Website: www.multipen.be Contactpersoon: Niki Luyten of Ann Verschaeren: 0495 23 49 35 Steunt Elkander Vrije Sociale Verzekeringskas voor Zelfstandigen Kolonel Bourgstraat 113 – 1140 BRUSSEL Tel: 02 743 05 10 – E-mail: svk@steuntelkander.be Website: www.steuntelkander.be - https://www.easypay-group.com/nl_BE/ Nationale Hulpkas voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen, verbonden aan het RSVZ Willebroekkaai 35– 1000 BRUSSEL Tel: 02 546 40 10– E-mail: info@rsvz-inasti.fgov.be Website: www.rsvz.be/nl

Sociale bijdragen betalen Aan het sociaalverzekeringsfonds moeten om de drie maanden kwartaalbijdragen worden betaald. Het sociaalverzekeringsfonds rekent ook beheerskosten aan, afhankelijk van het fonds gaande van 3,05 tot 4,30 procent. Sinds 1 januari 2015 worden de sociale bijdragen berekend op het beroepsinkomen van het jaar zelf. Maar zolang dat beroepsinkomen niet bekend is, betaal je als zelfstandige een voorlopige bijdrage, die berekend is op het inkomen van drie jaar geleden, dat van 2013 dus. Dit bedrag is niet bindend, je kunt het laten aanpassen. Pas op: sinds 2015 telt het beroepsinkomen van een onvolledig jaar mee voor de berekening van de sociale bijdragen. Wie in het tweede, derde of vierde kwartaal start, zal sociale bijdragen betalen op het beroepsinkomen dat hij in dat jaar heeft verdiend, omgerekend op jaarbasis. Er wordt uitgegaan van een minimuminkomen van € 13.010,66, waarop je een sociale bijdrage betaalt. Er is een minimum- en een maximumbedrag voor de kwartaalbijdrage

55


bepaald. Voor zelfstandigen in hoofdberoep is dat in 2016 respectievelijk € 666,80 (voor starters) en € 3.961,90. Aangezien beginnende zelfstandigen tijdens de eerste drie jaar van hun activiteit nog niet over een referte-inkomen beschikken, is voor hen een overgangsregeling uitgewerkt met voorlopige bijdragen. Vanaf het vierde activiteitsjaar vindt dan een regularisatie plaats op basis van het reëel verdiende inkomen. Belangrijk: denk je dat je inkomen het referteinkomen waarop de voorlopige bijdragen berekend zijn zal overstijgen, dan kun je altijd vrijwillig hogere bijdragen betalen. Zo vermijd je onaangenaam hoge regularisatiefacturen achteraf.

Minimale sociale bijdragen voor starters - hoofdberoep – 2016 Hoofdberoep Eerste kalenderjaar Tweede activiteitsjaar Derde activiteitsjaar Vanaf vierde jaar

Bijdrage € 666,80 € 683,06 € 699,32 € 699,32

Sociale bijdragen – hoofdberoep – 2016 Principe: de sociale bijdrage voor 2016 wordt berekend op het geschatte netto bedrijfsinkomen van 2016. Op dat inkomen moet een wettelijke sociale bijdrage worden betaald. Die wordt verhoogd met een bijdrage voor de beheerskosten van het sociaalverzekeringsfonds. Die schommelt tussen 3,05 % en 4,30 %, naargelang van het gekozen verzekeringsfonds. Voor de inkomensschijf tot € 56.182,45 bedraagt de kwartaalbijdrage 21,50 %, op jaarbasis. Op het inkomen tussen € 56.182,45 en € 82.795,16 betaal je 14,16 % sociale bijdrage op jaarbasis. Aangezien wordt uitgegaan van een minimaal inkomen van € 13.010,66 betaal je per kwartaal vanaf het vierde jaar dus minimaal € 699,32. De maximale kwartaalbijdrage bedraagt € 3.961,90. Daar bovenop komt dus nog een percentage beheerskosten voor je sociaalverzekeringsfonds. Op je inkomen boven de € 82.795,16 betaal je geen sociale bijdragen meer. Wie als freelancejournalist louter in auteursrechten wordt betaald, heeft geen beroepsinkomen (inkomsten uit auteursrechten zijn roerende inkomsten) en zal dus een sociale bijdrage betalen op het fictieve minimuminkomen van € 13.010,66. In de praktijk is dat 2797,29 euro per jaar, of de eerder genoemde 699,32 euro per kwartaal. Een vennootschap betaalt een jaarbijdrage van € 347,50. Is het balanstotaal van het voorlaatste afgesloten boekjaar van de vennootschap groter dan € 655.873,63 dan is de jaarbijdrage € 868.

Als je op het einde van het kwartaal je sociale bijdrage niet hebt betaald, wordt een verhoging van drie procent aangerekend bij het verstrijken van elk kwartaal dat het verschuldigde bedrag niet betaald is. Als je op het einde van het kalenderjaar de bijdragen die voor het eerst in dat jaar zijn gevorderd nog altijd niet hebt betaald, rekent het

56


sociaalverzekeringsfonds daar op 1 januari ook nog eens een eenmalige verhoging van zeven procent op het nog verschuldigde bedrag bij. Bij blijvende wanbetaling zal het fonds naar een arbeidsrechtbank en desnoods naar een deurwaarder stappen. Voor veel zelfstandigen is het driemaandelijkse ophoesten van de sociale bijdragen niet makkelijk. Daarom kunnen zelfstandigen in hoofdberoep bij hun sociaalverzekeringsfonds vragen om tijdelijk vrijgesteld te worden – volledig of gedeeltelijk – van bijdragebetaling. Vereist wordt dat je aantoont dat je behoeftig of bijna behoeftig bent. Daarbij wordt rekening gehouden met het inkomen, eventuele schulden of buitengewone uitgaven, de samenstelling van het gezin. Een federaal ingestelde Commissie voor Vrijstelling van Bijdragen buigt zich over de dossiers. Je aanvraag moet je indienen via je sociaalverzekeringsfonds, met een verzoekschrift. Ben je verzekerd bij de Nationale Hulpkas, dan kun je daar je aanvraag indienen. Je sociaalverzekeringsfonds zal je dossier doorsturen naar de Commissie voor Vrijstelling van Bijdragen. Voor de Commissie moet je rekening houden met een beslissingstermijn van gemiddeld negen maanden. Je moet ook telkens opnieuw een aanvraag indienen voor bijkomende kwartalen. Opgelet: periodes waarin je vrijgesteld werd van bijdragebetaling worden niet meegeteld voor de berekening van het pensioen. Een vrijstelling krijg je ook voor kwartalen waarin je niet actief was wegens ziekte of ongeval, op voorwaarde dat die erkend zijn als perioden van arbeidsongeschiktheid, dat je geen enkele activiteit meer uitoefende en een aanvraag hebt ingediend bij het sociaalverzekeringsfonds, die door het RSVZ wordt goedgekeurd. Hier behoud je wél je pensioenrechten. Ook interessant is artikel 37 ARS, §1 van het uitvoeringsbesluit bij het sociaal statuut, dat zelfstandigen in hoofdberoep met geringe inkomsten toelaat te vragen om gelijkgeschakeld te worden met een nevenberoep. Dat is het geval voor wie zich al op een andere manier gewaarborgd weet door sociale zekerheidsrechten die minstens gelijkwaardig zijn aan die van het zelfstandigenstatuut, bijvoorbeeld door gehuwd te zijn met iemand die al een volwaardig statuut geniet. Ook studenten en bepaalde politieke mandatarissen kunnen hiervoor in aanmerking komen. Maar wie de vrijstelling of de vermindering geniet, verliest wel zijn pensioenrechten (in nevenberoep haalt men rechten uit een ander statuut). Wie in zo’n geval minder dan € 1.439,42 inkomsten heeft, betaalt geen sociale bijdragen. Wie tussen € 1.439,42 en € 6.815,52 aan inkomsten heeft, betaalt dan 21,50 % sociale bijdrage (dus niet op een fictief minimum van € 13.010,66). Dat is dan maximaal € 366,33 per kwartaal en minimum € 77,37 per kwartaal. De betaalde bijdragen zijn fiscaal aftrekbaar (zie hoofdstuk 19). Een zelfstandige die zijn activiteit stopzet, kan in afwachting van een andere beroepsactiviteit aanspraak maken op een voortgezette verzekering. Dat veronderstelt dat je de sociale bijdragen blijft betalen, in ruil waarvoor je dan ook je rechten in het sociaal statuut der zelfstandigen behoudt.

57


De voortgezette verzekering kan maximaal twee jaar duren. Die termijn kan worden verlengd tot zeven jaar als de zelfstandige op die manier de wettelijke pensioenleeftijd bereikt. Aanvragen kan bij het sociaalverzekeringsfonds, binnen de drie kwartalen nadat je je zelfstandige activiteit hebt stopgezet. Voorwaarden zijn voorts dat je minstens een jaar als zelfstandige hebt gewerkt en de activiteit volledig hebt stopgezet.

Vrij aanvullend pensioen zelfstandigen (VAPZ) Los van de verplichte sociale bijdragen kan een zelfstandige ook bijdragen betalen voor een vrij aanvullend pensioen. Die bijdrage is een percentage van de beroepsinkomsten, te betalen aan het sociaalverzekeringsfonds, die dat bedrag doorstort naar een verzekeringsinstelling. Zie verder hoofdstuk 17.

Voor alle ‘bijzondere gevallen’ verwijzen we naar verderop in deze handleiding:   

Freelancen als bijverdienste: zie hoofdstuk 20 Helpers: zie hoofdstuk 21 Vennootschappen: zie hoofdstuk 22

Meer info Rijksinstituut voor de Sociale Verzekering der Zelfstandigen (RSVZ) Willebroekkaai 35– 1000 BRUSSEL Tel: 02 546 40 10– E-mail: info@rsvz-inasti.fgov.be Website: www.rsvz.be/nl Je sociaalverzekeringsfonds (lijst zie supra) De sociaalverzekeringsfondsen hebben een wettelijke informatie- en begeleidingsplicht. En verder  www.sociale-zekerheid.be

58


16. Hoe sterk is het vangnet ? In ruil voor het betalen van sociale bijdragen, verwerft de zelfstandige bepaalde sociale rechten. Die zijn, in vergelijking met wat werknemers krijgen, aan de lage kant: het minimum pensioen is tot 1 augustus 2016 iets lager dan dat van loontrekkenden, en in tegenstelling tot de werkloosheidsregeling voor loontrekkenden lenigt de faillissementsverzekering alleen de eerste, tijdelijke nood. Bovendien: in periodes dat er geen opdrachten zijn, kan de zelfstandige ook geen beroep doen op een werkloosheidsuitkering. Daar staat tegenover dat een zelfstandige maar ongeveer 20% van zijn inkomen aan sociale bijdragen besteedt, terwijl dat bij werknemers ruim 45% is (de werknemer betaalt 13,07 % en de werkgever doet daar nog eens ongeveer 32% bovenop). Hoe dan ook toont dit voor freelancers de noodzaak aan van aanvullende verzekeringen tegen ziekte, ouderdom en rampspoed (zie hoofdstuk 17).

 Ziekteverzekering Als je als zelfstandige ziek wordt of niet meer kunt werken, kun je een beroep doen op de ziekteverzekering voor zelfstandigen, op voorwaarde uiteraard dat je in orde bent met je sociale bijdragen en je aangesloten bent bij een ziekenfonds. Als je langer dan drie maanden ziek bent, kun je wel een ‘gelijkstelling wegens ziekte’ aanvragen en zo een vrijstelling van bijdragebetaling verkrijgen. Je behoudt dan nog altijd je rechten op ziekte- en invaliditeitsverzekering, gezinsbijslag en pensioen. Sinds januari 2008 zijn alle zelfstandigen ook gedekt voor de zogenaamde kleine risico’s (raadpleging van een arts, aankoop van geneesmiddelen, tandverzorging, kinesitherapie, fysiotherapie, protheses).

 Arbeidsongeschiktheid In het verlengde van de verzekering voor geneeskundige zorg omvat het sociaal statuut van zelfstandigen een uitkeringsverzekering voor arbeidsongeschiktheid. Bijzondere voorwaarden om hiervan te kunnen genieten, zijn dat je al minstens zes maanden bijdragen betaalt en dat je je arbeidsongeschiktheid binnen de 28 dagen laat erkennen door een adviserende arts van het ziekenfonds. De uitkering wordt pas betaald vanaf de tweede maand arbeidsongeschiktheid. Ze heeft de vorm van een dagvergoeding, die wordt toegekend voor elke dag van het jaar, behalve de zondagen. De bedragen verschillen naargelang van de gezinssamenstelling en de duur van de arbeidsongeschiktheid (korter of langer dan één jaar).

59


Dagvergoedingen voor arbeidsongeschiktheid (uitgaande van 26 werkdagen per maand)

Na 1 maand Alleenstaande

€ 42,85

Met gezinslast

€ 56,17

Samenwonend

€ 34,47

Erkende hulp van derden (aanvulling na drie maanden)

€ 20,40

na 12 maanden Zonder gelijkstelling: Met gelijkstelling*: Zonder gelijkstelling: Met gelijkstelling*: Zonder gelijkstelling: Met gelijkstelling*:

€ 42,85 € 44,95 € 56,17 € 56,17 € 34,47 € 38,54

* Periodes van ziekte en invaliditeit kun je kosteloos laten gelijkstellen met periodes van activiteit. Voorwaarde is wel dat je je zelfstandige beroepsbezigheid volledig stopzet en dat je als arbeidsongeschikt bent erkend bent door de arts van je ziekenfonds. Dit heeft gevolgen voor de berekening van je pensioen, dat dan hoger kan zijn. Je blijft dan ook tijdens je inactiviteit in regel met de ziekteverzekering, hoewel je geen bijdragen meer betaalt. De uitkering is in principe niet cumuleerbaar met een (andere) beroepsbezigheid. Maar met de toelating van de adviserende arts kun je in de overgang naar een nieuwe job wel een aangepaste werkzaamheid uitoefenen. Zelfstandigen die als arbeidsongeschikt zijn erkend en die een invaliditeitsuitkering ontvangen, hebben bovendien recht op verhoogde tegemoetkomingen in de ziektekosten. Sinds 2011 wordt in mei jaarlijks een inhaalpremie betaald aan invalide zelfstandigen die op 31 december van het jaar dat voorafgaat aan dat van de toekenning, minstens 1 jaar arbeidsongeschikt waren. Die bedraagt sinds 2016, voor zelfstandigen, € 208,09.

 Moederschapsuitkering en kraamgeld Sinds 1 juli 2007 bedraagt de duur van het moederschapsverlof voor een zelfstandige of meewerkende echtgenote 8 weken (of 9 bij geboorte van een meerling). Indien de gerechtigde dat wil, mag ze die periode beperken tot 6 of 7 weken. Een zelfstandige moeder kan sinds januari 2010 haar moederschapsverlof met maximaal 24 weken verlengen als kort na de geboorte blijkt dat haar kind gedurende een langere tijd in het ziekenhuis moet verblijven. De moederschapsuitkering bedraagt € 458,31 per week. Zelfstandigen die adoptieverlof nemen krijgen een soortgelijk bedrag. De duurtijd varieert in functie van de leeftijd van het kind van vier tot zes weken.

60


Voorts heeft de zelfstandige nog recht op kraamgeld. Het gaat om een eenmalige tegemoetkoming van € 1.247,58 voor het eerste kind (en voor alle kinderen in het geval van een meerling) en € 938,66 voor de volgende. Ook in geval van adoptie wordt een premie van € 1.247,58 betaald.

 Kinderbijslag Zelfstandigen en gelijkgestelden (gefailleerde, arbeidsongeschikte, gepensioneerde zelfstandigen, voortgezet verzekerden) hebben recht op kinderbijslag voor  de eigen kinderen, maar ook die van de echtgeno(o)t(e), geadopteerde kinderen, kinderen onder voogdij, de inwonende kinderen van de partner, inwonende klein- en achterkleinkinderen en neven en nichten;  tot aan de leeftijd van - 18 jaar: voor alle kinderen - 21 jaar: voor gehandicapte kinderen - 25 jaar: voor kinderen die nog cursussen volgen, een eindverhandeling hogere studies afwerken, verbonden zijn door een leerovereenkomst, een stage voor een openbaar ambt doormaken of ingeschreven zijn als werkzoekende.

Kinderbijslagen (sinds 1 juni 2016) Maandelijks basisbedrag

6 tot - 12

12 tot - 18

+ 18

€ 92,09

€ 108,13

€ 116,52

€ 120,25

€ 170,39

€ 202,38

€ 219,27

€ 232,54

€ 254,40

€ 286,39

€ 303,28

€ 316,55

1ste kind Niet-gepensioneerde rechthebbende 2de kind Niet-gepensioneerde rechthebbende 3de en volgende kinderen Niet-gepensioneerde rechthebbende

Eenoudergezinnen waarvan de totale inkomsten niet hoger liggen dan € 2.385,18 bruto per maand, hebben recht op een toeslag van -

Eerste kind: € 46,88 Tweede kind: € 29,06 Derde en volgende kinderen: € 23,43

61


Langdurig werklozen (vanaf zevende maand werkloosheid) en gepensioneerden met een gezinsinkomen van maximaal € 2.385,18 bruto per maand (alleenstaande) of € 2.462,77 bruto per maand (samenwonende), hebben recht op een toeslag van -

Eerste kind: Tweede kind: Derde en volgende kinderen: Derde en volgende kinderen van eenoudergezin:

€ 46,88 € 29,06 € 5,10 € 23,43

Schoolpremie De schoolpremie wordt een maal per jaar, vóór het nieuwe schooljaar uitbetaald. Die bedraagt:

0 – 5 jaar 6 – 11 jaar 12 – 17 jaar 18 – 24 jaar

Kinderen zonder toeslag € 20,40 € 43,86 € 61,20 € 81,60

Kinderen met toeslag € 28,16 € 59,76 € 83,66 € 112,62

Als een zelfstandige een terminaal zieke partner of kind wil bijstaan, krijgt hij een uitkering voor mantelzorg. Die bedraagt € 1.092,36 per maand indien de zelfstandige activiteit volledig wordt onderbroken. Onderbreek je je zelfstandige activiteit voor minstens 50 %, dan krijg je € 546,18 per maand. Tijdens de mantelzorgperiode moet je wel je sociale bijdragen blijven betalen, tenzij je je zelfstandige activiteit volledig hebt onderbroken en voor drie opeenvolgende maanden de mantelzorguitkering hebt ontvangen. Dan kun je eventueel voor een kwartaal een vrijstelling van bijdrage verkrijgen en toch je socialezekerheidsrechten behouden. Die vrijstelling kun je maximaal vier keer in je loopbaan verkrijgen.

 Pensioen Wanneer ? Zelfstandigen kunnen aanspraak maken op een rustpensioen mits ze de pensioenleeftijd bereiken of/en een minimumloopbaan kunnen voorleggen. 1. De normale pensioenleeftijd is 65. Sinds 1 januari 2009 geldt dit ook voor vrouwen. Vanaf 2025 is de leeftijd 66 jaar en vanaf 2030 wordt het 67 jaar. 2. Wie vervroegd met pensioen wil gaan, moet aan bepaalde voorwaarden voldoen: datum 2016 2017

minimumleeftijd loopbaanvoorwaarde 62 jaar 40 jaar 62,5 jaar 41 jaar

Uitzondering lange loopbaan 60 jaar, bij loopbaan van 42 jaar 61 jaar, bij loopbaan van 42 jaar

62


De beroepsloopbaan kan worden bewezen aan de hand van de sociale bijdragebetalingen aan het sociaalverzekeringsfonds. Periodes van ziekte of invaliditeit kunnen kosteloos worden gelijkgesteld met activiteit, net zoals studieperiodes vóór 1957 en periodes van militaire dienst. Voor andere gelijkstellingen moet je betalen, met name voor studieperiodes na 1956 en voor periodes van voortgezette verzekering (en de vrijwillige bijdragebetaling in het kader hiervan).

Hoeveel ? De berekening van het pensioen is een behoorlijk ingewikkelde materie. Factoren die een rol spelen zijn - de beroepsloopbaan; - de beroepsinkomsten; - of je alleenstaande bent, dan wel gehuwd met iemand die zelf geen inkomsten heeft (in het laatste geval krijg je een gezinspensioen). Bij een gemengde loopbaan – je hebt ook nog gewerkt als loontrekkende of als ambtenaar – worden de diverse pensioenregelingen gecombineerd. Van zodra je 55 jaar wordt, kun je je pensioen laten ramen. https://mypension.onprvp.fgov.be/NL/mypension/Paginas/default.aspx Voor erkende beroepsjournalisten in loondienst – dus niet voor freelance beroepsjournalisten – bestaat een aanvullend pensioensysteem. De AVBB heeft er altijd voor geijverd dit zelf gefinancierde pensioensupplement uit te breiden naar de freelance beroepsjournalisten. Wie nog ? De uit de echt gescheiden echtgeno(o)t(e) van de zelfstandige kan aanspraak maken op een eigen rustpensioen, mits de pensioenleeftijd wordt bereikt en de beroepsloopbaan van de ex-echtgeno(o)t(e) als zelfstandige wordt bewezen. De feitelijk of van tafel en bed gescheiden echtgeno(o)t(e) van de zelfstandige kan een deel opeisen van het pensioen dat aan de partner wordt toegekend. Voor de weduwe of weduwnaar van een zelfstandige is het overlevingspensioen weggelegd.

Minimumpensioenen zelfstandigen

Rustpensioen - gezin Rustpensioen - alleenstaande Overlevingspensioen

Minimumpensioen (bij volledige loopbaan) € 17.525,37 € 13.370,59 € 13.335,26

63


Andere voordelen:

Bijzondere bijslag Pensioensupplement

Gerechtigden op pensioen als gezin € 132,04 € 166,82

Gerechtigden op pensioen als alleenstaande € 105,65

Het pensioensupplement (jaarlijks in juli) geldt voor wie zijn rustpensioen genomen heeft tussen 1 juli 1997 en 1 december 2008. De bijzondere bijslag (jaarlijks in juli) geldt niet voor: - wie een loopbaan heeft als zelfstandige (of als zelfstandige en werknemer) die minstens gelijk is aan 2/3 van een volledige loopbaan; - een pensioen van zelfstandige heeft waarvan het jaarbedrag hoger is dan het minimumpensioen voor zelfstandigen vermenigvuldigd met de breuk van de loopbaan als zelfstandige. - Meerdere pensioenen ontvangt waarvan het totale jaarbedrag hoger is dan het minimumpensioen voor zelfstandigen. Hoe ? Je moet je pensioen aanvragen bij je gemeentebestuur of bij de RSVZ. De RSVZ beslist over de toekenning, inclusief het pensioenbedrag. De betaling gebeurt door de Rijksdienst voor Pensioenen.

 Overbruggingsrecht Maakt u een moeilijke periode door, waarin de te betalen rekeningen u boven het hoofd groeien, dan kunt u eerst proberen met uw schuldeisers te onderhandelen over een afbetalingsplan. U kunt daarbij een beroep doen op een ondernemingsbemiddelaar. Maar gaat het dan toch fout, dan kan een zelfstandige in hoofdberoep een beroep doen op een faillissementsuitkering, die tegenwoordig ‘overbruggingsrecht’ wordt genoemd. Sinds 1 oktober 2012 is die verzekering uitgebreid. Je moet niet langer failliet zijn verklaard of in een collectieve schuldenregeling zitten. Als je door een geval van overmacht je activiteit niet voort kunt zetten – tijdelijk of definitief – dan kun je er ook al een beroep op doen. En met overmacht wordt verstaan: natuurrampen, de vernietiging van je werkplaats of je materieel, brand en bepaalde gevallen van allergie (zoals b.v. een kapper die een allergie krijgt voor de producten in zijn kapsalon). Dat laatste zal bij freelancejournalisten wellicht uiterst zelden voorkomen. Belangrijke opmerking: het moet wel gaan om een volledige stopzetting van je activiteit. Zijn uitgesloten: de zelfstandigen die strafrechtelijk veroordeeld zijn voor bedrieglijk faillissement of onvermogen. De uitkering geldt voor wie geen andere beroepsactiviteit uitoefent of geen recht op uitkeringen heeft, in België woont en minstens vier kwartalen bijdragen in hoofdberoep verschuldigd was. De verzekering komt neer op een maandelijkse uitkering gedurende hoogstens twaalf maanden. Nieuw is dat die twaalf maanden nu kunnen gespreid worden over een hele

64


loopbaan. Je kunt dus meermaals een beroep doen op de faillissementsverzekering, zolang je twaalf maanden nog niet zijn opgebruikt. Je krijgt nu ook zes maanden de tijd om de verzekering aan te vragen (dat was voorheen drie maanden). Gedurende de periode van de verzekering word je vrijgesteld van sociale bijdragebetaling maar behoud je je rechten op geneeskundige verzorging en kinderbijslag. Je kunt een beroep doen op het overbruggingsrecht via je sociaalverzekeringsfonds.

Maandbedragen overbruggingsrecht zelfstandigen Zonder gezinslast

Met gezinslast

€ 1.114,22

€ 1.460,45

Een zelfstandige die zijn activiteit stopzet, kan tijdens de daarop volgende inactieve periode toch in orde blijven met zijn sociaal statuut door in een voortgezette verzekering te stappen. Dit betekent dat je vrijwillige sociale bijdragen blijft betalen en in ruil je sociale rechten behoudt. De voortgezette verzekering kan in principe maar twee jaar duren, maar kan worden verlengd tot zeven jaar wanneer je daardoor de pensioenleeftijd bereikt.

Meer info  www.rsvz.be/nl  www.sociale-zekerheid.be  www.socialezekerheid.fgov.be  http://dyzo.be  en verder de websites van de sociaalverzekeringsfondsen (zie lijst in hoofdstuk 15)

65


17. Appels voor de dorst Het sociaal statuut van de zelfstandige biedt geen royale bescherming voor gevallen van rampspoed, dat is duidelijk. Het stelt freelancers voor de uitdaging op zoek te gaan naar aanvullende verzekeringen die hen in geval van ziekte, ongeval en ouderdom bijkomend beschermen. De verzekeringsmarkt (met zowel overheids- als private initiatieven) biedt nogal wat mogelijkheden aan. We zetten er enkele op een rijtje.

 Gezondheid De sociale zekerheid biedt zelfstandigen slechts een beperkte bescherming tegen inkomensverlies door arbeidsongeschiktheid. De eerste maand krijg je helemaal niets, vanaf de tweede maand is er een arbeidsongeschiktheidsuitkering van € 1.460,42 voor gezinshoofden, € 1.114,10 voor alleenstaanden en € 896,22 voor samenwonenden. Toch blijf je als zelfstandige met een heleboel vaste lasten zitten. Een mogelijkheid om zich te beschermen tegen hoog oplopende ziekenhuiskosten is het afsluiten van een verzekering gewaarborgd inkomen en een hospitalisatieverzekering. Zowel ziekenfondsen als privé-maatschappijen en financiële instellingen bieden diverse mogelijkheden. Tegen zware uitgaven bij hulp- of zorgbehoeftigheid kan een zorgverzekering worden afgesloten.

 Aanvullend pensioen (VAPZ) De interessantste manier waarop zelfstandigen hun karige pensioentje kunnen aandikken, wordt aangereikt door de overheid, met name het Vrij Aanvullend Pensioen voor Zelfstandigen (VAPZ). Hiervoor komen alleen zelfstandigen in hoofdberoep in aanmerking, en dit voor zover ze hun gewone sociale bijdragen betalen. De VAPZ-premies moeten, net als de sociale bijdragen, gestort worden aan het sociaalverzekeringsfonds. Het systeem is soepel: je kunt zelf beslissen welk aandeel van je netto bedrijfsinkomen van drie jaar ervoor (met een minimum van € 100 en gaande tot maximaal 8,17% van dat inkomen, en met een maximum van € 3.060 – dat is € 765 per trimester – voor inkomstenjaar 2016) je stort als premie. Er moet per kwartaal worden betaald, maar je kunt zonder problemen kwartalen overslaan. De premies zijn fiscaal aftrekbaar. Het VAPZ-kapitaal wordt bij de uitkering fiscaal mild behandeld. Er bestaat ook een sociaal VAPZ: dat is een VAPZ dat is uitgebreid met een verzekering tegen arbeidsongeschiktheid en invaliditeit. De maximumbijdrage voor een sociaal VAPZ is 9,40 % van het netto bedrijfsinkomen, met voor 2016 als maximum € 3.520,77. Daarnaast kun je natuurlijk ook nog gebruik maken van de formules van pensioensparen en levensverzekeringen. Ook die waarborgen de uitbetaling van een extra pensioen of, indien je eerder overlijdt, van een kapitaal of rente voor de nabestaanden. De bijdragen zijn fiscaal aftrekbaar voor:

66


- pensioensparen (aanslagjaar 2017, inkomsten 2016): maximum € 940. - levensverzekering (aanslagjaar 2017, inkomsten 2016): € 169,20 + 6 % van het netto belastbaar beroepsinkomen en percentage van het beroepsinkomen, en maximaal € 2.260. Het fiscaal voordeel is wel minder dan bij het VAPZ.

 Have en goed We gaan hier niet in op de noodzaak om goed verzekerd te zijn voor ‘malheuren’ aan woning of voertuig. Dat ligt voor de hand. Wel maken we van de gelegenheid gebruik om te wijzen op de wenselijkheid om ook het werkmateriaal te verzekeren tegen beschadiging, verlies of diefstal. De meeste verzekeringsmaatschappijen komen hiervoor in aanmerking.

 (Beroeps)aansprakelijkheid Afgezien van de klassieke burgerlijke aansprakelijkheid – waarvoor de zogenaamde gezinsverzekering nuttig is – lopen journalisten ook kans in hun beroepsleven fouten te begaan met schade voor een ander tot gevolg. Denk aan onterechte naamsvermelding, een onbewezen beschuldiging, een beledigend beeld… Een goede verzekering voor beroepsaansprakelijkheid en rechtsbijstand is daarom geen overbodige luxe, zeker voor freelancers. De AVBB had een verzekeraar gevonden die een dergelijke verzekering aanbood tegen een erg lage premie. Per 31 augustus 2016 is die verzekering evenwel opgezegd. Momenteel wordt met de makelaar overlegd over een alternatief.

Meer info  www.rsvz.be/nl  www.sociale-zekerheid.be  www.socialezekerheid.fgov.be  en verder de websites van de sociaalverzekeringsfondsen (zie lijst hoofdstuk 15)

67


FISCAAL STATUUT

68


18. Auteurs vrijgesteld van btw In principe is al wie zelfstandig een economische activiteit uitoefent btw-plichtig. Dit betekent dat je op elke levering van goederen of diensten een ‘belasting op de toegevoegde waarde’ moet aanrekenen aan de cliënt, om die vervolgens door te storten aan de btwadministratie. Sommige handelingen zijn evenwel vrijgesteld van btw-heffing. Een van die vrijstellingen is voor journalisten zeer relevant. Artikel 44, §3, 3° van het btw-wetboek heeft het over door een auteur gesloten “contracten voor uitgave van letterkundige werken of kunstwerken”. Daarmee worden werken bedoeld – zowel artikelen als fotomateriaal – die een persoonlijk en origineel karakter hebben en als dusdanig beschermd worden door het auteursrecht. Een administratieve circulaire nr. 11 van 18 januari 1971 heeft geëxpliciteerd dat ook persartikelen die verslag uitbrengen over politiek, economie, wetenschap of sport onder de vrijstelling vallen. In een circulaire nr. 8 van 10 maart 1993 heeft de btw-administratie dat nog eens bevestigd. De administratie vereist daarbij trouwens niet dat telkens een ‘contract voor uitgave’ wordt voorgelegd. Volgens de circulaire van 1993 “getuigen opgestelde krantenartikelen gewoonlijk van een persoonlijk en origineel werk en wordt er normaal in hun publicatie voorzien.” Er is sprake van een contract voor uitgave als de contractant aan wie de werken worden aangeboden zich ertoe verplicht ze te publiceren. Een persfotograaf die bijvoorbeeld foto’s aanbiedt aan een krant of magazine, zonder dat de uitgever van dat medium zich engageert die te publiceren, heeft geen contract voor uitgave en valt dus wél onder de btw-plicht. Journalisten die onder de btw-vrijstelling vallen, kunnen voor de betaling eenvoudige ereloonnota’s bezorgen aan hun uitgever. Die zijn niet onderworpen aan bijzondere formaliteiten, wel vermelden ze het best uitdrukkelijk “vrijgesteld van btw krachtens artikel 44, §3, 3° van het btw-wetboek”. Niét vrijgesteld zijn dus loutere overdrachten van informatie die geen persoonlijk en origineel werkstuk van de journalist zijn, of die niet vallen onder het principe van ‘contract voor uitgave’. Voorts geldt de vrijstelling alleen voor natuurlijke personen als auteur. Contracten voor uitgave die zijn afgesloten door een rechtspersoon (vennootschap) vallen wél onder de btw-plicht. Oorspronkelijk gold de vrijstelling van btw niet voor audiovisuele werken, noch voor journalistiek werk voor pure websites (die geen afgeleide waren van een gedrukt medium). Maar uit een antwoord van toenmalig vicepremier en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen Didier Reynders op een parlementaire vraag van Christian Brotcorne blijkt evenwel dat “geen enkel onderscheid dient te worden gemaakt voor wat de wijze van terbeschikkingstelling aan het publiek betreft, evenals voor wat de drager betreft. Alle technieken komen in aanmerking, zowel papier als digitaal als internetsites.” Reynders heeft ook de definitie van ‘letterkundige werken of kunstwerken’ uitgebreid: “De termen "letterkundige werken of kunstwerken" omvatten alle voortbrengselen op het gebied der letterkunde, wetenschap en kunst, zoals boeken ongeacht het genre (romans, technische

69


werken, stripverhalen, boeken binnen dewelke illustraties een essentiële plaats innemen, ...), brochures, teksten van persartikels, voordrachten, toespraken, preken en andere geschriften van die aard, teksten van sketches, scenario's en dialogen van theaterstukken en films, romanaanpassingen voor het toneel en voor het scherm; muzikale composities met of zonder woorden; de weergave van choreografische werken en de beschrijving van pantomimes; dramatische toneelwerken en dramatisch-muzikale werken; cinematografische en televisuele werken en, meer algemeen, audiovisuele werken (hierin begrepen rechtstreekse radio- en televisie-uitzendingen, interviews, reclamespots, muziekclips, videospelletjes, diavoorstellingen); stripverhalen en werken van teken-, schilder-, bouw-, beeldhouw-, graveer- en lithografeerkunst; fotografische werken; werken van toegepaste kunsten; tekeningen, schetsen, kaarten en plastische werken met betrekking tot aardrijkskunde, topografie, geschiedenis, bouwkunde, wetenschappen, enzovoort.” In de originele tekst was geen sprake van ‘teksten van persartikels’, noch van ‘radio- en televisie-uitzendingen’. 6 procent Een freelancejournalist die niet aan de gestelde voorwaarden zou voldoen – geen origineel werk, of geen contract voor uitgave, of levering via een vennootschap – is btw-plichtig. Hij moet dan 6 procent btw op het ereloon aanrekenen. Voor wie met btw factureert en voor buitenlandse afnemers werkt, zijn de regels begin 2010 wat veranderd: diensten die men verricht voor een btw-plichtige worden nu geacht te gebeuren op de geografische plaats van de ontvanger van die dienst. Werkt men voor een niet-btw-plichtige klant – wat toch wel uitzonderlijk zal zijn voor journalisten – dan blijft de regel gelden dat de plaats telt waar de leverancier van de dienst is gevestigd. Wie dus iets met factuur levert aan een Nederlandse krant of omroep, zal voortaan de Nederlandse btw moeten toepassen.

Kleine onderneming Voor kleine ondernemingen geldt ook een vrijstelling van btw. Dat gaat om ondernemingen met een jaaromzet aan btw-plichtige activiteiten van maximaal € 25.000. Als je aan de voorwaarden voldoet, moet je op je facturen vermelden: “Kleine onderneming onderworpen aan de vrijstellingsregeling van belasting, btw niet toepasselijk.” (art. 56 § 2 van het btw-wetboek en koninklijk besluit nr. 19 van 29 december 1992) Er zijn ook dan wel enkele verplichtingen: - indienen van aanvang, wijziging en stopzetting van werkzaamheid - facturen opmaken volgens de regels die gelden voor andere btw-plichtigen - vóór 31 maart van elk jaar een opgave indienen van de afnemers-btwplichtigen waaraan in de loop van het voorgaande kalenderjaar diensten werden verstrekt of goederen geleverd. Die opgave moet ook vermelden: het totaalbedrag van de omzet gerealiseerd in de loop van het voorgaande jaar, en het tijdvak waarin de activiteit werd uitgeoefend, indien die is aangevangen in de loop van het jaar.

70


De onderwerping aan de btw veronderstelt dat je je laat registreren als btw-plichtige, je verrichtingen bijhoudt en regelmatig aangifte doet. Btw-plichtige freelancers moeten ook facturen uitschrijven aan hun uitgevers waarop de volgende vermeldingen voorkomen: - het woord ‘factuur’ - plaats en datum van uitreiking - volgnummer in facturenboek - naam, adres, ondernemingsnummer (van de zelfstandige journalist of diens bedrijfje) - naam, adres, ondernemingsnummer van de medecontractant - nummer van de bankrekening - datum van levering van het werk - omschrijving van de geleverde prestatie (zodat het toepasselijke btw-tarief kan worden vastgesteld) - de prijs - het toepasselijke btw-tarief en het hieruit voortvloeiende btw-bedrag - bij eventuele vrijstelling: vermelding van de toepasselijke wetsbepaling.

Toch onderwerpen? Als zelfstandige journalist kun je er soms baat bij hebben btw-plichtig te zijn. Dat komt omdat je van de btw die je moet doorstorten aan de schatkist, de btw kunt aftrekken die je zelf hebt betaald. Omdat je als journalist-leverancier onder het 6 procenttarief valt, en als cliënt meestal hogere tarieven zult betalen, valt de rekening soms positief uit. Het saldo wordt in principe overgedragen naar het volgende jaar, maar wordt bij overschrijding van bepaalde sommen ook in baar geld terugbezorgd. Met name een journalist die veel investeert, kan zijn voordeel doen met een onderwerping aan de btw. Nu heb je in principe wel niet de keuze om al je dan niet aan de btw te onderwerpen. Je kunt je wel in zo’n situatie brengen dat je btw-plichtig wordt. Dat kan op twee manieren: 1. Je let erop dat je contracten met je uitgever(s) niet aan de voorwaarden voor de vrijstelling voldoen, bijvoorbeeld door geen contract voor uitgave te hebben. 2. Een andere mogelijkheid is dat je je prestaties uitvoert in het kader van een (altijd btwplichtige) vennootschap. Natuurlijk zullen ook andere factoren deze optie beïnvloeden – meer hierover in hoofdstuk 23. Je moet er ook rekening mee houden dat een btw-onderwerping een zekere administratie ² veronderstelt, van een registratie bij de btw-administratie over het bijhouden van de facturen tot het regelmatig invullen van aangiften.

Meer info  www.belgium.be/nl/belastingen/btw

71


19. Inkomstenbelasting Zoals elke werkende mens betaalt de freelancejournalist jaarlijks zijn inkomstenbelasting aan de staat. Daar gaat uiteraard de invulling van een belastingaangifte aan vooraf. In het geval van de freelancer is dat het vak XIX ‘Baten van vrije beroepen’ in deel 2 van de belastingbrief, en/of het vak VII ‘Inkomsten van kapitalen en roerende goederen’, bij de letter D (inkomsten uit de cessie of concessie van auteursrechten, naburige rechten en wettelijke en verplichte licenties) in deel 1 van de belastingbrief.

Inkomsten De aan te geven beroepsinkomsten zijn deze die reëel ontvangen zijn in de belastbare periode. Een ereloonnota die in 2015 is uitgeschreven, maar in dat jaar nog niet betaald, moet dus bij het invullen van de aangifte in 2016 nog niet worden aangegeven. Het is belangrijk dat je al je beroepsinkomsten aan de fiscus opgeeft, ook eventuele bijverdiensten zoals honoraria van een occasionele opdrachtgever of vergoedingen die je ontvangt voor lesgeven. De verleiding om die bijverdiensten als ‘diverse inkomsten’ (deel 2 belastingaangifte) aan te geven, is – wegens het 33 procenttarief dat hiervoor geldt – groot. Maar de fiscus beschouwt ontvangsten die in verband kunnen worden gebracht met de hoofdactiviteit heel snel als beroepsinkomsten, die dus met het hoofdinkomen moeten worden gecumuleerd. Een uitzondering hierop zijn de ontvangen auteursrechten, die sinds een wetswijziging van 2008 als roerende inkomsten worden beschouwd en tegen een lager tarief (15%) worden belast. In principe houdt de schuldenaar van de auteursrechten de verschuldigde belasting aan de bron in (en stort die door naar de overheid). Die 15% roerende voorheffing gebeurt bovendien op een bedrag waarvan eerst een forfaitair onkostenpercentage is afgetrokken, zodat je in de praktijk minder dan 15% betaalt (zie verder, hoofdstuk 20). Prijzen en subsidies die journalisten in de wacht slepen, worden wél afzonderlijk belast. Een gedeelte is zelfs vrijgesteld, voor het saldo geldt een belasting van 16,5 %. Voor meer informatie hierover: http://www.kunstenloket.be

Kosten Je honoraria als freelancejournalist moeten worden gezien als omzet. Nog voor er een belasting op geheven wordt, kunnen vanzelfsprekend eerst alle beroepskosten worden afgetrokken. Het gaat dan uiteraard wel om kosten die je als freelancer zélf draagt. Kosten die de uitgever terugbetaalt, zijn ofwel niet in rekening te brengen, ofwel in mindering te brengen van de verantwoorde kosten.

72


Je kunt kiezen voor twee mogelijkheden: een forfaitaire aftrek van kosten of een aftrek van de werkelijke kosten. a) Forfaitaire aftrek beroepskosten voor ‘baten’ Voor aanslagjaar 2016 (inkomsten 2015) is dit: INKOMSTENSCHIJF

AFTREK

< € 5.730

28,70% (€ 1644,51)

€ 5.730 tot € 11.380

10% (€ 565)

€ 11.380 tot € 18.940

5% (€ 378)

€ 18.940 tot € 64.690

3% (1372,49)

Totaal maximum aftrekbaar

€ 3.960

Voor bezoldiging van bedrijfsleiders geldt een forfaitaire aftrek van 3%, met een maximum van € 2.380.

Voor aanslagjaar 2015 (inkomsten 2014) was dit: INKOMSTENSCHIJF

AFTREK

< € 5.710

28,70% (€ 1638,77)

€ 5.710 tot € 11.340

10% (€ 563)

€ 11.340 tot € 18.880

5% (€ 377)

€ 18.880 tot € 64.588

3% (€ 1.371,23)

Totaal maximum aftrekbaar

€ 3.950

Voor bezoldiging van bedrijfsleiders gold een forfaitaire aftrek van 3%, met een maximum van € 2.370.

Vooral loontrekkenden kiezen voor het forfaitaire aftreksysteem. Maar zij kunnen net als zelfstandigen opteren voor de aftrek van de werkelijke kosten.

73


b) Werkelijke aftrek beroepskosten Voor zelfstandigen is het stelsel van aftrek van werkelijke kosten interessanter 12. Voor het aftrekken van de werkelijke beroepskosten moet je werken met kosten die nodig of nuttig zijn voor het verkrijgen of behouden van beroepsinkomsten (zie kader). De kosten moeten dus niet per se nodig zijn, wel – vanuit de beroepsuitoefening gezien – nuttig. Voorzichtigheid is hoe dan ook geboden; de verwerping door de fiscus van bepaalde beroepskosten kan financieel nadelige effecten hebben. Toch mag de fiscus niet oordelen over de opportuniteit van uitgaven die je als freelancer hebt gedaan. De afgetrokken werkelijke beroepskosten moeten worden opgenomen in een bijlage bij de belastingaangifte. Let erop dat je de echtheid van de ingebrachte kosten kunt aantonen met bewijskrachtige stukken. Vandaar: vraag altijd documenten, laat die uitdrukkelijk vermelden waarop ze slaan, en hou ze goed bij. Vermeld bijvoorbeeld op de ommezijde van een restaurantbonnetje meteen op welke wijze die uitgave heeft bijgedragen tot je beroepsactiviteit. Of betaal met een kredietkaart. Slechts heel uitzonderlijk zal de fiscus beroepskosten aanvaarden die kunnen worden ‘vermoed’.

Beroepskosten: enkele suggesties  Gebouwen of lokalen. Komen in aanmerking voor aftrek: huur en huurlasten (maar kijk wel in je huurcontract of je je huurpand wel voor beroepsdoeleinden mag gebruiken: de eigenaar ervan wordt dan namelijk zwaarder belast op zijn onroerend goed), intresten op leningen en afschrijfkosten (indien het gebouw je eigendom is), energie- en onderhoudskosten. Bij panden met een gecombineerd professioneel en privaat gebruik, kun je de kosten van het beroepsgedeelte aftrekken. Met de fiscus maak je vooraf een afspraak welk percentage van het hele gebouw als beroepsgedeelte geldt. Dat percentage pas je dan toe op al je kosten die verbonden zijn aan het gebouw.  Kantoorbenodigdheden. Denk aan pc, tablet, smartphone, telefoon, fax, postzegels, onderhoud en herstelling materiaal, drukwerk, fotokopieën, documentatie, klein materiaal... Vaak dienen deze zaken voor gemengd professioneel/privaat gebruik, en dat ontgaat de belastingcontroleurs niet. Ook hierover maak je een afspraak met de fiscus.  Autokosten. Woon-werkverkeer (ook voor zelfstandigen) moet forfaitair worden ingebracht tegen € 0,15 per kilometer. Daarnaast kunnen puur beroepsmatige verplaatsingen worden verrekend tegen 75% van het totale bedrag.

De wettelijke basis is artikel 49 van het Wetboek van Inkomstenbelasting (WIB): “Als beroepskosten zijn aftrekbaar de kosten die de belastingplichtige in het belastbare tijdperk heeft gedaan of gedragen om de belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden en waarvan hij de echtheid en het bedrag verantwoordt door middel van bewijsstukken of, ingeval dit niet mogelijk is, door alle andere door het gemeen recht toegelaten bewijsmiddelen, met uitzondering van de eed. Als in het belastbare tijdperk gedaan of gedragen worden beschouwd, de kosten die in dat tijdperk werkelijk zijn betaald of gedragen of het karakter van zekere en vaststaande schulden of verliezen hebben gekregen en als zodanig zijn geboekt.” 12

74


 Financieringslasten voor beroepsmatig gebruikte zaken zoals auto en pc zijn altijd beperkt tot het beroepsmatige gedeelte ervan. Voor dat gedeelte zijn ze wel volledig aftrekbaar.  Afschrijvingen, dat zijn geraamde jaarlijkse waardeverminderingen van eigen activa. De fiscus hanteert daarvoor meestal min of meer vaste termijnen voor: een pc schrijf je bijvoorbeeld af op drie jaar, een auto op vijf jaar.  Abonnementen. Abonnementen op kranten, tijdschriften en andere publicaties, alsook aansluitingen voor tv of internet zijn aftrekbaar voor zover er een verband is met de beroepsactiviteit, en dat is bij journalisten toch wel het geval. Niettemin oppassen voor overdrijving: ook hier geldt dat je overleg pleegt met je belastingcontroleur.  Kosten voor vorming, bijscholing, studiedagen, colloquia, en dergelijke.  Restaurant- en receptiekosten. Die zijn voor 69 procent aftrekbaar, zowel voor kosten die in het buitenland als in het binnenland zijn gemaakt.  Representatiekosten (diners, geschenken).  Reizen. Maak voor elke reportage in het buitenland een omslag met alle gemaakte kosten voor reis, verblijf en dies meer.  Belastingen. Voor niet-btw-plichtigen: de niet-verrekenbare btw (CO²-gerelateerd percentage aftrekbaar voor auto’s, ook voor de belasting op inverkeerstelling). Verder: niet-inkomstenbelastingen zoals provincie- en gemeentebelastingen, verkeersbelastingen, …  Sociale bijdragen en premies. Het gaat om de bijdragen aan de sociale verzekeringskas, ook bijdragen voor vrije en aanvullende sociale verzekeringen (bij voorbeeld het VAPZ), en verder alle premies betaald voor om het even welke verzekering in verband met het beroep.  Kosten voor boekhouding.  Lidgeld AVBB/VVJ en eventueel andere beroepsverenigingen.  Commissielonen: mits aantonen dat zoiets gebruikelijk is en niet overdreven.

75


Tarief belastingen We gaan hier voorbij aan de diverse stappen in de berekening van het belastbare inkomen (onder meer de belastingvrije som, de aftrek voor kinderen en andere personen ten laste, alleenstaande ouder, aftrek voor hypothecaire lening, enzovoorts), en beperken ons tot het weergeven van de tarieven op de verschillende inkomensschijven.

Aanslagjaar 2016, inkomsten 2015 BELASTBAAR INKOMEN

BASISBELASTING

< € 8.710

25%

€ 8.710 tot € 12.400

30%

€ 12.400 tot € 20.660

40%

€ 20.660 tot € 37.870

45%

> € 37.870

50%

Let wel: daar komen nog aanvullende gemeentebelastingen (de zogenaamde opcentiemen) bij.

Aanslagjaar 2015, inkomsten 2014 BELASTBAAR INKOMEN

BASISBELASTING

< € 8.680

25%

€ 8.680 tot € 12.360

30%

€ 12.360 tot € 20.600

40%

€ 20.600 tot € 37.750

45%

> € 37.750

50%

Let wel: daar komen nog aanvullende gemeentebelastingen (de zogenaamde opcentiemen) bij.

76


Voorafbetalingen Zelfstandigen zijn verplicht voorafbetalingen op de personenbelasting te doen. Die vinden plaats voor 10 april, 10 juli, 10 oktober en 20 december. In principe ben je telkens ¼ van de totale verschuldigde personenbelasting verschuldigd. Doe je als zelfstandige geen voorafbetaling, dan wordt je belasting vermeerderd. De banken bieden geautomatiseerde systemen aan voor de voorafbetalingen, inclusief de mogelijkheid tot lening als dit nodig zou zijn. Zelfstandigen die zich voor het eerst vestigen als zelfstandige in hoofdberoep moeten tijdens de eerste drie jaar geen belasting vooraf betalen (zie hoofdstuk 6). Wie dat wél doet, krijgt een bonificatie.

Meer info  http://financien.belgium.be/nl/ondernemingen/vennootschapsbelasting/voorafbetaling en/  Goede publicaties zijn de Belastinggids van Test-Aankoop en de Belasting- & Beleggingsgids van uitgeverij Pelckmans.  Voor gepersonaliseerde informatie kun je ook terecht bij een boekhouder.

77


20. Fiscaliteit en auteursrechten Sinds 2008 worden inkomsten uit auteursrecht voor fysieke personen (rechtspersonen vallen daar niet onder) beschouwd als ‘roerende inkomsten’, onderworpen aan een fiscaal voordelig tarief van 15%. Bovendien gelden voor auteursrechten vrij hoge forfaitaire kosten, zodat zelfs bij het maximale bedrag dat men als inkomsten uit auteursrechten kan inbrengen (voor aanslagjaar 2016, inkomsten 2015, is dat 57.270 euro) men niet aan 15% roerende voorheffing komt. Dat is erg voordelig. Alleen: sinds het begin van de wet van 2008 is er onduidelijkheid geweest over wat als betaling van een prestatie moet worden gezien en wat als auteursrechten. De meeste uitgevers betalen de totale ereloonnota van de freelancer als auteursrechten en houden daar de 15% roerende voorheffing op in (of minder, door de kostenforfaits die moeten worden toegepast). Dat betekent dat de freelancer dan geen ‘beroepsinkomsten’ meer heeft, maar alleen nog maar ‘roerende inkomsten’ (auteursrechten) waarop hij slechts 15 % (en in de praktijk minder) belastingen betaalt. De VVJ heeft er in het verleden voor gewaarschuwd dat de fiscus daar niet mee akkoord zou gaan. En her en der in het land bleek dat, bij een controle door een lokale inspecteur, het geval te zijn. Soms werd de hele aangifte omgezet van auteursrecht in honorarium (‘baten’ in het jargon), waardoor de freelancer hoge achterstallige belastingen (en soms een boete) moest betalen. Andere inspecteurs aanvaardden een verdeling in 30% auteursrechten en 70% ‘baten’. Nog anderen konden zich vinden in een 50-50-verdeling. De rechtsonzekerheid was groot. In 2014 heeft de Bijzondere Belastinginspectie het dossier van de auteursrechten onder de loep genomen, wat heeft geleid tot tientallen herzieningen van de aangegeven inkomsten voor 2011 en 2012: de BBI betwistte dat het om auteursrechten ging en kwalificeerde alle inkomsten als beroepsinkomsten (‘baten’), met voor de gedupeerde freelancers nog eens een boete tot 50% bovenop, wegens ‘frauduleuze aangifte’. De VVJ heeft voor de gedupeerden juridische bijstand verzekerd, omdat in elk geval de kwalificatie ‘frauduleuze aangifte’ kan worden betwist. De journalisten moesten hun ereloonnota’s opstellen als ‘overdracht van auteursrechten’ en kregen van hun uitgevers na afloop van een jaar vaak een formulier (het zogenaamde 281.45) waarop stond hoeveel auteursrechten aan hen waren uitbetaald en hoeveel roerende voorheffing de uitgever daarop had ingehouden. Ze namen die bedragen gewoon over op hun belastingformulier. Voor het hergebruik van teksten, foto’s en beeld- of geluidsopnamen was de situatie van in het begin duidelijk: inkomsten hieruit zijn puur auteursrechten en dus onderworpen aan het voordelige systeem van 15% roerende voorheffing. Dat geldt ook voor inkomsten die je krijgt van een auteursrechtenmaatschappij als de JAM. Maar bij een eerste gebruik (publicatie, uitzending) van een werk lag dat anders: hoeveel van het door de uitgever betaalde bedrag is puur honorarium voor de gepresteerde arbeid en welk deel bestaat uit auteursrechten? Daarover liepen de meningen uiteen. Op 4 september 2014 heeft de FOD Financiën uiteindelijk een circulaire uitgestuurd, waarin werd uiteengezet hoe de fiscaliteit van auteursrechten door de belastingdiensten moet worden gehanteerd. De tekst van de circulaire vind je hier:

78


http://ccff02.minfin.fgov.be/KMWeb/document.do?method=view&id=a58cb858-e1074e86-9648-259a6ba30e06#findHighlighted

Omdat de Bijzondere Belastinginspectie (BBI) ook na de circulaire niet de indruk gaf te willen inbinden, hebben parlementsleden – op verzoek van de VVJ – de minister van Financiën om meer verduidelijking gevraagd over de circulaire en de manier waarop die moest worden geïnterpreteerd. Op 25 februari 2015 heeft minister Johan Van Overtveldt in de Kamercommissie Financiën en Begroting bevestigd dat freelancers integraal in auteursrechten kunnen worden betaald, op voorwaarde dat ze met hun uitgever(s) een contract hebben dat bepaalt dat uitsluitend voor de cessie of concessie van auteursrechten wordt betaald en er geen sprake is van een betaling voor een prestatie. Daarmee bevestigde hij de eerder genoemde circulaire (AAFisc Nr. 36/2014) die de Algemene Administratie van de Fiscaliteit op 4 september 2014 had verspreid over “de principes en de draagwijdte van de overeenkomst inzake inkomsten uit de cessie of concessie van auteursrechten of naburige rechten, verleend in het kader van een beroepswerkzaamheid.” Uit die circulaire blijkt - dat een eventuele uitsplitsing tussen roerende inkomsten en beroepsinkomsten zal worden bepaald op basis van de bepalingen in de overeenkomst tussen auteur en uitgever; - dat het mogelijk is dat er situaties zijn waarbij de cessie of concessie van auteursrechten kosteloos worden overgedragen. Dit zou het geval zijn bij overeenkomsten die niet verduidelijken welk gedeelte van de vergoeding specifiek betrekking heeft op de cessie of concessie van auteursrechten. Om het gedeelte van de inkomsten te bepalen dat specifiek betrekking heeft op de cessie of concessie van auteursrechten moet, volgens de circulaire, als volgt worden gehandeld: - als het contract een verdeelsleutel of een afzonderlijke vergoeding bepaalt, in functie van het bezoldigde deel, wordt verwezen naar de verdeelsleutel zoals bepaald in het contract; - als het contract louter een cessie of concessie van auteursrechten bepaalt, en niet de prestatie van de auteur, dan wordt de volledige vergoeding geacht betrekking te hebben op de cessie of concessie van auteursrechten. Maar: - als het contract een cessie of concessie van auteursrechten bepaalt met de vermelding van een globale vergoeding (dus zonder verdeelsleutel), dan worden de auteursrechten geacht gratis te zijn overgedragen of verleend; - als het contract geen cessie of concessie van auteursrechten bepaalt, dan is er geen toepassing van de bepalingen van artikel 17, § 1, 5°, WIB 92. Wil de auteur dus zijn inkomsten (of een deel ervan) fiscaal melden als auteursrechten, dan moet hij ofwel een contract hebben waarin een verdeelsleutel “prestaties/auteursrechten” is opgenomen, ofwel een contract dat bepaalt dat louter wordt betaald voor de cessie of

79


concessie van auteursrechten en niet voor enige prestatie van de auteur. In alle andere gevallen worden de auteursrechten geacht gratis te zijn afgestaan. Maar zelfs wie over een duidelijk contract beschikt met zijn uitgever(s) kan worden geconfronteerd met de BBI, die vindt dat een contract dat uitsluitend de uitbetaling in auteursrechten bepaalt “niet overeenstemt met de werkelijkheid”. Het blijft dus nog even vertoeven in kafkaiaanse sferen… Voor de volledigheid: een overzicht van het fiscaal systeem voor auteursrechten Voor inkomsten van 2008 tot en met 2010: Auteursrechten

Forfaitaire kosten

Belastbaar

Roerende voorheffing

€ 0 – € 13.840 € 13.840 – € 27.690 € 27.690 – € 51.920 > € 51.920

50% 25 % 0%

6.920 10.387,50 24.230

15% (= € 1.038) 15 % (= € 1.558,125) 15% (= € 3.634,50) Géén roerende voorheffing, progressieve inkomstenbelasting (tussen 25 en 50%)

Voor het inkomstenjaar 2011 (aanslagjaar 2012): Auteursrechten

Forfaitaire kosten

Belastbaar

Roerende voorheffing

€ 0 – € 14.140 € 14.140 – € 28.280 € 28.280 – € 53.020 > € 53.020

50% 25 % 0%

7.070 10.605 24.740

15% (= € 1.060,50) 15 % (= € 1.590,75) 15% (= € 3.711) Géén roerende voorheffing, progressieve inkomstenbelasting (tussen 25 en 50%)

Voor het inkomstenjaar 2012 (aanslagjaar 2013): Auteursrechten

Forfaitaire kosten

Belastbaar

Roerende voorheffing

€ 0 – € 14.640 € 14.640 – € 29.280 € 29.280 – € 54.890 > € 54.890

50% 25 % 0%

7.320 10.980 25.610

15% (= € 1.098) 15 % (= € 1.647) 15% (= € 3.841,50) Géén roerende voorheffing, progressieve inkomstenbelasting (tussen 25 en 50%)

80


Voor het inkomstenjaar 2013 (aanslagjaar 2014): Auteursrechten

Forfaitaire kosten

Belastbaar

Roerende voorheffing

€ 0 – € 15.050 € 15.050 – € 30.110 € 30.110 – € 56.450 > € 56.450

50% 25 % 0%

7.525 11.295 26.340

15% (= € 1.128,75) 15 % (= € 1.694,25) 15% (= € 3.951,00) Géén roerende voorheffing, progressieve inkomstenbelasting (tussen 25 en 50%)

Voor het inkomstenjaar 2014 (aanslagjaar 2015): Auteursrechten

Forfaitaire kosten

Belastbaar

Roerende voorheffing

€ 0 – € 15.220 € 15.220 – € 30.440 € 30.440 – € 57.080 > € 57.080

50% 25 % 0%

7.610 11.415 26.640

15% (= € 1.141,50) 15 % (= € 1.712,25) 15% (= € 3.996) Géén roerende voorheffing, progressieve inkomstenbelasting (tussen 25 en 50%)

Voor het inkomstenjaar 2015 (aanslagjaar 2016): Auteursrechten

Forfaitaire kosten

Belastbaar

Roerende voorheffing

€ 0 – € 15.270 € 15.270 – € 30.540 € 30.540 – € 57.270 > € 57.270

50% 25 % 0%

7.635 11.452,50 26.730

15% (= € 1.145,25) 15 % (= € 1.717,88) 15% (= € 4.009,5) Géén roerende voorheffing, progressieve inkomstenbelasting (tussen 25 en 50%)

Wie € 57.270 aan auteursrechten int, betaalt 12% roerende voorheffing: € 6.872,63.

Meer info Informatie over auteursrechten, hun fiscaal en sociale zekerheidsregime, vind je op www.journalist.be www.jam.be

81


JOURNALISTIEK ALS BIJVERDIENSTE

82


21. Hoe een ander statuut combineren met freelancejournalistiek? Veel zelfstandige journalisten zijn dat niet 'in hoofdberoep', maar combineren een ander statuut – een beroepsactiviteit of een niet-actief sociaal statuut – met zelfstandige journalistiek. Het ‘freelancen in nevenberoep’ lijkt overigens in de lift te zitten. Het precaire financiële statuut van de zelfstandige journalist heeft daar ongetwijfeld mee te maken. En verder valt op dat ook veel oudere journalisten die uit de arbeidsmarkt worden gestoten, hun te vroege pensioen alsnog proberen te combineren met wat journalistiek. In het algemeen heeft het nevenkarakter van journalistieke activiteit twee gevolgen.  Op het vlak van het beroepsstatuut kun je als journalistieke nevenberoeper in principe geen aanspraak maken op een erkenning als beroepsjournalist of journalist van beroep, aangezien journalistiek dan niet je hoofdactiviteit is. Een combinatie met een niet-actief hoofdstatuut (gepensioneerde) laat wél toe dat je je titel van beroepsjournalist behoudt. Een erkenning is eveneens uitgesloten als je wél een journalistieke hoofdactiviteit uitoefent, maar dat combineert met een commerciële nevenactiviteit. Je kunt dan wel als persmedewerker bij de VVJ aansluiten. Zie hierover hoofdstuk 8.  Op het vlak van het sociale zekerheidsstatuut beschik je als freelancejournalist in nevenberoep over een vrijstelling13. De eerste voorwaarde is dat je wel degelijk journalistiek werk verricht dat onder de wetgeving op de auteursrechten ressorteert. Voorwaarde twee: je hebt al een sociaal statuut dat minstens gelijk is aan dat van de zelfstandigen. Concreet: je moet al minstens een halftijdse job hebben als werknemer, een 60 procent uurrooster als statutair docent, een andere zelfstandige hoofdactiviteit, of het statuut van werkloze, loopbaanonderbreker of gepensioneerde. Ook al ben je vrijgesteld van sociale bijdragen, je moet wel een ondernemingsnummer aanvragen als niet-handelsonderneming naar privaat recht, met als Nacebel-code 90.031. Als je je niet op de omschrijving ‘journalist’ kunt beroepen, zul je als nevenberoeper toch verzekeringsplichtig zijn, zij het dat je dan minder sociale bijdragen betaalt, maar ook geringere sociale rechten geniet. De freelancejournalist die nog geen sociaal statuut heeft dat minstens gelijk is aan dat van de zelfstandigen, is eveneens verzekeringsplichtig, en bovendien als ‘hoofdberoeper’. Eventueel kan ook een beroep worden gedaan op het zogenaamde ‘artikel 37’. Het gaat om artikel 37, §1 van het uitvoeringsbesluit bij het sociaal statuut, dat zelfstandigen in hoofdberoep met geringe inkomsten de mogelijkheid biedt te vragen om gelijkgeschakeld te worden met een nevenberoep. Dit is het geval voor wie 13

Artikel 5 van het Koninklijk Besluit nr. 38 van 27 juli 1967: Journalisten, perscorrespondenten en de personen die auteursrechten genieten zijn niet onderworpen aan het statuut van zelfstandige als zij reeds over een ander sociaal statuut beschikken dat minstens gelijkwaardige rechten biedt inzake rust- en overlevingspensioenen, familiale uitkeringen, ziekte- en invaliditeit, gezondheidszorgen en arbeidsongeschiktheid.

83


zich al op een andere manier gewaarborgd weet door sociale zekerheidsrechten. Denk bij voorbeeld aan een beginnende freelancer van wie de echtgeno(o)te) werknemer of zelfstandige is, waardoor de freelancer al sociale zekerheidsrechten genoot door het arbeidsstatuut van de echtgeno(o)t(e). Ook studenten komen hiervoor in aanmerking. Zie over het sociaal statuut hoofdstuk 15. We overlopen de verschillende mogelijkheden. Telkens besteden we aandacht aan het beroepsstatuut (mogelijkheid tot erkenning als beroepsjournalist), het sociaal statuut (al dan niet bijdragen betalen) en het fiscaal statuut.

 Occasionele journalistieke activiteit Het is mogelijk dat je een job buiten de journalistiek combineert met af en toe een toevallige bijverdienste in de journalistieke sfeer. Je kunt dan wel niet het officiële statuut van beroepsjournalist verkrijgen, aangezien dat veronderstelt dat journalistiek je hoofdberoep uitmaakt. Het statuut van ‘occasionele activiteit’ heeft twee voordelen. Er zijn geen sociale zekerheidsbijdragen op verschuldigd. En fiscaal gezien mag je je bijverdienste opgeven als 'diverse inkomsten', wat betekent dat ze niet gecumuleerd wordt met de andere beroepsinkomsten en er slechts 33 procent belastingen op verschuldigd is. Maar daarvoor is dus wel degelijk vereist dat het slechts om occasionele, uitzonderlijke prestaties gaat. Zo kan iemand met een journalistieke hoofdjob die af en toe wat schnabbelt bij een andere uitgever in de mediasector, zich niet beroepen op de kwalificatie ‘occasionele activiteit’, omdat zijn bijkomend werk duidelijk in verband staat met zijn hoofdactiviteit. In dit geval dringt het statuut van zelfstandige in nevenberoep zich op (zie hierna).

 Twee zelfstandige beroepen tegelijk In principe belet niets een advocaat, een cafébaas of een beheerder om tegelijk op structurele basis een zelfstandige journalistieke arbeid te ontplooien. Dat heeft wel gevolgen voor het beroepsstatuut: wegens combinatie met een ‘commerciële nevenactiviteit’ is een erkenning als beroepsjournalist of journalist van beroep dan onmogelijk. Belangrijk: met betrekking tot het sociaal statuut geldt de vrijstelling waarvan eerder sprake. Als zelfstandige in hoofdberoep moet je dus geen bijkomende sociale bijdragen betalen op je inkomsten als zelfstandig journalist in nevenberoep. Je betaalt uiteraard wel belastingen op de inkomsten uit je journalistieke nevenactiviteit.

84


 Loontrekkende en zelfstandige in nevenberoep Wie kent ze niet: de bankbedienden, leraren of andere loontrekkenden die ‘na hun uren’ werken als lokale nieuws- of sportcorrespondent voor de krant of de radio? Pas op: een combinatie van het statuut van loontrekkende en dat van zelfstandige is in principe niet mogelijk bij eenzelfde werkgever. Dus: in de week een werknemersstatuut hebben en in het weekend in hetzelfde bedrijf als zelfstandige presteren, kan normaal niet. Een uitzondering kan worden gemaakt als je activiteit als loontrekkende heel duidelijk is afgescheiden van je nevenactiviteit als zelfstandige. Zo zou je bijvoorbeeld op de verkeersredactie van een radiozender kunnen werken als loontrekkende, en op zondag voor dezelfde zender als freelancer diensten leveren aan de sportredactie. Je moet dan wel zorgen dat je een contract hebt waarin duidelijk is aangegeven dat je nevenactiviteit als zelfstandige geen gevolgen kan hebben voor je werk in loondienst. Wat het beroepsstatuut betreft: de wet van 1963 sluit een erkenning als beroepsjournalist uit wanneer het journalistieke werk gecombineerd wordt met een ‘commerciële nevenactiviteit’. En ook in de situatie ‘loontrekkende en zelfstandige’ geldt dat je niet hoeft aan te sluiten bij een sociaal zekerheidsfonds, op voorwaarde dat je zelfstandig journalistiek nevenberoep wordt gecombineerd met een hoofdberoep dat neerkomt op minstens de helft van een voltijdse betrekking. Voor statutaire leraren is wettelijk 60% van een volledige uurrooster vereist, voor contractuele leerkrachten volstaat een halftijdse leeropdracht. Statutaire leerkrachten die tussen 50 en 60% in het onderwijs staan, kunnen worden aangesloten als een zogenaamde ‘artikel 37’ (gelijkgeschakeld met een nevenberoep, waardoor een geringere bijdrage mogelijk is). Worden die minima in loondienst niet gehaald, dan wordt de journalistieke activiteit alsnog als hoofdberoep beschouwd en moet je als zelfstandige de volledige sociale zekerheidsbijdragen betalen.

 Student en zelfstandige Algemeen principe: een student die een zelfstandige activiteit uitoefent, moet zich aansluiten bij een sociaalverzekeringsfonds, als zelfstandige in hoofdberoep. Op het vlak van de betaling van bijdragen kan een student worden gelijkgesteld met een zelfstandige in nevenberoep, door een beroep te doen op het eerder genoemde artikel 37 van het uitvoeringsbesluit bij het sociaal statuut van zelfstandige. Dan betaalt de student een kwartaalbijdrage van 21,5 % op zijn geherwaardeerde beroepsinkomsten. De maximale kwartaalbijdrage zal, bij een maximaal netto-bedrijfsinkomen van € 6..815,52, dan € 366,33 (+ beheerskosten) bedragen. Voorwaarde is dat de student voor minstens 27 studiepunten is ingeschreven aan een onderwijsinstelling. Voorts mag het netto-bedrijfsinkomen niet hoger zijn dan € 6.815,52. Er is ook een leeftijdsbeperking: het kan tot en met het kwartaal voorafgaand aan het kwartaal waarin hij 25 jaar wordt. Vanaf het kwartaal waarin hij 25 jaar wordt moet hij aansluiten bij een sociaalverzekeringsfonds als zelfstandige in hoofdberoep.

85


Indien de student-freelancejournalist niet méér verdient dan € 1.439,42 (na aftrek van gemaakte beroepskosten), dan kan hij worden vrijgesteld van bijdragebetaling (wat niet betekent dat hij niet moet aansluiten bij een sociaalverzekeringsfonds). Dat plafond van € 1.439,42 blijkt te gelden voor een volledig kalenderjaar. Als er niet gedurende het volledige kalenderjaar werk is geleverd (in het jargon: er is geen jaar met een referte-inkomen, zijnde vier kwartalen in eenzelfde jaar) dan wordt het inkomen herberekend op jaarbasis, om te zien of de drempel is overschreden. Wie bijvoorbeeld alleen het laatste trimester inkomen heeft gehad, laten we zeggen € 450, komt daarmee op jaarbasis aan 450 x 4 trimesters = € 1.800. Dus boven het plafond voor de vrijstelling van het betalen van kwartaalbijdragen. Met andere woorden: wie bijvoorbeeld maar één kwartaal werkt als zelfstandige zal niet meer netto-bedrijfsinkomsten mogen hebben dan € 359,85 – één vierde van € 1.439,42 – om geen sociale bijdragen te moeten betalen. Als de student niet aan de voorwaarden voldoet voor deze vrijstelling of voor de lagere kwartaalbijdrage, dan moet hij aansluiten als zelfstandige in hoofdberoep, wat een kwartaalbijdrage van pakweg minimaal € 670 (plus beheerskosten) betekent. Een student is fiscaal gezien nog persoon ten laste van zijn ouders als zijn totale nettoinkomsten op jaarbasis niet hoger liggen dan € 3.140 (dat komt overeen met een bruto van € 3.925). Is de persoon van wie de student ten laste is een alleenstaande, dan zijn die bedragen respectievelijk € 4.530 (netto) en € 5.662 (bruto). Worden voor die maxima niet meegeteld: de wettelijke kinderbijslag, studiebeurzen, de eerste schijf van € 2.610 die een jobstudent (met contract) verdient en € 3.140 die de student eventueel geniet als onderhoudsgeld. Bovengenoemde bedragen gelden voor inkomsten 2016 (aanslagjaar 2017).

Inzake kinderbijslag spelen de gepresteerde uren en het inkomen geen rol tijdens het derde kwartaal (de maanden juli, augustus en september). Buiten die maanden mag in een kwartaal maximaal 240 uren zijn gewerkt (het inkomen speelt geen rol). Het gaat om alle uren samengeteld: zowel die met een studentencontract als die van zelfstandige. Uiteraard is het aantal gepresteerde uren voor een student-zelfstandige moeilijker te bewijzen dan voor een student-werknemer (sinds 1 januari 2012 is een en ander veranderd voor de student-werknemer, maar dat valt buiten de context van dit vademecum). Er wordt meestal van uitgegaan dat minder dan 240 uren per kwartaal zijn gewerkt als er geen sociale bijdragen verschuldigd zijn. Maar de bewijslast ligt bij de student, omdat er een vermoeden bestaat van overschrijding van het aantal uren. Wat het beroepsstatuut betreft: een student kan niet worden erkend als beroepsjournalist. Voor info over het werken als student in loondienst: zie studentatwork.be: https://www.mysocialsecurity.be/student/nl/index.html

86


 Werkloos en zelfstandige Een werkloze mag in principe geen activiteit verrichten die enig materieel voordeel kan opleveren. Toch kun je als werkloze wel eens een occasionele journalistieke opdracht vervullen tegen betaling. Dan moet je vooraf op je controlekaart de overeenstemmende dag (of dagen) aankruisen: indien het een weekdag is, voor het werk tussen 7 en 18 uur, indien het een zaterdag, zondag of feestdag is, om het even welk tijdstip). Je verliest dan je uitkering voor die dag(en). De directeur van het werkloosheidsbureau kan beslissen dat de activiteit niet langer een occasioneel karakter heeft, maar beschouwd moet worden als een bijkomstige of zelfs hoofdactiviteit. Als werkloze kun je ook actief zijn als zelfstandige in nevenberoep, maar daarvoor moet je tegelijkertijd aan enkele voorwaarden voldoen. 1) Je oefende het nevenberoep al uit toen je nog werknemer was, en dit gedurende minstens drie maanden vóór de uitkeringsaanvraag. Je kunt het nevenberoep in principe dus niet beginnen tijdens de werkloosheid. 2) Je moet het nevenberoep aangeven bij de uitkeringsaanvraag. Als je het niet doet, kan dat zware sancties tot gevolg hebben. 3) De activiteit mag niet worden verricht tussen 7 en 18 uur tijdens de week van maandag tot vrijdag. Op zaterdag en zondag mag dit wel, maar dan verlies je wel een daguitkering per gewerkte zaterdag of zondag (zelfs indien het werk gebeurt vóór 7 uur of na 18 uur). De directeur van het werkloosheidsbureau kan je niettemin het recht op uitkeringen ontzeggen als hij vindt dat de activiteit niet (langer) het karakter heeft van een nevenberoep. Daarbij zal hij rekening houden met het aantal arbeidsuren en het bedrag van het inkomen. Als je activiteit door het werkloosheidsbureau is toegestaan, moet je op je controlekaart het werk uitgeoefend tijdens de week na 18 uur en/of vóór 7 uur niet vermelden. Je moet wel het overeenstemmend vakje zwart maken, in principe voor je met het werk begint, als je een activiteit hebt in de week tussen 7 en 18 uur of op zaterdag en/of zondag (ongeacht het tijdstip). De inkomsten uit het nevenberoep kunnen overigens maar in beperkte mate worden gecumuleerd met de werkloosheidsuitkeringen. Het dagbedrag van dat laatste zal worden verminderd met het gedeelte van het beroepsinkomen boven € 13,70 netto per dag. Je dagelijkse beroepsinkomen wordt bekomen door het jaarlijkse netto-inkomen (dat je moet indienen) te delen door 312. In de praktijk betekent dit dus dat je op jaarbasis maximaal € 4.274 netto mag cumuleren met een werkloosheidsuitkering, zonder korting op die uitkering. Wat het beroepsstatuut betreft, is de regeling dat een erkende beroepsjournalist die werkzoekende wordt, zijn titel tijdelijk kan behouden. Dat geldt a fortiori wanneer hij in nevenberoep als freelancejournalist actief is.

87


Ook voor werklozen die journalistiek verrichten in nevenberoep geldt de niet-onderwerping aan het sociaal statuut van zelfstandigen, voor zover de tewerkstelling die voorafging aan de werkloosheid minstens halftijds was. Hoger gingen we al in op de tegemoetkomingen waarop je als werkloze een beroep kunt doen als je je voluit als zelfstandige wilt engageren (zie hoofdstuk 6).

 Met tijdskrediet en zelfstandige Indien je een tijdskrediet aanvraagt zonder uitkeringen, dan mag je om het even welke activiteit uitoefenen, zonder dit te moeten melden aan de RVA. Voor zover je het vooraf aan de RVA hebt gemeld, kunnen de door de RVA toegekende uitkeringen voor een voltijds tijdskrediet worden gecumuleerd met inkomsten die voortvloeien uit een zelfstandige activiteit of een activiteit als helper van een zelfstandige. Die activiteit moet in principe al uitgeoefend zijn gedurende minimum 12 maanden die het begin van het tijdskrediet voorafgaan. Die activiteit mag hoogstens gedurende één jaar worden gecumuleerd met de uitkeringen in het kader van tijdskrediet. (Voor wie in de openbare sector werkt, in het onderwijs of in een autonoom overheidsbedrijf gelden andere regels. Wie in dat geval is, neemt het best contact op met de RVA of kijkt even op de website:

http://www.rva.be/nl/burgers/loopbaanonderbreking%20en%20tijdskrediet/loopbaanonder breking). BELANGRIJK: Voor een journalistieke nevenactiviteit is er mogelijk een uitwijkmogelijkheid voor de regel dat de zelfstandige activiteit al moet zijn uitgeoefend gedurende de 12 maanden die het voltijds tijdskrediet voorafgaan. De RVA stelt namelijk dat in het kader van de reglementering van het tijdskrediet een “zelfstandige activiteit of een activiteit als helper van een zelfstandige een activiteit is waarvoor een inschrijving is vereist bij het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen (RSVZ)”. Maar zoals we eerder hebben uiteengezet, is journalistiek in nevenberoep vrijgesteld van inschrijving bij het RSVZ. Als je zelfstandige journalistieke activiteit wordt beschouwd als nevenactiviteit, dan val je strikt gezien buiten deze RVA-definitie van zelfstandige activiteit. Wordt je journalistieke activiteit echter gezien als een hoofdberoep, dan geldt de voorwaarde dat je al 12 maanden vóór het begin van je tijdskrediet die activiteit moet hebben wél. Journalistieke loopbaanonderbrekers die een journalistieke nevenactiviteit willen blijven ontplooien, kunnen aanspraak maken op behoud van hun erkenning als beroepsjournalist. Ook voor loopbaanonderbrekers die in nevenberoep journalistiek actief zijn, geldt de vrijstelling van sociale bijdrageplicht (zie hoger).

 ‘Bruggepensioneerde’ (SWT) en zelfstandige Zoals inmiddels bekend, is de term ‘pensioen’ misleidend: het gaat niet om een pensioen, maar om een werkloosheidsuitkering, door de voormalige werkgever aangevuld met een bedrag. Daarom ook wordt sinds januari 2012 de term ‘brugpensioen’ niet meer gebruikt en

88


is hij vervangen door het duidelijkere ‘stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag’ (afgekort tot SWT). Met andere woorden: de RVA ( www.rva.fgov.be ) is hier betrokken partij. Wat ons in deze context interesseert, is: mag je als ‘werkloze met bedrijfstoeslag’ nog iets bijverdienen? Dat kan, onder bepaalde voorwaarden. Wie af en toe eens een stuk schrijft, moet dat officieel melden voor hij zijn activiteit begint (ook als het om een weekend of een feestdag gaat). Dat kan op twee manieren: wie gekozen heeft voor een controlekaart, maakt het vakje zwart van de dag van arbeid. Wie zonder controlekaart door het leven stapt, moet zijn activiteit bij zijn uitbetalinginstelling melden, met een formulier C99. Je verliest dan een uitkering voor elke activiteitsdag. Als je regelmatig een nevenactiviteit uitoefent, zijn er meer voorwaarden. Je moet je nevenberoep al hebben uitgeoefend gedurende minstens drie maanden vóór je uitkeringsaanvraag. Je kunt dus niet met je nevenberoep starten tijdens je werkloosheid. Je moet je nevenberoep ook aangeven bij je uitbetalinginstelling op het ogenblik dat je je werkloosheid met bedrijfstoeslag aanvraagt. Dat doe je met een formulier C1 en C1A. Als je die activiteit verricht vóór 7 en na 18 uur, op werkdagen, moet je ze niet aangeven op je controlekaart of op het formulier C99. Werk je occasioneel toch tussen 7 en 18 uur, dan moet je dat wél aangeven, vóór je die activiteit aanvat, en verlies je voor die dag je uitkering. Als je op zaterdag of zondag werkt, moet je dat altijd melden (ongeachte het tijdstip), en je verliest een uitkering voor de zaterdag en een uitkering van een werkdag voor de op zondag gepresteerde arbeid. Als je aan de voorwaarden voldoet, kun je nog altijd je recht op werkloosheidsuitkering zien ingetrokken worden door de directeur van het werkloosheidsbureau, als die oordeelt dat je activiteit niet het karakter van een nevenactiviteit heeft (door het aantal uren dat je eraan besteedt of door het inkomen dat je ermee verwerft). De inkomsten van je nevenactiviteit mag je in beperkte mate cumuleren met je uitkeringen. Het gedeelte van je inkomsten boven de € 13,70 netto per dag wordt afgetrokken van je werkloosheidsuitkering. De RVA gaat uit van 312 werkdagen, zodat we uitkomen op € 4.274 netto per jaar, zelfde systeem als bij de werklozen. Het gaat dus om netto bedragen (voor een nevenactiviteit in loondienst: brutoloon – RSZ – bedrijfsvoorheffing. Voor een zelfstandig nevenberoep: bruto-inkomsten – de lasten). Meer info over werken als SWT-er: http://www.rva.be/nl/documentatie/infoblad/t6 Als je een artistieke nevenactiviteit hebt, dan gelden aparte regels en moet je een formulier C1Artiest indienen bij uw uitbetalinginstelling. Een ‘werkloze met bedrijfstoeslag’ mag vrijwilligerswerk doen als het gaat om een onbezoldigde activiteit voor een bloed- of aanverwante tot de tweede graad, die niet past in het kader van de beroepsactiviteit van die bloed- of aanverwante. Je mag dus niet even een handje toesteken in de winkel van je broer of dochter. Een onbezoldigde vriendendienst mag ook, net zoals een activiteit voor een openbare dienst, een instelling van openbaar nut, een cultureel centrum, een school, een vzw, een internationale organisatie van publiek recht, een stichting of een NGO. De formaliteiten die je hiervoor moet vervullen vind je op de website van de RVA en kun je navragen bij je uitbetalinginstelling. Het werk moet uiteraard onbezoldigd zijn, maar je mag wel een forfaitaire vergoeding ontvangen van maximaal € 32,71 per dag en € 1.308,38 per

89


jaar. Een forfaitaire vergoeding van onkosten moet worden aangegeven bij de RVA, hetzij door de vereniging of instelling waar je voor werkt, hetzij door jezelf (individuele aangifte C45B). Meer info over vrijwilligerswerk: http://www.rva.be/nl/documentatie/infoblad/t7

Net zoals gewone werklozen, kunnen zij die een bedrijfstoeslag ontvangen hun titel van beroepsjournalist behouden. Ook voor werklozen met bedrijfstoeslag die als 'nevenberoeper' journalistiek actief zijn, geldt de vrijstelling van sociale bijdrageplicht.

 Gepensioneerd en zelfstandige Ook gepensioneerden kunnen niet altijd zomaar een nevenactiviteit uitoefenen als zelfstandige. Sterker: als het gaat om een gezinspensioen (dus niet een pensioen als alleenstaande) mag ook de echtgeno(o)t(e) bepaalde grenzen van inkomen niet overschrijden. Toch kun je onder bepaalde voorwaarden een beroepsactiviteit blijven uitoefenen. Wie als zelfstandige aan het werk blijft, moet daar wel nog aangifte van doen. Wie louter een pensioen heeft als zelfstandige, doet de aangifte bij het RSVZ. Wie een gemengd pensioen heeft, als zelfstandige én als werknemer of ambtenaar, kan de aangifte doen bij het RSVZ, bij de Rijksdienst voor Pensioenen (RVP) of bij de Pensioendienst voor de overheidssector (PDOS). Het bedrag dat mag worden verdiend, hangt af van diverse parameters: het soort pensioen, de leeftijd, of het aantal beroepsjaren. Wie minstens 65 jaar is óf een beroepsloopbaan van minimaal 45 jaar kan aantonen, mag onbeperkt bijverdienen. Als je recht hebt op een rustpensioen aan het gezinsbedrag, mag je echtgeno(o)t(e) een aanvullend inkomen ontvangen, maar dat inkomen is beperkt, ongeacht of je echtgeno(o)t(e) 65 jaar is of niet. Voor wie niet aan de voorwaarden qua leeftijd of loopbaan voldoet, en voor wie een gezinsrustpensioen ontvangt, zijn volgende loongrenzen van toepassing: Toegelaten beroepsinkomsten als zelfstandige bij rustpensioen Vóór de pensioenleeftijd Basisbedrag Met kinderlast

€ 6.238 € 9.357

Na de pensioenleeftijd (voor de echtgeno(o)t(e) van een gerechtigde op een gezinsrustpensioen)

€ 18.017 € 21.916

90


Toegelaten beroepsinkomsten als zelfstandige bij uitsluitend overlevingspensioen

Basisbedrag Met kinderlast

Vóór 65 jaar

Vanaf 65 jaar

€ 14.523 € 18.154

€ 18.017 € 21.916

Bij de genoemde bedragen gaat het om het netto beroepsinkomen als zelfstandige (dus na aftrek van alle gemaakte bedrijfskosten). Heel belangrijk: van zodra de inkomsten het toegelaten bedrag met 25 procent overschrijden, wordt de betaling van het pensioen voor het betrokken jaar volledig geschorst. Is de overschrijding kleiner dan 25 procent, dan wordt het pensioenbedrag voor dat jaar geschorst naar rato van een percentage dat overeenstemt met het percentage van de overschrijding. Wanneer de echtgeno(o)t(e) van de gepensioneerde met een gezinsrustpensioen qua inkomen het toegelaten bedrag ook maar iets overschrijdt, wordt het gezinspensioen in dat jaar omgezet in een alleenstaandenpensioen. Inzake het beroepsstatuut kunnen erkende beroepsjournalisten die tijdens het pensioen actief blijven in de journalistiek als ‘actief gepensioneerde’ hun beroepstitel behouden. Beroepsjournalisten die niet beroepsactief blijven, kunnen bij de VVJ/AVBB erelid worden. Als je als gepensioneerde een zelfstandige journalistieke activiteit in nevenberoep uitoefent, ben je niet onderworpen aan de sociale zekerheid voor zelfstandigen. Kijk uit voor het fiscale luik: sommige pensioenen genieten van een belastingvrijstelling, maar die gaat verloren van zodra je iets bijverdient.

Meer info  De FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg – www.meta.fgov.be  De RVA – www.rva.be  De VDAB – https://www.vdab.be/start  De Rijksdienst voor Pensioenen http://www.onprvp.fgov.be/NL/profes/working/

91


ALLEEN OF IN GROEP

92


22. De helper van de zelfstandige Freelancejournalisten kunnen wat hulp altijd goed gebruiken. Voor helpers heeft de wet een apart sociaal statuut uitgewerkt. De toepassingsvoorwaarde is dat het gaat om iemand die de zelfstandige bijstaat of hem vervangt in de uitoefening van diens beroep, zonder gebonden te zijn door een arbeidsovereenkomst. Een familieband is niet vereist. Een helper is verzekeringsplichtig en moet zich, zoals de zelfstandige zelf, aansluiten bij een sociaalverzekeringsfonds.14 Hij valt wel onder een eigen sociale bijdragen- en sociale rechtenregeling. Wie als ‘helper’ aanspraak wil maken op het volledige sociaal statuut van de zelfstandige, moet zich als volwaardig zelfstandige aansluiten bij een sociaalverzekeringsfonds. Fiscaal gezien worden helpers in principe als zelfstandige behandeld, maar voor zowel de meewerkende echtgenote als de kinderen gelden afwijkingen.

Helpende echtgeno(o)t(e) In de praktijk is het veelal de echtgeno(o)t(e) die de zelfstandige helpt. Voor de meewerkende echtgenoot 15 geldt sinds 2003 een nieuw sociaal statuut 16. Als meewerkende levenspartner ben je verplicht minimaal het zogenaamde ministatuut aan te nemen bij het sociaalverzekeringsfonds van je echtgenoot, indien je geboren bent vóór 1956. Dat veronderstelt de betaling van een kwartaalbijdrage, berekend op het inkomen van de zelfstandige, van minimaal € 25,70 en maximaal € 144,89 (te vermeerderen met de beheerskosten). Op die manier ben je als meewerkende levenspartner verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid (inclusief moederschap) en invaliditeit (voor gezondheidszorg en kinderbijslag beschik je als meewerkende levenspartner al over afgeleide rechten via je partner). Ben je na 1956 geboren, dan geldt sinds 1 juli 2005 het maxistatuut. De kwartaalbijdrage hiervoor beloopt, afhankelijk van het fiscale meewerkinkomen dat de echtgenoot je toekent, minimaal € 292,92 en maximaal € 3.961,90 (te vermeerderen met de beheerskosten). Op die 14

Uitzonderingen: - helpers voor 1 januari van het jaar waarin ze 20 worden (tenzij ze gehuwd zijn) ; - helpers die slechts occasioneel meehelpen, dit is gedurende maximaal 90 dagen per jaar; - studenten die nog recht geven op kinderbijslag (maximum leeftijd 25 jaar);

15

Wettige echtgenoten en wettelijk samenwonende partners worden op gelijke voet behandeld. 16

Je valt niet onder het statuut wanneer: - je de echtgenoot niet effectief of slechts onregelmatig (over maximaal 90 dagen per jaar) helpt; - je al een volwaardig sociaal statuut hebt uit hoofde van een beroepsactiviteit of vervangingsinkomen; - de echtgenoot fiscaal als bedrijfsleider wordt belast;

93


manier geniet je van hetzelfde sociale statuut als de partner, op de faillissementsverzekering na. Ben je geboren vóór 1956, dan kun je op vrijwillige basis kiezen voor het maxistauut. Maar dat is niet voor iedereen even interessant, omdat de meewerkende echtgenoot ook al over afgeleide sociale rechten via de zelfstandige beschikt (ziekteverzekering, kinderbijslag, gezinspensioen, ook na echtscheiding). Algemeen genomen blijkt een vrijwillige aansluiting bij het maxistatuut interessant indien je aan het einde komt van een minimaal dertigjarige loopbaan en indien de inkomsten uit de zelfstandige activiteit van de echtgenoot tussen € 12.500 en € 40.000 liggen. Op fiscaal vlak kan de meewerkende echtgenoot niet het statuut van helper of loontrekkende 17 hebben. De zelfstandige kan zijn helpende echtgenoot wel een fictief, zogenaamd meewerkinkomen toekennen, weliswaar beperkt tot 30 procent van het inkomen. Dat komt neer op een fiscaal voordelige decumul van het zelfstandigeninkomen.

Helpende kinderen Zijn niet sociaal verzekeringsplichtig: - helpers jonger dan 20 (vóór 1 januari van het jaar waarin ze 20 worden). Zijn ze al gehuwd, dan zijn ze wel verzekeringsplichtig - helpers die minder dan 90 dagen per jaar werken en van wie de activiteit bovendien niet regelmatig is - studenten die recht geven op kinderbijslag. Fiscaal gezien worden de vergoedingen aan helpende gezinsleden (kinderen en andere verwanten) gekwalificeerd als bezoldigingen van werknemers, en moeten ze ook zo worden aangegeven. Dit veronderstelt een band van ondergeschiktheid. In het andere geval, wanneer er sprake is van gelijkwaardigheid, wordt het helpende gezinslid fiscaal als zelfstandige behandeld.

Werkloos en helper Ben je werkloos en help je geregeld een zelfstandige, dan moet je dat melden aan je uitbetalingsinstelling. Help je de zelfstandige slechts occasioneel, dan volstaat het dat op voorhand op de controlekaart te melden door het overeenstemmende vakje zwart te maken. Meer info  http://www.rsvz.be/nl  https://www.socialsecurity.be/  www.socialezekerheid.fgov.be  en verder de websites van de sociaalverzekeringsfondsen (zie lijst in hoofdstuk 15)

17

Dat laatste behoudens in het kader van een vennootschap, zie hoofdstuk 22.

94


23. Eenmanszaak of vennootschap ? We hadden het tot nu toe uitsluitend over freelancers die hun journalistieke activiteit uitoefenen in het kader van een eenmanszaak. In tegenstelling tot een vennootschap heeft zo’n zaak geen aparte rechtspersoonlijkheid. Maar als je als freelancer wilt uitbreiden, en je praktijk bijvoorbeeld wilt uitbouwen tot een persagentschap, valt de oprichting van een vennootschap te overwegen.

Eenmanszaak Voordelen: + Je kunt alleen beslissen, snel en zonder veel formaliteiten. + Je beschikt autonoom over de gerealiseerde winst. + Je kunt gebruik maken van de gunstige fiscale regeling voor inkomsten uit auteursrechten. + Geen minimumkapitaal vereist. + Beperkte administratieve en boekhoudkundige verplichtingen (geen oprichtingsakte, geen financieel plan verplicht, vereenvoudigde boekhouding). Nadelen: - Je bent met je persoonlijk vermogen onbeperkt aansprakelijk. - Er is geen afzonderlijke fiscale aanslag voor de zaak, wel een integratie van de winst in de globale personenbelasting (maar als je volledig in auteursrechten wordt betaald, ben je beter af, tot het maximumbedrag dat fiscaal geldt voor auteursrechten). - Het regelen van opvolging en overname zijn moeilijker dan bij een vennootschap.

Vennootschap Voordelen: + Rechtspersoonlijkheid: de vennootschap heeft eigen rechten en plichten. + Voor sommige vormen geldt een beperkte persoonlijke aansprakelijkheid. + Het regime van de vennootschapsbelasting is in het algemeen voordeliger dan de personenbelasting (behalve voor inkomsten uit auteursrechten). + Formele afspraken tussen de partners. + Makkelijkere regeling van de erfopvolging. + Een deel van de eigen woning kan aan de vennootschap worden verhuurd en de ontvangen huur is niet onderworpen aan sociale bijdragen zelfstandigen. + De bedrijfsleider kan een forfaitaire kostenvergoeding krijgen (binnen bepaalde perken), waarop geen belastingen of sociale zekerheidspremies moeten worden betaald. + Indien privĂŠvoertuig voor de zaak wordt gebruikt, kan een kilometervergoeding op forfaitaire basis worden doorgerekend. Dat is een aftrekbare kostenpost voor de vennootschap. Nadelen: - Duurdere oprichting. - Meer juridische, administratieve en boekhoudkundige verplichtingen. - Formele besluitvorming. - Geen (laag belaste) roerende inkomsten uit auteursrechten

95


Vennootschappen: algemene kenmerken - Een vennootschap bestaat in principe uit minimaal twee personen. Een uitzondering daarop is de EBVBA, de BVBA die is opgericht door één persoon. - De bedoeling van de vennootschap is winst te maken. - Iedere vennoot moet een inbreng doen, hetzij in geld, hetzij in natura. In ruil ervoor krijgt hij aandelen. - Iedere vennoot deelt in de winst en draait mee op voor een eventueel verlies. Normaliter is het aandeel in de winst in verhouding tot de inbreng van de vennoot. - Onder de vennoten is de wil aanwezig om op basis van gelijkheid samen te werken. - De oprichting van een vennootschap gebeurt met een bijzondere akte, in een aantal gevallen is dat een notariële akte (voor NV, (E)BVBA, CVA en CVBA).

Bij de meeste vormen moet een minimum aan kapitaal worden ingebracht, waarvan een deel op een geblokkeerde rekening moet volstort zijn. De statuten moeten meestal bij notariële akte worden opgemaakt, en daarbij moet tevens een financieel plan worden voorgelegd. Ook inschrijvingen bij het ondernemingsloket en bij een sociaalverzekeringsfonds zijn nodig. Een vennootschap betaalt een jaarlijkse forfaitaire sociale bijdrage van € 347,50. Voor bedrijven met een balanstotaal van meer dan € 646.787,86 is de bijdrage € 868. Daar staat tegenover dat je maar beperkt aansprakelijk bent als het fout loopt, met name voor het deel van de goederen of het geld dat je zelf in de onderneming hebt ingebracht. Uitzondering: als de onderneming binnen de drie jaar na de oprichting failliet gaat, zijn de oprichters hoofdelijk aansprakelijk voor alle schulden, indien uit het financieel plan blijkt dat het kapitaal ontoereikend was. De fiscale behandeling is een stuk milder dan in de personenbelasting. Het algemene gewone tarief bedraagt 33% (33,99 % inclusief 3% aanvullende crisisbelasting). Voor kleine en middelgrote vennootschappen 18 gelden de volgende tarieven: Vennootschapsbelasting kmo Inkomstenschijven in euro Schijf van 0 tot 25.000 Schijf van 25.000 tot 90.000 Schijf van 90.000 tot 322.500

Tarief (inclusief 3 % aanvullende crisisbijdrage) 24,25 % (24,98 %) 31,00 % (31,93 %) 34,50 % (35,54 %)

Vennootschap: doen? Kun je nu toch maar beter een vennootschap oprichten, zoals vaak wordt beweerd?

18

Een kmo wordt door de Vlaamse regering en door de Europese Unie gedefinieerd als een onderneming met maximaal 250 werknemers, een jaaromzet van maximaal 40 miljoen euro of een balanstotaal van minder dan 27 miljoen euro en met inachtneming van het zelfstandigheidscriterium.

96


Dat hangt van diverse factoren af. Belangrijk is dat je niet louter de fiscale aspecten ervan bekijkt. Ook de andere voor- en nadelen – zie hoger – moet je goed tegen elkaar afwegen. Vergeet ook niet dat, als je een vennootschap opricht, je als bedrijfsleider of werkende vennoot ervan als zelfstandige wordt beschouwd en je als zodanig ook moet aansluiten bij een sociaalverzekeringsfonds voor zelfstandigen. Je kunt natuurlijk ook iemand anders de rol van bedrijfsleider op zich laten nemen en zelf als werknemer van de vennootschap aan de slag gaan. Maar dan zal die andere persoon wel als zelfstandige worden beschouwd en sociale kwartaalbijdragen moeten betalen. Bovendien draait de vennootschap dan ook op voor de patronale bijdragen op het loon dat ze je betaalt. Maar wanneer heb je er dan fiscaal voordeel mee om je activiteiten in een vennootschap onder te brengen? Ook dat is niet zomaar te zeggen, omdat diverse parameters een rol spelen. Denk er bijvoorbeeld aan dat je als eenmanszaak een deel (of zelfs het geheel) van je journalistieke inkomsten als (fiscaal gunstige) roerende inkomsten kunt inbrengen, wat een vennootschap niet kan. Als je ervan uitgaat dat een vennootschap in vergelijking met een eenmanszaak (een natuurlijke persoon) al gauw € 2.500 à € 3.000 méér kost (door o.a. meer administratie, boekhouding, opstellen van balans, jaarlijkse sociale bijdrage, en dergelijke), dan moet je – zeer algemeen gesproken – al meer dan pakweg € 60.000 aan belastbaar jaarinkomen hebben voor je er financieel voordeel mee doet een vennootschap op te richten. Maar nogmaals: dit is een zeer algemene stelling. Als je het werken met een vennootschap overweegt, kun je het best een simulatie laten uitvoeren door een goede boekhouderfiscalist die jouw persoonlijke situatie kan evalueren.

Vormen Naast de eenmanszaak, waarin de ondernemer onbeperkt aansprakelijk is en dus met zijn hele vermogen – ook zijn privévermogen – risico neemt, bestaan diverse vormen van vennootschappen met rechtspersoonlijkheid: de (E)BVBA, de VOF, de CVBA, de CVOA, de NV. De (E)BVBA De Besloten Vennootschap met Beperkte Aansprakelijkheid (BVBA) heeft als kenmerk, zoals de naam al aangeeft, het besloten karakter ervan. De overdracht van aandelen is dus strikt aan regels gebonden. De aansprakelijkheid is beperkt tot de inbreng van de vennoten. Een ondernemer kan ook in zijn eentje een vennootschap oprichten, die dan een eenpersoons-BVBA, of EBVBA, wordt genoemd. Het is de enige vennootschapsvorm waarvoor maar één persoon vereist is en daarom is die vorm populair bij vrije beroepen. Voor een EBVBA gelden dezelfde bepalingen als voor een BVBA. Sinds begin 2010 kun je een bvba oprichten met een maatschappelijk kapitaal van maar 1 euro. Dat heet dan een Starters-bvba. Er zijn wel enkele voorwaarden aan verbonden. De formule geldt alleen voor natuurlijke personen, die hoofdelijk aansprakelijk blijven. De zaak mag ook maximaal vijf werknemers hebben. Er moet wel nog een financieel plan worden opgesteld, met supervisie door een expert, zoals een boekhouder, accountant of bedrijfsrevisor. Minimaal 25% van de winst moet worden gereserveerd en de winst kan voor niet méér dan 13% van het volgestorte kapitaal worden uitgekeerd, wil men het voordeel van het verlaagd tarief in de

97


vennootschapsbelasting behouden. Bij een Starters-bvba met slechts 1 euro kapitaal kan er dus geen winstuitkering zijn, wil men het verlaagde belastingtarief behouden.

De NV De Naamloze Vennootschap (NV) is de meest populaire vorm voor grote ondernemingen. Maar die vorm kan ook worden aangewend door kleine en middelgrote ondernemingen. Het is een kapitaalvennootschap, met een hoger minimaal startkapitaal dan de andere vormen, waarvan de aandelen in principe vrij overdraagbaar zijn. De besturingsorganisatie en de boekhouding zijn wel ingewikkelder.

De VOF De Vennootschap Onder Firma (VOF) is een eenvoudige vorm van vennootschap waarvoor minimaal twee vennoten zijn vereist en die bij onderhandse akte kan worden opgericht. De vennoten kunnen hun aandeel niet verkopen zonder akkoord van de medevenno(o)t(en). En alle beslissingen moeten eenparig worden genomen. De vennoten blijven hier wel onbeperkt hoofdelijk aansprakelijk. Een vennootschapsvorm die interessant kan zijn voor vrije beroepen en indien het ondernemingsrisico beperkt is.

De CVBA en de CVOA De Coรถperatieve Vennootschap met Beperkte Aansprakelijkheid en de Coรถperatieve Vennootschap met Onbeperkte Aansprakelijkheid. In de eerste vorm zijn alle vennoten slechts aansprakelijk voor het bedrag van hun inbreng in de CVBA. In beide gevallen zijn minimaal drie personen vereist.

Daarnaast zijn er nog de Gewone Commanditaire Vennootschap (GCV) en de Commanditaire Vennootschap op Aandelen (CVA). De gewone commanditaire vennootschap (GCV) kun je zien als een variant van de VOF. Het verschil zit erin dat de GCV naast werkende vennoten ook stille vennoten (geldschieters) kent. Die laatsten hebben slechts een beperkte aansprakelijkheid (hun inbreng), maar mogen zich ook niet inlaten met het beheer van de vennootschap. De commanditaire vennootschap op aandelen (CVA) heeft ook werkende en stille vennoten en de regels zijn dezelfde als voor een NV. Het statuut van de stille en beherende vennoten is qua aansprakelijkheid gelijk aan die van de GCV.

98


Eenmanszaa k

(E)BVBA

NV

CVBA

CVOA

VOF

Minimum aantal personen Minimum inbreng kapitaal Minimum volstort kapitaal

1

(1) 2

2

3

3

2

geen

€ 18.550

€ 61.500

€ 18.550

vrij

vrij

geen

BVBA: 1/5 met min. € 6.200 EBVBA: € 12.400

min. € 61.500

1/5, met min. van € 6.200

volledig

volgens statuten

Akte van oprichting Aansprakeli jkheid

geen

notariële akte

onderhands

beperkt tot de inbreng

notariële akte beperkt tot de inbreng

onderhands

onbeperkt

notariële akte beperkt tot de inbreng

onbeperkt en hoofdelijk

Aandelen Overdracht aandelen

geen niet van toepassing

op naam vrij over te dragen

op naam aan vennoten, of aan derden volgens statuten

Bestuur

zaakvoerder

op naam Akkoord: méér dan 50% van vennoten die minstens 75% kapitaal vertegenwoor digen 1 of meer zaakvoerders

onbeperkt en hoofdelijk op naam aan vennoten, of aan derden volgens statuten

raad van bestuur van minstens 3 bestuurders, benoeming voor 6 jaar

1 of meer bestuurders (al dan niet vennoot)

1 bestuurder (al dan niet vennoot)

vennoten of 1 of meer zaakvoerders

Boekhouding

eenvoudige boekhouding (indien omzet < € 500.000) personenbelasting

dubbele boekhouding

dubbele boekhouding

dubbele boekhouding

dubbele boekhouding

vennootschapsbelasting ja

vennootschapsbelasting ja

vennootschapsbelasting ja

vennootschapsbelasting neen

eenvoudige boekhouding (indien omzet < € 500.000) vennootschapsbelasting

Fiscaliteit

Financieel plan verplicht?

neen

op naam met toestemming van vennoten

neen

Meer info 

http://www.belgium.be/nl/economie/onderneming/oprichting/vennootschapsvormen/

www.notaris.be/faq/index.php?w=6

 www.unizo.be

99


BIJLAGEN

100


23. Tips voor beginnende freelancers  Investeer in je deskundigheid, betrouwbaarheid en taalvaardigheid. Op die manier kun je een degelijk en aantrekkelijk product aanbieden.  Netwerking is essentieel: leg contacten, contacten en nog eens contacten. Mensen moeten je leren kennen.  Het is zeker niet slecht om, indien mogelijk, eerst een tijd in loondienst te gaan. Dat laat je toe de sector en de mensen te leren kennen en jezelf te laten kennen.  Beginnen met een job naast je freelancewerk heeft het voordeel dat je op iets terug kunt vallen als het niet lukt. En je bent vrijgesteld van aansluiting bij een sociaalverzekeringsfonds als je job minstens halftijds is. Het nadeel is meestal dat je niet voluit kunt gaan met je freelancewerk.  Wees in het begin niet té ambitieus. De praktijk dwingt je vaak tot enig realisme.  Maak een realistisch ondernemingsplan, zonder je daarop blind te staren.  Maak tijd voor een goede boekhouding.  Praat over je werk met deskundige buitenstaanders. Win advies in bij de journalistenvereniging, bevoegde overheidsdiensten, middenstandsverenigingen.  Houd goede contacten met je collega’s. Wissel onderling opdrachten uit, als je eens niet beschikbaar bent.  Laat, ondanks de zwarte sneeuw die je soms ziet, niet na te genieten van de geneugten die het zelfstandigenstatuut ook biedt. Knijp er bij voorbeeld af en toe eens tussenuit.  Werk zoveel mogelijk aan de algemene leveringsvoorwaarden en contractvoorwaarden die je zelf wil. (Zie hoofdstukken 24 en 25). Als je té veel toegevingen doet, wordt het beroep op de duur voor iedereen moeilijk leefbaar. Onderlinge collegialiteit levert meer op dan onderlinge scherpe prijsconcurrentie.  Houd je financiële situatie goed in de gaten. Reageer snel op wanbetalers.  Denk aan de toekomst. Verzeker je zo snel mogelijk voor ziekte, arbeidsongeschiktheid, pensioen en beroepsaansprakelijkheid.

101


25. Eisenplatform VVJ Ten aanzien van de uitgevers 1. Elke freelancer heeft het recht op een geschreven contract. Tijdens de onderhandelingen over dat contract moet de freelancer als een volwaardige zakenpartner worden behandeld. 2. Freelancers hebben het recht zich te verenigen om hun belangen te verdedigen, door onder meer het afsluiten van collectieve overeenkomsten of het verspreiden van adviestarieven. 3. Freelancers moeten autonoom kunnen beslissen of ze hun auteursrechten overdragen aan een uitgever voor eenmalig gebruik, dan wel voor elk hergebruik dat de uitgever ervan wil maken. De vergoeding die de freelancer voor zijn overdracht ontvangt zal mede worden bepaald door de aard van die overdracht. 4. Freelancer en uitgever spreken contractueel af in welke mate de vergoeding bestaat uit de betaling voor de overdracht van auteursrechten en in welke mate het om een prestatievergoeding gaat. 5. Een werk dat in opdracht is geleverd, moet worden betaald zoals is afgesproken, ongeacht of de uitgever het werk al dan niet (volledig) gebruikt. De betaling gebeurt uiterlijk een maand na ontvangst van de ereloonnota of factuur van de freelancer. 6. De vergoeding die de freelancer ontvangt, moet voldoende hoog zijn om de positie van loontrekkende journalisten niet te ondermijnen door het leveren van goedkoop werk. 7. Bepalende inhoudelijke wijzigingen van het door de freelancer geleverde werk kunnen alleen na overleg met de betrokken freelancer. Bij wijzigingen door de uitgever die aanleiding geven tot een schadeclaim, is de uitgever verantwoordelijk. 8. Elke vorm van schijnzelfstandigheid moet worden bestreden: de freelancer bepaalt autonoom de tijdstippen waarop hij werkt, heeft geen enkele band van ondergeschiktheid ten aanzien van de uitgever en is volledig vrij opdrachten te aanvaarden of te weigeren. De freelancer werkt volgens zijn eigen planning. Een journalist die economisch volledig afhankelijk is van een uitgever moet worden gezien als een loontrekkende en moet de daarbij horende rechten en voordelen krijgen. 9.

Na een samenwerking van zes maanden of meer moet een opzeggingstermijn van twee maanden in acht worden genomen. Dit geldt zowel voor de uitgever als voor de freelancer. In onderling overleg kan worden afgeweken van die termijn. Bij ernstige fouten – zowel van de uitgever als van de journalist – geldt die opzeggingstermijn niet. Over elke stopzetting van de samenwerking kunnen wel onderling individuele afspraken worden gemaakt.

102


10. Freelancers die worden uitgestuurd voor gevaarlijke opdrachten hebben recht op dezelfde training, verzekeringen en veiligheidsvoorzieningen als loontrekkende journalisten in eenzelfde situatie.

Ten aanzien van de overheid 11. Een freelancer moet van de overheid een sociale bescherming krijgen die te vergelijken is met die van een loontrekkende, op het vlak van ziekteverzekering, pensioen en werkloosheidsuitkering. 12. De in België wettelijk bepaalde erkenningsprocedure voor beroepsjournalisten moet worden herzien. Het criterium ‘onafhankelijkheid’ moet expliciet in de wet worden opgenomen en het begrip ‘handel drijven’ moet daaraan worden getoetst. Journalisten moeten commerciële activiteiten kunnen ontplooien, indien die activiteiten hun onafhankelijkheid niet in het gedrang brengen.

Ten aanzien van de Erkenningscommissie 13. De erkenningscommissie moet de erkenningsaanvragen van loontrekkende en van zelfstandige journalisten op een identieke manier behandelen. In beide gevallen moet aan de hand van persoonlijke documenten worden nagegaan of de eventueel uitgeoefende commerciële activiteiten de onafhankelijke beroepsuitoefening in het gedrang brengen.

103


26. Model van overeenkomst van overdracht van auteursrechten tussen zelfstandig journalist en uitgever tussen Voornaam Naam, wonend in [postnummer gemeente, straat, nummer], hierna genoemd ‘de freelancer’ en Uitgeverij … / Omroep …. / Productiemaatschappij …, [straat nummer postnummer gemeente], vertegenwoordigd door de heer/mevrouw [Naam], [functie], hierna genoemd ‘de uitgever’

Artikel 1 De freelancer levert auteursrechtelijk beschermde bijdragen aan de uitgever, wiens activiteit bestaat uit het publiceren of uitzenden van informatie. De freelancer draagt, tegen vergoeding, zijn vermogensrechten op zijn bijdragen over aan de uitgever, met name voor: - de publicatie/uitzending van die bijdragen. - [de eventuele vertaling van zijn bijdragen.] Deze overdracht van vermogensrechten geldt voor de volgende exploitatievormen: [in te vullen]…...

Artikel 2 De freelancer levert zijn bijdragen aan de uitgever als zelfstandige. Er is geen enkele band van ondergeschiktheid tussen de partijen van deze overeenkomst.

Artikel 3 Door de materiële overhandiging van zijn werk geeft de freelancer toelating tot exploitatie ervan door de uitgever. Bepalende inhoudelijke wijzigingen van het door de freelancer geleverde werk kunnen alleen na overleg met de freelancer. Bij wijzigingen door de uitgever die aanleiding geven tot een schadeclaim, is de uitgever verantwoordelijk.

104


Artikel 4 [Of] De freelancer wordt door de uitgever uitsluitend betaald voor de overdracht van de vermogensrechten. Het bedrag dat de uitgever de freelancer verschuldigd is, bestaat dus voor 100% uit vergoeding voor de overdracht van de vermogensrechten door de freelancer. [Of] De vergoeding die de freelancer ontvangt van de uitgever bestaat voor XX % uit honorarium voor geleverde prestaties en voor YY % uit betaling voor de cessie van auteursrechten.

Artikel 5 De uitgever betaalt de freelancer een vergoeding voor de overdracht van zijn vermogensrechten op basis van de omvang en/of de exclusiviteit van de bijdragen. De hoogte van de afgesproken vergoeding is vermeld in bijlage. De uitgever verricht de wettelijk bepaalde roerende voorheffing.

Artikel 6 Deze overeenkomst is gesloten voor onbepaalde duur en gaat in op [datum]. De uitgever heeft het recht de overeenkomst op te zeggen door middel van een aangetekend schrijven aan de freelancer, met inachtneming van een opzegperiode van drie maanden. De freelancer heeft het recht de overeenkomst op te zeggen door middel van een aangetekend schrijven aan de uitgever, met inachtneming van een opzegperiode van anderhalve maand.

Opgemaakt in [Plaatsnaam] in twee exemplaren, op [datum]. Elke partij verklaart ĂŠĂŠn exemplaar te hebben ontvangen.

Gelezen en goedgekeurd

Gelezen en goedgekeurd

De uitgever

De freelancer

[Voornaam Naam]

[Voornaam Naam]

Voor Uitgeverij/Omroep/Productiemaatschappij [Naam organisatie]

105


EPILOOG

Voor de ene is freelancejournalistiek het allermooiste wat er bestaat. Boeiender dan om het even welk métier, veel interessanter ook dan het statuut van ‘loonslaaf’ in een mediahuis. Mogen deze freelancers hun ‘mooiste vak ter wereld’ nog lang kunnen uitoefenen. Maar vele andere zelfstandige journalisten zien – zeker na verloop van tijd – vooral de schaduwzijden van het beroep. De investeringen en kosten, die niet of onvoldoende gedekt worden door inkomsten. De onzekerheid en onregelmatigheid van het werk, die op den duur te weinig gecompenseerd worden door arbeidsvreugde. De soms ronduit vernederende redactionele behandeling van het aangeleverde product, die mettertijd elke intellectuele genoegdoening smoort. Wat te doen ? Over de knelpunten in het statuut van de freelancer hebben we het in dit vademecum uitvoerig gehad. Onder meer de bezoldiging, de auteursrechten, de werkzekerheid en de redactionele behandeling verdienen aandacht. Blijft de vraag hoe op al deze punten vooruitgang kan worden geboekt. Wellicht valt van de mediahuizen zelf niet te veel te verwachten – toch niet op korte termijn. In het huidige scherpe concurrentieklimaat regeert het primaat van de rentabiliteit, en dan zijn zelfstandige medewerkers de eersten op wie beknibbeld wordt. Een tussenkomst van de overheid dringt zich daarom op. Gedacht kan worden aan rechtstreekse wettelijke ingrepen in het statuut van de freelancejournalist. Een alternatief is dat via het steunbeleid aan de media (en met name het formuleren van de juiste voorwaarden voor steun) enige druk op de uitgevers en omroepen wordt gezet. Een eerste voorwaarde om zover te komen, is en blijft dat de freelancejournalisten zélf een minimale solidariteit aan de dag leggen en als groep hun desiderata formuleren. Geen vanzelfsprekendheid: voor elke freelancer die naar de zin van de redactiechef iets te hard op tafel klopt, staat doorgaans een veelvoud van gretige vervangers klaar.

106


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.