architectenweb Interview Anke van Hal
Project Stadhuis Venlo
Thema Duurzaamheid Achtergrond Gevarieerd binnenkliaat
nummer 2 — jaargang 1 — juli 2013
HĂŠt lichtgewicht akoestische plaatmateriaal 20 tot 100 mm dik CARB2-gecerti ceerd ÂŽ-gecerti ceerd ping 55% (NRC = 0,55) vervaardigd van hdf licht af te werken met ToplaminaatÂŽ
Kleine ecologi
CARB2gecerti ceerd
afbreekbaar
NRC 0,55 (55%)
Minder CO2
100% recyclebaar
Licht van gewicht
gecerti ceerd
! " #$ & & ' * + " Kijk voor meer informatie op www" " "
. / 3 /467 8P * + 3 9 + " 3 w" + + " 3 " :7;: < 6> 46 ;?
Geveloplossingen
Meer dan levenslang mooi
Lokaal geproduceerd, met lokale grondstoffen
Creëert nieuwe natuur en ruimte voor rivieren door duurzame grondstofwinning
100% kleurecht
Leverbaar als recycle-baksteen Gemaakt van hernieuwbare grondstof klei
Passend in energie-efficiënte bouw
Geproduceerd volgens ISO 14001
Wienerberger staat voor verantwoord ondernemen. Waarde creëren met onze keramische bouwproducten, met respect voor de natuur, mens en maatschappij. Zoekend naar de balans tussen People, Planet, Profit en Project. Onze activiteiten baserend op economische, ecologische en sociale aspecten. Wilt u meer weten? Kijk op www.wienerberger.nl/duurzaamheid en vraag direct onze duurzaamheidswaaier aan.
From responsible design to personality.
slat16
design by Dynamobel
Create your own Mural Mosa. Mosa.
Een keramische tegelwand geheel naar eigen signatuur? Ontwerp â&#x20AC;&#x2DC;m snel en effectief met de online Mosa Murals generator. Bewaar ontwerpen in My Murals en download voorbeelden voor moodboards, bestekinformatie en een tegelzetinstructie. www.mosa.nl
In dit nummer
14 20
54
In beeld Een beeld van een duurzaam interieur, een duurzame buurt en duurzame hoogbouw. 14—19 Een erf voor kunstenaars In Beers is naar ontwerp van NEXIT architecten een nagenoeg autarkisch erf gerealiseerd met zes zorgvuldig gematerialiseerde gebouwen waar kunstenaars een periode kunnen werken. 20—23 Circulair wonen Het eerste C2C-huis van Nederland staat in Berschenhoek en is ontworpen door Arconiko en XX architecten. 24—29 Richting een circulaire economie Alle bouwproducten die in het door RAU ontworpen Gemeentehuis van Brummen zijn toegepast, blijven eigendom van de leveranciers en kunnen na 20 jaar door hen weer worden teruggenomen om de grondstoffen te hergebruiken. 6 — architectenweb
30—33 Een bos van beton en glas De servicestations in het Egenbos wilde Abscis Architecten zo licht mogelijk houden. Sterk isolerend glas met een bomenzeefdruk van Saint-Gobain Glass verbinden de gebouwen met hun groene omgeving, maar houden de warmte buiten. 34—37 Recycling kan altijd nog Interface maakt tapijttegels die bijna volledig gerecycled kunnen worden. Bruikbare tapijttegels in een nieuw interieur opnemen is echter nog milieuvriendelijker. De fabrikant stimuleert dit.
54—58 Interview — Anke van Hal Om tot innovaties te komen is samenwerking belangrijk. “Maar dan het liefst niet alleen met partijen met wie je altijd al samenwerkt”, zegt prof. dr. ir. Anke van Hal, die betrokken is bij zowel de TU Delft als Nyenrode: “Onorthodoxe combinaties vormen een goede basis. Denk aan Heijmans en Daan Roosegarde die samen een concept voor een ‘slimme snelweg’ hebben bedacht.”
38—45 Meer, meer, méér! Kraaijvanger heeft Stadhuis Venlo ontworpen volgens de principes van Cradle 2 Cradle. Tot welke innovaties kwam het architectenbureau hierbij? Een gesprek met architecten Hans Goverde en Vincent van der Meulen. 46—49 Ontwerpen aan een gevarieerd klimaat Als het klimaat in de natuur continu varieert, waarom ontwerpen we dan gebouwen waarin het klimaat door het jaar heen altijd hetzelfde is? Volgens de installatieadviseurs van Arup is een beetje variatie in het klimaat wel zo gezond.
Hoofdredactioneel
66—75 Nieuwe producten Door continue innovatie komt stap voor stap een echt duurzame leefomgeving in zicht.
In plaats van zo min mogelijk materialen te gebruiken, zo min mogelijk energie te gebruiken, zo min mogelijk ruimte in te nemen en een zo stabiel mogelijk binnenklimaat te realiseren, gaat het erom het goede te doen. Dat hield Michael Braungart, oprichter van Cradle 2 Cradle, het publiek voor op het congres dat wij als onderdeel van de themaperiode Duurzaamheid hielden. Het gaat erom materialen te gebruiken die te recyclen zijn, maar liever nog te upcyclen zijn, en die niet schadelijk zijn voor de gezondheid. Daarbij is het inmiddels goed mogelijk gebouwen te realiseren die warmte, koude en elektriciteit produceren, in plaats van dat enkel te verbruiken. Hoewel een gebouw natuurlijk ruimte inneemt, kan het opnemen van groen en blauw de lokale biodiversiteit juist vergroten. En in plaats van een zo egalitair mogelijk binnenklimaat te maken, is het veel gezonder een klimaat te maken dat licht varieert door het gebouw en het jaar heen. Meer bouwen betekent dan geen aanslag op het milieu, maar een verbetering ervan. Dat is toch ook de manier waarop we ons leven willen inrichten, had Thomas Rau in zijn lezing eerder op de dag benadrukt: we willen in dit leven toch niets laten? We willen dingen doen, het goede doen. Dit circulaire bouwen wordt inmiddels op allerlei plekken in de praktijk gebracht. Kraaijvanger (p38) en Rau (p24) gaan hier op dit moment het verst in, maar Nexit (p14) en Arconiko en XX (p20) tonen overtuigend dat de principes op allerlei opgaven toepasbaar zijn. Naast materialen, energie en biodiversiteit laat Arup (p46) zien dat ook het binnenklimaat niet vergeten moet worden. Anke van Hal (p54) trekt het thema nog wat breder en wijst erop dat hele wijken in een upcycle terecht kunnen komen. Samenwerking met andere disciplines is daarbij doorslaggevend, benadrukt ze. Alle in dit magazine getoonde voorbeelden laten zien dat de architect, met steun van een bevlogen opdrachtgever, de aangewezen partij is om dit integrale ontwerpproces aan te jagen. Meer dan bij andere thema’s vertegenwoordigt duurzaamheid ook een grote opgave voor de maakindustrie. De winning, de bewerking, het gebruik en het volgende leven van materialen moeten allemaal milieuvriendelijk worden. Een langduriger betrokkenheid bij het product hoort daarbij. Gerichte investeringen en nieuwe businessmodellen zorgen ervoor dat steeds minder materiaal verloren gaat en dat materialen zelfs steeds beter kunnen worden. Om tot een werkelijk duurzame leefomgeving te komen zal de bouwkolom als geheel een nieuwe koers moeten inslaan. Als Architectenweb hebben wij dat met de introductie van de themaperioden ook gedaan. Zo’n koersverandering vraagt veel doorzettingsvermogen. Maar niets doen is geen optie. Het is hard werken. Opdat we iets goeds achterlaten aan onze kinderen en kleinkinderen. —
76 Colofon en advertentie-index
Michiel van Raaij Hoofdredacteur
50—53 Gestaalde duurzaamheid De Lely Campus, naar ontwerp van ConsortArchitects, heeft een BREEAM Excellent en Outstandingkeurmerk ontvangen. De gevels van het complex zijn voorzien van stalen beplating van Tata Steel. Deze gaat niet alleen bijzonder lang mee, de beplating is ook keer op keer recyclebaar. 59—61 Legrand, Foreco en Wienerberger
38
62—65 Het meten van duurzaamheid Wat zijn de verschillen tussen de verschillende rekeninstrumenten en keurmerken die gebruikt worden om de duurzaamheid van een ontwerp meetbaar te maken?
architectenweb — 7
Alles is verlicht
8 — architectenweb
De plek waar je elkaar in de studieomgeving of werkomgeving tegenkomt – op de gang, in de coffeecorner of in de kantine – zijn nog te vaak ook de donkerste plekken van het gebouw. In het ontwerp dat Architectenbureau Paul de Ruiter heeft gemaakt voor een universiteitsgebouw voor de Erasmus Universiteit in Rotterdam is de traditionele werkomgeving binnenstebuiten gekeerd. Door alle onderwijsruimtes rond een enorme vide te leggen is het hart van het gebouw niet alleen het meest genereus gedimensioneerd maar ook het lichtst. Overal in het gebouw zijn de seizoenen te ervaren. — Beeld Architectenbureau Paul de Ruiter
architectenweb â&#x20AC;&#x201D; 9
10 â&#x20AC;&#x201D; architectenweb
Nieuw leven
Daar waar de haven in Amsterdam Noord wegtrekt, blijft vaak vervuilde grond achter. Is deze grond te gebruiken terwijl een mix van planten deze reinigt? Op het terrein van de Ceuvel Volharding scheepswerf worden vanaf deze zomer enkele, met afvalmaterialen opgeknapte, woonboten neergelegd. De komende tien jaar zullen deze tussen bodemreinigende planten liggen, daarbij ontsloten door een boardwalk. De verzameling ‘drijvende’ gebouwen kunnen gebruikt worden als kantoor, atelier of werkplaats en zullen wat betreft energie zoveel mogelijk autarkisch gemaakt worden. In een theehuis en bed&breakfast is ook voorzien. — Beeld space&matter en Delva Landscape Architects
architectenweb — 11
Een duurzame leefomgeving draait volgens Broekbakema om de juiste verhouding tussen het gebouwde en het natuurlijke. Met de studie Green Living City onderzoekt het bureau hoe deze mix in verticale richting vorm zou kunnen krijgen. Broekbakema zet in zijn studie in op zogenaamde supervloeren, die tegelijkertijd als park en publieke ruimte dienen. Hiermee zou hoogbouw volgens het bureau de kwaliteiten van laagbouw kunnen evenaren en dezelfde mix van functies kunnen huisvesten: van wonen tot recreëren. Zij het natuurlijk in een veel hoger dichtheid. — Beeld Broekbakema
12 — architectenweb
Stad
in het kwadraat
architectenweb â&#x20AC;&#x201D; 13
Een erf
voor kunstenaars In Beers heeft NEXIT architecten een inspirerende omgeving ontworpen waar kunstenaars voor kortere of middellange termijn kunnen verblijven om in afzondering werk te kunnen maken. Het creëren van een duurzame omgeving is nooit een doel op zich geweest: dat was vanzelfsprekend.
De omgeving van Beers kenmerkt zich door uitgestrekte velden, bossen en water. Verspreid in dit Noord-Brabantse landschap liggen vele boerenerven. Recent werd daar een nieuw erf aan toegevoegd. Geen terrein voor een boerenbedrijf, maar een erf voor kunstenaars. Met het project genaamd MIET AIR realiseerde opdrachtgever, ondernemer en kunstenaar Bart Stok zijn droom: een ideale retraite voor met name beeldhouwers. Architect Addy de Boer, medeoprichter van NEXIT architecten, kreeg de opdracht deze droom vorm te geven.
Boerenerf Addy de Boer liet zich bij zijn ontwerp inspireren door de typologie van het boerenerf: een terrein waarop wonen en werken in verschillende gebouwen zijn ondergebracht en waar een soort beheerste rommeligheid huist in de ruimtelijke organisatie van het geheel. Boeren gaan in zijn optiek altijd inventief en pragmatisch om met de beschikbare ruimte. 14 — architectenweb
Op het terrein van MIET AIR verrezen zes gebouwen die losjes op het perceel geplaatst lijken te zijn, maar die bij nader inzien zowel technisch als ruimtelijk een coherent geheel vormen. De gebouwen bevatten verscheidene functies. Gericht op de ingang van het terrein staat de beheerderswoning. Deze wordt permanent bewoont door kunstenaar Loek Hambreukers en is voorzien van een eigen werkplaats. Iets geknikt ten opzichte van Hambeukers’ woning staat de grote algemene werkplaats, het schuuratelier, voor de kunstenaars die op het terrein verblijven. Centraal op het terrein staat het zogenoemde kasatelier: een opgetilde kas waarin zowel kunst gemaakt kan worden als tijdelijke evenementen zoals tentoonstellingen georganiseerd kunnen worden. In het basement van de kas bevinden zich twee short stay-appartementen met eigen werkplaats. Voor de langer verblijvende kunstenaars zijn er aan de noordoostzijde van het perceel, te midden van een boomgaard en beeldentuin, drie woon-werkpaviljoens gesitueerd. >
Foto’s: Thea van den Heuvel/DAPh
Tekst Robert-Jan de Kort
architectenweb â&#x20AC;&#x201D; 15
16 â&#x20AC;&#x201D; architectenweb
Zo onafhankelijk mogelijk
Bij een eigenzinnige plek hoort een grote mate van onafhankelijkheid
WM WD+
WM+ WD
WD
WM + WD
WM
Bij een afgezonderde en eigenzinnige plek hoort een grote mate van onafhankelijkheid van externe subsidie- en energiesystemen. Stok wenste dan ook een terrein dat qua energiehuishouding zelfvoorzienend was. Het één hectare grote terrein, een voormalige minicamping, bood daardoor veel mogelijkheden. Een grote zwemvijver zorgt voor de waterberging van het hemelwater. Een helofytenfilter zuivert het opgevangen hemelwater zodat er op den duur ook in de vijver gezwommen kan worden. Een diversiteit aan waterplanten en streekeigen beplantingen bevorderen de biodiversiteit op het terrein. Fecaliën zuivert de vijver niet. De riolering is nog wel op de buitenwereld aangesloten. Alle gebouwen worden verwarmd door vloerverwarming en krijgen warm water via in totaal drie warmtepompen en een luchtwarmtewisselaar in de kas. Onder het maaiveld, op 1,40 meter diepte, liggen twee horizontale warmtewisselaars in de vorm van gesloten leidingencircuits. Daarmee is het terrein gevrijwaard van een gasaansluiting. De Boer: “Het enige aanwezige gas, in een separate propaangastank, wordt gebruikt voor het smelten van brons.” Elektriciteit, onder andere voor de warmtepompen, wordt opgewekt door 105 zonnepanelen op het dak van het schuuratelier. Overschotten worden geleverd aan het energienet. Door de lange duur van afgelopen winter viel de opbrengst in dit eerste jaar tegen. De Boer benadrukt dat het uitkienen van de systemen vooral voortkomt uit logisch en praktisch nadenken. Het grootste gebouw, het schuuratelier, kreeg een optimale oriëntatie voor de toepassing van zonnepanelen. Door het benodigde grondverzet werd er ook al gegraven.
Situatie
De Boer: “Waarom dan niet meteen een leidingennet onder het maaiveld neerleggen? Dan hoef je niet meer verticaal te boren. De tijd moet nu uitwijzen hoe goed dit hybride systeem werkt. Op basis van praktijkervaring kunnen we altijd nog extra luchtwarmtewisselaars en zonnepanelen toevoegen.”
Beperkt materiaalgebruik Wat betreft gebouwontwerp benadert De Boer duurzaamheid vanuit een low tech-perspectief. Het werk van het Franse architectenbureau Lacaton & Vassal is daarvoor een belangrijke bron van inspiratie. Dit bureau maakte begin jaren ‘90 van de vorige eeuw naam met een woonhuis in Bordeaux dat volledig is samengesteld uit industriële bouwmaterialen zoals golfplaten. Het huis meet 185 vierkante meter en kostte nog geen 60.000 euro. De Boer: “Lacaton & Vassal maakt royale architectuur met een zeer beperkt materiaalgebruik en afwerking. De constructie is direct ook de afwerking. Dit beperkte gebruik van grondstoffen is in zichzelf duurzaam. Het besef dat je materiaalgebruik moet beperken is ook in ons werk geslopen.” Tevens benadrukt De Boer dat budget een graadmeter voor duurzaamheid is: “Een laag budget betekent dat je als architect slechts weinig grondstoffen kunt gebruiken.” Met deze uitleg van duurzaamheid zijn de gebouwen van MIET AIR ontworpen. De Boer maakte vooral gebruik van industriële materialen en gebouwtypen. De glazen kas is gebouwd met een regulier kasbouwsysteem en gebruikt passieve zonnewarmte. Bij oververhit- > architectenweb — 17
18 â&#x20AC;&#x201D; architectenweb
ting kan de ruimte door middel van dwarsventilatie en zonwering gekoeld worden. De kas staat op een basement dat uit vier zeecontainers lijkt te bestaan. In deze landelijke context doen ze wat vreemdsoortig aan. De Boer ontkent dat: “Containers worden veelvuldig door boeren gebruikt als opslagruimte. Vandaar dat wij ze wilden gebruiken in het palet van bouwwerken.” Toch won de ratio het van het beelddenken: zeecontainers zouden nooit de belasting van de uitkragende betonvloer waarop de kas staat kunnen opvangen. Een hulpconstructie toepassen werd te kostbaar. Omdat ten tijde van deze keuze de interieurelementen voor de appartementen al waren ontwikkeld, behielden deze wel exact de maat van vier 20-voets zeecontainers. De beheerderswoning en het schuuratelier zijn met golfplaten bekleed. De laatste bestaat uit een stalen skelet op een betonnen vloer. Constructie en brandwerende bekleding zijn geschroefd, waardoor het gebouw weer uit elkaar gehaald kan worden. De Boer: “In feite zijn de gebruikte bouwmaterialen hier tijdelijk opgeslagen.” Elk bouwmateriaal kan een nieuw leven krijgen in een ander bouwproject. In het domein van de kunstenaarsverblijven verliet De Boer het vocabulaire van de agrarische industriële bouw en ontwierp hij drie modernistische mini woon-werkpaviljoens met bijna volledig beglaasde gevels. Deze paviljoens zijn ontworpen in de stijl van de beroemde case study-woningen van de Amerikaanse architecten Pierre Koenig en Richard Neutra. Toch passen ze, door hun rudimentaire opbouw, houten constructie en vegetatiedaken goed in het geheel. De glazen puien bevatten onopvallende dichte delen met een hoge isolatiewaarde. Ook paste De Boer hier buitenspiegels toe die de omgeving reflecteren.
Centrale positie Bij MIET AIR beperkt duurzaamheid zich niet tot de techniek. Het project is het resultaat van een duurzame relatie tussen architect en opdrachtgever. De Boer ontwierp eerder naar tevredenheid uitbreidingen van de woning van Stok
1e verdieping beheerderswoning
1e verdieping kasatelier
Begane grond beheerderswoning
Begane grond kasatelier
Plattegrond kunstenaarsverblijven
Plattegrond schuuratelier
evenals zijn atelier en het hoofdkantoor van zijn toenmalige bedrijf. Toen Stok MIET AIR wilde realiseren was de keuze voor een architect snel gemaakt. Door de volledig private financiering van het project werd De Boer in staat gesteld om samen met Stok de kern van het projectteam te vormen en zonder complexe aanbestedingen de uitvoerende partijen aan te stellen. De Boer verdeelde de uitvoering in meerdere opdrachten die door de meest geschikte aannemers werden uitgevoerd. Dit leidde er bijvoorbeeld toe dat de ragfijne detaillering van de gebouwen voorbeeldig werd uitgevoerd. Ook kocht De Boer zelf een deel van de materialen in. De bedongen kortingen kwamen ten gunste van het project dat uiteindelijk ongeveer, gerekend over het gehele terrein,
In het ontwerpproces nam de architect de voornaamste positie in 250 euro per vierkante meter kostte. Dat is een prijs die lager is dan kale bouwgrond. Van MIET AIR gaat een sterke voorbeeldfunctie uit. In dit proces nam de architect de voornaamste positie in. Een positie die in Nederland niet meer vanzelfsprekend is, maar die ontegenzeggelijk ten goede is gekomen aan de integraliteit van het project, duurzaamheid inbegrepen. — architectenweb — 19
Circulair wonen Als het aankomt op bouwen blijft Cradle to Cradle, het principe van een circulaire economie, voor de meeste mensen een ver-van-mijnbed-show – iets voor overheden of bedrijven met een groene missie en veel geld. Nu hoeft dat niet meer, want het eerste C2C-huis is een feit. Geen showcase, maar een prototype. De ontwerpers, Arconiko en XX architecten, willen het concept ‘over heel Nederland uitrollen.’ Tekst Kirsten Hannema
Het huis, dat de naam ‘Recht op Wind’ draagt, staat in Bergschenhoek, pal aan de Rotte. Het heeft gevels van zwart hout en baksteen, een zinken zadeldak, een strak wit interieur en enorme glazen vensters die een fenomenaal uitzicht bieden op het rivierlandschap en de Hollandse wolkenluchten. Dat de woning dankzij gebruik van zonnepanelen, zonnecollectoren en bodemwarmte in zijn eigen energie voorziet valt helemaal niet op, net zo min als het feit dat er geen giftige producten zijn gebruikt. Het oogt ‘gewoon’ als een aantrekkelijk huis, op een fantastische plek. En dat is precies waar de architecten op hoopten. “Met dit project willen we laten zien dat C2C niet alleen goed voor het milieu is, maar ook praktisch haalbaar, betaalbaar en mooi”, vertelt Frido > 20 — architectenweb
Vanuit de woonkamer op de 1e verdieping biedt het C2C-huis riant uitzicht op de Rotte en het landschap daaromheen.
architectenweb â&#x20AC;&#x201D; 21
van Nieuwamerongen van Arconiko. “In de bouw is men nu vooral bezig om de crisis door te komen”, vult Jouke Post van XX aan. “Duurzaamheid vindt men maar lastig. Dit project wil mensen overtuigen vanuit een positieve benadering: een huis dat niet ‘minder slecht’ is maar zelfs beter is dan wat we nu hebben. Een plezierige, gezonde en zeer comfortabele leefomgeving.” Post weet waar hij het over heeft, want hij woont zelf in het huis. ‘Een 22 — architectenweb
experiment’ noemt hij zijn woning. Al jaren was de architect, die in 1999 al het prototypische duurzame kantoor XX in Delft bouwde, samen met studenten van de TU Eindhoven bezig met de ontwikkeling van een C2C- woningbouwtool. Het idee is dat je met deze tool een woningontwerp op elke schaal – stedenbouwkundige inpassing, installaties, materiaalgebruik – kunt doorlichten. Alleen moest de tool nog getest worden. Omdat Post al van plan was een eigen huis te bouwen, besloot hij zelf de proef op de som te nemen.
Dialoog met producenten Wat betekent de circulaire economie voor het wonen? Van Nieuwamerongen: “Voor het beeld betekent het niets. De regels voor C2C dicteren geen specifieke vormgeving. Voor een andere opdrachtgever en op een andere plek zou het er totaal anders uit hebben gezien.” Post:
“Wat de C2C-ontwerptool wel uitsluit zijn toxische materialen als PUR-schuim of PVC; er is een hoop dat niet kan. Maar het arsenaal aan geschikte materialen breidt zich uit. We hebben met veel producenten aan tafel gezeten om na te gaan wat er precies in hun producten zit. Toen bleek bijvoorbeeld een dakplaat giftige lijm te bevatten. Wij merken dat het confronterend was voor hen en dat nu de vraag er ligt, de motivatie er is om producten aan te passen. Maar om complete productieprocessen te veranderen is zeker wel een jaar of tien nodig. Honderd procent C2C is nu nog niet gelukt; dit huis krijgt een 9 op een schaal van 10. Dat komt onder meer doordat we beton hebben gebruikt; daarvoor bestaat nog geen alternatief.” Momenteel verkeert het project nog in de evaluatiefase. Post houdt het verbruik en de opwekking van energie nauwkeurig bij om te controleren of dit
Foto’s: Dehuisfotograaf
“C2C is goed voor het milieu, maar ook praktisch haalbaar, betaalbaar en mooi”
Links, boven en rechts Een woning ontworpen volgens de principes van C2C hoeft er volgens Arconiko en XX niet anders uit te zien dan een traditioneel ontworpen woning.
in evenwicht is. Tevreden is hij in elk geval over het ventilatiesysteem; ondanks de grote glasvlakken zorgen de ‘ouderwets’ te openen ramen voor voldoende koeling. “Wij willen ontwerpend oplossen”, legt Post deze keuze uit. “Eerst nadenken over hoe je omgaat met zaken als volume, massa, oriëntatie, zon en wind. Als het dan echt niet anders gaat, dan pas ga je een installatie gebruiken.” Van Nieuwamerongen: “Wij zien weinig in het passiefhuis, een ‘dichte’ doos. Een woonomgeving moet aansluiten bij de bewoners en niet op een installatieconcept.”
Een Cradle 2 Cradle-wijk Voor de installaties die dan toch nodig zijn, is het belangrijk dat ze goed geinstalleerd zijn en werken. Dat klinkt logisch, maar dat is het niet. Post: “Heel veel zonnepanelen in Nederland doen het niet, maar niemand ziet het omdat het bedieningspaneel ergens op zolder zit. Daarom hebben we het paneel hier in de atelierruimte geplaatst.” Van Nieuwamerongen: “In de bouw moet de grote omschakeling van traditionele naar duurzame technieken nog gemaakt wor-
den. We hebben wel vier installateurs versleten op dit project voordat we iemand vonden die kon wat wij vroegen.” Op basis van dit prototype gaan de architecten nu een C2C-wijk bouwen in Lansingerland. Voor een groep particuliere opdrachtgevers zullen 30 woningen, een mix van groot en klein, ontworpen worden. Met zonnepanelen, groene daken, wadi’s, bodemwarmte, elektrisch vervoer enzovoorts. En als het aan de architecten ligt, volgt daarna de rest van Nederland, inclusief de bestaande woningbouw. Post: “Dit is een belangrijke stap in de bouw. Onze aanpak combineert zorg voor het milieu met comfort voor de consument. Ik zie alleen maar verbetering.” —
“In de bouw moet de grote omschakeling naar duurzame technieken nog plaatsvinden”
1e verdieping
Begane grond
architectenweb — 23
24 â&#x20AC;&#x201D; architectenweb
Richting een Fotoâ&#x20AC;&#x2122;s: Petra Appelhof
circulaire economie Alle bouwproducten die in het Gemeentehuis van Brummen zijn toegepast blijven eigendom van de producenten die ze hebben geleverd. Over 20 jaar zouden zij deze producten kunnen terugnemen om de grondstoffen te hergebruiken. Niet eerder voerde architect Thomas Rau zijn Turntoo-principe zo ver door als hier. Tekst Aldo Trim
architectenweb â&#x20AC;&#x201D; 25
Gelet op de hoeveelheid tegenstrijdige berichten over de milieueffecten van het menselijk handelen, lijkt er een strijd gaande tussen deskundigen die om de beurt het publiek willen waarschuwen of geruststellen. Wat volgens architect Thomas Rau wel vaststaat, is dat door onze huidige consumptiemaatschappij en de hieraan gerelateerde aanslag op grondstoffen een zwaard van Damocles boven ons hoofd hangt. Niet zozeer vanwege het milieu, maar vanuit economisch oogpunt. Daar waar vernuftige klimaatconcepten ten behoeve van energiebe-
26 â&#x20AC;&#x201D; architectenweb
sparing inmiddels gemeengoed zijn in architectuur, doen concepten voor verantwoord materiaalgebruik nu ook hun intrede. Motief hiervoor is vaak de druk op onze grondstoffenvoorraad, maar ook de reductie van CO2-uitstoot bij de productie van die materialen. Het bekendste concept hiervoor is Cradle to Cradle, dat onderscheid maakt tussen biologische en technologische kringlopen, en een wereld schetst waarin materiaal bij hergebruik niet minderwaardig wordt, maar eerder verbetert. Thomas Rau gaat een stap verder en pleit voor een circulaire economie. Samen met bedrijfseconome
De schaarste aan grondstoffen hangt ons als het zwaard van Damocles boven het hoofd
Sabine Oberhuber heeft hij dit concept vertaald in zijn eigen businessmodel, Turntoo genaamd.
Gedeelde verantwoordelijkheid Turntoo streeft niet alleen naar hergebruik en waardebehoud van materialen, er wordt ook ingezet op cross-sectorale ketensamenwerking. Doordat producenten verantwoordelijk voor en eigenaar van de grondstoffen blijven, zijn ze in de keten onmisbaar. In een circulaire economie vermeerdert zo de economische, ecologische en sociale waarde van deze bedrijven. Klanten betalen alleen voor het gebruik van de producten, niet voor de producten zelf. Immers gaat het bij een product nooit om de grondstoffen zelf, maar om functie en uiterlijk. Als deze niet meer naar wens zijn, worden de grondstoffen weggegooid. Doordat in Turntoo de producten eigendom blijven van de producent, wordt die laatste stap voorkomen want de producent neemt zijn eigen product weer terug. En doordat producenten hun eigen grondstoffen terugkrijgen worden ze uitgedaagd om hoogkwalitatieve producten te maken, waarvan de grondstoffen zo lang mogelijk meegaan. Zo kunnen die nagenoeg eindeloos hergebruikt worden. Thomas Rau begon met Turntoo toen hij bij de herinrichting van zijn architectenbureau in zijn zoektocht naar betere verlichting erachter kwam dat hij eigenlijk niet zozeer op zoek was naar armaturen, maar naar licht. Dit werd door Phillips na enige aarzeling begrepen en zo ontstond een product gebaseerd op prestatie, op lichturen. Producenten voor meubilair volgden snel. Bij Turntoo worden producten of bouwelementen, net als gebouwen, gezien als een grondstoffendepot. Grondstoffen hebben tijdelijk een bepaalde vorm, en kunnen na hun gebruiksduur of levensduur in een andere vorm opnieuw verwerkt worden. Voor de toegepaste producten wordt een paspoort samengesteld waarin genoteerd staat welke grondstoffen erin gebruikt zijn, wie de eigenaar is van die grondstoffen en hoe het product ontmanteld kan worden. Turntoo verenigt twee cycli in haar diensten; een grondstoffencyclus en gebruikscyclus. Dat houdt in dat
parallel aan het vastleggen van de vervaardiging en recycling van het product, de klantenservice en contractvorming wordt gecoördineerd. Zo blijft de totale kwaliteitscontrole onder één vlag.
Meervoudige winst Het overgrote deel van de bedrijven is enthousiast over het businessmodel omdat ook zij inzien dat er een ‘grondstoffentornado’ op hen af komt, zo zegt Rau. Waar hij nog wel veel problemen ziet is bij de overheid die een ingrijpende omvorming van de economie niet ambieert, omdat ze duurzaamheid ziet als een obstructie van handel en groei. Toch zou een omslag in denken in totale cycli een economische impuls kunnen zijn. Een onderzoeksrapport van McKinsey toont aan dat met een omschakeling naar een circulaire economie in de Europese Unie per jaar 380 miljard bespaard kan worden. De ene verdienste zit dus in besparing, de andere zit in het feit dat een circulaire economie – in tegenstelling tot het traditionele duurzame denken van minder, minder, minder – wordt uitgenodigd om meer te consumeren. Deze consumptie heeft een gunstig effect op het systeem, omdat bedrijven zo van werk worden voorzien door het constant omvormen van de eigen grondstoffen tot nieuwe producten. Gesteld wordt dat de milieubelasting hierbij minder wordt. Kanttekening is dat mileubelasting niet alleen komt door afval, maar ook door vervuiling bij de productie door energieverbruik en transport. Verder is een mogelijk negatief aspect van een circulaire economie het risico dat bij bedrijven komt te liggen in geval van een lange gebruikstermijn. De grondstoffen zijn een soort kapitaal deposito waar een bedrijf niet zomaar de beschikking over heeft. Bij een lichtarmatuur met een gebruiksduur van vijf jaar ligt dit wel degelijk wat makkelijker dan bij een gebouw dat veertig jaar staat.
Gemeentehuis Brummen Ondanks de voordelen van een circulaire economie ziet Thomas Rau dus dat de overheid niet gretig is om beleid hierop te voeren. De vraag is of we ons wel moeten beroepen op de overheid. Initiatieven uit het bedrijfsleven kunnen ook een omvorming van de praktijk >
Glaskap — Brakel Atmos
Groendak — Mostert de Winter
Inbouw — Van Brakel Interieur
Houtconstructie — GLC
Gevel — Oskomera
Installaties — BAM Techniek
Gemeentehuis Brummen — Gebouw als grondstoffenbank
Bij Turntoo betalen klanten alleen voor het gebruik van de producten, niet voor de producten zelf architectenweb — 27
De semi-permanente uitbreiding van Gemeentehuis Brummen naar ontwerp van RAU vouwt zich in een U-vorm om de bestaande monumentale villa heen.
inzetten, zoals blijkt uit het onlangs opgeleverde gemeentehuis in Brummen. RAU architecten heeft hier om een bestaande monumentale villa heen een semi-permanente uitbreiding ontwor-
De door RAU ontworpen uitbreiding kan over twintig jaar gedemonteerd worden 28 â&#x20AC;&#x201D; architectenweb
pen die over twintig jaar gedemonteerd kan worden. Voor het interieur en de constructiedelen is het Turntoo-principe toegepast. Het idee was om vanwege de tijdelijkheid van het gebouw ook de exploitatie via Turntoo te regelen. Dit is op het laatste moment niet doorgegaan, omdat er uiteindelijk is gekozen voor een langere afschrijvingstermijn. De U-vormige hoofdmassa van de uitbreiding omarmt de villa en wordt ervan losgehouden met een atrium. Zo komt de villa statig in het nieuwe complex te staan en blijft de impact van de nieuwbouw op het monument beperkt. De villa kan na demontage van de uit-
breiding solitair voortbestaan. De door de gemeente gewenste tijdelijkheid heeft zo tot een vanzelfsprekende architectuur geleid, die gekenmerkt wordt door helderheid en eenvoud. Constructie- en bouwelementen zijn dusdanig ontworpen en uitgevoerd dat de overwegend houten geprefabriceerde onderdelen gemakkelijk uit elkaar gehaald kunnen worden en weer naar de producent terug kunnen. De houtleverancier heeft korting gegeven op de balken, met de garantie dat deze na twintig jaar weer terugkomen. Alle elementen zijn iets overgedimensioneerd, zodat mogelijkheden voor herge-
De houten delen hebben standaardmaten om hergebruik mogelijk te maken bruik vergroot worden. Als er voor dit project specifieke afmetingen toegepast waren, zou dit het Turntoo principe belemmeren. Dit geldt vooral voor hout, aangezien hout als grondstof niet om te vormen is zoals bijvoorbeeld staal of aluminium. Hout versnipperen zou een vorm van degradatie zijn. Overigens zou staal of aluminium net zo goed bij Turntoo gebruikt kunnen worden. Toch is gekozen voor houten vloerdelen en hoofdconstructie vanwege de natuurlijke uitstraling ervan. Die sluit volgens de architect aan bij de groene omgeving. Er is bij de verdere materiaalkeuze rekening gehouden met de levens-/gebruiksduur ervan. De architect voorziet de komende twintig jaar veranderingen in het interieur en heeft daarom bij de
wanden en de balie karton toegepast. Zowel aannemer als producenten hebben zich bij de realisatie van het gemeentehuis geconformeerd aan het Turntoo-principe. Thomas Rau zegt dat dit een vereiste is voor het goed functioneren ervan. Al bij de aanbesteding was het bouwteam compleet en is het ontwerpproces integraal ingezet. Naast een kwaliteitscontrole levert Turntoo kostenreductie op, doordat losse schakels in de keten minder makkelijk de prijzen kunnen drijven. Bij een lineair ontwikkelingsproces wordt nog weleens gebruik gemaakt van gebrekkige kennis van andere partijen wat betreft producten. Eigenlijk kunnen we het welslagen van het Turntoo-principe in relatie tot bouwen pas werkelijk beoordelen als het gemeentehuis wordt gedemonteerd. Dan wordt duidelijk of de aangesloten partijen hun verantwoordelijkheden nakomen en of Turntoo financieel aantrekkelijk is in een mogelijk nieuwe conjunctuur. Gezien de urgentie van het grondstoffenvraagstuk hebben we volgens Rau echter niet de tijd om te wachten: we zijn al twintig jaar te laat met duurzaam denken. Met het gemeentehuis is een stevige stap vooruit gezet. —
1e verdieping
Begane grond
architectenweb — 29
— advertorial
Een bos van beton en glas
De servicestations van Texaco langs de E40 bij afslag Haverlee zijn gesitueerd in een ecologisch waardevol gebied. De snelweg loopt op deze plek, in de omgeving van Leuven, door het Egenhovenbos. In de loop der jaren heeft de natuur op deze locatie al aardig te lijden gehad door menselijke ingrepen. Abscis Architecten, een bureau dat zich toelegt op duurzame architectuur, wilde de milieuimpact van de nieuwbouw daarom tot een minimum beperken, een wens die gedeeld werd door 30 — architectenweb
opdrachtgever Delek Benelux. In het landschapsontwerp heeft Abcis Architecten geprobeerd zoveel mogelijk groen terug te brengen op de locatie, opdat de continuïteit van het bosgebied versterkt zou worden. Verder heeft het bureau zo min mogelijk gebruik gemaakt van ondoordringbare verhardingen en heeft het geprobeerd de footprint van beide servicestations zo klein mogelijk gehouden.
Boven Vertakte kolommen en een gezeefdrukt patroon van bomen op het vele glas: de servicestations gaan een dialoog aan met het bos eromheen.
Foto’s: Abscis Architecten
Om de impact van twee servicestations langs een snelweg in een natuurgebied zoveel mogelijk te beperken, ontwierp Abscis Architecten een zo licht mogelijk gebouw. Door toepassing van sterk isolerend glas in combinatie met een zeefdruk warmt het interieur niet teveel op en stroomt daglicht toch diep het gebouw in.
advertorial —
Zonering: van straat naar natuur Abscis Architecten verwierf de opdracht na het winnen van een ontwerpwedstrijd. Het ontwerp is gemaakt in samenwerking met de ingenieursbureaus Provoost en EDV. Het project omvat twee tankvoorzieningen, winkels met restaurant en algemene sanitaire voorzieningen. Daarnaast bestaat het
project uit een driesterrenhotel met 52 kamers en de heraanleg van het circa twee hectare grote terrein. Zo zijn er een rustplaats voor alle weggebruikers, picknickmogelijkheden en een speelplaats voor kinderen gerealiseerd. De laatstgenoemde recreatieve gebieden sluiten aan op het omliggende landschap. Doordat het project een totaalaanpak van het terrein betekende, hebben de ontwerpers voor een geleidelijke overgang van verkeersdrukte naar de natuurlijke omgeving kunnen zorgen. Ze hebben dat gedaan door zones te creëren. Volgens het architectenbureau ontstaat, door de voorzieningen op een logische en doordachte manier te ordenen, “een soort vanzelfsprekendheid die
De footprints van de servicestations zijn zo klein mogelijk gehouden de veiligheid en de beleving ten goede komt.” De zone die is bestemd voor tanken, laden en lossen en voor de gebruikers van de winkel, het restaurant of het hotel vormt een ellipsvormig ‘eiland’ tussen de groenelementen van het terrein. De parkeervoorzieningen liggen zowel aan de voor- als achterzijde van het > architectenweb — 31
— advertorial
Het ontwerp van Abscis Architecten is elementair: onder een betonnen ‘superstructuur’ zijn glazen ‘invulmodules’ geschoven.
Een bos van beton en glas
gehouden met hun milieu-impact. Het ontwerpteam heeft gebruik gemaakt van onder meer levenscyclusanalyses (LCA’s) en zich laten leiden door Cradle to Cradle. De transparante dozen onder het dak bestaan uit een staalstructuur met een invulling van sterk isolerend glas. Het glas is voorzien van een
De servicegebouwen vormen elk een compact volume met een solide hoofdstructuur en een lichte, flexibele onderstructuur. De ‘superstructuur’ bestaat uit de luifel en een dakplaat. Beide elementen worden gedragen door vertakte kolommen in wit zichtbeton. Daaronder zijn ‘invulmodules’ geschoven, die ruimte bieden aan de winkel, het restaurant en een vergaderruimte. Bij de materiaalkeuze heeft Abscis Architecten zoveel mogelijk rekening
Sterk isolerend glas met zeefdruk voorkomt dat de zon het interieur teveel kan opwarmen
gebouw. Via een voetgangersas, die is omzoomd door groen en bomen, kunnen de gebruikers op een aangename en veilige manier heen en weer lopen tussen de parkeerplaatsen en het faciliteiteneiland. Het gebouw is dwars op deze wandelas gesitueerd.
32 — architectenweb
advertorial —
Boven De verharding is geconcentreerd in twee ellipsvormige eilanden in het groen. Rechtsboven Het gezeefdrukte beeld is het ‘negatief’: in plaats van de bomen af te drukken zijn ze uitgespaard.
gezeefdrukt boommotief. Daarbij zijn de bomen transparant, de omgeving wit. De architect heeft de bedrukking op maat van het project ontworpen. Via zeefdruktechnologie is in de fabriek van SaintGobain Glass te Sas van Gent het loodvrij geëmailleerde dessin aangebracht. Het bosontwerp voor het hele project is gerealiseerd met vijftien drukzeven. In totaal betreft het circa vierduizend vierkante meter glas voor de twee servicestations. De glazen huid omsluit de volledige staalstructuur en loopt achter de betonnen kolommen door. Met het ontwerp van het terrein en het gebouw heeft Abscis Architecten, zoals de opdrachtgever wenste, voor de gebruikers een oase van rust gerea-
liseerd binnen een eigentijds kader. Daarnaast leggen de architecten met zowel de witte, vertakkende kolommen als de witte print op de glasgevel de link naar de omringende natuur.
Wel licht en zicht, geen warmte De print op het glas heeft uiteindelijk meerdere betekenissen, waaronder zeker ook een functionele. Het ruime gebruik van glas zorgt voor een licht ogende architectuur, die de missie om de impact van de gebouwen op de omgeving goed symboliseert. Ook zorgt het vele glas voor veel daglicht in het interieur. Naast het feit dat daglicht het comfort binnen sterk verhoogt, reduceert het ook sterk te behoefte aan elektrische verlichting. Over de jaren levert dit een enorme milieuwinst op. Als bonus borgt het glas ook de beleving van het bos. Overal in de gebouwen is het bos zichtbaar. Veel glas betekent echter ook dat het interieur sterk kan opwarmen. Abscis Architecten heeft daarom gekozen voor het sterk isolerende Cool Lite SKN 165 van Saint-Gobain Glass. Daarbij werkt het zeefdrukdessin, met een gemiddelde bedrukkingsgraad van 43 procent, als een goede extra zonwering. De combinatie van het gekozen glas en de print zorgen dat de koeling van het gebouw beperkt kan blijven. Het architectenbureau is met de servicestations bij Heverlee genomineerd voor de Belgische Prijs voor Architectuur en Energie 2013. — Meer informatie Saint-Gobain Glass 033 450 28 44 glassinfo.nl@saint-gobainglass.com saint-gobain-glass.com
architectenweb — 33
— advertorial
Recycling
kan altijd nog Wanneer een interieur opnieuw ingericht wordt, kijkt Interface met de interieurarchitect mee welke tapijttegels in het herontwerp opnieuw een plek kunnen krijgen. Het bedrijf maakt tapijttegels die bijna volledig gerecycled kunnen worden. Bruikbare tapijttegels laten liggen is echter nog milieuvriendelijker. Ook scheelt het de klant veel geld. Tekst Robert Muis
Recycling van een product een belangrijke stap in de richting van een duurzame, circulaire economie. In de gebruikscyclus van een product liggen hier echter nog een aantal belangrijke stappen voor, die stuk voor stuk de milieu-impact van het product kunnen verminderen. Geanne van Arkel, bij tapijttegelfabrikant Interface verantwoordelijk voor Sustainable Business Development somt de stappen op: “Ontwerp, onderhoud, herontwerp en hergebruik.” Pas hierna staat recycling op de agenda. Uiteraard speelt recycling en zelfs upcycling bij de internationale tapijttegelproducent wel een belangrijke rol. Zo gebruikt Interface tot honderd procent gerecycled garen in zijn tapijttegels en haalt de fabrikant tegels aan het einde van hun levensduur of gebruiksduur terug uit projecten, om ze te verwerken tot nieuwe tegels. Interface beschikt over een techniek, Re-Entry 2.0, waarmee garens en backing van de tapijttegels kunnen worden gescheiden en apart kunnen worden gerecycled. De collectie die uit honderd procent gerecycled garen bestaat is Biosfera I. In deze collectie worden herwonnen tapijtgaren en oude vissersnetten verwerkt. Sinds vorig jaar werkt Interface 34 — architectenweb
Rechts De collectie Urban Retreat van Interface is een voorbeeld van Nature Inspired Design.
samen met vissers in de Fillipijnen om gedumpte vissersnetten in te zamelen voor het maken van nieuwe tapijtgarens. Binnen dit Net-Works programma wordt niet alleen een positieve bijdrage aan de biodiversiteit geleverd, aldus Interface, maar ook aan de inkomens van deze vissers. In het productie- en ontwerpproces gebruikt de onderneming levenscyclusanalyse (LCA) om de juiste keuzes te maken met betrekking tot duurzaamheid. Van alle Interface-producten is volledig transparant wat de milieuimpact is, tot en met de CO2-uitstoot per vierkante meter.
De natuur als voorbeeld Interface gebruikt Nature Inspired Design om tot duurzame ontwerpen te komen: biomimicry. Bij deze manier
van denken worden oplossingen in de natuur tot voorbeeld genomen. Dit ligt ten grondslag aan bijvoorbeeld het tegelontwerp Entropy, met een schijnbaar wanordelijk dessin. Net als een dek van gevallen bladeren heeft het geen gerichte tekening, maar oogt het gelegde tegeltapijt desondanks als een geheel. Door het ‘chaotische’ dessin hoeven de Entropy-tegels niet in een bepaalde richting te worden gelegd, wat het snij-
De collectie Biosfera I bestaat uit 100% gerecycled garen
advertorial —
Links In de collectie Biosfera I worden naast herwonnen tapijtgarens ook oude vissersnetten verwerkt.
verlies bij installatie vermindert. De collectie is ontworpen door David Oakey, die hierna ook andere willekeurig te leggen collecties voor Interface maakte. De ‘random designs’ zijn inmiddels door het hele assortiment van de onderneming te vinden, zoals de collecties Transformation, Reprise, de geometrische Straightforward tot een aantal dessins binnen de nieuwe collectie Urban Retreat.
Een slim vloerontwerp Niet alleen het ontwerp van de tapijttegelcollecties, ook met het vloerontwerp kan worden bijgedragen aan duurzaamheid. De afdeling Concept Design buigt zich over de projecttoepassingen van de producten. Samen met opdrachtgevers denkt ze na over de vormgeving van vloeren, afgestemd op diens wensen. > architectenweb — 35
— advertorial
Daarbij kijkt Concept Design ook naar de omstandigheden in het project en de plekken waar tapijttegels gelegd gaan worden. “In vormgeving wordt vaak gezocht naar geometrie en symmetrie”, vertelt Helmich Jousma, Teamleider Concept Design. “Mensen ervaren dat als aangenaam en vanuit dat oogpunt kan zo’n vloer lang mee. De uniforme uitstraling heeft echter ook een keerzijde: ze is vlekgevoelig en slijtage valt meer op. Niets is zo onduurzaam als een vloerbedekking die je na een jaar moet weggooien.”
Geen licht tapijt in koffiehoek De locatie in het gebouw kan invloed hebben op de keuze voor kleuren, dessins en kwaliteiten. Bij entrees is bijvoorbeeld niet altijd voldoende ruimte voor een goede schoonloopzone, wat betekent dat vuil nog over het omliggende tapijt wordt verspreid. “Dan is het raadzaam om daar donkere tinten toe te passen; op hogere verdiepingen kan het tapijt lichter getint zijn”, zegt Jousma. Een vergelijkbaar probleem leveren pantry’s en koffiehoeken. Jousma vervolgt: “Bij koffiehoeken wordt vaak harde vloerbedekking toegepast, maar het lichte tapijt daar omheen vervuilt ook. We adviseren rond dergelijke plekken vuilverbergende tinten te leggen. Eigenlijk kan ook de hele koffiehoek in donkere tapijttegels worden uitgevoerd, als er maar regelmatig onderhoud wordt uitgevoerd.” Onderhoud wordt door Interface gestimuleerd: de onderneming biedt daartoe ook diensten aan. Wellicht verrassend dat een fabrikant er veel aan doet om de levensduur van zijn tapijt te verlengen, maar het betekent minder afval en een tevreden klant met een tapijt dat langer mooi blijft.
Herontwerp: behoud deel oude tegels Mochten slijtage of vervuiling toch te erg zijn, dan heeft tegeltapijt het – duur36 — architectenweb
Links ‘Random designs’ beperken snijverlies bij het leggen van het tapijt.
Voor de duurzaamheid van een vloer is een goed ontwerp eerste prioriteit zame en financiële – voordeel dat het een modulair systeem is. De gebruiker hoeft alleen die tegels te vervangen, die niet meer voldoen. Het gebeurt echter regelmatig dat een opdrachtgever zelfs al voordat tegels zijn versleten de vloer wil vervangen. Hij wil een andere sfeer of het pand wordt gerenoveerd. Ook dan hoeft volgens Interface niet het hele
tegeltapijt te worden vervangen. In dat geval maakt Concept Design een herontwerp van de vloer. Door een deel van de bestaande tegels aan te vullen met andere kwaliteiten, kan een compleet nieuwe, frisse uitstraling aan een ruimte worden gegeven. Deze duurzame benadering combineert Interface met het creëren van zones, aangegeven op de vloer door combinaties in kleur, textiel en dessins, door de onderneming creative nesting genoemd. Dit is wederom een vorm van biomimicry. “In de natuur zie je het bijvoorbeeld bij de bowerbird”, vertelt Van Arkel. “Het mannetje versiert het nest met bloemetjes, bessen, kleine voorwerpen en dergelijke – keurig geselecteerd op kleur – om vrouwtjes te lokken. Zo kun je ook bij een kantoor de werknemers verleiden om binnen te komen. En te blijven.” Volgens de onderneming kan door creative nesting een ruimte voor de werknemers uitdrukken waar ze voor staan.
advertorial —
Boven Tapijttegels lenen zich goed voor het creëren van zones op de vloer. Midden Interface zamelt met Fillipijnse vissers gedumpte vissersnetten in voor het maken van nieuwe tapijtgarens. Onder Met zijn nieuwe interieur is Movares toegerust om Het Nieuwe Werken te accomoderen.
Vaak kan een deel van de oude tapijttegels in een nieuw ontwerp hergebruikt worden Herontwerp interieur Movaris Een voorbeeld van dit ‘functioneel decoreren’ heeft Interface recent afgerond voor Movares. Het advies- en ingenieursbureau wilde zijn hoofdkantoor in Utrecht renoveren, waarbij het streven was het kantoor zo duurzaam mogelijk te maken en om een open ruimte te creeren, geschikt voor het Nieuwe Werken. Interface werd door de interieurarchitect van Movares, Nienke van de Lune, gevraagd mee te denken. “Toen we gingen kijken bleek een deel van de tegels die er lagen – van de kwaliteit Equilibrium in antraciet – niet te hoeven worden vervangen”, vertelt Jousma. “Er zijn altijd plekken in een kantoor waar de tegels nauwelijks zijn versleten of vervuild. Die tegels zijn hergebruikt en aangevuld met diverse andere kwaliteiten in drie kleurschakeringen.” Vanuit Interface heeft een aantal mensen hierin geadviseerd, de ontwerpende discipline binnen Movares heeft vervolgens een globaal concept ontwikkeld en Interface heeft daarna wederom geholpen dit uit te werken. Zo zijn de tapijtfabrikant, de architecten en de facilitaire afdeling van Movares gekomen tot drie kleurzones, die aparte afdelingen van het bedrijf aanduiden. In elke kleur zijn verschillende ontwerpen gemaakt, afgestemd op de activiteiten die er plaatsvinden. De afgesloten ruimtes, zoals de
vergaderkamers, zijn als geheel in een contrasterende kleur uitgevoerd. De zogenoemde breakout zones in de open ruimte hebben een patroon in gekleurde strepen en tegels in verschillende texturen. De werkruimtes kregen een overwegend rustige uitstraling. “Met behoud van een deel van het bestaande tegeltapijt – en daarmee met zowel een financiële als een duurzame besparing – is zo iets heel nieuws gecreëerd”, zegt Jousma.
Hergebruik De goede tapijttegels die – na verhuizing, sloop en dergelijke – uit een project komen, kunnen volgens Interface ook elders worden hergebruikt. Ze kunnen in een ander onderkomen van dezelfde, of van een andere klant opnieuw worden ingezet. Van Arkel merkt dat hergebruik een lastig concept is. “Het wordt in de markt vaak ervaren als slechtere kwaliteit”, zegt ze. “Als iemand in een bestaand gebouw trekt, of als een gebouw een nieuwe functie krijgt, vindt de gebruiker niet dat hij tweedehands zit. Bij een tegeltapijt is dat niet anders. De perceptie daarvan moet echter nog veranderen.” — Meer informatie Interface Industrielaan 15 3925 BD Scherpenzeel interface.nl@interface.com interface.com
architectenweb — 37
38 â&#x20AC;&#x201D; architectenweb
Meer, meer
meer!
Cradle 2 Cradle vertegenwoordigt een nieuw wereldbeeld. In plaats van de milieu-impact van iedere ingreep zo klein mogelijk proberen te houden, gaat het bij Cradle 2 Cradle erom dat iedere ingreep een positieve milieu-impact heeft. Meer bouwen levert zo meer milieuwinst op. Kraaijvanger ontwierp Stadhuis Venlo volgens deze principes. Een gesprek met architecten Hans Goverde en Vincent van der Meulen. Tekst Michiel van Raaij
Ongeveer tegelijkertijd met Stadhuis Venlo werkte Kraaijvanger ook aan Stadhuis Almelo. Waar het ontwerp voor Venlo gericht was op Cradle 2 Cradle (C2C), daar had het ontwerp voor Almelo de doelstelling meegekregen om een BREEAM-NL Excellent-certificaat te behalen. “Ik vraag me uiteindelijk af wat duurzamer is”, zegt architect Vincent van der Meulen van Kraaijvanger, die bij beide projecten betrokken was. “Bij Stadhuis Venlo hebben we alles uit de kast gehaald om het ‘goede’ te doen.” De hoeveelheid toegepaste materialen speelde hier niet zo’n rol: als het maar gezonde en herbruikbare materialen waren. “Bij Stadhuis Almelo dwong BREAAM ons om elk onderdeel van het gebouw nauwkeurig te bekijken. Dat ontwerp is enorm geoptimaliseerd. We hebben daar bijvoorbeeld zo min mogelijk materiaal gebruikt.” Van der Meulen ziet daarbij nog een belangrijk verschil: “BREEAM is een zeer degelijk controlemiddel, terwijl Cradle 2 Cradle meer een ontwerpinstrument is. Uiteindelijk daagt BREEAM minder uit tot innovatie dan Cradle 2 Cradle dat doet.”
Maasoever Het nieuwe Stadhuis van Venlo verrijst de komende twee jaar op de heringerichte Maasoever van Venlo. Als een van de laatste steden van het land heeft ook Venlo de waterkant ontdekt. De industrie- en havengebieden die tussen de stad en de rivier in lagen zijn gesaneerd en worden vervangen door een mix van woon- en werkgebouwen in een hoge dicht- > architectenweb — 39
Rechts Impressie van de publiekshal van Stadhuis Venlo op de begane grond.
heid. Oude fabriekscomplexen, zoals Nedinsco, worden daarbij herbestemd. Anders dan bij steden die zich eerder al op het water richtten, gaat de beweging richting de rivier in Venlo gepaard met een tegenbeweging. Terwijl de oever wordt verstedelijkt, krijgt de rivier ook meer ruimte. Het Stadhuis Venlo ligt straks wel aan de rivier, maar blijft op afstand ervan. Tussen het gebouw en het water ligt een nieuw park dat bij hoogwater kan overstromen. Tussen stad en de rivier ontstaat een nieuwe symbiose.
Cradle 2 Cradle Dat de verstedelijking van Venlo de afgelopen jaren in een stroomversnelling is geraakt, heeft alles te maken met Floriade die afgelopen zomer in de stad is gehouden. Met steun van de provincie manifesteert Venlo zich als een centrum in de regio. Tuinbouw en logistiek zijn de sectoren waarin de stad wil excelleren. Venlo zet daarbij sterk in op duurzaamheid. Samen met zijn buurtgemeenten past Venlo de principes van Cradle 2 Cradle toe op de regio. Van de inrichting van bedrijventerreinen zoals Klavertje 4 tot de nieuwbouw van het eigen stadhuis. “Op het moment dat het ontwerp voor het nieuwe stadhuis aanbesteed werd, waren wij ons aan het verdiepen in duurzaamheid en werden gegrepen door Cradle 2 Cradle”, vertelt architect Hans Goverde van Kraaijvanger. Precies op dat moment was er ook een prijsvraag voor een drijvende C2C-woning in Amsterdam. “Het was de perfecte gelegenheid om in het klein kennis op te doen, die we dan later in Venlo zouden 40 — architectenweb
“Als ontwerpinstrument daagt Cradle 2 Cradle uit tot innovatie” kunnen toepassen. Samen met adviseurs, een bouwer en een groep studenten zijn we erin gedoken en ongelofelijk veel geleerd.” In de eerste plaats over materialen. Maar daarnaast ook over stromen. “Bij de drijvende C2C-woning hebben we voor het eerst een kaart getekend waarin alle cycli van de woningen – lucht, water, energie, materialen – benoemd waren”, vertelt Goverde. “Geen wereldschokkend idee, maar daarmee wordt het ineens heel inzichtelijk. Hoe
kun je wat erin komt minimaliseren? Hoe kun je ervoor zorgen dat het in de gebruiksfase zo goed mogelijk blijft? En wat kun je nog met wat er vervolgens uitkomt? Die cycli kun je individueel proberen te sluiten. Als dat niet lukt kun je proberen reststromen binnen het project met elkaar te verbinden. En als dat ook niet lukt kun je cycli van het project met cycli daarbuiten verbinden.” Het verbinden van een reststroom water met het groen binnen een project kan bijvoorbeeld in een helofytenfilter resulteren. “Wanneer er niet genoeg (regen)water (vanuit de lucht) op een project afkomt, kun je bekijken waar je dat water vandaan haalt”, vertelt Goverde. “Voor veel functies is geen drinkwater nodig, maar voldoet grijs water prima.” De architect gaat verder: “Bij Stadhuis Venlo hebben we de reststroom CO2 verbonden aan het groen in de gevel.
Daarmee zuiveren we de reststroom CO2 en helpen we het groen.”
Atelierdagen Om zich in de aanbesteding voor Stadhuis Venlo te onderscheiden van andere architecten maakte Kraaijvanger geen ontwerp, maar leverde het een plan van aanpak in. Met dit statement wilde het bureau ook benadrukken hoe belangrijk een goede inrichting van het ontwerpproces zou zijn. Alleen door werkelijk integraal te ontwerpen zou een waarlijk Cradle 2 Cradle gebouw kunnen ontstaan. Die aanpak viel in de smaak: Kraaijvanger won de aanbesteding en kon aan de slag. Om tot een integraal ontwerp te komen betrok Kraaijvanger al vroeg in het proces alle partijen bij het project. Goverde: “We hebben een week een huisje in Center Parks gehuurd en zijn iedere
dag naar de gemeente toegegaan. Binnen een week zijn wel honderd mensen langsgekomen: facilitair medewerkers, de brandweer, mensen uit de omgeving, leveranciers… aan de ene kant van de ruimte werden gesprekken gevoerd, aan de andere kant getekend.” Deze manier van werken beviel zo goed dat Kraaijvanger het na die eerste week wilde doorzetten. “Iedere eerste woensdag van de maand zijn we daar een hele dag gaan zitten en spraken af dat iedereen in het ontwerpteam hetzelfde zou doen. Dus niet: vergaderen en weer weg. Maar: gewoon daar werken. Nieuwe opgaven die uit een gesprek met bijvoorbeeld de brandweer naar voren kwamen, konden direct opgelost worden omdat de constructeur aanwezig was. Er hoefde niets doorgeschoven te worden naar de volgende vergadering. Heel efficiënt.” Atelierdagen noemde het bureau dit. >
Boven Op het zuiden heeft de hoogbouw een energiegevel met passieve zonwering.
“Door de stromen op een kaart te tekenen worden ze ineens heel inzichtelijk” architectenweb — 41
Als basis voor de atelierdagen dienden de eerste schetsen die Kraaijvanger voor de aanbesteding had gemaakt. Het bouwvolume was in de aanbesteding als behoorlijk gedefinieerd. Richting het spoor moest een hoge wand komend die als geluidswering kon dienen voor de woningen achter het gebouw. De publiekshal moest op de begane grond komen. En onder het gebouw moest een grote parkeergarage komen.
Op zoek naar de juiste materialen Bij Stadhuis Venlo is de aanbesteding van het ontwerp losgetrokken van de aanbesteding van de bouw. “Vanaf het allerbegin stond ons helder voor ogen dat we snel met het bestek zouden moeten beginnen, om te voorkomen dat de bedachte materialisering bij de aanbesteding te duur zou blijken”, vertelt Van der Meulen. “Een deel van het budget voor de bestekfase hebben we naar de VO- en DO-fase overgeheveld.” Het onderzoek naar gezonde en herbruikbare materialen nam in dit ontwerpproces een centrale plek in. “Het is ons duurzaamste bestek ooit geworden.” Het bureau had niet eerder bij een 42 — architectenweb
project al zo vroeg in het proces, in de VO- en DO-fase, met zoveel leveranciers om de tafel gezeten. Samen met de opdrachtgever had Kraaijvanger de ambitie om de massa van het gebouw in te zetten om meer leveranciers C2C-gecertificeerd te krijgen. De reikwijdte van de innovaties die het ontwerp teweeg bracht kon het project zo overstijgen. Nadat Kraaijvanger hier de aftrap toe had gegeven, zijn projectmanager BBN adviseurs en de inkoopafdeling van de gemeente hiermee verder gegaan. Van de Meulen: “Dit kun je alleen integraal doen.” In de Europese aanbesteding van de bouw, die eind 2012 plaatsvond, kon een C2C-certificaat niet verplicht gesteld worden. Voor bouwproducten die dit certificaat niet hebben, heeft Kraaijvanger een quickscan opgesteld. Daar moeten leveranciers dan wel informatie voor aanleveren. “Veel leveranciers hebben die gegevens helemaal niet”, zegt Van der Meulen. “Uiteindelijk verwachten wij daarom dat er toch best
Het onderzoek naar gezonde en herbruikbare materialen nam in het proces een centrale plek in veel gecertificeerde producten toegepast zullen worden. Al zijn er ook wel leveranciers die een duurzaam product hebben maar de certificering te duur vinden of een hekel hebben aan Michael Braungart. Die zullen goed uit de quickscan komen.”
Gerecycled beton Kraaijvanger heeft lang gevochten om het skelet van het gebouw in hout te kunnen uitvoeren. In de DO-fase bleek het echter toch te duur. Kraaijvanger is toen direct met de betonindustrie gaan praten en kwam erachter dat in Japan gerecycled beton bestaat. Het probleem, legt Goverde uit, is dat in Nederland meestal zo gesloopt wordt dat beton vermengt wordt met andere materialen. Een constructeur kan er dan nauwelijks nog aan rekenen. Ook dit soort cycli moeten volgens
Kraaijvanger goed doordacht worden. Voor het betonskelet van Stadhuis Venlo worden donorskeletten opgespoord, deze worden netjes gesloopt, het materiaal wordt opgeslagen in een leegstaande loods van de gemeente. “In het bestek staat nu dat grote delen van het gebouw uit 100% betongranulaat moeten bestaan”, verklaart Goverde. “Op enkele, voor de stabiliteit van het gebouw, cruciale punten wordt nieuw beton gebruikt.” Het betonskelet wordt wel iets dikker dan anders. Voor de zekerheid. Het betonskelet wordt straks voor een deel in het werk gestort. “Als je het materiaal puur houdt – dus bijvoorbeeld geen smerige kit in de dilataties toepast – en het straks goed sloopt, dan is het skelet goed te recyclen. Daar hoeft het betonskelet niet demontabel voor te zijn.”
Groengevel Kan lucht schoner uit een gebouw komen dan het erin gaat? Ook de cycli die lucht in het gebouw doorloopt heeft Kraaijvanger bekeken. De lucht wordt aangezogen via een kas bovenin het gebouw. De kas zelf verwarmt de lucht
voor. De planten in de kas bevochtigen de lucht voor – veel zuurstof voegen ze niet toe. Nadat de lucht is ingeblazen in de kantoren wordt die via het atrium dat over de hele hoogte van het gebouw loopt weer afgezogen. Wanneer de weersomstandigheden het toelaten zorgt een zonneschoorsteen voor een natuurlijke trek in het atrium. Wanneer dit niet het geval is, wordt de lucht mechanisch afgezogen, langs een warmtewisselaar geleid, en in de groengevel op het noorden uitgeblazen. Uit onderzoek aan de Technische Universiteit Eindhoven bleek de groengevel zo’n dertig procent NOx van de lucht op te nemen. Het onderste deel van de groengevel neemt ook nog eens fijnstof van de naastgelegen autoweg op. Het ontwikkelen en testen van deze groengevel kostte veel tijd. Kraaijvanger prijst zich gelukkig dat de gemeente Venlo het ontwerpteam die tijd gaf en het aandurfde hiervoor te gaan. “Een opdrachtgever kan innovaties als deze maken of breken.”
Passieve zonwering “Op het zuiden, en oosten en westen, hebben we een slimme, energieleverende
“Er wordt meestal zo gesloopt dat beton vermengd wordt met andere materialen” gevel gemaakt”, vertelt Van der Meulen. “De eerste 80 cm van een gevel, gemeten vanaf de vloer, doet weinig voor het lichtniveau van het kantoor. Terwijl een raam daar sterk de vloer zou opwarmen. Een lage borstwering is dus functioneel. Tot een hoogte van 220 cm is er vervolgens wel glas nodig voor het noodzakelijke licht en uitzicht. Aan dat raam zit een lichtwering om bijvoorbeeld verblinding tegen te gaan. Boven dat raam zit een dicht deel waar de lichtwering in zit en waarop buiten een pet zit. Deze steekt 120 cm uit en is op het zuiden voorzien van PV-cellen. Hierboven zit van 240 tot 290 cm opnieuw een raam, waar aan de binnenzijde een daglichtplank achter zit. Deze reflecteert daglicht diep het gebouw in.” Een klassieke oplossing, geeft Van der Meulen toe. Anders dan in het verleden zijn alle toegepaste materialen nu wel recyclebaar, benadrukt hij. Samen met RoyalHaskoningDHV heeft Kraaijvanger lang op het ontwerp van de zuidgevel gepuzzeld. Een vaste zonwering bleek daarbij – mits hij op de goede hoogte hangt en de juiste diepte heeft – altijd meer effect te hebben dan een elektrisch te bedienen zonwering. Een vaste zonwering is eenvoudiger in het onderhoud en vraagt geen elektriciteit. “De life cycle analysis viel daarom veel positiever uit, zeker wanneer je met de gevel ook nog energie opwekt.”
Bruin dak Voor het dak bovenop de plint, het dak waar de ambtenaren vanuit de toren op neerkijken, heeft Kraaijvanger gekeken naar een regulier groendak. Die houdt water vast, verlaagt de omgevingstemperatuur. “Maar op het punt van bio- > architectenweb — 43
Om traplopen te stimuleren heeft iedere verdieping net andere faciliteiten gekregen gedeeltelijk onbegroeid dak en bouwpuin.” De architect vermoedt dat dit het eerste bruine dak van de deze schaal in Nederland wordt. In de tuin achter het gebouw ligt een waterpartij met een helofytenfilter.
Materiaalpaspoort
diversiteit levert het niets op”, zegt Goverde: “Omdat het zo dun is. Er zit letterlijk niets in.” Een wat dikkere grondlaag bleek wat dat betreft veel beter te presteren. Voor dit bruine dak, zoals het heet, wordt grond gebruikt die vrij is gekomen bij de graafwerkzaamheden voor het gebouw. Omdat verschillende typen planten verschillende gronddiepten nodig hebben, varieert de dikte van de grondlaag straks van 40 tot 70 cm. 44 — architectenweb
Eronder ligt enkel een drainagelaag. Voor het inzaaien van de grond is gekeken naar welke planten en dieren in de omgeving nog ontbreken. “Zo hebben we veertig soorten zaad gekozen. Dat gaat erin. Op de hellingen op het zuiden doe je wat anders dan op de hellingen op het noorden. En dan laat je het gewoon gaan”, zegt Goverde, die benadrukt dat het voor een opdrachtgever wel wennen is. “Die kijkt het eerste jaar toch op een
In het interieur verbindt het atrium de verschillende verdiepingen met elkaar – zowel visueel als via trappen en liften. Voor vervuilende zaken, zoals printen, moeten de ambtenaren straks een eindje lopen. Milieuvriendelijke zaken, zoals afval scheiden, worden daarentegen zeer laagdrempelig gemaakt. “We hebben veel gepraat over de vraag hoeveel trappen je mensen kunt laten lopen voor iets”, vertelt Van der Meulen: “Hoe ver kun je een organisatie op dat punt stimuleren?” In het gebouw heeft Kraaijvanger traplopen zo aantrekkelijk mogelijk willen maken. Hiervoor heeft het architectenbureau elke verdieping onder meer net andere faciliteiten gegeven. De ene verdieping heeft een kleine lounge, de ander een kas, weer een ander een broodjeshoek, en nog een ander een betere koffieautomaat. “Daardoor zullen mensen gaan lopen en zullen ze elkaar tegenkomen”, zegt Van der Meulen. “Ik vergelijk het graag met een koraalrif: je creëert een enorme diversiteit en daarbinnen zoekt iedereen zijn plekje.” Omdat er voor het interieur minder klimaateisen gelden, zijn er voor het interieur volgens Kraaijvanger al behoorlijk wat C2C-producten. Tegels (Mosa), plafonds (Armstrong), MDF (Ecoboard), meubilair (Ahrend, Herman Miller), vloerbedekking (Desso,
Shaw)… “Daar kom je dus goed uit”, zegt Van der Meulen. “De keuze is voorlopig echter nog wel beperkt.” Helemaal aan het begin van het ontwerpproces is Kraaijvanger in gesprek gegaan met een sloper. Wat gebeurt er wanneer het gebouw over twintig jaar wordt gesloopt? “Waarom moeten wij dan de sloper betalen? Waarom betaalt de sloper niet voor de grondstoffen die hij harvest?”, zegt Van der Meulen. “Het bleek dat dat laatste alleen kan wanneer de sloper exact weet wat er in het gebouw zit. Een gebouw is uiteindelijk niet meer dan een tijdelijke ophoping van materialen.” Van alle materialen die in het gebouw zijn toegepast zullen materiaalpaspoorten opgesteld worden. Waar zijn de producten uit opgebouwd? Wie heeft het geleverd? Hoe moet het onderhouden worden? Een onbehandeld materiaal mag in een later stadium niet voorzien worden van een slechte verf. “Het is cruciaal dat die materiaalpaspoorten toegankelijk blijven en dat die niet verdwijnen op het moment dat een facilitair medewerker de organisatie verlaat.” Om dit bewustzijn breed in de organisatie te brengen, zal op verschillende plekken in het gebouw via infographics op wanden getoond worden welke materialen erin verwerkt zijn.
Roadmap Stadhuis Venlo is voorzien van een WKO. Oorspronkelijk zou deze samen met naastgelegen woningbouw worden gebruikt. “Dat was de ideale situatie geweest”, zegt Goverde. “Want een kantoor heeft een warmteoverschot, terwijl woningen een warmtetekort hebben.” Omdat de ontwikkelaar van die woningen afhaakte, deelt het Stadhuis de WKO voorlopig met verderop gelegen gebouwen. “Nog geen optimale situatie.” Voor de zuivering van het grijze en zwarte water wilde Kraaijvanger graag een sewer mining system installeren. “Dat draait altijd. Als er niet genoeg viezigheid uit het gebouw komt, dan zuivert het gewoon het riool”, zegt Goverde. Financieel en wat betreft regelgeving bleek dit nu niet toepasbaar.
“Voor zaken die we nu nog niet in het gebouw hebben kunnen opnemen, maar er graag in zouden zien, hebben we samen met C2C Explolab een roadmap gemaakt voor de komende vijftien jaar”, vertelt Goverde. In de schacht en installatieruimte van het gebouw is ruimte gelaten voor nieuwe installaties, zoals een bioverbrander. Maar de roadmap geeft ook de richting aan van het onderhoud. Zo valt er nu niet genoeg zonlicht op het gebouw om het wat elektriciteit betreft energieneutraal te maken. Wellicht dat een nieuwe generatie PV-cellen, die overigens ook op het dak van de hoogbouw zijn geplaatst, dat wel mogelijk maken. Al met al kan het gebouw zich wat betreft duurzaamheid in de tijd verder ontwikkelen.
Terwijl schoonheid een essentieel onderdeel is van architectuur.” De bouw van Stadhuis Venlo is begin dit jaar van start gegaan met de grondwerkzaamheden voor de ondergrondse parkeergarage. In 2014 opent het gebouw zijn deuren voor het publiek. Bij het ontwerp werkte Kraaijvanger intensief samen met RoyalHaskoningDHV (E&W, bouwfysica), WSME (constructeur) en BBN Adviseurs (bouwmanagement). —
Schoonheid Zijn er elementen aan het ontwerp die het bureau minder geslaagd vindt? “Het is een mooi gebouw geworden”, zegt Van der Meulen: “Maar aan de vormgeving van het casco zou ik een volgende keer nog meer aandacht besteden.” Het is een degelijk casco met vlakke vloeren en plafonds, ronde kolommen, weinig uitzonderingen en voldoende flexibiliteit om ook andere functies dan kantoren te kunnen huisvesten. “Maar het heeft uiteindelijk niet die ontegenzeggelijke kwaliteit, voorbij het functionele, dat je het casco in de toekomst alleen al om zijn schoonheid zou willen behouden. De vorm van de kolommen en de vloer, de hoogte van het geheel, een bepaalde detaillering… daar mist het casco dat extra’s.” “Het is toch raar dat we gebouwen niet meer zo ontwerpen?”, eindigt Van der Meulen. “Duurzaamheid, zeker met BREEAM, verwordt tot een pragmatisch en technisch onderwerp. Voor subjectieve dimensies is geen ruimte.
Infographics op wanden zullen tonen welke materialen erin verwerkt zijn
Langsdoorsnede
infozuil
infozuil
infozuil
Begane grond en een verdieping
architectenweb — 45
Impressie van het door IAA Architecten ontworpen Medisch Spectrum Twente (MST) in Enschede.
Ontwerpen aan een
gevarieerd klimaat Als het klimaat in de natuur continu varieert, waarom ontwerpen we dan gebouwen waar het klimaat door het jaar heen exact hetzelfde is? Volgens de installatie-adviseurs van Arup is een beetje variatie in klimaat wel zo gezond. In een goed ontwerp kunnen installaties bovendien soms ook weggelaten worden. Tekst Michiel van Raaij
“Het klimaat van de meeste gebouwen wordt niet ontworpen om goed te zijn, maar om niet slecht te zijn”, begint Jaap Wiedenhoff, directeur bij de Amsterdamse vestiging van Arup. “Het mag vooral niet fout gaan. Wat dat betreft leven we in een hele ambtelijke wereld.” “Iemand heeft me weleens gevraagd waarom het in een gebouw nooit zo behaaglijk is als op een goede lentedag in het bos”, zegt Wiedenhoff: “Wanneer je het in het bos koud krijgt, ga je in de zon lopen. Wanneer je het te warm krijgt, ga je in de schaduw lopen. Simpel, en hartstikke prettig. Een betere omschrijving van wat mensen behaaglijk vinden ken ik niet. Er zit logica en verschil in.” “Op een vastgoedevenement heb ik ontwikkelaars weleens gevraagd waarom ze in gebouwen investeren waar het klimaat zo egalitair is dat een kasplantje er dood zou gaan”, gaat Wiedenhoff verder: “Altijd 400 lux, altijd 21 graden Celsius, geen enkele luchtbeweging: een kasplantje overleeft dat niet. Die heeft verschil nodig, beweging.” Net als wij mensen.
Een eigen plek kiezen Wanneer de opdrachtsituatie dat toelaat, probeert Arup aan deze egalitaire situatie voorbij te gaan en een werkelijk goed 46 — architectenweb
In de beddenkamers heeft iedere gebruiker een andere verhouding tot het stralingspaneel boven het bed en ervaart zo een andere temperatuur.
Klimaatconcept beddenkamers Medisch Med disch Spectrum Twente
Arts
Bezoeker
klimaat te realiseren. Een voorbeeld hiervan is het Medisch Spectrum Twente (MST) in Enschede, een ontwerp van IAA Architecten. “In het gebouw zitten ongeklimatiseerde en ruw geklimatiseerde ruimtes. Alleen daar waar het echt nodig is zijn de ruimtes zeer specifiek geklimatiseerd.” Afhankelijk van hun functie hebben de verschillende ruimtes in het zieken-
Patiënt
huis een verschillend klimaat gekregen. In het atria van het gebouw zal het klimaat door het jaar heen wisselen, in de operatiekamer zal deze altijd hetzelfde zijn. In de beddenkamers heeft Arup ook verschil kunnen maken in de ruimtes zelf. “Het ziekenhuispersoneel, dat de hele dag fysiek werk doet, heeft behoefte aan een lagere temperatuur dan de patiënten die de hele dag stil in bed
liggen”, legt installatie-adviseur Christa de Vaan van Arup uit. In de beddenkamers is de luchttemperatuur daarom op 20 graden Celsius gehouden. “Die temperatuur voelt het rondlopend ziekenhuispersoneel”, zegt De Vaan. Boven ieder bed hangt een stralingspaneel die ervoor zorgt dat iedere patiënt een temperatuur ervaart van 25 graden Celsius. Door de locatie > architectenweb — 47
Bij Het Dok, ontworpen door Architectenbureau Paul de Ruiter, liggen alle lokalen op het maaiveld.
“Het klimaat van gebouwen wordt meestal niet ontworpen om goed te zijn” van het stralingspaneel ervaart de bezoeker, die naast het bed zit, een temperatuur van zo’n 22 graden. “Precies wat de patiënt en bezoeker willen.” “Belangrijk is dat de gebruikers de temperatuur in hoge mate zelf kunnen beïnvloeden”, vult Wiedenhoff aan. “Degene die niet van plek kan veranderen, de patiënt, kan gewoon aan een knop draaien. De rest van de gebruikers kan zijn eigen plek opzoeken. Net als in het bos.” In de ogen van de adviseurs van Arup worden de uitgangspunten voor het klimaat in gebouwen te weinig ter discussie gesteld. In plaats van die eerst te overdenken, wordt er direct een oplossing doorgerekend. Wiedenhoff: “We zijn collectief steeds meer gaan berekenen en steeds minder gaan ontwerpen: hoe kom je binnen, hoe voelt het daar, waar komt het licht vandaan, waar zitten de knoppen…” “Je kunt beter wat langer over het ontwerp nadenken en op een sigarenkistje rekenen, dan direct te beginnen met complexe simulaties”, zegt installatie48 — architectenweb
adviseur Filique Nijenmanting van Arup. Met een goed klimaatontwerp is volgens haar een veel grotere winst te behalen. Om een gevarieerd klimaat te kunnen ontwerpen is volgens de adviseurs een goede opdrachtgever noodzakelijk. Bij het Medisch Spectrum Twente (MST) is die er. In situaties waarin een opdrachtgever op afstand staat, zoals bij een DBFMO-overheidsopdracht, ontbreekt die dialoog echter. De adviseurs hopen dat voorbeelden als MST op termijn ervoor zullen zorgen dat de bij aanbestedingen gestelde klimaateisen minder rigide zullen zijn. Wiedenhoff: “Van bijvoorbeeld het Ministerie van Financiën in Den Haag hadden we dan een nog beter gebouw kunnen maken.”
Alleen dat wat nodig is Een onder architecten veelgehoorde kritiek op keurmerken als BREEAM is dat het de toepassing van installaties stimuleert. “Er wordt vaak over BREEAM gezegd dat het geen afvinklijst is, maar in de praktijk zie je wel dat je een aantal installaties nodig hebt om genoeg punten te behalen”, geeft Nijenmanting toe. Als voorbeeld noemt zij het gevraagde aantal bemeteringselementen om het energieverbruik van het gebouw aan de gebruikers inzichtelijk te maken. “Deze leveren niet altijd een grote energiebesparing op.” Wanneer de uitgangspunten van het binnenklimaat bij de start van het
ontwerpproces scherp gesteld worden, is het volgens de adviseurs van Arup soms mogelijk installaties weg te laten. Een voorbeeld hiervan is de brede school Het Dok naar ontwerp van Architectenbureau Paul de Ruiter. “We wilden een houten gebouw ontwerpen, waar veel daglicht naar binnen zou vallen en waar de lucht vrij doorheen zou bewegen – zonder verlaagde plafonds”, vertelt Wiedenhoff. “Zodat je niet het gevoel hebt in een ge-airconditionende koelkast te zitten.” Aangezien Het Dok vrij in het bos staat, kan schone lucht via de gevel de klaslokalen in getrokken worden. Het CO2-niveau van de achterliggende ruimte bepaalt de hoeveelheid lucht die binnengelaten wordt. Via akoestische roosters stroomt de lucht vervolgens naar het centrale trappenhuis, waar het wordt afgevoerd. In het gebouw wordt zo niet één ventilatiekanaal toegepast. Dit concept bespaart niet alleen materiaal en energie bespaart, de variaties in aangetrokken lucht maken het binnenklimaat ook gezonder. Wiedenhoff: “De luchttemperatuur beweegt binnen vastgestelde grenzen.” Oncomfortabel zal het nooit worden. Een dergelijk project vraagt een opdrachtgever die in staat is gedurende het ontwerpproces vast te houden aan de afgesproken uitgangspunten en de wet- en regelgeving op het gebied van
Foto: RAerophoto Eelde
Boven De door UNStudio ontworpen nieuwbouw voor de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) in Groningen. Onder Een verlaagd plafond ontbreekt in DUO.
Foto: Ronald Tilleman
bouwfysica weet te relativeren. “Hoe erg is het bijvoorbeeld als je af en toe een kind hoort rennen?”, vertelt Wiedenhoff over een discussie die op een bepaald moment de kop op stak. “Moet je daarvoor dertig centimeter extra beton op de vloer leggen? Of is het daarvoor niet erg genoeg?”
Superintegraal Door echt integraal te werken zijn volgens de adviseurs ook veel besparingen te bereiken. Een project waar Arup wat dat betreft erg trots op is, is DUO in Groningen, waar UNStudio het architectonisch ontwerp voor maakte. “We hebben twintig jaar over integraal ontwerpen gepraat”, zegt Wiedenhoff: “Maar hier hebben we het echt gedaan. In het gebouw is bijna geen onderdeel te vinden dat op zichzelf logisch is, maar het geheel klopt.” In het interieur van DUO ontbreken verlaagde plafonds. Voor de verwarming van de ruimtes wordt gebruik gemaakt van lage temperatuurverwarming en –koeling in de constructievloeren, in combinatie met betonkernactivering en een WKO. Omdat het gebouw aan de snelweg staat, mag er geen lucht ongefilterd het gebouw in komen. Zonder mechanische luchtbehandeling konden de ontwerpers daarom niet. Koele lucht komt via de computervloer de ruimte in en verlaat deze via de gevel. In het hele
gebouw heerst hiervoor een lichte overdruk. Voor de akoestiek hangen in de ruimtes aan het plafond ovale panelen. Al met al kon de hoogte van de vloeren zo teruggebracht worden van 3,6 m naar 3,3 m, wat op de hoogte van het gehele gebouw meer dan 7 m scheelde. De vinnen in de gevel van DUO zijn zo ontworpen dat ze de wind om het gebouw leiden. Op het maaiveld waai je zo niet weg en bovendien worden zo de vleermuizen in het nabijgelegen bos, die bedreigd werden door de geplande hoogbouw, beschermd. Per gevel varieert de hoogte en diepte van de vinnen: op het oosten en westen hebben de vinnen hun basisvorm, op het zuiden steken ze iets verder uit om de invallende zon te weren, op het noorden zijn ze kleiner om meer zon binnen te halen. Rondom het gebouw zorgen de vinnen ervoor dat het glas minder snel vervuilt. Dat hoeft de komende twintig jaar daarom minder vaak schoongemaakt te worden. Wiedenhoff: “Een superintegraal ontwerp.” Volgens Wiedenhoff is integraal ontwerpen in opkomst, al gaat het langzaam. “De generatie die nu aan de macht is, heeft geleerd ten koste van elkaar geld te verdienen. Terwijl het nu gaat om geld verdienen mét elkaar. Aan tevreden klanten, ook dat. Het zal nog wel tien jaar duren voordat iedereen die draai gemaakt heeft. Dat is nog relatief snel.” Een groter probleem nog dan het binnenklimaat vindt Wiedenhoff overigens de luchtkwaliteit in de grote steden. “Ik vermoed dat er jaarlijks tienmaal zoveel mensen overlijden vanwege fijnstof dan door roken.” De oplossing? “We moeten diesels verbieden.” Alleen met goede gebouwontwerpen is een duurzame leefomgeving er nog niet. Ook de politiek en het bedrijfsleven zullen hier hun bijdrage aan moeten leveren. —
Voor een gevarieerd klimaat is een goede opdrachtgever noodzakelijk architectenweb — 49
— advertorial
Gestaalde Dit najaar wordt langs de A20 bij Maassluis het bedrijfscomplex van de Lely Groep opgeleverd. ConsortArchitects is architect, directievoerder, projectleider en BREEAM-expert in dit ambitieuze project. De Lely Campus is een bijzonder duurzaam complex, dat desondanks industrieel oogt – met vliesgevels en stalen beplating.
50 — architectenweb
Beeld: ConsortArchitects
duurzaamheid
advertorial —
De Lely Groep, een vooruitstrevende onderneming die hightech producten en diensten levert aan de agrarische sector, was tot medio 2013 gevestigd op locaties in Rotterdam en Maassluis. De onderneming wilde de verspreide vestigingen samenbrengen op één nieuwe locatie, vanwege de sterk groeiende marktvraag en de behoefte om de producten in een duurzame omgeving te ontwikkelen en produceren. ConsortArchitects kreeg de opdracht voor ontwikkelen van het masterplan, het tekenen van het ontwerp en het voeren van de bouwdirectie. Met BREEAMexperts in huis kon het Rotterdamse architectenbureau antwoord bieden op de duurzaamheidsambities van de opdrachtgever. Het complex moest twee productielocaties samenbrengen en tevens ruimte bieden aan een hoofdkantoor met flexibele werkplekken, de afdeling Research & Development, trainingsplekken, expeditie en opslag. Na een haalbaarheidsonderzoek naar de geschiktste locatie, werd besloten de bestaande productielocatie in Maassluis uit te breiden. Dit sloot
bovendien mooi aan bij de historische verbondenheid van de Lely Groep met die stad. Het gerealiseerde complex beslaat 33.000 vierkante meter bruto vloeroppervlakte. Samen met een team van gespecialiseerde adviseurs maakte het architectenbureau een integraal ontwerp. Volgens projectarchitect Machiel Hopman waren daardoor factoren als duurzaamheid, slim bouwen en de corporate identity van de Lely Groep op elk schaalniveau gewaarborgd. In samenwerking met stedelijk ontwerpbureau plein06 tekende ConsortArchitects het Masterpan en legde toekomstvisie, beeldkwaliteit en de landschappelijke inpassing van de gehele campus vast. De bureaus hebben gestreefd naar een historisch verantwoorde aansluiting op de oorspronkelijke verkaveling, waterstructuur en begroeiing in de Dijkpolder te Maassluis. Het plan richtte zich op het creëren van een zogenoemd ‘Lely-eiland’, dat wordt omzoomd door ecologische oevers. Verder is de campus voorzien van wandelpaden en een toegangsweg die in verbinding staan met dijkweggetjes. Op deze manier is een verantwoorde inpassing in het gebied verwezenlijkt, aldus het architectenbureau. Binnen de campus zijn alle gebouwen, kantoren, R&D-faciliteiten en de productiehal gerealiseerd. Hierdoor is een logistiek heldere configuratie ontstaan; de verbindingslijnen zijn kort en de interactie tussen de verschillende bedrijfsonderdelen is versterkt.
BREEAM Excellent en Outstanding Aangezien de Lely Groep werkt in de agrarische sector, is het voor de onderneming bijna vanzelfsprekend om zorgvuldig om te gaan met het milieu. Duurzaamheid is echter breder in het bedrijf geïntegreerd: zo streeft de Lely Groep ook naar een duurzame bedrijfsvoering en een goede werkomgeving voor de medewerkers. Van meet af aan was daarom duidelijk dat de campus een duurzaam bouwproject moest gaan worden. ConsortArchitects overtuigde de opdrachtgever dat de internationale standaard BREEAM een goede leidraad bij het verwezenlijken van de ambities kon zijn. “Het interessante aan BREEAM is dat het een heel integraal concept is, waarbij naar alle facetten wordt gekeken”, zegt Hopman. “Voor verschillende onderdelen van vervoer, management tot energieen materiaalgebruik kun je ‘credits’ verdienen.” Het multidisciplinaire ontwerpteam dat Hop- > architectenweb — 51
— advertorial
Boven Het 33.000 m2 grote complex is zo compact mogelijk gehouden. Onder Komend najaar wordt de nieuwbouw opgeleverd.
man al in een zeer vroeg stadium bijeen had gebracht, heeft de verschillende energiezuinige en duurzame maatregelen bedacht, ontworpen en berekend. Daarbij zijn het rendement en de terugverdientijd van investeringen meegenomen. Het team concludeerde al snel dat voor de bedrijfshal de score BREEAM Outstanding haalbaar was: een score die voor productiehallen nauwelijks wordt nagestreefd. Om dit niveau te behalen is in alle facetten van het project duurzaamheid geïntegreerd: vanaf de locatiekeuze, de bouwconstructie en technische installaties tot en met de terreininrichting. Zo doet, met oog op de optimalisatie van het grondgebruik, het dak van de fabriekshal tevens dienst als parkeerplaats voor 580 personenauto’s. Het parkeerdek bespaart zo 20.000 vierkante meter grondoppervlakte. Verder kent de hal een laag energieverbruik, ruim binnenvallend natuurlijk licht door grote ramen in het dak, en is er een WKO-opslag, gekoppeld aan asfaltverwarming van het parkeerdak. Ook hebben ConsortArchitects en plein06 op de hal een groen dakpark ontworpen, met een wandelpromenade en een sportveldje. Hier kunnen werknemers lunchen en ontspannen in de open lucht. De maatregelen die het behalen van een hogere BREEAM-score mogelijk maakten, vroegen slechts een kleine extra investering en hadden volgens het architectenbureau geen negatief effect op de beeldkwaliteit. Met het oog op de positieve uitstraling voor de onderneming en de relatief korte terugverdientijd, vond de Lely Groep de extra investering beslist de moeite waard. De BREEAM-expert binnen ConsortArchitects coördineerde en regelde het aanleveren van alle benodigde gegevens bij de zogeheten assessor, ter beoordeling voor de score. De credit MAT5, betreffende de onderbouwde herkomst van materialen, is zelfs beloond met een ‘exemplary performance’-punt. Inmiddels zijn de certificaten BREEAM 52 — architectenweb
Excellent voor het ontwerp van het kantoorpand en BREEAM Outstanding voor het ontwerp van de fabriekshal toegekend.
Industriële uitstraling Het kantoorgebouw, dat voor de werkplaatsen staat, bestaat uit een hoofdvolume met aan weerszijden twee langgerekte vleugels. Deze zijn ten opzichte van het maaiveld opgetild. De glasgevels van het kantoor bieden uitzicht over het authentieke polderlandschap van MiddenDelfland. Achter de glasgevels is de expressieve staalconstructie zichtbaar, die ConsortArchitects in samenwerking met ingenieursbureau IMd Raadgevende Ingenieurs heeft ontworpen. Deze boutloze staalconstructie is een interessant voorbeeld van het streven naar de duurzaamste oplossingen. De hoofddraagconstructie bestaat uit enorme stalen vakwerken van tien bij tachtig meter groot. Dankzij hun hoogte van twee bouwlagen werd het mogelijk overspanningen tot zesendertig meter te maken, zodat het expeditieverkeer onder de kantoorgebouwen door kan rijden. Door een efficiënte verhouding tussen hoogte en breedte kon de constructie tegen normale bouwkosten worden gerealiseerd. In het kader van duurzaamheid en ‘smart building’ zijn de spanten door Hollandia op de eigen locatie geprefabiceerd. Dit bood een aantal voordelen, zoals veiliger productie- en arbeidsomstandigheden, een optimale kwaliteitsbewaking, een snellere bouwtijd en een vermindering van afval. De acht spanten zijn in delen van maximaal twintig meter lang met een speciaal nachttransport naar de bouwlocatie gebracht. Glas en staal bepalen voor een
ruim deel het aanzien van het complex. “Ik vond het mooi om zo’n duurzaam gebouw in een natuurlijke omgeving een industriële uitstraling te geven”, vertelt Hopman. “Het was voor mij ook meteen duidelijk dat ik voor de productiehal stalen gevelbeplating wilde hebben. Het is een heel industrieel product en bovendien accentueert de belijning met het puntprofiel heel fraai de horizontale lijnen van het landschap.”
Een lange levensduur Het grote volume dat de productiehal herbergt, is bekleed met Colorcoat-profielplaten van Tata Steel. De fabrikant is in het voortraject geconsulteerd over aspecten als kleurkeuze en detaillering in voorgelakt staal en kenmerken in relatie tot BREEAM. Het toegepaste profiel in Colorcoat Prisma is geleverd onder het ISO 14001-certificaat, wat extra punten opleverde in de BREEAM-berekening. Verder is Colourcoat Prisma, aldus de fabrikant, keer op keer recyclebaar. Over het algemeen wordt meer dan vijfennegentig procent van de stalen gevelbekleding aan het einde van de
advertorial —
De stalen beplating is keer op keer recyclebaar levensduur van een gebouw gerecycled. Daardoor gaan de milieu-investeringen in staal niet verloren, stelt Tata Steel. De profielplaten in Colorcoat Prisma zijn licht van gewicht en sterk kras- en corrosiebestendig. “We weten uit ervaring dat de kwaliteit goed is en dat staal grotendeels al uit gerecycled materiaal bestaat”, zegt Hopman. “Het is daarbij een product dat een lange levensduur heeft. Tata Steel geeft daar ook garantie op. Voor mij is zo’n leverancier een vaste waarde.” De fabrikant werkt met een zogenoemde Confidex Garantie tot dertig jaar op Colourcoat Prisma. Er is geen inspectie of onderhoud vereist om de geldigheid van deze garantie te behouden. De Confidex Garantie is projectspecifiek en biedt, na registratie, een contractuele overeenkomst tussen Tata Steel en de gebouweigenaar.
Nestruimte voor vleermuizen Hopman vertelt dat in de stalen beplating openingen zijn gemaakt voor vleermuizen en gierzwaluwen. “Er is nestruimte gemaakt in de luchtspouw. Dat is weer een voorbeeld van een ecologische meerwaarde die zo’n industrieel product kan bieden.” Mocht het gebouw in zijn huidige vorm toch niet voor de eeuwigheid geschikt zijn, dan is het aanpasbaar. “We hebben een maximale flexibiliteit nagestreefd”, vertelt Hopman. “We hebben daartoe bijvoorbeeld een universele stramienmaat gekozen. Op die manier zorgen we dat het gebouw multifunctioneel is. Ook is het in de toekomst uitbreidbaar.” Nagenoeg alles is bovendien geprefabriceerd, van de beton- en de staalconstructie tot de stalen beplating. “Dat maakt het gebouw eventueel ook demontabel.” —
Meer informatie Tata Steel Postbus 10.000 1970 CA IJmuiden tatasteeleurope.com — Colorcoat voorgelakt staal 0251-492206 colorcoat-online.com
architectenweb — 53
“Onorthodoxe samenwerkingsverbanden zorgen voor innovatie” Verschillende voorbeelden in Nederland en Canada laten zien dat intelligente transformaties van bestaande gebieden een werkelijk duurzame leefomgeving kunnen opleveren, ziet prof. dr. ir. Anke van Hal. Eenvoudig zijn deze transformaties niet: hier zijn onorthodoxe oplossingen voor nodig. Tekst Kirsten Hannema
Als er iemand is van wie we iets kunnen leren over duurzaamheid, dan is het wel prof. dr.ir. Anke van Hal (1965). Werkzaam als hoogleraar sustainable building and development bij het Center for Sustainability van Business Universiteit Nyenrode, waar ze zich bezighoudt met business kansen voor duurzaam bouwen. Daarnaast is zij als praktijkhoogleraar sustainable housing transformation verbonden aan de faculteit Bouwkunde van de Technische Universiteit Delft. Wat is volgens haar de stand van zaken anno 2013? Hoe ben jij in duurzaamheid verzeild geraakt? “Eigenlijk komt het voort uit mijn teleurstelling over de studie bouwkunde in Delft. Ik had al jong besloten dat ik architect wilde worden. Mijn ouders hebben hun eigen huis gebouwd in Ridderkerk, toen ik een jaar of twaalf was. Uit het niets ontstond daar de plek waar ik me het veiligste voelde. Dat fascineerde me; ik werd me bewust van de impact die de gebouwde omgeving heeft op mensen. Daarom besloot ik dat ik bouwkunde wilde studeren. Ik wilde prettige, veilige plekken voor mensen gaan maken.”
54 — architectenweb
Maar? “Het ging vooral over het beeld. In de architectuurbladen was geen mens te zien. Woningbouw kwam ook nauwelijks aan bod. Ik was al aan het twijfelen of ik niet beter kon overstappen naar een studie als psychologie, toen ik een vakoefening zag die Kees Duijvestein aanbood: een energiezuinige plattegrond voor woningen ontwerpen. Daar kwam ineens mijn ouderlijk huis weer dichtbij – mijn vader was hoofd energiebesparing bij een energiebedrijf. Die opdracht vormde een andere, extra laag die ik zocht in de architectuur.” Na de kennismaking op Bouwkunde vroeg Duijvestein aan Van Hal, die voor de Delftse studentenkrant Delta schreef, of ze op zijn Bureau voor Onderzoek en Ontwerp voor het Milieu (BOOM) wilde werken aan schrijfopdrachten. Zo raakte ze betrokken bij duurzame pionierprojecten. Na haar afstuderen kreeg ze een baan bij de Gemeente Delft als adviseur op het gebied van duurzaam bouwen. Ze was daar betrokken bij de ontwikkeling van de wijk Ecodus in Delft. Later, terug bij BOOM, was ze als adviseur betrokken bij de ontwikkeling van het GWL-terrein in Amsterdam: “Het eerste project dat liet zien dat duurzame architectuur ook heel mooi kan zijn.” Pas later maakte ze de koppeling tussen duurzaamheid en de bestaande woningbouwvoorraad, inmiddels haar handelsmerk. Veel mensen vinden duurzaamheid een containerbegrip. Wat betekent duurzaamheid voor jou? “Voor mij is het een mensenverhaal. Een duurzaam gebouw behartigt de belangen van mensen ‘hier en nu’, terwijl het ook >
architectenweb â&#x20AC;&#x201D; 55
Foto: Hannah Anthonysz
Boven en onder Het vervallen Wallisblok in het Rotterdamse Spangen is door bewoners zelf verduurzaamd.
Hoe staat het ervoor met duurzaam Nederland? “Er is wel het een en ander bereikt, maar het is nog te weinig. Onder staatssecretaris Tommel zijn er tussen 1994 en 1998 veel voorbeeldprojecten gestart en werd duurzaam bouwen echt gestimuleerd. Toen kwam staatssecretaris Remkes, die redeneerde dat als het bedrijfsleven het niet wilde, het niet hoefde. Wat opgebouwd was klapte in elkaar. Die golfbeweging zie je nu weer; het kabinet met Jacqueline Cramer gaf aan duurzaamheid hoge prioriteit, het huidige kabinet vindt het niet zo belangrijk. Maar het grote verschil met toen is dat het bedrijfsleven is doorgegaan met het onderwerp, en dat het onderdeel is geworden van hun businesscase. Bij bedrijven zie ik de overtuiging dat duurzaamheid nodig is om uit de crisis te komen.” De overheid ziet dat niet? “De politiek lijkt nog steeds niet te beseffen dat de bouw nooit meer wordt wat het was. Het zou prettig zijn als politici eindelijk mee zou denken over de lange termijn. Het gaat nu vooral over het op korte termijn beperken van de kosten. Men denkt in het algemeen vaak: duurzaam is duur. Dat klopt, als je niet verandert en doet wat je altijd deed. Maar dat kan niet meer. Veranderen moet om te overleven en duurzaamheid bepaalt mede de slagingskans van innovatieve concepten.” 56 — architectenweb
Kun je een voorbeeld van dergelijke concepten geven? “In de bestaande woningbouw is het Wallisblok in Rotterdam Spangen voor mij een schoolvoorbeeld. Het was een compleet vervallen woonblok en stond op de nominatie voor sloop. Maar zelfs daar wilde niemand nog geld aan uitgeven. Met Ineke Hulshof architecten en de Gemeente Rotterdam werd daarom in 2004 besloten om de woningen gratis weg te geven, onder voorwaarde dat de ‘kopers’ ze duurzaam zouden renoveren. Er kwamen allemaal enthousiaste jonge mensen op af, dat trok weer bedrijven aan… het heeft een hele beweging in de buurt op gang gebracht en tot de Rotterdamse kluswoningen geleid. Een voorbeeld op een groter schaalniveau is Granville Island in de Canadese stad Vancouver. Op een plek onder een viaduct is een aantal vervallen industriegebouwen vanaf de jaren zeventig op een mensvriendelijke en uitermate duurzame wijze manier
“Men denkt vaak: duurzaam is duur. Dat klopt, als je niet verandert en doet wat je altijd deed”
Foto’s Jeroen Musch
rekening houdt met de belangen van de mensen ‘daar en later’. Heel praktisch vertaald gaat het erom dat je producten inzet die duurzaam genoemd mogen worden. Met als doel dat je kwaliteit biedt voor de gebruikers en alle andere betrokkenen. Welke maatregelen je inzet hangt dus van de omstandigheden in een bepaald project af. Het is altijd maatwerk.”
Foto: Scott Shigley
Links In Chicago worden steeds meer gebouwen voorzien van daktuinen, zoals hier bovenop het Gary Comer Youth Center
getransformeerd. Er kwam een park, een biologische markt, een houtwerkplaats, een theater... het is een van de hotspots van de stad geworden. Vervolgens trokken die ontwikkelingen bedrijvigheid en bewoners eromheen aan en is de hele buurt in de lift gegaan. Heel knap hoe ze dat op zo’n beroerde locatie voor elkaar hebben gekregen. En vooral een hele fijne plek.”
“Duurzame ontwikkelingen in een wijk bijten elkaar niet, maar kunnen elkaar versterken.”
Wat maakt het daar zo fijn? “Er zijn mooie terrassen, boetiekjes, galeries. Er zijn kleine werkplaatsen waar je allerlei innovatieve en creatieve bedrijfjes vindt; dat kan doordat de huur die zij betalen een percentage van de winstopbrengst is. De kleinschaligheid en de mix van functies maakt het aantrekkelijk. Bovendien is vrijwel alles organic. In Nederland denken we dat zoiets nooit rendabel kan zijn. Maar als dit project één ding laat zien, dan is het dat dingen elkaar kunnen versterken in plaats van dat ze elkaar bijten. Een zorgvuldige inrichting van de omgeving, goedkoop maar aantrekkelijk gebruik van het bestaande, duurzaamheid als sellingpoint – de aanpak in Vancouver trekt nu wereldwijd belangstelling. En als je bedenkt wat het de stad nu aan inkomsten oplevert. Hetzelfde zie je in Rotterdam. Wat de criminaliteit in
Spangen voorheen wel niet kostte; wanneer je daar niet onorthodox te werk was gegaan, met duurzaamheid als integrale kwaliteit, was het nooit verbeterd.” Zijn er ook architecten die jou inspireren? “Diverse! Inspirerend in Nederland vind ik bijvoorbeeld Thomas Rau en het bedrijf Turntoo dat hij is begonnen. Zijn idee is dat je in de toekomst geen producten meer koopt, maar diensten – dat geeft een hele andere dynamiek aan bouwen. Nu heeft een fabrikant er geen baat bij dat de consument een spaarlamp koopt. Maar op het moment dat het gaat over licht, verschuif je de verantwoordelijkheid. Dan gaat het ineens niet meer uitsluitend over de prijs, maar ook over onderhoud en energieverbruik. Rau stelt dat je alles kunt leasen, van tapijttegel tot stalen balk.”
Maar vastgoed is toch bij uitstek een kwestie van bezitten? “Daar komt verschuiving in. Het idee dat we van bezit alleen maar beter worden is door de crisis behoorlijk vertroebeld. Ik zie veel beweging op het gebied van leasen. Corporaties die in plaats van ‘schilder dit gebouw’ nu zeggen: ‘zorg dat het gebouw tien jaar bestendig blijft’. Dat is ook een vorm van leasen. We moeten verantwoordelijkheid nemen voor de hele levenscyclus van een gebouw, denken in kringlopen. Dat is de basis voor de nieuwe businessmodellen. Iedereen kan die handschoen oppakken. Of het nu TNT is dat met architect Paul de Ruiter een duurzaam kantoor bouwt of de gemeente Rotterdam die in Spangen de boel in gang zette. Iemand moet beginnen en dan gaat de cirkel draaien. Daarvoor heb je niet per se een overheid nodig, al zou het wel mooi zijn als die zich wat soepeler zou opstellen qua regelgeving.” Zijn regels niet juist noodzakelijk om duurzaamheid op grote schaal door te voeren? “Regels zijn er voor mensen die eigenlijk niet willen. Ze mogen de koplopers niet in de weg zitten en dat gebeurt soms wel. Regels zouden vooral gericht moeten zijn op prestaties. En je moet ook daarna kritisch blijven, bijsturen.” Vind jij certificaten als BREAAM een goede oplossing? “Ik vind BREEAM een goed systeem om uit te vinden wat je allemaal kunt doen op het gebied van duurzaamheid. Het brengt op alle niveaus duidelijkheid en maakt vage begrippen concreet. Maar dan nog moet je wel je gezonde verstand blijven gebruiken. Hoofddoel is niet dat lijstje afvinken, maar een goed gebouw maken. Ik zie te veel ‘duurzame’ gebouwen waar dingen niet werken. Een warmtepomp die meer energie kost dan hij bespaart omdat hij verkeerd > architectenweb — 57
Foto: James Weeler
Boven Op Granville Island in de Canadese stad Vancouver hebben duurzame ontwikkelingen elkaar versterkt. Onder Lichtgevende wegbelijning, één van de ideeën van Studio Roosegaarde en Heijmans voor de ‘slimme snelweg’.
geïnstalleerd is. Vergelijk dat met de manier waarop we bezig zijn met instortingsgevaar. Iedereen vindt het logisch dat de kwaliteit van een constructie gegarandeerd is. Tijdens de opleiding bouwkunde krijg je daarom allerlei mechanicavakken. Maar lessen in duurzaamheid bestaan nog nauwelijks.” Blijft het architectuuronderwijs in gebreke? “Het begint langzaamaan te komen. Maar het idee dat je duurzaamheid, oog voor mensen en spannende architectuur niet kan combineren is hardnekkig. Ik heb ooit een student gehad die zei: fuck de bewoners. Die stonden de architectuur in zijn ogen maar in de weg. Ik hoop dat hij een uitzondering was.” Wat is nodig om tot innovaties te komen? “Samenwerken is belangrijk, maar dan liefst niet alleen met partijen met wie je altijd al samenwerkt. De praktijk heeft uitgewezen dat dan zelden iets nieuws ontstaat; je wordt hooguit efficiënter. Onorthodoxe combinaties vormen een goede basis voor innovatie. Denk aan bouwbedrijf Heijmans en architect Daan Roosegarde die samen een concept voor een ‘slimme snelweg’ hebben bedacht.” Jij hebt onlangs het Dutch Canadian Sustainable Planning and Building Network opgericht. NederlandCanada, ook een voorbeeld van een onorthodoxe combinatie? “Eigenlijk wel. De samenwerking is begonnen nadat ik met een drietal studenten uitgenodigd was door de ambassade voor een studentencompetitie. Wat me opviel is dat we vergelijkbare problemen proberen op te lossen, maar andere kennis en ervaring hebben. Canada heeft geen energieprobleem, maar nu wel een klimaat- en comfortdiscussie. Zij zoeken 58 — architectenweb
“Samenwerken is belangrijk, maar dan liefst niet alleen met partijen met wie je altijd al samenwerkt” naar nieuwe systemen en kijken daarbij naar Europa. Zij zijn weer heel ver op het gebied van bouwen met hout. Voor Nederland is die kennis bruikbaar nu we in het kader van klimaatadaptatie meer drijvend willen gaan bouwen. Het idee van dit platform is om kennis rond duurzaamheidsthema’s in de bouw samen te brengen en tot innovatie te komen. Daarbij komt dat er in Canada geen crisis is; er zijn juist bouwers nodig. Nederlandse partijen kunnen via ons netwerk wellicht ook aanhaken bij Canadese partners die anders te klein zouden zijn om in te schrijven op bepaalde projecten. Het is een win-win situatie.”
Waarin loopt Canada nog meer voorop? “Urban farming is daar al helemaal hot. Ook dat is weer een voorbeeld van hoe het mes aan veel kanten kan snijden. De voedselprijs gaat omlaag, net als de energiekosten voor transport, leegstaande terreinen worden weer gebruikt, de stad oogt groener en is beter bestand tegen hitte. Zeker in Canada, waar de transportafstanden groot zijn, is het een logische stap.” Hoe zie jij de toekomst in Nederland over vijftig jaar? “Het beeld zal op gebouwniveau min of meer hetzelfde zijn als nu; de jaren zestig huizen staan er nu ook nog gewoon. Zoveel verdwijnt er niet in vijftig jaar, Maar de directe omgeving zal er heel anders uitzien. In de binnensteden hebben we dan elektrisch vervoer. De daken zijn groen zoals in Chicago, wat het leefklimaat verbetert en de temperatuur verlaagt. We doen veel meer met zonneenergie. En, een beetje wishful thinking, gezondheid en duurzaamheid staan bovenaan de agenda.” —
advertorial —
Klimaatvloer op leasebasis Een verhoogde vloer waarin kabels weggewerkt kunnen worden, die met Phase Change Materials de ruimte op temperatuur houdt en van waaruit frisse lucht wordt toegevoerd. Deze nieuwe Thermosol-klimaatvloer levert Legrand samen met vijf partners op leasebasis. Wereldwijd neemt de welvaart toe, groeien de steden en op veel plaatsen draait de maatschappij vierentwintig uur per dag. Het gevolg is dat de vraag naar energie nog steeds toeneemt. Vanuit haar kennis over elektrotechnische systemen en digitale infrastructuren ontwikkelt Legrand concepten voor woningbouw, utiliteitsbouw
en industrie; met op elkaar afgestemde systemen en diensten wil de onderneming het installatie- en gebruiksgemak voor eindgebruikers, installateurs, adviseurs en logistieke partners verhogen. Daarbij streeft de onderneming naar een actieve bijdrage aan de verbetering van communicatie, veiligheid en design en een verlaging van de energieconsumptie in gebouwen.
Circulair concept Een voorbeeld van de oplossingen die Legrand daartoe ontwikkelt, is Thermusol, een nieuwe klimaatvloer die deel uit-
maakt van een circulair concept. Legrand Nederland heeft in samenwerking met vijf andere bedrijven een volledig te demonteren en herbruikbare vloerconstructie ontwikkeld. De vloer draagt bij aan een optimale en flexibel in te richten werkplek met een klimaatbeheersing en aansluitingen voor elektriciteit en ICT. Het systeem wordt via een leaseconcept, Ability To, aan gebruikers en projectontwikkelaars aangeboden. Dat betekent dat de vloer en andere onderdelen in het bezit blijven van de leveranciers en aan het einde van de gebruikscyclus via de maatschappij Ability To bij hun terugkomen. De vloer is geen product meer, maar een dienst.
Klimaatvloer
Meer informatie Legrand Nederland Postbus 54 5280 AB Boxtel 0411-653111 legrandnederland.nl abilityto.nl
Bij de ontwikkeling van de klimaatvloer is gestreefd naar een beperking van de milieubelasting door een zorgvuldige materiaalkeuze en een zuinig gebruik van grondstoffen en energie. Verder zijn de onderdelen reyclebaar in zowel de productie-, de gebruiks- als de afvalfase van het systeem. De Thermusol-klimaatvloer werkt onder meer met Phase Change Materials (PCM’s) op basis van zoutkristallen. PCM-matten in de vloer zorgen voor passieve koeling en verwarming van de ruimte. De specifieke perforatie in de Soluflex-vloer van Legrand en de ventilerende tapijttegel van LEOXX zorgen voor een gelijkmatige verspreiding van de via de vloer aangevoerde frisse lucht. Alle elektraleidingen liggen los onder de vloer en kunnen worden hergebruikt. Het systeem, gecombineerd met klimaatwanden of wanden tussen de bureaus, is volledig demonteerbaar en herbruikbaar. — architectenweb — 59
— advertorial
Rietsuiker
verlengt levensduur hout In de Delflandpleinbuurt, gelegen in de Westelijke Tuinsteden van Amsterdam, worden steeds meer woonblokken uit de jaren vijftig vervangen door nieuwbouw. Architectenbureau Paul de Ruiter kreeg de opdracht om een samengesteld bouwblok te realiseren met een diversiteit aan woningen en een Brede School. Het schoolgebouw zal door verschillende groepen op verschillende momenten worden gebruikt, zodat het een buurtfunctie heeft en bijdraagt aan de sociale cohesie. Om een sterke wisselwerking tussen de leeromgeving en de buurt te bereiken, heeft De Ruiter in het schoolgebouw ouderlokalen, een ‘BuurtOntmoetingsRuimte’ en een multifunctionele ruimte ondergebracht. De buurt en de school delen faciliteiten als de centrale hal, keuken, de gymzaal en het plein waaraan de Brede School Fiep Westendorp ligt.
Groene plint De architect heeft ervoor gezorgd dat ook het gebouw bijdraagt aan de kwaliteit van de omgeving, onder meer door 60 — architectenweb
aansluiting op de bestaande bebouwing en het materiaalgebruik. Verschillen in toegepaste materialen benadrukken de verdeling in een plint, middenbouw en bovenbouw. De Ruiter heeft voorts tal van duurzame oplossingen toegepast. Frisse lucht wordt verzorgd door een goede luchtbehandelingsinstallatie en grote te openen ramen, die tevens zorgen voor ruim binnenvallend daglicht. In het oog springt de ‘levende’ gevel van de school, op plintniveau. Het groen draag bij aan een aangename uitstraling, maar ook aan temperatuurverlaging van de omgeving en vermindering van fijnstof en CO2.
Duurzaam en duurzaam Als ondergrond voor de begroeiing is tegen de gemetselde muren een houten
constructie aangebracht. De frames zijn vervaardigd uit NobelWood, een door Foreco zelf ontwikkeld verantwoord alternatief voor tropisch hardhout. NobelWood is FSC-gecertificeerd naaldhout dat door-en-door wordt gemodificeerd met biopolymeren, afkomstig van afvalbiomassa van rietsuikerstengels. “Het ziet er uit en gedraagt zich als teak”, aldus Foreco, dat benadrukt dat de verduurzaming van het hout volledig biologisch is. Het is duurzaam als in dat het milieuvriendelijk is en duurzaam als in dat het een zeer lange levensduur heeft. — Meer informatie Foreco Postbus 73 7720 AB Dalfsen 0529-431548 foreco.nl
Foto’s: John Lewis Marshall
De plint van de Brede School Fiep Westendorp heeft architect Paul de Ruiter voorzien van houten frames die begroeid kunnen worden. Het hier toegepaste hout heeft een verhaal. Via een zelf ontwikkelde technologie is Foreco in staat dit naaldhout te laten presteren als hardhout.
advertorial —
Oude baksteen wordt
nieuwe baksteen In september 2010 sloten architectenbureau KOW, woningcorporatie Eigen Haard, aannemer ERA Contour en sloop- en recyclingbedrijf Oranje een samenwerkingsovereenkomst. Als Co-Green wilden ze gezamenlijk op duurzame en efficiënte wijze het woningbouwproject Stadstuin Overtoom realiseren. Klimaatneutraal bouwen voor een kostenneutraal budget, zo luidde de ambitie. De partijen namen een gezamenlijke (financiële) verantwoordelijkheid in het project. De oplevering is gepland in drie fasen, met de eerste in 2013 en de laatste opleveringsfase in 2017. Stadstuin Overtoom betreft 460 koop- en huurwoningen en kleinschalige bedrijfsruimten. Deze moeten energieneutraal zijn, water moet worden opgevangen en energie zou op locatie duurzaam moeten worden opgewekt. Op de projectlocatie stonden tot 2010 acht naoorlogse woonblokken van vier verdiepingen, die in het bezit waren van Eigen Haard. In de loop van het ontwerpproces bleek dat niet alle bedachte oplossingen gerealiseerd konden worden, tegelijkertijd zorgden de noodzakelijke praktische en financiële haalbaarheid soms voor verrassende uitkomsten.
In het woningbouwproject Stadstuin Overtoom heeft Wienerberger in samenwerking met KOW onderzocht hoe bakstenen van de te slopen bebouwing een plek zouden kunnen krijgen in de nieuwbouw. Het resultaat: een nieuwe baksteen die voor 30% uit oude baksteen bestaat. Het bleek wel rendabel te zijn om vermalen baksteenpuin als toeslag te gebruiken voor nieuwe bakstenen. Testen met het toevoegen van dertig procent granulaat aan het kleimengsel bleek, ondanks (beperkte) mortelresten, de technische eigenschappen en maatvoering van de nieuwe bakstenen niet aan te tasten. Ook een test met betrekking tot de uitloging leverde volgens Wienerbeger geen kritische waarden op. Zowel Wienerberger als KOW zijn trots op de nieuwe baksteen, waarin de oude herleeft. —
Meer informatie Wienerberger Postbus 144 5300 AC Zaltbommel 0418-597111 wienerberger.nl
Hergebruik Vanaf het begin stond vast dat de bestaande bouw niet zomaar zou worden gesloopt en tot afval bestempeld. Negentig procent van de vrijgekomen materialen zou worden hergebruikt. Dat gold ook voor het metselwerk. Eenvoudig hergebruiken van de bakstenen was problematischer dan verwacht, zo bleek uit onderzoek dat samen met fabrikant Wienerberger werd gedaan. Vooral breuk en mortelresten op de bakstenen zouden daarbij spelbrekers zijn. architectenweb — 61
Het meten van duurzaamheid Over de ja jaren ziijn er me meerdere e rek eken enins strumenten ne en n ke keur urm merken ontwik on i ke ik keld om de ed duu urz r aa aamhe eid van n een ontw wer erp me eet e baar te maken. n. Welke ver ersc chillen ende nde e rre eken nin inst s rument nten e zijn er en me m t we elke k urmerk ke r en kun je rk e de beh e aa aald lde e du uurza z am amhe heid id vervolgens s zich htbaa ar maken aa an op opdr drachtge ev ve ers? Tekst Nand ndda Nabeer en Ger ert Ja an van Be Beijnu num
Regelgeving materiaal Het belang van het betrekken van bouwmaterialen bij de duurzaamheidsberekening van gebouwen wordt door steeds meer partijen benadrukt. Eén van deze partijen is de overheid, die inmiddels de verplichting tot het maken van een milieuprestatieberekening materiaal (in het vervolg MPM genoemd) heeft vastgesteld. Vanaf 1 januari 2013 moet conform het Bouwbesluit bij elke omgevingsvergunningsaanvraag voor nieuwbouwwoningen en kantoren (met een gebouwoppervlakte van meer dan
Foto: Bas Arps
Als architect zijn er veel aspecten waar je rekening mee moet houden voordat een ontwerp gerealiseerd kan en mag worden. De afgelopen jaren zijn hier eisen op het gebied van duurzaamheid aan toegevoegd. Het voor velen abstracte begrip moet hierbij worden vertaald naar concrete maartregelen. Er is al het een en ander bekend over de energieprestatie van gebouwen, maar duurzaamheid omvat meer. Ook de gebruikte bouwmaterialen hebben een aanzienlijke milieuimpact over de gehele levenscyclus van een gebouw.
honderd vierkante meter) een milieuprestatieberekening materialen bijgevoegd worden. Het Bouwbesluit stelt op dit moment nog geen grenswaarde aan de milieuprestatie materialen om de bouwsector eerst de gelegenheid te geven ervaring op te doen met deze nieuwe berekening. Om de MPM van een gebouw te bepalen kan gebruik worden gemaakt van een aantal rekeninstrumenten. De bepalingsmethode is geïntegreerd in bestaande rekeninstrumenten zoals de DGBC-materialentool, GPRBouwbesluit en de NVTB/MRPI tool. Met deze tools kan dus een score (schaduwkosten per m2BVO) worden berekend die benodigd is bij het indienen van een vergunningsaanvraag. Om deze score zo laag mogelijk te houden, is het van belang al aan het begin van het ontwerpstadium rekening te houden met de milieu-impact van de toe te passen bouwmaterialen. Het gebruik van duurzame bouwproducten heeft hierop uiteraard een positieve invloed.
62 — architectenweb
Keurmerken voor bouwproducten Maar welke bouwproducten zijn duurzaam en welke niet? Tegenwoordig zijn er heel veel labels en keurmerken om de duurzaamheid van producten aan te tonen. Het zijn er zelfs zoveel, dat de architect soms door het bomen het bos niet meer ziet. Een overzicht.
DUBOkeur Het DUBOkeur van het NIBE laat zien hoe milieuvriendelijk een product is in vergelijking tot andere producten die in dezelfde toepassing gebruikt kunnen worden. Voor de toetsing van het DUBOkeur wordt een milieukundige levenscyclusanalyse (LCA) gemaakt. Programma’s die gebruikt worden om een MPM te berekenen, gebruiken als basis dezelfde database als het NIBE. Het selecteren van producten met een DUBOkeur is een handig middel voor het behalen van een goede MPM-score. Er zijn momenteel circa 175 bouw- en GWW-producten die het DUBOkeur® mogen voeren. Daarnaast geeft de overheid fiscaal voordeel bij gebruik van producten met een DUBOkeur door middel van de MIA\Vamil regeling.
NaturePlus NaturePlus is een Duits keurmerk dat in veel landen in Europa wordt gebruikt. Ook in Nederland is er een aantal producten dat het NaturePlus keurmerk draagt. De fundamentele criteria waaraan producten met dit keurmerk getoetst zijn, zijn milieu, gezondheid en functionele kwaliteit. Ook deze beoordeling is deels gebaseerd op een LCA, waardoor producten met een NaturePlus-keurmerk voor een lage milieubelasting zorgen. Voor NaturePlus komen alleen natuurlijke materialen in aanmerking. Wegens haar lage bekendheid in Nederland, worden hier vanuit de overheid echter geen subsidies voor gegeven.
Cradle to Cradle Cradle to Cradle is een internationaal keurmerk voor allerlei type producten, waaronder bouwproducten. Een product kan op vier niveaus zijn gecertificeerd, namelijk basis, zilver, goud en platina. De certifice-
ring van een product gebeurt aan de hand van verschillende milieu- en recyclingcriteria. Cradle to cradle vereist dat alle gebruikte materialen na hun leven nuttig kunnen worden ingezet in een ander product. De materialen maken deel uit van een biologische kringloop (bijvoorbeeld massief hout) of een technische kringloop (bijvoorbeeld recyclebaar aluminium). Het keurmerk van Cradle to Cradle staat wel gradaties toe; de filosofie gaat uit van een volledige kringloop, maar de certificering laat nog wel ruimte in deze eisen. De berekening van het keurmerk is niet gebaseerd op de LCA-methode, waardoor het toepassen van gecertificeerde producten niet direct leidt tot een lagere MPM-score. Voor bouwproducten met label goud is de MIA\Vamil regeling van toepassing, waardoor fiscaal voordeel kan worden gehaald bij toepassing in een kantoorpand. Er zijn momenteel nog niet veel bouwproducten die het label mogen voeren.
Milieukeur Stichting Milieukeur heeft criteria opgesteld voor productcategorieën. Naast bouwproducten zijn het vooral producten als papier, gewassen en andere nietbouwproducten die zijn gecertificeerd. De certificering is gebaseerd op LCA-studies, al is er geen directe link met de Nationale Milieudatabase. Voor dit keurmerk is wel de MIA\Vamil regeling van toepassing. Er zijn op dit moment zeventien bouwproducten die het logo mogen dragen.
Greenworks Greenworks is een label van Raab Karcher om de duurzaamheid van de producten in hun assortiment kenbaar te maken. Hiervoor maakt Greenworks gebruik van de gegevens uit GPR gebouw en GreenCalc+. Het label bestaat uit een score die maximaal 20 bedraagt en met behulp van pictogrammen duidelijk maakt op welk gebied de milieuwinst behaald wordt. De nadruk kan bijvoorbeeld liggen op hergebruik of recycling van materialen, het gebruik van natuurlijk grondstoffen, etc. >
Wat is een milieuprestatieberekening materiaal? Bij een milieuprestatieberekening materiaal, bedoeld voor nieuwbouwwoningen of kantoren, wordt de milieuprestatie van het in een gebouw gebruikte materiaal berekend (MPM). Deze geeft de milieueffecten weer over de gehele levenscyclus van dat gebouw. De prestatie kan worden bepaald met behulp van de ‘Bepalingsmethode Milieuprestatie Gebouwen en GWWwerken’. De methode bevat regels voor het berekenen van de milieuprestatie van een compleet bouwwerk en schrijft het gebruik van de Nationale Milieudatabase voor. Dit gebeurt op basis van de prestatie en hoeveelheden van de producten en elementen waaruit het bouwwerk is opgebouwd. De uitkomst van de milieuprestatieberekening materiaal is de hoeveelheid schaduwkosten per m² BVO.
Linkerpagina Het nieuwe distributiecentrum van Lidl in Heerenveen naar ontwerp van FKG Architecten ontving onlangs een BREEAM Excellent-certificaat.
architectenweb — 63
De door Van Aken Achitecten ontworpen transformatie Kingsroad 101 in ‘s Hertogenbosch heeft een BREEAM Good-certificaat ontvangen.
Wanneer je bij het ontwerp rekening hebt gehouden met duurzaamheid, wil je natuurlijk dat dit zichtbaar wordt. Hiervoor kun je een gebouw laten certificeren met een van de hiervoor ontwikkelde labels. Ook hiervan een overzicht.
GPR Gebouw GPR Gebouw is een tool waarmee men relatief snel de duurzaamheidprestaties van een gebouw kan waarderen. GPR Gebouw geeft binnen de modules energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde een waardering op een schaal van 1 tot 10, waarmee uiteindelijk één score wordt berekend. De scores worden bepaald op basis van de gebouwkenmerken en het aangeven van de verschillende maatregelen en opties. Naast het resultaat van een bere64 — architectenweb
kening wordt het Duurzaamheidslabel en de CO2 monitor getoond. Een score berekenen met GPR gebouw is relatief goedkoop en er zijn geen certificeringskosten aan verbonden. De MIA\Vamil regeling is hierop van toepassing.
GreenCalc+ GreenCalc+ is een rekenprogramma waarmee de schaduwkosten van een gebouw op het gebied van materiaal, energie, watergebruik en mobiliteit worden berekend. Schaduwkosten (maatschappelijke kosten die betaald zouden moeten worden om milieueffecten teniet te doen of te voorkomen) worden berekend op basis van een LCA. Doordat met schaduwkosten wordt gewerkt, kunnen alle uitkomsten (in euro’s) bij elkaar worden opgeteld voor het eindresultaat. GreenCalc+ vergelijkt de berekende verborgen schaduwkosten van het gebouw met die van een referentiegebouw dat
naar maatstaven van het jaar 1990 is gebouwd. Daarmee worden milieu-indices berekend voor de afzonderlijke modules en voor het totaal. De totaal index van het gebouw, de Milieu-Index-Gebouw, wordt gebruikt om gebouwen onderling te vergelijken.
BREEAM-NL Een BREEAM-certificering is een stuk uitgebreider dan een berekening met GPR Gebouw of GreenCalc+, omdat het enerzijds meer criteria meeweegt om tot een totale score te komen en
De milieuprestatie van materialen weegt steeds zwaarder mee
Beeld: Van Aken Architecten
Keurmerken voor gebouwen
Keurmerken voor producten Keurmerk Beheerder
DUBOkeur NIBE
NaturePlus C2C NaturePlus C2C
Milieukeur Greenworks SMK Raab Karcher
Reikwijdte NL BE Overig Europa Wereldwijd
ja ja nee nee
weinig ja ja nee
ja ja ja ja
ja nee nee nee
ja nee nee nee
GecertiďŹ ceerde producten Vooral bouwproducten ja !ANTAL BOUWPRODUCTGROEPEN sssss !ANTAL GECERT BOUWPRODUCTEN ssss
ja ss sssss
nee ssss ss
nee s s
ja sss N V T
Beoordeling Milieucentraal* -ILIEU #ONTROLE
sssss sss
N B N B
ss sss
ssss sssss
N B N B
Subsidie MIA/Vamil
ja
nee
ja, va. gold
ja
nee
Keurmerken voor gebouwen Label
GPR
Leverancier / Eigenaar
W/E adviseurs
GreenCalc+ BREEAM-NL DUBOkeur C2C Gebouw Woning St. Sureac/ DGBC NIBE C2C DGBC
Type Gebouw Woningen Kantoren Overige utiliteitsgebouwen Wijken
ja ja ja ja
ja ja ja ja
ja ja ja ja
ja nee nee nee
ja ja ja nee
Levensduurfase Nieuwbouw Gebruiksfase Renovatie
ja ja ja
ja nee ja
ja ja ja
ja nee nee
ja nee nee
Themaâ&#x20AC;&#x2122;s Energie Materialen / afval Water Transport / mobiliteit Gezondheid en welzijn Management Gebruikskwaliteit Toekomstwaarde Landgebruik en Ecologie Vervuiling
ja ja ja nee ja nee ja ja nee nee
ja ja ja ja nee nee nee nee ja** nee
ja ja ja ja ja ja nee nee ja ja
ja ja ja nee ja nee ja ja ja** nee
ja ja ja nee ja nee ja ja ja ja
ja nee
ja nee
ja ja
nee nvt
nee nvt
sss
ssss
sssss
NVT
NVT
ja ss Score 1 tot 10 sssss
ja ss MIG score G tot A+++ ssss
ja sssss Label 1 tot 5 sterren sss
nee ss CertiďŹ caat wel/niet s
nee sssss CertiďŹ caat wel/niet s
ja
nee
ja
nee
nee
ja
nee
ja, DGBC tool nee
nee
Gebruik software Te verkrijgen Gratis Benodigd kennisniveau INVULLEN CertiďŹ cering/berekening Onafhankelijk +OSTEN Uitkomst Schaal !ANTAL GECERT GEBOUWEN Subsidie MIA\Vamil Aanvraag omgevingsvergunning
ClassiďŹ catie gebaseerd op de de Keurmerkenwijzer (app van Milieucentraal) Beoordeling milieu: Beoordeeld zijn klimaatbelasting, energie- en watergebruik en afvalbeheer bij productie Beoordeling controle: 5 sterren: geaccrediteerde controle; 3 sterren: controle gebeurt door de keurmerkeigenaar; 2 sterren: alleen controle bij de eerste toekenning van het keurmerk ** Schaduwkosten zijn aangevuld met landgebruik, uitputting, hinder, etc.
anderzijds voor certiďŹ cering veel bewijslast gevraagd wordt. Er is een expert nodig die advies geeft of de beoordeling voorbereidt. Daarna wordt een assessment uitgevoerd door een onafhankelijke derde. Dit is een uitgebreid traject, waarin veel berekeningen worden gemaakt en bewijslast moet worden geleverd. BREEAM is een internationaal erkende methodiek, waar veel waardering voor is. Hierdoor is de MIA\Vamil regeling van toepassing, waardoor er investeringsvoordelen te behalen zijn.
DUBOkeur Woning Bij DUBOkeur Woning wordt een woning beoordeeld op de onderdelen energie, materiaal, water en comfort en gezondheid. De woning wordt na oplevering op deze onderdelen gecontroleerd. Wanneer de woning voldoet aan de criteria, zal het DUBOkeurÂŽ Woning certiďŹ caat worden uitgereikt. Het doorlooptraject hiervan is relatief kort, waardoor een gebouw dat voldoet aan de eisen op korte termijn een certiďŹ caat kan verkrijgen.
Cradle to Cradle Cradle to Cradle was altijd alleen gericht op producten, maar in 2010 is ook het eerste kantoorpand in Nederland gecertiďŹ ceerd. De eisen voor certiďŹ cering zijn gebaseerd op het streven om gesloten biologische of technische kringlopen te creĂŤren voor materialen en afval. Daarnaast wil men hiermee een zo energie- en waterzuinig gebouw creĂŤren. Dit geldt zowel voor de realisatie als voor het gebruik van het gebouw. Daarnaast is het hele ontwerp zodanig ingericht, door bijvoorbeeld het gebruik van natuurlijke materialen, veel daglicht, atria en een optimale klimaatbeheersing, dat het gebouw maximaal de productiviteit van haar gebruikers stimuleert. â&#x20AC;&#x201D;
*
Nanda Naber en Gert Jan van Beijnum zijn als adviseurs verbonden aan het Nederlands Instituut voor Bouwbiologie en Ecologie (NIBE) â&#x20AC;&#x201C; nibe.org en nibe.info
architectenweb â&#x20AC;&#x201D; 65
Duurzaamheid vraagt veel van leveranciers. Producten moeten op alle punten, van grondstoffen tot ontwerp, milieuvriendelijk worden. Door continue innovatie komt stap voor stap een echt duurzame leefomgeving in zicht.
66 â&#x20AC;&#x201D; architectenweb
Geen kwade reuk Geweven vinyl verbindt het praktische voordeel van harde vloerbedekking met de uitstraling van zachte vloerbedekking. Die kwaliteit wil Bolon koppelen aan kwaliteit in ontwerp en duurzaamheid. De vinyl vloerbedekking van de onderneming bevat geen schadelijke stoffen. De producent gebruikt bijvoorbeeld een natuurlijke weekmaker in de collecties Botanic, Create en Missoni, en gaat die ook toepassen in al haar andere collecties. De geweven vinylvloerbedekking heeft verschillende duurzaamheidcertiďŹ caten ontvangen, zoals Floorscore en Greentag en draagt volgens Bolon bij aan een hogere BREEAM-score voor gebouwen. bolon.com
Van PET-fles naar voile Artimo Textiles geeft PET-flessen een nieuw leven. De kwaliteit Vivo FR van Artimo is samengesteld uit honderd procent gerecycled garen. Dit Newlife-garen is gemaakt van gebruikte PETflessen. Deze duurzame oplossing resulteert in een mooie, 300 cm hoge transparante stof. De voile is leverbaar in vijf kleuren. Verder
is de Vivo FR vlamvertragend, gemakkelijk wasbaar en kleurecht. Dit maakt de stof zeer geschikt voor de projectmarkt, aldus de producent. artimo.nl
Ingeklemd gehangen Het idee achter Slide is eenvoudig. Het ontwerp bestaat uit twee metalen buizen die in of uit elkaar zijn te schuiven en zo tussen vloer en plafond kunnen worden geklemd. De buizen zijn voorzien van een aantal verstevigde kunststof haken die op verschillende hoogtes kunnen worden bevestigd. In de eenvoud schuilt tevens de kracht van het ontwerp: de vorm zegt alles over de functie. De kapstok is op zijn plek in een entree of garderobe, maar kan door het flexibele karakter ook tegen een wand of midden in de ruimte worden geplaatst. Meerdere exemplaren kunnen bij elkaar worden geplaatst. van-esch.com
Ahrend 2020: duurzaam design Het antwoord op het Nieuwe Werken, de stoel die iedereen past, perfect instelbaar is, die mensen motiveert en duurzaam wordt geproduceerd. Zo omschrijft de leverancier de Ahrend 2020. De stoel is ontworpen door Paul Brooks met grote aandacht voor design, ergonomie en duurzaamheid. Het meubel is onderscheiden met een Cradle to Cradle-certificaat en voldoet aan NPR 1813 kolom 2. Volgens Ahrend is de Ahrend 2020 toegepast in bedrijven als Eneco, Tempo Team en Albert Heijn en bij de Ministeries van Veiligheid en Justitie, en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. ahrend.com > architectenweb — 67
Alles te overzien, alles onder controle Met een intelligente gebouwbesturing kan het energieverbruik effectief teruggedrongen worden. Gira stelt dat daarbij tegenwoordig talrijke functies probleemloos worden gerealiseerd en ook complexe taken doeltreffend kunnen worden uitgevoerd. Belangrijk is dat de gebouwtechniek eenvoudig kan worden overzien en bediend. De touchpanels Gira Control 9 Client en Gira Control 19 Client zijn bedieningsapparaten voor het KNX/EIB-systeem. De aanduidingen 9 en 19 staan daarbij voor de beelddiagonaal in inches, overeenkomend met respectievelijk 23 en 47 centimeter. Beide apparaten kunnen aan de Gira HomeServer 4 worden gekoppeld. gira.nl
Geen vocht en schimmel met PrégyWAB De gipsplaat PrégyWAB is uitermate geschikt als ondergrond voor tegelwerk of ruimtes met een extreem hoge luchtvochtigheid, meldt Siniat. De gipsplaat is ontworpen als alternatief voor de traditionele cementgebonden platen en toepasbaar in zowel de woning- als de utiliteitsbouw. Volgens de leverancier is PrégyWAB goed toepasbaar in ruimtes met een lage tot hoge blootstelling aan luchtvochtigheid, zoals badkamers en natte ruimtes in woningbouw. De plaat kan direct worden betegeld of geverfd, met toepassing van een sealer. Siniat biedt op zijn website de ‘uitgebreide persoonlijke OnLine Gips Adviseur, genaamd OLGA’. siniat.nl
68 — architectenweb
Meer mogelijk met minder Twee elementen vormen de basis van het opvallende zitsysteem MODU+. Zonder gereedschap kan met dezelfde elementen telkens een ander meubel worden gecreëerd, van een ziteiland tot een bank of een bed. Het systeem bestaat uit een basis van kwalitatief hoogstaande materialen met een verwisselbare of wasbare hoes, aldus de leverancier. Stoffering is mogelijk in leer en textiel, alsook een bekleding in buitenkwaliteit, in tal van kleurcombinaties. MODU+ is duurzaam, betaalbaar en wordt gekenmerkt door een minimalistisch ontwerp. Het zitsysteem is er als strakke ‘original’ en als losser gestoffeerde ‘soft’-versie. Bijpassend zijn er tafeltjes voor aan, tussen of naast de elementen, iPad-houders en ledlampen. moduplus.nl
Sentido KNX aanraakschakelaar Het strakke en verfijnde ontwerp van de KNX aanraakschakelaar Sentido is bekroond met verschillende designprijzen. De Sentido is opgedeeld in twee of vier vlakken. Wanneer meer dan één vlak tegelijk wordt aangeraakt, treedt de gepatenteerde multitouch-functie in werking. Een van de nieuwe kenmerken van de multitouch is de zogenoemde room toggle-functie. Hiermee is het mogelijk om een welkomstsfeer te creëren: met één enkele aanraking wordt de verlichting in- of uitgeschakeld. Sentido bevat nu tevens een volledig operationele thermostaat en een ‘scene controller’ waardoor de schakelaar zelf scenes kan aanmaken. Via de RGB-controller kan Sentido ook RGB-verlichting aansturen. basalte.be > architectenweb — 69
Finsa nu standaard FSC gecertificeerd Dit najaar introduceert Baars & Bloemhoff de geheel vernieuwde Finsa Gama Duocollectie, gecreëerd onder de Spaanse zon. De warme en duurzame collectie van Finsa koppelt volgens Baars & Bloemhoff de vele mogelijkheden in HPL en Melamine. De collectie sluit aan bij de laatste interieurtrends en wordt standaard aangeboden met het FSC-certificaat. De uitgebreide collectie biedt talloze combinaties van drager, decor en structuur. Daaronder zijn nieuwe, opvallende structuren als ‘fijnbezaagd’ en ‘textil’. baars-bloemhoff.nl
Licht uit alle richtingen InVerto van Lumiance is een reeks decoratieve led-armaturen met een moderne, afgeronde vormgeving. InVerto heeft een robuuste IP65-constructie en is beschikbaar in vier modellen: een wandarmatuur voor directe en indirecte verlichting, een wandarmatuur voor directe verlichting, een plafondopbouwarmatuur en een pendelarmatuur. De armaturen zijn geschikt voor zowel binnen als buiten. Er is een ruime keuze aan kleuren en afwerkingen mogelijk. Standaard is InVerto beschikbaar in mat wit, glanzend zwart, satijn zilver en mat roest. Daarnaast kan Lumiance de InVerto in elke denkbare kleur aanbieden, van glanzend oranje en glanzend rood tot mat groen en mat blauw, of in elke andere gewenste kleur, belooft de leverancier. havells-sylvania.com/led/lumiance/inverto
70 — architectenweb
Massief NT geeft de gevel glans De gevelbekleding Massief NT van Plastica kan worden aangeboden met een hooglans-coating. Volgens Plastica is dit de enige gevelplaat die een dergelijke hoogglansafwerking heeft. De toplaag die de hoogglans geeft kan worden toegepast op de hele kleurencollectie. Volgens de leverancier zijn de kwalitatieve producteigenschappen van de Massief NT-panelen hierbij onveranderd. De gevelplaten zijn standaard dubbelzijdig te gebruiken, zijn ze bijzonder duurzaam en blijven ze over de jaren heen uitstekend van kleur, aldus Plastica. massiefnt.nl
Kit slaat bruggen Kit is de brug van geconcentreerd werken naar interne communicatie, aldus Palmberg. Het meubel is evenzeer geschikt voor een korte staande bespreking als voor een kleine laptoppresentatie. Kit is geheel bekabelbaar en biedt alle belangrijke media-aansluitingen. In combinatie met het sideboard-programma Select biedt Kit de mogelijkheid een communicatiezone in de vorm van een pantryomgeving in te richten. Door de optie van geĂŻntegreerde elementen, zoals een afwasmachine en koelkast, verbindt Kit een functionele pantry met een loungeomgeving. Het meubel is er in verschillende hoogtes, breedtes en dieptes, kan vrijstaand worden geplaatst en is ook als muurgebonden element verkrijgbaar. palmberg.nl > architectenweb â&#x20AC;&#x201D; 71
Formica Laminate 100th Year Anniversary Collection Formica Group, de uitvinder van het laminaat, viert haar honderdjarig bestaan met een nieuwe collectie van zijn iconische Formica-laminaat. De Anniversary Collection is onthuld op het evenement voor interieurdesign in Zaandam, Design District. De nieuwe dessins van de jubileumcollectie weerspiegelen volgens de producent perfect het merk Formica en zijn geschiedenis. De Anniversary Collection is ontworpen door het beroemde designadviesbureau Pentagram en zijn partner Abbott Miller. Het bevat twaalf grafische patronen in vier collecties: Ellipse Collection, Endless Collection, Dotscreen Collection and Halftone Collection. formica.com
Prijsvraag: beton voor de natuur Iedereen wordt uitgedaagd om bij te dragen aan de ideeënprijsvraag ‘beton voor de natuur’. De uitdaging is een vernieuwend idee voor de toepassing van beton ten behoeve van natuurbeleving, -ontwikkeling en/of –bescherming te presenteren. De drie sleutelwoorden in de ideeënprijsvraag ‘beton voor de natuur’ zijn dan ook: bescherming, ontwikkeling en beleving. Het beste idee wordt beloond met een voucher ter waarde van € 5.000 voor onderzoek of advies voor de verdere ontwikkeling van het idee. Wie belangstelling heeft voor deelname, kan zich vooraf aanmelden via de onderstaande website. indekiemgescoord.nl
72 — architectenweb
Gevelcassettes naar wens Limeparts levert geventileerde cassettegevelsystemen in diverse materialen onder het motto ‘one stop shop’. Van voorstudie via engineering tot plaatsing, de leverancier begeleidt het hele traject. Cassettegevels zijn strak, naadloos en onderhoudsvriendelijk, meldt Limeparts, en bovendien duurzaam. In samenspraak met architecten wil de onderneming voor ieder project de juiste ontwerpoplossing ontwikkelen. limeparts.nl
Brandwerende sandwichpanelen SAB-profiel heeft een uitgebreid assortiment duurzame, brandwerende sandwichpanelen SAB WB EW30. De PIRpanelen hebben een brandwerendheid van dertig minuten en vallen wat betreft brandgedrag in klasse B-s2,d0. Voor de brandtesten verwijst de leverancier naar de SAB-website. De panelen hebben een blinde bevestiging met 1000 mm werkbreedte en zijn verkrijgbaar in de dikten 80, 100 en 120 mm en vier liniëringen. Met alle typen is een Rc-waarde van meer dan 3,5 m2K/W te behalen, stelt SAB-profiel. De sandwichpanelen kunnen worden vervaardigd uit voorgelakt staal, zoals Colorcoat Prisma of Colorcoat HPS200 Ultra, met garantietermijnen tot 30 of 40 jaar. sab-profiel.nl >
architectenweb — 73
Bamboe met tijgerstreep Het MOSO ‘density’-materiaal is een bamboe plaatmateriaal waarbij de bamboeknopen niet meer zichtbaar zijn. Hierdoor krijgt het plaatmateriaal de uitstraling van hardhout. Door het comprimeren – tot het soortelijk gewicht 1050 kg/m3 – wordt het materiaal extreem hard: 2,5 keer zo hard als eiken. Daarmee is het geschikt voor toepassing in onder meer wanden, trappen, kasten, keukens en werkbladen. Sinds kort is de extra harde uitvoering beschikbaar in de opvallende ‘Tiger’-stijl, in de afmetingen 122 x 244 centimeter en met een dikte van 4 of 20 millimeter. maiburghout.nl
Voor een aangenaam binnenklimaat Onlangs is het eerste Active House-renovatieproject in Nederland geopend. Hierbij zijn tien sociale huurwoningen duurzaam opgeknapt en energiebesparend gemaakt met onder andere drie producten van Smits Rolluiken en Zonwering. Er is een orkaanbestendig, insectenwerend SR-screen geplaatst. Tevens is het Rolluik lite, dat veertig procent kleiner is dan een normaal rolluik, toegepast. Tot slot is het zonnescherm Picca gebruikt. Alle producten zijn draadloos via een handzender, smartphone of tablet te bedienen. Als voordelen van deze producten noemt Smits, naast veiligheid en privacy, de zonwering, een prettig binnenklimaat en besparing van stookkosten. smitsrolluiken.nl
LeeFrame op Schiphol Airport Leebo Intelligente Bouwsystemen heeft met zijn lichtgewicht LeeFramesysteem bijgedragen aan de herinrichting van Lounge 4 op Schiphol Airport. Met de duurzame LeeFrame-profielen is circa tweeduizend vierkante meter vloeroppervlak gerealiseerd, meldt de leverancier, die benadrukt dat het systeem snel geleverd en gemonteerd kan worden. Reizigers kunnen in de lounge rusten op de verhoogde wachtruimtes en winkelen in de duty free shops, alle opgebouwd uit constructieve LeeFrameelementen. Andere projecten waarin Prefab LeeFrame is toegepast, zijn bijvoorbeeld Toverland Sevenum, Franciscus Ziekenhuis Roosendaal en Blaak 31 in Rotterdam. leeframe.nl
74 — architectenweb
Glamwall 3D-wandpanelen Driedimensionale wandbekleding is een zekere trend in de interieurarchitectuur. DutchForDesign levert nu de duurzame 3D-panelen Glamwall in Nederland. Glamwall wordt vervaardigd uit bamboepulp, zodat het basismateriaal honderd procent ecologisch verantwoord is. De panelen zijn licht in gewicht en hierdoor eenvoudig en snel te monteren. Glamwall is in zeventien trendy designs verkrijgbaar in verschillende afmetingen. De driedimensionale panelen zorgen voor een repeterend patroon: een levendige wand. glamwall.nl
Houten shutters De Solid Wood-shutters worden vervaardigd uit lindenhout, eiken, wengé of abachi. Ze worden, met oog voor een goede afwerking geheel in eigen fabriek geproduceerd. Het maatwerkprogramma is leverbaar in de lamelbreedtes 35, 60, 80 en 90 millimeter. In dezelfde houtvariëteiten zijn ook jaloezieën leverbaar, zodat deze warme en natuurlijke zonweringen in combinatie kunnen worden toegepast. Volgens de leverancier zijn de Solid Wood-shutters en -jaloezieën interessant geprijsd en binnen vier weken leverbaar. zonnelux.nl —
architectenweb — 75
Colofon Architectenweb magazine Architectenweb magazine verschijnt vier maal per jaar ISSN 1877-8690
Redactieadres Architectenweb B.V. Postbus 92103 1090 AC Amsterdam 020 - 71 30 600 redactie@architectenweb.nl www.architectenweb.nl Uitgever Martijn Postmus mp@architectenweb.nl Hoofdredacteur Michiel van Raaij mvr@architectenweb.nl Redactie Robert Muis rm@architectenweb.nl Ronnie Weessies rw@architectenweb.nl Redactiestagiaire Naomi Cheung San Medewerkers aan dit nummer Gert Jan van Beijnum, Kirsten Hannema, Robert-Jan de Kort, Nanda Naber, Sjoerd Reitsma, Karin Roelofse en Aldo Trim Basisontwerp en vormgeving Solar Initiative, Amsterdam Drukkerij Ipskamp Drukkers, Enschede Coverfoto Thea van den Heuvel/DAPh Advertenties Bart Sakkers 020 - 71 30 600 sales@architectenweb.nl
76 — architectenweb
Advertentie-index Abonnementen Jaarabonnement (4 nummers) € 79,– Nabestellingen € 24,50 per nummer (incl. BTW en verzendkosten) Alle prijzen zijn onder voorbehoud van prijswijzingen. Het abonnementsgeld dient bij vooruitbetaling aan het begin van ieder kalenderjaar te worden voldaan. Voor de betaling ontvangt u een factuur. Abonnementen kunnen per nummer ingaan en worden zonder tegenbericht aan het einde van het kalenderjaar automatisch verlengd. Opzeggen dient schriftelijk te gebeuren bij Architectenweb B.V., minimaal vier weken voor het einde van het kalenderjaar. Adreswijzigingen dienen schriftelijk te worden doorgegeven. Wet op de persoonsregistratie Wij maken u erop attent dat wij enkele door u als abonnee verstrekte gegevens, zoals naam, adres en telefoonnummer, hebben opgenomen in ons gegevensbestand. Vrijwaring Uitgever en auteurs verklaren dat dit blad op zorgvuldige wijze en naar beste weten is samengesteld. Evenwel kunnen uitgever en auteurs op geen enkele wijze instaan voor de juistheid of volledigheid van de informatie. Uitgever en auteurs aanvaarden dan ook geen enkele aansprakelijkheid voor schade, van welke aard ook. © 2013 — Architectenweb B.V. Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen en/of op enigerlei wijze worden gereproduceerd zonder schriftelijke toestemming van Architectenweb B.V. Het binnenwerk van Architectenweb magazine is gedrukt op FSC-gecertificeerd papier.
Branded content Foreco — 60 Interface — 34 Legrand — 59 Saint-Gobain — 30 Tata Steel — 50 Wienerberger — 61 Advertenties Dekker — 2 Dynamobel — 4 Espero — 78 Mosa — 5 Reynaers — 79 Saint-Gobain — 80 SSAB — 77 Wienerberger — 3 Advertorials Ahrend — 67 Artimo — 67 Baars Bloemhoff — 70 Basalte — 69 Cement en Beton — 72 Dutch for Design — Formica — 72 Gira — 68 Havells Sylvania — 70 Leebo — 74 Limeparts — 73 Maiburg — 74 Moduplus — 69 Palmberg — 71 Plastica — 71 SAB Profiel — 73 Siniat — 68 Smits Rolluiken — 74 Van Esch — 67 Window Fasion — 75
GREENCOATÂŽ â&#x20AC;&#x201C; DE NIEUWE GENERATIE VOORGELAKT PLAATSTAAL Felsbaar Prelaq PLX staal voor fraaie gevels en daken is nu voorzien van Prelaq GreenCoat, het milieuvriendelijke laksysteem. GreenCoat is een nieuwe gepatenteerde slijtvaste coating waarin traditionele oplosmiddelen op basis van fossiele grondstoffen zijn vervangen door duurzame plantaardige alternatieven. Daarmee opent GreenCoat de deur naar duurzamere gebouwen.
www.prelaq.com
Neem nu een abonnement op een van onze nieuwsbrieven.
architectenweb.nl/nieuwsbrief architectenweb
them@gazine
Een overzicht van het belangrijkste nieuws uit de wereld van de architectuur.
De nieuwste bouwproducten gegroepeerd per productcategorie, zoals sanitair, vloerafwerking of isolatie.
nieuwsbrief
webspecial
Nieuw
.3 *)*61&3)
SKYFOLD
ELEKTRISCHE VERTICALE WANDSYSTEMEN Het ruime assortiment mobiele wanden van Espero is nu nog verder uitgebreid door de exclusieve vertegenwoordiging :&3 !0=+41) .3 *)*61&3) 75*64 '.*)8 9 -.*62** **3 '6**) scala aan elektrische verticale wandsystemen met geluidsisolatiewaarden t/m 56dB. Skyfold is vol overtuiging ofďŹ cieel lid van de US Green Building Council. The Green Council streeft naar beter ontworpen gebouwen die niet alleen milieuvriendelijk en sociaal verantwoord zijn, maar ook de kwaliteit van de werkomgeving willen verbeteren. The Green Council heeft een benchmarking-systeem wat bekend staat als LEED (Leadership in Energy & Environmetal Design). Als het aankomt op het gebruik van gerecycleerde materialen voor een van de Skyfold wandsystemen kunnen architecten en eindgebruikers rekenen op onderstaande LEED accreditatie voor hun project: @ *6*(=(1**6)* 2&8*6.&1*3 848 @ & ,*'69.0 848 @ $446 ,*'69.0 848
Deze op maat gemaakte systemen zijn volledig automatisch opvouwbaar in het plafond, waardoor waardevolle vloeroppervlakte benut kan worden. Door de eenvoudige, stille en elektrische bediening deelt u ruimtes in enkele minuten. De wanden zijn vlak, stabiel en duurzaam met een gewicht vanaf slechts 34 kg/m2 (afhankelijk van de gekozen afwerking). $6&&, 43>* )4(92*38&8.* &&3 :446 2**6 .3+462&8.* *3 mogelijkheden, ook over onze andere wandtypen: Sonico, 1*<.4 $.7.4 $.7.4 *3 #34 9514 Uitgebreide bestekservice en projectpresentatie vindt u op onze website: www.espero.nl of op www.skyfold.com
Espero BV Sluisweg 26 -28 5145 PE Waalwijk T 0416 338955 E info@espero.nl I www.espero.nl
Saint-Gobain Glass is de eerste glasfabrikant die Environmental Products Declarations (EPD) uitbrengt op basis van een complete Life Cycle Assessment. De Life Cycle Assessment (LCA) is een beproefde wetenschappelijke aanpak die het mogelijk maakt in elke levensfase van het te beoordelen en product te kwantificeren (CO2-uitstoot, energie- en waterverbruik, luchtverontreiniging, …). De LCA is gebaseerd op internationale ISO-normen en daarmee van grotere waarde dan een privaat label.
Stap 2: productie van vlakglas Stap 3: behandeling van het oppervlak (coating)
Stap 1: grondstofwinning
Life Cycle Assessment
Stap 4: verwerking
Stap 5: transport
Stap 7: end of life
Stap 6: levensduur van de beglazing
De LCA resultaten kunnen op gebouwniveau worden geconsolideerd. Dankzij dit instrument kan Saint-Gobain Glass dagelijks haar beperken en zo een bijdrage leveren aan een duurzame leefomgeving.
The future of glass. Since 1665. Scan de QR-code om meer over EPD te lezen en de resultaten te bekijken.
Aan dit logo herkent u beglazing die een Life Cycle Assessment heeft ondergaan. De Environmental Product document waarin de beoordelingsresultaten worden getoond. Om volledig transparant te zijn hebben we besloten de resultaten door een derde partij te laten verifiëren. www.sgglca.com