6 minute read

INTERVIEW - YVONNE VAN BAAL

Onze penningmeester Yvonne van Baal kan zelf wel ruiken, maar is bij onze vereniging terechtgekomen via haar man, Bernard van Baal. Hij heeft aangeboren anosmie en ruikt al zijn hele leven niets. Wij interviewden Yvonne over hoe het is als je partner niets ruikt en hoe zij hiermee omgaat.

Hoe heb je Bernard ontmoet en hoe kwam je erachter dat hij niet kan ruiken?

Ik heb Bernard in de kroeg ontmoet, maar het heeft volgens mij best lang geduurd voordat ik erachter kwam dat hij niet kon ruiken. Ik denk dat ik er pas achter kwam toen wij gingen samenwonen.

Ik kreeg van een kennis een flesje parfum cadeau en dat zette ik toen beneden op de kast. Toen gingen wij ’s avonds ergens naartoe. Ik kwam de trap afgelopen en Bernard zei: ‘Wat ruik je lekker.’ Terwijl ik dat parfum nog helemaal niet op had, dat stond nog op de kast. Dat zette mij aan het denken en toen hebben we er samen over gepraat. Ik had wel vaker dit soort momenten gehad, maar ik kon er nooit de vinger op leggen. Maar als je samenwoont val je dan dus toch vrij snel door de mand, haha. Maar achteraf hebben zelfs zijn ouders nooit geweten dat hij niet kan ruiken, gek he?

Wist Bernard zelf wel dat hij niet kon ruiken?

Hij dacht altijd van wel. Zijn ouders hadden thuis een autobedrijf en daar rook het vaak naar thinner, een heel chemisch middel. En dat rook hij wel, of tenminste, daar leek het op. Maar dat bleek achteraf alleen maar de tinteling te zijn die je in je neus voelt. Hij dacht dus wel dat hij kon ruiken.

Totdat het jou opviel. En wat hebben jullie toen gedaan?

We hebben er toen samen veel over gepraat, en zijn toen naar de huisarts gegaan. Via de huisarts werden we verwezen naar de kno-arts. De kno-arts zei: ‘Ik denk dat je ooit verkouden bent geweest, of misschien ben je van de commode gevallen. Maar we kunnen er niks aan doen.’ Dat was natuurlijk dertig jaar geleden, er was nog niet zoveel kennis als nu.

Met die boodschap is hij naar huis gekomen en daar moest hij het in eerste instantie mee doen. Totdat ik op een gegeven moment het boek van Joke Boon kocht, haar eerste boek. Daar stond een vermelding van de anosmievereniging in. We zijn toen samen lid geworden en pas toen hoorden we voor de eerste keer over het Reuk- en smaakcentrum in Ede.

Zijn jullie toen naar Ede gegaan?

Ja, wij zijn naar het Reuk- en smaakcentrum gegaan en daar heeft Bernard een volledig onderzoek gehad. Hij ging door de scan en kreeg een reuk- en smaaktest. Dat was heel moeilijk, want Bernard rook helemaal niets. Hij voelde zich opgelaten daardoor, en die mevrouw bleef maar nieuwe stokjes aanreiken om te ruiken. Op een gegeven moment zijn ze daar toen mee opgehouden. Maar er kwam bevestigend uit dat hij helemaal niets rook. Bij de smaaktest kwam eruit dat hij wel 20% proeft. Met name zoet kan hij herkennen.

Toen werd de scan getoond, en daar in het reukorgaan zat een lege plek. Hij mist zijn bulbus olfactorius. Dus toen was het meteen duidelijk: hij is niet verkouden geweest, hij is niet van de commode gevallen, het is een aangeboren aandoening.

Was het een opluchting om dat te weten?

Het maakte niet heel veel uit, want we wisten natuurlijk eigenlijk wel dat hij niet kon ruiken. Maar het was wel heel fijn om te weten wat het probleem was. Misschien dat hij er daardoor nu ook makkelijker over praat. Hij zegt nu makkelijker: ‘Sorry, ik kan niet ruiken, het is aangeboren.’

Hoe is het voor jou? Waaraan merk jij in het dagelijks leven dat Bernard niet kan ruiken?

Ik merk het vooral aan zijn onzekerheid op het gebied van hygiëne, door vragen als: ‘Moet ik nog even douchen?’ Ook een voorbeeld is dat als wij ’s avonds naar bed gaan er altijd een rij kleren op bed ligt, voor mij om te selecteren. We hebben namelijk een soort afspraak, dat als kleding op de stoel ligt hij het nog een keertje aan kan en anders ligt het in de wasmand.

Ik koop bijvoorbeeld ook nooit vrouwengeurtjes voor onder de douche. Ik zorg ervoor dat hij het ook kan gebruiken, want hij ruikt het verschil niet. Ik zou het lullig vinden als hij met een overdreven vrouwengeur zou rondlopen. Dus ik koop gewoon frisse geuren die voor ons allebei lekker zijn.

Dus jij bent extra alert voor hem?

Ja precies, en ik omschrijf alles voor hem. Als we ergens binnen komen dan roep ik vaak al snel ‘ Ah, wat ruikt het hier lekker,’ of ‘Staat er gebak in de oven?’ Ik denk dat ik op die manier zijn probleem een beetje voor probeer te zijn voor hem, zo weet hij ook dat er een geur in huis hangt.

Ondertussen loopt Bernard langs en vangt ons gesprek op. Hij voegt toe:

“Jij bent mijn neus. Jij omschrijft alles voor me, je maakt er een plaatje van voor in mijn hoofd.” Yvonne vult direct aan: Ik denk dat ik dat omschrijven wel dankzij hem geleerd heb. Ik ben ook niet voor niets de vinologen-opleiding gaan doen. Ik kon al heel goed geuren omschrijven, en tijdens die opleiding heb ik het nog beter leren doen. Ik kan soms ook de meest onmogelijke beschrijvingen geven, dat maakt het heel bijzonder. Ik geef ook weleens een kleur aan geuren. Dan zeg ik: ‘Oh het ruikt zo lekker hier, het is een beetje een oranje geurtje.’

Jij bent vinoloog, je bent heel goed in het onderscheiden van verschillende wijnen. Voor Bernard zal dit juist heel moeilijk zijn. Drinken jullie weleens samen wijn?

Ja hoor, dan is structuur belangrijk en in welk glas het geschonken wordt. Bij ons favoriete restaurant bijvoorbeeld neemt Bernard altijd een glas cava vooraf, omdat hij het glas zo mooi vindt. En dan drinkt het ook lekker.

Verder denk ik dat hij weinig verschil proeft in de wijn, maar wel in de structuur. Hij proeft goed het verschil tussen een hele dikke chardonnay en een riesling. En ik omschrijf het dan ook voor hem, met termen als vrolijk en fris.

Hoe zit het met eten en drinken?

Ik kook wel heel bijzonder, haha. Ik ben veel bewuster bezig met kleur en structuur. Ik ben een groot afnemer van de knalgroene doperwten uit de diepvries, want die zijn lekker groen en kunnen overal doorheen. Ze hebben niet heel veel smaak, maar wel een beetje bite. Verder eten we bijvoorbeeld geen gekookte aardappel met bloemkool, want dat smaakt voor Bernard nagenoeg hetzelfde. Ik probeer ook wel om dingen in de originele soort te houden. Dus we eten aardappelen gekookt of gebakken, maar geen puree. Want dan kan het ook iets anders zijn. Blokjes pompoen vindt hij vies, omdat hij denkt dat het wortel is. Dus dat eten wij ook niet zo snel.

Kook je voor jezelf weleens iets anders?

Heel stiekem kook ik voor mezelf weleens witlof met aardappels. Maar verder niet meer, na dertig jaar samen ben ik er wel aan gewend. In het begin deed ik dat wel, dan at ik bijvoorbeeld rijst en hij gebakken aardappelen. Maar nu doe ik dat niet meer. Het is tegenwoordig onderdeel van ons samenzijn, het hoort erbij. •

This article is from: